Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 369

17 Goedhart; Lunshof; De Telegraaf

Buiten zinderde de zomerhitte, binnen somberde het bestuur van de stich- ting . Het mocht die maandag de 7de juli 1947 dan wel een prach- tige dag zijn, de stemming op de tweede verdieping van het voormalige Tele- graaf-gebouw, waar Het Parool zijn tenten had opgezet, leek meer op onweer.1 Gerrit Jan van Heuven Goedhart had onmiddellijk na de opening van de ver- gadering zijn gal gespuwd. Sinds hij was aangetreden als hoofdredacteur zat zijn naamgenoot in zijn vaarwater. De relatie tussen de beide Goedharts – vastgelegd in talloze afspraken waarin zorgvuldig rekening was gehouden met afgebakende verantwoordelijkheden en met respect voor historische en persoonlijke aanspraken en verhoudingen – stond op springen. De spanning was zo hoog opgelopen dat het stichtingsbestuur met spoed bijeenkwam. De voorzitter was afwezig, hoewel die toch een van de hoofdrol- spelers was in dit drama: verbleef in Indonesië, op een missie voor de Partij van de Arbeid. Jan Meijer nam zijn presiderende taak waar en combineerde dat met notuleren, maar de hitte van de dag en die van de verga- dering maakten dat niet gemakkelijk. ‘Dit vergalt Ger het werk. […] Geen be- vrediging in de huidige journalistiek, wil nu eens andere werkkring.’ Wanhopig praatten de collega-bestuursleden op hem in, maar Van Heuven Goedhart hield zijn poot stijf: ‘Sfeer thuis en op de redactie vergald door zijn vervelende stemming.’ Simon Carmiggelt en Meijer: ‘Weggaan Ger is cata- strophaal.’ Ger: ‘Wil toch gaan, kan niet doorgaan. […] Men kan dit niet van hem vragen.’2 De depressieve stemming van de hoofdredacteur en de manmoedige po- gingen van zijn vrienden om hem daarvan af te helpen – en vooral hem voor Het Parool te behouden – hadden een gemene deler: het ging lang niet goed bij de krant. Twee maanden daarvoor had de stichting de financiële situatie van de zogenoemde buitenbladen geanalyseerd en de conclusie was dat het einde van de tunnel daar nog niet in zicht was. Bovendien had Meijer zich op die bewuste bijeenkomst ook somber uitgelaten over een mogelijke herverschijning van De Telegraaf, en de gevolgen die dat kon hebben voor Het Parool.3 Bij Van Heuven Goedhart speelde meer dan de wankele financiële situatie

369 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 370

van Het Parool, de krant die hij naar eigen zeggen na zijn aanvaarding van het hoofdredacteurschap niet in de steek had willen laten. ‘Hier een sterke per- soonlijke bevrediging aan verbonden,’ merkte hij in mei 1947 nog op.4 Maar van die voldoening was weinig over. De ruzies met zijn verzetsvriend en zijn verre achterneef Frans Goedhart hadden de afgelopen jaren diepe wonden geslagen. Ze correspondeerden voornamelijk via hun wederzijdse secreta- resses over hun conflicten, wat slechts tot meer ergernissen leidde.5 Die gin- gen zowel over bevoegdheden als over de inhoud van de krant. ‘Red. werk is zo gecompliceerd,’ verzuchtte Van Heuven Goedhart tijdens de bewuste be- stuursvergadering van Het Parool van juli 1947. ‘Vooral tegenwoordig door revolutionaire sfeer in de wereld. Steeds verschil van inzicht met Fr. Geen mogelijkheid van overleg met anderen.’6 Het beeld van de eenzame hoofdredacteur, alleen aan de top van de onder- neming, werd wellicht wat gechargeerd door zijn sombere bui. Van Heuven Goedhart was niet de persoon om zich te onderwerpen aan een overlegmo- del. Bij het Utrechtsch Nieuwsblad, in politiek minstens zo hectische vooroor- logse jaren, had hij bewezen het uitstekend alleen af te kunnen. Van veel meer belang was de vraag of de twee Goedharts inhoudelijk wel zoveel van mening verschilden over de grote politieke gebeurtenissen van die tijd en de positie die de krant daaromtrent innam. De twee werden bin- nen de PvdA gezien als vooraanstaande representanten van de ‘Parool- groep’.7 Wat dat inhoudelijk precies inhield, was niet helemaal duidelijk maar ze fungeerden beiden als horzels. In een interne partijnotitie werd voor Goedhart en Van Heuven Goedhart gewaarschuwd ‘als uitgesproken tegen- standers van de koers die W. Drees, K. Vorrink, en jhr. dr. M. van der Goes van Naters thans volgen’ (respectievelijk de vicepremier, partijvoorzitter en frac- tievoorzitter).8 Ze waren beiden lid van de Vereniging Nederland-Indonesië, vanuit de overtuiging dat koloniale overheersing verleden tijd was. Ze hadden allebei niet veel op met communisten, hoewel Frans daarin aanzienlijk extremer was dan Ger, omdat hij voor de oorlog uit de Commu- nistische Partij Holland was gezet. Maar als het om de veroordeling ging van de communistische staatsgreep in Tsjecho-Slowakije (februari 1948) waren ze eensgezind in hun veroordeling: ‘Wij hebben niet vijf jaar onder de Duitse laars gezeten om er iets voor te voelen die voor de Russische te verwisselen.’9 Dat gold ook de afwijzing van de Blokkade van Berlijn (april 1948): ‘In zeer veel opzichten lijkt de situatie van thans op die van München.’10 Maar naast de overeenkomsten bestonden er ook aanzienlijke verschil- len. Frans en Ger waren beiden met andere ervaringen en vooral andere ver- wachtingen uit de oorlogsjaren gekomen. Goedhart had al voor de bevrijding samengewerkt met de Nederlandsche Volksbeweging en behoorde tussen mei en oktober 1945 tot een van de vooraanstaande leden binnen die politie- ke vernieuwingsbeweging. Hij was persoonlijk aanwezig toen Het Parool op

370 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 371

6 mei voor het eerst als legaal dagblad werd gedrukt: een droom die voor hem werkelijkheid werd. Van het gestencilde blaadje Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen tot een krant die op enorme persen werd gedrukt, nota bene van de veraf- schuwde Telegraaf, gevorderd ten behoeve van zijn verzetsblad.11 De scheuren in zijn geluk kwamen toen zijn aanspraak op een definitief hoofdredacteurschap niet werd gedeeld door de directie, in het bijzonder . De strijd om de leiding van de krant eindigde in zijn be- noeming tot voorzitter van de stichting Het Parool, de ruimte om politiek werk te doen, maar ook tot een zenuwinzinking die hem in het najaar van 1945 maanden uitschakelde.12 Eenmaal terug bleek dat zijn plek was ingeno- men: letterlijk omdat Van Norden zijn ruime kamer in beslag had laten ne- men.13 Maar vooral in de krant zelf, waar de nieuwe hoofdredacteur hem niet zomaar toestond te schrijven wat hij wilde. De rollen waren omgekeerd: de geslaagde Goedhart was in een paar maanden tot een geslagen man gewor- den en de geplaagde Van Heuven Goedhart had door zijn benoeming als hoofdredacteur nieuwe energie gekregen.

Maatschappelijke activiteiten

Al snel ontplooide deze een groeiend aantal activiteiten. Hij nam zitting in het Nationaal Monumentencomité, dat onder meer het Monument op de Dam tot stand bracht.14 En nog geen week aan het hoofd van Het Parool of hij werd gekozen tot voorzitter van het Comité voor Actieve Democratie. De krant verstrekte op voorstel van zijn nieuwe hoofdredacteur een gift van dui- zend gulden startkapitaal.15 Een groep mensen, die een sterke band had met het vooroorlogse Comité van Waakzaamheid, richtte een naoorlogse variant op. Jan Romein behoorde tot een van de initiatiefnemers, Baert werd eerste penningmeester en Schaper eerste secretaris, Mia van Meurs was de redac- trice van het Mededelingenblad.16 De echtgenoot van de laatste, Bob van Meurs, had kort na de bevrijding in Eindhoven een eerste aanzet gegeven met de Democratische Vereniging; het Comité was daarvan een landelijke voortzetting. Net zoals de vooroorlogse variant had het Comité voor Actieve Democratie niet tot doel een massabe- weging te worden. Het moest het vooral hebben van de intellectuele kracht, zo verwoordde de voorzitter in de brochure Wat is, wat wil het Comité voor Ac- tieve Democratie.17 Het Comité organiseerde cursussen en Van Heuven Goedhart schreef samen met prof. Geyl, diens vriend prof. dr. G.D.J. Brandt, Schaper en Loe de Jong een boekje over hoe de buitenlandse dienst gedemo- cratiseerd kon worden: door meer talent van buiten aan te trekken, en min- der ‘inteelt’ in de dienst zelf. Lovenswaardige doelen en middelen, maar niet echt voor een breed publiek bestemd.18 Het Comité liep geleidelijk tegen hetzelfde probleem op als waaraan het

