SCR 7993

Spreken met één stem hoe een lokale ontwikkelingsorganisatie boerenhuishoudens in Guatemala ondersteunt

Catelijne van de Casteel Bushuis Bibliott°H:Hé ·' WORDT NIET UITGIHJlE~W

"Spreken met één stem"

hoe een lokale ontwikkelingsorganisatie boerenhuishoudens in Guatemala ondersteunt

Catelijne van de Casteel [email protected]

Doctoraalscriptie Culturele Antropologie Universiteit van Amsterdam Begeleider: Loes Schenk-Sandbergen

Amsterdam, oktober 2002

Foto omslag: Cortadores de Café (Oleo de Mariano González Chavajay)

Ze weven mijn gedachten blote voetjes die lieflijke glimlach gitzwarte ogen

Ik nestel mij in aroma van knetterend vuur waar tortillas leven worden

Ik voel warmte voorde Maya Ze blijven hun wortels beademen met diepe wijsheid

Ik ben stille getuige van een volk gelovend dat het leven zal overwinnen

een gedicht van My Catry

(in: Guatemala, eeuwige lente, eeuwige strijd, 2000, p.5)

Voorwoord

"Hoe was het ?" Veel mensen stelden mij deze vraag na terugkeer uit het veld. In het kader van mijn studie Culturele Antropologie bracht ik vijf maanden door op het platteland van Guatemala. Maar op een vraag als deze is geen eenduidig antwoord mogelijk. Het uitvoeren van antropologisch leeronderwek is een ervaring die met geen andere te vergelijken valt. Dit geldt evenzeer voor het schrijven van een doctoraalscriptie. Hoewel het zeer verschillende processen zijn, laat geen van beide zich gemakkelijk omschrijven. Het was dan ook van alles: leerzaam, moeizaam, interessant, pijnlijk, verhelderend, frustrerend, zinvol, confronterend, verhelderend en nog veel meer. Voor herhaling vatbaar ? Onderzoek doen zeker. Ooit zou ik graag meer ervaring opdoen en het leerproces voortzetten. Met nieuw verworven inzichten, andere methoden en geslaagde technieken. De totstandkoming van een scriptie is een eenzame aangelegenheid gebleken. Heel wat zitvlees rijker, laat ik de wetenschappelijke rapportage voorlopig even voor wat die is.

Vóór u ligt "Spreken met één stem: hoe een lokale ontwikkelingsorganisatie boerenhuishoudens in Guatemala ondersteunt". Het veldwerk had plaats tussen september 2000 en maart 2001. De bevindingen uit de praktijk vormen de basis voor de scriptie. Een praktijk in het teken van een gemeenschap van Indiaanse boerenfamilies. Hun praktijk is er één van keihard werken. Op het land, in 1 de milpa , in de bossen. In deze gemeenschap speelt de Asociación Chajulense Va'! Vaq Quyol een belangrijke rol in het dagelijks leven. De vereniging levert koffie onder de "eerlijke handelsvoor­ waarden" van de . Behalve een betere prijs krijgen de koffieboeren ook de kans op verdere ontwikkeling. De Asociación werkt met een aantal andere projecten Het keurmerk Max Havelaar heeft een grote impact op het leven in dit inheemse bergdorp in Centraal Guatemala. En juist die impact wilde ik vangen. Naar mijn idee is dit redelijk gelukt, maar het oordeel is aan de lezer.

Gedurende anderhalf jaar hebben veel mensen me gesteund om de scriptie tot een goed einde te brengen. In de eerste plaats mijn begeleidster Loes Schenk, die me door alle twijfel en obstakels heen heeft geholpen. Met haar positieve houding en deskundigheid wist ik mijn zelfvertrouwen toch telkens weer terug te vinden. Het uitwisselen van ervaringen met medestudenten van de scriptiegroep maakte de afzondering minder eenzaam. Dus: Ilse, Marcella, Adrie, Saar, Shanti, Annette, Aphra, Sonja, en Anniek, bedankt ! Mijn broer Camiel, die me voorging op de lange weg van het scriptieschrijven, heeft me zowel inhoudelijk als broederlijk voortdurend gesteund. Ook mijn ouders stonden steeds voor me klaar, hen wil ik hartelijk danken voor alle hulp en advies. Goede vrienden en vriendinnen wisten veel geduld met me op te brengen. Inez, Tessa, Floor en Mirjam wil ik in het bijzonder bedanken voor hun begrip en vertrouwen. Ook Orie heeft me geholpen met zijn eindeloze optimisme. Daarnaast is het Guatemala Komitee Nederland (GKN) mij zeer goed van dienst geweest met literatuur en verstand van zaken. Ook de Stichting Max Havelaar ben ik erkentelijk voor het contact leggen met de Guatemalteekse partnerorganisatie. Tot slot gaat mijn dank uit naar Frans van der Hoff, die zich sinds jaar en dag inzet vóór en mét de koffieboeren in het Mexicaanse Oaxaca.

1 De mi/pa is de grond waarop de Indianen hun maîs verbouwen, dat dient als dagelijks voedsel.

Inhoudsopgave

1. Inleiding 1

1.1. Motivatie onderzoek · 1 1.2. Hoofdvraag 4 1.3. Het veldwerk 4 1.3.1. Onderzoeksmethoden 11 1.4. Opbouw van de scriptie 12

2. In naam van ontwikkeling 14

2.1. De "graaicultuur" 15 2.2. Globalisering onder de loep 15 2.3. Geboden tegenwicht 21 2.4. Fair trade 23 2.5. Empowerment door fair trade ? 26

3. Ter plaatse 27

3.1. Land van de eeuwige lente ? 27 3. l.1 Apartheid als norm 28 3.2. La Violencia: gevolgen van de oorlog 31 3.2.1. NuncaMás 36 3.2.3. Levensverhaal Francisco Cuplaj 37 3.3. Chajul: een historische impressie 41

4. De Asociación Va 'l Vaq Quyol 45

4.1. Guatemalteekse koffiepraktijken 45 4.2. De Asociación: ontstaan uit wanhoop 48 4.3. De huidige Asociación 48 4.3.1. Organisatiestructuur 51 4.3.2. Lidmaatschapsvoorwaarden 53 4.4. Partnerschap met Max Havelaar 54

5. Café Orgánico: het koffieproject van de Asociación 58

5.1. Structuur en regelgeving 59 5.2. Fair trade: wat betekent het voor de boeren? 61 5.3. De positie van vrouwen 62 5.4. Het verwerkingsproces van koffie 64 5.5. De positieve impact van het project 66 5.6. De nadelen van het project 68 5.7. Café Ixil 73 5.8. Projectbeschouwing 74

6. Overige projecten van de Asociación 78

6.1. Centro de Desarrollo 78 6.1.1. Educatie 79 6.1.2. Projectbeschouwing 82

6.2. Tejidos y Artesanias 83 6.2.1. Vrouwen en hun werk 84 6.2.2. Levensverhaal Juana Caba Caba 88 6.2.3. Projectbeschouwing 92

6.3. LaEmisora 93 6.3.1. De stem van de gemeenschap 94 6.3.2. Projectbeschouwing 96

7. Conclusies en Aanbevelingen 98

7 .1. De Asociación en empowerment 98 7.2. Naar een globalisering van onderaf 102

Literatuur 105

Summary 111

Kaart Guatemala

1. l>

7. Quetzaltenango Et Pe1P.n 8. Champerlco 9. l>

Guatemala in departementen

(bron: GKN, 1980, p.6)

1: Inleiding

1. 1. Motivatie

Het idee was er. Heel globaal, weliswaar, maar: het wás er. Maanden voor aanvang van het leeronderzoek seminar wist ik ongeveer wat ik wilde gaan doen. Dat het thema "eerlijke handel" een groot aandeel zou krijgen in mijn onderzoek, stond vast. En dat het land van bestemming Guatemala zou worden, ook. Maar een concreet onderzoeksvoorstel had ik nog niet. De plannen begonnen serieus vorm te krijgen toen mijn oog viel op een artikel in het Max Havelaar Nieuws (maart 2000). De titel alleen al sprak tot de verbeelding: "Indianen uit Guatemala spreken met één stem". Het artikel verhaalde over één van de handelspartners van Max Havelaar: de boerenverenigingAsociación Va'! Váq Quyol, in het Guatemalteekse hoogland. De schrijfster van het stuk, Rineke van Houten, legt vooral nadruk op de positieve invloed die de vereniging zou hebben op de gemeenschap als geheel. Na een samenvatting van het ontstaan van de organisatie, de problemen en terreur van het gewapend conflict, de schrijnende armoede in de regio, de verwoesting en de wederopbouw van de Asociación en de vooruitgang die sindsdien geboekt zou worden, concludeert van Houten dat de vereniging: """ruim tien jaar na de oprichting is uitgegroeid tot een gezonde belangenclub voor de hele streek" (p.7). Het artikel had mijn nieuwsgierigheid gewekt en mijn enthousiasme doen ontwaken. Ik wilde met eigen ogen zien hoe die "belangenclub" te werk gaat. En vooral: wie de mensen zijn die al dat werk doen, en hoe zij dat zelf ervaren. De ("eerlijke") koffiehandel door de ogen van de koffieboeren zelf, dus. Zo werd het idee geboren om af te reizen naar Chajul, hoog in de bergen van Centraal Guatemala. Om aldaar onderzoek te gaan doen naar het wel en wee van de kleine koffieboeren, verenigd in de Asociación Chajulense Va'/ Váq Quyol. In het Ixil staat dit voor "Spreken met één stem".

De regio: waarom Guatemala ?

Naar mijn mening wordt de onderzoeksbestemming omgeven door cultuurspecifieke waarden, normen en gebruiken. Die zijn onherroepelijk van invloed op het verloop van het onderzoek, want de context wordt voor een groot deel bepaald door de omgeving. Ook mijn keuze voor Guatemala als onderzoekslocatie is dus bepalend geweest voor de uitkomst. Als student kun je je nog zo hebben ingelezen in het onderwerp, in het veld kom je onvermijdelijk voor verrassingen te staan. En dan zul je, zoals ook in mijn geval, je vooropgezette onderzoeksmethoden moeten herzien. Je gedegen voorbereiden op het veldwerk is dan ook maar tot op zekere hoogte mogelijk, tenzij je de gekozen regio goed kent. Traditiegetrouw wordt het veldonderzoek door antropologiestudenten meestal op verre, onbekende bestemmingen uitgevoerd. Wat dat betreft is het mijne geen uitzondering. Maar steeds vaker zien we aspirant antropologen zich richten op de eigen, bekende samenleving. Hoewel het misschien minder avontuurlijk en zeker meer bewolkt is, valt voor deze ontwikkeling wel wat te zeggen. Want de tijd die het kost om enigszins thuis te geraken in een volslagen vreemde omgeving, heb je tijdens een eerste onderzoeksperiode eigenlijk niet. Toch heb ik ervoor gekozen mijn onderzoek in Guatemala uit te voeren, om verschillende redenen die ik hieronder beschrijf. Het onderwerp dat hier centraal staat, beperkt zich echter niet tot de grenzen van , Honduras en El Salvador. Zoals geschetst wordt in hoofdstuk 2, speelt de positie van de Westerse wereld een belangrijke rol in mijn betoog. Al met al is dit onderzoek dus gebaseerd op de bevindingen uit het veld, tegen de achtergrond van de samenleving waar ik zelf vandaan kom. Het is hierom dat ik ook inga op de rol van mijzelf als onderzoeker. Want had ik mij als Senegalees of Chileen de rol van onderzoeker aangemeten, dan was de uitkomst ervan anders geweest dan dat die nu is, door mijn Nederlandse afkomst. Was ik een man geweest, dan was mijn onderzoekservaring weer heel anders verlopen. Op de rol van mijn persoon in het verloop van het veldwerk, kom ik terug in paragraaf 1.3. Weinig landen zijn zo veel onderzocht als Guatemala. In het bergrijke hoogland zijn tal van Indiaanse dorpen en gemeenschappen bestudeerd, met name door sociaal wetenschappers. De fascinatie voor het land komt voort uit verschillende factoren. Zo heeft Guatemala het grootste Maya bevolkingspercentage van alle landen in Midden-Amerika. De rijke geschiedenis en de authentieke cultuur spreken tot veler verbeelding. Helaas zijn het diezelfde inheemsen die decennialang -om niet te zeggen eeuwenlang- onderdrukt en uitgebuit zijn. Mijn interesse in Guatemala werd gewekt door een belangrijke gebeurtenis in 1992. De ogen van de wereld waren toen heel even op het Midden-Amerikaanse land gericht. Eindelijk, want voorheen was vooral het Westen nogal geneigd de andere kant uit te kijken. De leefsituatie van de Guatemalteken was erbarmelijk en de mensenrechten werden op grote schaal geschonden. Terwijl het land gebukt ging onder een bloedige burgeroorlog, was de berichtgeving in de Westerse media uiterst 1 beperkt. Maar in 1992 was daar opeens Rigoberta Menchu • Een Guatemalteekse, een vrouw en bovenal: een Indiaanse. Aan haar werd de Nobelprijs voor de Vrede toegekend. Een symbolische gebeurtenis in meer dan één opzicht. Als voorvechtster van de rechten van de mens in een land waar racisme de norm is, trad Rigoberta Menchu uit de anonimiteit. Voor de Indiaanse bevolking "het beste nieuws dat ons overkomt in vijfhonderd jaar" (Keulen: p.5). Vijf eeuwen nadat Columbus voor het eerst voet op Amerikaanse bodem zette, werd een strijdster voor de rechten van de inheemse

1 Een paar jaar later ontstond een controverse rond Menchu. De Amerikaanse onderzoeker David Stoll weerlegde een aantal dramatische gebeurtenissen zoals de Indiaanse die in haar autobiografie beschreven had. De aantijgingen aan het adres van Menchu hebben echter geen invloed gehad op mijn aanvankelijke reden me in Guatemala te verdiepen.

2 bevolking beloond met een internationale onderscheiding. Van de kant van de legerofficieren en de Guatemalteekse politici kwamen echter niet zulke enthousiaste reacties. Door met de gruwelen van "het gewapend conflict" naar buiten te treden, bezorgde Menchu hen een slechte naam. Zij bestempelden haar dan ook als "propagandiste van de guerrilla". Twee belevingswerelden botsten. En daarvoor was het hoog tijd. Guatemala kenmerkt zich ook nu nog door apartheid (zie paragraaf 3.1.1).Terwijl meer dan de helft van de bevolking bestaat uit oorspronkelijke Maya-Indianen, de indigenas, wordt het land geregeerd door een kleine maar machtige elite. De ladinos zijn de nazaten van de Spaanse veroveraars, en zij zijn het die voor het grootste deel de dienst uitmaken. Maar liefst 84% van de inheemse bevolking leeft onder de armoedegrens, en wordt stelselmatig gediscrimineerd. Natuurlijk zijn er ook vele (kans )arme ladinos. Maar zij ondervinden in veel mindere mate de geïnstitutionaliseerde onderdrukking waarmee hun Indiaanse landgenoten elke dag te kampen hebben. De bloedige burgeroorlog, die het land 36 jaar lang in haar greep hield, heeft massaal slachtoffers geëist onder de burgerbevolking. Hoewel het heette een conflict om land te zijn, was de etnische afkomst van de mensen reden genoeg om vermoord te worden. In paragraaf 1.3 kom ik terug op de ingrijpende nasleep van het gewapend conflict, die ook doorklinkt in de projectbeschrijvingen (hoofdstukken 5 en 6). De Nobelprijs voor Rigoberta MenchU haalde Guatemala weliswaar even voor het voetlicht. Maar verder toonde de internationale politiek bitter weinig interesse. Na het lezen van MencM's biografie, verontwaardigde mij dit des te meer. Anderzijds maakte het me ook benieuwd naar de vastberadenheid van de indigenas om zich staande te houden temidden van alle ellende die zij (hebben) doorstaan en de tegenwerking die zij ondervinden. Ik combineerde mijn ideeën over eerlijke handel met mijn interesse in de inheemse bevolking van Guatemala. Ik besloot te gaan onderzoeken hoe, in een steeds meer globaliserende wereld, een lokale gemeenschap zich redt, met behulp van fair trade. Deze veel bejubelde manier van alternatieve handel weet bij de kritische consument een gevoelige snaar te raken. Omdat ik mijzelf ook reken tot die groep, vond ik het vanzelfsprekend om het concept zelf eens kritisch onder de loep te nemen. Want wat is fair trade nou eigenlijk? Wat betekent het in de praktijk ? En bestaat de zogenaamde meerwaarde uit méér dan alleen economisch voordeel?

3 1.2. Hoofdvraag

In dit leeronderzoek heb ik me laten leiden door de volgende hoofdvraag:

Hoe en in welke mate ondersteunt de "Asociación Va'l Vaq Quyol" in Chajul haar leden, vooral koffieboeren, én andere kansarme groepen op sociaal, economisch en politiek terrein ?

Deze vraagstelling impliceert een scriptie met een beschrijvend karakter. Stapsgewijs werk ik in naar een antwoord toe op bovengenoemde hoofdvraag. Uit de hoofdvraag vloeien vanzelfsprekend subvragen voort, zoals: - hoe ervaren betrokkenen hun rol in de fair trade ? - in hoeverre is er sprake van participatie van leden in de besluitvorming ? - hoe zit het met de genderverhoudingen en de positie van vrouwen in de organisatie ? - vormt de organisatie een "tegenkracht" tegen de globaliseringstendentie (zie hoofdstuk 2), waarin de kloof tussen rijk en arm verbreed in plaats van versmald wordt ? - worden de meest kwetsbare (koffie)boeren werkelijk bereikt en ondersteund door de organisatie ? - hoe verloopt de communicatie tussen het bestuur en de leden ?

Dit zijn voorbeelden van subvragen die voortkomen uit de hoofdvraag. Gaandeweg komen we meer vragen tegen die van toepassing zijn op de case van de Asociación. De breedte van bovengenoemde hypothese heb ik bewust gehanteerd, omdat het ruimte schept voor een uitgebreide belichting van de rol die de Chajuleense Asociacion speelt in de gemeenschap. Met "de gemeenschap" bedoel ik niet alleen het dorp Chajul. Gemeenschapszin reikt voor de Ixiles die het gebied bevolken veel verder dan de grenzen van de eigen woonplaats, zoals we vanaf hoofdstuk 3 zullen zien. Zoals zal blijken heeft de Asociacion een dubbele functie: naast werkgever is zij katalysator om het proces van empowermenr (zie paragraaf 2.5) te initiëren en stimuleren, daar zij werkt aan economische, sociale en politieke ontwikkeling voor de gemeenschap.

1.3. Het veldwerk

Met de bovengenoemde hoofdvraag is de scriptie grotendeels gebaseerd op het veldwerk. Bevindingen uit het veld zetten dan ook de toon in deze scriptie. De casestudie van de Asociación staat in dit onderzoek centraal. Ik leg bewust de nadruk op de bevindingen uit de praktijk, want de werkelijkheid is vaak niet in theorieën te vatten.

2 Omdat er voor empowerment geen juiste Nederlandse vertaling is, gebruik ik de term in deze studie in het Engels.

4 Toen ik in Guatemala arriveerde, ben ik niet direct aan het veldwerk begonnen. Althans, niet bewust. Na een paar weken Spaanse taallessen te hebben gevolgd en bij een familie in de stad Quetzal­ tenango te hebben ingewoond, vertrok ik naar de Cuchumatanes; het hooggebergte van Guatemala. Medio oktober arriveerde ik op mijn onderzoeksbestemming: Chajul. Het onderzoek kwam traag op gang, althans voor mijn gevoel destijds. Later besefte ik dat het eigenlijke veldwerk al begonnen was zodra ik bodem zette op Guatemalteekse bodem. Dit is één van de zaken die ik heb geleerd tijdens deze eerste ervaring als wetenschappelijk onderzoeker. Hoewel ik het veldwerk in Guatemala zogezegd beschouw als basis van deze scriptie, besef ik dat ditzelfde veldwerk het onderzoek beperkt. Want een paar maanden verblijven in een samneleving die voorheen totaal onbekend was, kan nooit voldoende zijn. Voor de wetenschap is antropologisch onderzoek naar mijn mening nooit "af''. Want waar het gaat om interpretaties van menselijk handelen, is subjectiviteit onvermijdelijk. De persoon van de onderzoeker is wel degelijk van invloed op de waarnemingen. Geen enkele buitenstaander kan in een dergelijk kort tijdbestek doordringen tot het hart van een cultuur. Een cultuur hangt aan elkaar van ongeschreven regels, patronen en weetjes, die voor de vreemdeling welhaast niet te doorgronden zijn. Antropologisch onderzoek blijft dan ook voor een deel giswerk, zoals James C. Scott stelt: "Only a knowledge ofthe culture, the shared understandings, of the actor and his or her observers and confederates can begin to teil us; and even then we must allow for possible misunderstandings" (1985, p.45).

In mijn onderzoeksontwerp richtte ik me op de kleine koffieboeren die aangesloten zijn bij de Asociación Va'll Váq Quyol. Wat mij vooral intrigeerde, was hoe de mensen zélf hun rol in de "eerlijke handel" ervaren. Wat het voor hen, als inheemse gemeenschap3 van Maya-Ixiles, betekent om samen te werken met Max Havelaar. Daarbij veronderstelde ik een zekere mate van toegevoegde waarde die deze handelsovereenkomst met zich mee zou brengen. Behalve de meerprijs voor de koffie verwachtte ik ook een bepaald (groeiend) bewustzijn aan te treffen bij de boerengezinnen. De economische gevolgen van de "eerlijke handel" boeiden me niet zozeer. Het waren de neveneffecten waar mijn interesse in de eerste plaats naar uit ging: de sociaal-maatschappelijke invloed van de samenwerking met Max Havelaar. Ik vroeg me af of de boeren in kwestie bijvoorbeeld meer betrokken waren geraakt bij de gemeenschap door het lidmaatschap van de Asociación. Of en hoe zij anders waren gaan denken over de toekomst, scholing, de lokale politiek. En of ze optimistischer geworden waren sinds de deelname aan deze manier van handel drijven. Kortom, ik wilde weten wat de invloed is van de samenwerking met Max Havelaar op een groep van kleine koffieproducenten. Met die gedachte ben ik me gaan oriënteren op mijn onderzoek. Ik stelde vragenlijsten op vol

3 In de wetenschap is "gemeenschap" een omstreden begrip. In verschillende cultuurspecifieke contexten kan het uiteenlopende betekenissen hebben. In Chajul viel mij direct op dat men voortdurend spreekt in termen van "de gemeenschap". Op mijn vraag wat dit nou precies omvat, werd verbaasd gereageerd, omdat de term zo vanzelfsprekend is voor de Chajulenen. In deze scriptie wordt met "de gemeenschap" gedoeld op de betekenis die men er in het veld aan geeft: het totaal van inwoners van het Ixil gebied. Oók de Maya's die tot andere etnische groepen behoren én de weinige ladinos in het gebied horen er toe. Mannen, vrouwen, kinderen: gezamenlijk vormen zijn "de gemeenschap". In paragraaf2.3 ga ik verder in op de gemeenschapszin die naar mijn idee kenmerkend is voor de indigenas.

5 aannames en verwachtingen die, naar later bleek, louter gebaseerd waren op mijn eigen manier van denken. In het veld bleek echter al snel dat veel van mijn vragen niet aansloegen. Ze gingen over denkbeelden, verwachtingen en toekomstperspectief. Zaken die nauwelijks bespreekbaar waren in de Chajuleense context. De kleine koffieproducenten houden zich niet bezig met toekomstverwachtingen, want zij leven in het hier en nu. Hun dagelijkse realiteit bestaat uit keihard werken, om hun gezin en zichzelf staande te houden. Een vraag als "hoe ziet u uw positie als koffieproducent op de wereldmarkt", was dan ook niet van toepassing. De mensen met wie ik als veldwerker gesproken heb, houden zich niet bezig met dit soort vraag-stukken. Dat kunnen zij zich simpelweg niet veroorloven. In de meeste gevallen bleek het financiële voordeel van de samenwerking met Max Havelaar wel de reden om deel te nemen, in tegenstelling tot wat ikzelf aanvankelijk dacht. In mijn optiek was de meerprijs voor de koffie "mooi meegenomen", maar niet doorslaggevend voor het al dan niet "geslaagd zijn" van het samenwerkingsverband. Ik heb dus flink wat moeten bijstellen in het veld. Pas later besefte ik dat ook deze onverwachte wendingen horen bij het doen van (leer)onderzoek. Om te verduidelijken waarom ik uiteindelijk naar het functioneren van de Asociación als geheel ben gaan kijken, geef ik een samenvatting van de problemen waar ik tegen aan liep. Het is belangrijk dit te vermelden alvorens verder op de casestudie van de organisatie in te gaan, om deze in de juiste context te plaatsen. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste problemen waar ik in het veld op ben gestuit en die me deden besluiten mijn onderzoek een andere wending te geven. Naar later bleek was dit een juiste beslissing, want de Asociación omvat voor de bevolking veel méér dan alleen het koffieproject.

1. Huisvesting

Het eerste probleem waar ik op stuitte, was dat van de huisvesting. Ik had van tevoren niets kunnen regelen. Ik hoopte in Chajul een familie te vinden bij wie ik in zou kunnen trekken. Het leek me namelijk wel zo antropologisch om dag en nacht tussen de lokale bevolking te leven, en van zo dichtbij mogelijk getuige te zijn van het dagelijks leven. Dit idee bleek een illusie, die in de praktijk niet opging. De Chajuleense bevolking is erg arm en de meeste gezinnen komen nauwelijks rond. De huizen zijn oud en in slechte staat, en vaak woont men met twee of drie families onder één dak. Het werd mij dus al gauw duidelijk dat er geen kamers te huur waren. Aangezien de mensen zelf al met ruimtegebrek kampen, was er geen plek voor een buitenlandse studente in huis. Ik begreep dat ik me "het wonen bij een lokale familie" te romantisch had voorgesteld. Heel even heb ik het geprobeerd, bij een uitzonderlijk welgestelde familie die een kamer over zei te hebben. Maar de eerste avond dat ik er was werd ik bestolen. Mijn tape recorder, voor het opnemen van interviews, was verdwenen.

6 Bovendien hield de eigenares van het huis zich niet aan de gemaakte afspraak: ik kreeg geen sleutel en er liepen constant familieleden in en uit. Ik kwam erachter dat het bedrag dat ik zou moeten betalen voor de kamer, in geen verhouding stond tot het maandelijkse inkomen van het gezin. Mijn bijdrage zou die zowat verdriedubbelen. Ik besloot de volgende ochtend mijn spullen weer te pakken en vertrok. Gelukkig bood de pater van het dorp me al gauw een kamer in de parochie aan. Deze pater, Rosolino Bianchetti, is één van de oprichters van de Asociación. Hij beschouwde het als een service van de vereniging om mij op te vangen. Ik heb dankbaar gebruik gemaakt van zijn aanbod. Ik beschikte over een eigen, ruime kamer, compleet met meubels en bergruimte voor mijn spullen. De privacy en vrijheid die ik als enige "permanente" bewoner heb gehad in het gebouw, had ik niet graag willen missen. Toch heeft het wel een aantal weken geduurd vóór ik dat besefte. Ik meende dat het niet leven bij een familie ten koste van mijn onderzoek zou gaan. Na een poosje begon ik in te zien dat ik te veel vasthield aan mijn vooropgestelde aannames en verwachtingen, waarmee ik eigenlijk alleen mezelf maar in de weg stond. Het onder één dak moeten wonen met een lokaal gezin was de eerste van vele veronderstellingen die ik los moest laten.

2: Afstand tot respondenten

Ik had me voorgenomen om mijn informanten al participerend te observeren. Mijn plan was om elke dag met hen mee te gaan naar hun koffietuintjes, om hen tijdens het werk te helpen met de pluk en op die manier alles mee te maken wat men doet op een alledaagse dag. Op zich was er niets mis met mijn intentie, het leek een goede manier om van dichtbij te ervaren hoe de kleine boeren leven. Maar waar ik geen rekening mee had gehouden, was de afstand. Ik had me niet gerealiseerd dat Chajul niet alleen

4 uit het dorp bestaat, maar ook een uitgestrekt achterland heeft met tientallen aldeas • En juist dáár wonen en werken de meeste koffieboeren. Chajul ligt in het hooggebergte op zo'n 2200 meter. De grond is er tierra fria; koude grond, waarop een gewas als koffie niet kan groeien. De lager gelegen tierra caliente (warme grond) is echter veel vochtiger en vruchtbaarder. Daar groeien gewassen als koffie en bananen in overvloed. Om er vanuit Chajul te komen moetje dus eerst zo'n 1000 tot 1400 meter zakken, om vervolgens de lange weg naar het te bezoeken plaatsje af te leggen. Sommige aldeas die onder de gemeente Chajul vallen, liggen op 25 kilometer afstand van het "hoofddorp". Ik had dit misschien van tevoren kunnen weten, maar ik had er geen idee van. Door de Stichting Max Havelaar, waar ik ter oriëntatie verschillende keren op bezoek geweest ben, is mij deze belangrijke informatie ook nooit gegeven. Ik ben verscheidene keren mee geweest met een aantal boeren, om een idee te krijgen van de tocht die zij moeten afleggen om op hun land te komen. Dat betekende uren zwoegen over steile

4 een aldea is een gehucht, dat bestuurlijk valt onder een grotere gemeente, in dit geval Chajul.

7 bergpaadjes, door de modder en dwars door rivieren. Deze tochten waren voor mij zó zwaar dat ik besefte dit niet dagelijks aan te kunnen. Bovendien bleek de bevolking in de aldeas nog armer te zijn dan de mensen in het dorp Chajul. Het was niet reëel te zoeken naar geschikte woonruimte. Ik besloot aldus om regelmatig naar een aldea toe te gaan en er een paar dagen of een week te blijven. Dit werd mijn werkwijze wanneer ik de aangesloten koffieboeren van de Asociación bezocht. Ik ben in verschillende aldeas geweest, maar vooral in Santa Abelina, dat, als het weer het toelaat, redelijk bereikbaar is met bus of jeep. Hoewel ik er uiteindelijk in geslaagd ben een aantal boeren en - gezinnen te interviewen, was de manier waarop verre van ideaal. Doordat ik woonde in Chajul en afhankelijk was van transport en gezelschap van anderen, was ik er altijd maar kort. Daardoor was het vertouwen, dat zo noodzakelijk is voor een goede relatie tussen onderzoeker en informant, niet altijd voldoende aanwezig. Dit lag naar mijn idee grotendeels aan het feit dat ik niet permanent aanwezig was in de gemeenschap. Was dit wel het geval geweest, dan was de kans op een meer vertrouwelijk contact een stuk groter geweest. Dit is waar ik me het meest op heb verkeken bij de voorbereiding op mijn onderzoek. Mede door dit probleem zijn veel van de gesprekken met koffieboeren vrij oppervlakkig gebleven. Overigens is dit niet uitsluitend te wijten aan de afstand tussen mijn verblijfplaats en die van de respondenten. Ook het soort vragen dat ik wilde stellen bleken niet altijd van toepassing te zijn. Met name vragen over de eigen rol van de koffieboer in de eerlijke handel en veronderstelde politieke bewustwording bleken voor veel mensen niet van toepassing. Ik ben dit probleem aangegaan door enerzijds mijn vragen te wijzigen en mijn methoden aan te passen. Daarbij ben ik mezelf meer gaan toeleggen op de koffieboeren die in Chajul zelf wonen. Anderzijds heb ik de focus in mijn onderzoek verlegd. In plaats van me uitsluitend met het koffieproject van de Asocaicion bezig te houden, ging ik me ook verdiepen in de overige projecten. Deze bleken eveneens van wezenlijk belang voor de socios5 en voor de gemeenschap als geheel. Naast koffieboeren legde ik dus ook contact met vrouwen, jongeren en mannen die zich met andere zaken bezig houden. Met een aangepaste hypothese, zoals vermeld in paragraaf 1.2, kreeg ik langzamerhand een breder beeld van de Asociacion als lokale NGO.

3: Taal

Ruim eenjaar voor vertrek naar Guatemala was ik begonnen de taal te leren. Twee conversatiecursussen Spaans in Amsterdam en een intensieve training in Guatemala zelf hadden me een redelijke basis gegeven. Tegen de tijd dat ik arriveerde op mijn onderzoeksbestemming kon ik me goed redden in het Spaans. Maar, zo merkte ik al snel, de inwoners van Chajul en vooral het achterland beheersen het Spaans over het algemeen slecht. De indigenas van de streek spreken hun

5 leden.

8 eigen inheemse taal: het Ixil. De meerderheid van de mensen is analfabeet, en wie al op school heeft gezeten spreekt gebrekkig Spaans, door de mensen aangeduid als castellano. De plattelandbewoners in de verafgelegen aldeas spreken zelden Spaans, en dit is ook niet nodig want zij hebben nauwelijks contact met mensen die niet tot hun eigen etnische groep behoren, laat staan met die buiten hun eigen omgeving leven. Vooral vrouwen, die nog minder onderwijs volgen dan mannen, bleken moeilijk te benaderen in het Spaans. De communicatie verliep dan ook vaak stroef, want andersom was het voor mij onmogelijk het Ixil te leren in een dergelijk kort tijdsbestek. Dit probleem probeerde ik te bestrijden door een medewerker van de Asociación met mij mee te nemen de aldeas in. Deze personen beheersen beide talen, en hebben mij veel geholpen om gesprekken te vertalen. Vaak werd er door de mannelijke informant een mengeling van Spaans en Ixil gesproken, wat me dan uitgelegd werd door mijn "tolk". Wanneer ik met vrouwen sprak, wat onder boerengezinnen weinig voorkwam, moest meestal alles vertaald worden. Het kwam ook voor dat ik zonder de hulp van een tolk ergens verbleef. Dan werd er vaak een familielid of dorpsgenoot ingeschakeld die wat Spaans kende, om te helpen vertalen. Deze werkwijze was verre van ideaal, omdat het gesprek met de informant altijd via een derde (plus soms een vierde en een vijfde) verliep. Daardoor ging er, naar mijn idee, vaak veel van "het oorspronkelijke" verloren. Ik bedoel hiermee de bepaalde uitdrukkingen en woorden die men gebruikt om iets te formuleren. Maar ook andere belangrijke taalspecifieke dingen als grapjes gingen langs mij heen. Mijn onderzoek zou zeker vlotter zijn verlopen indien ik het Ixil beheerst had. Echter, met passen en meten, veel geduld en herhaling, kwamen we er toch altijd wel uit. In gesprekken met informanten van andere projecten van de Asociacion was de taal over het algemeen minder een probleem. Vooral de mannen en vrouwen die werken op het kantoor van de vereniging spreken redelijk Spaans. Het communicatieprobleem berustte overigens niet alleen op taal. Vaak merkte ik dat de mensen in de aldeas wat wantrouwend en afstandelijk op mijn aanwezigheid reageerden. Waar ik in eerste instantie aannam dat dit kwam door de onbekendheid met vreemdelingen, werd me na een tijdje duidelijk dat er meer achter zat. Het -recente- verleden dat de Triangulo heil tekent, bleek een zeer grote rol te spelen in het heden.

4: Nasleep van de oorlog

Een andere factor die het interviewen bemoeilijkte, is het traumatische verleden van de gemeenschappen. Guatemala heeft meer dan drie decennia geleden onder een vreselijke strijd tussen leger en guerilla, waarbij honderdduizenden mensenlevens verloren zijn gegaan. Deze strijd, veelal besproken als la violencia6of la conflicta armada7 wordt verder uitgelicht in paragraaf 3.2. Vooral de dorpen in de Ixil-Driehoek zijn destijds zwaar getroffen. De burgerbevolking kwam vast te zitten

6 het geweld.

9 tussen de soldaten en de vermeende guerrillastrijders. In Chajul heeft bijna iedereen wel familieleden of vrienden verloren, want het dorp deed eind jaren tachtig dienst als legerbasis. De omliggende aldeas zijn zo mogelijk nog zwaarder getroffen: de meeste overlevenden vluchtten de bergen in, waar zij jarenlang onder erbarmelijke omstandigheden leefden. De gewelddadige gebeurtenissen van die tijd zijn natuurlijk niet vergeten. Hoewel de vrede heet te zijn hervat leven de mensen nog altijd in de nasleep van de oorlog. Buitenstaanders worden gewantrouwd, vreemdelingen op afstand gehouden. Mede daardoor was het in sommige gemeenschappen erg moeilijk met de mensen te praten. Er zijn aldeas die in de tijd van de burgeroorlog totaal vernield zijn, waarbij de bevolking massaal de dood vond. Diegenen die me wel dusdanig in vertrouwen namen en vertelden over de verschrikkingen van de oorlog, hebben me doen beseffen dat deze mensen voor de rest van hun leven getekend zijn. De nasleep van en de herinneringen aan die tijd bepalen voor een deel het gedrag en de gevoelens van de mensen. Zo komt alcoholisme op grote schaal voor, met name mannen die in de oorlog gediend hebben aan de kant van de guerrilla zwalken 's avonds over straat. Deze borrachos8 zorgen naast veel spot en hilariteit ook voor overlast. Ze maken dat vrouwen zich in het donker niet op straat durven begeven en er zijn geregeld vechtpartijen. In de voorbereidingsfase had ik kennis genomen van de bloederige burgeroorlog die zich in het gebied heeft afgespeeld. Maar wat ik niet kon weten was in hoeverre de sfeer in Chajul daar vandaag de dag nog altijd door bepaald wordt. De confrontatie met de realiteit maakte me echter al snel duidelijk dat veel mensen getraumatiseerd zijn door hetgeen zij hebben meegemaakt. De personen met wie ik wel een vertrouwensband heb opgebouwd tijdens mijn verblijf, hebben mij veel verteld over de oorlog. Zij waren het ook die mij erop wezen dat de geslotenheid en passiviteit van de boerengezinnen in de aldeas, waarschijnlijk voortkomen uit de angst en het wantrouwen, gekweekt door het gewapend conflict. Velen reageerden geschrokken wanneer ze mij zagen rondlopen in hun dorp. Op mijn beurt vond ik het vaak shockerend om te zien hoe (geïsoleerd) de gezinnen leven. Voor sommige was ik de eerste buitenlandse die ze ooit hadden gezien. Het gebied waarin deze mensen leven ligt vaak zo afgelegen dat er nauwelijks mensen van buitenaf komen. Wegen zijn er niet, dus auto's en bussen komen er niet. Een enkeling heeft een paard of een ezel, maar de meeste mensen moeten alles te voet doen. Dat men dus terughoudend en zeer verlegen op mij reageerde, is achteraf goed te begrijpen. In de plaatsjes waar ik vaker kwam of langere tijd verbleef, werd het contact opmerkelijk beter. De campesinos namen me meer in vertrouwen, en vertelden ook hun persoonlijke ervaringen tijdens la violencia. Ik heb verschrikkelijke verhalen gehoord, en besloot deze mee te nemen in het uiteindelijke onderzoeksresultaat. In deze scriptie zal de nasleep van de burgeroorlog dan ook

7 het gewapend conflict. 8 dronkaards.

10 uitgebreid aan bod komen. Het is de realiteit van de betrokkenen, die deel is van hun huidige doen en laten. Bovengenoemde onvoorziene omstandigheden maakten dat ik mijn onderzoek in het veld moest aanpassen. Los hiervan is er één factor van doorslaggevend belang geweest voor het verloop van het onderzoek, die aan aanpassingen geen boodschap heeft: de rol van mijzelf. Het feit dat ik vrouw ben, wit, ongehuwd en kinderloos, heeft onmiskenbaar impact gehad op mijn successen én tekortschieten als onderzoeker. Hierbij sluit ik me aan bij Joke Schrijvers, die stelt: "Je neemt altijdje eigen hebben en houden mee in een andere samenleving. Dat werkt door in hoe je kijkt, de manier waarop je bejegend wordt, en dus ook in je theoretische stellingname" (in: Opzij, 2002, p.40). Net als Schrijvers vind ik het belangrijk dit te benoemen, omdat antropologisch onderzoek juist hierdoor "gekleurd" wordt. Vooral waar hetgender gerelateerde kwesties betrof, werd mijn vrouwzijn belangrijk, soms zelfs bepalend. Concluderend kan ik stellen dat het onderzoek een waar leeronderzoek was, in de breedste zin van het woord.

1.3.1. Onderzoeksmethoden

De voornaamste onderzoeksmethoden die ik ter plaatse heb gehanteerd, zijn de volgende: open interviews, interviews met vragenlijsten (met open antwoorden), participatie en participerende observatie. Ook heb ik een aantal levensverhalen opgetekend, waarvan een tweetal verderop in de scriptie te vinden is. Zoals gezegd heb ik mijn vragen in de loop der tijd aangepast aan de veranderde omstandigheden. Aan de koffieboeren die ik interviewde stelde ik vooral vragen die betrekking hadden op hun werk en de gevolgen van hun deelname aan de Asociación. Zo kreeg ik een beeld van het dagelijks leven van de koffie producenten. Ook vroeg ik naar hun mening over zaken als voorwaarden en belangen van de Asociación. Daarmee kwamen dan ook zaken aan de orde als geld, afspraken, participatie van de leden aan vergaderingen, cursussen etc. Maar ook praatten de boeren over hun gezinsleven, de omstandigheden vroeger en hun verlangens voor de toekomst. De aanpak van het onderzoek verschilde. Wanneer ik naar een aldea ging om gedurende een paar dagen met mensen te praten over hun betrokkenheid bij de Asociación en hun leven als koffieboer(in), bereidde ik de interviews voor. Ik stelde een aantal hoofdvragen, die ik op papier had opgesteld. Ook bedacht ik van tevoren een aantal "sturende vragen", in de hoop mijn gesprekspartner over een specifiek onderwerp (zoals ziekte en gezondheid, inkomen of toekomst) te horen. Vaak verliep het gesprek zodanig dat ik meer inhaakte op hetgeen de persoon in kwestie vertelde, dan dat ik me strikt aan mijn vragenlijst hield. Op andere momenten ontstonden gesprekken spontaan en totaal onverwacht. Toch leverden juist die gesprekken vaak zo veel informatie op dat ik ze ook tot mijn data reken.

11 Later, toen ik me ook ging toeleggen op de overige projecten van de Asociacion, ben ik minder met vragenlijsten gaan werken. Soms liep ik eerst een tijdje mee. Zo assisteerde ik bij de voorbereidingen van de radio-uitzending. Ging ik mee met een groep jongeren naar het Centro de Desarollo waar zij opgeleid worden en wonen. En werkte ik mee in de Tienda en de Panaderia waar vers brood verkocht wordt. Op deze manier participeerde ik dus in de bezigheden van de respondenten. Aan de hand van hun werk vertelden zij me over de projecten en het belang ervan. Dan maakte ik meestal een afspraak met een aantal mensen om hen te interviewen. Soms vonden die gesprekken thuis plaats, maar vaker op de eigen werkplek. Later, toen ik me ook ging toeleggen op de overige projecten van de Asociacion, ben ik minder met vragenlijsten gaan werken. Doordat ik veel van de socios al wat beter kende, verliepen de interviews met hen over het algemeen soepeler dan die met de koffieboeren in de aldeas. Al met al heb ik een redelijk compleet beeld gekregen van alle projecten en activiteiten van de Asociación. In totaal heb ik 23 koffieboeren geïnterviewd. Deze gesprekken hadden meestal plaats bij hen thuis. Met een aantal sprak ik op de tuin, tijdens het werk. Het voordeel van het thuis interviewen zat vooral in het feit dat we ons dan in de vertrouwde omgeving van de respondent bevonden. Ik heb gemerkt dat deze gesprekken dan ook beter verliepen en meestal van langere duur waren dan die op het land, waar men toch in de eerste plaats is om te werken. Hoewel ik onder de koffieboeren voornamelijk mannen heb geïnterviewd, lukte het in drie gevallen om het hele gezin rond de tafel te krijgen. Spreken met vrouwen op het platteland is echter moeilijk, omdat zij in de regel het Spaans niet beheersen. Maar, met behulp van kinderen en hulpvaardige dorpelingen zag ik soms toch kans tot een redelijke communicatie te komen.

1.4. Opbouw van de scriptie

In hoofdstuk 2 wordt de theoretische achtergrond van het onderzoek uiteengezet. Van het huidige proces van economische globalisering, en de daaruit voortvloeiende "tegenkrachten", komen we bij fair trade. Het alternatieve handelsmodel staat niet louter voor economische vooruitgang van kleine producenten, maar kan ook empowerment bewerkstelligen. De lokale context staat centraal in hoofdstuk 3. Door een terug te blikken op de belangrijkste ontwikkelingen in Guatemala met betrekking op de onderzoeksproblematiek, komen we uit bij het leefgebied van de Ixiles. Het levensverhaal van Francisco Cuplaj illustreert de impact van het gewapend conflict. De casestudie van de Asociación, volgt hier op. Tegen de achtergrond van "Guatemalteekse koffiepraktijken" (paragraaf 4.1) volgen we de organisatie van ontstaan tot aan de huidige samenstelling en doelen die men nastreeft. De "eerlijke handel" via de Stichting Max Havelaar speelt hierbij een grote rol. De eigenlijke data zoals ik die in de loop der maanden heb verzameld, zijn verwerkt in de hoofdstukken 5 en 6. Daarin worden de projecten van de Asociación uitvoerig besproken. Leden en

12 anderszins betrokkenen vertellen zelf over hun werk voor en ervaringen met de organisatie. Het koffieproject wordt uitvoerig behandeld, overeenkomstig de hoofdvraag uit paragraaf 1.2. Vervolgens komen projecten op gebied van onderwijs, ambachten (door vrouwen) en communicatie aan bod. Uit de verhalen en voorbeelden komt naar voren óf en hoe empowerment aan de orde is. Het levensver­ haal van Juana Caba Caba zet het belang van de projecten krachten bij. In het slothoofdstuk (7) wordt teruggeblikt op de materie om er de nodige conclusies uit te trekken. Een blik in de toekomst is aanleiding voor een aantal aanbevelingen. Op grond van deze eerste onderzoekservaring blijven deze bescheiden van aard.

