Proeftuin Rotterdam
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Proeftuin Rotterdam Bestuurlijke maakbaarheid tussen 1975 en 2005 Rotterdam as a testingground for governmental malleability between 1975 and 2005 Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op gezag van de rector magnificus Prof.dr. H.G. Schmidt en volgens besluit van het College voor Promoties. De openbare verdediging zal plaatsvinden op donderdag 18 november 2010 om 15.30 uur door Elisabeth Arnoldina Geertruida van den Bent geboren te ’s-Gravenhage Promotiecommissie Promotor: Prof.dr. P.T. van de Laar Overige leden: Prof.dr. A.M. Bevers Prof.dr. L. Winkel Prof.dr.ir. V.J. Meyer 2 Inhoud Inleiding p. 4 Tijdsbeeld Aanloop; de wederopbouwperiode p. 8 Rood Rotterdam; de stad tussen 1975 en 1985 Onderlinge verhoudingen, Werk, Stad in de knel, Muzen p. 13 Nieuw Rotterdam; de stad tussen 1985 en 1995 p. 27 Vernieuwing als ideaal, De slag om Zestienhoven vervolgd, Muzen, Media Leefbaar Rotterdam? De stad tussen 1995 en 2005 p. 44 Werk, Na het referendum, Politieke aardverschuiving, Muzen Verkiezingen 2006 p. 62 Proeftuin Rotterdam Inleiding p. 64 Typisch Rotterdam - ontwikkeling van de verzorgingsstaat - rijksinvloed Inspraak p. 70 Deelgemeenten: sociaal of politiek, decentralisatie en deelbelangen, politieke participatie - status en bevoegdheden, kritiek - Stadsvernieuwing: opmaat, bouwen voor de buurt, kritiek – Grondpolitiek en stadsontwikkeling; de openbare ruimte en de markt – Bestuurlijke vernieuwing – Het correctief referendum, kritiek – Inspraak na het referendum – Samen of apart? – Islamdebatten - Ongeregisseerde inspraak: bordelettes en tippelzones – Nabeschouwing Verkeerde lijstjes p. 123 Tijdelijk of permanent? Spreiding: fase één: de stadsvernieuwing lost alles op – fase twee: gespreide concentratie – fase drie: herstructurering – laboratorium Tarwewijk - fase vier: de Rotterdamwet - Kritiek. Onderwijs en werk: regulier onderwijs – werk en scholing - terugploegen - combinatie met inburgering - andere toonzetting – Kritiek Sociale cohesie p. 162 Maakbaarheid van welzijn en geluk – Vrijwilligerswerk: ontwikkeling, het debat, het rapport, migranten en vrijwilligerswerk, tussenstand, betaald of onbetaald? - Opzoomeren – Stadsetiquette – Particuliere praktijken –– Objectieve en subjectieve veiligheid – Kritiek: verbinding, veiligheid, waardering van welzijnswerk, terugblik: sociale cohesie als instrument Aantrekken en afstoten p. 209 Scheepsbouw – Overslag - Verwachtingspatronen en civic responsibility: de ondernemers, de politici - Promotie van stad en haven: acquisitie, stedenconcurrentie, revitalisering, R650, festivalbloed - Verzelfstandiging en participaties: politieke principes, praktijk: het Havenbedrijf, de deconfiture – Kritiek – Terugblik Maakbaar Rotterdam; slotbeschouwing p. 251 Bestuurlijke legitimatie: decentralisatie, bestuurlijke vernieuwing, actief burgerschap, veiligheid - Demografische spreiding - Reparatie van het maatschappelijk middenveld - Economische sturing ‘van bovenaf’ - Economische sturing ‘op afstand’. De maakbaarheid van Rotterdam; samenvatting en conclusie Bijlagen Bronnen p. 265 BBP en werkgelegenheid tussen 1970 en 2005 p. 276 Uitslag Rotterdamse gemeenteraadsverkiezingen 1946 – 2006 Beschikbaar inkomen per hoofd van de bevolking in de grootstedelijke regio’s in 2005 p. 277 Curriculum vitae promovendus English summary p. 278 Index p. 281 3 Inleiding In maart 2006 begon ik met een onderzoek naar de geschiedenis van Rotterdam in de laatste dertig jaar, dat wil zeggen van ongeveer 1975 tot en met 2005. De opdracht hiertoe kwam van het College van Burgemeester en Wethouders; de burgemeester vroeg daarbij uitdrukkelijk aandacht voor Rotterdam als aanvoerder van ‘de verkeerde lijstjes’ en voor de voor velen verrassende uitslag van de verkiezingen van 2002. Achter die wens school de vraag hoe het mogelijk was dat alle bestuurlijke inspanningen nauwelijks tot een lagere plaats op die lijstjes hadden geleid en zelfs waren uitgemond in een grote onvrede die mogelijk ten grondslag lag aan de verkiezingsuitslagen. De gekozen periode leidt onvermijdelijk tot problematische geschiedschrijving. Het verleden lijkt nauwelijks ‘geschiedenis’, er heeft nog geen reflectie plaatsgevonden en het is haast ondoenlijk de enorme hoeveelheid voor het opscheppen liggende gegevens op hun waarde te schatten. De problematiek geldt des te sterker omdat velen zelf de gebeurtenissen hebben meegemaakt en er onderwerpen aan de orde komen waarover haast iedereen een mening heeft. Dat maakte de opdracht spannend; tegelijkertijd betekende het dat een duidelijke invalshoek onontbeerlijk was. Hoewel ik me vast had voorgenomen de visie en het optreden van de overheid niet als leidraad te nemen, gaf de vraag van de burgemeester - in wezen een vraag naar bestuurlijke maakbaarheid - daar wel aanleiding toe. Bovendien is in een verzorgingsstaat als de Nederlandse de hand van de overheid bijna overal voelbaar. Zo kwam bestuurlijke maakbaarheid toch centraal te staan. Via City and Port van Han Meyer kwam ik op het spoor van een geschikte invalshoek voor de selectie van thema’s en de beschrijving ervan; namelijk de opvattingen van Hannah Arendt over het publieke, sociale en private domein. 