371 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 372

vooroorlogse Comité van Waakzaamheid ten onder was gegaan: de vraag of er met of tegen de communisten gewerkt moest worden. In de oplopende spanning in de beginfase van de Koude Oorlog werd die kwestie steeds nij- pender. Het wilde een breed platform zijn voor progressief denkende men- sen, maar hoe breed kon dat zijn als de communisten in Nederland zich soli- dair verklaarden met de expansiedrift van de Sovjet-Unie? Uiteindelijk kwam het voor het Comité verlossende woord door een praktisch probleem: bij gebrek aan financiële middelen werd het in juli 1948 opgeheven.19 Zijn Londense jaren mochten hem hebben gekrenkt en vernederd, zijn aangeboren naïveteit, zijn principes, noch zijn eigenzinnigheid leken er door aangetast. Van Heuven Goedhart dacht en handelde nog steeds vanuit zijn in beton verankerde democratische overtuigingen. In maart 1946 nam hij zitting in het aanbevelingscomité van het Comité Vrij Spanje (met Ro- mein als voorzitter), nadat hij eerder een brochure had geschreven waarin hij de Nederlandse houding door de mangel haalde: hoe kon Nederland neu- traal staan tegenover een bondgenoot van het voormalige nazi-Duitsland? Nederland wist geen lessen uit de geschiedenis te trekken en leerde evenmin mondiaal te denken.20 In juni 1946 richtte hij het Comité Nederland-Duitschland op, bedoeld om democratische groepen in Duitsland uit hun isolement te halen. Het or- ganiseerde onder meer een voedselactie voor hongerende Duitsers die in ziekenhuizen verbleven in de door Engelse troepen bezette zone.21 Zijn me- decomitéleden waren onder anderen zijn oude verzetsvriend Slotemaker de Bruïne (nu directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappe- lijk bureau van de PvdA), maar ook de Heineken-directeur Stikker van de rechts-liberale Partij van de Vrijheid. Die werd in Parool-commentaren nogal bekritiseerd: het zou een verborgen revival zijn van de vooroorlogse Liberale Staatspartij, waar de vrijzinnig-democraat Van Heuven Goedhart het niet op had begrepen.22 Zijn buitenlandredacteur Sal Tas verklaarde zijn bevlogen houding uit een combinatie van naïef idealisme en fel antifascisme. Daarin paste volgens Tas ook zijn kritiekloze benadering van de Sovjet-Unie: de Russen hadden te- gen de Duitsers gevochten en dus moesten zij wel net zulke verzetslieden zijn zoals hij.23 Van Heuven Goedhart had een bijna blind gevoel voor recht- vaardigheid en juist omdat dat zo blind was en ook nog eens gespeend van een politiek instinct liep het wel eens fout.24 Zo schreef de Parool-hoofdredacteur ‘en oud-minister van Justitie’ een voorwoord in de Nederlandse vertaling van The Great Conspiracy against Rus- sia. Dat deed hij waarschijnlijk op aandringen van de vertaler Wiessing, te- vens de hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, die hij nog kende toen deze aan de redactie van het Londense Vrij Nederland was verbonden. De Amerikaanse auteurs Michael Sayers en Albert E. Kahn verdedigden in hun

372 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 373

boek de Sovjet-Unie tegen een westerse haatcampagne, waarnaar de titel ‘de grote samenzwering’ verwees. In het voorwoord betoogde Van Heuven Goedhart dat de wereld leed on- der ‘etikettisme’ en dat de democratie er niet bij was gebaat dat iedereen zich terugtrok in ‘ivoren torens van ideologie’. Deze redenering was nog wel te volgen – zeker in de vernieuwingsgedachte van de auteur – maar bepaald na - ief was het dat hij weigerde te geloven dat de Sovjet-Unie een agressieve ex- pansiepolitiek bedreef. In plaats daarvan verwees hij naar de zware offers die door de Russen waren gebracht in de Tweede Wereldoorlog.25 Het leverde hem de hoon van Frans Goedhart op. Die verweet hem niet ten onrechte dat Het Parool er door gecompromitteerd werd.26 De publicatie van het boek viel midden in het begin van de Koude Oorlog. Dat ondervond Het Parool zelf: sinds enkele maanden was het gewikkeld in een loopgravenstrijd met De Waarheid. Tegen de achtergrond van de eerste naoorlogse verkie- zingsstrijd beweerden de communisten dat Vorrink en Goedhart tijdens de oorlog een dubbelspel hadden gespeeld met de Duitsers. Op zijn beurt be- schuldigde Van Heuven Goedhart De Waarheid er in een hoofdredactioneel commentaar van aan de leiband van Stalin te lopen.27 Wat Van Heuven Goedhart tegenstond was die neiging tot ‘etiketteren’. Dat gold voor anderen maar ook voor hemzelf. Het maakte hem ongrijpbaar en daarom soms onbegrepen. Na zijn aanval op de communisten schreef hij enkele maanden later een commentaar met een geheel andere inhoud. Hij riep erin de vraag op waarom West-Europa alleen Rusland als bedreiging zag. ‘Dat is gebaseerd op een beleid van wantrouwen dat wij verwerpen.’ Net zo goed kon Amerika in de toekomst een bedreigende factor worden. ‘Zoolang deze dingen niet veel duidelijker zijn geworden behoort Nederland als onder- deel van West-Europa reserves tegenover deze beide machten te behouden.’28 Goedhart dichtte hem om die zwenkingen een fundamenteel gebrek aan eigen standpunten toe, wat een wat andere uitleg is van eigenzinnigheid. Zelf was hij iemand met uitgesproken en zelfs extreme opvattingen: nuan- ces waren hem vreemd, er moest gekozen worden tussen fout en goed, met andere woorden tussen communisten en de rest van de wereld.29 Anderen zouden Van Heuven Goedhart later opportunisme verwijten, hij zou bezig zijn een weg naar een bestuurlijke carrière te plaveien.30 Maar als dat zijn sce- nario was geweest, had hij niet moeten instemmen met het verzoek dat be- wuste voorwoord te schrijven. Dat was een verkeerde zet omdat het politiek- inhoudelijk de plank missloeg. Het zou hem nog jarenlang achtervolgen.31 Ook in 1946 kon duidelijk zijn dat de Sovjet-Unie een dictatoriaal gere- geerde staat was met niets ontziende expansiepolitiek. Van Heuven Goed- hart raakte daarvan pas doordrongen in februari 1948 nadat de Sovjet-Unie in Tsjecho-Slowakije de communisten aan de macht had gebracht. Uitgere- kend het land dat hij in oktober 1946 nog had bezocht, net na de publicatie van The Great Conspiracy.32

373 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 374

Tegenover Goedhart verdedigde hij zich nu door deze te antwoorden: ‘Ik zei duidelijk dat elke twee dragers van verschillende meningen ergens een punt bereiken waarop zij niet verder met elkaar kunnen marcheren. Wan- neer ik dit punt na de Tsjechische zaak bereikt oordeel, en er openlijk alle consequenties van trek, zie ik niet in waarom ik waarvoor, en waarom Het Pa- rool, in een beschamende positie wordt gebracht.’33 Manmoedig betrad hij op 28 februari samen met , de voorzitter van de Partij van de Ar- beid, het podium van de Apollohal in om zijn partijgenoten ver- slag te doen van zijn bezoeken aan Tsjecho-Slowakije in 1938 en 1946. Hij hield een toespraak hoe de bevolking telkens weer geknecht en bedrogen werd: eerst door Hitler, nu door Stalin.34

Botsingen tussen de Goedharts

De aanval van Goedhart op zijn hoofdredacteur stond niet op zichzelf. Al vrij snel nadat deze hersteld was van zijn zenuwinzinking en zijn werk bij de krant had hervat, liep hij aan tegen de manier waarop Het Parool werd geleid. Dat dat bij hem niet in goede aarde viel, had Van Heuven Goedhart al maan- den eerder zien aankomen. Bij zijn aanvaarding van het hoofdredacteur- schap op 19 augustus 1945 had hij het al klip en klaar gesteld: ‘Ik heb teveel met Frans doorgemaakt en kan daarom niet met hem samenwerken. Ik ben bang dat ik als ik op die stoel [van hoofdredacteur] ga zitten, er weer wordt af- geschoven. Ik wil niet nog meer rel ontketenen dan er is.’35 Dat gebeurde echter wel en werd nog eens in de hand gewerkt door de bi- zarre situatie dat de stichting de redactionele lijn van de krant bewaakte, en dat Goedhart als voorzitter zijn positie te pas en te onpas gebruikte om de hoofdredacteur – tevens lid van het stichtingsbestuur – ter verantwoording te roepen.36 Het ging dan opvallend vaak over de stukken van journalist Goed- hart die Van Heuven Goedhart geweigerd had te plaatsen. Zo wilde de voorzit- ter in januari 1946 van de hoofdredacteur gedaan krijgen dat deze meer re- dactionele aandacht gaf aan het werk dat hij als parlementariër deed. De hoofdredacteur weigerde met als argumenten dat de krant journalistiek onaf- hankelijk diende te zijn, en bovendien was er plaatsgebrek.37 In februari 1946 werd een artikel van de hand van Goedhart over de leef- en werkomstandigheden van Nederlandse militairen in Malakka niet ge- plaatst omdat, zoals de hoofdredacteur aan zijn medewerker Goedhart schreef, ‘ik uit kringen van [het ministerie van] Oorlog heb vernomen dat de situatie daar in den laatsten tijd ten zeerste is verbeterd’.38 Op 12 juni 1947 verweet Goedhart zijn baas gebrek aan respect ‘voor de tradities van het ille- gale Parool’ door Pieter ’t Hoen ‘van de voorpagina naar de achtergrond te dringen’.39 Twee weken later escaleerde de situatie tussen de toen afwezige voorzitter en de hoofdredacteur, die het bijltje erbij neer wilde gooien.40

