Gemeente Oen ! laag üicnsc Stedelijke Ontwikkeling

Uitwerkingsplan Onderdoorgang Houtkade

(Bestemmingsplan Leidschenveen)

(voorontwerp)

februari 2005

Al.

O Uitwerkingsplan Onderdoorgang Houtkade

(Bestemmingsplan Leidschenveen)

(voorontwerp)

februari 2005 Inhoudsopgave Blz.

Toelichting

1. Inleiding -1- a. Aanleiding voor het uitwerkingsplan -1- b. Plangrenzen -1- c. Leeswijzer -1-

2. Gebiedsbeschrijving -1- a. Landschappelijke kenmerken -1- b. Omgevingskenmerken -1-

3. Project- en gebiedsbeschrijving -2-

4. Beleidsvoorwaarden -3- a. Het bestemmingsplan -3- b. Milieuaspecten -3-

5. Juridisch plan -5- a. Toelichting op de voorschriften -5-

6. Economische uitvoerbaarheid -5-

Voorschriften Toelichting 1. Inleiding

a. Aanleiding voor het uitwerkingsplan

Het gebied tussen Den Haag, en verstedelijkt in hoog tempo. Op een groot aantal plekken verrijzen Vinex-locaties en bedrijvenlocaties. Om te wonen, Viferken en recreëren hebben steeds meer mensen behoefte aan comfortabel openbaar vervoer.

RandstadRail maakt voor het grootste gedeelte gebruik van bestaand spoor: de Zoetermeer Stadslijn en de Hofpleinlijn. Deze bestaande verbindingen worden omgebouwd en gekoppeld aan het lokale - of metronel en zal in 2006 gaan rijden.

Vanwege de hoge frequentie waarmee RandstadRail gaat rijden, zullen vrijwel alle gelijkvloerse kruisingen worden afgesloten of vervangen door ongelijkvloerse kruisingen. Voor de bestaande overweg bij de Roeleveenseweg (Houtkade) betekent dit dat deze zal wovden vervangen door een onderdoorgang welke bestemd is voor fiets- en voetverkeer, bestemmingsverkeer (personenauto's en tractoren) en hulpdiensten.

b. Plangrenzen

Plangebied ' Uitwerkingsplan Onderdoorgang Houtkade' wordt begrensd door: - Aan de zuidkant de Roeleveenseweg met de bestaande agrarische bedrijven; - Aan de noordkant de Zoetermeerse Rijweg en de rotonde die toegang geeft tot de wijk Wateriand; - Het plangebied wordt van oost naar west doorsneden door het bestaande spoor.

c. Leeswijzer

Onderhavige toelichting bevat in de eerste plaats een beknopte analyse van de ruimtelijke en functionele kenmerken met betrekking tot het plangebied (hoofdstuk 2). Vervolgens zal in hoofdstuk 3 het project nader worden beschreven. In hoofdstuk 4 zal worden stilgestaan bij de beleidsvoorwaarden welke binnen het ruimtelijke ordeningsbeleid tot nu toe zijn geformuleerd. De hieruit voortvloeiende randvoorwaarden vormen de basis voor de juridisch-planologische vertaling daarvan (hoofdstuk 5). Afsluitend wordt stilgestaan bij de economische uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6).

2. Gebiedsbeschrijving

a. Landschappelijke kenmerken

Het plangebied van het uitwerkingsplan is gelegen in een veenweidelandschap dat in de directe omgeving van het plangebied overwegend als veeweide wordt gebruikt en gekenmerkt wordt door een noordwest-zuidoost gerichte strokenverkaveling. De Roeleveenseweg biedt ook toegang tot een grote waterplas langs de A12. Ten noorden en ten westen van dit plangebied worden en zijn woningbouwlocaties ontwikkeld welke onderdeel uitmaken van de Vinexlocatie Leidschenveen. De omgeving van het plangebied wordt meer dan gemiddeld gekenmerkt door de moderne verkeersstructuren zoals de Al 2 en de spooriijnen Den Haag - Gouda, de Hofpleinlijn en uiteraard de Zoetermeerlijn, maar ook de Zoetermeerse Rijweg met een zogenoemd "akoestisch landschap" als geluidswal. b. Omgevingskenmerken

De spoorkruising van de Roeleveenseweg - Houtkade met de huidige Zoetermeeriijn ligt tussen Leidschenveen-Wateriand en agrarisch gebied. Leidschenveen-Waterland is gescheiden van de spoorlijn door een geluidswal en door de Zoetermeerse Rijweg. De Roeleveenseweg loopt door het agrarisch gebied, onder de Hofpleinlijn en de in aanbouw zijnde Nootdorpboog door, waarna deze parallel aan de A12 langs het gebied loopt waar in de toekomst de wijk Leidschenveen Rietwijk zal worden gebouwd.