13

2: In naam van ontwikkeling

"Het drama van de Titanic houdt ons misschien nog steeds bezig omdat dit grote passagierschip onze maatschappij als geheel zou kunnen symboliseren. Het is mogelijk dat er bij vele van ons het vage gevoel bestaat dat wij allen, als moderne mensheid, ons hebben ingescheept op een gigantische Titanic die, op drift door Promethaanse overmoed, vroeg of laat gedoemd is ten onder te gaan" . . Wanneer we kijken naar de ondergang van het schip, zouden we eigenlijk het collectieve noodlot dat ons misschien te wachten staat zien gebeuren, waarbij we geheimzinnig worden aangetrokken zowel door de stoutmoedige droom die de "Titanic" voortdrijft, als door het angstige vermoeden van opdoemende ijsbergen die met de noodlottige onvermijdelijkheid van een klassieke tragedie het einde zullen veroorzaken" (Ton Lemaire in: Hoebink e.a" i999, p.205).

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de theoretische context van het leeronderzoek uiteengezet. Omdat het veld­ werk bestond uit een verblijf bij een Guatemalteekse lokale organisatie, is het belangrijk dat besproken wordt wat op lokaal niveau van belang is. Echter, om de lokale problematiek van de Chajulenen te kunnen plaatsen, is het noodzakelijk de bredere, internationale achtergrond te schetsen en analyseren. Immers; lokale problematiek houdt verband met wereldwijde ontwikkelingen. Andersom geldt dit eveneens. Roozen en van der Hoff stellen dat: "Een praktijk zonder analyse en strategie ontbeert fundament en richting. Reflectie en theorievorming kunnen de praktijk verdiepen" (2001, p.250). Hiermee ben ik het eens, want de praktijk vraagt om een duiding. De meest doordringende ontwikkeling van deze tijd is de toenemende globalisering. Deze laat zijn sporen na tot in de verste uithoeken van de wereld. Hoewel het een wenselijk proces heet te zijn op economisch gebied, heeft de globalisering verregaande consequenties op tal van andere gebieden. Met name zij die machteloos staan ten opzichte van besluitvorming en politiek ondervinden de gevolgen van de toenemende vrijhandel. Tegelijkertijd zien we wereldwijd een toename in de ontwikkeling van alternatieven. Zo wordt door steeds meer mensen het kwijtschelden van de schulden van de armste landen geopperd. Ook initiatieven om kleine producenten aan een betere prijs voor hun product te helpen, nemen in aantal én aanhang toe. "Eerlijke handel", internationaal bekend onder de noemer Fair Trade, is daar een voorbeeld van. Het biedt (kans)arme producenten een kans hun levensstandaard te verbeteren. Zelf zie ik het als een (tegen)reactie op de toenemende globalisering. Het Nederlandse keurmerk Max Havelaar is alom bekend als toonbeeld van Fair Trade. Behalve een betere prijs voor bijvoorbeeld hun koffie, kan het kleine boeren in ontwikkelingslanden ook sterken in hun (behoefte aan) empowerment. In het geval van de Guatemalteekse Asociacion geldt dit in zekere mate ook, zoals geleidelijk aan zal blijken. Maar ook op lokaal niveau geldt dat een voortdurende kritische beschouwing van het eigen handelen nodig is om de structurele veranderingen die de organisatie voorstaat, te bewerkstelligen (zie paragraaf 2.3 en vanaf hoofdstuk 5).

14 2. 1. De "graaicultuur"

Dat de welvaart en vooruitgang op de wereld niet bepaald eerlijk verdeeld zijn, weten we allemaal. De kloof tussen rijk en arm is groot en wordt steeds groter. Je positie ten opzichte van deze kloof bepaalt voor een belangrijk deel hoe kansrijk -of arm je bent. In Guatemala bijvoorbeeld leeft ruim 60% van de bevolking beneden de armoedegrens. Een kleine maar oppermachtige elite zwaait er de scepter en de eist de welvaart grotendeels voor zichzelf op. Guatemala is slechts één van de vele landen waar de tegenstelling schatrijk en straatarm zo typerend is voor de sociale verhoudingen, in stand gehouden door een repressieve overheid. In het Westen beamen we de ongelijkheid en meestal zelfs de onrechtvaardigheid. We zouden de kloof wel willen verkleinen, om het zuidelijk halfrond wat tegemoet te komen. Maar tegelijkertijd leven we in de non stop consumptiemaatschappij, waar we ons tegoed doen aan een voortdurende overvloed aan producten. We bevinden ons in een tijdperk van economisme (Lemaire in Hoebink e.a., 1999, p.207), waarin alles in het teken staat van de economie. In het neoliberale denken van tegenwoordig is voor de overheid slechts een beperkte rol weggelegd. Zij wordt vooral gezien als terugtredend, want het motto is: laat de markt zijn werk doen. Interventies in de economie moeten dus zo veel mogelijk voorkomen worden. De heersende "no nonsense mentaliteit" maakt dat we achter onszelf aanrennen om optimaal gebruik te maken van de tijd. Immers, tijd is geld, en dat laatste hebben we nooit genoeg. De 24 uureconomie draait als nooit tevoren. In wat Cees Hamelink "onze graaicultuur" noemt, staat hetfim­ shopping (in: Hoebink e.a., 1999, p. 79) zelfs in de top drie van favoriete vrijetijdsbesteding. In mijn observatie kenmerkt het individualisme de samenleving steeds meer. Het persoonlijk belang voert bij velen de boventoon. De onverschillige houding die veel mensen tegenover elkaar aannemen is typisch voor deze tijd. Materialisme en ratio lijken humanisme en solidariteit te overstijgen. Juist deze twee laatste menselijke waarden zijn zo broodnodig in de strijd tegen armoede en ongelijkheid.

2.2 Globalisering onder de loep

De bovengeschetste situatie laat het economisch systeem natuurlijk niet ongemoeid. De economie "globaliseert" in rap tempo. Globalisering is actueler dan ooit: je kunt geen krant of tijdschrift openslaan of je komt wel een artikel tegen. Maar wat houdt die veelbesproken globalisering nu precies in ? In de regel wordt globalisering gepresenteerd als een noodzakelijke en gunstige ontwikkeling in de internationalisering van de economie. Voor steeds meer bedrijven verdwijnt het belang van nationale grenzen: zij investeren en drijven handel op plaatsen waar dat voor hen het gunstigst is. Nauwelijks belemmerd door nationale overheden kunnen multinationale ondernemingen hun gang gaan, zonder verantwoording af te leggen of gecontroleerd te worden.

15 Door alle (media) aandacht en publiciteit rond globalisering zou je kunnen denken dat het een relatief nieuw verschijnsel is. Maar globalisering is slechts een modern woord voor een proces dat zich al heel lang voortsleept. Werd er vroeger over mondialisering gesproken, dan doelde men op hetzelfde fenomeen. Letterlijk betekent het niet meer dan "wereldwijde verspreiding" (Wertheim in Hoebink e.a" 1999, p.242). Maar verspreiding van wát? In politiek, media en wetenschap wordt vrijwel altijd gedoeld op de wereldwijde verspreiding van de marktgerichtheid van economie en politiek, die elkaar kriskras overlappen en waar nodig aanvullen. Behalve informatieverspreiding via het Internet worden in de meeste publicaties andere verspreidingen, zoals het vergroten van sociale ongelijkheid, buiten beschouwing gelaten. En dat past in deze tijd van onverschilligheid, waar saamhorigheid en gemeenschapszin plaats maken voor individualisme. "Volgens de economische en politieke mainstream wordt iedereen uiteindelijk beter van meer vrijhandel(het GATT-verdrag1) en van internationalisering van markten en ondernemingen", stelt Robert Went (1996, p.22). Wanneer de handel niet wordt belemmerd, zo denken voorstanders, kan een ieder zich specialiseren in de producten en diensten waarin hij of zij het beste is. Daardoor zou de productiviteit toenemen, en daardoor ook de algemene welvaart. Deze ongenuanceerde redenering gaat echter voorbij aan de bestaande ongelijkheid. Ontwikkelingslanden zitten vast aan buitenlandse schulden en leningen, wat een onzekere basis biedt voor de concurrentiepositie. Om toch in de markt te blijven, zien de ontwikkelingslanden zich gedwongen de bedrijven lage lonen te bieden. Als dat niet voldoende is, wordt er ingeleverd op milieustandaarden of vakbondsrechten. Went: "het opheffen van beperkingen en belemmeringen op handel in de wereld leidt ook tot een vrijere wereldvervuiling" (1996, p.37). Ook deze keerzijde van globalisering wordt dikwijls buiten beschouwing gelaten. Vrijhandel moedigt rijke landen aan om meer te consumeren, en arme landen om meer te exporteren. Productie- en consumptiepatronen in de wereld zijn onderling steeds afhankelijker. Volgens het GATT-verdrag zouden ontwikkelingslanden, die zich meestal kenmerken door een exportgerichte economie, er goed aan doen zich te specialiseren in een bepaald product. Voor Guatemala is koffie hét exportproduct bij uitstek. Maar liefst zeven procent van de bevolking is direct afhankelijk van de koffie (Oxfam International, 2002, p.8). Deze afhankelijkheid van slechts één enkel gewas brengt grote risco's met zich mee voor kleine producenten. Hier kom ik op terug in hoofdstuk 5. Veel ontwikkelingslanden moeten het hebben van natuurlijke hulpbronnen. Die worden, als gevolg van de globaliserende markt, in versneld tempo opgebruikt. Zo vindt er wereldwijd overbevissing plaats, waardoor de visvangst terugloopt en veel soorten dreigen uit te sterven. Een ander voorbeeld is de massale houtkap, die tussen 1990 en 1995 wereldwijd maar liefst 56 miljoen hectare bos deed verdwijnen (Milieudefensie, 2002, p.5). Zonder tegenwerking of controle van de nationale overheid hebben bedrijven de vrije hand. Wat voorstanders van de huidige globaliserings­ tendens vaak nalaten mee te nemen in hun argumentatie, is dat een toename van de welvaart in een

1 GATT staat voor Genera! Agreements on Tariffs and Trade. Dit verdrag werd in 1994 opgesteld, om verdergaande liberalisering van de wereldhandel te realiseren.

16 land niet automatisch de hele bevolking bereikt. Het nationaal inkomen stijgt weliswaar, maar dit zegt nog niets over de verdeling ervan. Armoede verdwijnt niet door vrij kapitaalverkeer. De zogenaamde Washington Consensus, het geloof dat wanneer de macro-economische situatie van een land op orde is de economische groei vanzelf komt is dan ook kortzichtig en onrealistisch te noemen: "Een geloofdat IMF, Wereldbank en de Treasury (het Amerikaanse ministerie van financiën) vanaf de jaren tachtig aan de ontwikkelingslanden hebben opgelegd" (de Roo & van Tilburg, 2000). Het zijn precies die instituten die, samen met de WT02 de scepter zwaaien in het openen van markten ten behoeve van de vrijhandel. Het zijn machtige internationale instellingen, die beslissen over handelsvoorwaarden, subsidies en sancties. Het voornaamste bezwaar tegen deze nieuwe grootmachten, is dat zij hun beleid onder dwang opleggen aan de armere landen, die economisch niet bij machte zijn een structureel tegenwicht te bieden. Dat de kloof tussen arm en rijk toeneemt, is volgens Went functioneel voor de wereldeconomie. Die is steeds meer georiënteerd op: "het produceren van luxegoederen voor de welgestelden en op het kortetermijndenken van de financiële sector" (in: de Volkskrant, 2002). In naam van ontwikkeling bepalen bovengenoemde instituten dus de voorwaarden voor deelname op de markt. "Ontwikkeling" stellen zij gelijk aan economische vooruitgang. De Westerse opvatting van wat ontwikkeling is, wordt in bepaalde dominante kringen toegepast op de rest van de wereld, ongeacht wat die daarvan vindt. Dit wordt geïllustreerd door vijf zorgwekkende gevolgen van vrijhandel, die op pagina 18 en 19 worden uiteengezet. Robert Went vormt, als econoom, een uitzondering op de regel door zich kritisch uit te laten over globalisering. In Grenzen aan de globalisering ? stelt hij de wenselijkheid van het veelbesproken verschijnsel aan de kaak. Hij schuwt daarbij niet de schaduwzijde te belichten: ''Achter de idyllische façade van de economische een wordende wereld gaan grote belangentegenstellingen schuil en wordt gevochten om markten, grondstoffen, banen en winsten" (1996, p.22). Volgens Went wordt globalisering ten onrechte als een louter noodzakelijk en gunstig proces gepresenteerd. Hij verwijt economen en ondernemers de eenzijdige voorstelling van zaken. Zij zouden uitsluitend met grafieken en modelmatige berekeningen aantonen dat bij globalisering en toenemende vrije handel sprake is van win-win situaties, waar iedereen beter van wordt. Maar, stelt Went, dat soort berekeningen hebben meestal weinig met de werkelijkheid te maken. Hogere winsten door kostenverlaging gaan ten koste van lonen en banen. Een groter marktaandeel voor het ene bedrijf betekent dat een ander bedrijf zal inkrimpen. Het (onder druk) openstellen van markten kan voor bedrijven in ontwikkelingslanden leiden tot het verlies van banen, vervolgens van economische en sociale netwerken en van traditionele kennis van zaken. Went zegt dus eigenlijk dat de één z'n brood, de ander z'n dood betekent. Het IMF3 en de Wereldbank hebben zich fraaie doelstellingen gesteld, daar niet van. Waar de eerste de financiële stabiliteit in de wereld wil verzekeren, zegt de ander zich toe te leggen op de economische ontwikkeling van de armste landen (de Roo & van Tilburg, 2000).

2 World 1rade Organisation. 3 International Monetary Fund.

17 Financiële handelaren, die de dienst uitmaken op de kapitaalmarkten, hechten groot belang aan de aanbevelingen en cijfers van beide instituten. Volgens Went kunnen zij regeringen maken en breken. Hij legt uit dat: "door de internationalisering van de kapitaalmarkten en de liberalisering van het kapitaalverkeer kunnen kapitaalverschaffers altijd op zoek naar hogere rendementen" (1996, p.23). Went meent dat het IMF slechts één regel hanteert voor alle landen in de Derde Wereld en Oost­ Europa: "het adviseert ofdwingt hen absolute prioriteit te geven aan het uitbreiden van de export en het qfbetalen van de buitenlandse schuld" (1996, p.25). Deze landen krijgen hierdoor een dusdanig eenzijdige economische structuur, dat hun afhankelijkheid van de importerende, Westerse landen, alleen maar toe- in plaats van afneemt. Fluitman sluit hierbij aan: "De Wereldbank en het IMF hebben op vele ontwikkelingslanden druk uit kunnen oefenen om over te gaan op een opener, meer exportgericht handelsbeleid. De leningen van de Wereldbank en het IMF, nodig om de schuldenlast te verlichten, worden alleen onder strikte voorwaarden verstrekt. Het verlagen van importtarieven behoorde daar toe" ( 1998, p.15). De behoeften van de eigen bevolking blijven bovendien ondergesneeuwd, zolang aan deze "dictatuur van de financiële markten" (Went, 1996, p. 24) geen tegenkracht wordt geboden. Wanneer we kijken naar wat we nog steeds de Minder Ontwikkelde Landen (MOLs) noemen, is de Westerse ideologie4 niet op zijn plaats. Vandana Shiva wijst ons op het gevaar dat deze ideologie inhoudt voor lokale kennissystemen. In haar Monocultures ofthe Mind, zet ze uiteen dat ook het Westerse, dominante systeem van mondiaal kapitalisme, in feite een lokaal systeem is. Maar omdat het zichzelf verheerlijkt en boven alle andere systemen verheft, beschouwt het zichzelf als universeel geldend. Lokale kennissystemen worden genegeerd door de welvarende Westerse wereld: "Local knowledge is made to disappear by simply not seeing it, by negating it's very existence ... Emerging from a dominating and colonising culture, modern knowledge systems are themselves colonising" (Shiva, 1993, p.9). Middels "intellectuele kolonisatie" zou het dominante Westen zich als het ware tot wereldleider uitroepen, zonder zich bewust te zijn van haar eigen arrogantie en de waarde van andere systemen. Dit is wellicht wat al te cru voorgesteld, maar ik ben het met Shiva eens wat het superioriteitsdenken van het Westen betreft. Ter nuancering dient wel opgemerkt te worden dat, ook in het "armoedige Westen", zoals Shiva de dominante visie noemt, er tal van alternatieve visies ontwikkeld zijn en worden. In paragraaf 2.3. zien we daar voorbeelden van. Viviane Forrester waarschuwt voor de anonimiteit van de markt. Ze stelt "Hetgeen ons wordt voorgesteld als het resultaat van een alomtegenwoordige globalisatie, die alles overheerst, is niets anders dan het resultaat van een doelbewuste politiek die overal ter wereld wordt gevoerd" (2000, p.13. We moeten ons ervan bewust blijven dat het om een keuze gaat. Globalisering is, kort gezegd, een eurocentrische uitvinding, die het marktmodel van mondiaal kapitalisme superieur acht aan andere vormen van maatschappelijke ordening. In naam van "ontwikkeling" en "vooruitgang" maakt dit

4 Hie1mee bedoel ik het neoliberale denken waarbij accumulatie van winst centraal staat.

18 systeem vrijwel alles legitiem, zolang het maar "steeds snellere enfenomenalere megawinsten genereert voor de economie van privé-ondernemingen, en wel tot elke prijs" (Forrester, 2000, p.14). Wim Wertheim stelt dat: "Wanneer we denken aan de boerensamenlevingen, die zowel in Azië als in Afrika alsook in delen van Zuid- en Midden-Amerika nog een groot deel van de bevolking omvatten, dan slaat het spreken over deze vorm van globalisering, als zijnde een "strijd om het grote geld" van global players, op die wereld van armoedzaaiers als een tang op een varken" (in: Hoebink e.a., 1999, p.242). Wertheim heeft een goed punt, maar zijn stelling wil niet zeggen dat het Westerse streven geen betekenis heeft voor de ontwikkelingslanden. Integendeel, de effecten zijn vaak van rampzalige omvang. De kloof die economische globalisering beoogt te verkleinen, wordt in feite almaar wijder. Daarmee is de paradox compleet: in plaats van mondiale eenwording en een gelijkwaardiger verdeling van inkomen, draagt economische globalisering bij aan een toename van de ongelijkheid in de wereld. Tussen 1975 en 1999 groeide de gemiddelde welvaart per persoon in de 30 rijkste landen, terwijl die daalde in de 53 armste landen (Milieudefensie, 2002, p.5). "Globalisering heeft arme landen op achterstand gezet", aldus Went (in: Trouw, 2002). Naar mijn idee zijn onderstaande gevolgen van de vrijhandel het meest nadelig voor de Minst Ontwikkelde Landen:

1. de kloof tussen arm en rijk wordt groter; zoals blijkt uit het bovenstaande worden arme landen armer en rijke landen rijker door de toenemende globalisering. 2. meer productie en handel leiden tot excessief gebruik van hudpbrmmen; Vrijhandel werkt consumptie en dus productie in de hand. Arme landen zien zich genoodzaakt steeds meer te exporteren. Zoals gezegd wordt wereldwijd een enorme aanslag gepleegd op natuurlijke hulpbronnen. Met name de agrarische monsterbedrijven dijen steeds verder uit. "Met hun monocultuur buiten ze natuur en mensen uit op een schaal als nooit tevoren. Maar daarvoor betalen zij niet de rekening. Als ze die wel gepresenteerd zouden krijgen, dan zouden kleine boeren die verschillende gewassen verbouwen weer een kans krijgen" aldus Silvia Ribeiro (in: van Zeijl, 2002, p.30). Als 5 milieuonderzoekster bij een internationale NG0 , ziet zij hoe de kleine boeren in Mexico steeds armer worden als gevolg van de liberalisering van de handel. Vandana Shiva keert zich ook tegen de monocultuur: "Als je je maar één soort gewas richt en de oogst mislukt, heb je niets om dat mee op te vangen" (in: van Zeijl, 2002, p.31). ln hoofdstuk 5 zullen we zien dat diversificatie ook voor de koffieboeren van de Asociación wenselijk is. 3. Bedrijven worden zo machtig dat ze welhaast oncontroleerbaar zijn; 's Werelds grootste bedrijven hebben toegang tot politieke besluitvormers. Veel overheden stimuleren een verdere liberalisering van de economie omdat zij menen dat wat goed is

19 voor de handel, goed is voor iedereen (Milieudefensie, 2002, p.6). Maar bedrijven zijn natuurlijk uit op kostenbesparing, die leiden tot massaontslagen, fusies en acquisities. 4. Kleine bedrijven en producenten kunnen niet concurreren; Talloze kleine bedrijven en boeren kunnen simpelweg niet op tegen de marktkracht van de grote bedrijven. Onder druk van de mondiale competitie verplaatsen bedrijven hun fabrieken en kantoren naar landen waar nog goedkopere arbeidskrachten te vinden zijn (de zogenaamde lage lonen landen). 5. Arme Banden verkeren in een ongelijkwaardige onderhandelingspositie. De WTO opereert ondemocratisch. Hoewel zij volgens de zogenaamde één-land-één-stem 6 structuur opereert , hebben machtige landen veel meer invloed op de onderhandelingsagenda. Armere landen kunnen zich soms geen vertegenwoordiging veroorloven, waardoor handelsnaties of -blokken zoals de Europese Unie, de Verenigde Staten en Japan druk op hen uit kunnen oefenen om met de agendapunten in te stemmen. Landen die buiten de WTO willen blijven, lopen het risico economisch geïsoleerd te raken.

De gevolgen van freetrade zullen onvermijdelijk verergeren, wanneer deze in naam van "ontwikkeling" en globalisering nog verder toeneemt. In paragraaf2.4. worden drie componenten van fair trade uitgelicht, die bovenstaande effecten tegengaan in plaats van versterken. Uitgangspunt is dan ook niet de dominante globalisering met vrijhandel als hoogste goed, maar een "globalisering van onderaf'', die een duurzame economie nastreeft. Op dit model van globalisering van onderaf kom ik terug in hoofdstuk 7. Opgemerkt dient te worden dat bovengenoemde paradox ook op lokaal niveau bestaat. De Asociación in Chajul slaagt er niet altijd in het tegenwicht te bieden dat zij voorstaat: een gelijkwaardig(er) verdeling van inkomen en kansen lijkt niet voor iedereen op te gaan. Juist de meest kwetsbare (koffie )boeren worden gepasseerd, doordat ook de lokale ontwikkelingsorganisatie te kampen heeft met pretentieuze doelstellingen van een afstandelijk bestuur. Vanaf hoofdstuk 4 wordt hier uitgebreid op ingegaan.

5 Non Gouvernementele Organisatie. 6 Tijdens de GATT-onderhandelingen was hiervan echter geen sprake. De voorzitter van de G-77 (de bundeling van Derde Wereldlanden), Luis Femando Jaramillo stelt: "Hoewel ze benadrukten dat de onderhandelingen globaal van karkter waren, weigerden de landen uit het noorden uiteindelijk elke discussie, zeljS bilateraal, met de landen van de Derde Wereld" (in: Went, 1996, p. 19).

20 2.3. Geboden tegenwicht

Zoals gezegd wordt de keerzijde van economische globalisering wordt veelal buiten beschouwing gelaten. In de landelijke media krijgen tegenstanders en critici van globalisering wel aandacht, maar dit is meestal negatieve aandacht. Na iedere conferentie van de Wereldbank en de Wereldhandels­ organisatie berichten de kranten op sensationele toon over de grootschalige demonstraties op straat. Gewelddadige confrontaties worden groots uitgelicht, terwijl het meestal om incidenten gaat. Relatief gezien stellen dergelijke escalaties weinig voor, daar het merendeel van de actievoerders op vredige wijze haar ongenoegen laat blijken. De media gaan helaas nauwelijks in op de inhoudelijke argumenten van de betogers. Dat blijkt alleen al uit de generaliserende naam die zij hen gaven: anti­ globalisten. Met deze term scheren zij een zeer diverse verzameling van bezorgde burgers over één kam. Bovendien is het een foutieve term, want in feite is het merendeel van de activisten niet tegen globalisering op zich, maar tegen de manier waarop deze georganiseerd is. Zelf noemen zij zich liever anders-globalisten (van Zeijl in: Opzij, 2002, p.29). Terwijl zij zeer uiteenlopende achtergronden hebben (vakbonden, milieuorganisaties, sociale en politieke bewegingen) hebben zij één ding gemeen: ze maken zich zorgen. En terecht. Zoals uit paragraaf2.2 is gebleken, brengt de globalisering in haar huidige vorm vele gevaren met zich mee. In plaats van het terugdringen van armoede en uitbuiting werkt zij dit in de hand. "Het economisch systeem ontbeert legitimiteit" zoals Went stelt (in: Trouw, 16-1-2002). Naarmate de gevolgen van dit economisch systeem doordringen in het dagelijks leven van mensen wereldwijd, zien we dat zij er steeds meer stelling tegen nemen. Het aantal groeperingen dat zich bezighoudt met het bewerkstelligen van alternatieven neemt toe. Actoren zijn te vinden in de civiele samenleving in Noord én Zuid: vakbonden, coöperaties, milieu- en mensenrechtenorganisaties. Want behalve bovengenoemde nadelen biedt globalisering ook kansen aan met name NGO's: "Zoals mondialisering kansen biedt aan ontwikkelingslanden om te penetreren in de grote markten op de aarde en langs die penetratie industrie en diensten op te bouwen, zo biedt ze ook mogelijkheden aan ontwikkelingsorganisaties om mondiale armoede -en milieuproblemen op de agenda te zetten", meent Paul Hoebink (1999, p.69). Een voorbeeld van zo'n groepering is de zogenaamde Kairos beweging. Deze "coalitie van gelooftgenootschappen, vakbonden en sociale bewegingen" (Hamelink in: Hoebink e.a., 1999, p.80) staat een fundamentele verandering van de economie, de politiek en het waardesysteem voor. Zij bestrijdt geld en winst als belangrijkste waarden in onze neoliberale maatschappij. In plaats daarvan ziet zij spiritualiteit en solidariteit als de belangrijkste waarden voor een sociaal rechtvaardige, democratische samenleving. Er zijn wereldwijd allerlei alternatieve experimenten gaande. Op het gebied van landgebruik denken we bijvoorbeeld aan duurzame en biologische landbouw.

21 Er worden nieuwe energievormen ontwikkeld, zoals wind- en zonne-energie. Hamelink noemt verder de nieuwe financieringssystemen, zoals de Grameen Bank in Bangladesh: "een coöperatieve bank voor meer dan 1, 5 miljoen arme landloze plattelandsbewoners, voornamelijk vrouwen" (in: Hoe bink e.a., 1999, p.80). Andere voorbeelden zijn de Duitse Ecobank en de International Association of Investors in the Social Economy (INAISE). Kairos juicht deze initiatieven toe, maar komt met een wat twijfelachtig uitgangspunt. Zij acht het van wezenlijk belang dat het starpunt van dergelijke initiatieven wordt gevormd door "te luisteren naar de slachtoffers" (Hamelink in: Hoebink e.a" 1999, p.82). Door de betrokken groeperingen uit de Derde Wereld te bestempelen als "de slachtoffers", nemen zij hen niet geheel serieus als participe­ rende medespeler. Een slachtoffer is immers iemand die geholpen dient te worden. De hulprelatie, waarbij mensen tot het object van hulp worden gemaakt, dient juist doorbroken te worden. Alleen dan kan er sprake zijn van gelijkwaardigheid. Op dit punt sluit ik me dan ook aan bij Frans van der Hoff, die het belang van de wederkerigheid onderstreept. Levend onder de arme koffieboeren in het Mexicaanse Oaxaca heeft hij zich de Indiaanse opvattingen over de mens eigen gemaakt. Hij spreekt van een relationeel mensbeeld dat, in tegenstelling tot de Westerse filosofie, de mens ziet als het middelpunt van de relaties die hij aangaat. Elk mens heeft zijn eigen identiteit, die wordt opgebouwd uit zijn ervaringen met andere mensen. Van der Hoff redeneert dat wie de mens niet als een "gesloten identiteit" beschouwt, maar als "een wezen dat constant in interactie is met anderen", (2001, p.39) de ander niet snel tot object zal maken. De ander is dan een subject, in die zin dat hij iets voor je betekent, in positieve dan wel negatieve zin. Het gaat dus om een soort "tweerichtingsverkeer". De Indiaanse 7 boeren met wie van der Hoffwerkt in de coöperatie UCIRI , leven vanuit dit relationele mensbeeld. Het leven is voor hen, op alle vlakken, van gemeenschapszin doortrokken. Mijn eigen ervaring in Guatemala sluit hier grotendeels bij aan. De gemeenschap gaat voor de indigenas vóór het individu. Het "gast-recht", dat van der Hoff ziet als een grondregel, is inderdaad een samenbindende factor in het omgaan met elkaar. "de wederkerigheid, die aan de basis ligt van het gastrecht, is voor de indianen een van de belangrijkste culturele en religieuze noties. In geven en ontvangen behoort wederkerigheid te bestaan" (2001, p.41 ). In de praktijk betekent dit dat wanneer er iemand bij je aanklopt, je diegene zonder meer welkom heet. Omgekeerd kan je zelf ook altijd op gastvrijheid rekenen wanneer dat nodig is. In Chajul heb ik dit regelmatig teruggezien. Wederzijds respect en onderlinge solidariteit zijn hoogstaande waar- den in het leven van de indigenas. Deze waarden kunnen worden aangewend om een "globalisering van onderaf' te bewerkstelligen, waar ik in hoofdstuk 7 op terugkom. Om tot een gelijkwaardiger en rechtvaardiger verdeling van de welvaart te komen, dient de kloof tussen Noord en Zuid versmald te worden. Ook daar zetten vele organisaties zich voor in. Onder de noemer Fair Trade stimuleren zij eerlijke handelsvoorwaarden -en condities, opdat kansarme producenten zich een betere positie kunnen verwerven op de internationale markt.

7 Unión de Comunidades Indigenas de la Región del Istmo.

22 2.4. Fair Trade

Veel van de levensmiddelen en luxe artikelen die wij in het Westen gebruiken, zijn afkomstig uit ontwikkelingslanden. Van de Nederlandse consumenten vindt 85% dat mensen in de Derde Wereld te weinig betaald krijgen voor hun producten (Handelskrant, nr. 4, 2001, p.23). De meerderheid zegt best bereid te zijn hier wat aan te doen. Goedbedoelde donaties komen terecht bij geijkte ontwikkelings­ organisaties als Novib en Simavi. Hoewel zogenaamde duurzame ontwikkeling steeds vaker op het programma staat, moet dit soort organisaties het vooral hebben van hulpgelden. Met deze gelden worden de problemen echter niet structureel opgelost. Goedbedoeld zijn ze, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Door een bedrag over te maken uit medelijden of om van het eigen schuldgevoel af te komen, gaat men voorbij aan de werkelijkheid van armoede, uitbuiting en uitsluiting. Naar oorzaken wordt niet gekeken, waardoor blijvende oplossingen geen kans van slagen hebben. Hulp, hoe goedbedoeld ook, is op zich al een vorm van ongelijkheid. Van der Hoff legt uit waarom: "In een hulprelatie worden mensen tot object van hulp gemaakt. Als de zogenaamde doelgroep geen wezenlijk onderdeel van het proces is, leidt dat tot niets" (2001, p.38). In plaats van de verticale donor­ ontvanger -relatie tussen grofweg rijke en arme landen, staat van der Hoff een model van ownership voor: de mensen om wie het gaat zouden geen hulpbehoevende armen zijn, maar volwaardige partners die iets te bieden hebben. Zoals we hebben gezien in paragraaf2.3, staat lang niet iedereen onverschillig tegenover de toenemende ongelijkheid onder invloed van de globalisering. Alternatieve handelsbewegingen worden tegenwoordig gevat onder de gemeenschappelijke term/air trade: eerlijke handel. Het idee hierachter is om onder eerlijke(r) voorwaarden handel te drijven met kleine producenten in ontwikkelingslanden. Niet bij ·wijze van ontwikkelingshulp, maar als alternatief handelska..Tlaal, om aan vraag en aanbod te voldoen. De direct betrokken partijen spreken dan ook van "not aid hut trade". Dat wij in de Westerse consumptiemaatschappij dagelijks profiteren van de geneugten van allerlei tropische producten, heeft alles te maken met de karige beloning die de kleine producenten ontvangen voor hun arbeid. Het is dus een zeer verklaarbare gedachte om de consument een hogere prijs te laten betalen voor deze producten. Door de consument in het Westen een iets hogere prijs te laten betalen voor bijvoorbeeld zijn koffie, komt er meer geld terecht bij de producent. Met die meerprijs kan deze zijn levensomstandigheden verbeteren. Want, zo wordt geredeneerd: een hogere omzet betekent een beter perspectief. Beekman spreekt in deze van "mensvriendelijke producten" (1989, p.65), waarmee hij de kritische consument tracht aan te spreken. Mario Coolen wijst op de waardigheid die de kleine producenten door het drijven van eerlijke handel behouden: "Op een markt die enkel uit is op maximale winst is Fair Trade een vorm van waardige genoegdoening of, zoals de Maya's zeggen, 'hacerse rico con dignidad': waardig rijk worden" (in: Solidaridadblad, nr.1, 2002, p.7). Fair trade is, naar mijn idee, geboren uit de ideologie van internationale solidariteit.

23 Solidariteit met de medemens die armoede lijdt, die onderdrukt wordt en daardoor welhaast overgeleverd is aan de grillen van financiële grootmachten op de wereldmarkt. Fair trade staat voor handel op basis van gelijkwaardigheid, in plaats van hulp op basis van afhankelijkheid. Het wil een middel zijn dat mensen in staat stelt door zelfredzaamheid hun levensomstandigheden te verbeteren. In beginsel op economisch gebied, maar op termijn mogelijk ook op politiek en maatschappelijk niveau. "Het gaat om partnerschap, een wederkerige relatie met een brede agenda die luisteren en overleggen omvat, maatschappijverandering hier en dáár" (Roozen, 2001, p.71). Dit laatste effect dat fair trade kan hebben wordt behandeld in de hoofdstukken 3 en 4. We zien dan dat de ideologie van "solidariteit zonder grenzen" in de praktijk soms ook niet meer is dan dat: een ideologie. Het is juist deze solidariteit die het verwezenlijken van de eerlijke handel zo complex maakt. Solidariteit im­ pliceert namelijk een wederzijdse betrokkenheid. Wanneer we het hebben over internationale handel, hebben we het over tenminste twee betrokken partijen: het leverende of exporterende land en het ontvangende of importerende land. Voor de Westerse consument, die de vraag naar een bepaald product uitmaakt, is het geenszins vanzelfsprekend een "eerlijke prijs" te betalen voor goederen. We willen wel kwaliteit, maar wel zo goedkoop én zo goed mogelijk. Het liefst twee voor de prijs van één. Bovendien moeten producten gemakkelijk te verkrijgen zijn. Dat geldt met name voor levens­ middelen. Bij het boodschappen doen staan we niet of nauwelijks stil bij de herkomst van de produc­ ten waaraan we ons tegoed doen. We kopen niet van iemand, we kopen iets. We zien waar we voor betalen en laten het daar meestal bij. Het is een houding die praktisch en efficiënt heet te zijn. "In het westerse mensbeeld voeren de puur zakelijke relaties, waarmee de medemens tot een concurrent wordt gemaakt, vaak de boventoon", verklaart van der Hoff (2001, p.39). Hij pleit voor een nieuw model van globalisering, waarin voor fair trade een grote rol is weggelegd. Een duurzame economie is het uitgangspunt van "globalisering van onderaf'. Roozen en Van der Hoff vattenfair trade samen als: "een handelspraktijk die uitgaat van economische doelmatigheid, sociale duurzaamheid en ecologische duurzaamheid" (2001, p.268). In deze benadering wordt/air trade dus gedefinieerd als een zaak van economie. De drie componenten in deze omschrijving van/air trade vragen om nadere toelichting:

1. economisch efficiënte productie; voorop staat een "bedrijfsmatig efficiënte productie van een kwalitatief hoogwaardig product" (Roozen & van der Hoff, 2001, p.265). Ook voor eenfair trade-product geldt dat de consument een lekker kopje koffie en een doorgerijpte banaan wil hebben. De kwaliteit is dus erg belangrijk, evenals de prijs. Die moet concurrerend zijn met die van andere aanbieders op de markt. Uiteindelijk is de prijs­ kwaliteitverhouding doorslaggevend. Ontwikkelingsorganisaties kunnen bijdragen in de technologische versterking van achtergestelde, kleine producenten.

24 2. Sociaal duurzame productie; in de prijs van het product worden de kosten van sociaal verantwoorde productie meegenomen. Om dit te realiseren dient aan de factor arbeid het recht van zelforganisatie (coöperaties, vakbonden) te worden gekoppeld. Hier biedtfair trade een belangrijke correctie op de marktrealiteit: in veel landen bestaat nog altijd grote weerstand tegen het recht op organisatie van arbeiders. 3. Ecologisch duurzame productie; in de prijs van het product worden de milieukosten geîntemaliseerd. Er wordt, in tegenstelling tot de vrijhandel, dus niet geconcurreerd op kosten van het milieu.

Deze drie uitgangspunten kenmerken de fair trade. Waar de vrijhandel voor ontwikkelingslanden vele nadelige gevolgen heeft (zie paragraaf2.2), wilfair trade juist de achterstand wegnemen en een eerlijke concurrentie bewerkstelligen. De omvorming naar een duurzame economie moet daarbij gelden als ambitie voor de totale wereldeconomie. Roozen en van der Hoff menen dat anders überhaupt geen sprake kan zijn van een wereldeconomie. Alle mooie en ideële intenties ten spijt, blijkt in de praktijk dat ookfair trade vele haken en ogen kent. Voorwaarden en doelstellingen die geformuleerd worden vanuit het Westen, kunnen nooit klakkeloos toegepast worden op de Derde Wereld, alsof die zich over één kam zou laten scheren. Op locatie spelen talloze politieke en culturele factoren mee, die bepalend zijn voor de gang van zaken. Het is dus geenszins vanzelfsprekend dat producenten die zich toeleggen op "eerlijke handel" ook daadwerkelijk "eerlijk" beloond dan wel behandeld worden. In de hoofdstukken 5 en 6 ga ik hier middels praktijkbeschrijvingen verder op in. Het bekendste Nederlandse voorbeeld van fair trade is het keurmerk voor levensmiddelen Max Havelaar. Via de Stichting Max Havelaar en de overkoepelende organisatie FLO 8 ben ik in contact gekomen met de Guatemalteekse Asociacion Chajulense Va'! Vaq Quyol, één van de handelspartners van de Stichting. In paragraaf 4.4 zet ik de precieze handelvoorwaarden en doelstellingen van Max Havelaar uiteen, alvorens in te gaan op de invloed van het partnerschap met de Asociación.

8 Fair Trade Labelling Organisation. De FLO houdt alle registers van kleine producentenorganisaties in de "eerlijke handel" bij, en representeert de keunnerken (zoals Max Havelaar en Transfair). Bij de FLO afdeling van Midden-Amerika, gevestigd in El Salvador, heb ik interviews gehouden met de medewerkers uit Nederland.

25 2.5. Empowerment door Fair Trade ?

In de wereld van ontwikkelingssamenwerking wordt vaak een jargon gebruikt dat niet meer als zodanig wordt beschouwd. Er wordt gesproken in termen van "armoede", "(onder)ontwikkeling", "vooruitgang", "macht" en "gender", alsof het onwrikbare feiten betreft die door iedereen op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd. Empowerment is ook zo'n woord. Deze veelgehoorde term laat zich niet gemakkelijk vertalen. De betekenis ervan bevat een scala aan facetten die voor de buitenstaander op het eerste gezicht wellicht niet allemaal even duidelijk zijn. Jo Rowlands komt met haar boek Questioning Empowerment een aardig eind in de richting. Ze houdt empowerment tegen het licht en concludeert logischerwijze dat het woordje power (macht) de kern van de betekenis uitmaakt. Om de verschillende vormen van empowerment te kunnen plaatsen, dienen we de verschillende vormen van macht te begrijpen. Rowlands onderscheidt er vier: ( 1997, p.13):

1. Power over; in dit geval gaan zij die normaliter buiten het besluitvormingsproces staan, eraan meedoen, door een toegenomen bewustzijn van de eigen, marginale positie. Participatie in politieke en formele besluitvorming zijn hier voorbeelden van. 2. Power to; wanneer men bij machte is om iets in beweging te zetten (ongeacht het resultaat) door het besef dat het eigen belang ermee gediend is. Door Rowlands ook wel productieve macht genoemd. 3. Power with; het besef dat de groep machtiger is en meer gedaan kan krijgen dan het individu. Deze vorm van macht vloeit meestal voort uit power to", want eerst dienen de afzonderlijke individuen zich bewust te worden van hun eigen positie en belangen, alvorens die te kunnen vertalen naar het gemeenschappelijke belang. 4. Power from. within; de kracht van het besef dat een ieder uniek is, maakt dat we onszelf en vervolgens de ander accepteren en te respecteren. Rowlands gaat zelfs zover om te stellen dat het dit besef is "that makes us truly human" (!997, p.13).

Deze vier vormen van macht die tot empowerment kunnen leiden, hangen samen met de sociale, economische en politieke ontwikkeling die de Guatemalteekse Asociación nastreeft (zie paragrafen 1.2 en 4.3). Het is dan ook een langdurig proces dat meestal gepaard gaat met veel obstakels en moeilijk­ heden. Empowerment omvat dus meer dan alleen deelname in besluitvorming over de eigen situatie: "it must also include the processes that lead people to perceive themselves as able and entitled to make decisions" (Rowlands, 1997, p.14 ). Het gaat in beginsel om een psychologisch proces dat door het individu doorlopen dient te worden, ten einde het zelfbewustzijn en -respect zodanig bij te stellen

26 dat men zichzelf als belangrijk en uniek ziet. Met dit nieuw verworven gevoel van eigenwaarde zal het individu tot het inzicht komen dat de positie waarin hij of zij zich bevindt, veranderd moet worden. Hij of zij zal kracht kunnen putten uit zijn/haar besef dat hij/zij recht heeft op de zeggenschap over zijn eigen leven. Dit is tevens de definitie van empowerment van Deepa Narayan (in: IS, nr.6, 2002, p.31 ), waar ik me bij aansluit. In de fair trade zien we vaak regels en voorwaarden die erop gericht zijn empowerment van de kleine producenten te bevorderen. De Stichting Max Havelaar doet in ieder geval haar best de consument te overtuigen van de empowerment die het kopen van producten met het keurmerk kan betekenen. Dit blijkt uit reclamemateriaal van de Stichting: "Het theekeurmerk wil de sociale mogelijkheden van de werkers verder helpen vergroten" en "de plantagewerkers zullen bepalen wat prioriteit heeft" (Conradi, 1998, p.23/24). Het is dan ook met name dit effect van fair trade dat mij interesseerde toen ik me voorbereidde op het onderzoek in Guatemala. Meer inkomen is één ding, maar een structurele verandering in het denken en handelen kán op lange termijn veel meer betekenen voor de gemeenschap als geheel, was mijn redenering. In hoeverre dit in de praktijk blijkt op te gaan, zien we in de hoofdstukken 5 en 6. We kunnen dus stellen dat empowerment in de eerste plaats een soort zelftherapie verlangt. De manier van denken over zichzelf en anderen is bepalend voor het handelen van het individu. Wanneer power over en power to zijn bereikt, kan men gezamenlijk werken aan een gemeenschappelijk doel. Dat is waar power with en uiteindelijk power from within plaatshebben. Men kan dan steeds meer het heft in eigen hand nemen. Rowlands onderscheidt vervolgens drie dimensies van empowerment (1997, p.15), om aan te tonen hoe het proces ervaren wordt door de betrokkenen:

1. Personal: je wordt je van jezelf bewust en je zelfvertrouwen neemt toe. 2. Relational: je bent in staat de relaties die je hebt met anderen te sturen naar eigen goeddunken en je kan er je eigen beslissingen in maken. 3. Collective: je werkt samen omdat je beseft dat je als groep meer bereikt en de ondernomen actie duurzamer is dan wanneer ieder voor zich handelt. Deze dimensie van empowerment zien we bijvoorbeeld in politieke aangelegenheden en collectieve belangengroeperingen zoals vakbonden.