374 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 375

Hij had ongetwijfeld de daad bij het woord gevoegd als hij had geweten waarmee Goedhart op dat moment bezig was. Aan de vooravond van de eerste ‘politionele actie’ was deze officieel op missie voor de Partij van de Arbeid in het tot oorlogsgebied verworden Indonesië. Maar hij berichtte als Pieter ’t Hoen ook voor de krant vanaf het front.41 Tijdens zijn reis had hij in het geniep een medewerker van de Regeringsvoorlichtingsdienst, J. de Graaff, gevraagd voor de krant te gaan werken. De Graaff mocht zijn werk niet bekendmaken aan zijn werkgever, ook niet aan de Nederlandse gemeenschap in Batavia en schreef zijn stukken dus anoniem en verzond ze via codetelegrammen. Goedharts beweegredenen waren journalistiek niet onjuist. Zijn gecombi- neerde PvdA-Parool-tocht vulde namelijk een vacuüm. Het Parool had sinds enige tijd geen eigen correspondent meer in de koloniën. Aanvankelijk was dat Jacques de Kadt geweest, in september 1945 spontaan benoemd door Van Heuven Goedhart.42 Die was echter een halfjaar later al naar Nederland ver- trokken omdat hij te veel werd tegengewerkt door de behoudende koloniale gemeenschap in Batavia.43 Hij werd opgevolgd door buitenlandredacteur Ivo Veenstra, die na enkele maanden terugkeerde om chef van de buitenlandre- dactie te worden.44 In juli 1946 reisde Goedhart zelf voor de eerste keer naar Djokjakarta om met eigen ogen te aanschouwen wat de Republiek was en hoe de bevolking daartegenover stond. Behalve in Het Parool schreef hij ook een boekje met reisreportages.45 Dat werd door de krant uitgegeven, maar het werd geen succes.46 Zelf droomde hij al jaren om een Indonesisch Parool op te richten, een even mooi als tot mislukken gedoemd plan.47 Zolang de droom geen werke- lijkheid was, moest Het Parool roeien met de riemen die ze had en dat bete- kende vooral veel improviseren. De Graaffs geheime aanstelling zou in die leemte voorzien, zo had althans Goedhart bedacht. Maar hij wilde absoluut niet dat Van Heuven Goedhart op de hoogte was. Niet alleen vanwege het risico dat de rol van De Graaff in Indonesië ont- dekt zou worden, maar ook omdat hij bang was dat de hoofdredacteur zo’n merkwaardige correspondent (rvd-medewerker) in zo’n gekunstelde con- structie (anonimiteit) zou afwijzen. Hij vertelde het alleen aan Jan Meijer, met wie hij het beste kon opschieten in het bestuur; die moest bovendien de honorering verzorgen. Voor Meijer was het echter aanleiding op te merken dat de situatie tussen ‘Ger en Frans onhoudbaar is geworden’.48 De Graaffs aanstelling lekte toch uit en de journalistieke carrière van de overheidsdie- naar eindigde roemloos.49 Kort daarop zag Van Heuven Goedhart zich als voorzitter van de Vereni- ging Nederland-Indonesië genoodzaakt zijn Parool-collega te schorsen van- wege de ruzie met het communistische lid Blokzijl, wat evenmin bijdroeg aan de onderlinge verhoudingen.50 De enige reden waarom de ruzie op de krant niet escaleerde, was een ander conflict. Nederland begon op 20 juli 1947 de

375 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 376

eerste militaire actie en Het Parool moest alle redactionele zeilen bijzetten om die oorlog te verslaan en te becommentariëren. Maar een halfjaar later was de situatie tussen de twee Goedharts weer zo- danig uit de hand gelopen dat de hoofdredacteur nogmaals zijn portefeuille ter beschikking stelde. De notulen van de stichtingsvergadering van 20 de- cember 1947: ‘Hij heeft een dergelijk conflict al in 1945 gevreesd en voor- speld: hij ziet hier geen oplossing voor behalve dat hij zijn ontslag aanbiedt per 1 januari 1948. Hij vindt het onjuist om G. als hoofdredacteur te kiezen, ondanks de vriendschap die hij voor hem koestert.’ Daar had hij echter buiten de waard gerekend: Goedhart ‘is het in zoverre welkom dat hem door deze vacature de gelegenheid geboden wordt om zijn eigenlijke taak op te vatten’. Carmiggelt, Van Norden en Meijer weigerden het ontslag te aanvaarden.51 En weer bleef de kwestie liggen. Van Heuven Goedhart reisde af naar het buitenland om Nederland te vertegenwoordigen bij de Verenigde Naties in de subcommissie vrijheid en voorlichting.52 Anderhalf jaar later wilde Goedhart andermaal naar Indonesië. Hij had een uitnodiging van de Republiek op zak en dacht die te combineren met een correspondentschap voor Het Parool. Daarvan kon geen sprake zijn, liet Van Heuven Goedhart hem weten. Hij schreef hem een brief van vier kantjes on- der welke voorwaarden hij als correspondent mocht reizen: aan de hand van Het Parool en volgens de redactionele lijn die daarin gevolgd werd. Dat bete- kende dat het akkoord van Van Roijen-Roem leidend moest zijn in de be- richtgeving. En dus niet de visie van de Republiek. De reis ging niet door.53 Nog geen twee maanden daarna kreeg Goedhart weer de deksel op zijn neus. Hij had uit betrouwbare bron informatie gekregen over een bloedblad in Tjilatjap met tientallen doden en gewonden. Maar toen hij het verhaal aan- bood, stuitte dat op een nee van Van Heuven Goedhart. ‘Telefonisch werd mij medegedeeld dat de Regering een dergelijke publicatie niet aangenaam zou vinden.’54 De volgzaamheid ten aanzien van autoriteiten die de hoofdredacteur in deze gevallen toonde, was op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. De wreedheden die Nederlandse militairen begingen, werden door hem bijna steevast geba- gatelliseerd, zo niet genegeerd. Het conformisme dat hij beleed stond haaks op zijn afkeuring van de Nederlandse Indonesiëpolitiek, juist waar het ge- bruik van geweld betrof. Hij leek te twijfelen aan de omvang en de aard van de gruwelijkheden die werden begaan en liet zijn oor vervolgens hangen naar de officiële verklaringen. Bovendien had hij geen idee hoe het daar in Indonesië werkelijk kon zijn: hij was er nooit geweest en zou er ook nooit komen. In een lezing voor de PvdA had hij de beruchte slachtingen in dorpen op Sumatra, Celebes en West-Java door de Speciale Troepen onder leiding van kapitein R.P.P. Westerling afgedaan als ‘detailpunten in het grote geheel’.55 Wat voor zijn verdediging kon worden aangevoerd, was dat de hele vader-

376 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 377

landse pers in de naoorlogse jaren haar oor vaak liet hangen naar de wil van de overheid. Die was nogal strak aangesnoerd, vooral na het aantreden van Drees als regeringsleider in 1948. De premier liet journalisten zelfs door de Binnenlandse Veiligheidsdienst schaduwen als hij meende dat ze het ‘alge- meen belang’ dreigden te schaden, een begrip dat ruim werd geïnterpreteerd. Maar Drees kreeg van de hoofdredacteuren ook alle ruimte om dat te doen: de lijnen tussen pers en Binnenhof waren kort en het kostte weinig moeite om publicaties te voorkomen of bij te sturen. Een navrant voorbeeld was enkele jaren later de totale radiostilte in vrijwel de gehele vaderlandse pers over de beruchte Greet Hofmans-affaire, nadat Drees dat bij de hoofdre- dacteuren had bedongen.56 Bij het incident van Tjilatjap meende Van Heuven Goedhart dat Goedhart zijn bronnen had moeten noemen. Het bloedbad had bovendien plaatsge- vonden voor de wapenstilstand van 1 augustus 1949 en om die reden was het minder nieuwswaardig. Ook vreesde de hoofdredacteur dat met publicatie de Ronde Tafel Conferentie over de onafhankelijkheid van Indonesië gevaar zou lopen. Ten slotte stond de toon van de berichtgeving hem niet aan: die zou te weinig neutraal zijn. Hij schreef dat hij een aangepast artikel overi- gens wel wilde publiceren en inderdaad verscheen op 6 september 1949 een klein, gekuist bericht over de kwestie. Goedhart reageerde woedend en vond dat de hoofdredacteur zijn ‘per- soonlijke ambities’ kennelijk prioriteit gaf boven de redactionele koers van de krant.57 In al zijn boosheid had hij daarin wel gelijk: Van Heuven Goed- hart verwees in zijn afwijzing nadrukkelijk naar de onderhandelaars Van Roijen en Roem en met beiden onderhield hij vriendschappelijke relaties.58 Niettemin schoten die verwijten hem in het verkeerde keelgat: hij had eerder al aan het Parool-bestuur geschreven dat ‘de voorzitter persoonlijke kritiek boven zakelijke kritiek stelt’.59 Goedhart deed zelf overigens niet veel anders. Aan de vooravond van de tweede ‘politionele actie’ was hij naar Parijs afgereisd voor gesprekken met Palar. Dit voormalige PvdA-Tweede Kamerlid was lid geworden van de Indo- nesische delegatie bij de Verenigde Naties. Aan premier Drees deed hij voor- komen als onbezoldigd boodschapper te fungeren tussen Palar en de Neder- landse regering. Maar Van Roijen waarschuwde Drees dat deze Pieter ’t Hoen, zoals hij zijn brieven ondertekende, dubbelspel speelde. Hij zou Palar voortdurend op de hoogte stellen van de politieke manoeuvres in Nederland. Daarop liet de premier officieel weten dat Goedhart ‘ten onrechte de sugges- tie heeft gewekt namens Drees met Palar in contact te staan’.60 Wat hun hier in de weg zat, waren de dubbelfuncties die ze vervulden. Goedhart had als Kamerlid over onder meer de Tjilatjap-kwestie vragen ge- steld in het parlement en wilde die meer gewicht geven met een perspublica- tie.61 Van Heuven Goedhart liet zich in de afwijzing leiden door een barome-