3. Project- en gebiedsbeschrijving

De spoorkruising ten behoeve van langzaam- en bestemmingsverkeer en hulpdiensten is nu gelijkvloers en beveiligd met een automatische knipperinstallatie. Op dit moment passeren in de spits 16 sprinters per uur de spoorkruising Roeleveenseweg. Als RandstadRail rijdt zullen er in de spits 48 voertuigen per uur de huidige spoorkruising passeren. Gezien de toename aan bebouwing in de omgeving (woningen, bedrijven en school) zal ook het aantal spoorkruisende bewegingen toenemen. Bij elkaar betekent dit een toename van de kans op ongevallen. Om (fiets)ongevallen te voorkomen is het noodzakelijk maatregelen te treffen. Het realiseren van een onderdoorgang is daarvoor de beste optie.

Leidschenveen

Houtkade

Zoetermeerse Rijweg

Zoetermeeriijn

Spoon/vegovergang

Agrarisch gebied

Roeleveenseweg

De onderdoorgang zal uitsluitend voor vergunninghouders middels personenauto's en tractoren ook worden benut als doelbestemming van de aanliggende boerenbedrijven. Via de APV kunnen betrokkenen een ontheffingsvergunning voor gebruik van de tunnel verkrijgen. Het is dus uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de Roeleveenseweg als een sluiproute voor autoverkeer gebruikt gaat worden tussen enerzijds Wateriand en anderzijds Rietwijk en Nootdorp. 4. Beleidsvoorwaarden a. Het bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan "Leidschenveen" , goedgekeurd bij besluit van 24 juni 1997 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en onherroepelijk geworden bij besluit van de Raad van State d.d. 25 juni 1999. Voor het gebiedsdeel waarop dit uitwerkingsplan van toepassing is, is de uit te werken bestemming "Groen- en verkeersvoorzieningen" van toepassing. b. Milieuaspecten

In het Milieubeleidsplan 2001 - 2006 is gekozen voor een gebiedsgerichte benadering van milieubeleid. Het plangebied is in het kader van het Milieubeleidsplan aangewezen als gebiedstype Wonen. Naar verwachting worden in 2005 milieuambities bestuuriijk vastgesteld voor de verschillende gebiedstypen. Deze milieuambities zijn dan richtinggevend voor ontwikkelingen in het plangebied. Bij de ontwikkeling van onderhavig plan dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de waterhuishouding alsmede met milieuaspecten als bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en geluidshinder. Een te geringe kwaliteit ten aanzien van bovenstaande kan uiteraard (sanerings-) maatregelen noodzakelijk maken.

Bodem Voor het gebied is een milieukundig bodemonderzoek verricht (Verkennend bodemonderzoek Houtkade, Holland Railconsult, 5 november 2004, IF116229 kenmerk BOD-ED-040054078). Uit dit onderzoek is gebleken dat op de betreffende locatie geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zodat er geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen planontwikkeling. Bij verdere uitwerking van de onhwikkelingsplannen in het kader van de bouwprocedure en de verwerking van de vrijkomende materialen (grond, slib, ballastbed, asfalt, etc.) dienen de volgende onderzoekspunten nog aanvullend te worden uitgevoerd: - er is geen vooronderzoek/historisch onderzoek conform NVN 5725 uitgevoerd. Hierdoor is het onduidelijk in hoeverre de locatie ook conform NEN 5707 op asbest had moeten worden geïnspecteerd. Het onderzoek dient hierop te worden aangevuld; - op blz. 7 wordt in tabel 5 aangegeven dat de bovengrond ter plaatse van de boringen 3949-01 en 3951- 01 (traject 0-0,5 m-mv) is onderzocht. Uit de boorbeschrijving blijkt dat monsternummer 01 de ballastlaag betreft, die vanaf het maaiveld tot 0,10 m diepte aanwezig is. Het is onduidelijk welke laag (0-0,5 m-mv of 0-0,1 m-mv) is onderzocht. Daarmee is het onduidelijk of de grond onder het ballastbed (= een laag verdacht op koperverontreiniging) goed is onderzocht. Hierover mag in het rapport geen onduidelijkheid bestaan; - het onderzoek geeft een indruk over de kwaliteit van vrijkomende bouwstoffen (grond). Alvorens de bouwstoffen mogen worden toegepast dient de grond in het kader van het bouwstoffenbesluit nog aanvullend onderzocht te worden; - de kwaliteit van het slib uit de sloten is indicatief bepaald. Het is niet getoetst aan de waterbodemtoetsingswaarden waardoor de klasse indeling niet bekend is. Omdat het gebruik of de bestemming van het slib wordt bepaald op basis van de klasse-indeling, dient deze te worden vastgesteld en gerapporteerd: - uit de tekeningen kan niet eenduidige worden herieid cf het onderzochte terrein dekkend is met de locatie van de werkterreinen. De tekeningen dienen hierop te worden aangepast; - het inzicht in de algemene bodemkwaliteit van de locatie is door het milieukundig onderzoek voldoende verkregen. Omdat de op de werkterreinen te gebruiken (verdachte) stoffen en uit te voeren processen niet bekend zijn, is het onduidelijk of dit onderzoek ook gebruikt kan worden om de nulsituatie van de werkterreinen in het kader van de Wet milieubeheer te bepalen.

