Download Scans
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
12e JAARGANG 1e KWARTAAL 1947 PHILOSOPHIA R·EFORMATA ORGA,AN VAN DE VEREENIGING VOOR CALVI NISTISCHE W!JSBEGEERTE ONDER REDACTIEVA~J DR J. BOHATEC DR J. H. DIEMER DR H. DO 0 YEW EERD DR H. G. STOKER DR C. VAN TIL DR D. H. TH. VOLLENHOVEN UITGAVE J.H. KOK N.V KAMPEN HOOFOREDACTEUR: Prof. Dr H. DOOYE"\VEERD, Or anje Nassaulaan 13, Al\iSTERDAl\I-ZUID REDACTIELEDEN: Dr J. BOf-IATEC, \VEENEN Dr J. H. DIEMER, GnO?\IXGE:\ Dr H. G. STOKER, POTCIIEFSTTIOO:\1 Dr C. V.A..l~ TIL, PHILADELPHIA - Dr D. H. TIl. 'VOLLENIIO\'EN, Al\ISTETIDAI\1 Secretariaat: Dr .1. P. A. Mekkes, Waalsdorperweg 245, 's Gravenhage INHOUDSOPGAVE pag. OXTWERP ENER AESTHETICA OP GROXDSLAG DER \VIJSBEGEERTE DER \VETSIDEE, II, door H. R. ROOK.l\lAAKER 1 OPVOEDI:"JG, ONDER\VIJS, SCI-lOOLVERBAKD, I, door DR K J. POPMA. .......... 36 CALYIXISME EN VOLKEKRECHT, door DR J R. STEL- LINGA •............ .. 42 ONTWERP ENER AESTHETICA OP GRONDSLAG DER WIJSBEGEERTE DER WETSIDEE DOOR H. R. ROOKMAAKER. § 10. Stijl en schoonheid aan niet-aesthetisch gequalificeerde structuren. Schoonheid aan natuurdingen is een stijlloze schoonheid 53), immers, deze schoonheid is gefundeerd in de leidende functie van het (in één van de natuurzijden gequalificeerde) ding en dus niet in de (historische) beheersende vorming. Aan alle structureel in de historische functie ge- fundeerde objectieve dingstructuren kunnen we echter stijl herkennen; het ding is immers tot stand gekomen in een menselijke vormingsarbeid.. Stijl is dus geen „privilege" voor kunstwerken, voor aesthetisch-gequa- lificeerde dingen. Zo merken we schoonheid, stijl op aan sociaal-ge- qualificeerde structuren als stoelen, glaswerk, wasbakken etc. etc. In het algemeen noemt men glaswerk, „kunstsmeedwerk" 54) en andere sociaal- gequalificeerde, historisch-gefundeerde structuren, kunstnijverheid. Hierbij hoeft men, als uit bovenstaande blijkt, geen bezwaar te maken tegen de term als zodanig, indien men maar voor ogen houdt dat men hier niet te doen heeft met kunstwerken. Soms noemt men mooi aarde- werk (als b.v. vazen), kunstsmeedwerk e.d. ook wel decoratieve kunst, tegen welke benaming wel bezwaar is aan te tekenen, daar decoratieve kunst, als in het volgende hoofdstuk zal blijken, een geval van enkapsis is, waarbij de beeldende kunst gebonden is. Daar in een zekere cultuur alle structuren gefundeerd zijn in de- zelfde historische beschavingsontwikkeling en alle „dezelfde" aesthe- tische functie bezitten, zullen wij daarin een zekere stijleenheid, ook bij de dagelijkse voorwerpen, opmerken. Zo konden we in § 3 als voorbeeld voor de stijl van de middeleeuwen het kerkgebouw nemen, daar deze, hoewel geen aesthetisch-gequalificeerde structuur, toch wat betreft zijn stijl representatief voor de kunst van die tijd is. De bedoelde stijleenheid komen we ook in onze hedendaagse wereld tegen; men denke aan de stijl van auto's 55), treinen, radio's, meubels, bestek, reclameplaten etc. Eigenaardig is het dat de eigenlijke kunst 53) Stijlloos is hier niet depreciërend gebruikt, zoals trouwens wel vanzelf spreekt. Bij kunstwerken en andere cultuurvormsels is de term stijlloos wel depreciërend, daar aangegeven wordt dat een van de aesthetische retrocipaties niet op de juiste wijze tot zijn recht komt, dat daardoor niet aan de schoonheids- norm is voldaan. 