377 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 378

ter die de internationale diplomatieke verhoudingen weergaf en zijn plaats daarin: hij was lid van de Nederlandse delegatie bij de Verenigde Naties. Bei- den waren elk op hun eigen manier bevlogen en dat lag dan ook ten grond- slag aan de competentiestrijd. Dat werd nog eens versterkt door, wat zo fraai heet, een ‘onverenigbaarheid van karakters’.62

Goedhart ziet zijn kans

De steeds frequentere en langduriger afwezigheid van de hoofdredacteur droeg niet bij aan een verbetering van de verhoudingen. Hoe wanhopig en averechts Goedharts pogingen ook waren, hij hield even manhaftig als krampachtig vast aan zijn wens dat hij eens Het Parool – zijn geesteskind – zou leiden. Hoop meende hij te zien gloren in het najaar van 1949. ‘Van zeer goed ingelichte zijde’ had hij vernomen dat Van Heuven Goedhart een diplo- matieke functie zou krijgen, zo schreef hij als Pieter ’t Hoen aan Jan Meijer. ‘In elk geval is er dus meer dan alle aanleiding om deze zaak [het hoofdredac- teurschap] – voor het vertrek van vhg naar Amerika – te behandelen.’63 Het waren geen wilde gedachtespinsels van Goedhart. Er was in die tijd een vacature als Nederlands Permanente Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties en Van Heuven Goedhart werd genoemd als een mogelijke kandidaat. Hij werd het uiteindelijk niet: Von Balluseck, hoofdredacteur van het Alge- meen Handelsblad, werd benoemd, wat tot teleurstelling leidde binnen de PvdA. ‘Hier was eindelijk de gelegenheid om één van onze mensen op een be- langrijke post in de Buitenlandse Dienst te krijgen,’ schreef P. Schmidt, PvdA-lid en tevens lid van de Nederlandse delegatie bij de vn aan Drees.64 Schmidt was waarschijnlijk die ‘zeer goed ingelichte zijde’ van Goedhart ge- weest. Goedhart zette niettemin door. Op 24 oktober stuurde hij een brief aan Van Norden waarin hij zijn claim op het hoofdredacteurschap meende te kunnen onderbouwen op basis van afspraken uit het verleden, en hoe hij daarin werd dwarsgezeten door uitgerekend diezelfde Van Norden. Hij refe- reerde aan de geheime Parool-bijeenkomst op de hei in Best in 1943. Op de hei-sessie zou zijn besloten dat Van Heuven Goedhart in Utrecht een Parool zou maken en hij, Goedhart, Het Parool in Amsterdam. Nadat de eerste naar Londen was vertrokken, zouden Meijer en Van Norden hem op een zijspoor hebben willen rangeren als chef buitenland, ‘en begint de gedachte zich vast te zetten dat Van Heuven Goedhart straks eigenlijk hoofdredacteur van Het Parool dient te worden. Wat is bovendien mooier dan een oud-minister tot hoofdredacteur te hebben?’65 Volgens deze interpretatie hadden Meijer en Van Norden dus het ontslag van minister Van Heuven Goedhart al op voorhand voorzien, wat Goedharts uitleg nog minder geloofwaardig maakte. Van Norden reageerde dat Goed-

378 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 379

hart ‘een legende aan het opbouwen is over zijn “rechten” op Het Parool, die ik in strijd acht met de feiten’.66 Maar Goedhart zou het een jaar later nog eens onverstoord herhalen, in bijna dezelfde bewoordingen. Als bewijs voor zijn claim voerde hij correspondentie aan met G. Knuvel- der, voormalig hoofdredacteur van de Eindhovense editie van Het Parool net na de bevrijding van het zuiden en nu de redactie voerend van het weekblad De Nieuwe Eeuw. Knuvelder had daarin geschreven dat de toenmalige Parool- directie (Van Norden en Meijer) na de oorlog ‘pertinent’ Van Heuven Goed- hart als hoofdredacteur wilde hebben. En die overtuiging ontleende hij aan herhaalde mededelingen van die directie, gedaan in de periode 1944-1945.67 Dat Goedhart uitgerekend steun zocht bij deze bron was om meerdere re- denen merkwaardig. Ten eerste had hij Knuvelders werk bij Het Parool in ja- nuari 1945 nog bekritiseerd: ‘Het lijkt wel een blaadje van de roomsche gees- telijkheid.’68 Ten tweede omdat hij nu, in oktober 1947, aan de Eindhovense journalist aanvankelijk bij hoog en bij laag ontkende dat er zo’n afspraak zou zijn geweest. De stelligheid waarmee Knuvelder vervolgens vasthield aan zijn beweringen was voor Goedhart echter weer voldoende om Van Norden te schrijven dat ‘[ik] geen enkele reden heb te twijfelen aan de eerlijkheid van Knuvelder’. De aangesprokene rekende op zijn beurt vermoeid maar rigou- reus af met Goedharts suggesties dat er ‘crypto-communistische of anticom- munistische intriges’ speelden.69 Aan het stichtingsbestuur stuurde Goedhart op dezelfde oktoberdag nog een brief waarin hij als voorzitter stelde dat de vervanging tijdens afwezig- heid van de hoofdredacteur niet goed was geregeld.70 Die regeling was net een maand jong en behelsde dat Goedhart met Meijer en Van Norden zelf die vervanging verzorgde. Maar zo zag hij dat niet: het mede uit hemzelf be- staande driemanschap was bedoeld om hem dwars te zitten.71 Voor die tijd had redactiechef J. Winkler de honneurs waargenomen. Toen dat op wrevel van Goedhart stuitte omdat Winkler ook al stukken weigerde, werd de com- missie van drie in het leven geroepen; de nieuwe redactiechef Max Nord kreeg de dagelijkse leiding.72 Het mocht al raar overkomen dat leden van de stichting elkaar voortdu- rend over en weer brieven schreven, terwijl ze elkaar lijfelijk bijna dag in dag uit tegenkwamen. Goedhart – in correspondentie onbetwist kampioen – had er dan ook nog een handje van om woorden te gebruiken die de geadresseer- den recht in het hart konden raken. Van Heuven Goedhart had hem al eens verzocht zijn toon te matigen. ‘Ik vraag je, en ik doe dat wat nadrukkelijk, om wat meer egard in de bestaande verhoudingen. […] Het moet op derden toch een vreemde, en mij dunkt ook onjuiste indruk maken, indien jij mij zo vlot- weg ten laste legt dat door mij gedekte publicaties “zwakzinnig”, “nonsens” en “lullig” zijn.’73