Water Ten behoeve van de realisatie van de onderdoorgang Houtkade zal 290 m2 extra wateroppervlak worden gerealiseerd. Dit is voldoende compensatie om te kunnen voldoen aan de norm van het Hoogheemraadschap Delfland ten aanzien van waterberging van 325m3/ha.

Geluid De akoestische consequenties van het plan met de geluidsuitbreiding naar de directe omgeving heeft Holland Railconsult onderzoek verricht Bert Paanakker, Utrecht, 2 december 2004). Op grond van de resultaten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat geen reconstructie van de spoorweg optreedt en geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Bij zeer hoge brugslagen zal de gevelbelasting van de meest nabijgelegen woning iets toenemen maar onder de voorkeurwaarde blijven en is er geen formele grond aanwezig om aan de onderdoorgang geluidseisen te stellen. Voor de weg onder het spoor zal een 30 km/uurregime ingevoerd worden zodat nadere toetsing ten aanzien van het geluid niet nodig is.

Lucht De onderdoorgang Houtkade zal voornamelijk toegankelijk zijn voor fiets- en voetverkeer en is geschikt voor gebruik door hulpdiensten. De spooriijn wordt enkel gebruikt door geëlektrificeerd lightrailmaterieel. Verder zal de tunnel uitsluitend middels personenauto's en tractoren worden benut als doelbestemming van de aanliggende boerenbedrijven. Middels een indicatieve berekening is vastgesteld dat het geringe aantal motorvoertuigen dat middels een ontheffing van de onderdoorgang gebruik mag maken geen enkele verslechtering van de luchtkwaliteit veroorzaakt ten opzichte van de huidige en de achtergrondconcentratie en evenmin van het toegestane aantal overschrijdingen van de etmaalwaarde fijn stof.

Archeologie De gemeentelijke afdeling Archeologie heeft in april 2004 op de locatie een booronderzoek verricht. Op basis van de boorresultaten wordt verder archeologisch booronderzoek niet noodzakelijk geacht. Omdat afzonderiijke sporen zoals kuilen, greppels en solitaire huisplaatsen door middel van boringen moeilijk aangetoond kunnen worden, wordt in het onderzoek aanbevolen om de ontgravingwerkzaamheden archeologisch te laten begeleiden.

Ecologie De locatie bevindt zich niet binnen de verstoringafstaand (< 1 km) van één of meer belangrijke vogelgebieden van Nederiand die bescherming genieten op basis van de Vogelrichtlijn. Ook zijn in de nabije omgeving geen gebieden aanwezig die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn. Ten behoeve van de locatie is in augustus 2003 door Bureau Waardenburg onderzoek verricht naar de natuurwaarden ter plaatse van de Houtkade (Bureau Waardenburg: 'Quick scan locaties Vlietbrug en Houtkade, gemeente Den Haag', 20 augustus 2003, rapportnr. 03-101). Op de locatie is de aanwezigheid vastgesteld van een aantal algemeen voorkomende beschermde soorten zoals de mol, de egel, de gewone pad en de bruine kikker. Daarnaast is op de locatie de kleine watersalamander en de kleine modderkruiper aangetroffen. Voor al deze soorten is op 12 januari 2005 door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet afgegeven.

Kabels en leidingen De onderdoorgang is buiten de bestemmingsbreedte van de ruimtelijke relevante afvaltransportleiding gelegen. Een toekomstig perron zal rekening dienen te houden met genoemde bestemmingsbreedte van 4 m waarvoor een bouwverbod en aanlegvergunningstelsel geldt.

5. Juridisch plan

De juridisch-planologische regeling ten behoeve van onderhavig plan geschiedt door middel van de bindende planstukken, te weten de voorschriften en de plankaart. Vanzelfsprekend dienen daarnaast de in het moederplan opgenomen en door middel van GS-besluit reeds goedgekeurde voorschriften in acht te worden genomen. a . Toelichting op de voorschriften

Algemene bepalingen

Beschrijving in hoofdlijnen Met dit artikel worden de hoofddoelen van het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid voor het onderhavige uitwerkingsplan nader toegelicht.

Bestemmingsbepalingen Groen en Verkeersvoorzieningen De bestemming Verkeersdoeleinden Groen en Verkeersvoorzieningen wordt toegekend aan de langzaam verkeersverbinding binnen het plangebied. Deze gronden zijn bestemd voor fiets- en voetpaden, fiets- en parkeervoorzieningen, taluds, leidingen en water.