Het is deze laatste vorm van empowerment die het meest betrekking heeft op de casestudie in deze scriptie. De leden van de Guatemalteekse Asociación halen hun kracht naar eigen zeggen vooral uit het feit dat zij georganiseerd zijn. Zij werken dan ook onder het motto: Una Sofa Voz, oftewel: "met één stern". In hoeverre de organisatie er, met behulp vanfair trade, in slaagt empowerment te bewerk­ stelligen zien we in de hoofdstukken 5 en 6. Door elk project afzonderlijk te beschouwen, zien we dat lokale condities evenzo belangrijk zijn om de kloof, die door de globaliseringstrend vergroot wordt, af te remmen. Empowerment in de context van globalisering betekent in mijn optiek dus lokale empower­ ment én mondiale empowerment. Het gaat er uiteindelijk om een "mondiale politiek van inclusie

27 waarin de taal van de markt en de doelstellingen van menselijke en sociale ontwikkeling samenkomen" uit te zetten, zoals ook Jan Nederveen Pieterse stelt (in: Hoebink e.a, 1999, p.231 ).

28

3: Ter plaatse

"De Waarheidscommissie onderstreept dat de Maya-bevolking op dramatische wijze slachtoffer werd van de periode van het geweld. Tegelijkertijd signaleert de commissie dat zich momenteel in Guatemala een krachtige Maya-beweging manifesteert"(Mario Coolen in: Hart voor de aarde, 2002, p.187).

Inleiding

Om de case van de Chajuleense Asociación te kunnen begrijpen, is het nodig die in bredere context te plaatsen. In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat het huidige wereldsysteem de ontwikkelingen op lokaal niveau sterk beïnvloedt. Ook Guatemala ontkomt hier niet aan. De wisselwerking tussen het mondiale en het lokale is dan ook een aandachtspunt in deze studie_,_ Om vervolgens helemaal afte dalen tot aan het leefgebied van de Maya-Ixiles, waar de Asocación Va'/ Vaq Quyol haar basis heeft, is het nood­ zakelijk dat we de lokale situatie in beschouwing nemen. "This requires not only a knowledge of the people and institutions ... hut a historical-structural understanding" (Chase-Dunn & Manning, 2001, p.207). Gebeurtenissen die bepalend zijn (geweest) voor de huidige omstandigheden waar de be­ trokkenen bij de Asociación mee te maken hebben worden in de volgende paragrafen daarom samen­ gevat. Alleen dan kan het veldonderzoek, dat dient als basis van de scriptie, naar behoren geplaatst worden. Dit hoofdstuk begint aldus met een schets van de ontwikkelingen in de (recente) geschiedenis van Guatemala, met betrekking tot de regio en de onderzoeksthematiek. De gevolgen van de burger­ oorlog zijn ook nu nog deel van de dagelijkse realiteit van betrokkenen bij de Asociación. Met een historische én hedendaagse impressie van Chajul wordt naar de totstandkoming van de Asociación (paragraaf 4.2) toegewerkt.

3. 1. Land van de eeuwige lente ?

Guatemala staat bij velen bekend om haar kleurrijke Maya bevolking. Toeristen vinden massaal hun weg naar het Midden-Amerikaanse land. De eeuwenoude overblijfselen van het ooit zo machtige Mayarijk trekken vele duizenden belangstellenden. De Ruta Maya, die de avontuurlijke reiziger door Mexico, Honduras en Guatemala voert, blijkt een ware succesformule. De verleidelijke brochures vertellen de reislustigen echter maar de halve waarheid. Over de schaduwzijde van Guatemala wordt niet gerept.

27 3. 1. 1. Apartheid als norm

Letterlijk betekent Guatemala "land van de eeuwige lente". Hoewel dit het als slogan goed doet in de toeristenbranche, is het een twijfelachtige naam voor een land waar onderdrukking van de eigen bevolking realiteit is. Ongelijkheid en discriminatie zijn verankerd in de Guatemalteekse samenleving. Hoewel het land een democratie heet te zijn, is de naleving van fundamentele mensenrechten er nog vaak ver te zoeken. Scherpe tegenstellingen kenmerken de samenleving, waarbij het grotendeels de inheemse bevolking is die aan het kortste eind trekt. De sociale en economische verschillen in het land zijn groot. Zó groot zelfs, dat meer dan een derde van het nationaal inkomen in handen is van 5 % van de bevolking. Van de 12 miljoen Guatemalteken leeft driekwart in (extreme) armoede. Voor de wortels van deze scheve verhoudingen moeten we terug tot aan de verovering door de Spanjaarden, in 1524. Audrey Bronstein:

"The fate of Guatemalan Indians at the time ofthe conquest was similar to that experienced by Indians in the Andean countries. Their lands were seized and they were forced to give labour and service to their new rulers. Thousands diedfrom overwork, il! treatment and disease. From the conquest to the present day, Guatemala's Indian population have experienced only subjugation, exploitation and repression. Although there are many poor ladinos, the Indian population represents the poorest strata ofsociety" ( 1982, p.205/206).

De gevolgen van de Spaanse Conquista1 waren catastrofaal voor de bevolking. Volgens Eric Wolf werd tweederde tussen 1519 en 1610 vermoord (in: GKN, 1980, p.23). De Spanjaarden waren naar Guatemala gekomen om rijkdom te vergaren. Omdat er in Guatemala niets te halen viel dan land, was, volgens het GKN, "de eerste daad van de veroveraars het zich toe-eigenen van land van de Maya's en het institutionaliseren van vormen om de Indiaanse arbeidskracht te exploiteren" (1982, p.24). landbezit betekende prestige en macht. Het werd verdeeld in grote haciendas die georganiseerd werden voor de productie van exportgewassen (zoals cacao en de kleurstoffen indigo en cochenille). De criollos2 verpachtten het land aan de Indianen, die in ruil daarvoor in de verbouw van een handelsgewas moesten werken. Zo baseerden de Spanjaarden hun rijkdom op de goedkope arbeidskracht van de lokale bevolking. Door voorschotten op het loon werden de Indianen gedwongen om van het hoogland, waar zij leefden, naar het laagland af te dalen voor werk, waar vele stierven. Volgens het GKN werd "de behoefte om Indiaanse arbeiders te behouden zo dringend dat de Spaanse Kroon tenslotte tussenbeide kwam, en de Indianen tot haar directe onderdanen maakte" (1982, p.25). Uitgebreid ingaan op de drie eeuwen van Spaans koloniaal bestuur, is hier niet op zijn plaats. Niettemin kunnen we concluderen dat deze periode het fundament is geweest voor de discriminatoire

1 Verovering. 2 "criollos"waren de inwoners van Spaanse afstamming (GKN, 1982, p.25).

28 binnenlandse verhoudingen die het land ook vandaag de dag nog kenmerken. De eenzijdige, exportgerichte landbouw heeft de binnenlandse markt nooit een kans gegeven zich te ontwikkelen. Maar ook de andere grote bevolkingsgroep van het land stamt uit de tijd van de verovering: de ladinos of mestizos. Door rassenvermenging ontstaan, beschouwden velen zichzelf als superieur aan de indigenas. Ook nu nog impliceert de term "ladino" vooral het niet-indigena zijn. In werkelijkheid gaat dit onderscheid niet op, omdat ook de ladinos Indiaanse voorouders hebben. De vorming van apartheid ten tijde van de conquista is de omgang tussen de bevolkingsgroepen helaas altijd parten blijven 3 spelen. Er wordt neergekeken op de indios , en andersom is vaak hetzelfde het geval. Tegenwoordig is ruim 60 % van de bevolking indigena; Guatemala is daarmee het meest Indiaanse land van Midden-Amerika en, na Bolivia, van geheel Latijns-Amerika. Tot zeer recent was de cultuur van de ladinos de norm. De indigenas hadden zich maar aan te passen aan de "nationale cultuur" (Keulen, 1994, p.36). Dit hield in dat zij foutloos Spaans dienden te spreken, keurig katholiek of protestant moesten zijn (in plaats van allerlei "heidens" bijgeloof aan te hangen) en de traditionele Indiaanse gebruiken af moesten zweren. De ladinos werden dus ook van bovenaf gesterkt in hun idee superieur te zijn aan de "primitieve" Maya's. De rassenscheiding tussen de bevolkingsgroepen is een constant gegeven in de geschiedenis van Guatemala. Telkens weer waren het de Op sociaal, economisch en politiek vlak waren het steeds de indigenas die aan het kortste eind trokken:

"While economically exploited, the Maya have also been subject to a politica! culture of racism and exclusion, underpinned by a state which promotes the culture, values, customs and interests ofthe minority ladino population. As a consequence, constitutional guarantees of politica! participation, the rule oflaw and social equality have never been realisedfor the Maya" (Costello, 1999, p.4)

Veel landen in Latijns-Amerika hebben te kampen met problemen als armoede en discriminatie. Volgens Robert Went heeft Latijns-Amerika zelfs de meest ongelijke inkomensverdeling die de wereld kent: "Aan het begin van de jaren negentig ontvingen de tien procent rijksten veertig procent van het totale inkomen, terwijl de armste twintig procent samen minder dan vier procent kregen" (1996, p.33). Maar Guatemala staat op dit vlak op een twijfelachtige eerste plaats. In de Prensa Libre4 verscheen een artikel met als titel "Seis millones viven en la pobreza',s. Luisa F. Rodrfguez stelt dat:

''Al comparar la realidad de Guatemala con los otros paises, se puso en evidencia la extrema desigualidad y el alto grado de pobreza. Las mujeres, los indigenas y los trabajadores rurales son quienes tienen menos opportunidades'i6(in: Prensa Libre, 11-10-2000, p.8.)

3 De inheemse bevolking wordt door de ladinos vaak aangeduid als Indios. Dit betekent "Indianen", wat in Guatemala een scheldwoord is. Het staat voor dom, achterlijk, vies. De inheemse bevolking noemt zichzelf indigena. 4 De Prensa Libre is één van de belangrijkste dagbladen van Guatemala. 5 "Zes miljoen mensen leven in armoede". 6 Vertaling: "In vergelijking met andere landen valt op dat er in Guatemala een extreme ongelijkheid en hoge armoedegraad is. De vrouwen, Indianen en arbeiders van het platteland zijn degenen die minder kansen hebben".

29 Pas in 1985 werd het bestaansrecht van de rijke indigena-cultuur grondwettelijk erkend. Sindsdien wordt, op papier, uitgegaan van een pluriform Guatemala. Dit wil echter niet zeggen dat men dit in zijn doen en laten doorvoert. Veel ladinos hebben er moeite mee hun inheemse landgenoten als gelijkwaardig te aanvaarden. De minachting wordt kinderen immers met de paplepel ingegeven. Het wantrouwen en de vooroordelen jegens ladinos spelen ook bij de indigenas. Als buitenstaander merkje aan allerlei kleine dingen dat er sprake is van een tweedeling. In de stad bijvoorbeeld, is het niet ongewoon groepjes jongeren van verschillende afkomst samen te zien. In openbare -en eetgelegenheden daarentegen, zie je zelden ladinos en indigenas aan één tafel. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het voor een buitenstaander soms moeilijk te bepalen is tot welke groep men behoort. In de rurale gebieden, die voor het merendeel bevolkt worden door indigenas, valt direct op dat er onderling nauwelijks Spaans wordt gesproken. De Maya talen7 zijn er de eerste taal, het Spaans komt eventueel op de tweede plaats of wordt helemaal niet gesproken. In de gehuchten op het platteland, waar mijn onderzoek plaatshad, koestert men argwaan voor de ladinos. Zij zouden arrogant, brutaal en verwesterd zijn. Van een onbekende ladino moeten de mensen meestal niet veel hebben. Ze gaan er bij voorbaat al vanuit dat hij uit is op het vullen van de eigen zakken. De vooroordelen en discriminatie tussen ladinos en indigenas zijn dus wederzijds. De laatste jaren is er meer sprake van vermenging van de bevolkingsgroepen. Er zijn bijvoorbeeld steeds meer ladinos die (tijdelijk) werken in de geïsoleerde berggebieden, waar hulp van buitenaf hard nodig is. In de dorpen ontbreekt het vaak aan goed geschoolde leraren, artsen en verplegers. Andersom trekken steeds meer indigenas naar de steden, waar zij samen werken en studeren met ladinos, en elkaar aldus beter leren kennen. Het is, naar mijn idee, vooral de onwetendheid over elkaar die de apartheid in stand houdt. Initiatieven om de segregatie terug te dringen door voorlichting te geven over elkaars gewoonten en gebruiken, worden voorzichtig opgezet. De Asociación in Chajul heeft het versmallen van de kloof tussen ladinos en indigenas ook op het programma staan. Maar om twee werelden te verenigen zal inspanning en geduld nodig zijn, van beide partijen (zie paragraaf 1.1 ). De eeuwenlange binnenlandse verhoudingen hebben sterke wortels, die zich niet eenvoudig laten doorhakken.

------7 Guatemala telt 21 verschillende etnische indigenagroepen, met ieder hun eigen taal.

30 3.2. La Violencia; gevolgen van de oorlog

Gedurende 36 jaar hield een verwoestende burgeroorlog Guatemala in zijn greep. Het heeft het land voor altijd getekend. Volgens de Waarheidscommissie8 heeft het gewapend conflict aan meer dan 200.000 personen het leven gekost. .van de slachtoffers behoorde 83 procent tot de Maya-bevolking; de overige 17 procent waren ladinos (in: Coolen, 2000, p.101). Behalve de doden zijn er tenminste 40.000 mensen spoorloos verdwenen (Costello, 1999, p.1). Zij worden de desaparecidos9 genoemd. Niet minder dan 100.000 mensen vluchtten naar buurland Mexico. In totaal werden een miljoen mannen, vrouwen en kinderen binnen de eigen landsgrenzen verdreven en gedwongen zich elders te vestigen. Pas zes jaar geleden werd de oorlog officieel beëindigd. Maar het tekenen voor vrede maakte niet dat de oorlog ook werkelijk over zou zijn. De gruwelijkheden hebben diepe sporen achtergelaten bij de Guatemalteken. Het is, zeker als buitenstaander, niet te bevatten hoe een zogeheten democratie haar eigen volk gedurende tientallen jaren stelselmatig heeft kunnen vervolgen. De gebeurtenissen die

10 vooraf gingen aan la conjlicta armada , zoals velen refereren aan de zwarte periode van Guatemala, zouden het land tot op de dag van vandaag hullen in een diepe rouw.

Na decennia van dictatoriaal bewind vonden in 1945 voor het eerst vrije verkiezingen plaats. Deze waren alleen mogelijk na een gewapende opstand van studenten, de stedelijke middenklasse en een - progressief- deel van het leger. Zij maakten een einde aan het dictatoriale regime van Jorge Ubico en diens opvolger generaal Ponce. De pedagoog Juan José Arévalo werd de nieuwe president van Guatemala. Er brak zogezegd een periode aan van "tien jaar lente in een land van eeuwige tirannie" (Keulen, 1994, p.16). Onder leiding van Arévalo werd de grondwet gewijzigd met als doel Guatemala diepgaand te democratiseren. Vakbonden en politieke partijen werden toegestaan, er kwam persvrijheid en de dwangarbeid voor indigenas werd verboden. De regering plaatste voor het eerst onderwijs bovenaan haar lijstje, waar meer geld dan ooit tevoren in werd gestoken. Dit geld werd door de staat verdiend door "de confiscatie van eigendommen van burgers van de As-mogendheden (vooral Duitse koffieplantages)", aldus Keulen (1994, p.16). Hoewel president Arévalo geliefd was bij een meerderheid van het volk, was er ook oppositie. De vele pogingen tot machtsovername mislukten weliswaar, maar de president werd met argusogen gevolgd door met name uiterst rechts. Bij de volgende verkiezingen in 1950 stelden twee majoors zich kandidaat: Francisco Javier Arana en Jacobo Arbenz. Arana, die zich openlijk had verzet tegen de -volgens hem- te linkse koers van Arévalo, werd in een hinderlaag gedood. Woedende rechtse groeperingen probeerden met geweld de macht te

8 In 1994 werd in Oslo de "Commissie voor de Opheldering van de Geschiedenis" opgericht, ook wel Waarheidscommissie genoemd. De commissie kreeg, onder toezicht van de VN, als opdracht een onderzoek in te stellen naar het politieke geweld in Guatemala in de periode 1962-1996. 9 Letterlijk: "verdwenenen". 10 het gewapend conflict

31 grijpen. Ternauwernood kon dit worden voorkomen en Jacobo Arbenz werd door een grote meerderheid tot president verkozen. In de Verenigde Staten werden de ontwikkelingen in Guatemala wantrouwend gevolgd. Het was het dieptepunt van de Koude Oorlog en de VS letten scherper dan ooit op de "communistische 11 subversie" (Keulen, 1994, p.17). In feite was de PGT , Guatemala's communistische partij, zwak en had nooit enige macht gehad. Toch bestempelde de Amerikaanse pers president Arbenz als gevaarlijke communistenleider. Hij vormde een bedreiging voor de United Fruit Company, het Amerikaanse grootbedrijf dat zich in 1898 in het departement Izabal had gevestigd. In korte tijd wist het bedrijf veel grond te verwerven in de kustvlakte. Het werd een soort "staat in de staat". De United Fruit Company had niet alleen het monopolie op de productie en export van bananen, maar beschikte ook over een eigen spoorwegmaatschappij, haven, bank en vloot (The Great White Fleet), die alîe overzeese handel vervoerde. De enorme winst die het bedrijf maakte, kwam grotendeels in de Verenigde Staten terecht. De Guatemalteekse politici ondernamen geen maatregelen, omdat het hun eigen positie en belang in gevaar zou kunnen brengen. Hen was er alles aan gelegen United Fruit te vriend te houden. Het bedrijf was dus een politieke en economische factor van zeer grote betekenis. De landhervormingsplannen van Arévalo waren al een doorn in het oog. Vervolgens trad Arbenz aan en verkondigde dat ook hij op deze koers door zou gaan. Een eerlijker verdeling van het land zou Guatemala's afhankelijkheid van buitenlandse investeerders verkleinen. Het zou de onderklasse van voornamelijk indigenas de kans geven zich op te werken tot de middenklasse. Met de regering-Arbenz leek het tij eindelijk te keren voor de arme, landloze bevolking. De VS daarentegen zagen hun belangen in United Fruit bedreigd door het vooruitzicht van hun monopoliepositie die verbroken zou worden. De hervormingspolitiek van Arbenz kwam hem duur te staan. Washington ging tot actie over. Onder het mom van "de internationale strijd tegen het communisme" zou de Amerikaanse hysterie Guatemala blijvend veranderen. In juni 1954 werd Guatemala vanuit buurland Honduras binnengevallen door een huurlingenleger. De regering werd gedwongen af te treden en de militaire junta eiste de leiding op. President Arbenz werd vervangen door de bevelhebber van het invasieleger: kolonel Castillo Armas. Dit leger bleek te zijn opgezet door de Amerikaanse CIA12 en het State Department, onder bevel van president Eisenhower. Het "rode" Guatemala vormde volgens Washington een bedreiging voor het gehele westelijke halfrond. De coup werd door de Amerikanen dan ook gerechtvaardigd als onderdeel van hun strijd. Guatemala was "bevrijd". De Amerikaanse vice-president Nixon, die in 1955 een bezoek bracht aan het land, verklaarde enthousiast: "Dit is de eerste keer in de geschiedenis dat een communistische regering vervangen is door een vrije. De hele wereld kijkt wie het er het beste vanqf brengt" (in: Keulen, 1994, p.18). Operation Succes, zoals de Amerikanen hun machtsovername triomfantelijk noemden, luidde inderdaad een nieuw tijdperk in. Voor veel Guatemalteken was van

11 Part[a Guatemalteca de Trabajadores 12 Centra! Intelligence Agency.

32 bevrijding echter geen sprake. Voor hen betekende het regime, door de VS georganiseerd en 13 gefinancierd, "encierro, entierro o destierro" • Voorheen had het leger nog de bevelen van de opeenvolgende dictators gevolgd. Nu nam het leger zelf de macht in handen. Meer dan drie decennia lang wisselden militaire regimes elkaar af. Anticommunisme en binnenlandse veiligheid werden de twee pijlers van de staat. Corruptie en schendingen van de mensenrechten waren eerder regel dan uitzondering geworden. Pogingen de democratie te herstellen werden hardhandig de kop in gedrukt. Het leger had niet alleen politieke maar ook veel economische macht. De meeste hoge officieren behoren tot de rijke bovenlaag van het land. Vanaf de jaren zestig kregen zij ook nog eens allerlei privileges toegekend die de corruptie alleen maar in de kaart speelden. Zo ontvingen militairen landbouwgronden in met name het tropische noorden van Guatemala. Generaals werden tevens grootgrondbezitters en in het departement Alta Verapaz kwam de bruikbare grond voor meer dan de helft in militaire handen. Ook in het bedrijfsleven was (en is) het leger alom aanwezig. Met haar belangen in staatsonderrl.emingen zette het een heus economisch netwerk, dat er op toezag dat de zakken van de hoge officieren gevuld bleven. Zakenlieden die klaagden over oneerlijke concurrentie van het leger, werden simpelweg de mond gesnoerd met steekpenningen. Het klimaat in Guatemala was er tijdens de oorlogjaren één van angst, intimidatie en geweld. Leger en politie deden hun uiterste best om "gevaarlijke" organisatievormen van de bevolking de kop in te drukken. "Generaties vakbond -en boerenleiders, studentenactivisten en voortrekkers van buurtverenigingen, progressieve kerkelijke organisaties, indigena-groeperingen en politieke partijen werden geëlimineerd (Keulen, 1994, p.20). In de jaren zestig werd veel van het uiterst rechtse geweld georganiseerd door de MLN, de Nationale Bevrijdingsbeweging. Duizenden liquidaties voerde zij uit. · Dit en andere doodseskaders vermoordden tussen 1966 en 1973 meer dan dertigduizend personen (Keulen, 1994, p.20). Onder het mom de guerrilla uit te willen schakelen, vielen meer burgerslacht­ offers dan dat er guerrilleros waren. Het gewapend verzet was oorspronkelijk begonnen met een kleine groep van nationalistische officieren en intellectuelen. De politiek-militaire ontwikkelingen die zich sinds 1954 in Guatemala afspeelden, sterkten hen in hun overtuiging de gewapende strijd aan te 14 moeten gaan. In 1982 vormden de verschillende verzetsgroeperingen een coalitie: de URNG • Zij streden samen voor een democratischer Guatemala. De belangrijkste doelen van de URNG waren een einde te maken aan de repressie en een herverdeling van het land onder het volk. Ook streefde de guerrilla ernaar gelijke rechten voor vrouwen en vrijheid van meningsuiting te verwezenlijken, evenals gelijkheid tussen ladinos en indigenas (zie paragraaf3.1.1). Onder de arme, landloze bevolking bestond wel steun voor de opstandelingen. Maar de guerrilla ging er, ten onrechte, vanuit dat het volk haar ook politiek zou gaan steunen en militair bij de strijd betrokken zou raken. In een land waar angst regeert, en gewone mensen zonder reden gedood worden, laat men zich liever niet in met welke partij dan ook. Het risico was altijd aanwezig: was je niet vóór de guerrilla, dan was je dus vóór het leger.

13 "gevangenschap, begrafenis of ballingschap". 14 Unidad Revolucionaria Nacional Guatemalteca.

33 Ook de guerrilla schroomde niet om slachtoffers te maken onder de burgerbevolking. De binnenlandse oorlog was een vuile oorlog, waarbij hele dorpen werden verwoest. Volgens officiële tellingen veegde het leger 628 dorpen genadeloos van de kaart. Mensenrechtenactivist Miguel Angel Albizórez vertelt:

15 "In de tijd dat Efrain Rios Montt, nu voorzitter van het parlement, aan de macht was , voerde het leger een bijzonder wrede politiek, die van de "verschroeide aarde". Het scenario was eenvoudig: de militairen kwamen aan in een dorp, verkrachtten de vrouwen, folterden de mannen, waarna ze iedereen vermoordden. Dan maakten ze het dorp met de grond gelijk, kerk en school inbegrepen. In de gemeenschap van Dos Erres werden 300 personen terechtgesteld, 67 van hen waren kinderen jonger dan 12 jaar. Dit gebeurde tussen 6 en 8 december 1982, enkele maanden na de machtsovername van Rios Montt" (in: Miet Maya Honig, 2001, p.17).

De tactiek van de verschroeide aarde werd vooral in de provincies in het hooggebergte toegepast. Het leger meende dat de guerrilla zich daar verscholen hield, en was vastbesloten het gebied uit te kammen. Om hun doel te bereiken brachten de militairen allerlei intimidatiepraktijken ten uitvoer. De vele openbare executies en martelingen moesten als voorbeeld dienen. Het zou de dorpsbewoners, die gedwongen werden toe te kijken, zo veel angst inboezemen dat zij het wel zouden laten de guerrilla hoe dan ook te steunen. Niet alleen huizen en gebouwen werden platgebrand, ook de omliggende grond moest het ontgelden. Door de milpas en het vee te verbranden, kon de guerrilla niet meer aan voedsel komen. De arme inheemse bevolking die de legerbezetting overleefde, zag zich gedwongen weg te trekken en elders een bestaan op te bouwen. Alle voedselvoorraden waren door leger én guerrilla uitgeput, en het zou vele jaren duren voordat men de grond opnieuw kon gebruiken. In Chajul en omstreken zijn de verhalen over de verschroeide aarde talloos. Bijna iedereen heeft ermee te maken gehad, zoals vrijwel iedereen familieleden verloren heeft tijdens la violencia. De genocide die in Guatemala heeft plaatsgehad, heeft onvoorstelbaar veel leed veroorzaakt. Sporen van het geweld zijn, als je goed kijkt, nog overal te zien. Een tweede golf van geweld en terreur begon eind jaren zeventig. Doodseskaders werden gesteund en zelfs opgezet door het leger. Zelfs onder de burgerregeringen hield het paramilitaire geweld aan. Politieke moorden en verdwijningen waren aan de orde van de dag. Vanaf 1976 was het leger begonnen met het organiseren van burgerpatrouilles: Patrullas de Autodefensa Civil (PAC's). Deze moesten de militairen bijstaan in de strijd tegen de guerrilla. In naam waren de PAC's "vrijwilligers", maar in werkelijkheid werden alle mannen ouder dan zestien jaar gedwongen dienst te doen. Deze wrede praktijk leidde ertoe dat jongens en mannen, voornamelijk indigenas, gedwongen werden mensen uit hun eigen dorp, hun eigen familie te martelen en te vermoorden. Pater Bianchetti van Chajul noemde de burgerpatrouilles "de grootste vernedering voor de gemeenschap". De communisten waren tot staatsvijand nummer één verklaard. Alles wat ook maar leek op communisme, zoals vergaderingen en openbare bijeenkomsten, werd door het leger verboden. Er gold een avondklok en eenieder de zich na zes uur 's avonds op straat durfde te wagen, moest voor zijn leven vrezen. Zelf heb ik van verschillende gevallen gehoord, waarbij campesinos die, na op het land te hebben gewerkt,

34 niet op tijd terug waren in het dorp. Zij werden zonder pardon doodgeschoten. De soldaten, die Chajul destijds vanuit de kerk op het dorpsplein bezetten, verkondigden dat ze met "rooien" te maken hadden, die op de mi/pas stiekem bij elkaar kwamen om plannen te smeden tegen het leger. Onderstaande getuigenis van boeren uit het dorp Olopa in Chiquimula, is één van de vele voorbeelden van massa­ moord in de rurale gebieden:

"More than a hundred peasants have beenkilled, among them fifteen women andforty children. We charge the Mobile Military Police with this crime ... Our situation is desperate and we don't know who to turn to because the public authorities are in complicity with the landowners. On september 26 the Military Police took awey fifteen peasants. The next dey the assistent meyor, Francisco Garcia, went to the courthouse of Olopa to testifo to this and ask for the whereabouts ofthe bodies in order to bury them. That same night he was taken from his house and assassinated" .. They drown the men in the rivers, they hang the women, they break the spines ofthe children, they beat up who remains and confiiscate their land" (Aguilera in: Latin American Perspectives, 1980, p.102).

Dergelijke verhalen zijn helaas geen uitzondering in Guatemala. In de Triangulo lxil kan iedereen zich dit soort gruwelijkheden herinneren, want de oorlog is in feite nog maar net voorbij. De meest woelige periode duurde weliswaar tot halverwege de jaren tachtig, voor de nabestaanden ligt het geweld nog vers in het geheugen. Zij die het lef hebben gehad terug te keren uit de bergen, de schuilplaatsen, om weer op hun geliefde grond te wonen, zullen dit trauma wellicht nooit te boven komen. Zelfs kinderen die geboren zijn lang na de beëindiging van la violencia zijn schuchter en wantrouwend tegenover vreemden. De angst, die zo lang heeft geregeerd, heeft de mannen en vrouwen tot in hun diepste wezen ontregeld. De rol van de Verenigde Staten in de meest vernietigende burgeroorlog in Latijns­

Amerika 16 ooit, is bepalend geweest. Zij gaven de aanzet met de gesponsorde coup in 1954, en bleven grote sommen geld steken in de versterking van het Guatemalteekse leger. Daardoor kon het schrikbewind op het platteland zo lang worden voortgezet. "Ook de politie werd massaal getraind door de Amerikanen. Er was verregaande samenwerking op het gebied van inlichtingen en communicatie" (Keulen, 1994, p.34). In Latin American Perspectives concludeert ook Aguilera dat: "the tactic ofterror was introduced by the U.S. military advisory mission". Hij haalt hierbij Regis Debray aan, die treffend verklaart hoe de Verenigde Staten de buitenwereld wijsmaakten dat hen geen blaam trof:

"How can a democratie, constitutional government ofthe "Free World" exterminate a revolutionary opposition and paralyze mass movements ? The United States found the answer, experimenting with it in Latin america ... and refining it afterwards in Guatemala". lt consists in making official respression clandestine, in masking not the organs ofrepression per se but rather their mode ofoperation ." In this manner, the honor ofthe regime in the face ofworld

15 Generaal Rlos Montt was president van Guatemala van 1982 tot 1983. 16 Naar schatting zijn er in Guatemala tijdens de burgeroorlog 200.000 mensen omgebracht. Dit aantal is, vergeleken met de andere slachtoffers van dicatauren in Latijns-Amerika, het hoogste. Zo vielen er in Chili 3000 doden en vermisten en in Argentinit: 30.000. Van de Guatemalteekse slachtoffers was 83% indigena, en zijn 97% van deze schendingen van de mensenrechten het werk van het leger geweest (Kiese! in: Mie! Maya Honig, 200 l, p.17).

35 opinion is salvaged and representative democracy maintained ... The authorities learn with surprise, sorrow, and indignation ofthe complaints ofthe friends and relatives of the victims. The same official who a few hours earlier picked up the phone to give the order to kidnap, torture or assassinate, picks it up again in presence ofthe delegation which has brought the complaint to order the police (which has just carried out his previous order) to begin a thorough, inflexible and impartial investigation to uncover the persons responsible" (1980, nr.2, p. 102).

3. 2. 1. Nunca Más

Op 29 december 1996 werd de binnenlandse oorlog officieel beëindigd. Met het tekenen van de vredesakkoorden is Guatemala aan een nieuwe periode begonnen. Hoewel schending van de mensenrechten nog geregeld voorkomt, en geweld en intimidatie door autoriteiten niet geschuwd wordt, is de weg vrijgemaakt voor een democratische samenleving. Voor de arme campesinos, die de meerderheid van de bevolking uitmaken, is de nieuwe politieke koers niet direct merkbaar. Maar zij kunnen zich nu tenminste laten horen, zoals Susanne Jonas opmerkt: "The quality ofdemocracy wil! also be affected by the degree ofcitizen participation (both individual and collective) in using democratie institutions to improve their lives" (2001, p.59). Er is dus reden om hoopvol te zijn over de toekomst. Ofschoon de nieuwe generatie de ingebakken angst en het verdriet van hun ouders meekrijgt, is er een verandering in de houding van de jeugd te zien. Misschien is het juist door het bloedige verleden dat de jongens en meisjes van nu gesterkt worden in hun overtuiging dit nooit meer te laten gebeuren. Nunca Más 17 is het motto van de campagne om de getroffen dorpen her op te bouwen. Het is tevens de naam van een rapport dat verscheen na de ondertekening van de vredesakkoorden. In dit rapport worden de shockerende resultaten van het onderwek naar de repressie tijdens de burgeroorlog gepresenteerd. De Asociación in Chajul zet zich in om kinderen en jongeren bewust te maken over het gezamenlijke verleden. Maar nog meer streeft zij ernaar hen op te leiden, om met elkaar aan een betere, veiliger toekomst te werken, zoals we zullen zien in paragraaf 6.1. Voor ontwikkelingsorganisaties in Guatemala is de belangrijke taak weggelegd de kloof tussen de inheemse en de rest van de bevolking te dichten. Binnenlandse stabiliteit en solidariteit zijn noodzakelijk om de extreme armoede, met name op het platteland, terug te dringen. De rassenscheiding tussen de etnische groepen is een constant gegeven in de geschiedenis van Guatemala. Hoofdzakelijk de indigenas zijn in alle opzichten tegengewerkt en onderdrukt. Persoonlijk betwijfel ik of de apartheid ooit volledig plaats zal maken voor een gelijkwaardig klimaat. Maar het begin is gemaakt. "The peace process and the accords have changed many rules ofthe politica! game and created a new politica! scenario. Jf the forces of the Left are coherent and intelligent enough to use it wel!, they now have the space to fight /or many ofthe goals not achieved in the accords themselves" (Jonas, 2001, p.59).

17 Nooit meer.

36 3.2.3. Levensverhaal: Francisco Cuplaj Santiago

Om de impact van bovenbeschreven burgeroorlog te illustreren, volgt hier het levensverhaal van één van mijn informanten uit Chajul. Francisco Cuplaj Santiago is koffieboer én promotor van de Asociación. Bovenal is hij zoon, broer, vader en echtgenoot. Hoe zijn leven is beïnvloed door het gewapend conflict, blijkt uit zijn verhaal.

Francisco is vanaf de oprichting betrokken bij Va'I Váq Quyol. Hij mag zichzelf nu promotor (zie paragraaf 4.3.1) noemen van een groot aantall aldeas ten noorden van het plaatsje Chel. Het is zijn taak om de aangesloten koffieboeren regelmatig te bezoeken en te instmeren. Ook pro­ beert hij mensen aan te zetten om zich te organiseren door zich aan te sluiten bij de Asociación. Mij heeft Francisco's verhaal erg aangegrepen. Te meer omdat hij een ongelooflijk positieve levenshouding heeft, ondanks aRle geweld en ellende die hi,j heeft doorstaan.

Franciso Cuplaj Santiago

Francisco is getrouwd en heeft zeven kinderen: vijf dochters en 2 zoons. Het gezin woont aan de rand van het dorp, dat bekend staat als Chajul Ilom. Francisco's oudste zoon, Carlos van 12, zit al niet meer op school. Tot de derde primaria18 heeft hij lessen gevolgd, maar wil nu werken. School vindt hij maar niks. Francisco zou willen dat zijn zoon verder studeert, maar heeft tegelijkertijd ook zijn hulp nodig

18 In het Guatemalteekse onderwijs is de basisschool opgedeeld in eerste tot zesde primarias; opeenvolgende niveaus.

37 op het land. Hij heeft zich er bij neergelegd dat de jongen niet verder zal leren. Toch zegt hij het te betreuren, omdat hij niet wil dat zijn zoon dezelfde tekortkomingen moet ondergaan als hij toen hij jong was. Zijn vader had geen geld om Francisco te laten leren. Hij heeft nooit van zijn leven op school gezeten. Eigenlijk is hij dus best trots op zijn zoon Carlos, die toch een beetje kan lezen en schrijven en zich in het Spaans kan uitdrukken. Francisco is geboren in de aldea Juil, ten noorden van Chajul. Zijn grootouders komen uit Nebaj, waar zijn oma van vaderskant nog altijd woont. Vanaf zijn tiende jaar trok Francisco met zijn vader mee naar de Costa, waar ze op de grote fincas werkten als seizoensarbeiders. Ook werkten ze als koffieplukkers en op de suikerrietplantages. De bazen betaalden niet meer dan 1,4 quetza/ per 20 quintales gekapte rietstengels. Volwassen mannen verdienden per dag gemiddeîd 3 quetzaies. Maar, zo legt hij uit, in die tijd kostte een paar nieuwe laarzen 1 quetzal en een nieuwe broek 2,5 quetzal. Voor hem als kleine jongen, was het dus een hoop geld. Nu beseft hij dat ze destijds zwaar onderbetaald kregen voor het zware fysieke werk. Wanneer hij in Juil was, hielp hij zijn vader bij het huis aan huis verkopen van huishoudelijke spulletjes. Met de muilezel trok hij de hele dag door het dorp en de omgeving. De vader van Francisco was tevens "tweede burgemeester" van hun dorpje. Toen rond 1981 het gewapend conflict op zijn hevigst was, koos het leger Juil uit om er een kampement op te slaan. Francisco's vader werd aangewezen om een geschikte plek aan te wijzen. Weigeren kon niet, dan zouden de soldaten hem direct gedood hebben. Zij lieten er geen twijfel over bestaan dat zij de dienst uitmaakten. Het enige wat de man kon doen was een plek uitkiezen die niet al te dicht bij het dorp lag en waar het erg vochtig was. Dan zouden de soldaten wel snel weer weggaan, dacht hij. De guerrillastrijders interpreteerden het handelen van de Francisco's vader echter anders. Zij zagen het als verraad; doordat de man zich niet tegen het leger had verzet, collaboreerde hij. Zonder pardon werd hij vóór zijn huis doodgeschoten. Francisco was toen 16 jaar. Een paar weken na de dood van zijn vader kwam hij een keer later thuis dan normaal. Om zijn moeder en broer en zusje niet te storen, besloot hij in het schuurtje achter het huis te gaan slapen. In de nacht waren de guerrilla's plotseling het huis binnengedrongen. Zijn moeder werd de keel doorgesneden. Zijn ene broertje van 13 jaar werd de rechterarm afgehakt met een machete, en in korte tijd bloedde het kind dood. Zijn broertje van 9 en zusje van 6 jaar werden met messen gestoken in buik en keel, zoals "varkens worden vermoord in de carnicerias". Francisco zag dit allemaal gebeuren, maar kon niets doen. Hij was doodsbang maar wist zich stil te houden. De guerrilla's zagen hem over het hoofd, maar op dát moment had hij ook liever willen sterven. Hij wist dat hij moest maken dat hij daar weg kwam. Als de guerrilla's erachter zouden komen dat hij nog in leven was, zouden ze zeker terugkomen om hem te vermoorden. Terwijl hij van dit besef door­ drongen was, was hij verstijfd van angst. Het duurde twee dagen voordat hij zijn huis durfde te

38 verlaten. "Urenlang heb ik doodstil in een hoekje achter een kast gezeten. Ik kon niets meer: niet lopen, niet huilen, zelfs niet denken. Mijn hoofd was leeg" herinnert hij zich. Francisco was nu dus wees. Hij had helemaal niets meer. Geen huis, geen eten, geen familie. Ook de lastdieren van het gezin waren door de guerrilla gedood. Hij trok naar het dorpje waar zijn oma woonde. Bij haar kreeg hij onderdak, maar de arme vrouw kon zelf nauwelijks rondkomen. Ook dit dorp werd aangevallen, maar dit keer door het leger. De huizen werden platgebrand en er vond een vreselijke massamoord plaats. Francsico en zijn oma vluchtten en waren één van de weinige overlevenden. Het enige wat hij toen nog had, waren de kleren die hij aanhad. Maar tijd om zijn laarzen aan te trekken was er niet geweest, dus liep hij op blote voeten .... Dagen lang hadden ze niks te eten en hadden geen moment rust uit pure angst voor wat hen te wachten stond. Om te overleven, voegde Francisco zich bij het leger. "Ik had geen keus. Als ik geweigerd had, zouden ze me ter plekke gedood hebben. En anders zou de guerrilla daar wel voor gezorgd hebben", zegt hij haast veront­ schuldigend. Drie en een halfjaar lang was hij militair. In die tijd leerde hij zijn vrouw kennen en trouwde. In het leger leerde hij Spaans spreken en een beetje lezen en schrijven. Hij woonde met zijn vrouw in Chajul en ze kregen hun eerste zoon; Carlos. De periode in het leger was vreselijk voor hem, want hij wilde helemaal niets met de oorlog te maken hebben. Maar hij moest wel, om te overleven. In die jaren van geweld kon je niet op straat lopen zoals nu. Na vijf uur 's middags was alles donker en afgesloten, en was geen mens meer buiten te bekennen. Zij die het waagden toch de straat op te gaan, werden zonder pardon vermoord. Op elke hoek van de straat stonden militairen met hun wapens in de aanslag. De kerk, die ze bezet hadden, gebruikten ze als belangrijkste wachtpost. Een paar keer werden er willekeurige burgers opgepakt en opgehangen op de plaza en aan het gebouw van de Municipa­ lidad. De constante angst van de mensen was in die tijd overal voelbaar. "Godzijdank kunnen de mensen nu weer plezier hebben en zich zonder angst op straat begeven. K(ik maar naar het feest van 19 vandaag • De mensen lachen en vermaken zich. Dat was 15 jaar geleden ondenkbaar" zegt Francisco. Na zijn diensttijd, die zwaar en moeilijk was, werkte hij op zijn mi/pa even buiten Chajul. Hij verdiende er geen geld mee, maar het leverde het voedsel op voor zijn gezin: maïs, frijoles en guïsqui1es. Op een avond werden Francisco en zijn vrouw opgeschrikt uit hun slaap door lawaai uit het aangrenzende huis. Toen ze gingen kijken wat er aan de hand was, vonden ze de verminkte lichamen van twee van de zussen van Francisco's vrouw, en dat van haar zwager. Dezelfde soldaten met wie hij gepatrouilleerd had, hadden de drie vermoord. Ze werden ervan verdacht de guerrilla te steunen, omdat ze hen eten zouden geven. "Ze hadden zelfs nooit één woord gewisseld met iemand van de guerrilla", vertelt hij droevig. Hierop werd Francisco stiekem lid van een mensenrechtenorganisatie, waar hij zijn beklag deed over het leed dat hem en zijn familie was aangedaan. De bijeenkomsten vonden onregelmatig en op verschillende, geheime plekken plaats. In het begin vertelde de mannen die

19 Ik sprak met Francisco op 6 januari. Op 5 en 6 januari wordt in Chajul Dia de los Reines gevierd.

39 er kwamen niet hun echte naam, maar gaven een schuilnaam op. Destijds was het zwaar verboden om groepsgewijs samen te komen, laat staan om aanklachten tegen de oorlog te uiten .. ". Op een avond ontmoette Francisco pater Rosolino (zie hoofdstuk 4) bij een vergadering. Daar sprak deze over zijn intentie om de verwoeste Unión Ixi/20 her op te richten om de boerenbevolking ten dienste te zijn. Zijn barmhartigheid en zijn woorden maakten grote indruk op Francisco. "Ik weet nog precies hoe de padre er uitzag. Hij was een buitenlander, maar hij sprak met veel kracht en positiviteit. Ik wist meteen dat hij een goed hart moest hebben". Dat bleek wederzijds te zijn, want de pater vroeg hem of hij niet bij de Asociación21 wilde komen werken. Francisco stemde ermee in en begon door de aldeas te trekken, waar hij de campesinos vertelde over de in Chajul op te richten Asociación. In het begin sloot zich maar een klein aantal mannen aan. De mensen waren bang: het geweld lag nog altijd op de loer. De minste verdenking van betrokkenheid bij zowel leger als guerrilla kon de dood betekenen. Maar naarmate de tijd verstreek moesten de mensen toch aan het werk. Ze moesten overleven. Francisco en zijn collega's trokken langs de dorpen, samen met Rosolino. De pater was inmiddels erg geliefd geworden bij de bevolking. In tegenstelling tot andere kerkelijken trok hij het achterland in om de mensen een hart onder de riem te steken. Francisco denkt dat steeds meer mensen zich aansloten bij de Asociación door het vertrouwen in de pater. "En vanwege de betere prijs die zij voor hun gewas kregen, natuurlijk". Vrij snel na de oprichting werd de Asociación in Chajul handelspartner van een Nederlandse organisatie: Max Havelaar. De mensen kregen ineens twee keer zo veel geld voor hun zakken koffie als voorheen. Ze moesten er wel een hoop voor doen; vergaderingen bijwonen, cursussen volgen en hun tuinen aanpassen. "Maar daar leerden de mensen veel van. Ze waren dankbaar dat de padre bij hen was gekomen". Francisco ziet zijn toekomst optimistisch tegemoet. Hij werkt hard, heel hard. Vaak is hij dagen of zelfs weken van huis. Dan werkt hij op zijn tuin of in zijn mi/pa. Hoewel hij daar de laatste jaren steeds minder tijd voor heeft, omdat zijn werk voor de Asociación veel tijd in beslag neemt. Soms stuurt hij zijn vrouw naar hun milpa om maïs en bonen te verzamelen. Zijn zoon Carlos helpt ook mee. Ze huren dan een paard of een ezel om het voedsel te vervoeren naar hun huis. Maar zijn werk als promotor doet hij het liefst. "Samen met mijn vrienden, je bent nooit alleen. Ik ken iedereen in de aldeas. En iedereen kent mij. Het is erg belangrijk dat ik naar de tuinen ga waar de mensen hun koffie verbouwen. Want zelf komen ze niet naar Chajul. Ze kunnen niet komen. Ze zijn arm en ze werken van 's ochtends vroeg tot 's avonds. Daarom is het goed dat wij promotores naar de mensen toe gaan om ze op de hoogte te houden".