379 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 380

H.A. Lunshof

Dat Goedhart bij zijn pogingen de leiding van de krant op zich te nemen zelfs zijn toevlucht zocht tot de voormalige Eindhovense Parool-man was om nog een derde reden een zwaktebod. Knuvelder had zich in zijn publicaties in De Nieuwe Eeuw namelijk opgeworpen als verdediger van Hendrik Arie Lunshof. En deze journalist was voor de Parool-top persona non grata omdat hij twee brochures had geschreven: Vlag Halfstok en Als dieven in de nacht, beide met ondertitel: Een studie in onrecht.74 In die boekjes werden Het Parool en zijn founding fathers fel aangeklaagd om hun rol in en na de oorlog en dan vooral over de wijze waarop de herverschijning van De Telegraaf zou zijn gefrus- treerd. Lunshof, geboren in 1904, was voor de oorlog werkzaam geweest bij De Telegraaf. In 1931 stapte hij over naar het socialistische Het Volk, waar zijn vriend Piet Bakker de scepter zwaaide. Volgens zijn collega Philip Pinkhof had Lunshof genoeg van Van Heuven Goedhart, die toen hoofdredacteur van De Telegraaf was. In ieder geval keerde hij na het ontslag van de laatste weer terug naar zijn voormalige broodheer, waar hij tot in de oorlog bleef. Hij nam in 1942 ontslag omdat er een anti-joods artikel werd gepubliceerd. Een half- jaar na de bevrijding bracht hij samen met onder anderen Godfried Bomans, Anton van Duinkerken, G.B.J. Hilterman en Jo Spier Elseviers Weekblad uit. Hij werd hoofdredacteur maar kreeg vanwege zijn rabiate opvattingen over de Indonesiëpolitiek ruzie met de rest van de redactie en moest vertrekken. Daarop werd hij de redactionele leider van het weekblad De Nederlander, dat dicht tegen de Christelijk Historische Unie stond. Ook hier speelde de In- donesische kwestie hem parten. Daarop kwam Lunshof bij de een jaar daar- voor herrezen Telegraaf, maar in 1953 keerde hij weer terug bij Elseviers Week- blad. Politiek speelde hij een belangrijke rol in het Comité Handhaving Rijkseenheid, dat zich keerde tegen de dekolonisatie van Indonesië, ook oud-premier Gerbrandy was daarvan lid.75 Lunshof had daarom al niet veel op met de consequente pro-onafhanke- lijkheidskoers die Het Parool voer en waarin dat Comité en zijn Elsevier wer- den geattaqueerd.76 Hij had ook felle kritiek op de naoorlogse zuivering: ‘De erbarmelijke, ongrondwettige, Bijzondere Rechtspleging, de trieste zuive- ring met zijn commerciële en politieke racketeers, het geknoei en gedraai.’77 Hierin trok hij samen op met kvp-Kamerlid dr. L.G. Kortenhorst, die naast zijn Kamerwerk als advocaat de belangen van De Telegraaf behartigde.78 Ui- teraard bewoog hij zich in kringen van voormalige Telegraaf-medewerkers. Dat waren onder anderen Maasdijk, adviseur van prins Bernhard maar voor de oorlog correspondent in Berlijn; oud-Telegraaf-journalist J.P. Klautz, nu directeur van Elsevier; Goedemans, de voormalig Telegraaf-hoofdredac- teur (ontslagen in 1943), nu commissaris bij Elsevier; Hilterman, ook al uit de

380 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 381

Telegraaf-stal; prof. mr. J.A. van Hamel, tot ver in de oorlog vaste medewerker van De Telegraaf en naast zijn naoorlogse functie als president van het Bijzon- der Gerechtshof lid van de Raad van Advies van Elsevier en auteur in het Else- vier-boekenfonds.79 Dit netwerk van ‘kritisch rechts’, zoals Lunshof het karakteriseerde, lever- de de journalist een stroom van informatie van mensen die het op de naoor- logse vernieuwingspolitiek niet hadden begrepen.80 Ook al was die vernieu- wing in de ogen van Van Heuven Goedhart mislukt, voor Lunshof en de zijnen ging ze veel te ver. De basis daarvoor was volgens deze hoofdredacteur gelegd tijdens de oorlog in Londen. ‘Zij, in Londen, hebben de weg gelegd, waarover de vernieuwing kon schrijden. Alsof onze illegalen gevallen waren om de P.v.d.A. aan macht, om commercieel aangelegde heren aan geld en machines, en om een aantal tot dusver naamlozen aan een goede positie aan de staatsruif te helpen.’81 Lunshofs stijl van schrijven was ‘vaak bijtend en uitdagend, soms zelfs kwetsend’, maar juist daarom zagen rechtse opposanten in hem een begena- digd woordvoerder van hun standpunten.82 Dankzij hen kwam hij in het be- zit van de geheime stukken over het akkoord van Linggadjati en werd hem vertrouwelijke informatie toegespeeld over financieel wanbeleid bij de de- partementen Onderwijs, Financiën en Landbouw. De geheime bron van dat laatste bleek Frederiks, in de oorlog de met de Duitsers collaborerende secre- taris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en om die reden in 1945 ontslagen. Van Heuven Goedhart bracht de onthulling van de bron Frederiks promi- nent op de voorpagina van 20 november 1948, geflankeerd door een com- mentaar, ‘Mr. Frederiks. Een leverancier in haatzaai-artikelen’.83 Als PvdA- senator stelde hij de dag daarop Kamervragen over de kwestie. Daarmee bewees hij zelf de dubbelfuncties van hoofdredacteur en politicus niet altijd te scheiden.84 Vlag Halfstok was een 47 pagina’s tellende aanklacht tegen het naoorlogse onrecht dat Lunshof meende te kunnen vaststellen. Hij vatte dat samen on- der het begrip ‘Englandspiel’, een ironische verwijzing naar het proces tegen oorlogsmisdadiger Anton van der Waals dat in het voorjaar van 1948 had ge- diend. Van der Waals werd ter dood veroordeeld omdat hij tientallen koeriers had verraden die uit Engeland waren gedropt. Lunshof vroeg zich af of Van der Waals niet onder één hoedje had gespeeld met de Engelsen, zoals een hy- pothese in die dagen luidde en waaraan de Duitsers de naam ‘Englandspiel’ hadden verbonden.85 In het verlengde daarvan rekende hij daartoe ook de inbeslagname van De Telegraaf, die geregisseerd zou zijn vanuit Londen.86 Het verschijningsver- bod van de krant en de inbeslagname van de gebouwen, de veroordeling door het Tribunaal van de in de oorlog overleden Holdert en de confiscatie van een

381 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 382

derde van zijn vermogen, de verschillende Persbesluiten tijdens en na de oorlog, de perszuivering: al die maatregelen waren volgens Lunshof alleen genomen om een wederopstandig van De Telegraaf na de oorlog onmogelijk te maken.87 En dat terwijl De Telegraaf ‘in de oorlogstijd een van de beste kranten is geweest’.88 ‘Men wilde,’ zo beargumenteerde de auteur van Vlag Halfstok, ‘in Londen, d.w.z. in de kringen, die beoogden in Nederland de wet te verzetten, noch “De Telegraaf” noch “Het Nieuws van den Dag” terug. De redenen daarvan waren […] deels uit ideële, deels van materiële aard.’ De kranten waren voor de oor- log te kritisch geweest en ze bezaten het ‘grootste krantengebouw van Am- sterdam’.89 Het tweede was feitelijk juist, het eerste viel te betwijfelen. Een van de grote kwade geesten achter dit scenario zou Van Heuven Goed- hart zijn geweest. Die was met hulp van de collaborateur Arie Meijer- Schwenke naar Londen gevlucht en had daar als een soort koekoeksjong in het kabinet plaatsgenomen om De Telegraaf een hak te zetten en de weg voor een naoorlogs Parool te banen. Zijn motieven gingen terug tot in de vroege jaren dertig toen hij door Holdert was ontslagen, wat hem nog steeds ‘ver- vuld met wraakzucht’. ‘Financieel geïnteresseerd in Het Parool’ kon hij zijn opgekropte rancune nu verzilveren.90 Tijdens de bezetting had de Parool-redactie inderdaad haar oog begerig la- ten vallen op de gebouwen en drukpersen van De Telegraaf. In een nota die in april 1944 naar Londen was gezonden, stond letterlijk. ‘Door de zoo wense- lijke naasting van De Telegraaf dienstbaar te maken aan de dagbladplannen van Het Parool kan ook ten aanzien van de groote pers een gezonde toestand worden bereikt.’91 Maar Van Heuven Goedhart was toen nog geen minister en had dus geen invloed om eventueel opgekropte rancune te verzilveren. En eenmaal wel tot bewindsman benoemd ging hij echter niet over perszuivering of ordening, dat was zijn collega Burger en die had zijn eigen opvattingen over persbe- leid.92 De bron waarop Lunshof zijn aantijgingen baseerde, betrof alleen de brief die Van Heuven Goedhart na zijn ontslag als minister vanuit bevrijd Noord- Brabant naar zijn vriend Frans Goedhart in het bezette noorden had willen sturen en die door Bureau Inlichtingen was onderschept. De schrijver van Vlag Halfstok ontleende het bewijs aan de woorden dat ‘het oude plan Am- sterdam, maar dan zonder Utrechtsch staartje, alleszins uitvoerbaar wordt. Jullie pretentie t.a.v. gebouwen en machines vindt in officiële kring volko- men weerklank.’93 Van Heuven Goedhart refereerde slechts aan het Tijdelijk Persbesluit dat zijn oud-collega Burger had afgekondigd, en dat in april 1945 via Radio Oran- je werd verspreid. Volgens dat besluit konden drukkerijen van kranten die na 1 januari 1943 waren blijven verschijnen, gevorderd worden. Dat zou met De

382 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 383

Telegraaf inderdaad in die aprilmaand gebeuren ten behoeve van Trouw en Het Parool.94