Verkeersdoeleinden railverkeer De bestemming Verkeersdoeleinden railverkeer wordt toegekend aan het (bestaande) spoor binnen het plangebied. Deze gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden ten behoeve van railverkeer, stationsvoorzieningen, zoals perrons, openbare nutsdoeleinden, water en geluidwerende voorzieningen.

6. Economische uitvoerbaarheid

Volgens het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO) is de gemeente verplicht de uitvoerbaarheid van het in het bestemmingsplan omschreven ruimtelijk beleid te onderzoeken. Daarbij wordt onder uitvoerbaarheid verstaan de economische uitvoerbaarheid c.q. financiële haalbaarheid. Het ontwerp van de Onderdoorgang Roeleveenseweg/ Houtkade past binnen de financiële kaders van de bestuuriijke overeenkomst RandstadRail van 6 december 2001 en de bijbehorend raadsbesluiten rv372/2001 en rv28/2003. PLANVOORSCHRIFTEN INHOUDSOPGAVE BLZ.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen -1- Artikel 1 Begripsbepalingen -1- Artikel 2 Algemene bepalingen omtrent bouwen -3- Artikel 3 Beschrijving in hoofdlijnen -3-

Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen -4- Artikel 4 Verkeersdoeleinden verblijfsstraat -4- Artikel 5 Verkeersdoeleinden railverkeer -4-

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen -4- Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling -4- Artikel 7 Algemene bepalingen omtrent het gebruik -4- Artikel 8 Algemene vrijstellingsbepaling -5- Artikel 9 Overgangsbepalingen -5- Artikel 10 Procedurebepalingen -5- ArtikeM 1 Strafbepaling -5- Artikel 12 Titel -5-

Bijlagen: - plankaart S 10566 - uittreksel Bestemmingsplan Leidschenveen HOOFDSTUK 1: Inleidende bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

2. Bebouwingsgrenzen: De op de kaart blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig aangegeven begrenzing van een aaneengesloten stuk grond, waarbinnen krachtens dit plan bepaalde bebouwing is toegestaan, welke grenzen door die bebouwing niet mogen worden overschreden.

3. Bebouwingsnormen: De normen aangegeven in de voorschriften en/of kaart waaraan de bebouwing dient te voldoen.

4. Bestemmingsgrens: Een op de kaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bepaalde bestemming.

Besteiiinii;iasplan: Het bestemmingsplan 'Leidschenveen' zoals dat op 25 november 1996 'Leidschenveen' door de gemeenteraad van Leidschendam is vastgesteld en op 24 juni 1997 onder nr. DRG/ARB 129945 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is goedgekeurd en bij besluit van de Raad van State d.d. 25 juni 1999 onherroepelijk is geworden.

6. Bestemmingsvlak: Een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming.

7. Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

8. Bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

9. Bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

10. Geluidsqevoeliq: Een woning en een gebouw zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 van het object Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen van 20 november 1981(stb. 1981, no. 688, laatstelijk gewijzigd in Stb. 1993, no. 58).

11. Het plan: Het uitwerkingsplan bestaande uit de plantoelichting, voorschriften en plankaart S 10566.

12. Peil: 1. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: bovenkant begane vloer, nagenoeg de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; 2. Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: bovenkant begane-grondvloer, nagenoeg de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang na voltooiing van de aanleg van dat terrein; 3. Indien een bouvmerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

13. Plankaart: de kaart behorend bij het uitwerkingsplan.

14. Wet geluidhinder: De Wet geluidhinder, zoals deze luidt op het tijdstip van tervisielegging van het bestemmingsplan Leidschenveen.

15. Wet op de De Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals deze luidt op het tijdstip Ruimtelijk Ordening: van tervisielegging van het bestemmingsplan Leidschenveen. 16. Woningwet: Zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het het bestemmingsplan Leidschenveen. Artikel 2: Algemene bepalingen omtrent bouwen

I: Algemeen

1. Op de in het plan begrepen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover zulks op grond van de plankaart en deze voorschriften is toegestaan. 2. Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

II: Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften geldt de volgende wijze van meten: 1. de goothoogte en/of bouwhoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf de bovenkant begane grondvloer zijnde nagenoeg de hoogte van het onmiddellijk aan het bouwwerk aansluitende terrein tot de bovenkant van de goot, het boeiboord, respectievelijk de daklijn, borstwering of de dakpunt of daarmee gelijk te stellen constructiedelen, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes niet meegerekend; 2. de oppen/lakte van een bouvwerk wordt gemeten buitenwerks, bovengrondse bouwonderdelen vanaf 1,00 m boven peil meegerekend, ondergeschikte bouwdelen zoals goten en geringe dakoverstekken e.d. niet meegerekend; 3. de breedte van een gebouw wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte; 4. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw boven peil en haaks op de perceelsgrens; 5. de inhoud van een gebouw wordt buitenwerks boven de begane grondvloer gemeten; 6. van een gebouw waarvoor de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximum goothoogte en terugvallen onder hoeken van 52 graden met de horizon. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en liftopbouwen.