20 De Unión lxil was, vóór het gewapend conflict, de boerenorganisatie die zich ten doel stelde een betere prijs en betere werkomstandigheden voor haar leden te bewerkstelligen. In 1980 werd het gebou~je van de Unión platgebrand door de soldaten die Chajul bezetten.

21 De heropgerichte boerencoöperatie gingAsociación Chajulense Va'/ Váq Quyol heten. Woorden als "coöperatie" en "unie" stonden destUds gelijk aan communisme, en zou meteen de aandacht van leger en politie hebben getrokken. Er werd dus bewust gekozen voor de nieuwe naam: "Asociación".

40 3.3. Chajul: een historische impressie

Voor de Ixiles is de eigen afkomst erg belangrijk. De geschiedenis is verweven met het heden. Men houdt dit in stand door het vertellen van legendes en verhalen over de Maya voorouders. Dit gebeurt zowel binnen als buiten de eigen familie. Maar ook in het openbaar, zoals op de markt en in de comedo?2 hoor je mensen vertellen over de tradities van de Ixiles. De Ixil-Indianen bevolken het gebied in het hooggebergte, de Cuchumatanes. Het leefgebied omvat de drie plaatsjes Nebaj, Cotzal en Chajul. Onder de jurisdictie van deze dorpen vallen tientallen aldeas, qua grootte variërend van 30 tot 1500 huishoudens. Zowel ouderen als jongeren hechten veel belang aan het ontstaan van hun dorp. De Asociacion maakt zich sterk om de mythen en de overlevering van de Ixiles levendig te houden. Ze doet dat onder meer door onderwijs te bieden in het Ixil, en door in de projecten aandacht te besteden aan traditionele gewoonten en gebruiken uit de eigen cultuur. Chajul is niet altijd leefgebied van de Ixiles geweest. Om de huidige situatie te kunnen begrijpen is het zaak kennis te nemen van de geschiedenis van de bevolking, in dit geval de Maya-Ixiles, en haar leefomgeving. De naam Chajul is ontstaan uit Txaj-Jul, Ixil wat "Heilig Juweel" betekent (Consejo Municipal de Desarro/lo, 1994, p.6). Deze oorspronkelijke benaming wordt door oudere Ixiles nog altijd gebruikt. Op papier heet het dorp San Gaspar Chajul. Dit is de katholieke, Spaanse benaming, die door de Chajulenen zelf eigenlijk niet gebruikt wordt. Vermoed wordt dat de Ixiles oorspronkelijk leefden in het tropisch regenwoud in El Péten, de huidige grootste provincie ten noorden van de provincie El Quiché. Zij zouden afkomstig zijn uit de stad Tikal, waar zich 2500 jaar geleden een hoge civilisatie ontwikkelde. Het waren de hoogtijdagen van het Mayarijk. Vermoed wordt dat er rond deze tijd een grote epidemie uitbrak die vele doden tot gevolg had. De Ixiles zouden op zoek zijn gegaan naar nieuwe leefgebieden. Ze trokken naar het zuiden en het zuidwesten, en kwamen terecht in de hooglanden van (nu) Guatemala. Ze vestigden zich in het gebied dat we nu kennen als de Ixil Driehoek. De Ixiles zouden van nature harde werkers zijn (Plan Municipal de Desarollo Humano del Municipio de Chajul) en zich geheel wijden aan het verbouwen van voedselgewassen. In hetjaar 1524 werd het gebied binnengevallen door de Spaanse veroveraars (zie ook paragraaf3.l.l), door de lokale bevolking beschreven als: "extraiïos de barba 3 amarilla y cara pálida2 ". Niet alleen doodden zij veel Indianen, ook zagen zij erop toe dat de Maya­ priesters gevangen werden genomen. De Spanjaarden maakten hen tot slaven, onder andere om hun waardevolle medische kennis te gebruiken. Maar de meeste sacerdotes stierven na korte tijd in gevangenschap. Na de invasie van de Spanjaarden waren de overlevende Ixiles verspreid geraakt over het gebied. Zij stichtten verschillende nederzettingen in de vorm van zogenaamde encomiendas;

22 eettentje, goedkoop restauran~je.

41 groepen mensen die zich gezamenlijk toelegden op het bewerken van de zo kostbare grond. Eén van die encomiendas was Chajul. Tot de dag van vandaag wordt het bewerken van het land hoog in het vaandel geplaatst door de bevolking van Chajul. Men voelt zich verwant met de grond, omdat men gelooft voort te komen uit Moeder Aarde. De maïs is daarbij van wezenlijk belang. Alles draait immers om maïs: het dagelijks voedsel van de indigenas. De maïsplant staat voor overleven. Zij wordt geëerd en met zorg grootgebracht. Veel meer dan koffie wordt de maïs belangrijk gevonden. Koffie is een exportproduct, dat verbouwd wordt omdat het geld oplevert. Maïs daarentegen is de basis van het bestaan voor de mensen. Het voedt het gezin, het geeft kracht en energie. De milpa of het maïsveld is dan ook het belangrijkste wat de indigenas hebben. Zij geloven dat de mens geboren is uit de maïs, en respecteren de plant en het gewas daarom meer dan elke andere soort: "Maïs is het allereerste mythische begin van de Maya's, maar ook het heilige voedsel van nu" (Mario Coolen in: Solidaridadblad, 2002, nr. l, p.6). Mijn eigen ervaring is dat er over de elotei4 inderdaad met eerbied en een zekere mysterie wordt gesproken. Dit in tegenstelling tot koffie, een gewas dat niet "eigen" is en uitsluitend dient voor de export. Men verbouwt koffie om een inkomen te vergaren, omdat de productie van maïs alleen een te smalle basis is om met een gezin van te leven. Maïs dient dus uitsluitend als dagelijks voedsel voor de eigen gemeenschap. Er valt geen geld aan te verdienen, toch is het voor de Chajulenen veel belang­ rijker dan koffie. In een interview dat ik had met koffieboer Domingo Malteo Zacharias, vroeg ik wat er voor hem veranderd was sinds zijn lidmaatschap bij de Asociación: "Het verschil met vroeger is dat ik nu mijn gezin kan onderhouden. De verkoop van koffie brengt toch wat geld binnen. Maïs dient alleen als voedsel voor mijn gezin. Mais is heilig voor ons Maya's, en kan daarom nooit verkocht worden voor geld". Na Nebaj is Chajul het grootste dorp in het gebied. Exacte inwonersaantallen zijn niet voorhanden, waarschijnlijk door de uitgestrektheid en geïsoleerde ligging van het dorp25 met haar tientallen aldeas. In het Plan Municipal de Desarollo Humano uit 1995 wordt het aantal inwoners geschat op 20.000. In het dorp Chajul zelf wonen naar schatting zo'n 6.500 mensen. Chajul is een levendig dorp. Van zonsopgang tot zonsondergang zijn de mensen in touw. De mannen werken op de mi/pas, waar zij maïs enfrifoles26 verbouwen. De vrouwen zorgen in eerste instantie voor het huishouden en de kinderen. Maar ook gaan zij de bossen in om brandhout te verzamelen, en in de oogsttijd werken ze mee op het land. Kleine meisjes zijn qua kleding en werktaken niet van hun moeders te onderscheiden. Ook de jongens lijken op miniaturen van hun vaders, met hun rubberlaarzen, eeuwige sombrero27 op het hoofd en de machete28 bungelend aan hun middel.

23 Letterlijk: "vreemdelingen met gele baarden en bleke gezichten". 24 Rijpe maïskolven worden door de Guatemalteken elotes genoemd. 25 De gemeente Chajul is verspreid over een gebied van 722 vierkante kilometer (Plan Municipal de Desarollo Humano, 1995, p.10). 26 Frijoles zijn zwarte bonen, die samen met de maistortillas worden gegeten. 27 Een sombrero is een gevlochten rieten hoed die de campesinos van oudsher dragen. 28 De machete is een kapmes, dat door de boeren op het land gebruikt wordt.

42 De enkele reiziger die Chajul bezoekt, doet dat meestal vanwege de karakteristieke inheemse architectuur, die elders in het land niet voorkomt. Hoewel de meeste mensen in eenvoudige huisjes 29 van hout of golfplaat wonen, is er in de dorpskern een aantal traditionele huizen te vinden , sommige daterend uit de zeventiende eeuw. Opgetrokken uit lemen bouwsteen, met aarden vloer en tegels van klei, lijken de woningen niet direct bijzonder. Wat hen het typische Ixil karakter geeft, zijn de houten gevels en steunpilaren, die bewerkt zijn met Maya teksten en afbeeldingen, en de dakpannen. Naar traditioneel Maya~gebruik zijn de huizen, net als de kerk, op heuvels gebouwd. De Chajulenen zijn met recht trots op deze overblijfselen van hun voorouders. Maar behalve de typische architectuur heeft het plaatsje toeristen weinig te bieden. Ze vertonen zich er dan ook sporadisch en blijven nooit lang daar er ook geen voorzieningen zijn. De gemeente heeft wel plannen om een hotel en restaurants te bouwen, maar zolang de bereikbaarheid dusdanig slecht is, zullen waarschijnlijk weinig toeristen de moeite nemen naar Chajul afte reizen. Het dorp telt één basisschool en één school voor vervolgonderwijs, waar leerlingen onderwezen worden in zowel het Spaans als het Ixil. Aangezien de meeste families erg arm zijn kunnen zij het schoolgeld niet of slechts gedeeltelijk betalen. Bovendien hebben de ouders de hulp van hun kinderen hard nodig om rond te komen. Meisjes werken met hun moeder en zusters mee vanaf een jaar of vijf. Jongens gaan mee om op het land te werken wanneer zij zes of zeven jaar zijn. Van de totale bevolking is 72% analfabeet, van wie tweederde vrouw is. De mannelijke dominantie of machismo is in de meeste families bepalend voor de onderlinge verhoudingen.

Marktdag in Chaj ui

29 Tijdens de oorlogsjaren zijn tientallen van de traditionele woningen vernietigd, waardoor de Chajulenen de overgebleven huizen extra koesteren en onderhouden.

43 Chajul heeft een gezondheidskliniek met één arts en een drietal verpleegsters. De arts, van Cubaanse afkomst, is echter niet altijd aanwezig, omdat hij ook rondes maakt langs zieken in de meer afgelegen plaatsjes. Tijdens mijn verblijf in Chajul was hij gedurende 3 weken afwezig, omdat hij vakantie vierde in Cuba. Zijn vervanger, een Amerikaanse huisarts die geen Spaans sprak, kwam pas in de derde week opdagen waardoor de dorpsbewoners al die tijd aan hun lot overgelaten waren. Omdat men niet zoiets kent als een ziektekostenverzekering, zijn de kosten voor medische behandeling voor rekening van de patiënten zelf. Na een gesprek met de dokter van Chajul kwam ik te weten dat de Chajulenen uitsluitend komen wanneer ze ernstig ziek zijn. Maar omdat de voorgeschreven medicijnen onbetaalbaar zijn, blijft verdere behandeling vervolgens uit. Twee keer per week is het marktdag in Chajul. Op dinsdag en vrijdag trekken kooplui uit andere delen van de lxil Driehoek naar het dorp om er hun waar aan te bieden. Het zijn voornamelijk vrouwen uit Nebaj en Cotzal, maar sommigen komen helemaal uit Sacapulas ofQuiché om wat geld te verdienen. Ze verkopen van alles: rijst, bonen, groenten. Maar ook melkpoeder, wasmiddel en shampoo. Soms is er zelfs vlees te koop. Het is op de dia del mercado altijd een drukte vanjewelste in de straten rond het dorpsplein. Er wordt onderhandeld, gepraat en gelachen. Behalve een commercieel is het vooral een sociaal gebeuren: men ontmoet elkaar op de markt. Kinderen spelen tussen de sinaasappels en vrouwen wisselen de laatste nieuwtjes uit. De Asociacion Va'! Váq Quyol neemt in de gemeenschap een centrale plaats in. Letterlijk, want het vereniging5gebouw is gelegen in het hart van het dorp, direct achter de kerk. Maar meer nog figuurlijk: iedereen kent de Asociacion en de meeste mensen laten zich positief uit over haar functioneren. In de maanden dat ik in Chajul verbleef, heb ik van dichtbij gezien dat deze organisatie inderdaad een belangrijke rol speelt in de gemeenschap. Het bestaan ervan is echter geenszins vanzelfsprekend, zoals blijkt uit haar ontstaansgeschiedenis in paragraaf 4.2. Om deze in context te plaatsen, wordt het volgende hoofdstuk ingezet met een schets van "Guatemalteekse koffiepraktijken".

44 4: De Asociación Va 'I Vaq Quyol

''Ik geloof in de gemeenschap als een ontwikkelingsalternatief en niet gewoon als een herinnering uit het verleden. Het is geen mythe, het is niet een steriel idee. Het is niet wat sommigen zonder enige realiteitszin idealiseren. Het is dynamisch, het is aanwezig in het geheugen van onze volkeren. Identiteit is niet alleen het verlangen naar maistortillas. De identiteit is integraal en dient de verschil/ende aspecten van de cultuur op te nemen" (Rigoberta Menchu, 1998, p.191).

Om inzicht te krijgen in de voor -en nadelen van fair trade, is het nodig kennis te nemen van de omstandigheden van de boer in de reguliere of "unfaire" koffiehandel. Om die reden begint dit hoofdstuk met een kort overzicht van de geschiedenis van de koffieteelt in Guatemala, waarin de positie van de kleine boer centraal staat. De huidige Asociación, haar organisatiestructuur en regelgeving volgen hier op. In paragraaf 4.4 worden de "eerlijke handelsvoorwaarden" van het keurmerk Max Havelaar uiteengezet, zodat we in hoofdstuk 5 een blik in de praktijk kunnen werpen.

4. 1. Guatemalteekse Koffiepraktijken

Medewerkers van het GKN 1 benadrukten dat de omstandigheden waarin de koffieboeren verkeren, ook veel vertellen over de binnenlandse situatie van Guatemala. Inderdaad kunnen we uit de situatie van de kleine koffieproducenten veel afleiden over de problematiek zoals besproken in de eerste paragrafen van dit hoofdstuk. Hierbij dient meteen opgemerkt te worden dat er opvallend weinig antropologische studies over dit thema te vinden zijn. Het is opmerkelijk dat er niet méér onderzoek is gedaan naar de positie van koffiewerkers in Guatemala, omdat koffie het belangrijkste exportproduct is. Het levert zo'n 15% van het BNP2 op. Met gemiddeld 215 duizend ton groene koffie is Guatemala de op vier na grootste koffieproducent van het continent. De werken dîe ik vond, zijn echter van de hand van buitenlandse wetenschappers en geïnteresseerden. En ook deze belichten nauwelijks de positie die de producent inneemt in het proces. Ook COVERC03 merkt deze leemte op: "We were surprised at how little research and serious analysis we were able to find on the role ofcoffee in Guatemalan society. This multi-million dollar industry has been a cornerstone ofGuatemala's economy /or more than a century, yet our study is one of the first that systematically documents the working and living conditions ofcoffee workers" (2000, p.9). Van eigen bodem heb ik daarentegen bijzonder veel gehad aan de studies van René Fluitman, Nico Roozen en Frans van der Hoff.

1 Guatemala Komitee Nederland (waar ik als vrijwilliger aan verbonden ben). 2 Bruto Nationaal Product. 3 Commissionfor the Verification ofCodes ofConduct, opgericht in Guatemala in 1997.

45 De strijd van kleine boeren in geheel Latijns Amerika stamt, net als de stelselmatige onderdrukking, uit de tijd van de koloniale overheersing (zie hoofdstuk 3).Toen al werd de basis gelegd voor een extreem onrechtvaardige verdeling van de grond, die "tot de dag van vandaag het maatschappelijk landschap van Latijns Amerika bepaalt en die in grote mate verantwoordelijk is voor de onevenwichtige ontwikkeling van het platteland", stelt Bert Beekman (1989, p.11). Voordat koffie het belangrijkste exportproduct van Guatemala werd, moest het land het vooral hebben van indigo en cochenille. Maar de vraag naar deze verfstoffen nam af, toen in Europa synthetische kleurstoffen werden uitgevonden. Handelaars en grootgrondbezitters besloten dat Guatemala met een alternatief product moest komen, wilden zij het hoofd boven water houden. Het was 1871 en Europa had net de smaak van koffie te pakken gekregen. De productie van koffie leek dus voor de hand liggend. Maar dan moest er wel vrijheid van handel, krediet en grondbezit zijn. Deze idealen ontketenden de liberale revolutie. De koffieteelt was niet alleen erg arbeidsintensief, het veroorzaakte ook een grote behoefte aan land. Veel grote plantages werden gesticht op onteigende landerijen van de kerk. Maar er werd ook land gestolen van de Indiaanse gemeenschappen. Koffie was (en is) een zeer waardevol product en de prijs van de gronden die geschikt waren voor de teelt, schoot omhoog. De Indiaanse gemeenschappen hadden een groot deel van hun gronden in gemeenschappelijk gebruik: de zogenaamde ejidos. Doordat deze gronden niet als particulier eigendom geregistreerd waren, meende de elite dat zij ermee kon doen wat ze wilde: "The ruling class believed that in order for coffee growing to develop in Guatemala it was necessary to expropriate communal property and sacrifice the interest ofthe majority ofthe populationfor those ofamore enterprising and ambitious minority" (Cambranes, 1985, p.70).

De regering onder leiding van president Justo Rufino Barrios verkocht de ejidos massaa14 en er werden enorme koffieplantages aangelegd. Tijdens de oogsttijd werden Indiaanse "seizoenarbeiders" met duizenden tegelijk uit de hooglanden gehaald en er te werk gesteld. Ondertussen begonnen de boeren die achterbleven in de bergachtige gebieden zelf met de verbouw van koffie. In deze minder toegankelijke streken van Guatemala hebben de grote fine as zich nooit goed kunnen ontwikkelen. Hoewel het klimaat in het hoogland vaak optimaal is voor de productie van koffie, maakte de onherbergzaamheid een grootschalige exploitatie weinig rendabel. Vlakbij Chajul bevindt zich tegenwoordig inderdaad slechts één grote koffieplantage: Finca la Perla. Bij Cotzal zijn nog twee kleinere plantages gevestigd op land dat voorheen van de families uit de aldeas was. Diezelfde mensen bewerken nu het land voor de plantage-eigenaren. De kleine koffieboeren zagen zich dus constant in een strijd verwikkeld. Een strijd om het behoud van het land, dat voor velen bepalend is om te overleven. Die strijd duurt nog altijd voort. Door de oorlog zijn duizenden boeren hun stukje land kwijtgeraakt. Land dat ze vaak met de grootste moeite officieel tot hun eigendom hadden gemaakt. Tijdens de vernietigende jaren van het gewapend

4 Tussen 1870 en 1920 werden meer dan l miljoen hectare "nationale gronden" verkocht aan koffieboeren, vele van hen waren Duitse immigranten (Keulen, 1994, p.13/14).

46 conflict zorgde het leger ervoor dat niet alleen de tuintjes, maar ook de eigendomspapieren vernietigd werden. Toen menjaren later eindelijk kon terugkeren naar de eigen woonplaats, bleek het vrijwel ondoenlijk om aan te tonen dat men vóór de oorlog eigenaar was van een koffietuintje. Het aantal landloze boeren in het gebied steeg schrikbarend. Tegenwoordig hebben nog steeds veel families hun lapje grond niet terug. Ze zijn genoodzaakt zich te verhuren aan de plantage eigenaren, die hen een schamel of soms zelfs helemaal geen loon betalen. De Asociación in Chajul zet zich in voor de landloos geraakte bevolking, met het project Oficina Juridico y Legal, zoals we zullen zien in paragraaf 4.1. Het is van wezenlijk belang dat de mensen hun land terugkrijgen, en niet alleen om de koffie te kunnen verbouwen voor de export. Ron van Meer licht toe: "Voor de Maya's is de grond een heilig bezit dat binnen de familie dient te blijven. Wie een Maya zijn grond ajpakt, ontneemt hem zijn ziel" (in: Brokken, 1998, p.38). Voordat een pak koffie in Nederland in het schap bij de supermarkt belandt, gaat er een lang traject aan vooraf. Grote producenten in Guatemala zijn in staat om alle fasen tot en met de export zelf uit te voeren. Maar de meeste kleine koffieboeren hebben niet de mogelijkheden om hun koffiebessen zelf te verwerken. Hun product gaat pas de grens over nadat het diverse malen van eigenaar is gewisseld. Het precieze verwerkingsproces van koffie wordt beschreven in paragraaf 5.4. De meeste kleine producenten zijn totaal afhankelijk van de grote koffieboeren en opkopers. Dat geldt voor krediet, de aanvoer van benodigde materialen (gereedschappen, zaden, etc.), het transport, de verkoop en de bewerking van de bonen. In feite zijn zij dus overgeleverd aan de goodwill van de tussenhandelaren. Die kunnen daardoor doen wat ze willen. Het gevolg is dat de meeste koffieboeren net genoeg krijgen om niet van de honger om te komen. Maar de woekeraars zorgen er nauwlettend voor dat de boeren nooit genoeg verdienen om zich aan de "economische houdgreep"(Beekman, 1989, p.15) te kunnen ontworstelen. Opmerkelijk is dat de Guatemalteekse koffieboeren al deze vormen van onderdrukking en diefstal nooit lijdzaam over zich heen hebben laten gaan. Opstanden zijn, door de eeuwen heen, het gevolg geweest van het protest van de boeren tegen hun uitbuiting. Op kleine schaal gebeurt er tegenwoordig steeds meer. Veel boeren proberen een uitweg te vinden door zich te organiseren. De Chajuleense Asociación in deze casestudie is een voorbeeld van zo'n autonome boerenorganisatie. De gemeenschapszin, zoals beschreven in voorgaande paragrafen, is groot onder de indigenas. Zij menen dan ook dat zij het in de eerste plaats sámen moeten doen. De solidariteit onder de kleine producenten lijkt daarbij doorslaggevend, al is er in soms ook sprake van wedijver. Dit zien we terug in de project­ beschrijvingen in de volgende hoofdstukken.

47 4.2. De Asociación: ontstaan uit wanhoop

In 1975 werd in Chajul de Unión heil opgericht. Met behulp van priester José Maria Cran verenigde een gering aantal koffieboeren zich. Samen zouden zij sterker staan bij het aanbieden van hun product. De oprichting geschiedde onder dreigend protest van grootgrondbezitters en het leger. Het gewapend conflict was in volle gang, dus het was een gevaarlijke bezigheid om samen te komen in het verenigingsgebouw. In die tijd hadden de militairen een verbod afgekondigd op alle vormen van samenkomst. Dit werd beschouwd als (steun aan het) verzet tegen de militaire overheersing, en per definitie als zodanig bestraft. In 1980 werd de Unión Ixil verwoest door het leger. Het gebouw werd in brand gestoken, nadat enkele tientallen vermeende leden naar binnen waren gedreven. Ook de priester werd vermoord, evenals 400 dorpsbewoners. De kerk, in het hart van het dorp, werd bezet en tot militair hoofdkwartier gemaakt. Van de overgebleven Chajulenen vluchtten de meeste de bergen in, naar de grens van Mexico. Va' l Vaq Quyol werd opgericht uit wanhoop, na de verwoestende werking die de burgeroorlog vooral in dit deel van Guatemala had. Door de ligging vlakbij de Mexicaanse grens was dit dichtbeboste, hooggelegen gebied populair bij verzetsstrijders. De boerenbevolking die er woonde, zat vaak klem tussen leger en guerrilla. Zij raakte alles kwijt; tal van dorpen in de omgeving werden platgebrand en duizenden mensen kwamen om het leven. De koffiecoöperatie die de rechten van de boeren verdedigde, kon niet langer functioneren. Het gebouw dat sneuvelde in het geweld, was volgens dorpsbewoners de "grote trots van Chajul" was,. Na deze (geslaagde) intimidatiepoging van het leger, durfden de leden van de Unfon niet meer samen te komen. Met hulp van de Italiaanse pater Rosolino Bianchetti sloegen de boeren in 1988 opnieuw de handen ineen. De Asociacion werd opgericht, om zo gezamenlijk weer een toekomst op te bouwen. Op de plek waar de Unión Ixil gevestigd was geweest, werd bij wijze van eerbetoon aan de slachtoffers een nieuw gebouw gerealiseerd. Hoewel veel van de huidige medewerkers van de Asociación pijnlijke herinneringen hebben aan de plek, zijn zij er ook trots op om juist dfuir het werk voort te zetten.

4.3. De huidige Asociación

De Asociación is actief op verschillende maatschappelijke gebieden. Zoals blijkt uit paragraaf 4.2 begon zij in 1988 aanvankelijk als vereniging voor kleine koffieboeren. Maar met de jaren is de organisatie zich gaan toeleggen op de gemeenschap als geheel. Hoewel zij pas 14 jaar bestaat, heeft de Asociación veel werk verzet, en ook opmerkelijk veel successen geboekt. Tot ver buiten het departement hebben de mensen gehoord van de Chajuleense organisatie. Alle 48 aldeas die behoren tot de Ixil Driehoek behoren tot het werkterrein van de Asociación. Mannen en vrouwen, jong en oud, zijn doelgroep van de vereniging. Va'! Vaq Quyol voert de volgende 13 projecten uit:

48 1. Ccifé Orgánico; Organische (biologische) koffie 2. Contabilidad y Administración; Boekhouding en Administratie 3. Centra de Desarollo Batzul; Educatief Centrum Batzul 4. Oficina Juridico / Legal; Juridische afdeling 5. Tejidos y Artesanias; Textiel en Ambachten 6. Caja de Ahorro y Crédito; Spaar- en kredietbank 7. Educación Amhiental; Milieu educatie 8. Salud y Clinica Naturista; Gezondheid en Natuurgeneeskundige praktijk 9. Emisora; Radiozender JO. Mujeres; Vrouwen (activiteiten gericht op vrouwen en meisjes). 11. Transporte; Vervoer 12. Tienda; Winkel 13. Panaderia; Bakkerij

Van de 13 projecten van de Asociación heb ik er vier uitgebreid bezocht en bestudeerd. In de omschrijving ervan zal ik me dan ook tot dit aantal beperken, om ruimte te laten voor een aantal belangrijke diepte-interviews met asociados. Het gaat om Café Organico, het Centra de Desarollo, de Emisora, en de Tejidos y Artesanias. In de hoofdstukken 5 en 6 geef ik van ieder project een omschrijving op gebied van de doelstelling, de mensen en de beoogde resultaten en gevolgen voor de gemeenschap. Middels fragmenten uit de verzamelde onderzoeksgegevens kom ik tot een representatief beeld van de betekenis van de Asociación voor haar leden en de gemeenschap. In hoeverre er sprake is van empowerment (zie paragraaf 2.5) door de aard van de projecten wordt per project bekeken. Het koffieproject heeft prioriteit gekregen in mijn onderzoek, daar ik mij aanvankelijk richtte op de kleine koffieboeren. Met deze mensen heb ik relatief het meest te maken gehad, waardoor aan het project Café Orgánico een apart hoofdstuk is gewijd. Binnen de Asociación is het tenslotte het eerste en belangrijkste project. Sinds de samenwerking met de Stichting Max Havelaar in 1991 (paragraaf 4.4) is er veel veranderd. De invloed die de (voorheen onbekende)fair trade op de ontwikkeling van de organisatie heeft gehad, is naar eigen zeggen bepalend geweest voor het huidige functioneren. De overige projecten zijn dan ook voortgekomen uit de ruimte die geschept zou zijn door de "eerlijke handelswijze" volgens de voorwaarden van Max Havelaar Het koffieproject is het belangrijkste van alle projecten. Ruim de helft van alle leden van de Asociación behoort tot dit project. Het levert dan ook veruit de meeste inkomsten op. Uit die inkomsten kan vervolgens weer een deel van de overige projecten gefinancierd worden. Het koffieproject van de Asociación is waar het mij als onderzoeker in eerste instantie om te doen was.

49 Maar, zoals blijkt uit hoofdstuk 1, besloot ik mijn aandacht te verbreden en ook de andere projecten te bezoeken. De rol van de organisatie in de gemeenschap wordt wel in grote mate, maar niet uitsluitend door de koffiehandel bepaald. De Asociación stelt zich de volgende doelen:

1. to promote devlopment of the community. 2. to strengthen the community spirit by carrying out communal activities. 3. to promote the realization ofprojects and programs, mainly for the community, that tend to improve economie, education and health situation, with special attention for the most vulnerable amongthem. 4. to stimulate the organization of technical-education programs, acknoledging that the traditions and knowledge ofthe ancestors is respected. 5. to promote studies, seminars and investigations on the culture, values and traditions ofthe Maya­ Ixil people. 6. to give the members the support they need to assure that the activities are as effective as possible, for themselves as wel! as for the community. 7. maintain communication and coordination with national and international institutions that help to obtain the objesctives of the Asociación and the community.

Deze doelstellingen, zoals gepresenteerd in het Coffee Producer Profile (Stichting Max Havelaar 2000, p.2), zijn op zijn minst ambitieus te noemen. De Asociación wil in feite de hele gemeenschap empoweren. De projecten zijn gericht op uiteenlopende doelgroepen, maar hebben onderling ook met elkaar te maken. In hoofdstuk 5 zullen we zien dat de aspiraties van de vereniging soms al te hoog gegrepen zijn. In totaal telt de Asociación 2600 leden of asociados. Onder hen zijn zo'n 300 vrouwen. Van alle leden is de helft actief betrokken. Dat wil zeggen dat zij deelnemen aan de Asamblea Generai5, bijeenkomsten en voorlichtingsdagen en staan ingeschreven in het "actieve ledenregister". De meeste "betrokken leden" verdienen geheel of gedeeltelijk hun inkomen via één van de projecten van de Asociación. Maar behalve voor officiële leden is het werk van de vereniging ook voor anderen in de gemeenschap van belang. Van voorzieningen als het winkeltje, de natuurgeneeskundige apotheek en zelfs de vrachtwagen van de organisatie, kan door de inwoners van Chajul gebruik gemaakt worden.

5 Twee keer per jaar organiseert de Asociación de algemene ledenvergadering: de Asamblea Genera!. Alle leden worden geacht hieraan deel te nemen, maar voor vele is dit niet haalbaar. De Asamblea neemt in de regel twee hele dagen in beslag, waarop men dus niet kan werken.

50 4.3.1. Organisatiestructuur

De Asociación is langs vrij hiërarchische lijnen georganiseerd. De directie of Directiva Centra! bestaat uit 9 personen, onder wie één vrouw. Dofia6 Juana Caba Caba is op papier weliswaar bestuurslid, maar in de praktijk heeft zij nauwelijks inspraak. Bij vergaderingen wordt ze gepasseerd, en naar eigen 7 zeggen ontvangt ze geen vergoeding voor de functie, in tegenstelling tot haar mannelijke collega's • ln de hoofdstuk 6 kom ik terug op de ogenschijnlijk minderwaardige behandeling van vrouwen in de Asociación. Twee keer per maand komen de directieleden bijeen. Zij maken het beleid en nemen de besluiten. Aan het hoofd staat de coördinator, die elke 4 jaar gekozen wordt door de leden. De huidige coördinator is Arcadio Daniel Galindo. Hij zou aanspreekpunt voor iedereen moeten zijn, maar in de praktijk laat dit te wensen over. Omdat de heer Galindo het altijd zo druk heeft en naar eigen zeggen "omkomt in zijn werk", is hij vaker niet dan wel in het gebouw van de Asociación aanwezig. Er zijn altijd mensen die op hem wachten, soms dagenlang. Gelukkig heeft Galindo een heel team achter zich ter verstering: zijn persoonlijke secretaresse en drie assistenten, die in en om het kantoor allerhande werkzaamheden uitvoeren. Dan is er een penningmeester, die alle inkomsten en uitgaven behandelt en controleert. Er zijn ook twee vaste administratieve krachten, die altijd op kantoor aanwezig zijn om bezoekers te woord te staan. De Directiva Centra/ laat zich adviseren door de Directiva Local. Het gaat daarbij om mensen in de aldeas die op lokaal niveau de directie vertegenwoordigen. Deze personen worden, zogezegd, door de bevolking van de gemeenschappen op democratische wijze gekozen en vervullen de functie in principe drie jaar lang. De lokale directie bestaat dus uit 48 personen, die ieder één aldea represen­ teren. Deze personen (uitsluitend mannen) krijgen opdrachten van de directie in Chajul. Ook dienen zij de dorpsbewoners in hun eigen woonplaats op de hoogte te houden van de actuele ontwikkelingen en beslissingen die op het kantoor gemaakt worden. De lokale directieleden weten precies wat er speelt in de afgelegen gebieden, en brengen daar op hun beurt verslag van uit. In de aldeas staan zij hoog aangeschreven bij de mensen, die hen met allerlei vragen en problemen benaderen.

6 Dana betekent "mevrouw". De term slaat alleen op oudere vrouwen, en impliceert respect van de gebruiker. 7 Ik heb Juana goed leren kennen tijdens mijn verblijf in Chajul. Ze runt ook de winkel van de Asociación, waar ik haar vaak opzocht en hielp met haar werk. In die uren vertelde ze me alles over de organisatie, van het ontstaan tot het huidige verloop. Ik ben er regelmatig getuige van geweest hoe ze werd gecommandeerd door overige bestuursleden. Wanneer er vergaderingen waren, werd Juana altijd op het laatste moment ontboden. Na afloop vertelde ze me dat haar niets gevraagd was, en ze zich afvroeg waarom ze er dan überhaupt bij moest zijn. Juana is voor mij één van de belangrijke bronnen van informatie geweest. Haar levensverhaal (zie hootè!stuk 4) heeft ze me toevertrouwd, maar het duurde weken eer ze zover was de pijnlijkste herinneringen op te halen.

51 Women partcipatillg in the Asociación (foto: FLO lntemational)

Nog een treetje lager bevinden zich de promotores, die een bepaald project vertegenwoordigen. De meeste promotores zijn er om de koffieboeren te ondersteunen. Zij reizen op en neer tussen Chajul en de aan hen toegewezen aldeas. In de desbetreffende plaatsen kennen zij vrijwel iedereen. Omdat de communicatie met het achterland afhankelijk is van persoonlijke uitwisseling, zijn de promotores eigenlijk altijd onderweg. De Asociación heeft steeds twaalf tot vijftien promotores in dienst. Het zijn (twaalf) mannen én (drie) vrouwen die zelf ook lid zijn: koffieproducenten, milieuvoorlichters, weefsters van het Textielproject. Tot slot speelt de pater van het dorp een belangrijke rol in het bestuur van de Asociación. Padre Rosolino is voor veel Chajulenen de belangrijkste man van het dorp. Er wordt bijzonder tegen hem opgekeken, en iedereen laat zich positief over hem uit. Men is el padre ook nu nog dankbaar voor zijn werk. Hij was het immers die destijds het initiatief nam de vereniging van kleine koffieboeren op te zetten. Wat zijn rol nu precies is, blijft wat onduidelijk. Hij zegt zelf niet tot de directie te behoren. Maar Rosolino werkt dag en nacht, en zet zich vol overgave in voor de Asociación. Zijn aandeel is van doorslaggevend belang wanneer er beslissingen genomen worden. Mensen komen naar hem toe om raad en advies. Er staan altijd mannen, vrouwen en zelfs kinderen vóór zijn kamer in het parochie­ gebouw. De pater geniet alom respect van de dorpelingen, ongeacht hun religieuze overtuiging.

52 4. 3. 2 .. Lidmaatschapsvoorwaarden

Om lid te kunnen worden van de Asociación moet men aan een aantal voorwaarden voldoen. Er zijn specifieke regels voor ieder afzonderlijk project, maar een drietal algemene voorwaarden geldt voor iedereen. In de eerste plaats moet men zich laten inschrijven in het ledenregister van de organisatie. Daar moet men tegelijkertijd een bedrag betalen, waarvan de hoogte me nooit precies duidelijk is geworden. Van iedereen hoorde ik verschillende bedragen, maar volgens de heer Galindo bedraagt de "eenmalige contributie" 50 quetzales8 per nieuw lid. Een fors bedrag, aangezien de meeste mensen van 90 á 100 quetzales per maand zichzelf en hun familie moeten onderhouden. Bovendien heb ik me door verschillende leden laten vertellen dat het bedrag hoger zou zijn en helemaal niet eenmalig. Elk jaar opnieuw zeggen zij te moeten betalen. De directieleden spreken dit tegen, maar ik heb dit herhaaldelijk gehoord in meerdere aldeas. Een andere voorwaarde is dat men in de Ixil Driehoek woont. Daartoe dient men een adres op te geven. Aangezien de dorpen in het hoogland geen straatnamen of huisnummers kennen, gebruikt men de naam van de school of de parochie als adres. In Chajul zelf noemen veel mensen het kantoorgebouw van deAsociación als adres, omdat een routebeschrijving van hun huisje of hutje te ingewikkeld is. Bovendien wonen er vaak meerdere families onder één dak. De derde voorwaarde om zich aan te sluiten bij de organisatie is deelname aan de vergaderingen en bijeenkomsten. Men tekent hiervoor op het fonnulier van lidmaatschap. Officieel is er elke twee weken een vergadering, maar het gebeurt regelmatig dat op het laatste moment afgezegd wordt omdat de coördinator iets anders moet doen ofte laat komt. In de praktijk neemt een minderheid van de leden daadwerkelijk deel aan de vergaderingen. Het probleem is enerzijds gelegen in de afstand: men moet een halve dag lopen om in Chajul te komen en kan dan dus niet werken. Dat betekent dat er geen inkomen wordt verdiend. Anderzijds lijken veel leden best bereid om naar de vergaderingen te komen, maar zijn zij niet op de hoogte. Via de eigen radiozender probeert de Asociación de mensen in de afgelegen gebieden wel te informeren, maar dat lukt niet altijd. In de meeste aldeas zijn de radio's op één hand te tellen, en de frequentie is niet altijd te ontvangen. De coördinator van de Asociación vindt het een groot probleem dat de leden niet allemaal "willen deelnemen" aan de vergaderingen, maar ziet op korte termijn geen oplossing. "Wat kunnen we doen als de mensen niet willen?" is één van zijn veelgehoorde uitspraken. Van de kant van de leden klinkt onderwijl de roep om meer bijeenkomsten in Mn aldeas, zodat zij niet met z'n allen naar Chajul hoeven te komen. Zeker wanneer de heer Galindo niet thuis geeft en de bijeenkomst dientengevolge wordt afgelast, is het erg vervelend voor diegenen die wél de moeite hebben genomen zich te verzamelen in het dorp. Zij stellen dus voor dat Galindo en de overige directieleden vaker naar hen toe

8 Tussen zes en zeven euro.

53 komen in plaats van andersom. Maar tot nog toe is padre Rosolino de enige die gehoor geeft aan de wens van de socios. Hij reist regelmatig langs de afgelegen plaatsen om informatie met de mensen uit te wisselen. Dit wordt bijzonder gewaardeerd door de mensen in de aldeas, van wie ik dit geregeld vernam.

4.4. Partnerschap met Max Havelaar

De Asociación is indertijd begonnen als vereniging van én voor kleine koffieboeren. De vereniging staat daar dan ook vooral om bekend. In vrij korte tijd nam het ledenaantal aanzienlijk toe, vooral na de omschakeling naar eerlijke handel ofwel mercado justo. Sinds 1989 bestaat er een partnerschap tussen de Asociación en de Nederlandse Stichting Max Havelaar. Het keurmerk Max Havelaar is anno 2002 algemeen bekend bij de Nederlandse consument. Door een keur aan producten zoals thee, honing, sinaasappelsap, bananen en chocolade. Met 270 coöperaties in 22 landen onderhoudt de Stichting een samenwerkingsverband. Totaal zijn hiermee een half miljoen kleine boeren gemoeid. Vooral de koffie is bekend bij het grote publiek. Hoe het met die koffie ooit begonnen is, weten de meeste kopers echter niet. Om aan te tonen hoezeer empowerment kan bijdragen aan de ontwikkeling van een achtergestelde gemeenschap, vat ik samen hoe het keurmerk voor de eerlijke handel tot stand is gekomen. In 1979 wendden Mexicaanse koffieboeren zich tot de interkerkelijke ontwikkelingsorganisatie Solidaridad. Na jarenlang te zijn uitgebuit door caciques9 en tussenhandelaren, die voor de koffie schamele prijzen betaalden, vonden zij dat het roer om moest. "We zullen het zelf moeten uitzoeken. We moeten ons organiseren en van ons afbijten" besloten ze (van der Hoff, 1985, p.5). De boeren verenigden zich in een coöperatie: UCIRI (zie paragraaf 2.4). In samenwerking met Solidaridad gingen de boeren hun koffie zelf exporteren. Eerst naar Nederland, maar al snel ook naar Duitsland, Oostenrijk, Engeland en Frankrijk. Door de tussenhandel uit te schakelen, ontvingen de boeren een hogere prijs voor hun product. Zij wilden niet afhankelijk zijn van financiële hulp uit het buitenland, want daarmee zouden geen structurele veranderingen vanuit de eigen gemeenschap voortkomen. De Mexicaanse boeren namen zelf het initiatief om hun situatie te verbeteren. Met behulp van Solidaridad konden zij toegang krijgen tot de markt "Uit zichzelfkunnen de UCIRI-boeren hun overlevingskansen niet veilig stellen. Koffie is hun overlevingsmogelijkheid en die krijgt alleen op de wereldmarkt zijn waarde. Ze zijn aangewezen op handelskanalen die het overleven en niet de winst tot uitgangspunt nemen", aldus van der Hoff (1985, p. 7). Er werd daarom besloten een structureel alternatief te bieden in de vorm vanfair trade. In 1988 werden de ideeën over een keurmerk voor koffie omgezet in daden: Solidaridad en koffiebrander Neuteboom stonden aan de wieg van de Stichting Max Havelaar. Deze organisatie introduceerde het keurmerk, dat garant staat

voor een "eerlijk" product. UCIRI was haar eerste handelspartner in "(h)eerlijke koffie".

54 Met haar initiatief beoogt de Stichting Max Havelaar een aanzet te geven om de relatie tussen de rijke en de arme landen structureel te veranderen. "De wereldhandel functioneert noodzakelijkerwijs in het voordeel van de rijke landen, en vooral ten gunste van een klein aantal verticaal en horizontaal geïntegreerde multinationale ondernemingen die de internationale handelsstromen in feite beheer­ sen", stelt Fluitman (1998, p.21). Op natuurlijke rijkdommen na beschikken de meeste ontwikkelings­ landen nauwelijks overmachtsbronnen die nodig zijn om door te dringen tot de wereldhandel. In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat de globalisering van de economie dit in stand houdt en zelfs verergert. De Stichting Max Havelaar meent dat een rechtvaardiger verdeling van die bronnen (kapitaal, kennis en organisatie) alleen middels het creëren van een tegenmacht tot stand kan komen. Die tegenmacht kan gevormd worden door het verhogen van de organisatiegraad van kleine prnducenten. Om deze reden werkt de Stichting lVfax Havelaar alleen samen met boerenorgaiïisaties, en niet met individuele producenten. In de praktijk betekent dit dat er gewerkt wordt met kleine boeren, die over een productieareaal van hooguit 5 hectare beschikken. Omdat het proces om van deze organisaties, veelal coöperaties, goed functionerende instrumenten te maken moeizaam verloopt, heeft de Stichting het op zich genomen om betere economische randvoorwaarden voor hen te scheppen. Zelf maakt de Stichting geen eindproducten. Dat doet een aantal bedrijven die rechtstreeks inkopen bij de kleine boeren. Deze bedrijven mogen alleen tegen strikte voorwaarden het logo van Max Havelaar op hun verpakkingen zetten. De Stichting blijft de bedrijven controleren op naleving van de voorwaarden, en kan de consument daarom garanderen dat het product tegen "eerlijke handelsvoorwaarden" is ingekocht. Voor koffieboeren, om wie het in dit geval gaat, luiden deze als volgt:

1. Uitschakeling van de tussenhandel; in de reguliere koffiehandel steken tussenhandelaren het grootste deel van de opbrengst in hun zak, gemiddeld 65 à 70%, claimt Beekman (1989, p.47). Max Havelaar schakelt de tussenhandel uit door de koffie rechtstreeks te betrekken bij organisaties van kleine boeren. 2. Een meerprijs voor de koffie; boven op de wereldmarktprijs ontvangen de boeren gegarandeerd een meerprijs voor hun koffie. De toeslag varieert van 0 tot 10%, afuankelijk van de stand van de marktprijs. Beekman legt uit: "de toeslag is hard nodig omdat de kleine koffieboer een enorme achterstand heeft in investeringen op het gebied van transport en op de markt brengen van de bonen. Die achterstand moet worden ingehaald wil hij op eigen kracht een volwaardige positie veroveren binnen het handelsverkeer" (p.48/49). 3. Een gegarandeerde minimumprijs: óók wanneer de wereldmarktprijs laag is, blijft Max Havelaar een afgesproken minimumprijs garanderen. Daarmee worden in ieder geval de productiekosten gedekt, zodat de kleine boeren gevrijwaard zijn van prijsdalingen op de

9 Lokale machthebbers.

55 wereldmarkt. Voor Arabicakoffie10 is de minimumprijs vastgesteld op 126 dollarcent per pound (456 gram) en voor Robustakoffie is dit 112 dollarcent (Roozen & van der Hoff, 2001, p.143). 4. Voorfinanciering: de coöperaties waarmee wordt samengewerkt krijgen de mogelijkheid om 60% van de aankoopprijs van de koffie al te ontvangen vóór de oogst begint. Dankzij dit krediet kunnen zij hun leden bij opkoop direct uitbetalen. "Zij zijn dan niet uit geldgebrek gedwongen zaken te doen met tussenhandelaren" (Max Havelaar Magazine, 2001, nr.3, p.2). Roozen en van der Hoff stellen: "Voor veel boeren is deze manier van.financieren minstens zo belangrijk als de meerprijs die ze via Max Havelaar voor de koffie ontvangen"(200I, p.146). 5. Langdurige handelsrelaties: de samenwerking met Max Havelaar is voor tenminste één jaar. Die lange termijn biedt de koffieboeren zekerheid over de afname van hun oogst, en dus over hun inkomen. "Een koffieboer heeft een minimale bedrijfszekerheid nodig om de broodnodige langetermijninvesteringen te kunnen doen" (Roozen & van der Hoff, 2001, p.144 ). Deze investeringen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld duurzaam bodemgebruik (bij de overgang naar biologische teelt) en onderhoud van de koffiestruiken.