Het Parool slaat terug

Lunshofs betoog, ‘bijtend en uitdagend, soms zelfs kwetsend’, sloeg bij de Parool-top in als de spreekwoordelijke bom. De bestuursleden besloten een kort geding aan te spannen. Van Heuven Goedhart haalde in de bestuursver- gadering hard uit: ‘Spreker ontmoet nu al drie jaar lang telkens weer de laster dat hij zijn positie in Londen ten eigen bate en van Het Parool zou hebben misbruikt. Hier moet nu eindelijk eens iets tegen gedaan worden, omdat spreker anders, door te zwijgen, de schijn zou wekken dat hij geen argument bezit, terwijl hij dit wel degelijk heeft.’95 De auteur kreeg een briefje waarin Van Heuven Goedhart zijn brochure als ‘schotschrift’ kwalificeerde en verder aankondigde dat hij ‘in het open- baar op het vieze product van uw overeenkomstige geest niet zal reageren’. Gerbrandy en ook de aangeschreven oud-minister Burger bevestigden per kerende post dat Van Heuven Goedhart nimmer invloed had gehad op Pers- besluit noch Tribunaalbesluit.96 De Parlementaire Enquêtecommissie, die Van Heuven Goedhart had op- geroepen, besloot de kwestie ‘Lunshof’ in haar onderzoek op te nemen.97 Maar het kort geding dat Van Heuven Goedhart aanspande tegen Lunshof en uitgever Van Kampen & Zoon werd een deceptie. De president van de recht- bank vond dat de schrijver ‘de grenzen van het geoorloofde niet heeft over- schreden’ en dat een kort geding niet het middel was om de juistheid van de feiten grondig te onderzoeken: dat moest in een gewone procedure gebeu- ren.98 Op voorstel van Van Heuven Goedhart besloot de stichting niet tot die pro- cedure, dat zou te lang gaan duren. In de tussentijd had de Parlementaire En- quêtecommissie waarschijnlijk al een oordeel geveld met veel meer publici- taire en politieke waarde, zo meende de hoofdredacteur.99 Voor dat laatste viel wat te zeggen, maar hij onderschatte de krachten die de brochure Vlag Halfstok had losgemaakt. Tal van andere media namen de beschuldigingen over. Dat was niet zelden ingegeven door hun eigen rancune, ze waren de af- gelopen jaren verboden en hadden net weer verschijningsrecht. Zoals De Gooi en Eemlander, waarmee Van Heuven Goedhart in een pen- nenstrijd raakte over de weigering van een ingezonden stuk.100 Of ze waren gebrouilleerd geraakt met Het Parool, zoals in het geval van Knuvelder met zijn De Nieuwe Eeuw. Lunshof zelf wreef nog wat extra zout in de wonden: hij schreef een nieuwe brochure Als dieven in de nacht, waarin hij wat nieuw ma- teriaal tegen Het Parool inbracht en vilein opmerkte: ‘Geen van de bezwaren, welke de heer Van Heuven Goedhart tegen mijn brochure ontwikkeld heeft,

383 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 384

houdt stand. Want ware dat wel zo, waarom heeft hij elke verdere actie stop- gezet?’101 Het was een gênante en ook pijnlijke situatie voor de geplaagde Pa- rool-hoofdredacteur. In diezelfde periode pakten er bovendien nog andere donkere wolken bo- ven zijn hoofd samen, overigens zonder dat hij het wist. Het Openbaar Mi- nisterie in Amsterdam overwoog Van Heuven Goedhart te vervolgen wegens belediging en/of smaad. In Het Parool had hij B.Ph. baron van Harinxma thoe Slooten bekritiseerd omdat deze in de oorlog als Rode Kruisvertegen- woordiger in Portugal te weinig gedaan zou hebben voor gestrande Enge- landvaarders. In het betreffende commentaar citeerde hij overigens alleen het onderzoeksrapport hierover van de commissie Cleveringa.102 Niettemin zag procureur-generaal Van Thiel ‘een grote kans van slagen’ voor strafvervolging. De zaak lag alleen wat gevoelig omdat Van Heuven Goedhart senator was: hij had over de kwestie indertijd zelfs Kamervragen gesteld.103 Daarom werd minister van Justitie Van Maarseveen geconsul- teerd. Die contacteerde de inmiddels tot ambassadeur in Brussel opgeklom- men baron. En deze gaf aan geen strafvervolging te wensen omdat zijn klacht ‘reeds genoeg gewerkt heeft’.104 Dat Justitie in beweging kwam in de periode dat Van Heuven Goedharts naam in de Lunshof-publicaties werd ge- noemd, was in ieder geval opmerkelijk. Maar Lunshof werd wel gedagvaard. Het Parool-bestuur besloot de passivi- teit te verruilen voor een offensief. Er werd een aanklacht tegen de scribent ingediend plus een klacht bij de Tuchtraad van de Federatie van Nederlandse Journalisten. Aan Henk van Randwijk werd gevraagd een tegenpamflet te vervaardigen, wat deze gaarne deed. Zijn blad Vrij Nederland had aanzienlijk te lijden onder de concurrentie van het veel populairdere Elseviers Weekblad, dat door Lunshof en de zijnen was opgericht.105 En ten slotte besloot de stich- ting tot een opdracht voor de geschiedschrijving van Het Parool om naar de toekomst elke twijfel en verkeerde suggestie over zijn verleden weg te ne- men.106 De hoofdredacteur van Vrij Nederland had voor de brochure De held en de rovers. Een zwartboek over ‘De Telegraaf’ waarschijnlijk een ghostwriter gekre- gen: Simon Carmiggelt.107 Het boekje bevatte geen verwijzingen naar Luns- hofs epistels. In plaats daarvan was het blijkens het voorwoord een repliek op een brochure van De Telegraaf/Nieuws van den Dag. In dat fraai vormgegeven boekwerkje werd de krant geprofileerd als ‘het centrum van de illegale actie’ tijdens de oorlog. Een kwalificatie waarmee Carmiggelt/Van Randwijk de vloer aanveegde met 47 pagina’s aan belastende citaten uit het dagblad tij- dens de oorlogsjaren.108 De procedure bij de Tuchtraad liep op niets uit omdat dit orgaan wilde wachten op een uitspraak van de gewone rechter.109 Die besliste op 25 april 1950 dat Lunshof insinuerend en in strijd met goed fatsoen had gepubli-

384 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 385

ceerd. Een eis tot schadevergoeding van 390.000 gulden werd afgewezen (300.000 gulden voor de krant en voor elk van de zes stichtingsleden 15.000 gulden), maar de veroordeelde moest wel rectificaties plaatsen in alle media die uit de brochures of de informatie hadden geciteerd.110 De definitieve ge- schiedschrijving van de krant zou, na drie mislukte pogingen in 1946, 1948 en 1956 door respectievelijk G. van ’t Reve, Goedhart en Hans Daalder, nog tot 1991 moeten wachten op het werk van Madelon de Keizer.111 Van Heuven Goedhart voelde zich echter van alle blaam gezuiverd door de uitspraak van de Parlementaire Enquêtecommissie. Na uitvoerige verhoren van alle betrokkenen concludeerde de commissie op 25 mei 1951 in meerder- heid dat ‘de heer Lunshof op uitermate losse gronden de meest ernstige aan- tijgingen heeft geuit, zich daarbij bovendien niet ontziende om door onjuist en onvolledig citeren een valse voorstelling van zaken te geven. De commis- sie acht zulk een handelwijze volstrekt onoirbaar.’ Het was een meerder- heidsbesluit, omdat het commissielid Th. Koerssen meende dat het Luns- hof-onderzoek niet tot haar taak mocht worden gerekend.112 Maar Van Heuven Goedhart was uitermate tevreden en uitte dat onder meer in een pin- nige brief aan de president van de rechtbank die in 1948 geweigerd had de zaak te onderzoeken.113 De Parlementaire Enquêtecommissie had ook aan het licht gebracht wie de informanten waren die Lunshof de onderschepte brief aan Goedhart in handen hadden gespeeld. Het betrof Somer en Van Houten, de voormalige top van het Bureau Inlichtingen met wie Van Heuven Goedhart zo overhoop had gelegen. De beide officieren gedroegen zich op 4 april 1950 bij hun op- eenvolgende verhoren voor de Enquêtecommissie als twee kwajongens die uit de koektrommel hadden gesnoept, waarvan ze elkaar achteraf de schuld gaven. Volgens Somer had Lunshof de stukken van Van Houten. Die beweerde op zijn beurt dat Lunshof ze al kende voordat hij ze ter inzage had gegeven, overigens in het bijzijn van Somer. Die kon zich dat aanvankelijk niet, maar later toch weer wel herinneren. En dat geheugenverlies gold ook dat hij sa- men met Van Houten al voor de bespreking met Lunshof over die stukken had gesproken. De journalist zelf liet weinig los tijdens zijn verhoor. Commissievoorzitter mr. L.A. Donker vond het handelen van de twee ambtenaren ongehoord en vroeg een strafrechtelijk onderzoek aan Justitie wegens schending van ambtsgeheimen.114 Somer ontstak daarop in woede. Hij benaderde Gerbrandy met de vraag of die voor de Enquêtecommissie wilde verklaren dat Van Heuven Goedhart wel degelijk als minister contac- ten was blijven onderhouden met Het Parool. ‘Ik raad u aan deze hele affaire slepende te houden totdat het volle licht over Mr. van Heuven Goedhart is ge- vallen.’ Commissievoorzitter Donker verweet hij ‘onbezoldigd advocaat’ te zijn van de oud-minister, tevens partijgenoot.