54) Hekken, lampen, asbakken e.d. 55) „Streamline" in minder een economische dan wel een stylistische eis. Phil. Ref. '47 1 2 H. R. ROOKMAAKER hier min of meer buiten kan vallen. Als dit het geval is, zoals vaak b.v. bij de moderne irrationalistische kunst, blijkt dat de kunstenaar zich, anti-normatief, niet wil onderwerpen aan de continue historische ontwikkelingsgang; zijn kunst zal dan ook niet voldoen aan de smaak (sociale analogie) van zijn tijdgenoten. De hierboven genoemde eenheid van stijl aan kunstvoorwerpen (schil- derijen e.d.), kunstnijverheidsvoorwerpen (vazen, schemerlampen e.d.) en andere gebruiksvoorwerpen (radio's, telefoons, e.d.) is de noodzake- lijke voorwaarde om te komen tot een aesthetische eenheid bij het inrichten van een huis e.d. En deze eenheid is een aesthetische eis: men bedenke wat vroeger bij de behandeling van de logische en getals- analogie is gezegd. In strijd met bedoelde logische analogie was ook het feit, dat men nog niet zo lang geleden bij mailschepen e.d. het interieur eclectisch vormde door dooreenmenging van allerlei stijlen (wat op zichzelf al strijdt met genoemde norm) in tegenstelling tot het „uiterlijke" aanzicht van het schip, dat modern was. Bij de schepen die men de laatste jaren heeft gebouwd heeft men deze fout niet meer gemaakt (Queen Mary, Oranje e.d.) . Dat stijl, schoonheid, niet het privilegie zijn van kunstwerken komt wel duidelijk uit in de bouwkunst. Immers, bouwkunst behoort tot de sociaal-gequalificeerde structuren en toch kan men juist aan de bouw- kunst heel goed de verschillende stijlperioden bestuderen; ja, verschil- lende nieuwe stijlrichtingen kwamen het eerst hierin tot uiting. Men denke b.v. aan de vernieuwing door BERLAGE tot stand gebracht, welke niet alleen in de bouwkunst, maar ook voor de beeldende kunsten een nieuwe tijd inluidde. Men kan, gezien het feit, dat de bouwkunst geen aesthetisch-gequalificeerde structuur is, bezwaren maken tegen de term bouw k u n s t. Daar deze benaming echter geheel ingeburgerd is, is het om practische redenen beter deze te handhaven. De naam echter is niet zo erg, als men maar steeds voor ogen houdt, dat men hier te doen heeft met radicaaltypisch van de kunst verschillende structuren. § 11. Een voorbeeld .. Wij willen in deze paragraaf ter nadere toe lichting van verschillende in de vorige paragrafen aangestipte standen van zaken een voorbeeld nader uitwerken. Daartoe kiezen wij de muziek van den Noord-Ameri- kaansen neger. Eerst moeten wij dan echter iets zeggen over den neger in Afrika en zijn muziek. De negers leefden en leven daar in een primitieve maat- schappij. We kunnen dan niet spreken van staat, gezin, economisch bedrijf etc., daar deze structuren zeer eng met elkaar verweven zijn en zij nog niet, zoals bij een ontsloten beschaving het geval is, zich uitge- differentiëerd hebben en een eigen gedaante met een eigen souve- reiniteit in eigen kring vertonen. Wij kunnen bij deze stamverbanden wel spreken van cultuur, maar de cultuurontwikkeling is „vastgelo- pen", zodat wij bij hen niet kunnen spreken van geschiedenis 56) . Alles, 56 ) Men vergelijke hier DR K. J. POPMA'S De vrijheid der exegese, pag. 30, ONTWERP ENER AESTHETICA 3 wat eens door vroegere geslachten is gevormd en gepositiveerd blijft statisch hetzelfde, daar het streng bewaakt wordt door de traditie. Deze traditie, waarvan de handhaver het stamhoofd is, die tevens tegelijker- tijd opperrechter, opperpriester, opperhoofd, krijgsoverste etc. is, houdt het cultuurverworvene binnen haar enge muren vast. Deze