Op basis van bovenstaande voorwaarden kunnen we stellen dat de samenwerking met Max Havelaar de boeren een kans biedt om te ontsnappen aan de vicieuze cirkel van afhankelijkheid. Essentieel daarbij is de verzelfstandiging van producentengroepen. Zij verkopen, via de Stichting Max Havelaar, de ruwe koffiebonen direct aan de importeurs en branders. Eenmaal in Europa ondergaat de koffie nog enkele verwerkingsprocessen (melangeren, branden) alvorens verpakt te worden voor de verkoop. De meerprijs voor de koffie lijkt voor de boeren niet altijd de belangrijkste motivatie: "Ook na de komst van Max Havelaar leiden wij Indiaanse boeren, ondanks een reeks van verbeteringen, een pover bestaan. Maar als de allerbelangrijkste bijdrage beschouwen wij het feit dat onze waardigheid als mens is hersteld We zijn niet langer de speelbal van anonieme economische machten die ons kleineren" zegt Isaias Martinez, boerenleider van de Mexicaanse coöperatie UCIRI (in: Roozen & van der Hoff, 2001, p.14 7). In feite heeft Martinez het over een zekere mate van empowerment waar de samenwerking met Max Havelaar aan heeft bijgedragen. Empowerment als mogelijk effect van/air trade (zie paragraaf 2.5) kan van grote invloed kan zijn op de ontwikkeling van een gemeenschap. De case van UCIRI bevestigt dit met kracht doordat zij recentelijk een eigen keurmerk voor de binnen­ landse markt in Mexico heeft gerealiseerd. Door hun koffie ook in eigen land te verkopen verkleinen de koffieboeren hun afhankelijkheidspositie op de wereldmarkt. Ook de Asociación heeft recentelijk het plan opgevat koffie op de nationale markt aan te bieden. Hoewel de Café Ixil tot nu toe weinig aftrek vindt, kan deze poging tot empowerment (door het tegengaan van afhankelijkheid van tussen­ handel) in de toekomst wellicht een bredere afzetmarkt betekenen (zie paragraaf 5.7).

10 De Arabicaplant levert koffie die aromatischer en zachter van smaak is dan de Robusta, en staat daarom kwalitatief hoger aangeschreven. In de wereldhandel heeft Arabica een aandeel van 76% en Robusta 23% (Fluitman, 1998, p.27).

56 Een indicatie van empowerment wordt door de Stichting Max Havelaar op haar website gegeven: "Doordat de boeren zelf toegang tot de internationale koffiemarkt hebben gekregen, is hun handelskennis enorm toegenomen en hebben ze een sterkere onderhandelingspositie gekregen ten opzichte van alle marktpartijen". In het volgende hoofdstuk, alsmede hoofdstuk 7, zullen we zien dat dit voor de koffieboeren van de Asociación niet per definitie opgaat.

Matias en Pedro: twee koffieproducenten van de Asociación

57

5: Café Orgánico: het koffieproject van de Asociación.

"Kan het een wonder heten dat vanuit Chajul b-(jna geen arbeiders meer naar de plantages aan de Zuidkust trekken ?"Mario Coolen (2002, p.67).

Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien hoezeer het leefgebied van de betrokkenen bij de Asociación getroffen is door decennialange vervolging. Met name de verwoestende binnenlandse oorlog heeft diepe sporen nagelaten. De boerenbevolking in de Triangulo Ixil is door het geweld in de loop der jaren gehalveerd. Tienduizenden werden gedood, vele anderen vluchtten de bergen in over de Mexicaanse grens. De huidige bevolking van Chajul is relatief jong. En ook de samenstelling van de dorpsbewoners is veranderd. Naast Maya-Ixiles leven tegenwoordig vrij veel Maya-Quichés in het gebied. Dit alles laat de gemeenschap natuurlijk niet ongemoeid. De Asociación speelt in op de veranderingen in de regio. Maar ook veranderingen die zich op wereldschaal voordoen, dringen langzaam maar zeker door tot in het geïsoleerde gebied. De toenemende globalisering van de economie (zie paragraaf2.2) bijvoorbeeld, heeft verstrekkende gevolgen voor de kleine koffieboeren. Guatemala is, hetzij bescheiden, óók speler op de internationale markt. Politieke en economische belangen van het eigen volk zijn helaas, ook voor de huidige regering-Portillo1 echter niet doorslaggevend. Uit de doelstellingen van de Asociación (zie paragraaf 4.3) blijkt dat zij niet één specifieke doelgroep heeft; de gemeenschap is de doelgroep. De gemeenschapszin, kenmerkend voor de indigenas, ligt hieraan ten grondslag. Ondanks verschillen in geloof, opvatting en sekse, weet men van elkaar dat hij de ander nodig heeft. In die zin is de Asociación dus consistent in haar streven, wat niet wil zeggen dat dit ook daadwerkelijk gehaald wordt. Ondanks de trauma's uit het verleden en de tegenwerking die de organisatie ondervindt, zijn de leden niet pessimistisch. De strijd voor de toekomst gaat men gezamenlijk aan. De Asociación speelt een belangrijke rol in deze strijd. Jan Brokken gaat zelfs zo ver om de organisatie de "spil waar het hele leven in de Ixil Driehoek om draait" te noemen (1998, p.39). Dat is overdreven gesteld, maar het werk van de Asociación is onmis~ kenbaar van betekenis voor de regio. Hoe geïsoleerd de ligging van de boerengehuchten ook is, in de praktijk van alledag wordt zich men steeds meer bewust van de wereld om zich heen. In dit hoofdstuk komen de koffieboeren zelf aan het woord. Zij zijn op verschillende manieren betrokken bij het koffieproject van de Asociación. Aan de hand van citaten uit interviews en levensverhalen, vertellen zij hun verhaal. Of zij werkelijk "spreken met één stem", wordt geleidelijk aan duidelijk.

1 Alfonso Portillo werd in 1999 verkozen tot president van de republiek. Populist bij uitstek, is hij afkomstig uit de FRG (Republikeins Front van Guatemala), de partij van de roemruchte generaal Efrain Rios Montt (zie paragraaf3.2).

58 Zoals de Asociación zelf stelt, is haar voornaamste doel: "to promote development, in every sense of the word, of the community, and to strengthen the community spirit" (in: Coffee Producer Profile van de Stichting Max Havelaar, 2000, p.2). Of en hoe de Asociación erin slaagt empowerment teweeg te brengen, wordt aan het eind van de projectbeschouwing beschreven. Dit geldt evenzeer voor hoofdstuk 6, waarin de overige projecten worden besproken. Met de drie modellen van empowerment die Jo Rowlands onderscheidt (zie paragraaf 2.5), kom ik tot een overzicht van de successen én tekortkomingen van de Asociación, ten opzichte van de doelen die zij zich stelt.

5.1. Structuur en regelgeving

Met ongeveer 1700 leden vormt het koffieproject het zwaartepunt van de Asociación. De kleine koffieboeren wonen en werken verspreid over 48 aideas. Met tuinen van gemiddeid 1, 17 hectare (FLO International) leveren zij hun koffie aan de organisatie in Chajul. Zij doen dit onder een aantal voorwaarden die de Asociación stelt. De algemene voorwaarden zoals we die eerder hebben gezien, gelden hier ook. Maar er is een aantal extra regels voor deelname aan de fair trade handelswijze van het koffieproject. Ten eerste mogen de koffieboeren in geen geval optreden als tussenhandelaar of bemiddelaar in de verkoop van koffie. Eén van de vuistregels van Max Havelaar is immers het direct betrekken van het product bij de producenten, dus voor opkopers is geen plaats. Daarnaast zijn de boeren verplicht bij te dragen aan het gemeenschapsfonds van de Asociación. Uit dit fonds wordt onder meer de Spaar -en Kredietbank ten behoeve van de leden gefinancierd. De belangrijkste voorwaarde waaraan nieuwe leden moeten voldoen is echter wel die van de organische teeltwijze. De Asociación gaat er prat op koffie te leveren die op natuurlijke wijze is geteeld. Gebruik van kunstmest en / of chemische bestrijdingsmiddelen is dan ook uit den boze. Van de boeren in de aldeas kreeg ik dan ook keer op keer te horen dat hun koffie gegarandeerd organisch is. Zij zijn er trots op een kwalitatief hoogstaand product te leveren, wetende dat de consument in Europa dat verwacht: "Esta certificación (de la integridad irgánica del café) permite al productor, con sello orgánico, a mercados especiales que ofrecen diferenciales o sobreprecios por ser de este

11 3 calidad2 , bevestigt ook ANACAFÉ (1998, p.274). De Duitse organisatie Naturland ondersteunt de Asociación door hen van materialen te voorzien die de organische productiewijze verduidelijken en onderwijzen. Omdat de Asociación aanvankelijk niet de regel van de natuurlijke productiewijze hanteerde, hebben nog niet alle aangesloten boeren de overstap gemaakt. Op ternlijn is het wel de bedoeling dat de organisatie uitsluitend koffie levert met het certificaat "organisch", zoals dat verstrekt wordt door het Duitse lnstitut fiir Marktökologie. Oorspronkelijk deden de kleine boeren in het Ixil gebied altijd al aan natuurlijke landbouw. Het ontbrak hen eenvoudigweg aan middelen om kunstmest

2 Vertaling: "dit certificaat (van organische koffie) stelt de producent in staat zijn product te verkopen, met "organisch" label, aan speciale markten die verschillende ofmeerprijzen bieden voor koffie van deze kwaliteit". 3 ANACAFÉ staat voor Asociación Nacional del Café. Het is de nationale overkoepelende organisatie voor koffieproducerende bedrijven. In Guatemala.

59 en chemische bestrijdingsmiddelen aan te schaffen. Bovendien is de Maya cultuur van oudsher doordrongen van een grote eerbied voor de aarde en alles wat zij de mensen schenkt. De aarde beschadigen voor commerciële doeleinden is uit den boze. Waarom veel Ixiles er toch toe besloten met schadelijke middelen hun land te gaan bewerken, heb ik me laten uitleggen door de promotores van de Asociación. De verwoestende jaren van het gewapend conflict heeft het gebied veel schade toegebracht. De boerenfamilies raakten niet alleen hun dierbaren en huizen kwijt, maar ook hun land. Zij die durfden terug te keren naar de aldeas troffen hun lapjes grond veelal totaal vernield aan. Het leger had zich ervan verzekerd dat men geen gewassen meer kon kweken om de guerrilla van voedsel te voorzien. De mi/pas en de cafetales waren vernietigd of in zeer slechte staat. De retornados4 moesten met het weinige wat ze overhadden opnieuw beginnen. Langzaam maar zeker begon men gezamenlijk de gemeenschappen her op te bouwen. Ook het land werd opnieuw in gebruik genomen. Men moest weer koffie gaan verbouwen, om aan wat inkomsten te komen. De extreme armoede waarin de gemeenschappen verkeerden, maakte dat de mensen de traditionele eerbied voor het land niet konden handhaven. Zij moesten simpelweg zien te overleven. Tussenhandelaren van de grote fincas in het aangrenzende departement Huehuetango maakten gretig gebruik van de miserabele omstandigheden van de boerenfamilies. Zij brachten kunstmest en pesticiden naar het hoogland, en wisten de mensen te overtuigen van de snelle oogst die de chemische middelen zouden opleveren. En inderdaad bleken de planten en struiken snel weer te groeien. De koffie werd opgekocht door dezelfde coyotes, die profiteerden van de afhankelijkheid van de Ixiles. De koffieboeren die al wat langer zijn aangesloten bij de Asociación zeggen nu altijd last van hun geweten te hebben gehad. Zowel vanwege de schade die zij het land toebrachten, als de acceptatie van de uitbuiting door de coyotes, die hen soms niet meer dan 250 quetzales betaalden voor één zak koffie. Deze boeren onderschrijven dan ook de richtlijn van organische koffieteelt die de Asociación stelt:

"De nuestros abuelos y abuelas hemos heredado una sabiduria grande que a través de muchos siglos nos ha ido guiando y apoyando en la bitsqueda de soluciones a muchas problemas en nuestras vidas y communidades. Es sobre esta sabiduria que nuestras capacitaciones tienen que .fundarse. Coma por ejemplo en el cultivo de café orgánico, las técnicas que nos están proporcionando no son nada mas que la valorización y el perfeccio­ namiento de lo que nos han enseiiado nuestros antepasados: un gran respeto hacia la Santa Madre Tierra',s (Plan de Trabajo 2000, p.4).

Met deze stellingname wordt de hulp van buitenaf bij de organische koffieteelt gerelativeerd, want die kennis bezitten de boeren zelf immers al eeuwenlang.

4 De tienduizenden mensen die ten tijde van de oorlog moesten vluchten voor het geweld begonnen begin jaren negentig mondjesmaat terug te keren naar Guatemala. Zij worden de retornados genoemd, wat letterlijk "teruggekeerden" betekent. 5 Vertaling: "Van onze grootvaders en grootmoeders hebben we een grote wijsheid geerfd, die ons sinds vele eeuwen heeft geleid en gesteund bij het zoeken naar oplossingen voor de vele problemen in ons leven en onze gemeenschappen. Het is deze wijsheid waarop onze scholing gebaseerd moet zijn. Zoals bijvoorbeeld bij de teelt van organische koffie, zijn de technieken die ons worden aangereikt niets méér dan de vervolmaking van hetgeen onze voorouders ons hebben geleerd: een groot respect jegens de Heilige Moeder Aarde".

60 5.2. Fair Trade: wat betekent het voor de boeren ?

De oogsttijd van de koffie begint in november en duurt tot februari. De koffieboeren van de Asociación leveren de groene koffie per quintal. Van tevoren hebben zij een schatting gemaakt van het aantal quintales dat ze zullen leveren. Onder de fair trade voorwaarden van Max Havelaar krijgt de organisatie aan de hand daarvan een gedeelte voorgefinancierd. Dat wil zeggen: Max Havelaar schrijft dit voor aan de koffie-importeurs aan wie zij het gebruik van keurmerk hebben toegekend. Voorfinanciering biedt de kleine boer immers de mogelijkheid zijn inkomsten te verspreiden over het jaar. Hij zou dan niet genoodzaakt zijn om alsnog in zee te gaan met de beruchte tussenhandel. Maar uit het Coffee Producers Profile van de Stichting Max Havelaar zelf, blijkt dat niet alle importeurs zich aan deze voorwaarde houden. Zo gaven de Nederlandse importeur Van Weely en de Amerikaanse Equal Exchange in 1998 wel een voorschot op de betaling aan de Asociación. Maar de importeurs uit Japan en Denemarken die koffie uit Chajul afnemen, deden niet aan voorfinanciering. De kleine producenten ontvangen door hun fair trade contract een meerprijs voor de koffie. De exacte prijs is afhankelijk van de wereldmarktprijs, maar door een gegarandeerde minimumprijs zijn de Max Havelaar-boeren in ieder geval verzekerd van een kostendekkend inkomen. Omdat de laatste jaren de koffieprijzen op de wereldmarkt voortdurend daalden, was deze minimumprijs ook hard nodig voor de leden van de Asociación. De liberalisering van de koffiehandel, in het kader van globalisering, is voor hen een zeer ingrijpende gebeurtenis. De hele wereld is ineens concurrent van elkaar, wat de prijzen voor de boeren niet ten goede komt. Daar zij volkomen afhankelijk zijn van de koffie-export, is de minimumprijs van Max Havelaar vooral de laatste jaren een redmiddel geweest. Het afgelopen jaar was de situatie voor de kleine koffieboer kritiek. In 2001 was de wereldmarktprijs voor 1 quintal koffie ongeveer 50 dollar. Daarvan kregen de boeren hooguit 38 dollar in handen. Diezelfde quintal leverde, onder fair trade voorwaarden, 127 dollar op. Voor de koffie met het certificaat "organisch" was dit zelfs 143 dollar (FLO International, 2002). Het voordeel van "eerlijke handel" behoeft in deze geen verdere uitleg. Van de totaalprijs krijgt de koffieboer echter nog niet de helft uitgekeerd. Volgens de FLO betaalde de Asociación in 2001 64, 77 dollar per geleverde quintal uit aan haar leden. Pater Bianchetti wees me herhaaldelijk op het belang van de gegarandeerde minimumprijs:

"In 2001 zijn de prijzen op de internationale koffiemarkt zover onder de kostprijs weggezakt, dat het verschil tussen de lokale markt en de prijs van Max Havelaar rond de honderd procent ligt. Als we niet aan fair trade zouden doen, zouden we het niet redden. Ik denk dat veel van onze mensen dan naar de kust zouden trekken, zoals ze vroeger deden. Maar de mozos6 worden systematisch uitgebuit, dus dat zou een enorme stap terug zijn".

6 Dagarbeider, seizoenswerker.

61 De meerprijs van Max Havelaar wordt beheerd door de directie van de organisatie. Dit geld wordt gebruikt voor verschillende doeleinden, zoals het investeren in organische landbouw en het aanschaffen van de benodigde hulpmiddelen als ontpulpingsmachines. Maar ook investeert de Asociación een aanzienlijk deel van de Fair Trade Premium in scholing van de leden. Het educatieve centrum in Batzul (zie paragraaf 6.1) is daarvan een goed voorbeeld. Sinds kort krijgen de kinderen van aangesloten koffieboeren als eersten de kans om onderwijs te volgen. De Asociación biedt hen de mogelijkheid zich te bekwamen in verschillende vakken. Niet allen op het eigen educatieve centrum, maar ook op de hogescholen en universiteiten in steden als Guatemala Ciudad en Quetzaltenango. In 2000 werd aan 12 jongeren een beurs toegekend. Zij worden momenteel opgeleid tot leraren, milieuspecialisten, natuurkundigen en boekhouders. De Asociación hoopt dat de jongeren, na hun afstuderen, terugkeren naar de aldeas om met hun kennis de gemeenschap helpen te ontwikkelen. Een andere investering is de Beneficia; het eigen koffieverwerkingsfabriekje en de grote trots van de gemeenschap. Wanneer de vrachtwagen van deAsociación langs de aldeas is geweest om de zakken koffie op te halen, worden deze naar de Beneficia gebracht. Het markante gebouw aan de rand van het dorp biedt in de oogsttijd werk aan zo'n 150 mensen.

5.3. De positie van vrouwen

Per seizoen werken gemiddeld 100 vrouwen en meisjes in de Beneficia, van wie de meeste afkomstig zijn uit Chajul zelf. Ze kijken de koffiebonen met de hand na, en sorteren ze op kwaliteit. De werkdagen zijn lang, van zes uur 's ochtends tot zes uur 's avonds vullen zij de grote hal waar het een voortdurend kabaal is. Sommige meisjes zijn pas 8 jaar, maar komen met hun moeder mee om te helpen. Het gezin verdient zo gedurende een paar maanden wat extra.

Vrouwen in de Beneficio Administratie bijhouden

Als onderzoeker heb ik een paar dagen doorgebracht tussen de vrouwen in de Beneficia. Ik vroeg hen honderduit over het werk, maar de meeste vonden zoveel vragen maar vreemd. Ze reageerden in de trant van: "We doen gewoon wat we moeten doen. We zijn blij met de extra inkomsten, en hopen elk jaar weer dat we aangenomen worden. Er valt niet veel over te "vinden". Het is ons werk en dat doen

62 we gewoon omdat het eenmaal gedaan moet worden". Elk jaar melden zich veel meer vrouwen voor seizoensarbeid in de Beneficia dan dat er werkplaatsen zijn. Uiteindelijk worden honderd van hen uitgeloot om aan het werk te gaan. De vrouwen die lid zijn van de Asociación behoren sowieso elk 7 jaar tot de gelukkigen, soms tot ergernis van de andere vrouwen. Eén van hen, Maria , vertelde me het volgende:

"Dit jaar heb ik geluk. Ik heb de Heer gevraagd me aan het werk te helpen. En Hij heeft mijn gebeden verhoord. Maar vorig jaar stond ik hier elke dag voor de deur te wachten. De promotor zei steeds "morgen is er werk voor je", maar dat was een leugen. Ik kon niets doen, alleen wachten. Ik heb geld nodig, mijn man is al oud. Hij kan niet goed meer werken. We zouden wel bij de Asociación willen horen, maar hebben het geld voor de aanmelding niet. Die andere mevrouwen daar, zijn wel van de Asuciación. Zij hebben wel geld. Daarom mogen ze hier werken wanneer ze willen, terwijl mijn dochters en ik weg worden gestuurd"" De Asociación zou beter kunnen zeggen: wie er als eerste is, mag die dag werken. Dat is eerlijk. Wij hebben het extra geld van de Beneficia juist zo hard nodig ... Als God me toestaat heb ik volgend jaar weer werk" (Maria, 38 jaar).

De meeste koffieboeren van de Asociación zijn mannen. Op twee vrouwelijke leden in het plaatsje Santa Abelina na, heb ik geen zelfstandige koffieboerinnen geïnterviewd. Zoals we gezien hebben in hoofdstuk 3, is de samenleving van de Maya-Ixiles gebaseerd op het machismo. De man is het hoofd van het gezin en in de meeste gevallen de enige kostwinner, totdat de kinderen groot genoeg zijn bij te dragen aan het gezinsinkomen. De vrouw houdt zich voornamelijk bezig met de zorg voor het huishouden en de kinderen. Omdat de huishoudens groot zijn en er ook vaak (schoon)familie inwoont, heeft zij daar een volle dagtaak aan. Twee of drie keer per dag maalt de vrouw de maïs, alvorens die tot een pap te koken. Van het deeg maakt zij het dagelijks voedsel: tortillas. Met behulp van de Asociación is er sinds enkele jaren een nixtamaf in Chajul. Er wordt veel gebruik van gemaakt, maar toch malen de meeste vrouwen nog altijd zelf hun maïs, omdat de nixtamal 1 tot 3 quetzales per keer kost. In de tijd van de koffieoogst gaan de vrouwen en kinderen mee naar de cafetales om te helpen met de pluk. Dit is zeer arbeidsintensief werk, dus alle handen zijn nodig om de rijpe bessen op tijd van de struiken af te halen.

7 Maria wilde niet met haar volledige naam genoemd worden. Dit geldt voor meer informanten, die ik in dat geval alleen bij de voornaam noem. 8 De nixtamal is een apparaat waarin de losse maiskorrels tot pap worden vermalen. In Chajul is het lawaai van de nixtamal van 's ochtens vroeg tot 's avonds laat te horen. Tegen betaling kunnen de vrouwen en meisjes er hun maïs afgeven, zodat ze daarna alleen nog /ortillas hoeven te maken. Het scheelt veel tijd voor de vrouwen, die, als ze daar geld voor hebben, dankbaar gebruik maken van de nixtamal.

63 5.4. Het verwerkingsproces van koffie

Koffie is een bewerkelijk gewas. Voor de boerenhuishoudens is het dan ook gebruik dat in de oogsttijd iedereen meehelpt met de pluk en de verdere verwerking. Er zijn ook koffieboeren die tijdens de oogst dagarbeiders aannemen, zoals Pedro uit het plaatsje llom:

"Ik heb samen met mijn twee broers een cafetal gekocht, op ongeveer twee uur lopen hiervandaan. Het is een vrij groot perceel, zo'n 4 hectare. Van de koffieboeren van !lom zijn wij de enige met zo'n groot stuk land. Wanneer het tijd is om de bessen te plukken, neem ik meestal mijn zoons mee. Soms helpt mijn vrouw ook mee, maar die moet ook voor de kleintjes 9 zorgen. De echtgenotes van mijn broers zijn allebei lid van de Asociación , dus die zijn meestal in Chqjul met de kinderen. Daarom zoeken we soms jongens die een tijdje voor ons willen werken. We zorgen voor eten en een hangmat om in te slapen, en betalen hen per ki logeplukte bessen. Hoeveel ? I]a, ongeveer 3 quetzales ... Dat is veel hoor; ik ken compafieros die hun werkers maar 1 quetzal per kilo geven ... Maar als je wilt dat je ze volgend jaar weer kan inhuren, moet je ze eerlijk behandelen. Kijk, omdat wij aan de Asociación leveren, krijgen wij ook een betere prijs. Daarom vind ik dat we die jongens ook wat meer moeten betalen. Zij hebben ook kinderen te voeden. Nee, als ik rijk wilde worden, zou ik wel naar de stad gaan. Koffie, daar kun je net van leven. maar rijk zul je er niet van worden. Wij !xiles niet in ieder geval .... "

Zodra het licht wordt vertrekt de hele familie naar de koffietuin. Het is voor de meesten een lange, moeizame tocht door de bergen en over modderpaadjes. Sommige families hebben geluk: hun tuintje ligt in de aldea waar ze wonen. Maar de meerderheid van de koffieboeren moet 4 tot 12 uur lopen om aan het werk te kunnen. Zij verblijven dan bij familie of vrienden in de buurt, of bouwen een eigen, tijdelijk onderkomen op hun land. Kleine kinderen worden meegesjouwd op de rug en er gaan doeken gevuld met tortillas enfrijoles mee. Tijdens de pluk moeten de wat grotere kinderen op de baby's passen. Met een mand om de buik gebonden, plukken de mannen en vrouwen de hele dag. Vooral de vrouwen zijn opvallend snel in het werk, dat door de hitte en het staan erg vermoeiend is. In geval van regen moet de pluk gestaakt worden, omdat de bessen anders beschadigd raken. De campesinos hechten dan ook veel waarde aan het gebed waarmee ze elke dag beginnen, vóór zij op het land aan het werk gaan. Zij bidden voor een dag zonder regen, zodat er hard doorgewerkt kan worden en de familie genoeg te eten zal hebben. Als het toch gaat regenen, wachten zij geduldig tussen de struiken, totdat Moeder Aarde "gekalmeerd" is. Domingo:

"Bij regen kunnen we niets doen. We moeten dan wachten totdat de zon zich weer laat zien. We geloven dat de regenbuien tijdens de "cosecha" voortkomen uit onvrede van Moeder Aarde. Zij eist van ons dat we haar met respect behandelen. Doen we dat niet, dan laat ze dat direct aan ons merken. Door een regenbui op een drukke werkdag, maar ook door bijvoorbeeld een ziekte aan de bladeren van de koffieplant. Wanneer ons zoiets overkomt, worden we eraan herinnerd hoe belangrijk het is de aarde goed te behandelen. We mogen

9 Met één van deze "echtgenotes", Felfa, heb ik een interview gehouden. Zie paragraaf 4.3.

64 daarom ons ochtendgebed op de cafetales nooit overslaan, want dat verstoord de relatie met lvfoeder Aarde".

Na een lange dag plukken en sjouwen met manden vol bessen is het werk nog niet voorbij. De koffie moet naar huis worden vervoerd. Sommige boeren hebben of huren een lastdier. In dat geval moeten ze een paar keer op en neer, want meer dan één paard of ezel kan men financieel niet opbrengen. Maar de meeste koffieboeren moeten zelf zorgdragen voor het transport. Alle leden van de familie dragen zakken koffie op hun rug, soms wel 50 kilo zwaar. Wanneer ze dan eindelijk thuis aankomen, moet de koffie nog worden ontpulpt in een kleine molen. Niet elke familie heeft zo'n molen, maar door tussenkomst van de Asociación heeft elke aldea er nu wel tenminste één. De molen wordt meestal beheerd door de promotor van het betreffende plaatsje.

Boerenfamilie in Santa Abelina

De buitenste schil wordt, door het draaien van de molen, van de bes verwijderd. Wat dan overblijft zijn de pitten, die later een droogbehandeling krijgen. De koffiepulp wordt bewaard om later als compost te worden gebruikt in de koffietuinen. Niets van de plant wordt onbenut gelaten, zeker in het geval van organische teelt. In elke bes zitten twee groene pitjes: de koffiebonen. Die moeten worden gefermenteerd, door ze in grote bakken water te laten weken. Het honinglaagje komt er na ongeveer 30 uur af. Dan moeten de bonen nogmaals gewassen worden, alvorens ze te drogen te leggen op de cementen ondergrond vlakbij de huizen. Als de bonen eenmaal droog zijn, worden ze in zakken van l quintal gedaan. Ze zijn dan klaar voor transport naar de Beneficia. In deze fase worden de koffiebonen pergamino genoemd. Alle koffie die de Asociación exporteert, is van Arabica kwaliteit.

65 5.5. De positieve impact van het project

Over het algemeen laten de koffieboeren zich positief uit over het leveren aan de Asociación. De hogere prijs stelt hen in staat bepaalde dingen te kopen en doen die zij zich voorheen, als plantagearbeider, niet konden permitteren:

10 "Vroeger werkte ik op de fincas, in el Oriente • Daar verdienden we hooguit 3 quetzales per dag. Soms kregen we helemaal geen geld, dan moesten we wachten tot het eind van de week. Wij wisten niet dat de bazen dat alleen maar zeiden om ons op de finca te houden. Als je geen geld kreeg, kon je niets doen. Er waren geen vakbonden of organisaties die de rechten van de arbeiders verdedigden. In die tijd was het verboden zoiets op te richten. Je werd dan meteen van communisme verdacht. Dat kon je dood betekenen, zeker met al die soldaten daar". Klagen deedje ook niet, want je was doodsbang voor de gevolgen. Ik heb eens gezien hoe een compaiiera in elkaar geslagen werd toen ze vroeg om haar loon. Haar baby was ziek en ze moest medicijnen kopen. Later heb ik gehoord dat ze aan haar verwondingen was overleden. Of het waar is weet ik niet .... Gelukkig kunnen we ons nu wel organiseren. Ik ben blij dat el padre naar Chqjul is gekomen. Zonder hem was de Asociación er misschien nooit gekomen. Ik ben van het begin af aan lid, mijn tuin ligt in de buurt van Che!. Ik verdien nu meer dan het dubbele dan vroeger op de fincas. Ik heb zes kinderen, dus dat extra geld heb ik hard nodig. Dankzij de Asociación heb ik dit dak kunnen maken. Ook heb ik mijn tuin kunnen uitbreiden en mijn jongste dochter gaat naar school. De oudere kinderen konden hun school niet afmaken, omdat we daar toen geen geld voor hadden. Als God ons toestaat, maakt Dorita haar school wel af Ze wil lerares worden, en via de Asociación kan ze misschien een beurs krijgen. Mijn grootste hoop voor de toekomst ? Dat we onze goede gezondheid houden, en dat ik mijn cafetal nog wat kan uitbreiden, zodat mijn kinderen en kleinkinderen het werk voort kunnen zetten als ik er niet meer ben" (Tomás Diego de la Cruz, 38, Sotzil).

Tomás met zijn vrouw en kleinkind

10 Het Oosten.

66 Ook Matias, die me vaak als tolk vaak begeleidde naar de aldeas, is erg te spreken over de Asociación. Aanvankelijk had hij geen eigen land, maar toen hij trouwde met Virginia kregen zij van haar vader een deel van zijn koffietuin. Matias was al lid van de Asociación, waar hij soms als chauffeur werk had:

"Door de Asociación is mijn leven veranderd. Ik heb werk gekregen, eerst als vrachtwagenbestuurder. Daardoor leerde ik de mensen in de aldeas goed kennen. Zij waren altijd opgetogen als ze de vrachtwagen zagen aankomen. Voor transport van de koffie zijn ze anders afhankelijk van de coyotes. Die vragen veel geld voor het vervoer en betalen ook nog eens veel te weinig voor de koffie. Onze koffie is van heel goede kwaliteit en dat weten ze maar al te goed. Ze worden niet voor niets "coyotes" genoemd, ze maken puur misbruik van de arme boeren in de Triangulo. Na mijn trouwen ben ik op mijn eigen koffietuin begonnen. Ik kreeg een goede prijs van de Asociación, gemiddeld 600 quetzales per zak. Toen Virginia in verwachting raakte, ben ik begonnen met de bouw van een groter huis in Chajul. Dat hadden we niet kunnen betalen van het geld dat de opkopers geven voor de koffie. Toen Miguel11 vroeg of ik promotor wilde worden voor het koffieproject, zei ik onmiddellijk "ja". Ik hou van werken op het land, maar dit is wat ik het liefst doe. Ik ben altijd onderweg, maar ik vind het geen probleem. Als promotor heb ik een belangrijke taak. Ik breng de informatie over vanuit Chajul. Maar de compaiieros komen ook naar mij toe met vragen en problemen. Dan geef ik advies en breng verslag uit aan de Asociación. Ik ken iedereen in de aldeas. Daarom ga ik ook met jou mee, want de mensen vertrouwen mij. Ik hoop dat ik volgend jaar opnieuw gekozen wordt tot promotor. Dit werk wil ik blijven doen, want het is belangrijk dat onze gemeenschappen zichzelfsterker maken. Dat kan alleen als we onafhankelijk zijn. Het doel is om alle tussenhandel tegen te gaan. gelukkig sluiten zich nog steeds nieuwe socios aan. We hebben nu al 13 projecten, die werk opleveren voor de mensen. Eén van die projecten is het alfabetiseren van volwassenen. Ik kon al wel lezen, maar schrijven ging niet zo. Dat heb ik bij de Asociacón geleerd. Ook mijn Spaans is erg verbeterd. De Asociación wordt steeds groter en bekender, en dat is goed. Want met hoe meer personen we zijn, hoe sterker we zijn. Ik wil me blijven inzetten voor onze gemeenschappen. Alleen dán kan ik een gelukkig leven leiden .... ".

Met behulp van materialen van Naturland en collega-coöperaties hebben de promotores zich ontwikkeld tot heuse experts op het gebied van deze landbouwtechniek. In samenwerking met het educatieve centrum in Batzul (paragraaf 6.1) organiseren zij workshops voor de koffieboeren in de dorpen, die zo leren hoe zij op verantwoorde, organische wijze hun koffie kunnen verbouwen. Zorg voor het milieu en de eigen leefomgeving is daarbij erg belangrijk. Daar komt heel wat bij kijken. Om over te stappen van reguliere op organische teelt, is veel tijd en geld nodig. Het duurt tenminste twee jaar voordat de nieuwe koffiestruiken vrucht gaan dragen. Tot die tijd kan de boer niet oogsten. De grond moet schoongemaakt en voorbewerkt worden, met natuurlijke mest die eerst verkregen moet worden. De zieke struiken moeten worden verwijderd om de nieuwe aanplant meer draagkracht te geven. De tuin moet helemaal opnieuw ingericht worden, met schaduwbomen en andere boompjes die ervoor zorgen dat de koffiestruiken niet verdrinken in de vochtige aarde. Omdat er geen gebruik van pesticiden wordt gemaakt, dient de boer zijn planten zelf zorgvuldig te onderhouden, zodat allerlei

67 schadelijke insecten en ziekten geen kans krijgen. Organische koffie verbouwen is dus bijzonder arbeidsintensief. Maar uiteindelijk is het resultaat daar dan ook naar. Wanneer de struiken eenmaal volgroeid zijn, leveren ze steeds meer en kwalitatief betere bessen. Bovendien is de aarde gezonder doordat die niet beschadigd wordt door chemische middelen. Van sommige boeren heb ik zelfs vernomen dat zij een tweede oogst kunnen binnenhalen in het voorjaar.

Jonge koffieplanten in de aldea Chel

5. 6. De nadelen van het project

Er is echter ook kritiek op de organische productiewijze. Niet-leden van de Asociación wijzen erop dat het een forse investering vereist. De koffieboeren die zich wel tot de vereniging rekenen, dragen grotendeels zelf zorg voor de kosten. Maar vele arme families kunnen dit niet opbrengen. Zij zijn niet eens in staat de contributie te voldoen, die verplicht is bij lidmaatschap. Daardoor lijkt deelname aan fair trade voor hen onhaalbaar. Hier stuiten we op een paradox. De Asociación hanteert haar strikte regels voor koffieproducenten, omdat Max Havelaar op zijn beurt nog veel striktere voorwaarden stelt aan zijn handelspartners. Max Havelaar beoogt de meest gemarginaliseerde kleine boeren te willen bereiken. Maar de allerarmsten worden uitgesloten van een kans op "eerlijke handel", juist door diezelfde voorwaarden. Het ledenaantal onder koffieboeren van de Asocaición zou nog veel groter kunnen zijn, want er zijn tal van geïnteresseerden in het koffiegebied bij uitstek. De meerprijs die men via de fair trade handelswijze voor de koffie ontvangt, is natuurlijk erg aantrekkelijk. Helaas staan de kosten die daarvoor eerst gemaakt moeten worden, veel potentiële leden in de weg. Op Finca La 12 Perla, een koffie -en kardemomplantage in Xemac , kwam ik in contact met verscheidene

11 Miguel Tzoy is de vroegere coordinator van de Asociación, vóórdat Arcadio Galindo in 2000 werd verkozen. 12 Xemac is een aldea die tot de gemeente Chajul gerekend wordt. Het plaatsje bestaat volledig uit plantagewerkers en hun gezinnen.

68 koffieboeren die het werken op de plantage zeiden te verkiezen boven deelname aanfair trade via de Asociación. Zij waren op de hoogte van de meerprijs die de verenigde boeren ontvangen voor hun koffie, maar desondanks hadden zij bezwaar om zich bij hen aan te sluiten. Zoals de 42 jarige koffiewerker Manuel José Laynez, op La Perla vertelde:

"Om je koffie te kunnen verkopen via de Asociación, moetje aan allerlei eisen voldoen. Ten eerste moet je zestig quetzales betalen om überhaupt je naam op een papiertje te krijgen. Dat geld heb ik al niet, dus dat is probleem nummer 1. Als je eenmaal lid bent, moet je meedoen aan allerlei vergaderingen. op zich goed, als iedereen tenminste de kans krijgt te zeggen wat hij wil. Maar die vergaderingen van de Asociación gaan zó dat Ga/indo praat en praat, maar de campesinos krijgen geen kans zelf hun zegje te doen. Er wordt wel van ze verwacht dat ze komen, al is het helemaal uit Xemac ofSotzil. Die leden kunnen dus 1of2 dagen niet werken." zeker in de oogsttijd is dat een probleem. Als koffieboer werkje dan van zonsopgang tot zonsondergang, om je bessen op tijd van de struiken af te krijgen. Maar de Asociación heeft de regel dat als je niet naar de vergaderingen komt, je minder ofzelfs helemaal je geld niet krijgt. Met zulke regels hoef ik geen lid te worden .... Daar in Chajul luisteren ze gewoon niet naar de mensen, dat is het probleem".

Finca La Perla

Ondanks de lage verdiensten en de lange, zware werkdagen op de plantage, verkiest Manuel dit dus boven de Asociación die weliswaar meer betaalt, maar door alle regels ook meer eisen stelt aan de deelnemende koffieboeren. De "regel" van minder of niet uitbetalen wanneer men niet deelneemt aan vergaderingen, wordt door het bestuur van de Asociación ontkend. Maar Manuel is niet de enige die zich hierover uitlaat. In een gesprek dat ik had met Rosalia, houdster van de enige comedor van Xemac, kwam de "ongeschreven regel" van de Asociación ook ter sprake:

69 "Wij zijn allemaal koffieboeren, maar net als ik hebben de meeste nog ander werk om wat bij te verdienen. Als ik lid zou zijn van de Asociación, zou ik geen tijd hebben om in de keuken te staan. In Chajul vergaderen ze zo veel, dat mensen vaak dagen onderweg zijn. Niets voor mij hoor. Humberto, mijn tweede zoon, woont sinds een paar jaar in Chajul. Hij heeft zich kort geleden ook ingeschreven bij die club. Ze hadden hem een krediet beloofd om zijn cafetal13 op orde te brengen, maar hij wacht al maanden .... niks krijgt hij. Toen hij laatst ging informeren zeiden ze op dat kantoor dat hij twee vergaderingen had gemist en daarom niet voor krediet in aanmerking komt. Ondertussen heeft hij wel 100 quetzales moeten betalen om lid te worden, en heeft hij de grond gekocht samen met zijn zwager. Hij kan niks doen ... hopelijk is 1ie zo verstandig gauw weer naar la Perla terug komen. Als zijn vader nog leefde zou die hem wel zover krijgen, maar naar mij luistert hij toch niet. Hier op de .finca hebben we genoeg werk, en we krijgen ons loon aan het eind van el;ke dag. Goed, het is niet veel, maar je hebt het tenminste in handen". (Rosalia, 35, Xemac).

Leden van de directie én de lokale directie beweren stellig dat dergelijke sancties niet toegepast worden. Wat in het gesprek met Rosalia nog meer opvalt, is het bedrag voor de contributie dat zij noemt. Honderd quetzales zou haar zoon betaald hebben. Ook Manuel noemt een afwijkend bedrag: zestig quetzales. Niemand leek precies te weten hoe hoog het bedrag hoort te zijn, terwijl bij de Asociación op papier staat dat het 50 quetzales is. Meerdere koffieboeren die ik interviewde, bleken te zijn weggegaan bij de Asociación. Naar eigen zeggen deden ze dit niet uit vrije wil, maar omdat ze zich gedwongen zagen hun koffie elders af te zetten, sinds de Asociación hen niet langer het afgesproken bedrag betaalde. Een fragment van zo'n interview:

"Vijfjaar lang ben ik lid geweest van de Asociación in Chajul. Ik woon zelf in Juil, en in de tijd van de cosecha14 liep ik elke dag drie uur naar mijn tuin. Als het werk meezat, kon ik dezelfde dag nog naar huis. Maar vaak kwam het voor dat ik ~ avonds nog bezig was, en niet meer terugkon. In de buurt van mijn cafetal zijn geen huizen. Ik maakte dus een qfdak van plastic, om onder te slapen. Het was zwaar, maar ik vond het geen probleem. Ik ben altijd al koffieboer geweest. Je eigen stukje grond bewerken is veel beter dan te moeten zwoegen op de plantages aan de kust. Ik was dus blij met mijn lidmaatschap van de Asociación, want ik was gegarandeerd van een koper. Een vast inkomen heb je nodig als je een gezin te onderhouden hebt. Maar toen mijn vrouw vorigjaar een ziekte kreeg aan haar hart, kon zij niet meer voor de kinderen zorgen. We hebben vier kleintjes, die van hun moeder afhankelijk zijn. Mijn schoonmoeder, die bij ons in huis woont, is te oud en zwak om voor het huishouden te zorgen. Ik moest daardoor vaker in Juil blijven, om de kinderen te helpen. Ze zijn nog te klein, de oudste is zes. In die tijd kon ik niet naar de pueblo15 voor de vergadering van koffieboeren. Ik was ook een keer een afspraak op het Centro in Batzul vergeten, waar ze een demonstratie van de pariguela16 gaven. Maar ik kon niet anders, wat moest ik doen ? Toen ik in februari mijn zakken koffie had klaarstaan voor transport, kreeg ik geen briejje voor ontvangst. Ik vond het al raar, maar Miguel (de chauffeur van de truck) zei dat er niets aan de hand was. Toen het tijd was voor de uitbetaling, kreeg ik veel te weinig. In plaats van de 22 quintales17 kreeg ik 15 quintales betaald. Toen ik zei dat ik 22 quintales had geleverd, vroegen ze om mijn briefje. Maar dat had ik niet gekregen, dus kon ik het niet bewijzen. Er werd gezegd dat ze op de papieren hadden gezien dat ik niet was komen opdagen op 11de bijeenkomst''. Verder werd er niet op ingegaan, maar mijn geld heb ik niet gekregen. Mijn vrouw moet naar de dokter, de

13 Koffietuin(tje). 14 Oogst, koffiepluk. 15 Met "de pueblo" (het dorp) wordt Chajul bedoeld, dat de grootste plaats is in de regio. 16 De pariguela is een verwerkingsapparaat voor koffiebonen, die er van de schil ontdaan worden. 17 een quintal is ongeveer 45 kilogram. De balen met koffie zijn meestal l quintal per stuk.

