Godfried Bomans En Simon Carmiggelt
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Vier lichte letterheren samenstelling Aad Meinderts, Dick Welsink en Anna-Marie Lücken bron Aad Meinderts, Dick Welsink en Anna-Marie Lücken, Vier lichte letterheren (Schrijversprentenboek 16). Thomas Rap, Amsterdam / Letterkundig Museum, Den Haag 1999 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/mein002vier01_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 7 Woord vooraf De ‘vier lichte letterheren’ hebben mij leren lezen. Het is vooral bij hen begonnen. Zo vertel ik nog vaak aan mijn kinderen het o zo moeilijke rijmpje: Er was een bij te 's-Gravenhage die antwoord wist op alle vragen. Toen men hem moeielijk genoeg ‘Wat was was eer was was was?’ vroeg werd hij de winnaar van de quiz met ‘Eer was was was was was is.’ Dit was het eerste ‘lichte’ versje van Kees Stip dat ik uit mijn hoofd kende. Wij waren een ‘lichte letterengezin’ en onze meestal vrolijke dinertjes eindigden altijd met veel John O'Mill en Trijntje Fop. Er moest gelachen worden en er werd gelachen. Mijn vader schuwde het zware literaire werk geenszins, maar mocht toch ook graag rondsjouwen in Godfried Bomans en Simon Carmiggelt. Hij kon dan ook opmerkelijk veel van hen citeren. Van Bomans had hij alles en dat waren de eerste grotemensenboeken waarin ik na mijn Arendsoog- en Kameleonperiode echt verdween. Als jonge jongen duik je nou eenmaal niet meteen in Tolstoj, Dostojewski, Couperus en Svevo. Ik denk dat ik van en over Godfried Bomans alles heb gelezen. Zijn Memoires van minister Pieter Bas heb ik werkelijk verslonden, Pa Pinkelman en Tante Pollewop kende ik beter dan mijn eigen ouders en voor Erik ben ik hem eeuwig dankbaar. Carmiggelt was mijn held. Zo wilde ik ook leven. Kroegje in, kroegje uit, mensen spreken, borreltje drinken, trammetje pikken en maar schrijven. Ik was verzot op zijn tot nu toe door niemand geëvenaarde Kronkels in Het Parool en vind hem nog steeds een van de beste cabaretschrijvers. Van hem zijn de onsterfelijke Sonneveld-conferences Kroketten en Dag man achter het loket, het meest stuk gedraaide plaatje bij ons thuis. Vaak verlang ik terug naar de door Carmiggelt gelezen Kronkels op televisie. Prachtige dagsluiting was dat, altijd beginnend met het heerlijke In A Sentimental Mood van Duke Ellington, perfect getimed en optimaal gecombineerd met zijn droeve, licht verbaasde blik. Kees van Kooten is het absolute verhaal apart. Hij is de duizendpoot van de humor en de uitvinder van een nieuwe taal. Hoeveel woorden heeft hij samen met Wim de Bie niet aan ons Nederlands toegevoegd? Hoeveel smultypes kennen wij niet van hem? En daarbuiten is hij in mijn ogen van alle cabaretiers veruit de beste schrijver. Niet alleen leuk, maar ook zo vaak ontroerend. Over zijn moeder, zijn Haagse jeugd, zijn gezin en niet te vergeten zijn hond Willem. Ik weet nog dat bij het lezen van dat verhaal de tranen van ontroering over mijn toen al lang volwassen jongenswangen biggelden. Er moet gelachen worden en er wordt gelachen! En nooit meer wil ik met een zogenaamde echte schrijver de discussie voeren dat het schrijven van grappige stukjes gemakkelijk is. Onzin. Het schrijven van een grappig stukje is duizend keer moeilijker dan iedereen denkt. Hoe ik dat weet? Omdat ik duizenden leuk bedoelde stukjes van honderden lichte letterjongens niet uit heb kunnen lezen omdat ze ten onder gingen aan woordspelerigheid