Artikel 3: Beschrijving in hoofdlijnen

I; Hoofddoelstellingen

Met het opstellen van dit uitwerkingsplan maakt de gemeente het mogelijk om een veiligere ontsluiting van de Vinex-locatie 'Leidscheveen' te realiseren voor langzaam verkeer en hulpdiensten.

II: Uitvoering en afstemming

Binnen het kader van de uitwerkingsbepalingen van het bestemmingsplan Leidschenveen en de genoemde hoofddoelstelling streeft de gemeente Den Haag in onderhavig uitwerkingsplan naar een juridisch-planologische regeling voor de realisatie van de onderdoorgang Houtkade (Roeleveenseweg). HOOFDSTUK 2: Bestemmingsbepalingen

Artikel 4: Groen en Verkeersvoorzieningen

1: Doeleindenomschrijving

1. De op de plankaart voor 'Verkeersdoeleinden verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. fiets- en voetpaden b. fiets- en parkeervoorzieningen c. groenvoorzieningen, taluds; d. leidingen; e. water.

II: Bebouwingsbepalingen

1. Het oprichten van gebouwen is met uitzondering van onderdoorgang, pompput en duikers en andere nutsvoorzieningen niet toegestaan. 2. Ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang is het realiseren van een tunnel ten behoeve van langzaam verkeer en bestemmingsverkeer toegestaan. 3. Voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde dient, behoudens voor lichtmasten, een maximale hoogte in acht te worden genomen van 3,50 meter.

Artikel 5: Verkeersdoeleinden railverkeer

I: Doeleindenomschrijving

1. De op de plankaart voor 'Verkeersdoeleinden railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeersdoeleinden ten behoeve van treinverkeer; b. stationsvoorzieningen, zoals perrons; c. openbare nutsdoeleinden; d. water; e. geluidwerende voorzieningen; f. gsm-masten.

2. Op deze gronden zijn o.a. toegestaan: a. het spoorwegtracé b. technische voorzieningen (als bovenleidingen en hien/oor bedoelde masten); c. bermen, taluds of keermuren; d. overkappingen, tunnels; e. water.

II: Bebouwingsbepalingen

1. Het oprichten van gebouwen is, met uitzondering van perronoverkappingen en tunnels, niet toegestaan. 2. Voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient behoudens voor lichtmasten, geluidwerende voorzieningen, perronoverkappingen en voorzieningen voor de bovenleidingen, een maximale hoogte in acht te worden genomen van 3,50 meter.

HOOFDSTUK 3 Algemene bepalingen

Artikel 6: Anti-dubbeltelbepaling

Het is verboden een bouwwerk of complex van bouwwerken zodanig te bouwen, dat daardoor een toestand ontstaat, dat een bestaand ander bouwwerk of een bestaand complex van bouwwerken, niet langer overeenstemmen met de voorschriften van dit uitwerkingsplan, of voor zo ver er reeds aldaar een afwijking van de voorschriften bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.

Artikel 7: Algemene bepalingen omtrent het gebruik 1. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, welke strijdig is met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming(en).

2. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8: Algemene vrijstellingsbepalinq

1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verienen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a, geringe afwijkingen c.q. overschrijdingen van de op de plankaarten aangegeven bestem- mingsgrenzen, bebouwingsgrenzen en dwarsprofielen, welke in het belang zijn van de ruimtelijke ontwikkeling, dan wel noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein; b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, kapellen en wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits de oppen/lakte niet meer dan 15 m^ en de hoogte van de andere bouvwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 5,00 meter bedraagt. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen bij de veriening van de vrijstelling voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in lid 1 onder b. bedoelde bouwwerken en voorzieningen, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen. 3. Een in lid 1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend indien: a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden hierdoor niet onevenredig worden aangetast; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 3 beschreven hoofdlijnen van het plan.

Artikel 9: Overgangsbepalingen

1. Bouwen: Een bouwwerk, dat op het tijdstip van tervisielegging van het bestemmingsplan Leidschenveen bestond of in uitvoering was, dan wel is of kan worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en dat afwijkt van het in dit plan - behoudens in dit artikellid - bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing, mag, mits de bestaande afwijkingen ook naar hun aard niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering tot gevolg heeft; b. na verwoesting door een calamiteit worden herbouwd, mits de desbetreffende bouw- vergunning wordt aangevraagd binnen twee jaar, nadat deze calamiteit heeft plaatsge- vonden. 2. Gebruik: Het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in dit uitwerkingsplan behoudens in dit artikel-lid bepaalde en dat bestaat op het tijdstip, waarop het plan voor zover betrekking hebbend op de strijdigheid van dat gebruik van kracht wordt, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergrooL 3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op gebruik als daar bedoeld, dat reeds in strijd was met het tot het daar genoemde tijdstip ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat tot op 3 maanden voor dat tijdstip nog niet bestond en waartegen het recht om op te treden nog niet is vergaan.