70 medicijnen zijn duur. Ik ben weggegaan bij de Asociación omdat ik ze niet meer kon vertrouwen. Nu ga ik in de zomer naar de costa, om toch nog wat te verdienen. De koffie van mijn eigen tuin verkoop ik aan de handelaar uit Huehuetenango. Die betaalt weinig, heel weinig. Soms maar 300 quetzales per zak. Maar hij betaalt me wel meteen. Ik kan niet wachten op het geld, want misschien komt het nooit, zoals bij de Asociación ". " (Francisco, 28, Juil).

Het verhaal van Francisco laat zien dat er ook binnen de Asociación misbruik wordt gemaakt van de kleine boeren. De eigen leden wordt onder valse voorwendselen geld ontnomen. Of deze beschuldiging op waarheid berust, is moeilijk te achterhalen. Toen ik het discreet voorlegde aan de coördinator, reageerde deze nonchalant. Hij zei dat ik me voor de gek had laten houden door deze 18 "pobresitos ", die er op uit waren geld van mij los te krijgen. Daarom zouden zij samen bedacht hebben mij deze "leugens" te vertellen, beweerde hij. Wie er in deze gelijk heeft, is niet met zekerheid te zeggen. Het lijkt me echter zeer onwaarschijnlijk dat tenminste vijf koffieboeren verspreid over drie aldeas, in een tijdbestek van twee weken, met elkaar zouden afspreken mij een zielig verhaal te vertellen. Op één persoon na heeft niemand van hen mij gevraagd om geld of hulp. Het vergde flink wat moeite om hen over hun slechte ervaring aan het praten te krijgen. Zelf ben ik geneigd te geloven wat de boeren beweren, te meer omdat ik vaker bemerkte dat wanneer het op financiën aankwam, het niet helemaal klopte binnen de Asociación. Inzage in het financiële archief werd me niet verleend, terwijl ik vrije toegang had tot alle overige documentatie. Overigens vermeldt ook de waarnemer van de FLO, Martha Rosales, dat de Asociación haar geen compleet budgetoverzicht kon tonen, terwijl dat volgens de Fair trade voorwaarden wel zou moeten (in: Report Format, 2002).Volgens de voorwaarden van Max Havelaar moeten de boeren in drie fasen uitbetaald worden: van tevoren (voorfinanciering, zie paragraaf 4.4, punt 4), bij levering, en bij aankomst van de koffie op de plaats van bestemming. Deze gespreide betaling zou ervoor moeten zorgen dat de boeren niet al te lang hoeven wachten op hun geld, en het hele jaar rond kunnen komen. Toch schijnt de betaling in drie fasen niet altijd te geschieden:

''Ik ben drie jaar geleden lid geworden van de Asociación. Het eerste jaar kreeg ik mijn geld volgens afspraak: verspreid over drie termijnen. Vóór het seizoen, toen ik op een formulier had ingevuld hoeveel pergamino ik dacht te kunnen leveren. Toen de vrachtwagen naar Che! kwam om de zakken op te halen, kreeg ik het tweede deel. En toen, zo'n 3 maanden later, kon ik de derde betaling ophalen in Chajul. Alles goed, geen probleem. Maar vorig jaar viel de tweede betaling er ineens tussenuit. We vroegen natuurlijk hoe dat kon. We hadden het geld nodig, want ander werk dan als campesino is er niet voor ons. Maar bij de Asociación zeiden ze dat ze vanuit Nederland bericht hadden gekregen. Die organisatie daar (de Stichting Max Havelaar) zou infinanciele nood zitten. Daarom konden ze ons pas na ontvangst van de koffie betalen". Nou, je begrijpt wat een probleem dat voor ons was. Wij zijn arme boeren, die behalve koffie geen bron van inkomsten hebben. Het duurt acht uur om van Che! in Chajul te komen, want door de slechte weg kunnen er geen bussen rijden. We moesten dus wachten op ons geld, want telkens op en neer naar Chajul kan niet. Uiteindelijk hebben we de rest van het geld pas 4 maanden later gekregen" (Pedro, 24, Chel).

18 Arme ziel, zieligerd.

71 Het belang van de gespreide uitbetaling wordt door Pedro al aangestipt: juist omdat de koffieboeren geen andere inkomsten hebben, zijn zij afhankelijk van de koffie. Maar ook wanneer er wél op tijd wordt uitbetaald, kan niet iedereen zo lang wachten. De enige vrouwenorganisatie die het Ixil gebied rijk is, heeft haar kantoor in Chajul. ADMI19 maakt zich sterk voor de emancipatie en empowerment van de vrouw. Onder leiding van een Amerikaanse sociologe bracht de bijzondere organisatie in 2000 een boek uit. Daarin wordt het leven van de vrouwen van Chajul door middel van foto's en anekdotes in kaart gebracht. Er is daarbij ook aandacht voor het belang van koffie voor de gemeenschap. De vrouwen van ADMI laten zich ook kritisch uit over de regels van de Asociación:

"In the Asociación Chajulense, you can sell coffee at a better price, hut this is only /or members of the Asociación. Otherwise, those who don't belong to the Asociación sell their coffee to buyers in Huehuetenango. lhe Asociación's coffee processing plant that buys the coffee helps us even though their terms are quite strict. The price paid is 5 quetzales a pound and 528 quetzales a hundredweight. Ifwe sell the coffee to the Asociación, we have to wait about two months /or our pay, whereas one is paid outright ifyou sell to the buyers who come from Huehuetenango" (ADMI & M. Brinton Lykes, 2000, p.70).

Het beleid van gespreide inkomsten komt voort uit het willen uitschakelen van de tussenhandel (zie paragraaf 4.4, punt 1). Achterliggend idee is dat men op die manier niet lange tijd zonder geld komt te zitten en daardoor sterk genoeg in zijn schoenen staat de tussenhandel de rug toe te keren. Helaas is soms het tegenovergestelde het geval:

"Op de Asamblea werd gezegd dat wij koffieboeren ons geld in drie keer zouden ontvangen. Dat was bepaald in overleg met de importeurs in het buitenland Wij juichten deze afspraak toe, want het is heel moeilijk om maar één oftwee keer per jaar je loon te krijgen. Je moet dan precies uitrekenen wat je kan uitgeven, maar komt toch altijd zonder te zitten. Sommige dingen kunnen niet wachten. Als één van mijn dochters ziek wordt, kan ik niet tegen haar zeggen "nee meisje, je wacht maar met ziek worden totdat de Asociación me mijn loon geeft". Maar ze hebben zich niet aan de afspraak gehouden daar in Chajul. Ik vind het niet goed, want wij doen wel veel moeite om bij alle vergaderingen aanwezig te zijn. Maar zij zeggen dat ze afhankelijk zijn van die buitenlandse kopers, die bepalen wanneer het geld gestuurd wordt. Ik kwam daar afgelopen jaar dus door in de problemen. Ik wilde eerst niets met de coyotes te maken hebben. Dus ging ik naar Quiché2° om een lening te vragen bij de bank. Dat werd geweigerd, dus moest ik wat anders verzinnen om aan geld te komen. Ik ben een eerlijk man, dus stelen zou ik nooit doen. Toen de ladinos uit Huehue21 weer naar Santa Abelina kwamen, heb ik met hen onderhandeld Drie zakken heb ik aan hen verkocht, voor 350 quetzales per stuk. Natuurlijk is dat veel te weinig, want deze koffie is van goede kwaliteit. Daarom willen jullie in Europa er extra voor betalen .... Maar ik had geen keus: wat moest ik anders ? Ik moet toch zorgen voor mijn eigen gezin én dat van mijn zuster. Haar man is door de guerrilla vermoord, daarom heb ik haar mijn huis aangeboden. Met drie dochters van mij en vier van haar, kunnen we niet lang zonder geld, begrijp je" (Francisco, 33, Santa Abelina).

19 Asociación de la Mujer Maya Ixil. 20 "Quiché" is kort voor Santa Cruz del Quiché, de hoofdstad van het departement El Quiché. 21 "Huehue" is kort voor Huehuetenango, het departement met gelijknamige hoofdstad dat grenst aan El Quiché.

72 Uit het verhaal van Francisco blijkt dat de Asociación zich niet altijd aan haar afspraken houdt. Of de oorzaak inderdaad ligt bij "de buitenlandse kopers", is niet bekend. In dat geval zou Max Havelaar haar werk niet goed doen. Het is de taak van de Stichting om de licentiehouders te controleren op naleving van de regels die de fair trade voorschrijft. Die regels zijn er om de kleine boer tegemoet te komen, opdat deze zijn situatie in eigen hand kan nemen en zelf kan werken aan een betere, "eerlijker" positie. Voor die boer maakt het overigens niet veel uit wie zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Hij wil gewoon het geld voor zijn product, zodat hij niet gedwongen is alsnog handel te drijven met de coyotes. Het is dus kwalijk dat de ogenschijnlijk goed doordachte handelsvoorwaarden vanfair trade, niet altijd in acht worden genomen. De regels zijn dusdanig opgesteld dat, wanneer er één niet wordt uitgevoerd, de andere ook niet meer haalbaar zijn, of zelfs averechts werken, zoals in het voorbeeld van Francisco. Zijn klacht is helaas geen uitzondering: in interviews met andere leden van het Café Orgánico project kwamen vergelijkbare aantijgingen naar voren. Als we de balans opmaken, gaat het echter om een minderheid van de koffieboeren die te maken heeft met het niet naleven van de regels van de Asociación. Vrijwel allemaal weten ze uit eigen ervaring hoe het er op de reguliere koffiemarkt aan toegaat, dus dan is de samenwerking met de Asociación een hele verbetering. Het feit dat het koffieproject én de productie nog altijd groeien22 pleit in ieder geval voor de vereniging, evenals de voorzieningen voor boeren als scholing en krediet.

5.1. Café lxil

Recentelijk vatte de Asociación het plan op om de Chajuleense koffie ook op de nationale markt te introduceren. Dit kleinschalig experiment heeft tot nu toe weinig resultaat gehad. De achttienjarige Pedro, die de leiding heeft over de Beneficio, liet me trots de knalrode pakjes "Café Ixil" zien. Gebrand en verpakt in het eigen fabriekje van de vereniging. De koffie heeft een typische, sterke smaak en de verpakking ziet er mooi en aantrekkelijk uit. Aan de professionaliteit ervan zou het niet liggen. Pedro vertelde me waarom hij dacht dat er binnen Guatemala zo weinig interesse is voor de koffie uit Chajul: het zou liggen aan de grote concurrentie op de binnenlandse markt. Guatemala is immers koffieland bij uitstek. Er zijn tientallen merken verkrijgbaar in de supermarkten. Door de (relatief) kleine hoeveelheid pakjes van de Asociación is de prijs aan de hoge kant. Bovendien blijkt dat ook de Guatemalteekse consument erg merkentrouw is. Het is nog de vraag of de Asociación doorgaat met het produceren voor de nationale markt. Wellicht met hulp van partnercoöperaties, zoals het Mexicaanse UCIRI. In hoofdstuk 7 zullen we zien dat deze organisatie wel succes boekt met een eigen keurmerk op de binnenlandse markt. Dit kan bijdragen aan empowerment, doordat het de afhankelijkheid van tussenhandelaren verkleint.

22 In '98-99 leverden de verenigde koffieboeren totaal 7207 quintales koffie onder fair trade voorwaarden, terwijl dat in '99- '00 9843 quintales waren (St. Max Havelaar, 2000, p.5).

73 5.8. Projectbeschouwing

Wat me in het contact met de koffieboeren opviel, was hun gebrekkige kennis van de fair trade. Dit bleek uit de interviews. Ze krijgen meer geld voor hun koffie, dat weten ze uiteraard. Maar waaróm dat zo is, en hoe dat in zijn werk gaat, weten ze vaak niet. De in Nederland opgestelde vragenlijsten met vragen als "hoe denkt u over de consument in het Westen" en "hoe ziet u uw eigen rol als Max Havelaar producent, ten opzichte van de reguliere koffiehandel", bleken niet van toepassing te zijn (zie hoofdstuk 1). Al snel kwam ik erachter dat ik mijn eigen, analytische denkpatroon projecteerde op de Guatemalteekse boeren. In de praktijk bleek dit niet helemaal terecht. Natuurlijk denkt men na over zijn werk. En natuurlijk wil men graag onder betere omstandigheden leven. Maar in de eerste plaats werkt men gewoon. De campesinos hebben geen tijd om uitgebreid te filosoferen over de ontwikkelingen in de wereld. Bovendien ontbreekt het hen aan middelen. Voor zover ze al op de hoogte zijn van het nieuws, beperkt zich dat meestal tot de eigen regio. Kranten zijn duur en slecht verkrijgbaar. Bovendien zijn de meeste boeren analfabeet. Via de emisora van de Asociación (zie paragraaf 4.4.) worden de bewoners van de afgelegen gebieden nog enigszins geïnformeerd over de belangrijkste gebeurtenissen in Guatemala. Maar afgezien daarvan leven zij in hun eigen, geïsoleerde wereld. Ik heb vrouwen ontmoet die nog nooit buiten hun aldea waren geweest. Om dan te denken dat zij precies zouden weten hoe de internationale koffiehandel in elkaar steekt, is niet reëel. Desalniettemin heeft de Asociación de taakhaar leden te informeren. Niet alleen omdat de Stichting Max Havelaar dit verwacht, maar vooral omdat de organisatie zelf hoog opgeeft over kennis en informatieverstrekking. Participatie van de leden op basis van kennis van en betrokkenheid bij hun koffiehandel wordt verondersteld. Maar regelmatig was ik degene was die hen voor het eerst uitlegde 3 2411 wat "Max Havelaar" inhoudt2 . Van "el mercado justo had menigeen nog nooit gehoord. Een enkeling wist ongeveer wel hoe het zat met de consumenten in Nederland, die extra betalen voor een pak koffie omdat zij de kleine boeren in Guatemala een beter inkomen willen bezorgen. De naam die hierbij altijd genoemd werd was die van el padre. Bij navraag bleek het inderdaad priester Bianchetti te zijn die, als enige, zo nu en dan de aldeas bezoekt en de mensen vertelt over de specifieke voorwaarden van/air trade. Degenen die enigszins weten hoe de vork in de steel zit, laten zich ook openlijk uit over de exploitatie van de tussenhandel. Anderen, die minder goed op de hoogte zijn, zijn wellicht ook eerder geneigd een deel van hun koffie toch aan de coyotes te verkopen. Zelf vond ik het, ook in de

23 In Santa Abelina, de aldea waar ik het vaakst was, merkte ik dat vrijwel niemand wist waarover ik het had. Ik heb toen uit eigen initiatief een informatieavond georganiseerd, om in mijn beste Spaans en met behulp van een Ixil tolk, aan de dertig campesinos uit te leggen waar MH precies voor staat. De reacties waren erg enthousiast en de mannen wilden alles weten over de Nederlandse consument. Hoe wij de arme koffieboeren zien, welke informatie er over hen is. Maar ook hoe de Nederlandse landbouw in elkaar zit, hoe de mensen hun geld verdienen etc. 24 letterlijk: "de eerlijke markt", eerlijke handel.

74 lokale omstandigheden, opmerkelijk dat de koffieboeren zo weinig afweten van het partnerschap van hun vereniging met Max Havelaar. In hoeverre de laatste wéét dat de producenten zich nauwelijks bewust zijn van de faire voorwaarden en doelstellingen, is moeilijk te zeggen. Uit de documentatie verschaft door de Stichting Max Havelaar, blijkt dat zij (in samenwerking met de FLO) eens per twee jaar een "waarnemer" naar Chajul stuurt om polshoogte te nemen. Het is echter de vraag wat deze bezoekjes opleveren, aangezien zij 2 tot 4 dagen duren en de persoon in kwestie zich gedurende die tijd voornamelijk ophoudt met de coördinator en andere hooggeplaatste bestuursleden. Op die manier is het moeilijk om eventuele gebreken in de communicatie en informatieverstrekking te constateren.

Uit de case van het koffieproject blijkt dat het samen werken aan een gemeenschappelijk doel, inderdaad vruchten afwerpt. Individuele boeren zouden ten eerste niet aan/air trade kunnen doen, omdat de Stichting Max Havelaar uitsluitend met producentenorganisaties werkt. Afgezien daarvan zouden ze geen voordeel hebben van de fondsen, mogelijkheden tot krediet, en een ontwikkeling die verder reikt: educatie voor zowel jong als oud. De heersende gemeenschapszin onder de betrokkenen koffieboeren, is cultuurgebonden (zie onder andere paragraaf 2.3). Voor hen is het vanzelfsprekend dat de gemeenschap vóór het individu komt. Men ontleent zijn identiteit aan de gemeenschap. Werken, huwen, kinderen opvoeden. Alles gebeurt in en mét de gemeenschap. De collective empowerment, zoals Jo Rowlands die definieert (zie paragraaf 2.5), is dan ook het meest van toepassing op het koffieproject van de Asociación. Dit geldt echter niet voor álle deelnemende boeren. De meerderheid is zich weliswaar bewust van de noodzaak sámen te werken en draagt hier ook actief aan bij. Deze boeren hebben profijt van hun lidmaatschap en ondervinden geen problemen met de Asociación. Maar de voorbeelden van koffieboeren die te maken hebben met tegenwerking en wanbeleid, worden niet gezamenlijk empowered. Collective empowerment vereist immers een zekere mate van personal empowerment. Door de regelschending van de Asociación worden boeren als Pedro en Francisco niet bepaald gesterkt in hun eigenwaarde of hun zelfvertrouwen. Het tegenovergestelde is nog eerder het geval: zij sloten zich uit eigen initiatief aan bij de Asociación, om een betere positie te verwerven. Maar door de negatieve ervaringen heeft hun zelfvertrouwen in deze een deuk opgelopen.

Zolang de Asociación nalaat deze ongedaan te maken, door zich alsnog aan de regels te houden en de boeren eerlijk te behandelen, zal van personal empowerment weinig sprake zijn. Dit blijkt uit de passieve houding van de boeren die met wanbeheer van de regels worden geconfronteerd. Zij komen niet tegen de Asociación in opstand. De persoonlijke empowerment ontbreekt in deze. Wat we uit de verhalen van de koffieboeren ook kunnen opmaken, is dat de Asociación zichzelf tegenspreekt in haar streven "the most vulnerable" (zie paragraaf 4.3) te willen ondersteunen. Door de hoge contributie die nieuwe leden moeten betalen, creëert de organisatie een drempel.

75 Juist diegenen die de voordelen van/air trade zo hard nodig hebben, worden ervan uitgesloten. Bovendien is niet duidelijk hoeveel daadwerkelijk betaald dient te worden. De bedragen variëren per informant, terwijl de Asociación claimt geen onderscheid te maken tussen (aspirant)leden. Door de relaties met "internationale instituten" kan de Asociación rekenen op financiële- en kennisbijdragen. De organisatie stelt de internationale betrekkingen dan ook hoog in het vaandel. Maar tegelijkertijd komen de voorwaarden van de buitenlandse hulp niet altijd overeen met de eigen doelstellingen. Zo vereist het Duitse Naturland dat de koffieboeren organisch produceren. De Asociación is afhankelijk van het erkende certificaat om aan de Westerse markt te blijven leveren. Maar de allerarmsten kunnen de investering voor de biologische productiewijze niet opbrengen. Sinds de introductie van chemische bestrijdingsmiddelen in de regio, zitten veel koffieboeren vasi: aan het gebruik ervan. Nog afgezien van de vraag of zij zouden \villen overstappen, kunnen ze dit uit zichzelf niet. En om voor krediet in aanmerking te komen, dient men eerst lid te worden ven de Asociación, wat niet mogelijk is vanwege de hoge contributie. De nadruk die de Asociación legt op de milieuvriendelijke omgang met het land, wordt dus boven de bestrijding van extreme armoede gesteld. Naar mijn mening zou dit andersom moeten zijn. De hoge eisen die gesteld worden aan deelname, zouden omlaag moeten, zodat juist de allerarmsten toegang hebben tot versterking van hun positie. In de huidige situatie is het zo dat waar empowerment het hardst nodig is, de kleine koffieboeren aan hun lot worden overgelaten. De afhankelijkheid van koffie is een probleem voor de boeren. Wanneer de koffieprijs op de wereldmarkt daalt, zoals de laatste jaren constant het geval is, houden zij nauwelijks het hoofd boven water. De leden van het koffieproject zijn nog enigszins veiliggesteld dankzij de meerprijs van Max Havelaar. Maar ook dan leeft men in armoede. Een bredere basis van inkomsten is mijns inziens dan ook noodzakelijk. Nu produceert men naast koffie alleen maïs en bonen. Maar deze gewassen zijn uitsluitend voor eigen gebruik. Voor de export is men dus aangewezen op de grillen van de koffiemarkt. De Asociación stimuleert de boeren wel om hun tuintjes uit te breiden, zodat zij méér koffie kunnen verbouwen en de productie omhoog gaat. Vandana Shiva stelt dat monoculturen, zoals de teelt van koffie, sinds de zogenaamde Groene Revolutie wereldwijd zijn geïntroduceerd om de productie "veilig te stellen": "The spread of monocultures of "high-yielding varieties" zn agriculture has been justified on grounds of increased productivity. Alle technologica/ transformation of biodiversity is justified in the name of "improvement" and increased "economie value ". However, these are not neutra! terms. They are contextual and valueladen. Improvement oferop species means one thingfor afood processing industry and something totally different/or a selfprovisioning farmer"(l993, p.71).

Ook voor de Asociación geldt dat hoe meer koffie van een zo hoog mogelijke kwaliteit wordt geproduceerd, hoe meer economische waarde deze heeft. Maar er is geen aandacht voor andere exportgewassen. Ik meen dat het voor de boeren belangrijk is diversiteit te hebben. Want wanneer de oogst één keer tegenzit of de planten onverwacht door een ziekte worden getroffen, hebben zij geen

76 inkomsten. De tijd en moeite die de organisatie steekt in het stimuleren van een hogere productie en kwaliteit, zou meer verdeeld moeten worden over andere gewassen, zoals kardemom en katoen. Dergelijke gewassen worden al verbouwd in de regio, maar alleen op de grote plantages. Paradoxaal is ook dat de "eenmalige inschrijfkosten" van sommige boeren maandelijks verlangd wordt. Meerdere campesinos vertelden dat zij bij elke vergadering in Chajul opnieuw contributie moeten betalen. In het reglement van de Asociación wordt alleen gesproken van kosten bij inschrijving, maar niet van extra bijdragen, op die aan het gemeenschappelijk fonds na. Boeren die naar de bijeenkomsten komen, worden naar eigen zeggen afgeschrikt door de onverwachte extra kosten. In het vervolg nemen zij niet meer elke maand deel aan de verplichte asamblea. Hier schiet de Asociación haar doel voorbij. De Directiva wil juist dat de leden consequent deelnemen aan de vergaderingen. Doen zij dit niet, dan worden -onofficiële- sancties opgelegd, zoals blijkt uit bovenstaande citaten. Voor sommigen betekent deelname dus een extra kostenpost, maar wegblijven óók. Ook deze ambivalentie draagt niet bij aan persoonlijke empowerment, laat staan aan de beoogde collective empowerment. Al met al kunnen we stellen dat het koffieproject van de Asociación vele boeren ten dienste is. Maar de gemeenschap als geheel zou er nog meer profijt van kunnen hebben. De organisatie verwacht van de leden dat zij zich aan de regels houden. Zelf blijft ze wat dit betreft vaak in gebreke. Een betere communicatie tussen het bestuur en de koffieboeren is nodig. Ook een transparante en consistente regelgeving ontbreekt. De FLO merkt dit ook op in haar inspectierapport. Deze is noodzakelijk indien de Asociación het vertrouwen van alle leden wil behouden. Wat de empowerment betreft die van dit project uitgaat, is Va'! Vaq Quyol in principe goed op weg. Het zal echter de nodige tijd en investering van het bestuur kosten, om deze ook werkelijk bij de doelstellingen te doen aansluiten. Anders kan de organisatie niet anders dan haar doelen herzien.

Antonio en zijn zus Catharina in Cotzal; rechts ligt koffie te drogen.

77 6: Overige projecten van de Asociación.

''Je moet niet vergeten dat voor ons de pueblo het allerbelangrijkste is. Als iemand ziek is of dood gaat, weet iedereen dat. We gaan dan met z'n allen naar het huis om ons medeleven te tonen en hulp aan te bieden aan de ongelukkige familie. Als er iemand gaat trouwen/ worden we allemaal uitgenodigd voor het feest En als er zoveel p(jn en geweld is als in de t(jd van la violencia/ groeien we dichter naar elkaar toe. W(j Maya's z(jn sterke mensen. W(j hebben veel geleden/ maar w(j zijn sterk. Misschien denken ze dat w(j arme Indianen z(jn die niets weten en niets kunnen. Maar w(j z(jn mensen, net als alle anderen. Voor ons is ieder mens gelijk''. Juana caba Caba (lid van de Asociación).

De Asociación werkt zogezegd op sociaal, economisch en politiek terrein. Met uiteenlopende projecten probeert w de gemeenschap als geheel van dienst te zijn. Onderstaande casestudies van drie projecten op gebied van onderwijs, vrouwen en communicatie, laten dit zien.

6. 1. Centra de Desarrollo

Zeven kilometer buiten Chajul ligt het plaatsje Batzul. Op de plek waar tijdens la violencia een massaslachting van de dorpelingen plaatshad, heeft de Asociación een centrum voor onderwijs en ontwikkeling gerealiseerd. Voor de gebruikers is het centra behalve praktisch ook symbolisch: de plek die tot dan toe vervuld was van verdriet en angst, is sindsdien een plaats voor een hoopvolle toekomst. De Asociación is met recht trots op de diensten die zij aanbiedt in het centrum. De jongeren die er onderwijs volgen, zouden hun opleiding anders niet kunnen voltooien of helemaal niet naar school kunnen. Het zijn met name kansarme kinderen uit de aldeas die tot het centrum worden toegelaten. In de aldeas zijn vaak geen scholen, en áls ze er zijn, ontbreekt het aan betrouwbare docenten en materialen. Bovendien kunnen de meeste ouders zich de kosten voor boeken en uniformen niet permitteren. Het is in het binnenland dan ook eerder uitzondering dan regel dat kinderen hun school afmaken. Op het Centro de Desarrollo hebben kinderen van leden van de Asociación voorrang. Opvallend is dat het aantal meisjes op het centrum elk jaar toeneemt. De Asociación vindt dat meisjes evenveel recht hebben op onderwijs als jongens. In de aldeas wordt daar nog vaak anders over gedacht. Als ouders het al kunnen betalen hun kinderen naar school te laten gaan, zijn de jongens de eersten. Door de Asociación worden meisjes daarom extra gestimuleerd een opleiding te volgen. Voorlichting aan en bewustwording van de ouders in de aldeas hoort daar bij. Naast scholing biedt het centrum ook huisvesting aan de leerlingen. Er kunnen vijftigjongeren tegelijkertijd verblijven. Er zijn aparte slaapzalen voor jongens en meisjes. Ze hebben beschikking over kastruimte, een studiezaal en een grote keuken waar de maaltijden gezamenlijk worden bereid.

78 Jaarvergadering op het Centro de Desarrollo in Batzul. Op de achtergrond de eigen vrachtwagen en pick up van de Asociación. (foto: FLO International).

6. 1. 1. Educatie

De methode die op het centrum wordt gebruikt, is een combinatie van werken en leren. Het werk wordt gedaan op de landbouwgrond die het complex omringt. De jongens én meisjes wordt alles geleerd over landbewerking. Zo zijn er lessen in bodemgebruik, (organische) koffieteelt, onderhoud van planten en bomen. Maar ook de zorg voor dieren en het bestrijden van ziektes staan op het programma. De leerlingen krijgen per tweetal een lapje grond toegewezen, waarop zij hun landbouwtechnieken kunnen oefenen. In de praktijklessen wordt ook een beroep gedaan op andere projecten van de Asociación. Om de jongeren kennis van (medicinale en eetbare) planten en kruiden bij te brengen, wordt samengewerkt met de Clinica Naturista. Deskundigen op gebied van natuurgeneeskunde nemen hen mee de bergen in op veldwerk. Zo leren ze gebruik te maken van de vele mogelijkheden die de eigen natuurlijke omgeving biedt. Ook specialisten van het milieuproject, de Medio Ambiente, worden ingezet op het centrum. Zij verzorgen lessen op het gebied van ecologische duurzame productie (zie paragraaf 2.4). In overeenstemming met de Maya cultuur wordt de jongeren eerbied voor de aarde meegegeven. Milieuvriendelijke omgang met het land is een eerste vereiste. De leerlingen verblijven steeds 25 dagen op het centrum, en gaan vervolgens 10 dagen terug naar hun familie in de aldeas. Thuis moeten ze in de praktijk brengen wat ze op school geleerd hebben. De Asociación hoopt door deze vorm van huiswerk dat de jongeren hun kennis delen met de gemeenschap. Dit lijkt inderdaad het geval:

79 "Ik zit in het derde jaar op het centro, en ik heb heel veel geleerd Binnenkort ben ik klaar en ga dan weer terug naar Ilom. Daar ga ik de kinderen van mijn canton25 leren hoe ze een hortelano26 aan moeten leggen. Ze kunnen dan groenten verbouwen, zodat hun moeder die vrijdags op de markt kan verkopen. Als ik getrouwd ben zal ik mijn kinderen ook leren wat ik geleerd heb. Op die manier dragen ook de jovenes bij aan het familie inkomen. Maar ook de gemeenschap is ermee geholpen, want iedereen komt op de markt. De groenten en fruit uit de moestuinijes van mijn vriendinnen helpen andere families die dat zelf niet hebben". (Ruthalia, 16 jaar)

Ook de lessen in duurzame landbouwmethoden worden doorgegeven aan anderen. In het interview met Baltazar, zoon van een kleine koffieboer in Xemac, vertelde hij hoe zijn opleiding ten goede komt aan zijn vader en ooms:

"Vroeger had rnijnfamilie een eigen ca/etal. lvfaar na de oorlûg zijn we als plantagearbeiders op La Perla gaan werken, omdat het niet meer veilig was in ons dorp. De soldaten hadden alle milpas en cafetales vernield. Zo maakten ze het ons onmogelijk aan voedsel te komen. We hadden dus geen keus en mijn vader nam ons mee naar Xemac. Daar wonen we nu al meer dan tien jaar. Ik zie hoe mijn vader en zijn broers ploeteren voor ons. De jefes27 betalen heel weinig voor de koffie, maar zeggen dat we niet moeten zeuren en gewoon ons werk doen. Ze hebben beloofd een school te bouwen in Xemac, want de kinderen kunnen niet elke dag naar Chajul op en neer. De school staat er, maar er zijn geen leraren te vinden. Soms komt er een ladino uit Quiché, maar die spreken alleen Spaans. De meeste kinderen zijn opgevoed in het Ixil, dus hoe moeten zij zo'n juffrouw begrijpen? ik heb dankzij de Asociación een plek op het centrum hier gekregen. Ik volg vooral vakken over natuurlijke landbouwmethoden. De promotores van de Asociación geven workshops over hoe je organische koffie kan telen. Dat leer ik nu, en als ik klaar ben ga ik mijn vader helpen. Als leerling van het Centra de Desarollo kan ik een krediet krijgen om een kleine cafetal te kopen. Daar gaan we dan koffie verbouwen op organische wijze, zodat we die via de Asociación kunnen verkopen tegen een goede prijs. Hopelijk kan mijn familie dan weg uit Xemac, want op de plantage wordt misbruik van ons gemaakt. Eigenlijk zijn de jefes net zo erg als de tussenhandelaren die langs de dorpen gaan om de koffie van de mensen mee te nemen. Ik heb de kans gekregen hier een opleiding te krijgen, maar niet iedereen is zo gezegend. Daarom wil ik mijn familie helpen om een betere positie op te bouwen, als zelfstandige producent. De stad is niets voor mij. Ik kom 28 er wel eens maar dan wil ik altijd weer snel terug naar de campo • Hier kom ik vandaan, en hier wil ik blijven. (Baltazar, 18 jaar)

Baltazar is voor de Asociación een voorbeeldleerling. Hij doet het goed op school en is enthousiast over hetgeen hij leert. Als zijn plannen inderdaad doorgaan, maakt hij zijn vader en ooms tot nieuwe leden van het koffieproject van de Asociación, en helpt bij het tegengaan van tussenhandel. Hoewel ik meerdere jongeren als Baltazar heb gesproken, dient opgemerkt te worden dat zij niet allemaal zo "voorbeeldig" zijn. Eén van de problemen waar de Ixil Driehoek zich mee geconfronteerd ziet, is de trek van jongeren naar de stad. Van een massale urbanisatie is geen sprake, maar de armoede in de aldeas drijft hen steeds vaker naar steden als Quiché en Guatemala Ciudad. De docenten van het

25 wijk, buurt. 2 moestuin. 27 bazen, werkgevers. 28 het platteland.

80 educatieve centrum maken zich zorgen over de vervreemding van de jongeren met hun achterban. Carlos Caba Xel: "Steeds meer jongeren willen verhuizen naar de stad. Ze laten hun familie achter en kijken niet om naar het land Het zijn vaak de oude en bejaarde vaders en opa's die de mi/pa en de koffietuin bewerken, want hun zoons weigeren om boer te worden. vroeger vonden we het heel normaal om het werk van onze ouders over te nemen, zoals zij dat ook hadden gedaan. De stad lijkt aantrekkelijk en ze denken dat ze er makkelijk aan werk komen. Maar wat heeft de gemeenschap eraan als onze jonge mannen en vrouwen in Xela ofGuate 29 in fabrieken werken of op kantoor?" (Carlos, 33 jaar).

Carlos is bijzonder bevlogen in zijn werk op het centrum. Hij leert de jongeren over de Maya-tradities en gebruiken, met betrekking tot het land. Hij hoopt hen te motiveren in de aldeas te blijven om te helpen deze sterker te maken. Goedgeschoolde jongeren zijn volgens hem van essentieel belang voor de toekomst van de gemeenschap. Carlos is optimistisch gestemd, en benadrukt dat "Siempre quedamos campesinos ": wij zullen altijd boeren blijven. Zelf is hij daar een goed voorbeeld van. Terwijl hij woont en werkt in Batzul, heeft hij ook zijn eigen koffietuintje en milpa. Soms heeft hij nauwelijks tijd om op het land te werken, maar hij vindt altijd een manier. Het zit hem in het bloed, zoals hij zelf zegt. Carlos hoopt zelf een voorbeeld te zijn voor zijn leerlingen. Hij stimuleert hen om in de eigen woonplaats een schooltje te beginnen en les te geven. Wachten op geld van de regering heeft geen zin, vindt hij. "Het initiatief moet uit de mensen zelf komen, alleen dán bereik je wat. Daarom is de Asociación zo belangrijk voor ons. Zij maakt het mogelijk dat we onszelf omhoog tillen, op eigen kracht", aldus Carlos.

Naast jongeren biedt het centrum ook volwassenen de kans zich te ontwikkelen. Er worden, in samenwerking met andere projecten, alfabetiseringscursussen gegeven. Deze zijn erg in trek, met name bij vrouwen. In groepjes komen zij twee of drie keer per week bij elkaar om aan hun lees -en schrijfvaardigheid te werken. Ook kunnen volwassenen die als kind hun school niet konden afmaken, terecht bij het centrum. In 2000 volgden maar liefst 129 mannen en vrouwen onderwijs op verschillende niveaus. Opgemerkt dient te worden dat de vrouwen hierbij in de minderheid30 waren. In mijn gesprekken met vrouwen gaven zij aan graag te willen leren. Toch geven de meeste zich niet op voor de lessen. De groep vrouwen die meedoet aan basislessen is redelijk groot (115 in 2000), maar zodra het jaar om is, studeren zij niet verder. Toen ik informeerde naar de reden, gaven zij aan zichzelf "niet intelligent genoeg" te vinden. Het gebrek aan zelfvertrouwen komt waarschijnlijk voort uit de opvoeding, waarin meisjes nauwelijks gestimuleerd worden om te leren. Dit geldt met name voor de 31 oudere vrouwen , die opgegroeid zijn met het idee dat hun enige verantwoordelijkheid ligt bij het huishouden. De Asociación claimt zich in te zetten voor de (gelijke) rechten van de vrouw.

29 "Guate" is de afkorting van "Guatemala Ciudad", de hoofdstad van Guatemala. 30 Het exacte aantal vrouwen is mij niet bekend. 31 Met "oudere vrouwen" bedoel ik vrouwen die rond de dertig of ouder zijn. In Chajul wordt deze leeftijd als "oud" beschouwd. De vrouwen hebben dan al een aantal kinderen, soms zelfs kleinkinderen.

81 Wat educatie betreft, moedigt zij de volwassen vrouwen echter nauwelijks aan. Dit maakt de drempel van deelname voor deze vrouwen nog hoger. Zij die wel willen, maar zichzelf niet bekwaam vinden, zouden door de Asociación meer aangespoord moeten worden. Juist bij deze groep vrouwen ligt de kans om power.from within, (zoals omschreven door Naila Kabeer in paragraaf 2.4) te bevorderen. Maar de organisatie richt zich op gebied van onderwijs vooral op de jonge generatie. Meisjes worden dus wel gestimuleerd zich te ontwikkelen. De Asociación doet dit bijvoorbeeld door uitjes voor hen te organiseren, met een educatief karakter. Door gezamenlijke sport- en spelactiviteiten, quizzen en theater, hoopt zij de meisjes ervan te overtuigen dat leren leuk is. De bijeenkomsten worden tevens aangegrepen om de senoritas te wijzen op de mogelijkheden van het Centra. Uit de jaarlijks oplopende aantallen vrouwelijke leerlingen blijkt dat dit soort wervingsacties succes hebben. Tensiotte worden er workshops voor koffieboeren georganiseerd, wals we zagen in hoofdstuk 5. De boeren leren er bijvoorbeeld hoe ze op organische koffieteelt kunnen overgaan, en hoe bepaalde nieuwe machines werken. Bij dergelijke workshops wordt soms de hulp van de (gevorderde) leerlingen van het Centra de Desarrollo ingeschakeld. Het centrum doet tevens dienst als vergaderruimte. Omdat het bij uitstek geschikt is voor grote groepen, wordt de jaarlijkse Asamblea Genera! er georganiseerd. Ook tussentijdse bijeenkomsten van projectleden vinden er plaats. Bovendien kan men er terecht om te overnachten. Koffieboeren die op de weg van hun cafetal naar huis te voet afleggen, kloppen geregeld aan. Maar ook marktkooplui en passanten worden opgevangen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen leden en niet-leden van de Asociación. Carlos Caba Xel, die als hoofddocent woont in het centrum, verklaart: "Onze deuren staan altijd open. Voor iedereen die een slaapplaats wil, ofwat te eten. Natuurlijk maakt het niet uit ofje bij de Asociación hoort. Wij zijn er voor de gemeenschap, iedereen is welkom".

6. 1. 2. Projectbeschouwing

Dit project van de Asociación is voor velen erg belangrijk. Niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor alle anderen die profijt hebben van hun opgedane kennis en ervaring. In de toekomst hoopt de Asociación het centrum nog verder uit te breiden. Er zijn al plannen in de maak om samenwerking met andere projecten (de mensenrechtenafdeling van het Oficina Juridico en gezondheidsleer van de Clinica Naturista) uit te breiden, zodat leerlingen de kans krijgen een brede ervaring op te doen. In mijn observatie viel op dat de leerlingen van het Centra de Desarrollo vrolijker en mondiger zijn dan de jongeren in de aldeas. Zij hebben het, naar eigen zeggen, naar hun zin op het centrum, en zijn dankbaar voor het onderwijs dat hen geboden wordt. Omdat hun ouders veelal aangesloten zijn bij de Asociación, zijn ze erg enthousiast over de organisatie. Wat deze leerlingen betreft, is de beoogde empowerment geslaagd. Zowel individueel als gezamenlijk voelen zij zich gesterkt door het educatieve project, zoals blijkt uit de gesprekken die ik met hen had. "Het gevoel meer te kunnen" en ''positiever te denken over de toekomst" sinds deelname aan het project, waren terugkerende indicaties van een

82 toegenomen empowerment. Deze duurt voort door het uitzicht op een baan of een belangrijke rol in de gemeenschap, na afronding van de studie. Wat de volwasseneducatie aangaat, wordt de doelstelling van het project in de praktijk niet helemaal gehaald. Die luidt tenslotte: "promover la educacion y alfabetización funcional para todos, con énfasis las mu:feres de diferentes communidades en donde (durante sujuventud) no pudieron 2 seguir estudiando',3 • Het aantal vrouwen neemt weliswaar toe, maar "de nadruk op vrouwen" wordt onvoldoende ten uitvoer gebracht. De vrouwen die deelnemen, maken de cursus vaak niet af door een gebrek aan zelfvertrouwen. Uiteraard kan dit niet volledig aan de Asociación worden geweten. Naila Kabeer stelt dat: "Power from within needs experiental regocgnition and analysis of issues to do with women's own subordiantion and how it is maintained Such power cannot be given; it has to be self- generateà" (in: Rowiands, 1997, p.21). De vrnuwen zijn uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor wat zij doen met de geboden kans op ontwikkeling. Een positief zelfbeeld en meer vertrouwen in het eigen kunnen, moet inderdaad vanuit hen zelf komen. Maar de Asociación zou wel kunnen inspelen op de behoeften van de vrouwen, die zelf aangeven wel te willen leren. Naast de jonge generatie zou de organisatie zich evenredig moeten inzetten voor volwassen vrouwen, zoals de doelstelling van het project voorschrijft. Om deze waar te maken zou de Asociación ook meer verspreid over de aldeas moeten werken. Nu zijn het voornamelijk vrouwen (en mannen) uit de nabije omgeving van Chajul die lessen volgen op het Centra. Maar juist de verafgelegen aldeas zijn er qua armoede en onderwijsvoorzieningen het slechtst aan toe. Voor de vrouwen daar is het welhaast onmogelijk zich te laten onderwijzen. De afstand naar Batzul is te groot om tweemaal per week of wekelijks op vaste tijden op het Centra aanwezig te zijn. Volwassenen kunnen, in tegenstelling tot de jongeren, niet intern verblijven bij het Centra. Mij lijkt het daarom praktischer een aantal schooltjes op te richten in de aldeas, om de toegankelijkheid voor de mensen te vergroten. Net als bij de koffieboeren (zie paragraaf 5.8) zou de Asociación dus meer moeten decentraliseren om haar beoogde achterban te bereiken.

6.2. Tejidos y Artesanias

In de kelder van het verenigingsgebouw is een naaiatelier gevestigd. Twee vaste medewerkers runnen het textiel- en ambachtenproject. Het project telt honderd leden, onder wie vijfenzeventig vrouwen. Zij maken verschillende spullen voor de Asociación, zoals kleding, omslagdoeken, tassen, sieraden en 3 haarbanden. De mannen leggen zich toe op het meubelmaken in de daarvoor ingerichte carpinterid • De meubels en deuren worden met de hand gemaakt. Ze kenmerken zich door de typische Ixil inscripties en tekeningen, zoals die te vinden zijn op de oude huizen rond het dorpsplein in Chajul (zie paragraaf 3.3). De kasten, tafels en stoelen worden verkocht in Chajul, Cotzal en Nebaj. Tijdens mijn

32 Vertaling: "het bevorderen van educatie en functionele alfabetisering, met nadruk op de vrouwen in de gemeenschappen waar zij (gedurende hun jeugd) geen kans hebben gekregen onderwijs te volgen". 33 meubelmakerij.

83 verblijf was er sprake van een eerste opdracht uit Xela, waar een bevriende koffiecoöperatie erg enthousiast was over de kwaliteit van de meubels.

6.2.1. Vrouwen en hun werk

De vrouwen van het project werken zowel in het atelier als thuis. Wanneer je 's middags door de straten van Chajul loopt, zie je hen zitten met hun weefgerei. Een lang touw wordt vastgemaakt aan de pilaren van het huis. Daaraan vast zit het weefgetouw, een ingewikkeld geheel van stokjes en draden. Vliegensvlug halen de vrouwen de wol tussen de draden door, terwijl ze op de kinderen letten of een 34 praatje maken. De meesten werken aan de traditionele traje , die sinds jaar en dag door de Ixil­ vrouwen wordt gedragen. De kleding onderscheidt hen van andere indigenas, die allemaal hun eigen kleuren en motieven hebben. Als iemand tot een andere etnische groep hoort, is dat aan de kleding te zien.

Wevende vrouwen in de ropa tfpica van Chajul

34 klederdracht.