en flauwe grappen. Daarom is de titel van dit boek ook zo goed gekozen. Vier lichte letterheren voor wie ondergetekende een diepe buiging Vier lichte letterheren maakt. Ze hebben me namelijk niet alleen leren lezen, maar ook leren schrijven. Althans: dat is wat ik probeer. Youp van 't Hek Vier lichte letterheren 9 Godfried Bomans Vier lichte letterheren 10 Godfried Bomans in de jaren vijftig. Foto: Maria Austria. Collectie Letterkundig Museum Vier lichte letterheren 11 Peter van Zonneveld Heimwee en geborgenheid, ernst en humor Godfried Bomans staat vooral bekend als een humoristisch auteur, die aan het eind van zijn leven steeds ernstiger werd. Hij is geprezen om zijn stilistische vaardigheden en zijn vermogen om op een begrijpelijke manier problemen onder woorden te brengen waar veel mensen in de jaren zestig mee worstelden. Hij ontwikkelde zich van een studentikoze verschijning tot een nationale figuur, zonder die excentrieke zijde te verloochenen. Sterker nog: misschien kon hij juist dankzij dat eigenaardige optreden uitgroeien tot de herkenbare persoonlijkheid die hij vooral in de laatste decennia van zijn leven is geweest. Er was ook kritiek: sommigen vonden dat hij oppervlakkig was, te conservatief ook, te veel in herhalingen verviel en gemakzuchtig werd. Zij meenden dat hij zijn talent misbruikte door voor radio en televisie op te treden, dat hij gaandeweg een karikatuur van zichzelf werd, waarachter hij zijn diepste zielenroerselen verborgen hield. Officiële erkenning in de vorm van een serieuze literaire prijs heeft hij nooit gekregen, maar zijn boeken werden door honderdduizenden gelezen. Het bericht van zijn onverwachte dood in 1971 ging als een schok door het land en zijn begrafenis was een nationale gebeurtenis. Leven en werk Godfried Bomans wordt op 2 maart 1913 te Den Haag geboren. Na drie maanden verhuist het rooms-katholieke gezin naar Haarlem. Zijn vader, van wie hij het pathetische zou erven, bekleedt belangrijke politieke functies; zijn moeder schonk hem haar droge, ironische humor.1 Op de middelbare school begint zijn literaire loopbaan. In Tolle Lege, het schoolblad van het Triniteitslyceum in Haarlem, verschijnen zijn eerste publicaties. De rij wordt in 1929 geopend met een melancholische schets, ‘Zuurkraampjes’, waarin augurken en citroenen, centen en kwartjes, menselijke eigenschappen worden toegedicht. Wat in portefeuille blijft, is Dagboek van een gymnasiast. In zijn literaire nalatenschap zijn enkele Vier lichte letterheren 12 schoolschriftjes aangetroffen, waarvan er een deze titel draagt. Een dagboek is het eigenlijk niet; het zijn meer notities waarin de achttienjarige Bomans enkele vroege jeugdherinneringen heeft vastgelegd. Ze gaan niet over een gymnasiast, maar over een jongetje dat de lagere school bezoekt. De toon is niet die van een scholier, maar van een grijsaard die weemoedig terugblikt. Het bijzondere van dit Dagboek is dat allerlei kanten van Bomans' schrijverschap hier al in statu nascendi zijn aan te treffen. Meer ernst dan humor, meer melancholie dan moralisme, met typerende formuleringen, Bomansiaanse personages en situaties in ruwe oervorm, waar nog heel wat aan geslepen moet worden, maar die toch al herkenbaar zijn. Vanuit deze tekst lopen er draden naar bijna alles wat nog komen zal. In december 1936 verschijnt zijn debuut in boekvorm, de Memoires of gedenkschriften van Mr. P. Bas, doorgaans kortweg aangeduid als Pieter Bas. Het