Artikel 10: Procedurebepalinqen

Bij de besluitvorming in het kader van de toepassing van vrijstellingsbevoegdheden voor zover in dit uitwerkingsplan genoemd, dienen de bepalingen van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1, 1994) in acht te worden genomen.

Artikel 11: Strafbepaling

In de zin van artikel 1 a onder 2 van de Wet op de economische delicten (WED) wordt overtreding van het bepaalde in artikel 7, lid 1, aangemerkt als een economisch delict.

Artikel 12: Titel

Onderhavig plan kan worden aangehaald als het :"Uitwerkingsplan Onderdoorgang Houtkade" Bijlagen, behorende bij en onderdeel uitmakende van het uitwerkingsplan "Onderdoorgang Houtkade":

Bijlage 1 Plankaart S 10566 Bijlage 2 Uittreksel Bestemmingsplan Leidschenveen U I T T R EKSEL

Gemeente Leidschendam

Bestemmingsplan Leidschenveen

2511 96

Bestemmingen

Wu Woongebied. art. 4 . uit te werfcen.

\ \ Centnimvoorzlenlngen. art. 5 , utl te werken. \

6^ Gemengde doeleinden. art. 6 , uil ;e wertcen.

SiW Groen en Vericeersvoorzleningen art. 7 , uit le werfcen.

V Vericeer -A, -B, -C. art. 10

w Water. art. II

»»»» Watericertng. art. 12

Leidingen. art. 13

O O A Agrarische doeleinden. art. 14 O :0 O Aanduidingen

Topografische ondergrond.

Zie kaart la. blad 1 t\m 5.

Plangrens. Plangrens en tevens gemeentegrens. + - + - + Gemeentegrens. ——f- Grens wijzigingbevoegdheid t.b.v. recreatieve doeleinden. LAAG Scheiding tussen verschillende bebouwingspercentages. HOOG Plangrens. Plangrens en tevens gemeentegrens. Gemeentegrens. Grens wijzigingbevoegdheid t.b.v. recreatieve doeleinden. Scheiding tussen verschillende öebouwingspercentages.

NS station

Langzaam verkeersverbinding. Zichtlijn.

Brede waterloop trace.

««« Waterkering.

Wegas hoofdontsluttlng As tram trace Bebouwingsgrens. Spoor trace. Drinkwaterleiding 10OOmm. Afvalwatertransportlelding lOOOmm. ++++++++++ Duinwaterleiding 1400mm. gasleiding NGU 750mm. Gasleiding NGU 300mm. Gasleiding ERL 1 lOmm. VOORSCHRIFTEN

Peil - voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; - voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terreui ter plaatse van die hoofdtoegang na voltooiing van de aanleg van dat ter- rein Indien een bouwwerk aan meer dan een weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogst ge- legen weg maatgevend.

Landschappelijke waarde geomorfologische, landschappelijk-esthetische en landschappelijk-strucmrele waarde.

Artikel 3 - Algemene bepalingen omtrent het bouwen

1. Bebouwingsnormen Op de voor bebouwing bestemde gronden dienen - onverminderd hetgeen daartoe in de desbetreffende voorschriften is bepaald - de op de kaart la aangegeven bebouwings- normen in acht genomen te worden.

2. Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften geldt de volgende wijze van meten: a. de goothoogte en/of (nok-)hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf de gemid- delde bovenkant van het onmiddellijk aan het bouwwerk aansluitende terrein tot de bo- venkant van de goot, het boeiboord, respectievelijk de daklijn of de dakpunt of daarmee gelijk te stellen constructiedelen, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes, goten van dakkapellen niet meegerekend; b. de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten buitenwerks, bovengrondse bouwon- derdelen vanaf 1.00 m boven peil meegerekend; c. de breedte van een gebouw wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wan- neer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte; d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw boven peil en haaks op de per- ceelsgrens; e. ter bepaling van de hoogte van een bouwlaag dient maximaal 3 m te worden aangeno- men, met dien verstande dat voor andere doeleinden dan wonen een maximale hoogte van 4 m per bouwlaag is toegestaan; f. de inhoud van een gebouw wordt buitenwerks boven de begane grondvloer gemeten; g. van een gebouw waarvoor de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximum goothoogte en temgvallen onder hoeken van 52 graden met de horizon. Deze bepaling is niet van toepassing op dakkapellen en ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en soten.