385 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 386

Voor Gerbrandy stuurde hij als geheugensteuntje enkele bewijsstukken mee: de geheime telegrammen tussen Van Heuven Goedhart en Jan Meijer van augustus-september 1944 waarin de eerste zijn vertrek bij Het Parool meldde: ‘Kan eerst weken na terugkeer aftreden en vermelding afgesproken functie zoolang ongewenscht. Acht billijk dat jullie en directie jegens mij vol- komen vrij zodat dezerzijds geen aanspraken.’115 Ziet u wel, aldus Somer, de gewezen minister gaf hier helemaal niet aan dat hij ‘niet beschikbaar is. Integendeel, hij deelt mede, dat zijn functie niet eerder moet worden medegedeeld dan na zijn aftreden als Minister’.116 Dat was wel een erg ruime en zelfs foutieve interpretatie van de boodschap. Ger- brandy deed er dan ook niets mee en Somers verzoek om een nieuw verhoor door de commissie bleef onbeantwoord. In plaats daarvan bevond hij zich, samen met Van Houten, twee maanden later tegenover rechercheurs van het ministerie van Justitie voor een justitieel verhoor. Daarin gaven beiden uit- eindelijk toe dat zij, tegen de ambtelijke geheimhoudingregels in, de betref- fende stukken aan Lunshof hadden gegeven. Er werd overigens geen straf- vervolging tegen hen ingesteld.117 Enkele jaren eerder voerde Somer ook al een kruistocht tegen Van Heuven Goedhart. Hij wendde zich in 1947 tot dr. J. Wijnveldt, de advocaat-generaal bij de Hoge Raad en tevens voorzitter van de Commissie van Onderzoek in- zake het Bureau Nationale Veiligheid. De oud-inlichtingenofficier wilde dat Wijnveldt de kwestie Van Heuven Goedhart betrok bij het onderzoek dat de advocaat-generaal deed naar het functioneren van het bnv. Dat bureau was in 1945 opgericht als opvolger van het in Londen functio- nerende Bureau Inlichtingen en moest onderzoek doen naar collaborateurs en oorlogsmisdadigers. Tussen het hoofd van het bureau opsporing W. San- ders en directeur Einthoven (een van de oprichters van de Nederlandsche Unie) was een conflict ontstaan dat terugvoerde tot de tijd van het Bureau In- lichtingen. Het onderzoek van Wijnveldt, in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken, had daarop betrekking.118 Van Heuven Goedhart werd door Wijnveldt ontboden op 2 juli 1947, uit- gerekend de dag dat Het Parool het heugelijke feit vierde voor het eerst op groot formaat te kunnen verschijnen. Daags daarop stuurde hij de advocaat- generaal nog een brief waarin hij de hoop uitsprak dat de commissie hem de gelegenheid bood ‘een eind te maken aan allerlei gelaster en geroddel, waar- tegen mij tot dusver geen mogelijkheid van verweer heeft open gestaan die ik als aanvaardbaar kon beschouwen’.119 De Telegraaf was net als Somer niet erg gelukkig met de conclusies die in 1951 werden gepubliceerd. De krant bracht een paginagroot weerwoord, waarin de hele geschiedenis weer van voren af aan werd beschreven vanuit haar gezichtspunt. Daarin ontbrak het ontslag van Van Heuven Goedhart als hoofdredacteur in 1933 omdat hij door een falend beleid niet in staat was ge-

386 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 387

bleken de dalende oplages te stoppen. Ook kwam het oude verwijt terug dat hij nationaalsocialistische sympathieën had.120

De terugkeer van De Telegraaf

Net als alle andere bladen die na 1 januari 1943 waren doorgegaan, mocht De Telegraaf op grond van Burgers Tijdelijke Persbesluit niet verschijnen totdat personeel en bedrijf gezuiverd waren. Terugkeer werd bemoeilijkt door vier factoren. De eerste was de perszuivering zelf. Maar als personeel gezuiverd was en een andere rechtsvorm werd gevonden dan die uit de oorlog, des- noods met een nieuwe naam, kon de krant eigenlijk zo weer de straat op.121 Over die constructie werd dan ook hardop gespeculeerd. De erven Holdert weigerden eind 1945 bijvoorbeeld hun aandeel in gebouwen en apparatuur te verkopen aan Het Parool en Trouw, waarop de twee bladen zich tot Beel wendden met het verzoek om vordering, uit vrees dat anders in een of andere vorm een Telegraaf zou uitkomen. Beel ging daar niet op in, maar wel vroeg hij de Persraad om arbitrage.122 De Persraad was in oktober 1945 door minis- ter dr. G. van der Leeuw van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (okw) in het leven geroepen met als doel om te komen tot een regeling voor persorde- ning.123 Een week nadat de Persraad die arbitrage op 17 oktober 1946 aankondig- de, schreven Trouw en Het Parool weer verontrust aan Beel, inmiddels pre- mier geworden, dat de erven Holdert bezig waren een nieuwe krant op te richten.124 Volgens Van Heuven Goedhart zat de uitgeversmaatschappij van Elsevier – bolwerk van voormalig Telegraaf-medewerkers – achter deze plan- nen.125 Hij had eerder zijn collega uit het verzet Van Walsum, hoofdredacteur van De Nieuwe Nederlander, zo ver gekregen een hoofdredactioneel commentaar tegen de herverschijning van de krant te schrijven.126 De chu’er Van Walsum had samen met partijgenoten in het najaar van 1944 zelf een poging gedaan om op De Telegraaf-persen een krant te beginnen; onder hen was ook Bosch ridder van Rosenthal, toen voorzitter van het College van Vertrouwensman- nen en verzetsvriend van Van Heuven Goedhart. De onderhandelingen vonden nota bene in dezelfde periode en zelfs met dezelfde Telegraaf-vertegenwoordigers plaats als met Het Parool over een na- oorlogse verschijning. De directiesecretaris van De Telegraaf, J.B.Th. Spaan, toonde zich bij die gelegenheid wat bevreesd met de komst van de verzets- krant ook ‘het paard van Troje’ binnen te halen in de persoon van Van Heu- ven Goedhart. De gesprekken mislukten door het Persbesluit van Burger waarin naasting van collaborerende kranten werd aangekondigd.127 In november 1946 legde de Commissie voor de Perszuivering, in 1945 in- gesteld door Beel, De Telegraaf een naamsverbod op van dertig jaar en veroor-

387 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 388

deelde onder andere oud-hoofdredacteur Goedemans tot vijf jaar uitsluiting van het vak. De een jaar later opgerichte Raad van Beroep voor de Perszuive- ring beperkte het beroepsverbod tot een jaar en vernietigde het naamsver- bod, beide uitgesproken op 27 januari 1949.128 Vanaf dat moment kon de krant toch weer verschijnen en zelfs met de belangrijkste mensen die daar in het verleden hadden gewerkt. Maar in het geval van De Telegraaf speelden meer zaken een rol. De tweede factor die terugkeer frustreerde, was dat de overheid medeaandeelhouder was geworden. Direct na de bevrijding had de Staat der Nederlanden beslag gelegd op het bezit van H. Holdert, ‘Hakkie’ in de volksmond. Deze zoon van eigenaar Holdert had zich tijdens de oorlog ontpopt als een overtuigd lid van de ss. Na de dood van zijn vader in juli 1944 deed hij manhaftig pogingen De Telegraaf om te vormen tot een rabiate pro-Duitse krant, als gevolg waarvan het dagblad later zijn beroerde reputatie kreeg.129 Met Holdert jr.’s genaaste vermogen had de overheid als aandeelhouder de verplichting mee te beslis- sen over de voortgang van de onderneming. Dat was een gevoelige kwestie vanwege het verleden van De Telegraaf. In het Tijdelijk Persbesluit van september 1945 van Beel was vastgelegd dat de productie van zogenaamde ‘gastbladen’ bij een drukkerij gegaran- deerd moest worden om de voormalige illegale pers te beschermen. Voor dat doel werd bij De Telegraaf in juli 1945 een beheerder aangesteld in de persoon van mr. H. Westermann.130 Bij Het Parool was men er niet gerust op. Meijer had zich al bezorgd uitge- laten over een mogelijke herverschijning. ‘Spreker merkt op dat het in genen dele de bedoeling is […] het verschijnen van de Tel. onmogelijk te maken en daarmee de persvrijheid te beperken,’ zei hij in de stichtingsvergadering van 10 mei 1947. Maar ‘wij kunnen niet tolereren dat wij vermoord worden om- dat de vervaardiging van ons blad op een technisch veel minder gunstige basis zou geschieden’.131 Waar Van Heuven Goedhart later nog een schepje bovenop deed: ‘Elke oplossing waarbij Trouw en Parool ook voor maar één procent gastbladen blijven is zelfmoord.’132 Om het geheel nog gecompliceerder te maken, speelde naast de perszui- vering ook nog een discussie over persordening: de derde bemoeilijkende factor. Geheel in de geest van de vernieuwingsgedachte vond minister Van der Leeuw van okw dat commerciële belangen minder invloed moesten heb- ben op de pers. Burger had een dergelijke persordening aangekondigd in zijn Tijdelijk Persbesluit van september 1944. Van Heuven Goedhart had hetzelfde bepleit in de Parool-notitie van april 1944 en de artikelen die hij daarvoor had geschreven. Door Burgers Persbesluit was een plan voor een liberaal dagblad in april 1945 afgeblazen. Mr. Stikker, voormalig voorzitter van het Verbond van Ne- derlandse Werkgevers en directeur van Heineken, had samen met onder an-