soort van culturen is volkomen verstard, daar de traditie hier niet zoals bij een ontsloten cultuur tesamen met het (eveneens historische) moment pro- gressie een continuë historische ontwikkeling bewerkt. Oorzaak van deze verstarring, dit opsluiten binnen de muren der traditie, dit gemis aan iedere progressiviteit, deze historieloosheid, is het geloof in de natuur- goden, de vergoddelijkte natuurkrachten en -verschijnselen. Hierdoor missen deze negers ieder persoonlijkheidsbesef zij zijn, voelen zich, een deel van de hen omringende natuur, waarvan zij de krachten aanbidden. Juist door het richten van de pistis op de natuurkrachten wordt het gehele ontsluitingsproces „toegeschroefd". Uitvoerig vindt u een en ander behandeld in W. d. W. III, pag. 295 e.v. en W. d. W. II, pag. 240 e.v. De negers hadden hier natuurlijk hun muziek. Het zou hier te ver voeren om de typische eigenschappen van deze muziek te gaan be- handelen. Wel dient erop gewezen te worden dat we hier niet kunnen spreken van kunst-, amusements-, dans-, sacrale muziek. De muziek vertoont juist zijn primitief karakter in het volkomen ongedifferen- tiëerd-zijn. Iedere muziek is bij hen tegelijkertijd cultisch èn sociaal "en kunst. Wel kunnen wij onderscheiden strijd-liederen, speciale gods- dienstige liederen, speciale gezelligheids-gezangen etc., maar deze ver- tonen alle dezelfde ongedifferentiëerdheid. Verschillen zullen slechts bestaan in een verschil in text. Het is principieel niet mogelijk een geschiedenis van deze neger- muziek te schrijven. Zij heeft geen geschiedenis en er is geen sprake van enige stijlontwikkeling. Zo is het dan ook heel wel te verklaren, dat men, om te weten te komen hoe de negermuziek in de 17e eeuw was, de muziek van de primitive negerstammen in het binnenland van Afrika zoals die heden ten dage is, zou kunnen bestuderen. In de loop van de zeventiende en de daaropvolgende eeuwen werden zeer veel negers als slaven naar Amerika getransporteerd. Hierdoor werden natuurlijk de oude stamverbanden uit elkaar geslagen, en daar- door was er een mogelijkheid tot differentiëring gegeven, omdat de muren van de traditie met geweld neergehaald waren. Echter was na- tuurlijk het gevaar niet denkbeeldig dat zij weer nieuwe primitieve „stam-"verbanden zouden vormen. En nu zien wij een opmerkelijk feit. De negers in Noord-Amerika, die gekerstend werden en bij wie het Christendom diep wortel schoot, komen niet meer tot het vormen van primitieve verbanden, ook niet na de burgeroorlog, als zij vrij man worden. Daartoe was de weg afgesneden doordat het hart niet meer gericht was op de natuurgoden, doordat zij in Christus vrij waren ge- worden. En, heden ten dage moge er onder de negers veel afval zijn — waar o.a. staat: „ ... maar er is voor den mensch der zonde geen plaats meer in de historie. De goddeloozen worden van de aarde verdaan." Het is vanzelf- sprekend dat daarmee de historische functie niet verdwenen is, dat de normzijde van onze kosmos niet aangetast wordt. 4 H. R. ROOKMAAKER net als in de hen omringende blanke beschaving —, zij zullen niet meer tot zo'n primitieve samenleving komen ... daartoe is hun persoonlijk- heidsbesef, juist door de diepgaande invloed van het Christendom, te veel ontwikkeld. Zij zullen nu afvallen tot humanisme of pragmatisme of enige andere niet-Christelijke levens- en wereldbeschouwing, echter niet tot een natuurreligie als zonaanbidding, tot het geloof in manna en taboe etc.