84 De Ixil vrouw gaat gekleed in een lange, rode omslagrok of corte, versierd met strepen of ruiten, maar zonder borduursels. Daarop draagt ze een huipil; een korte, wijde blouse met korte mouwen. Elk dorp heeft zijn eigen huipil, met specifieke afbeeldingen en versiersels. In Chajul zijn de huipiles rood, blauw of wit. De kleur geeft de gelegenheid aan: rood is voor dagelijks gebruik, blauw voor na het werk en wit voor feestelijkheden. De Chajuleense huipiles zijn prachtig versierd met mythische figuren uit de Mayacultuur (zoals vogels en paarden maar ook de maïsplant). Juana Jacinta Ramirez, projectleidster van Tejidos y Artesanfas, vertelt:

"Onze huipiles zijn belangrijk voor ons. Het laat zien dat we trots zijn op onze cultuur, dat we Maya-Ixiles zijn. Je ziet de Quichés in hun eigen kleding, en ook zij zijn daar trots op. We respecteren dat van elkaar. Onze vrouwen werken lang aan de huipil, het duurt vier tot zes maanden om er één te weven. Daarna moeten de figuren in verschillende kleuren rwg geborduurd worden. Daarom is een nieuwe huipil zo duur: tussen 150 en 250 quetzales. Omdat we alles met de hand doen, is de kwaliteit erg goed. De Ixil-huipiles zijn in heel Guatemala geliefd. Soms komen er ladinas uit de stad speciaal naar ons toe om er één te kopen. Voor ons is het raar dat die witte vrouwen onze kleding dragen, want het hoort niet bij hen. Maar natuurlijk zijn we blij met het geld dat het oplevert. Er worden wel eens speciale exemplaren gemaakt, met veel kleuren en dieren. Die leveren soms wel 400 quetzales op. Daar kunnen we weer nieuwe katoen voor kopen, om het project draaiende te houden. Deze manier van werken is goed voor de vrouwen. Ze kunnen onder het weven de kinderen in de gaten houden. Maar ze mogen ook in het atelier komen. We hebben sinds kort twee naaimachines, die we gebruiken voor de kleinere dingen voor de winkel. De tasjes en draagdoeken worden allemaal door ons gemaakt. We zouden willen dat er meer toeristen naar Chajul kwamen, want die zijn dol op onze textiel. Vanuit Amerika is er al een bestelling gedaan. Die organisatie daar wil dat we een catalogus samenstellen met foto's van al onze spullen. Zij geven het geld om de catalogus te maken. Bij de emisora roepen ze de vrouwen in de aldeas op om zich ook te melden bij ons project. En met die camer<[' zorgen we zelf voor de foto's. Hopelijk vinden ze onze spullen mooi in Amerika, want dan krijgen we misschien nog meer werk" (Juana, 24 jaar).

Juana Jacinta Ramfrez in het naaiatelier

35 Hiermee doelt Juana op mijn fototoestel, dat ik aan haar uitleende om foto's te maken voor de catalogus.

85 Juana begeleidt de vrouwen van het project. Zij zorgt ervoor dat er, tegen inkoopprijs, genoeg materialen zijn. Als de vrouwen zelf niet genoeg geld hebben, bemiddelt ze voor hen bij de Caja de Ahorro y Crédito. Dertig vrouwen hebben een krediet gekregen via dit project van de Asociación. De lening kan in de meeste gevallen vrij snel worden terugbetaald. Met de verkoop van één huipil is de schuld afgelost. Van het geld dat de vrouwen verdienen, storten zij tien procent in een gemeenschappelijk fonds. De rest besteden zij voornamelijk aan voedsel en onderwijs voor hun kinderen. Omdat de voeding over het algemeen eenzijdig is, worden de mensen vaak -onnodig- ziek. Vooral kinderen worden getroffen: twintig procent sterft vóór het vijfde levensjaar (Plan de Desarrollo Humano ). Voor vrouwen die wat extra te besteden hebben, heeft gezonde voeding dan ook prioriteit. Kregen de kinderen voorheen ééns in de maand vlees te eten, dan kan hun moeder er met 36 haar eigen inkomen voor zorgen dat dat voortaan wekeiijks is. Ook meikproducten en brood , die relatief duur zijn, worden gekocht van het extra geld. Uit interviews bleek dat de vrouwen ook geld apart houden. Bang voor drankmisbruik, een probleem dat zich na de oorlog in rap tempo heeft uitgebreid op het platteland, bewaren zij het vaak zonder medeweten van hun man. Op de vraag waarvoor ze dit geld van plan waren te gebruiken, antwoordden zij vrijwel allemaal "voor de schoolopleiding van mijn kinderen". Een enkeling spaarde voor verbetering van het huis. De opbrengst van het gemeenschappelijk fonds van het project wordt gebruikt voor individuele wensen van de deelneemsters. Sommigen kunnen dankzij dit fonds een alfabetiserings­ cursus volgen in het Centra de Desarollo (zie paragraaf 6.1. l ), of een marktkraampje huren. Zoals Engracia, die sieraden maakt voor het project:

"Deze kettingen dragen we allemaal. De rode kralen zijn het symbool van onze gemeenschap. Meisjes dragen ze van jongs afaan, en doen ze nooit af, behalve als ze in de temascaf7 gaan. Net als onze traje hoort het bij onze cultuur. Ik ben sinds drie jaar lid van de Asociación. Iedereen weet dat ze bij mij terechtkunnen voor sieraden. Ik maak ook oorbellen, met de oude munijes van Guatemala. De munijes zijn moeilijk te krijgen, en van puur zilver. Daarom zijn ze erg duur. De vrouwen kopen ze wanneer hun dochter gaat trouwen, ofvoor feestdagen als de Dia de los Santos. Mijn man wilde eerst niet dat ik zou gaan werken. Het is mijn taak als vrouw om thuis te blijven en voor mijn gezin te zorgen. Maar dit werk kan ik thuis doen, tussendoor. Soms helpen mijn dochters mee. Ze vinden het leuk de sieraden te maken. En mijn man is blij met het extra inkomen dat ik verdien. Ik ook, ja natuurlijk. Sinds kort heb ik samen met Maria een kraam op de vrijdagmarkt. Daar bieden we onze sieraden aan. We verkopen niet zo veel, maar veel vrouwen komen ons werk bewonderen. Ze zeggen "als mijn meisje gaat trouwen, komen we bij jou". Wij zijn de enigen die met sieraden op de markt staan in Chajul. Het is maar één keer per week, dus mijn man vindt het geen probleem. Hij wil alleen niet dat ik ook naar de markt in Nebaj ga. Dat zou ik wel willen, omdat daar meer buitenlanders

36 Brood wordt nauwelijks gegeten door de indigenas in de regio. Omdat het alleen in de stad verkrijgbaar is, is het erg duur. De Asociación heeft daarom recentelijk haar eigen broodbakkerij geopend, om het pan dulce (zoet brood) betaalbaar te maken voor de Chajulenen. 37 De temascal is een stoombad, dat de indigenas gebruiken om zich te reinigen. Vrijwel elk huis heeft een temascal: een klein, donker kamertje zonder deur. Om naar binnen te gaan moetje kruipen door een gat in de houten wand. Binnenin brandt een vuur met daarboven een grote pot water. Je gaat op een steen zitten midden in de ruimte, en giet het warme water over je heen. Door de dichtheid staat de ruimte vol stoom, te vergelijken met een sauna. Dit is de traditionele manier waarop de inheemse bevolking zich baadt. Douches of wastafels zijn er in de aldeas niet.

86 komen. Die vinden onze spullen altijd mooi, en betalen er goed voor. Misschien lukt het in de toekomst" (Engracia, leeftijd onbekend).

Zonder het project van de Asociación zou Engracia geen betaald werk verrichten. Maar omdat ze zich heeft verenigd met de andere vrouwen, is ze in staat een inkomen te verdienen. Het bezwaar van haar man is een veelgehoorde klacht van de vrouwen. Het is erg ongebruikelijk dat vrouwen buitenshuis werken, behalve op de markt. Waarschijnlijk daarom staat haar man Engracia toe een eigen kraampje te hebben. Maar uit economische overwegingen gaan de mannen steeds vaker akkoord wanneer hun vrouwen zich willen aansluiten bij de Asociación. In 2000 nam het aantal vrouwen van Tejidos y Artesanias toe met twintig. Nochtans is het aantal vrouwelijke leden van de Asociación relatief laag: 300, terwijl er ruim 2000 mannen lid zijn. Vooralsnog geeft dit project de vrouwen de kans het huishouden en de zorg voor de kinderen te combineren met werk. De aangesloten vrouwen die ik heb ontmoet, zeggen hier tevreden mee te zijn. Het extra inkomen en de erkenning voor hun werk, dragen bij aan de personal empowerment. Behalve met de eerdergenoemde spaar- en kredietbank wordt ook samengewerkt met andere projecten: de Tienda, waar een deel van de spullen te koop wordt aangeboden, en het Centra de Desarollo, waar de vrouwen hulp kunnen krijgen bij het aanleggen van een moestuin. Felia was één van de eerste leden van het project. Inmiddels heeft ze geen tijd meer om te weven, omdat ze haar eigen groenten verbouwt en verkoopt op de markt:

"Mijn ervaring met de Asociación begon al toen mijn man lid werd. We komen uit /lom, waar we een grote koffietuin hebben. Toen hij net lid was, ging hij vaak naar vergaderingen van de campesinos. Dan ging ik mee naar Chajul, om inkopen te doen. Zodoende hoorde ik van het Tejidos project voor vrouwen. Ik maak al mijn hele leven de kleding voor de vrouwen van de familie, dus ik kon wel wat extra rokken en omslagdoeken maken. Eens in de maand ging ik naar het atelier in Chajul, waar we bijeenkomen. Vanuit /lom benje een halve dag onderweg, dus vaker ging niet. Toen ging vorig jaar mijn zuster trouwen. Ze verhuisde naar Chajul. Nu woon ik gedeeltelijk bij haar, maar elke week ga ik terug naar /lom. Mijn kinderen zijn al volwassen, die missen me niet. Doordat ik in Chajul ben, heb ik een moestuintje kunnen aanleggen. Met behulp van ons fonds kon ik de eerste spulletjes kopen; zaden, een machete, enzovoort. De leerlingen van Batzul hebben me geholpen met de bewerking van het land. Zij doen dat ook om te laten zien dat ze echt wat geleerd hebben. Inmiddels verbouw ik mijn eigen quisquiles,frijoles en witte kool. Elke dinsdag sta ik in Chajul op de markt, en op vrijdag ga ik naar Cotzal. De mensen houden van mijn groenten, ik kom altijd met een lege zak terug. Het geld dat ik verdien bewaar ik. Mijn eerste kleindochter is bijna vijfjaar, en ik wil graag dat zij naar school kan. Zelf heb ik nooit op school gezeten, daar waren mijn ouders te arm voor. Het is mijn grootste wens dat die kleine een goede opleiding krijgt. Dan hoeft ze zich voor later geen zorgen te maken" (Felia, 35 jaar).

87 6.2.2. Levensverhaal Juana Caba Caba

Jmma en ik hebben (bijna) dagelijks veel tijd in elkaars gezelschap doorgebracht. Het winkeltje, waar zij de leiding over heeft, bleek ook een favoriete ontmoetingsplaats voor vrouwen uit het dorp. Zodoende ben ik aan veel informatie gekomen. Juana zelf is de meest waardevolle informant in mijn onderzoek geweest. Haar levensverhaal heeft ze me beetje bij beetje verteld, soms met veel moeite. Toch koos ze er voor hiermee door te gaan, want ze vond dat haar verhaal verteld moest worden. Veel van de dingen die ze mij vertelde, vertelde ze voor het eerst. Juana's levensverhaal staat niet op zich. Het staat symbool voor het zware leven dat de Ixil vrouw leidt.

Juana heeft zich zo'n 8 jaar geleden bij de Asociacion aangesloten. Ze begon met deelname aan de vrouwengroep Tejidos y Artesanias, waar ze huipiles en andere kleding maakte. Zo verdiende ze wat geld. Juana weet niet precies hoe oud ze is; ze twijfelt tussen 38 en 40 jaar. Geboren in Sontzaj, een gehucht dat hoort bij Chajul, is Juana de één na jongste van 3 zusters en 3 broers. Over haar kindertijd vertelt ze niet veel, want die was zwaar en hard. Ze moest haar moeder helpen zodra ze kon lopen. Haar grote zussen namen haar mee de bergen in om hout te verzamelen, en ze leerde hoe ze het maïs deeg moest bereiden om tortillas van te bakken. Ze ging niet naar school, daar was geen geld voor. Haar broers gingen wel naar school, maar slechts een paar jaren. Daarna moesten zij helpen op het land. In de zomer trokken zij met hun vader mee naar de Zuidkust om op de grote koffie- en suikerrietplantages te werken. Dan waren er alleen vrouwen in huis en was Juana's moeder vaak bang. Ze kochten daarom een hondje op de markt in Nebaj, die dienst moest gaan doen als waakhond. Juana was verantwoordelijk voor het beest, dat ze met veel plezier verzorgde. Maar na een paar maanden zag ze hoe een paar ladino jongens haar hond bekogelden met stenen. Ze sloegen hem met stokken en toen J uana zei dat ze op moesten houden, kreeg ze te horen dat ze een "vieze Indiaan" was en als ze haar mond niet hield zouden ze haar net zo toetakelen als de hond. Juana denkt dat ze op dat moment voor het eerst besefte dat ze anders was dan die ladinos met hun mooie kleren. Ze kwam vrijwel nooit buiten het dorp, en kenden alleen de aldeas in de nabije omgeving. Pas jaren later kwam ze voor het eerst in Nebaj, wat ze toen een "stad" noemde. Ze was erg onder de indruk van alles wat ze daar zag, vooral de mensen met hun dure kleren en hun lichte huid. Maar de drukte en het lawaai vond ze vreselijk. Vandaag de dag heeft ze nog altijd een hekel aan "de stad", al begrijpt ze dat Nebaj dat niet

88 is. Ze is echter nooit vergeten hoe de jongens die haar hondje doodmaakten, haar noemden. Ze werd voor het eerst afgerekend op het feit dat ze indigena is, iets waar ze zich eerder niet bewust van was geweest. Iedereen die ze kende was dat immers"" Juana was altijd erg benieuwd naar school, maar het kwam niet bij haar op dat ze zelf ooit lessen zou volgen. "Het leven van een meisje is anders dan dat van een jongen. Nu gaan meisjes ook naar school, als God het wil. Maar toen ik jong was ging geen enkel meisje naar school. Dat zou teveel geld kosten voor de ouders. Dochters waren er juist om bij te dragen aan het familie-inkomen". Toen Juana 16 was, trouwde ze. Haar man Tomás kende ze al haar hele leven want hij woonde in dezelfde straat. Hij was wel 10 jaar ouder dan zij, maar dat gaf niets. Ze was blij met hem te trouwen, want ze wilde graag kinderen en haar eigen woonruimte. Ze verhuisden naar Chajul omdat een broer van Tomás daar woonde, die met hem samen zijn land wilde bewerken. Juana en haar man trokken in het kleine huisje langs de hoofdweg, dat toevallig net leeg stond wegens een sterfgeval. "Die eerste jaren van mijn huwelijk waren de mooiste van mijn leven. "La violencia" was al bezig, maar nog niet zo hevig. De bezetting van ons dorp kwam pas later. De Unión bestond al, en Tomás en zijn broer waren lid Ze verkochten hun koffie gezamenlijk in Nebaj, zodat ze er wat meer voor kregen". Juana was dus al bekend met de Unión Ixil, die later de Asociacion zou gaan heten. In die tijd waren er nog geen vrouwen lid. Juana hield zich bezig met het huishouden en de kinderen. Ook werkte ze dagelijks op de milpa, waar ze de maïs vandaan haalde voor het ontbijt en avondeten. "Ik heb altijd gehouden van het werken op de milpa. Om met mijn handen in de aarde te zitten, de elotes te plukken en de guisquiles te rapen. Ik weet niet waarom, maar op de milpa voelde ik me altijd gelukkig", vertelt ze. Haar man en zei hadden het geluk dat hun milpa vlakbij hun huis lag. Ze hoefde "maar een uurtje" te lopen, terwijl de meeste anderen veel verder moesten. "We waren arm, heel arm. We hadden net genoeg te eten maar geld voor bijvoorbeeld medicijnen was er niet. Gelukkig heeft God mijn kinderen gezegend met een goede gezondheid, behalve Juanito, mijn zoontje dat stierf toen hij nog een baby was". Als Juana nu terugdenkt aan die tijd, vindt ze toch dat ze het goed hadden. De mensen waren er voor elkaar, hoe arm ook. Je kon bij elkaar terecht, dus het gaf niet dat je arm was. Zoals veel vrouwen in de Triangulo Ixil is ze nu weduwe. Haar man Tomás werd op brute wijze vermoord door de soldaten, die zich begin jaren tachtig massaal vestigden in Chajul. Tomás was haar grote liefde, en ze denkt nog elke dag aan hem. Wanneer ze naar haar oudste zoon Antonio kijkt, ziet ze het gezicht van haar man terug. Ze waren samen gelukkig geweest, tot dat het leger Chajul bezette. Het moet rond 1979 geweest zijn .... Juana en Tomás woonden in een klein huisje van leem. Met het weinige geld dat ze verdienden spaarden ze om een nieuw huis van steen te kunnen bouwen. Elke keer als ze wat konden missen, bouwden ze een stukje muur bij. "Het zou een prachtig huis geworden zijn, niet groot, maar goed genoeg voor mij en mijn kinderen", zucht ze. Toentertijd had ze twee zoons, Antonio en Hipolito, en een dochter: Elena. Een derde zoontje was gestorven toen het 1 jaar oud was, nadat het een virus had opgelopen. Juana en haar echtgenoot hadden veel verdriet om de

89 dood van hun kind, maar waren dankbaar voor de goede gezondheid van de anderen. Het te bouwen huis zou nooit afkomen .... De soldaten hielden de mensen van het dorp constant in de gaten. Er was een avondklok ingevoerd, wat betekende dat iedereen vóór zes uur binnen moest zijn. Wie zich daarna nog op straat waagde, kreeg het zwaar te verduren. Maar voor veel campesinos was het niet mogelijk om op tijd thuis te zijn. Door de lange afstanden naar de koffietuinen en de mi/pas, waren zij urenlang onderweg naar Chajul. Juana heeft meer dan eens gezien hoe een arme man met zijn eigen machete werd bewerkt door de soldaten. Omdat haar huisje vlakbij het dorpsplein lag, kon ze iedereen zien passeren (Chajul heeft namelijk maar l hoofdstraat, die fungeert als toegangsweg en uitgangsweg). De soldaten 38 marcheerden vlak langs haar raam, evenals de PACs • Juana voelde zich in die tijd voortdurend bang. Pas wanneer Tomás temg was van het werken op het land, kon ze weer rustig ade:uu1ïalen. Ze was elke dag bang dat hij niet thuis zou komen, of dat hem onderweg iets zou overkomen. Alsof ze een voorgevoel had van hetgeen er te gebeuren stond, zegt ze nu. Want op een dag kwam haar man inderdaad niet thuis. Juana was de hele dag al ziek van angst, had koorts en moest steeds overgeven. Pas dagen later hoorde ze wat er met haar man gebeurd was. De soldaten hadden hem meegenomen terwijl hij op zijn koffietuin aan het werk was. Er waren in die tijd niet zoveel campesinos als normaal, want men vreesde voor een confrontatie met het leger of de guerrilla. Kennelijk wekte Tomás' aanwezigheid argwaan, want hij werd meegevoerd naar de leger pick-up. Ze reden tot net buiten Chajul, en stopten op een open plek tussen de maïsvelden. Daar moest de man van Juana wachten, met zijn handen op zijn rug gebonden. Er waren nog meer mannen die hetzelfde lot te wachten stond ... De getuige die Juana dit alles vertelde, een oude vrouw die dona Marta heet, vertelde dat ze zag hoe de soldaten na een paar uur terugkwamen. Het was al bijna donker, dus de avondklok was ingegaan. Dofia Marta moest dus binnenblijven, maar vanaf het erf achter haar huis kon ze alles volgen wat er gebeurde. Om beurten kregen de geboeide mannen er van langs. De soldaten schreeuwden dat ze met de "rojos" ("rooien", communisten) samenwerkten en dat ze hun schuilplaatsen moesten vertellen. De arme mannen wisten van niets en konden hen geen antwoord geven. Ze werden geschopt en met de achterkant van een geweer geslagen op hun hoofd. De mannen schreeuwden, en sommige probeerden omhoog te komen. Maar telkens werden ze neergetrapt door de soldaten, die met zijn tienen waren. Uiteindelijk werden de gewonde mannen één voor één dood­ geschoten. De soldaten stapten in hun wagen en reden weg, nadat ze de lichamen met benzine overgoten en in brand staken. Terwijl Juana dit vreselijke gebeuren vertelt, stromen de tranen over haar wangen. Het ergste vindt ze wel dat ze haar man nooit heeft kunnen begraven. Op de begraafplaats van Chajul, hoog op de heuvel naast de weg, heeft ze wel een gedenksteen voor hem gelegd. "Maar zijn botten liggen er niet,

38 Vanaf1976 stelde het leger de Patrullas de Autodefensa Civil (PAC) in, die moesten helpen in de strijd tegen de guerrilla. Deze Burgerpatrouilles groeiden uit tot een enorm paramilitair apparaat, met in 1984 zo'n negenhonderdduizend leden (Keulen, 1994, p.21 ). Alle mannen boven de 16 jaar, vooral in de afgelegen dorpen, werden gedwongen dienst te doen. In de praktijk kwam dit erop neer dat zij hun eigen dorpgenoten moesten oppakken, folteren en zelfs doden.

90 hij zal er nooit kunnen rusten". Juana is een erg gelovige vrouw. Ze vindt troost in de overtuiging dat haar Tomás in de hemel is. "Hij was zo'n goede man. Zijn laatste quetzales gaf hij nog uit om doiia Catalina, onze oude buurvrouw, medicijnen te laten kopen". Met veel liefde en mooie herinneringen denkt re terug aan haar echtgenoot. Ze weet in haar hart dat ze nooit zo van een andere man zal kunnen houden als van hem. Toch denkt Juana erover een huwelijksaanzoek te accepteren. Een oudere man uit Chajul Hom heeft haar een half jaar geleden gevraagd. Soms komt hij langs in het winkeltje en wil dan haar antwoord weten. Maar iedere keer vraagt ze om meer bedenktijd. Want ze weet niet hoe ze haar werkzaamheden bij de Asociación zou moeten combineren met de zorg voor een nieuwe echtgenoot. Ze houdt van haar werk en de vrijheid die ze heeft ten opzichte van andere, getrouwde vrouwen. Ze hoeft niet 2 keer per dag tussendoor naar huis om eten voor haar man te maken. Haar kinderen zijn groot genoeg om voor zichzelf te zorgen. Maar de extra inkomsten die een eventueel huwelijk zou opleveren, zou Juana goed kunnen gebruiken. Haar zoon Hipolito wil gaan studeren in Xela, maar het geld is er niet. De jongen kan heel goed leren en zijn docenten hebben hem aangeraden om verder te gaan leren. Juana praat altijd met veel trots over hem, want behalve zijn intelligentie is hij ook gezegend met een mooi uiterlijk. "Puro guapo, mi hijo" (echt een knapperd, mijn zoon). Ze weet van verschillende jongedames uit het dorp dat ze geïnteresseerd zijn in haar Hipolito. Maar de jongen zelf wil alleen maar studeren. Om later terug te keren naar Chajul, en bij te dragen aan de ontwikkeling van zijn dorp. In tegenstelling tot zijn moeder is Hipolito evangelist. Zijn ideeën stroken niet altijd met die van zijn katholieke moeder. Maar ze respecteren elkaar, al hoopt Juana heimelijk dat hij zich ooit tot katholiek zal laten bekeren.Toen vorig jaar de mogelijkheid kwam om via de Asociacion naar school te gaan, greep ze die gelegenheid met beide handen aan. Op haar 38e zat ze voor het eerst in een klaslokaal. Samen met 15 andere vrouwen leert ze lezen en schrijven. Twee keer per week komen ze bij elkaar. De cursus wordt verzorgd door dofia Maria, en soms door Lucas van de Emisora. Het gaat heel langzaam, maar dat maakt Juana niet uit. "Ik heb geen haast", zegt ze. Juana zit ook in de raad van bestuur van de Asociacion, als enige vrouw. Ze neemt deel aan de vergaderingen en bijeenkomsten, maar krijgt meestal niet de gelegenheid haar woordje te doen. In tegenstelling tot de mannelijke bestuursleden, ontvangt ze geen vergoeding voor haar functie. Ze weet dat dit niet klopt, maar doet het af als "machismo". Zich openlijk beklagen ligt niet in haar aard. Zeker omdat ze "zoveel te danken heeft aan de Asociación". Sinds een paar maanden runt Juana ook het nieuwste project van de vereniging: de Tienda. Hier worden de producten verkocht die de vrouwen van Tejidos maken. Blouses, rokken, hand- en theedoeken, wandkleden. Al met al maken ze dat het winkeltje van Juana er vrolijk en kleurrijk uitziet. Er worden ook spullen aangeboden die meer op de mensen van buitenaf gericht zijn, die naar Chajul komen omdat ze gehoord hebben van de prachtige ropa tipica (typische, traditionele klederdracht) die de Ixil vrouwen dragen. Tasjes, portemonnees, sjaaltjes en zelfs pakken koffie uit de Beneficio zijn er te koop. De winkel ziet er mooi en professioneel uit, en is gevestigd in het mooie kantoorgebouw van de Asociacion in het "centrum" van Chajul.

91 Van 's ochtends vroeg tot 's avonds zes uur is Juana in de winkel aanwezig. Ze verkoopt er sinds kort ook brood, wat veel mensen over de vloer betekent. Die vertellen dan weer aan anderen wat er allemaal te koop is. Juana zit er haast nooit alleen. Als de mensen niet komen om iets te kopen (vele komen alleen de mooie spullen bewonderen omdat ze geen geld hebben om iets te kopen), dan gaan ze even bij haar zitten om een praatje te maken. Juana kent iedereen en iedereen kent haar. Ze is de eerste vrouw die de leiding heeft over een project van de Asociacion en daar is ze wel heel trots op. Maar elke keer als er een man binnenkomt, is ze nerveus en zegt ze weinig. Zeker in het contact met Arcadio, de coordinator (en hoogste leidinggevende binnen de organisatie), stelt ze zich erg gedienstig op. Ze doet wat hij zegt en durft hem niet tegen te spreken. Ze weet van zichzelf dat ze best wat brutaler zou mogen zijn, maar is erg bezorgd over de roddelpraatjes die dat mogelijk zou opleveren. In Chajul houdt iedereen elkaar nauwlettend in de gaten, en Juana wil niet dat er sîecht over haar gedacht wordt. Met haar dochter Elena heeft ze dit van dichtbij meegemaakt. Elena is bij haar man weggelopen omdat hij haar sloeg. Hij was borracho (dronkaard) en behandelde haar slecht. Om haar twee dochter­ tjes, Ruthalia en Marita, te beschermen, is zij toen van hem weggegaan, de schande op de koop toe nemend. Juana heeft haar dochter terug in huis genomen, tegen de geldende norm in. Ze hoopt dat Elena niet alsnog zal zwichten voor de man, die regelmatig langskomt om haar terug te halen. Hoewel Elena een volwassen vrouw is, verbiedt Juana haar om alleen over straat te gaan. ze is bang dat haar schoonzoon haar zal ontvoeren, of haar kleinkinderen iets zal aandoen.

''Maar als ik mijn cursus afheb, en ik kan net zo goed lezen en schrijven als Jij: dan denk ik dat ik meer voor mezelfdurf op te komen", zegt ze bijna verontschuldigend. "Maar Catalina, je moet niet vergeten dat voor ons de ''pueblo" het allerbelangrijkste is. Als iemand ziek is of dood gaat, weet iedereen dat. We gaan dan met z'n allen naar het huis om ons medeleven te tonen en hulp aan te bieden aan de ongelukkige familie. Als er iemand gaat trouwen, worden we allemaal uitgenodigd voor het feest. En als er zoveel pijn en geweld is als in de tijd van "la violencia", groeien we dichter naar elkaar toe. Wij Maya's zijn sterke mensen. Wij hebben veel geleden, maar wij zijn sterk. Dat moet je vertellen aan de mensen in je land Misschien denken ze dat wij arme Indianen zijn die niets weten en niets kunnen. Maar wij zijn mensen, net als alle anderen. Voor ons is ieder mens gelijk".

6.2.3. Projectbeschouwing

Tejidos y Artesanias is hét project van de Asociación voor vrouwen. Ook mannen nemen deel, maar zij maken de minderheid uit. Mannen en vrouwen werken in dit project niet samen; zij vormen twee aparte groepen. Alleen José werkt met de vrouwen in het naaiatelier. Als persoonlijk assistent van projectleidster Juana vervult hij een voor mannen ongebruikelijke, ondergeschikte functie. Het project heeft als doel de participanten werk te verschaffen opdat zij een (additioneel) inkomen verdienen. Een deel van de ambachtelijke en textielproducten wordt aangeboden in de eigen winkel van de Asociación. Een ander deel wordt door de vrouwen zelf verkocht, zoals in het geval van Engracia. Sinds kort is de organisatie bezig contacten te leggen met buitenlandse geïnteresseerden, in

92 de hoop op bestelling ook te gaan exporteren. Helaas geldt ook voor dit project dat de allerarmsten er geen gebruik van kunnen maken. De vrouwen in de aldeas zijn op de hoogte van het project. Tot in de verste uithoeken heb ik gemerkt dat zij Tejidos y Artesanfas kenden. De promotores hebben wat dat 39 betreft hun werk goed gedaan. Het probleem is echter gelegen in de inschrijfkosten • Evenals de koffieboeren kunnen vrouwen in de meest marginale positie de kosten voor lidmaatschap niet dragen. Daardoor is deelname voor hen uitgesloten. Dit is bijzonder spijtig, omdat juist het weef- en naaiwerk thuis gedaan kan worden. Ook vrouwen die ver van Chajul vandaan wonen, zouden dus mee kunnen doen aan het project. Te meer omdat iedere vrouw kan weven, en van jongs af aan gewend is dit te doen. Jammer genoeg is de drempel van aanmelding voor velen te hoog. Om personal empowerment te bewerkstelligen, zou de Asociación de toegankelijkheid van dit project moeten verhogen. Vrouwen die al wel deelnemen, kunnen nameiijk van aiieriei voorzieningen gebruik maken, die de armste vrouwen juist zo hard nodig hebben. Een voorbeeld is de toegang tot krediet. Zoals blijkt uit de ver­ halen van Engracia en Felia hebben zij van de Caja de Ahorro y Crédito een krediet ontvangen om naar eigen behoeften te gebruiken. De één heeft haar eigen marktkraampje, de ander verbouwt en verkoopt haar eigen groenten. Bovendien heeft Felia kennis opgedaan via de leerlingen van het Centro de Desarrollo. Allemaal factoren die bijdragen aan personal empowerment. Het gemeenschappelijk fonds van het project is dus multifunctioneel: het sterkt de vrouwen in hun saamhorigheidsgevoel en collective empowerment, (zoals Felia vertelde: "Dankzij de samenwerking van ons vrouwen heb ik mijn eigen tuintje kunnen kopen. Het geld is niet alleen van mij, maar van ons allemaal. Iedereen draagt bij aan de benodigdheden van de ander') maar stimuleert ook de persoonlijke bewustwording. Een ander positief aspect wordt door de Asociación als volgt omschreven: "el proyecto 0 estimula el rescate de las costumbre y tradiciones locales '"' • Voor de gemeenschap is het inderdaad van essentieel belang dat de eigen Ixil cultuur in ere wordt gehouden. De moderne wereld met al haar verleidingen dringt langzaam maar zeker door tot in de Triangulo. Zo zie je steeds minder maimen in hun traditionele traje, behalve op feestdagen. Vroeger was het voor de mannen net zo gewoon als voor de vrouwen zich te kleden volgens de kleuren en symbolen die horen bij de Ixil cultuur. De Asociación wil voorkomen dat cultuurspecifieke uitingen naar de achtergrond verdwijnen. Door de vrouwen en mannen van het project te stimuleren spullen te maken die hun eigen cultuur representeren, draagt zij wederom bij aan de collective empowerment.

6.3. la Emisora

De Asociación heeft haar eigen radiostudio. Professioneel uitgerust met moderne apparatuur zendt Radio Va'l Vaq Quyol dagelijks uit, van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds. De drie vaste promotores radiales, twee mannen en één vrouw, wisselen elkaar af. Ieder neemt vier uur voor zijn of

39 Ook in dit project bestaat onduidelijkheid over de exacte hoogte van de inschrijfkosten. Bedragen die ikzelf heb horen noemen, varieerden van 30 tot l 00 quetzales. 40 Vertaling: "het project bevordert het behoud van de lokale gebruiken en tradities"

93 haar rekening. Langs de wanden van de kleine studio in het gebouw van de Asociación staan kasten met honderden cd's en cassettebandjes. De ruimte is voorzien van goede muziekinstallatie, opnameapparatuur en koptelefoons. Er wordt veel traditionele marimba gedraaid, maar ook de Spaanstalige popmuziek valt in de smaak bij het publiek. Christelijke liederen vormen elke dag een vast onderdeel van het repertoire. Eén van de presentatoren vertelt:

"Wij lxiles houden erg veel van muziek. Met feesten is er altijd een marimbaband die speelt. Dat maakt de mensen vrolijk. Niet iedereen kan een eigen radio betalen, maar de meeste winkeltjes en comedores hebben er wel één. Na het werk gaan we41 daar vaak naar muziek luisteren en wat drinken. Behalve onze eigen zender luisteren we ook naar andere stations. Veel van de koffieboeren nemen een draagbaar radiootje mee de bergen in. Zo hebben ze toch 42 gezelschap onderweg naar de tierra caliente , en is het geen probleem om lang te lopen. Wij weten dat veel van onze leden naar onze programma's luisteren. Vandaar dat we veel nieuws over de Asociación meedelen" (Juan, 27 jaar).

6. 3. 1. De stem van de gemeenschap

De presentatoren van de radiozender werken in twee talen. Eerst wordt in het Ixil gesproken, en daarna volgt de Spaanse vertaling. Op die manier kan iedereen het volgen. "Radio Va'/ Vaq Quyol" wordt tussen de liedjes door consequent in het Spaans vertaald: "Radio Una Sola Voz". "Spreken met één stem" wordt in dit project letterlijk waargemaakt. Omdat de mensen in de aldeas geen krant kunnen lezen (omdat zij grotendeels analfabeet én de kranten te duur zijn), zijn zij voor nieuws aangewezen op de radio voor nieuws. Daarom is de emisora opgericht. Deze staat geheel ter beschikking van de communidades, tot aan de verste uithoek in de Ixil Driehoek. Behalve muziek worden er ook interviews gehouden met "publieke figuren", zoals pater Rosolino en de burgemeester van Chajul. Maar ook de luisteraars kunnen het woord nemen op de radio. Twee keer per week is er het zogenaamde "boodschappenuur", waarin mensen de microfoon tot hun beschikking hebben. Vrouwen, mannen en kinderen kunnen aankloppen bij de emisora. Ze doen bijvoorbeeld een oproep aan familie in een afgelegen plaatsje, of kondigen een bruiloft of begrafenis aan. Ook komt het voor dat ouders hun pasgeboren baby bij de gemeenschap introduceren via de radiozender. Lucas:

"Wij vormen letterlijk "één stem" met onze radioservice. Onze compaiieros en compaiieras wonen verspreid over een groot gebied Door de slechte bereikbaarheid van de aldeas is het moeilijk contact te houden. Belangrijke berichten zoals sterfgevallen en zieke familieleden moeten de mensen op tijd horen. Daarvoor zijn wij. Het doel van dit project is informatieverschaffing aan het publiek. Dus niet alleen de leden van de Asociación, maar iedereen. Wij maken geen onderscheid tussen leden en niet-leden, zoals dat bij sommige andere projecten wel gebeurt .... Het is belangrijk voor de gemeenschap dat de mensen op de hoogte blijven. Ook van wat er buiten ons eigen gebied gebeurt. Ikzelf heb het geluk dat hier

41 Juan bedoelt hiennee de mannen. Vrouwen begeven zich na zessen in de regel niet meer op straat. 42 De "tierra caliente" ("warme grond") is een aanduiding voor de gebieden waar koffie wordt verbouwd.

94 elke dag een krant wordt afgeleverd. Zodra de San Juanerita43 aankomt, rent de krantenjongen hier naar toe. Ik neem de krant dan snel door want om drie uur is de nieuwsuitzending. Het is belangrijk voor ons om de mensen te laten weten hoe het ervoor staat met zaken die hen aangaan. In de aldeas hebben de mensen geen kranten en ook geen vervoer. Maar met "Radio Va'/ Vaq Quyol" brengen we de buitenwereld een stulçje dichterbij. En we bieden de mogelijkheid te communiceren met het achterland. Zoals laatst, toen kwam hier een oude dofia uit Cotzal. Haar enige kleinzoon is onlangs omgekomen hij een ongeluk. Ze wilde haar man op de hoogte brengen, zodat hij bij de begrafenis kon zijn. Het is bij ons Ixiles gebruikelijk dat de grootouders zorgdragen voor de begrafenis. Het was dus heel belangrijk dat de vrouw haar man zou inlichten. Maar hij was in Che/, op zijn koffietuin aan het werk. De radio was de enige mogelijkheid om hem te bereiken. Hij hoorde het nieuws in de comedor van Chef. Heel triest natuurlijk, om er zo achter te komen dat je kleinkind is gestorven. Maar hij was gelukkig wel op tijd terug in Cotzal om de dienst te leiden" (Lucas Roberto Canay, 31 jaar).

De emisora is dus een belangrijk communicatiemiddel voor de inwoners van de Triangulo Ixil. Het voorziet in de behoefte aan informatie. Ook plaatselijke mededelingen als kerkdiensten en spreekuren van de dokter worden vermeld. Voor de vele analfabeten in het gebeid is de radioservice een uitkomst. Helaas is de frequentie niet altijd goed te ontvangen. Storingen en stroomuitval zijn een veelvoor­ komend probleem. Het komt regelmatig voor dat de Asociación zich dagenlang zonder telefoon~ en faxverkeer moet redden, en het dorp in duister gehuld is. Dit is een probleem waar op korte termijn geen directe oplossing voor te vinden is. Met hulp van pater Rosolino wordt (ten tijde van mijn verblijf) een eigen website ontworpen. Bij de radiostudio is een kleine computerruimte gebouwd, waar het nu al mogelijk is tekst- en dataverwerking te doen. De Asociación wil toegang hebben tot het Internet en email, om het contact met de buitenlandse partners te vereenvoudigen. Lucas laat zich in Guatemala Ciudad scholen op het Internet. Hij is het enige lid van de Asociación met een beetje kennis van de Engelse taal. Het is de bedoeling dat hij de leiding krijgt over de computerruimte, en zijn kennis doorgeeft aan zijn collega's. Ana Delfina, de derde presenator van de radiozender, ziet haar werk als een zegen:

"Ik kom uit Quiché, maar woon hier al vanaf mijn tiende. Mijn vader was één van de oprichters van de Unión Ixil. Als klein meisje hielp ik ook altijd mee op de koffietuin van mijn vader. We waren arm, heel arm. We hadden soms dagen niets te eten in huis. Dan werden wij kinderen op pad gestuurd om wat tortillas te verzamelen. Er waren altijd wel vrouwen die ons wat gaven. Maar toen de burgeroorlog op zijn hevigst was, moesten we de bergen invluchten. Daar hebben we, met drie andere families, meer dan een jaar gezeten. We leefden van wat we vonden in de natuur. Mijn kleine zusje was toen vier ofvijf. Zij is gestorven doordat we niet genoeg te eten hadden. Mijn moeder stierf kort daarna ook, van uitputting en verdriet. Ze was pas 28 jaar, zo oud als ik nu ben. Na terugkeer in Chajul zijn we bij mijn oom in huis gegaan. Daar woon ik nu weer. Mijn man is een jaar nadat we trouwden overleden. We weten niet wat er precies is gebeurd Mijn dochterije Juanita is alles wat ik heb. Als weduwe ben je op jezelf aangewezen. Mijn familie helpt me wel, maar zij hebben ook niet veel. Daarom was ik ontzettend blij toen el padre voorstelde dat ik bij de emisora kon gaan werken. Ik was al bezig

43 De San Juanerita is de bus die rijdt tussen Chajul en Santa Cruz del Quiché. In Guatemala hebben alle bussen een naam en een bepaalde kleur, die laat zien wat de bestemming is. De San Juanerita is de enige bus in Chajul. Elke middag tussen twaalf en één uur komt ze aan, met behalve passagiers ook allerlei goederen die in Chajul niet te krijgen zijn.

95 via de Asociación mijn Spaans te verbeteren. Toen mijn cursus was afgelopen, kon ik als presentator beginnen. Die dag was echt een zegen voor mij. Nu verdien ik wat geld, en mijn werk is plezierig. Ik kom veel in contact met de mensen uit de aldeas. Voor de Quichés van Chajul ben ik het aanspreekpunt. Ik spreek hun taal, we begrijpen elkaar. Ik weet hoe moeilijk het kan zijn tussen verschillende culturen te leven. maar liever kijk ik naar de overeenkomsten tussen ons. die zijn er eigenlijk veel méér dan verschillen" (Ana Delfina Sánchez, 28 jaar).

Het verhaal van Ana Delfina is er één van persoonlijke empowerment. Voor haar betekent de Asociación het verschil tussen afhankelijkheid en zelfstandigheid. Sinds ze als presentator bij de emisora werkt, is ze meer in zichzelf gaan geloven. Naar eigen zeggen is ze trots op wat ze doet. Haar dochter voedt ze alleen op. Na het verlies van haar echtgenoot hoopte ze toch ooit weer een man te vinden. Ze had nooit gedacht zelf in haar onderhoud te kunnen voorzien. Maar nu ze werkt, is ze van gedachten veranderd. Trouwen hoeft voor haar niet meer. ''Als God het wil", dan trouwt ze misschien nog. Maar het is geen voorwaarde meer voor een gelukkig leven. Ze weet nu wat ze waard is.

6. 3. 2. Projectbeschouwing

De doelstelling van la emisora luidt: ''formativo y cultural: un instrumento para informar sobre la situación local, nacional y internacional, para los miembros de nuestra Organización y la poblacion en general'r14 (Plan de Trabajo 2000, p.10). Door de inzet van de medewerkers en de professioneel uitgeruste studio is het radioproject een waar succes te noemen. Luisteraars van Radio Va'! Vaq Quyol maken dankbaar gebruik van de zender. Door de grote afstanden tussen de aldeas en de uitgestrektheid van het achterland, is de radio bij uitstek geschikt als communicatiemiddel. Jammer is alleen dat zo weinig mensen de beschikking hebben over een radio. Het initiatief van de medewerkers om (tweedehands) radio's in te zamelen en die aan de promotores in de aldeas te verstrekken, is prima. Des te meer mensen kunnen gebruik maken van de zender. Informatieverstrekking anderszins ontbreekt. Door het analfabetisme hebben de mensen niets aan kranten, die toch niet te betalen zijn.

45 Bovendien is het Spaans van de meeste dorpelingen te gebrekkig om het op schrift te begrijpen • Maar behalve de nieuwsuitzendingen biedt la emisora ook vertier. In mijn observatie viel op dat de mensen inderdaad veel van muziek houden, zoals Juan al zei. Het vrolijkt hen op, leidt even af van het zware bestaan. In de buurt van een radio hoor je de mannen ook altijd meezingen. In hoeverre dit project bijdraagt aan empowerment van de gemeenschap is moeilijk vast te stellen. Het publiek is verspreid over 48 aldeas, en beleving van muziek is toch vooral iets persoonlijks. De informatieverstrekking daarentegen is voor iedereen van belang. Immers, men behoort te weten wat er speelt in de regio en het land. Vooral wanneer er ontwikkelingen zijn die de mensen direct aangaan.

44 Vertaling: "informatief en cultureel: een instrument ter informatie over de lokale, nationale en internationale situatie, voor de leden van onze organisatie en de bevolking in het algemeen". 45 Daarom bracht ik altijd een Prensa Libre (krant) mee naar Chajul, wanneer ik in de stad was geweest. Op het dorpsplein verzamelde zich dan steevast een groep mensen om mij heen, die wilde dat ik ze voorlas. Dat deed ik dan, met veel geduld en herhaling (mijn uitspraak van het Spaans was voor velen moeilijk te volgen).

96 Het illustreert dat niet alleen leden van de Asociación voordeel hebben van dit project. Het "spreken met één stem" is hier letterlijk van toepassing. De radiozender geldt als spreekbuis voor de gemeenschap als geheel. Een ieder die dat wil, kan er zijn bericht laten uitzenden. Voor de Chajulenen zijn de presentatoren van Radio Va'l Vaq Quyol een soort helden. Iedereen kent hen en vooral de jovenes vinden het werk dat zij doen reuze interessant. In groepjes staan ze elke middag bij de studio. Ze luisteren naar de uitzendingen en praten honderduit over het zojuist vernomen nieuws. Van een aantal hoorde ik dat ze niets liever wilde dan óók bij de radio werken. De medewerkers van het radiostation worden duidelijk empowered door hun functie bij de Asociación. Zoals we al zagen is Ana Delfina veel zekerder en hoopvoller geworden. Als alleenstaande moeder zorgt ze zelf voor haar dochter. Bovendien heeft ze door haar werk een status van "aanspreekpunt" verworven. Voor mij als onderzoeker was Ana Delfina dé personificatie van (personaV empowerment. Ik heb veel tijd met haar doorgebracht en haar redelijk goed leren kennen. Vandaar dat ik in staat ben haar vroegere situatie te vergelijken met de huidige. De veranderingen in Ana Delfina's leven zijn talrijk sinds haar betrokkenheid bij de Asociación. Dit blijkt ook uit het citaat in de vorige paragraaf. Ook voor Lucas en Juan geldt dat zij empowerment ondervinden door het project. Wellicht minder ingrijpend dan Ana Delfina, maar evengoed zijn deze mannen hard bezig met hun eigen ontwikkeling. Naar eigen zeggen kunnen zij dit "hopelijk overbrengen op de leden van de gemeenschap".