1 De drie domeinen kunnen kortweg als volgt worden opgevat. 2 Het publieke domein fungeert als de voor ieder individu toegankelijke ruimte (niet alleen in fysieke zin!) waar burgers elkaar ontmoeten om in alle openbaarheid, vrijheid en gelijkheid voor de wet publieke belangen vanuit verschillende gezichtspunten te belichten en behartigen. Tegenover het publieke domein staat het private domein, openbaarheid tegenover ‘privacy’. In tegenstelling tot het vrije handelen in het publieke domein, domineert hier de noodzaak van overleven van het individu en zijn reproductie. Het derde domein is het sociale domein dat uit verbanden van ‘soortgenoten’ bestaat, van familie tot kerk en vereniging: het ‘maatschappelijk middenveld’. In die groepsverbanden kan het individu zich beter in de samenleving staande houden dan de ongebonden enkeling. In het sociale domein staan vrijwillige deelname en aanvaarding van verantwoordelijkheid voor het groepsbelang voorop. Elke groep heeft daarbij een eigen identiteit, zoals ieder individu er in de privé-sfeer zijn eigen voorkeuren op na houdt. In het publieke domein is identiteit vanwege het gelijkheidsbeginsel echter irrelevant als toegangscriterium; juist de aanwezigheid van zoveel mogelijk verschillende identiteiten en opvattingen is essentieel voor het goed functioneren van het publieke domein. De domeinen kennen ieder hun 1 Han Meyer City and Port. Transformation of Port Cities London, Barcelona, New York, Rotterdam. Rotterdam 1999, p.20-40. Bij zijn analyse van de ruimtelijke transformatie van vier havensteden paste Meyer Arendts visie vooral toe op de fysieke openbare ruimte. 2 Gebaseerd op Hannah Arendt Vita activa Amsterdam 1994 en WRR (vervaardigd olv H.R. van Gunsteren) Eigentijds bugerschap Den Haag 1992. 4 eigen, wettelijk vastgelegde regels. Het publieke domein is algemeen toegankelijk, het private domein alleen als de ‘eigenaar’ daarvoor toestemming geeft. Net zo goed als de private ruimte beschermd moet worden tegen publieke machtsuitoefening, moeten ook het publieke en sociale domein wettelijk worden beschermd tegen machtsuitoefening van personen of partijen in private hoedanigheid in openbare ruimtes. Dat gebeurt onder meer door vrijheid van vereniging en vergadering, persvrijheid en kiesrecht. De burger vervult autonoom, oordeelkundig en loyaal de dubbelrol van regeren en geregeerd worden. Burgers in deze zin bezitten een door de democratische rechtsstaat gegarandeerde autonomie, hun oordeelkundigheid blijkt vooral uit een competente omgang met pluraliteit en hun loyaliteit geldt de publieke organisatie van die pluraliteit, dat wil zeggen de georganiseerde democratie als zodanig. De organisatie van de pluraliteit is de taak van de democratische rechtsstaat; de overheid dient de normen daarvoor openlijk uit dragen. Dat betekent onder meer dat deze normen uitsluitend de publieke sfeer betreffen en daar dan ook worden opgelegd, én dat de overheid de sociale en private sfeer niet zodanig bewerkt dat daarin deze normen ‘spontaan' ontstaan. Daarentegen dient de overheid wél het voortouw te nemen bij de vorming van mensen tot autonome en oordeelkundige leden van een publieke gemeenschap. Burgerschap wordt in de eerste plaats geleerd en bevestigd door de uitoefening ervan in de organisatie van pluraliteit. 3 De combinatie van een langdurig overwicht van de Partij van de Arbeid in het Rotterdamse stadsbestuur en de notie van Arendt dat een op slechts één perspectief gebaseerde samenleving ondenkbaar is, maakte onderzoek naar de omgang van het stadsbestuur met de drie domeinen extra verleidelijk. 4 Dat verklaart mijn uitgebreid gebruik van de bronnen van het stadsbestuur, naast veel andere bronnen die mij konden informeren over (de effecten van) het bestuurlijk optreden. Daarnaast boorde ik graag de columns van Koos de Gast aan, die als ‘democratisch geweten en maatschappelijke barometer’ in het Rotterdams Nieuwsblad de Rotterdamse politiek op de voet volgde. Feitelijke gebeurtenissen ontleende ik vooral aan de Dagelijkse Kroniek in het Rotterdams Jaarboekje . Als globale einddatum van het onderzoek heb ik de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 aangehouden; dat maakt het mogelijk na te gaan of de politieke kleur van de opeenvolgende stadsbesturen verschil maakt in de benadering van de drie domeinen. Uit de stadsgeschiedenis van de afgelopen dertig jaar probeerde ik vooral