19 waterkering leidingen water

Artikel 6 - Gemengde doeleinden

1. DOELEINDENOMSCHRUVING De gronden, aangewezen voor 'Gemengde doeleinden', zijn bestemd voor; - kantoren; - winkels die niet of nauwelijks zijn in te passen in het centrumgebied, te weten detailhandel in: a. brand- en explosiegevaarlijke goederen; b. auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen en land- bouw werktuigen; c. tuincentra; d. groothandelsbedrijven; - een verkooppunt voor motorbrandstoffen *) - recreatieve voorzieningen, zoals een tennisbal, drive-in bioscoop, midget-golfbaan; - bijzondere doeleinden; - praktijkruimten/atelier; - horeca; - woningen; - bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 (toelaatbaar onder en mssen woningen) vol- gens de als bijlage bij de voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel - gehoord de Inspecteur van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu - van de daaraan gelijk te stellen bedrijven; - Groen- en Verkeersvoorzieningen; - geluidwerende voorzieningen; - spoorwegdoeleinden - waterkering - leidingen - water

Artikel 7 - Groen- en Verkeersvoorzieningen

1. DOELEINDENOMSCHRUVING De gronden, aangewezen voor 'Groen- en Verkeersvoorzieningen', zijn bestemd voor ver- keers- en verblijfsruimte, te weten: a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, waaronder begrepen spoorweg- voorzieningen ter plaatse van de daartoe op kaart 1 gegeven aanduiding, waaronder be- grepen voorzieningen zoals rijstroken, spoorlijnen, trambanen met bovenleidingen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken en bouwwerken als viaducten, bruggen, duikers, abri's; b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen, alsmede al dan niet gebouwde recreatieve voorzieningen, met daarbij behorende bouw- werken; c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen*); d. geluidwerende voorzieningen;

21 en rioolgemalen, f. waterkering, leidingen en water

* ) Tocüchnng: e.n verkooppunt voor niotorbrandstoffen .s op d. andere gronden dan aangewezen in de ar- tilcelen 6 en 7 toegestaan.

Artikel 8 - Wonen-Linten rrorS™™°U„

3. De m lid 2, sub a, genoemde eengezinshuizen dienen gebouwd te worden met inachtne- ming van de volgende bepalingen: „,„rH,»Ti T% dienen binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsgrenzen gebouwd te worden met inachtneming van het op de kaart la aangegeven bebouwingspercentage en he ma^c^aal toegestane aantal woningen. Voor zover geen bebouwingspercen^age i aangegeven, mogen de gronden binnen de bebouwingsgrenzen voor ^^^^J°'^^^ bebouwd. Voor zover het toegestane aantal wonmgen met is aangegeven, mag maxi- maal één woning per bouwperceel worden gebouwd; b. de goothoogte mag bedragen voor: eengezinshuizen EA en BO: 4.00 m eengezinshuizen EB: 6.00 m

4. De in lid 2. sub b genoemde bijgebouwen dienen gebouwd te worden met inachtneming van de volgende bepalingen: A a. bijgebouwen moeten worden opgencht binnen het op de kaart la daartoe aangeduide cjebied: 'bijgebouwen toegestaan' b de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient 3 m te bedragen c de totale oppervlakte van de bijgebouwen mag 12% van het grondoppervlak van het bijbehorende bouwperceel bedragen met een maximum van 40 m d. de goothoogte mag maximaal 3.00 m bedragen;

5 De hoogte van de m lid 2, sub c, genoemde andere bouwwerken met uitzondering van erfafscheidmgen, mag maximaal 2.50 m bedragen. Voor erfafscheidmgen geldt het be-

22 Artikel 12 - Waterkering

1. DOELEINDENOMSCHRUVING de op de kaart voor 'Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd voor een waterkering.

2. BOUWVOORSCHRIFTEN a. in afwijking van het bepaalde in de andere bestemming, mag op deze gronden niet wor- den gebouwd.

3. VRUSTELLING Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2. ten aan- zien van het bouwen van bouwwerken mits: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de water- kering en de veiligheid daarvan; 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken waterkering omtrent het sub 1 gestelde.

Artikel 13 - Leidingen

1. DOELEINDENOMSCHRUVING de als zodanig op de kaart aangewezen gronden zijn. voor de in het onderstaande aangege- ven aantal meters ter weerszijden van de as van de op de kaart aangegeven lijn. primair be- stemd voor leidingen ten behoeve van het transport van gas, c.q. afvalwater, drinkwater en duinwater, een en ander zoals op de kaart nader is gespecificeerd.

Leiding en diameter: Bestemmingsbreedte: gasleiding 0 750 mm 5 meter gasleiding 0 400 mm 4 meter gasleiding 0 300 mm 4 meter duinwaterleiding 0 1400 mm 5 meter drinkwaterleiding 0 1000 mm 5 meter afvalwatertransportleiding 0 1000 mm 5 meter afvalwatertransportleiding 0 250 nun 4 meter

2. BOUWVOORSCHRIFTEN a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van het leidingtransport.

3. VRUSTELLING Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 ten aan- zien van het bouwen van bouwwerken mits: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leidin- gen en de veiligheid daarvan; 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het sub 1 gestelde.