388 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 389

dere Goedemans na de oorlog een dagblad willen beginnen op de persen van De Telegraaf. Stikkers plannen stuitten op een veto van Bosch van Rosenthal, die in zijn nadagen als voorzitter van de Vertrouwensmannen kon beslissen over naoorlogse media. Hij weigerde verkoop aan ‘een bepaalde financieele groep’.133 In hoeverre Bosch zich bij zijn weigering liet leiden door de misluk- king van de dagbladplannen waarbij hijzelf betrokken was geweest, bleef on- duidelijk maar was wel opmerkelijk. Van der Leeuws opdracht aan de Persraad leidde niet tot resultaat. De raad worstelde met het dilemma hoe de overheid regulerend kon optreden op een terrein waar de grondwet absolute vrijheid garandeerde. Het onderwerp was heikel want tegenover hen die wilden reguleren in het belang van de persvrij- heid stonden diegenen die in datzelfde belang nu juist geen regelgeving wil- den. Die discussie liep dwars door de partijen heen: Van der Leeuw was voor- stander maar zijn partijgenoten Drees, Lieftinck en Schermerhorn waren te- gen. De laatste twee hadden de conservatieve voorstander Beel zelfs over- tuigd dat hij de persordening uit zijn Tijdelijk Persbesluit van september 1945 moest schrappen. Uitgevers waren tegen maar hun natuurlijke tegen- voeters de journalistenorganisaties ook. Er zou mede hierdoor in Nederland nooit perswetgeving komen.134 Om de tegenstanders van regulering van repliek te dienen, schreef Van Heuven Goedhart twee hoofdredactionele commentaren. ‘De politici hebben het erg mis. Zij halen het grondrecht der vrije meeningsuiting dooreen met het liberalistisch-kapitalistische beginsel van “laissez-faire”. Zij doen alsof het zevende artikel van de Grondwet de ordening van het dagblad- en periodiekbe- drijf ten eenenmale onmogelijk maakt. […] Het bedoelt vrije meeningsuiting veilig te stellen, niet een geprivilegieerde industrie te scheppen.’135

Het Parool versus De Telegraaf

Tegen de achtergrond van al deze factoren, die elkaar in hun complexiteit be- streden en beïnvloedden, woedde in de eerste naoorlogse jaren de strijd om de herverschijning van De Telegraaf. En misschien was die minder fel ge- weest, als er niet nog een vierde frustrerende factor een rol speelde. Dat wa- ren de emoties van beide kanten. Voor Het Parool was De Telegraaf niet zo- maar een collaborerende krant uit de oorlog. Het was het symbool van ‘fout’ Nederland.136 De Telegraaf had zijn eigen redenen om Het Parool vijandig tegemoet te treden. Zij zag de aanwezigheid van dit ‘gastblad’ (en dat gold ook voor Trouw) als een ongewenst koekoeksjong in haar nest. De erfgenamen van Holdert weigerden bij herhaling een bod van Het Parool en Trouw om het pand plus machines te kopen. Ze wilden ook niet dat de Staat der Nederlan-

389 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 390

den haar aandelen aan die twee kranten verkocht. In plaats daarvan stuurden ze aan op verkoop aan het Elsevier-concern, wat weer op een ‘nee’ van Parool en Trouw stuitte.137 Een rapport van een door Beel ingestelde commissie leverde evenmin een oplossing. Een deel van de commissie was voor dat Elsevier-plan; een ander deel juist niet.138 De commissie was ook niet geheel onbevooroordeeld omdat ze onder leiding stond van Beels rechterhand Hermans. Die was gekant te- gen Van Heuven Goedhart, en hecht bevriend met Elsevier-hoofdredacteur Hilterman.139 De Parool-hoofdredacteur schreef in een notitie dat het plan Hermans ‘een emotioneel besluit en geen commercieel besluit’ was. ‘Er is geen plek voor een bloeiend Parool en een bloeiende Telegraaf naast elkaar.’140 Zo dachten de technische personeelsleden van De Telegraaf er ook over. Zij waren na de oorlog met gebouwen en machines aan de ‘gastbladen’ overge- daan en dat leverde permanent problemen op. De zetters en drukkers had- den hun verleden en solidariteit met De Telegraaf. Nu werden ze geacht bla- den te maken die niet alleen tegen hun voormalige werkgever waren, maar die ze er bovendien van verdachten de terugkeer daarvan te blokkeren.141 Dat wantrouwen culmineerde uiteindelijk in een ‘slow-downactie’, waar- mee het Telegraaf-personeel Het Parool en Trouw gedurende acht dagen in april 1949 teisterde. De twee kranten werden in die periode noodgedwongen bij andere krantenbedrijven gezet en gedrukt.142 Het was de escalatie van al maanden opgekropte frustraties bij de drukkers en zetters over onduidelijk- heid van herverschijning van De Telegraaf. Sinds de uitspraak van de Raad van Beroep voor de Perszuivering op 27 januari 1949 had hun dat slechts een kwestie van dagen, hooguit weken geleken. De actie van de typografen had in ieder geval het effect dat de slopende on- derhandelingen tussen gastbladen, erfgenamen van De Telegraaf en de Pers- raad, die de Staat der Nederlanden vertegenwoordigde, in een stroomver- snelling kwamen. Op maandag 12 september verscheen voor het eerst na vierenhalf jaar weer De Telegraaf.143 Het Parool deed de zaterdag daaraan voor- afgaand een ‘Appèl’ op zijn lezers. In een onder dat kopje gepubliceerd com- mentaar complimenteerde de krant zichzelf met zijn roemrucht oorlogsver- leden en schreef dat het ‘openstaat voor de mening van andersdenkenden en dat niets heeft van de weerhaantactiek, die de meelopers van 1940-1945 ken- merkte’. Het was de enige sneer naar De Telegraaf.144 Met trots meldde Het Parool hoe het aantal abonnees na de ‘slow down- actie’ was gegroeid. Inderdaad stond de teller in juni van dat jaar op ruim 144.000 en een jaar later werd de grens van 145.00 gepasseerd met als bonus de hoogste advertentieomzet van Nederland: 2.271.000 gulden.145 De Tele- graaf had minder reden tot juichen. In de eerste jaren werden enorme verlie- zen geleden en kwam de oplage niet boven de 40.000 uit. Medio 1951 over- wogen de erven Holdert de krant zelfs maar weer op te heffen.146 Ze

390 Riemen_150x230 26-01-11 13:07 Pagina 391

verkochten hun aandelen aan een groep bemiddelde heren, onder leiding van Van Maasdijk, inmiddels opgeklommen tot kamerheer van koningin Ju- liana. Daarmee werd het voortbestaan gered.147 Het Parool had toen al het gebouw en het technisch apparaat bij De Tele- graaf verruild voor dat van het Algemeen Handelsblad. De overstap per 1 janua- ri 1951 had mede bijgedragen aan het dreigende failliet van de onderneming, want De Telegraaf had wanhopig geprobeerd de klandizie van de voormalige rivaal te behouden.148 Dat hadden beide partijen niet voor mogelijk gehouden toen in de hete aprildagen van 1949 Het Parool was platgelegd. Die actie van het Telegraaf- personeel had toen ook aan het licht gebracht hoeveel morele steun Het Pa- rool genoot. Adhesiebetuigingen stroomden uit het hele land binnen, van be- kende en minder bekende personen, en in andere kranten verschenen doorgaans afkeurende commentaren aan het adres van de typografen.149 Door al die brieven en ondersteunende verklaringen leek bijna één per- soon over het hoofd te worden gezien. Dat was de hoofdredacteur. Hij was er niet bij toen de drukkers en zetters de machines stillegden en hij ontbrak op de persconferentie, die directeur Van Norden samen met de hoofdredacteur van Trouw Bruins Slot op dinsdag 12 april in het Amsterdamse hotel Polen belegde, om de handelwijze van De Telegraaf aan de schandpaal te nagelen. En hij schitterde door afwezigheid in de daaropvolgende hectische dagen, waarin Het Parool technisch onderdak had gevonden bij het Algemeen Han- delsblad.150 Waar was de redactionele leider? Van Heuven Goedhart zat in New York als lid van de Nederlandse delega- tie bij de Verenigde Naties. Terwijl Van Norden en de redactie alle zeilen bij- zetten om in Amsterdam de crisis de baas te worden en er dagelijks noodedi- ties van Het Parool werden gemaakt, schreef de hoofdredacteur een brief waarin hij zich beklaagde dat het dagelijks leven in New York bestond uit ver- gaderen, vergaderen en heen en weer rijden tussen vergaderzalen.151 Stichtingsvoorzitter Goedhart had Van Heuven Goedhart aan de voor- avond van diens vertrek naar New York nog verweten dat hij hem niet had geïnformeerd en dat de vervangingsregeling ook al buiten hem was omge- gaan.152 Het leek het gebruikelijke gemopper van de wrokkige Goedhart. Maar ditmaal was hij niet de enige. Want ook op de redactievloer werd zijn af- wezigheid pijnlijk gevoeld en hem dat ook kwalijk genomen, zo gaf redac- teur Evert Werkman later toe. Misschien was zijn belangstelling voor de krant verzwakt ‘en koesterde hij andere ambities’? Of, voegde de journalist er vervolgens aan toe, ‘is het beter om te stellen, dat hij ervan overtuigd was, in Amsterdam een team had achtergelaten, dat ook deze moeilijkheden wel aan kon, een team dat hij had gevormd, doch dat nu op eigen benen kon staan’? Een duidelijk antwoord op die vraag volgde niet, an- ders dan: ‘Hij bleef in New York en Het Parool doorstond de crisis glansrijk.’153

391