gaat hierbij vooral om de jeugd- en jongelingsjaren van een minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die opgroeide in de tweede helft van de negentiende eeuw. Zoals het titelblad vermeldt, zijn ze ‘bijeen-gezameld en geordend door Godfried Bomans, student in de rechten’. Deze romantische manuscript-fictie gaf de auteur, die toen 23 was en vanaf 1933 in Amsterdam rechten studeerde, de gelegenheid een figuur te creëren, die als zesentachtigjarige grijsaard met vertedering terugblikt op zijn jeugd in Dordrecht en zijn studentenjaren in Leiden. Intussen zijn er in verschillende bladen en tijdschriften, zoals Het Venster, Propia Cures en De Dijk, Voor het tweede deel van Pieter Bas maakte Harry Prenen een omslagtekening, alsmede de illustratie van de ouders van Pieter Bas. Pas in 1996 werd dit tweede deel gepubliceerd in Werken. Collectie erven Bomans Vier lichte letterheren 13 al sprookjes, verhalen en gedichten verschenen. Tijdens zijn schooljaren heeft hij bovendien een toneelstuk geschreven dat na de première in 1933 vele honderden malen zou worden opgevoerd: het historisch spektakelstuk Bloed en liefde, dat in 1937 uitgegeven wordt. Zijn studie in Amsterdam bevalt hem niet en in 1939 vertrekt hij naar Nijmegen om er wijsbegeerte en psychologie te gaan studeren. Hier schrijft hij Erik, of Het klein insectenboek, dat nog altijd zijn bekendste werk is. Het zijn de nachtelijke belevenissen van een negenjarige in de insektenwereld, die zo verrassend veel gemeen heeft met de wereld der mensen. Aangespoord door het succes van Erik, dat in 1940 verschijnt, begint hij met het schrijven van Wonderlijke nachten. Ook hier is sprake van een jongetje dat in de nachtelijke uren opmerkelijke avonturen beleeft. Het boek zal pas in 1949 voltooid worden. Tijdens de oorlogsjaren buigt hij zich over Dickens en werkt hij aan een groots opgezette roman over de slavenhandel, die in kleine kring bekend wordt als zijn Slavenroman. Een definitieve titel heeft dit onvoltooid gebleven manuscript nooit gekregen. In 1943 keert hij terug naar Haarlem, waar hij huisvesting biedt aan twee onderduikers. Een jaar later trouwt hij voor de wet met Pietsie Verscheure. Na de bevrijding wordt hij kunstredacteur bij de Volkskrant en redacteur bij Elseviers Weekblad. Zowel de krant als-het weekblad geven hem de gelegenheid zijn schrijverschap verder te ontwikkelen met het schrijven van beschouwingen over zijn favoriete onderwerpen en verzekeren hem van een groot lezerspubliek. Meteen al in 1945 begint hij in de Volkskrant met het stripverhaal De avonturen van Pa Pinkelman, een buitengewoon succesvolle reeks die - met tussenpozen - tot 1952 onder verschillende titels wordt voortgezet. De belevenissen van deze flegmatieke figuur en zijn gemoedelijke gade tante Pollewop worden nadien ook in boekvorm uitgegeven. De columnist Bomans ontplooit zich vanaf 1954 in een rubriek die hij ondertekent met het pseudoniem Parlevink. Hij wordt een onderhoudende moralist, een kritische buitenstaander, die zijn talent ook gebruikt om allerlei zaken die hem niet zinnen in soms scherpe bewoordingen aan de kaak te stellen. Zo schrijft hij onder meer over de binnen- en buitenlandse politiek, het katholieke leven, het onderwijs, het gebruik van de Nederlandse taal, de viering van Sinterklaas, Kerstmis, Oudejaar en Pasen. Het is het tijdperk van de Koude Oorlog, de Russische inval in Hongarije, de dreiging van de atoombom.