26 4. AANLEGVERGUNNING 1 Het IS verijoden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemees- ter en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantmg aan te brengen; b heiwerkzaamheden danwel ingravingen of indrijven van voorwerpen uit te voeren c. te ontginnen, te ontgronden. de bodem te verlagen of af te graven, op te hogen en/of egaliseren; d graafwerkzaamheden uit te voeren, tenzij het normaal spit- en ploegwerk betrett; e. wegen, paden en parkeergelegenheid aan te leggen evenals het aanbrengen van op- pervlakteverhardingen; f. het aanleggen van wateriopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds be- staande waterlopen en het aanleggen van (drainage)leidingen g. het permanent opslaan van goederen 2. Alvorens een beslissing wordt genomen op een aanvraag om aanlegvergunning, wordt hierover advies gevraagd aan de desbetreffende leidingbeheerder.

5. SAMENVALLENDE BESTEMMINGEN Op gronden welke samenvallen met de bestemming 'Waterkering' is het bepaalde m artikel 1-Beschrijving in hoofdlijnen onder F. Technische randvoorwaarden, sub b, juncto het be- paalde in artikel 12 van toepassing

Artikel 14 - Agrarische doeleinden

1. DOELEINDENOMSCHRUVING de als zodanig op de kaart aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden en verkeersvoorzieningen, een en ander met behoud van de aan deze gronden eigen land- schappelijke waarde

2. BOUWVOORSCHRIFTEN Op de in lid 1 als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: I. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 2.50 m II. gebouwen en bouwwerken ten dienste van een agrarisch bedrijf mogen uitsluitend wor- den opgericht binnen de daanoe op de kaart aangegeven bebouwingsgrens, waarbij de volgende bouwvoorschriften in acht moeten worden genomen: a. er mag slechts één woning met daarbij behorende bijgebouwen worden gebouwd; b. maximale oppervlakte van bijgebouwen bedraagt 40 m"; c. de woning mag worden vergroot tot ten hoogste een inhoud van 650 m ; d. bijgebouwen en/of aanbouwen mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden opgericht; e. de goothoogte van de woning mag maximaal 4.00 m bedragen; f. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag maximaal 5.00 m bedragen; g. de hoogte van silo's en hooibergen mag maximaal 15 m bedragen en van de overige bouwwerken 2.50 m;

27 Hoofdstuk 4 Aanvullende bepalingen

Artikel 16 - Uitwerking van het plan

1 De gemeenteraad moet overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan uitwerken voor wat betreft de gronden, bedoeld m de ar- tikelen 4-WOONGEBIED, 5-CENTRUMVOORZIENINGEN, 6-GEMENGDE DOEL- EINDEN, 7-GROEN- EN VERKEERSVOORZIENINGEN. met inachmeming van: - de op de kaart 1 aangegeven uitwerkingsnonnen; - de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 1).

Bouwen in uit te werken plangedeelten 2 Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag het bouwen uitsluitend plaatsvinden over- eenkomsrig de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde uitwerking van het desbetref- fende plangedeelte door de raad ingevolge het bepaalde in het eerste lid. 3 Behalve het bouwen overeenkomstig een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde uit- ' werking van het bestemmingsplan, als bedoeld in het tweede lid, is het bouwen eveneens toegestaan overeenkomstig een in voorbereiding zijnde uitwerking van dit bestemmings- plan, als in dit artikel bedoeld, met voorafgaande verklaring van geen bezwaar van Ge- deputeerde Staten.

Procedure , n 4. De openbare voorbereidingsprocedure krachtens afd. 3:4 van de Algemene Wet Besmurs recht is van toepassing bij het bepaalde onder het eerste en het derde lid. Aanvullende overgangsbepaling t.b.v. uit te werken plangedeelten 5. In afwijking van het bepaalde in het tweede en het derde lid mogen bouwwerken, welke bestaan op het tijdsüp van de tervisielegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan, dan wel gebouwd worden of kunnen worden krachtens een bouwvergunning, die is of moet worden verleend, en welke zijn gelegen in een uit te werken plangedeelte, waarvoor nog geen uitwerking is tot stand gekomen, op voorwaarde, dat de aard van de bouwwer- ken met wordt gewijzigd: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na verwoesting door een calamiteit worden herbouwd, mits de desbetreffende bouw- vergunning wordt aangevraagd binnen twee jaar, nadat deze calanuteit heeft plaatsge- vonden. Vnjstellmg 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verienen van het bouwverbod in het tweede lid voor het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van bouwwerken, als bedoeld in het vijfde lid, met wijziging van de aard van die bouwwerken, mits geen strijd ontstaat met de, nog niet uitgewerkte, bestemming, dan wel de bestaande stnjdigheid met de bestemming niet wordt vergroot.

29