De radiostudio met Juan, Lucas en Ana Delfina

97 7: Conclusies en aanbevelingen

"Trouw aan onze wortels mag geen obstakel zijn om kennis te nemen van de indrukwekkende prestaties op het gebied van wetenschap en technologie in het land waar wij verblijven. Samen met de waarden van onze eigen cultuur kunnen zij een bijdrage leveren aan vooruitgang en groeiende solidariteit tussen de volkeren'~ Eerste Congres van de Maya's in de USA, Lake Worth, Florida, december 1999 (in: Coolen, 2000, p.56).

Dat de voordelen van economische globalisering grotendeels aan ontwikkelingslanden voorbij gaan, moge duidelijk zijn. We hebben gezien hoe een toenemende vrijhandel de kloof tussen arme en rijke landen verbreedt in plaats van dicht. In de global vil/age gaat winstaccumulatie hand in hand met een toenemende ongelijkheid. Voor Guatemala geldt dat nu meer dan ooit. Koffie vormt "de hoofdmoot van de export" (Fluitman, 1998, p.36), het land is dan ook sterk afhankelijk van dit product. De actuele koffiecrisis bedreigt wereldwijd miljoenen kleine producenten. Door de extreem lage prijzen die op de wereldmarkt voor koffie wordt betaald, kunnen de boeren het hoofd nog maar nauwelijks boven water houden. Het wegnemen van handelsbarrières en het verdwijnen van grenzen heeft hier alles mee te maken. Kleine koffieboeren zijn aangewezen op de koffie, en wanneer de prijzen dusdanig laag zijn kunnen zij niet anders dan nóg meer produceren. Het resultaat is dat de prijzen zo mogelijk nog verder dalen. Importeurs zoeken eenvoudigweg de wereld af naar waar de koffie het goedkoopst gehaald kan worden. Deze wijze van concurreren wordt door de boeren echter duur betaald. Hoog tijd dus voor verandering. Met name de agrarische sector is voor de meeste ontwikkelingslanden van groot belang. Zo ook voor Guatemala.

1.1. De Asociaci6n en empowerment

Om een sterker positie te verwerven op de internationale markt, zouden kleine boeren zich meer moeten organiseren. Uit de casestudie naar de Chajuleense Asociación blijkt dat het samen werken aan een gemeenschappelijk doel inderdaad vruchten afwerpt. Individuele boeren zouden ten eerste niet aan fair trade kunnen doen, omdat de Stichting Max Havelaar uitsluitend met producentenorganisaties werkt. Afgezien daarvan zouden ze geen voordeel hebben van de fondsen, mogelijkheden tot krediet, en een ontwikkeling die verder reikt: educatie voor zowel jong als oud. De sterk heersende gemeen­ schapszin onder de betrokkenen bij de Asociación, is cultuurgebonden. Zoals we in de voorgaande hoofdstukken zagen, is het voor de indigenas die de Triangulo lxil bevolken, vanzelfsprekend dat de gemeenschap vóór het individu komt. Men ontleent zijn identiteit aan de gemeenschap. Werken, huwen, kinderen opvoeden; vrijwel alles gebeurt in en mét de gemeenschap. Wanneer we de balans opmaken, is de collective empowerment, zoals Jo Rowlands die definieert, het meest van toepassing op de Asociación. De organisatie richt zich op de gemeenschap, en beweert dat de prioriteit ligt bij de allerarmsten. Omdat de Ixil Driehoek een uitgestrekt, moeilijk begaanbaar gebied is, valt moeilijk vast

98 te stellen waar die allerarmsten precies te vinden zijn. Wel duidelijk is dát armoede het dagelijks leven bepaalt, hetzij in allerlei gradaties. Als buitenstaander heb ik de indruk dat hoe verder in de aldeas men leeft, welhaast afgesloten van de buitenwereld, des te armer men is. Door die slechte bereikbaarheid hebben de boerenhuishoudens nog minder toegang tot basisbehoeften als drinkwater, gevarieerd voedsel, medicijnen en onderwijs. Deze mensen kunnen alle steun gebruik­ en, en zeker die van de Asociación. "De gemeenschap" waar de Asociación op doelt, telt niet minder dan honderdduizend personen. Het streven "de gemeenschap als geheel" te ontwikkelen, in de breedste zin van het woord (zie paragraaf 3.4), kan nobel zijn, maar in de praktijk blijkt de doelstelling te hoog gegrepen. Zeker, de Asociación heeft veel bereikt sinds de oprichting in 1988. Vele duizenden mensen hebben profijt van de mogelijkheden en voorzieningen die de organisatie aanbiedt. In korte tijd wist de kleine vereniging van koffieboeren zich uit te breiden tot een maatschappelijke dienstverlener van formaat. Met dertien projecten op gebied van economische, sociale en culturele ontwikkeling, kan de Asociación zich tegenwoordig met recht een belangenorganisatie noemen. Voor de leden betekent de organisatie dan ook dat zij verzekerd zijn van werk en een regelmatig inkomen. Bovendien hebben zij de kans zich te ontwikkelen. Basiseducatie, alfabetisering, het opzetten van een eigen winkeltje of moestuin. Dit is slechts een greep uit de kansen die de Asociación hen biedt. Uit eigen beweging zouden veel Chajulenen dit soort mogelijkheden niet hebben. Maar door zich aan te sluiten bij de organisatie krijgen zij toegang tot voorzieningen die anders onbereikbaar zouden zijn. Dit neemt niet weg dat voor de Asociación een kritische zelfanalyse noodzakelijk is. Voortdurende reflectie en evaluatie is onmisbaar om het eigen functioneren te beoordelen. Dat gebeurt nu te weinig. Als onderzoeker concludeer ik dat de Asociación zichzelf, door de behaalde successen, is gaan overschatten. De werkwijze wordt daardoor niet meer onder de loep genomen, maar als vanzelfsprekend doorgezet. Het (centrale en lokale) bestuur is zich hiervan meestal niet bewust. In mijn observatie viel op dat zij voortdurend bezig is vooruit te kijken. In haar beleid tellen het heden en de toekomst. Op zich prima, daar gaat het ook om. Bovendien is het begrijpelijk dat men zich liever niet te veel bezighoudt met het traumatische oorlogsverleden. Anderzijds heeft de repressie een sterk bindend effect gehad op de mensen. Om er een hoopvolle wending aan te geven, zou het gedeelde leed meer kunnen worden aangewend om de strijd voor de gezamenlijke toekomst aan te gaan. Terugblikken op het verloop van de projecten hoort óók bij het heden. Wanneer dit zou gebeuren, zou de organisatie moeten erkennen dat het juist "the most vulnerable" (zie paragraaf 4.3 en hoofdstuk 5 en 6) zijn die buiten de boot vallen. Mario Coolen van Solidaridad stelt: "Veel is geïnvesteerd in de vorming van bekwame leiders met verstand van goed beheer" (2002, p.67). Maar in mijn eigen observatie ontbreekt het deze "bekwame leiders" deels aan een bewustzijn dat de problematiek van de meest kansarme groepen behelst. In die zin is empowerment van de leidinggevenden dan ook een eerste vereiste. Ik ben van mening dat de aandacht van de Asociación méér gericht moet worden op deze mensen, voor en door wie zij oorspronkelijk is opgericht. Doet de organisatie dit niet, dan zal zij

99 moeten erkennen haar doel voorbij te schieten, en de bestemming herzien. Van werkelijk "spreken met één stem" kan anders geen sprake zijn. Zo biedt de algemene ledenvergadering de leden niet voldoende gelegenheid hun verhaal te doen. Terwijl het daar juist om te doen is: ervaringen uitwisselen opdat er lering uit wordt getrokken. Hierbij moet ik opmerken dat ik zelf niet bij de jaarvergadering ben geweest. Maar in mijn contact met de leden van verschillende projecten, kwam dit herhaaldelijk naar voren. Wel heb ik een aantal vergaderingen bijgewoond van zowel het koffieproject als het textiel- en ambachtenproject. Daar werd bevestigd wat ik al gehoord had: de coördinator en bestuursleden praatten, terwijl de leden luisteren. Hoewel op de agenda een "vragenronde" stond vermeld, trok het bestuur zich altijd zo snel weer terug, dat dit er niet van kwam. Als de Asociación daadwerkelijk de individuele empowerment van haar leden wil stimuleren, zal zij echt beter moeten gaan luisteren. En bereid zijn de eigen tekortkomingen en misvatting onder ogen te zien. Ik sluit me in deze conclusie dus aan bij Jo Rowlands, die stelt dat: "For development agencies to prioritise an empowerment approach and play an ejfective role, it wil/ be essential for them to be able to monitor and evaluate their work in an appropriate way. The methodology ofthe evaluation process is important, and women1 themselves must be actively involved in the negotiation ofthe criteria by which their empowerment wil/ be evaluated; which could in itself enhance empowerment" (1997, p.139/140). Uit hoofdstuk 5 blijkt dat individuele koffieboeren die met wanbeheer van de regels worden geconfronteerd, niet in opstand komen tegen de Asociación. De persoonlijke empowerment ontbreekt in deze. Anderzijds zien we dat veel vrouwen van de Asociación wel een individuele empowerment ervaren. Door het werk buitenshuis in het Tejidos y Artesanias project zijn zij zelfVerzekerder, en hun bijdrage aan het gezinsinkomen is een persoonlijke bron van voldoening. Regelmatig heb ik de vrouwen horen zeggen: "Door mfj kunnen mijn kinderen naar school" of: ''Als de Asociación er niet was had ik nooit leren lezen en schrijven. Nu kan ik brieven versturen naar familie en de formulieren van de gemeente invullen". Dit soort uitspraken wijzen op een persoonlijke empowerment. De leer­ lingen van het Centro de Desarollo ondervinden ook empowerment, in alledrie vormen (zie paragraaf 2.5). Behalve de praktijklessen in landbouw, krijgen ze basisvakken als Spaans, biologie, natuur- en aardrijkskunde en geschiedenis. Het project geeft hen bovendien de kans zich te verdiepen in de eigen, traditionele cultuur. Volgens mijn observatie is het voor de Ixiles belangrijk dat de jeugd de gebruiken, rituelen en normen in ere houdt. Het feit dat de jongeren zich ontwikkelen ten dienste van de gemeen­ schap, is ook een vorm van collective empowerment. Zoals we zagen geldt dit niet uitsluitend voor de leden van de Asociación. Ook anderen hebben baat bij het werk dat zij doet én oplevert. Zo helpt de juridische afdeling van de Asociación de retornados met de ingewikkelde eigendomsbepaling van het land. Ook worden leningen verstrekt om de akkers opnieuw te cultiveren. Leden én niet-leden kunnen aankloppen bij de Asociación. De organisatie verleent bij bepaalde zaken voorrang aan de eigen socios, maar stelt alles in het werk om eenieder die daarom vraagt, te ondersteunen.

100 Dit zien we bijvoorbeeld terug bij de emisora, die speciaal is opgericht voor de gemeenschap als geheel. Van dit project kunnen we zeggen dat het wel in die opzet geslaagd is. Helaas is het óók zo dat veel campesinos niet het initiatief nemen hun situatie te verbeteren. Daar waar de Asociación de kans biedt, maar die niet benut wordt, ligt de verantwoordelijkheid bij de mensen zelf. Ook voor hen geldt dat zelfreflectie geboden is. Dat fair trade bijdraagt aan empowerment, lijdt in het geval van de Asociación geen twijfel. Enerzijds zijn de koffieboeren beter af vanwege de meerprijs die ze ontvangen. Door dit extra geld zijn reeds vele additionele zaken aangekocht zoals de Beneficio en de vrachtwagen en jeep voor het transport. Bovendien zijn de boeren, door de langdurige handelsrelatie via Max Havelaar (zie paragraaf 3 .6), verzekerd van afname. Zonder de "eerlijke handel" waren andere projecten zoals het Centro de Desarollo en de Emisora waarschijnlijk (nog) niet gerealiseerd. En zou de Asociación geen

2 beroep kunnen doen op de buitenlandse sponsors , die aanfair trade verbonden zijn. We kunnen dus stellen dat fair trade in het geval van de Asociación een zeer belangrijk instrument is voor de ontwikkeling van de organisatie. Fair trade wil kleine producenten méér bieden dan een betere prijs: "Economische vooruitgang moet gericht zijn op gemeenschapsontwikkeling. Onderwijs, gezondheidszorg, een gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen en aandacht voor de eigen culturele identiteit zijn daarbij de belangrijkste aandachtsgebieden" (Roozen & van der Hoff, 2001, p.142). Naast economische vooruitgang vindt in Chajul inderdaad gemeenschapsontwikkeling plaats, zoals blijkt uit eerder beschreven voorbeelden. Zowel onderwijs als gezondheidszorg behoren tot het werkterrein van de Asociación. De culturele identiteit wordt benadrukt in verschillende projecten. Maar van een "gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen" is geen sprake. Zoals we zagen zijn er veel minder vrouwen dan mannen lid van de Asociación. Onder de bestuursleden is maar één vrouw. In tegenstelling tot de rest van het bestuur heeft zij feitelijk geen inspraak (zie paragrafen 4.3 en 6.2.2). Zelf had ik dan ook de indruk dat Juana alleen in het bestuur is opgenomen om de buitenlandse partners tevreden te stellen. De waarnemer van de FLO, die begin dit jaar een "inspectiebezoek" bracht aan de Asociación, merkt eveneens op dat "Only one woman is part ofthe main board, mrs. Juana Caba Caba, but it is evident that she does not get many opportunities to take decisions" (Martha Rosales, 2002, p.6). Ook hier geldt dat de Asociación de officiële doelstelling niet in de praktijk weet te brengen. Participatie en inspraak van vrouwen zou volgens het reglement namelijk net zo zwaar wegen als die van mannen. Maar in de dagelijkse omgang is duidelijk te zien dat de mannen het voor het zeggen hebben. Mij is door Philomena Essed wel eens "té veel cultuurrelativisme" verweten. In zekere zin had zij gelijk, hoewel ik vind dat de lokale cultuur (en de daaruit voortkomende gebruiken en nonnen) altijd beschouwd in plaats van beoordeeld moet worden. Zeker door antropologen. Maar wanneer een volksorganisatie als de Asociación in woord én geschrift claimt

1 Rowlands doelt op de vrouwen in ontwikkelingsprojecten met wie zU werkte in Honduras. 2 Het Duitse Naturland, de Amerikaanse Interamerican Development Bank en verscheidene Italiaanse donateurs.

101 vrouwen gelijk te behandelen, en vervolgens in naam van "onze cultuur" het tegenovergestelde doet3, mag zij daarop beoordeeld worden. Mijn oordeel luidt dan ook dat de organisatie vrouwen behandelt als minderwaardig. Dit geldt in ieder geval op gebied van besluitvorming en meningsuiting. Ook schiet de Asociación tekort bij het betrekken van vrouwelijke leden. Zoals we zagen in onder andere paragraaf 6.1, ligt de focus bij de jonge generatie. Oudere vrouwen worden in die zin nauwelijks gestimuleerd aan hun ontwikkeling te werken. Wat "gelijke behandeling" betreft, heeft de Asociación dus nog een lange weg te gaan. Samenwerking met organisaties als ADMI, die zich specifiek richt op vrouwen en empowerment, zou de vernieuwing kunnen bevorderen. De gendertraining die reeds door ADMI georganiseerd wordt, zou ook voor vrouwelijke (aspirant) leden zinvol zijn. Het bestuur van de Asociación moet dan wel bereid zijn op gelijk niveau met het, uitsluitend vrouwelijk, bestuur van ADMI samen te werken. Bij het verstrekken van krediet zou de Asociación het voor vrouwen aan­ trekkelijker moeten maken ook daadwerkelijk betaald werk te gaan verrichten. Anderzijds maken de "eerlijke handelsvoorwaarden" het voor de allerarmsten welhaast onmogelijk te participeren. Terwijl de Stichting Max Havelaar als doelstelling noemt: "to promote the realization ofprograms, that tend to improve the economie, education and health situation, with special attentionfor the most vulnerable" (Coffee Producer Profile, 1999), sluit zij juist "de meest kwetsbaren" uit. Vanwege de hoge lidmaatschapskosten en regelgeving van de Asociación kunnen deze mensen zich niet bij de organisatie aansluiten. Indien de drempel verlaagd zou worden, zou de Asociación zonder meer groter worden, en dus meer draagvlak creëren. Doordat onder mijn informanten ook niet-leden waren, heb ik kennis kunnen nemen van de nadelen van fair trade in de praktijk.

7.2. Naar een globalisering van onderaf

"Zijn we in ons gedrag deel van de oplossing ofdeel van het probleem ?".Deze toepasselijke vraag stellen Roozen en van der Hoff zich (2001, p.111). Als Westerse consumenten kunnen we niet spreken van "eerlijke handel" zonder ook óns aandeel kritisch te beschouwen. Wij zijn het immers die de toenemende globalisering in de hand werken, door zo veel mogelijk zo goedkoop mogelijk te willen. Onze cultuur is doorspekt van materialisme en overconsumptie. Onder het mom van mondiale éénwording, is het in feite de mondiale ongelijkheid die wordt vergroot door het verdwijnen van (handels)grenzen, zoals we zagen in hoofdstuk 2.

3 Het meest typische voorbeeld is dat van Rosa, de persoonlijke secretaresse en assistente van de voorzitter van de Asociación. Als enige vrouw in dienst van de administratieve afdeling, was 7ij trots op haar functie en een aanspreekpunt voor velen. Tijdens mijn verblijf in Chajul ging het gerucht dat Rosa zwanger zou zijn. Er werd schande van gesproken, want ze was niet getrouwd. De roddels waren niet van de lucht. Toen Rosa toegaf zwanger te zijn, maar niet wilde zeggen van wie, werd ze op staande voet ontslagen. Later bleek dat ze een kortstondige affaire had gehad met één van haar -getrouwde­ collega's. Na Rosa's ontslag vertelde hij tegen iedereen (ook mij) dat ze haar verdiende loon had gekregen omdat ze zich als een hoer had gedragen ... Zijn collega's vielen hem bij, terwijl hij als getrouwde man geen enkel commentaar kreeg op zijn overspel. Later vernam ik dat Rosa Chajul had verlaten, uit schaamte voor haar ongewenste kind.

102 Wij kunnen onze levenswijze alleen maar aanhouden omdat anderen dat niet kunnen. Toch claimen we het recht op een constante economische groei en zijn we diep verontwaardigd wanneer de Rijksbegroting een afname van de koopkracht voorspelt. Hoe kunnen we spreken van éénwording, terwijl we aan de armoede voorbij gaan door onze welvaart als vanzelfsprekend te nemen? De onrechtvaardigheid kent een enorme omvang. Alleen door solidariteit en wijsheid kan deze gereduceerd worden. Frans van der Hoff onderscheidt wijsheid van kennis, die louter technische oplossingen aandraagt: "Wijsheid heeft te maken met het vermogen van de mens om prioriteiten te stellen, grenzen te accepteren, keuzes te maken" (2001, p.70). Wijsheid gaat dus om normen en waarden. Deze zouden meer moeten worden aangewend om een rechtvaardiger situatie te scheppen en armoede te reduceren. Solidariteit is mijns inziens de belangrijkste waarde om een rechtvaardiger samenleving te bewerkstelîigen. Het gebrek aan soiîdariteit was één van mijn beweegredenen om naar Guatemala te gaan. Het verbaasde me te zien hoe om mij heen de mensen mateloos consumeren. Ik was verontwaardigd door de vanzelfsprekendheid waarmee men almaar néémt, maar zo weinig geeft. Aan anderen dan de directe naasten, bedoel ik dan. Mijn opvattingen zag ik terug in het motto van fair trade: "ondernemen tegen armoede" (Nico Roozen, 2001, p.58). Solidariteit is ook de basis vanfair trade. De consument wordt niet alleen op de hoogte gebracht van de problemen waarmee kleine producenten te kampen hebben, maar heeft ook concreet de mogelijkheid om het consumentengedrag te veranderen. Immers, "om veranderingen in de derde wereld te bewerkstelligen, zullen we goed naar onze eigen samenleving moeten kijken: naar de politieke keuzes en de organisatie van de economie" (Roozen & van der Hoff, 2001, p.111). Op deze basis kanfair trade een wezenlijk fundament vormen voor een alternatieve globalisering. Fair trade is handel, maar het voornaamste verschil met de huidige vrijhandel is gelegen in de economische weerbaarheid van mensen. Het gaat om partnerschap; een wederkerige relatie die luisteren en overleggen omvat. Structuurverandering hier én dáár. In het geval van Max Havelaar zijn de handelsvoorwaarden erop gericht maatschappelijk verantwoorde producten te laten doordringen tot de markt. Juist om de producenten aan de onderste kant van de maatschappij de kans te geven zich te empoweren. Zoals we kunnen afleiden uit de casestudie van de Asociación, zijn de voorwaarden voor de boeren echter niet altijd haalbaar. Terwijl velen gebaat zijn bij de faire condities, kunnen veel anderen zich niet aansluiten door de hoge instapeisen. Het is dus zaak dat zowel de Stichting Max Havelaar als de Asociación zelf, alert blijven op de behoeften van de mensen om deelname aanfair trade zo laagdrempelig mogelijk te maken. Eén stap in de goede richting zou zijn om de inschrijfkosten voor nieuwe leden (ver) te verlagen. Ook zou geïnvesteerd moeten worden in diversificatie, zodat de boerenfamilies voor hun inkomen niet van koffie alléén afhankelijk zijn. Het Mexicaanse UCIRI doet bijvoorbeeld al aan verscheidenheid in landbouw. Behalve koffie verbouwen de boeren er sinaasappelen en abrikozen. Met de frambozen en bramen uit de omgeving worden de vruchten verwerkt tot jam voor de export. Met de nodige aanpassingen aan de lokale omstandigheden, kan fair trade wel degelijk verandering teweeg brengen. Globalisering is in volle gang, dat valt niet terug te draaien. Het gaat ook

103 niet om een keuze vóór of tegen globalisering. Het lijkt me alleen belangrijk om twee uitersten, die beide even onwenselijk zijn, te vermijden. Deze uitersten worden door Ton Lemaire omschreven als: enerzijds een globalisering die ons overrompelt en tot een solitair en eenzaam individu maakt, consument op de wereldmarkt en onverschillig tegenover enige binding met zijn omgeving. En anderzijds een vlucht in de illusoire geborgenheid en zekerheid van een lokale traditie, etniciteit, sectie, natie ofkerkgenootschap waarbij soms de band met de woongemeenschap wordt gemystifi­ ceerd" (in: Hoebink e.a., 1999, p. 211). De omstandigheden waaronder internationale samenwerking en handel tot stand komen, zijn evenwel te sturen. Een actieve overheid in plaats van een terugtredende, dient daartoe een zogenaamde enabling environment (Roozen & van der Hoff, 2001, p.273) te scheppen. Globalisering van onderaf verlangt een grootschalige participatie van burgers. Civieie actoren zoals vakbonden, mensenrechten­ en milieuorganisaties spelen een belangrijke rol bij de intemalisatie van sociale en ecologische duurzaamheid. Zij kunnen een tegenwicht bieden tegen marktprocessen die een maatschappelijk ongewenste uitkomst hebben. Op lokaal niveau zou ook de Guatemalteekse Asociación een dergelijk rol kunnen gaan spelen. Indien zij haar leiders maant tot meer sociaal en genderbewustzijn, haar doelstellingen bijstelt dan wel haar drempels verlaagt, kan ze werkelijk uitgroeien tot de ''gezonde belangenclub voor de hele streek", waar Rineke van Houten (2000, p. 7, zie paragraaf 1.1) op vooruit liep. Net als Joke Schrijvers heb ik hopelijk laten zien dat je er als onderzoeker met een "notie van onderop" nog lang niet bent. De notie is immers een constructie die "weliswaar in woorden een bepaalde overtuigingskracht heeft, maar in de praktijk niet eenvoudig te hanteren is" (in: Hoebink e.a, 1999, p.385). De lokale condities maken het nog ingewikkelder. Gender- en etniciteitconstructies zijn, met elk daaromheen, een heel eigen dynamiek van machtsverhoudingen die tegelijkertijd met elkaar verweven zijn. Ik laat het dan ook aan Rigoberta Menchó om af te sluiten, die toepasselijk conclu­ deert: "Not even anthropologists or intellectuals, no matter how many hooks they have, can find out all our secrets ".

Catelijne van de Casteel

104

literatuur

ADMI (Asociación de la Mujer Maya Ixil) & Lykes, Brinton M. 2000 Voces y Imágenes: Mujeres Maya lxiles de Chajul / Voices and Images: Mayan lxil Wamen ofChajul. Victor Herrera de Magna Terra Editores, Guatemala.

Aguilera 1980 Counterinsurgency in Guatemala. In: Latin American Perspectives, Issue 25, Voll. 7, no.2.

Anacafé 1998 Manual de Caficultura. Asociación Nacional del Café, Guatemala Ciudad, Guatemala.

Anderson, Mary B. 1996 Development and Soda/ Diversity. Development in Practice Readers, Oxfam (UK and Ireland).

Asocaición Chajulense Vá'l Vaq Quyol 2000 Informe de las labores realizades durante el ano '99. 2000 Plan de Trabajo 2000.

Batliwali, Srilatha 1994 The meaning of Wamen 's Empowerment: New Concepts from Action. In: Germain, Sen and Chen (ed.): Population Policies Reconcidered: Helath, Empowerment and Rights, Cambridge, Harvard School of Public Health, p.127 - 138.

Beekman, Bert 1989 Max Havelaar: koffie met toekomst. Producenten en consumenten op weg naar een rechtvaardige wereldhandel. Brouwer Offset, Utrecht.

Brokken, Jan 1997 De hand van Anna Cava. Hoog in de bergen van Guatemala.(in: Nieuwe Oogst. Tien Jaar Max Havelaar, pp.31-42).

Bronstein, Audrey 1982 The Tripple Struggle. Latin American Peasant Wamen. WOW Campaigns Ltd., London.

Buk, Marianne van & Gon, Aleid Denier van der & Hansma, Monique 1993 Vrouwen in de koffie: een onderzoek bij drie koffiecoöperaties in Costa Rica en hun alternatieve handelscontacten Buk, Marianne. Cahier, Jaargang 2, nr.3, p.18-27.

Bussink, Michiel 1993 Boerenstrategieën tussen ekosysteem, markt en voedselzekerheid Een case-studie in Runde Communal Area, Zimbabwe. Derde Wereld Centrum/ Ontwikkelingsstudies, Katholieke Universiteit Nijmegen.

Cambranes, J.C. 1985 Coffee and Peasants in Guatemala. Universidad de San Carlos de Guatemala.

105 Chase-Dunn, (ed.) 2001 Globalization on the Ground. Postbellum Guatemalan Democracy and Development. Rowman & Littlefield Publishers, Ine. Boston.

Conradi, Peter & Eshuis, Fenny 1997 Thee van goede komaf Met het keurmerk van Max Havelaar. De Stichting Max Havelaar, Drukkerij Schuttersmagazijn.

Consejo Municipal de Desarollo 1993 Plan Municipal de Desarollo Humano. Municipio de Chajul-El Quiché. Versio Pre­ liminar Borrador, No. 2.1.

Coolen, Mario 1998 Mensen van mais. Gedachten, gebeden, legenden van de Maya's. (Solidaridad) Drukkerij Macula, Boskoop.

Coolen, Mario 2000 Hart van de Maya's. Over cultuur, spiritualiteit en strijd. Solidaridad, Utrecht.

Coolen, Mario 2002 Hart voor de aarde. Cultuur, spiritualiteit en mensenrechten van Maya's in Guatemala. Solidaridad / BACLA.

Costello, Patrick 1999 Guatemala: Historica! Background. Internetartikel verschaft door CEDLA, p.1-8.

COVERCO 2000 Coffee Workers in Guatemala. A survey of Working and Living Conditions on Coffee Farms. Commission for the Verification of Codes of Conduct ( COVERCO).

Denaux, Guillermo (FLO monitor for Central America) 1999 Report on a visit to Asociación Chajulense Va'! Vaq Quyol. Genera/ Assembly, 28 and 29 april, 2000. FLO International, San Salvador, El Salvador.

Dirks, Bart 2000 ''Kwaliteit koffie niet gebaat bij lage prijzen". Directeur Hans Bolscher van Max Havelaar bepleit gedragsregels voor koffiebranders. NRC Handelsblad, november 2000.

Falla, Ricardo 1994 Massacres in the jungle. Jxcán, Guatemala, 1975-1982. Westview Press, Ine" Colorado.

Fair Trade Organistie 2001 Handelskrant. Jaargang 22, nr.2, april. Handelskrant. Jaargang 22, nr.3, juli.

Fluitman, René 1998 Max Havelaar Koffie: Tussen handel en idealisme. Een studie naar de effecten van Max Havelaar koffie bij een viertal boerenorganisaties in Guatemala. Derde Wereld Centrum / Ontwikkelingsstudies, Katholieke Universiteit Nijmegen.

Forrester, Viviane 2000 De terreur van de globalisering. Uitgeverij Byblos, Amsterdam.

106 Gijsbers, Wim 1996 "Er heerst hier geen klimaat voor verzoening". Vrede in Guatemala nog ver weg. In: La Chispa, nr.3, p.10-15.

GKN 1980 Coöperaties en boerenstrijd in Guatemala. Uitgeverij de Utbuyt, Wageningen.

GKN 1992 Ik wil jullie mijn verhaal vertellen. Het leven van vrouwen in Guatemala. Stichting Guatemala Komitee Nederland, Utrecht.

Gresser, Charis &Tickell, Sophia 2002 Mugged. Poverty in your coffee cup. Oxfam International.

Handelskrant (Fair Trade Organistaie) 2002 Jaargang 23 nummer 4

Hoebink, Haude & Van der Velden (red.) 1999 Doorlopers en Breuklijnen. Van globalisering, emancipatie en verzet. Opstellen aan­ geboden aan Gerrit Huizer. Van Gorcum & Comp., Assen.

Hoff, Frans van der 1985 Organiseer de Hoop. Het verhaal van de Mexicaanse boerencoöperatie UCIRI. (samenvatting) Solidaridad, Utrecht.

Hoff, van der Frans 1992 Organizar la Esperanza. Teologia India Rural. Uitgeversmaatschappij Kok, Kampen.

Hoogkamer, Thomas 1998 Koffie, Migratie en Overleven. Cahier, Jaargang 7, nr.l, p.22-28.

Houten, Rineke van 2000 Indianen uit Guatemala spreken met één stem. Max Havelaar Nieuws, Jaargang 3, nr. 1, p.6-8.

Iperen, Art van 1998 "Onderdrukking in Guatemala gaat gewoon door" in: de Volkskrant, l december 1998, p.4.

Keulen, Jan 1995 Guatemala: mensen, politiek, economie, cultuur. Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam/ Novib, 's Gravenhage.

Latin American Studies 1999 lftruth be told. Aforum on Stol/ and MenchU. Issue 109, Volume 26, Nr. 6.

Lykes, M.B. 1996 Meaning making in a context ofgenocide and silencing. In: M.B. Lykes, A. Banu­ azizi, R. Liem & M. Morris, Myths about the powerless: Contesting social inequa­ lities (pp.159-178). Temple University Press, Philadelphia.

107 Max Havelaar Magazine 1998 Jaargang 1 nummer 1 (november) 1999 Jaargang 2 nummer 2 (juni) nummer 3 (september) nummer 4 (december) 2000 Jaargang 3 nummer 2 (juni)

Menchu,Rigoberta 1998 Kleindochter van de Maya's. De Geus, Breda.

Miel Maya Honig 2001 Terug naar Guatemala. Uitgeverij van Halewyck, Leuven.

Mies, Maria & Siva, Vandana 1993 Ecofeminism. Femwood Publications, Zed Books.

Milieudefensie 2002 Wat is er mis met de WTO? Een uitgave van Milieudefensie, Amsterdam, p.1-8.

Mooser, Rob & Vanhommerig, Ruth 1984 Als het licht wordt gaan we koffie plukken. Uitgeverij de Uitbuyt, Wageningen.

Pruim, Frida 2002 "Actievoeren geeft onderzoek een extra dimensie". Interview met Joke Schrijvers in: Opzij, nr.6, 30e jaargang.

Ramirez, L.A., Rivera, D.M., Xinic Bop, R.D. 1998 Diccinario lxil de San Gaspar Chajul. Proyecto Lingüîstico Francisco Marroquin (P.L.F.M.) y Asociación Chajulense Va'l Váq Quyol, La Antigua Guatemala.

Rodriguez, Luisa F. 2000 "6 milliones viven en la pobreza" in: Prensa Libre, 11 de octubre de 2000, p. 8.

Rodriguez, Luisa F. 2001 "Piden erradicar pobreza y golpes" in: Prensa Libre, 13 de octubre de 2000, p.5.

Roo, Alexander de & van Tilburg, Rens 2000 "Europa, breek Amerika's financiële heerschapp{j". In: Trouw, 22 september 2000.

Roozen, Nico & Hoff, Frans van der 2001 Fair Trade. Het verhaal achter Max Havelaar-koffie, Oké-bananen en Kuyichi-jeans. Van Gennep, Amsterdam.

Roozen, Nico 2002 "Resultaat Max Havelaar is mager" in: de Volkskrant, 30 maart 2002.

Rosales, Martha (FLO monitor for Centra} America) 2002 Report Format. Small Farmers' Organisations. Name of the Group: Asociación Cha­ julense Va'! Vaq Quyol. FLO International.

Rowlands. Jo 1996 Questioning Empowerment. Working with women in Honduras. Oxfam, United King­ dom and Ireland.

108 Scott, James C. 1985 Weapons ofthe Weak. Everyday Forms ofPeasant Resistance. Yale University Press.

Schuurman, Frans & Heer, Ellen 1992 Social Movements and NGO's in Latin America. A case-study ofthe women's move­ Ment ofChile. NICCOS, Verlag Breitenbach Publishers, Saarbrücken, .

Shiva, V andana 1991 The Violence of the Green Revolution. Third World Agriculture, Ecology and Polities. The other India Press, Mapusa, Goa, India.

Shiva, V andana 1993 Monocultures ofthe mind Perspectives on Biodiversity and Biotechnology. Third World Network, Malaysia.

Simon, Jean-Marie 1987 Guatemala: Eternal Spring, Eternal Tyranny. W.W. Norton & Company, New York.

Sitalsing, Sheila 2002 "Het economisch systeem ontbeert legitimiteit". Onderzoeker Robert Went neemt het in zijn handboek op voor de 'anders-globalisten'. Trouw, 16 januari 2002.

Solidaridadblad 2002 Jaargang 18, nummer 2. Solidaridad, Utrecht.

Stichting Max Havelaar 1999 Coffee Producer Profile. Producer registered in the FLO - CR (International Coffee Producers Register) "Asociación Chajulense Va'! Vaq Quyol". Max Havelaar Foundation, Utrecht.

Stichting Max Havelaar 1997 Jaarverslag 1998 Jaarverslag.

Universidad Rafael Landivar 1999 El siste ma juridico Ixil. Una aproximación. Instituto de Investigaciones Económicas y Sociales (IDES), Guatemala, Centro América.

Vlaams Guatemala Comité 2001 Guatemala, eeuwige lente, eeuwige strijd Antwerpen.

Vlaams Guatemala Comité 2001 Het verhaal van Guatemala en de Maya. Antwerpen.

Wearne, Phillip 1994 The Maya ofGuatemala. Minority Rights Group (MRG), Manchester Free Press, UK.

Went, Robert 1996 Grenzen aan de globalisering ? Het Spinhuis, Amsterdam.

109 INTERNET:

www.antenna.nl/gkn www.comtech.net.gt/asochajul/municipio/poblacion.htm www.comtech.net.gt/asochajul/municipio/actividades.htm www .fairtrade.net www.fairtrade.nl www.globalexchange.org/economy/coffee www.iadb.org www.maxhavelaar.nl yvww .shared-interest.com www.solidaridad.nl www.werddbµrgers.com

110 Summary

Making plans for my fieldwork theme, it was obvious thatfair trade was going to be part of it. I have always been interested in international development. From prior experience as a volunteer in a so called Fair Trade Shop, I became curious about the other side of the story, namely the part played by the small peasants in the Southem hemisphere. Because of a remarkable event in 1992, I had started occupying myself with Guatemala. Rigoberta Menchu, an indigenous woman from this Central American country, received the Nobel Peace Prize. After many years of violent civil war, the international community finally seemed to recognise the oppression of Guatemalan Indians by their own government. Reading more and more about Guatemalan polities, the working circumstances of the many small coffee producers drew my attention. I decided to combine these two fields of interest when formulating my research subject. I went to El Quiché, one of Guatemala's provinces in the centra! highland. In a town called Chajul, the developmental organisation Asociación Va'! Vaq Quyol1 is located. The foundation ofthis peasant association was laid in 1988. Through the Dutch Foundation Max Havelaar, the united coffee farmers sell their coffee under fair trade conditions. This means, among other things, that they are paid a better price than peasants in the regular coffeetrade. I wanted to find out how this specific way of trading affects the lives of the people concerned. Once I got to Chajul, it turned out to belong to an 3 extensive area of 49 aldeas2. All these villages together are known as the Triangulo Ixil • This complicated my research options, since the walking distance between the town of Chajul and the aldeas varied from 3 up to 12 hours. Another difficulty appeared to be the language. Because of the low education level amongst the dominant ethnic group, the Maya-Ixiles, most ofthem only speak their own indigenous language. The few who do know some Spanish, helped me by translating the interviews I held with peasant families. But the one intricacy that struck me most, was the aftermath of the civil war. In this highland area, the indigenous population was victimised severely during the armed conflict. Although peace was signed in 1996, the war is still very real to those afflicted. Trying to make contact, I sometimes noticed anguish and distrust from people in the aldeas. Later on it became clear to me this had to do with the traumatic past the Ixiles share. Because of the unforeseen difficulties coherent to the research area, I decided to adjust to local circumstances and shift my focus somewhat. My central question became: How and to what extent does the Asociación Va'I Vaq Quyol support it's members, especially coffeepeasants, as well as otb.er vulnerable groups, in ways of social, economical and political development ? With this comprehensive question, I enabled myselfto study not only the coffee aspect of the Asocación, but the other projects as well. In chapter 6, I describe 4 of them, illustrated by quotes of informants. To place the case of the Guatemalan NGO in it's proper context, we need to take secular developments into consideration. After all, local issues are related to what happens in the outside world. The most far-reaching phenomenon at this time is the increasing globalisation. Most economists and politicians are in favour of this ongoing process. They claim it to be a positive and desirable development, in which the market controls the direction off supply and demand. In fact, they are pro-liberalisation, and anti-government interference. We already see the growing influence oflarge multinationals and private owned companies. The "global village" is, in terms oftrade, being realised slowly but surely. What those in favour of economie globalisation usually forget to mention, are the destructive consequences for developing countries. Because of forceful institutions like WTO and 4 IMF , policy on freetrade is being formulated in a self-seeking manner. In paragraph 2.2. I gave an exposition of harmful effects this policy has on countries in the Third World. It becomes evident that instead of narrowing the giant gap between the rich and the poor, economie globalisation as we know it, paradoxically contributes to widen it.

1 The name "Va'! Vaq Quyol" is Ixil for "Speaking with one sole voice". 2 Aldeas are small hamlets, under jurisdiction of a Iarger municipality like Chajul. 3 The Ixil Triangle. 4 World Trade Organisation and International Monetary Fund.

111 In reaction to expansive globalisation, we detect an increase in counter developments. Though various, the "other globalists" have some goals in common. Creating opportunities for ordinary people to take their destiny into their own hands, is one ofthem. Therefore, empowerment is much discussed. Also, they advocate the regard ofvalues in economy and polities. Not the mere accumulation of profit should be the goal, but solidarity and respect towards others should prevail. One of the "countermovements" is known as fair trade. In short, this alternative way oftrading stands for a structural improvement of small producers' living conditions. It's three main components are: economically efficient production; social and sustainable production; and ecologically sustainable production. Contradictory to free trade,fair trade aims to promote equal competition. The hallmark Max Havelaar is the best known example of Dutchfair trade. Distinguishing different forms of power, leading to various levels of empowerment, we see an obvious correlation withfair trade. Chapter 2 leads to the conclusion that collective empowerment is most applicable to the men and women involved with the Asociación. Chapter 3 presents a summary of (recent) historical events in Guatemala with regard to the research theme. The segregation between indigenas and ladinos dates from the time of the Spanish Conquista. Ladino rule still marks contemporary Guatemala, yet the indigenous people are increasingly being acknowledged. Latin-America's longest armed struggle kept Guatemala in it's grasp for 36 years. Due to the American "war on communism", the government led by president Arbenz was overthrown by a military invasion. The United States kept supplying the Guatemalan army with weapons and expertise on warfare. "Opera/ion Succes" was meant to "free" the country from the so called red threat. The next decades, one after the other military regime took charge. Highly ranked generals and military staff got all kinds of privileges, and corruption grew. A constant sense of fear and violence ruled the country. Excessive violations of human rights took place during the seventies and eighties. The army used the scorched earth technique to show it's authority to the upcoming guerrilla in the mountainous provinces. Hundreds ofvillages were burned down, and murder of innocent people became a daily practice. The guerrilla too was responsible for the killing and torturing of peasants, the latter being caught in the middle of la conflicta armada. In the Ixil area, everyone has lost loved ones. The collective grieve still dominates daily life. But some seem to be able to translate the communal trauma into strength. The people of Chajul are still hurt by their memories, hut they are not giving up hope. The Asociación tries to implement the collective past into it's programs, in order to improve the collective future. From the main goals (as described in paragraph 4.3), we can determine the emphasis the organisation puts on empowering the community as a whole. In fact, the Asociación claims it does not distinguish women from men, or teens from adults. All people are said to be equal and therefore deserve equal chances to development. Beautifully stated, indeed. In chapters 5 and 6, however, we find out "the community" is not really being reached by the Asociación. It turns out that, although successful in many ways, their aspiration is too pretentious. Comments made by participants of different projects, reveal the shortcomings of the organisation's policy. Due to the distance between leaders and members, satisfactory communication lacks. The most important harriers are the discriminatory treatment of women, the high costs of membership, and the lack of opportunity for members to participate in decision making. On the other hand, the Asociación means a great deal to many. It pro vides a means of existence to thousands. Besides a better price for the (biological) coffee, small peasants also profit from being organised. Through the organisation, they can apply for loans, education and the common fund all campesinos contribute to. Other projects enable women to sell their weaving, or to learn to read and write. There's certainly a degree of personal empowerment that goes out from the Textile and Handicrafts project (paragraph 6.2). The education provided on the Centra de Desarrollo contributes to empowerment on both the personal and the collective level. Boys and girls who otherwise wouldn't be able to go to school, can study for 2 to 4 years in this project. The Asociación strives to make them appreciate their communities and honour their culture, so they will stay in the aldeas to help empower the communities. The radio frequency Una Sofa Voz5 is another project instrumented for the people, most of whom live in very isolated regions. Because electricity and transport are lacking for the most part, the radio is the only way of communication between villages. Besides music and news, la

5 "One single voice"

112 emisora (the transmitting station) is being used as a service hatch. People let urgent messages being aired, to reach the recipient in time. In the final chapter, we are taken back to the central question as framed in the introduction. Step by step, an (attempt) answer is formulated. Fair trade turns out to be ideologically appealing, necessary even. In reality, however, it leaves much to be desired. It seems that the Foundation Max Havelaar contradicts itself. Besides the financial advantage for peasants already associated, it's rules for new participants are too demanding. While stating to support those in most need, Max Havelaar excludes exactly those by their "fair" conditions. Obviously, the Asociación ánd Max Havelaar need to improve their communication. Their rank and file as well as their trading partners, should be able to participate democratically. A transparent registration of all parties involved is required. Empowerment of the community as a whole, is not yet the case. It will take the Asociación much effort and self criticism. If the board of directors is not willing to search it's own heart, it should change their goals. Considering globalisation, I suggest another angle of incidence. As we have seen, current globalisation is not profitable for the people on the bottom of society, in particular those in the agrarian sector. Because of increasing competition, they are stimulated to produce more and more of the same erop. This ieads to monocultures and eniarges dependency. Therefore, I suggest it wouid be sensible for small peasants to create more diversity in the crops they're growing. Also, power from within (paragraph 2.5) cannot be ensured by the Asociación. People should stand up for themselves more, to make structural changes. Once at a level of personal empowerment, the organisation can enlarge this. "Globalisation from below" (paragraph 7.2) is what I finally advocate. It's an alternative type of globalisation, in which equality and solidarity are the groundwork. We need more wisdom, not just knowledge. In such a grassroots approach, civil society plays a fundamental role. Unions, human rights - and environmental organisations are able to internalise social and ecological sustainability. Local knowledge, as possessed by development organisations like the Guatemalan Asociación, can make a difference in such a model of globalisation. With the proper adjustments and changes,fair trade can also contribute to an equitable division of commodities and opportunities.

113