RAAP België - Rapport 026

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat Hechtel-Eksel

Archeologienota Archeologisch Vooronderzoek Bureauonderzoek – 2016I30 Landschappelijk booronderzoek – 2017A49

Nazareth 2016

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Colofon

Opdrachtgever: Antea Group Cardo Campus Gebouw 6 Kempische Steenweg 293 bus 32 3500

Initiatiefnemer: Gemeente Hechtel-Eksel Don Boscostraat 5 3940 Hechtel-Eksel

Titel: Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota Archeologisch Vooronderzoek Bureauonderzoek - 2016I30 Landschappelijk booronderzoek – 2017A49

Status: Definitief

Datum: 07-03-17

Auteur: VERMEULEN Bram

Projectcode: 2016I30

Raapproject: HEKL-01

Erkend archeoloog: OE/ERK/Archeoloog/2016/00161

Bewaarplaats documentatie: RAAP België, Steenweg Deinze 72, 9810 Nazareth

Bevoegd gezag: Agentschap Onroerend Erfgoed

RAAP België BVBA Steenweg Deinze 72 9810 Nazareth telefoon: 09/311 56 20 - 0498/44 16 99 E-mail: [email protected]

© RAAP België bvba, 2016 RAAP België aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

1

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ...... 2 Samenvatting voor niet gespecialiseerd publiek...... 4 1 Beschrijvend gedeelte ...... 8 1.1 Aanleiding ...... 8 1.2 Administratieve gegevens ...... 8 1.3 Archeologische voorkennis ...... 10 1.4 Onderzoeksopdracht ...... 10 1.4.1 Doelstelling ...... 10 1.4.2 Wetenschappelijke vraagstelling ...... 11 1.4.3 Randvoorwaarden ...... 11 1.4.4 Geplande ingreep ...... 11 1.5 Beschrijving van de werkwijze...... 16 2 Verslag van de resultaten: bureauonderzoek (2016I30) ...... 17 2.1 Methode ...... 17 2.2 Geografische situering ...... 18 2.3 Aardkundige gegevens ...... 23 2.3.1 De tertiairgeologische bodem ...... 23 2.3.2 De quartairgeologische bodem ...... 23 2.3.3 Bodemkundige gegevens ...... 24 2.3.4 Topografie ...... 26 2.3.5 Erosie ...... 28 2.4 Historische gegevens ...... 30 2.5 Archeologische gegevens ...... 38 2.5.1 Steentijd ...... 39 2.5.2 Metaaltijden ...... 39 2.5.3 Romeinse Tijd ...... 40 2.5.4 Middeleeuwen...... 41 2.6 Archeologisch verwachtingsmodel...... 41 2.7 Impactbepaling ...... 43 2.8 Synthese ...... 44 3 Resultaten van het landschappelijk booronderzoek (2017A49) ...... 50 3.1 Beschrijvend gedeelte ...... 50

2

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

3.1.1 Administratieve gegevens ...... 50 3.1.2 Onderzoeksopdracht ...... 50 3.1.3 Beschrijving van de strategie & werkwijze van het landschappelijke booronderzoek . 51 3.2 Assessmentrapport landschappelijk booronderzoek ...... 53 3.2.1 Beschrijving van de aardkundige opbouw van het onderzochte gebied ...... 53 3.2.2 Assessment van de stalen ...... 55 3.2.3 Conservatie-assessment ...... 55 3.2.4 Datering en interpretatie van het onderzochte gebied ...... 56 3.2.5 Confrontatie met de resultaten van het bureauonderzoek ...... 56 3.2.6 Archeologisch verwachtingsmodel ...... 57 3.2.7 Synthese / beschrijving potentieel op kenniswinst ...... 58 4 Invloed van de werken op het archeologisch erfgoed ...... 61 5 Assessment ...... 62 6 Literatuurlijst ...... 66 6.1 Uitgegeven bronnen ...... 66 6.2 Onuitgegeven bronnen ...... 66 6.3 Geraadpleegde websites ...... 67 7 Lijst van figuren ...... 68 8 De bijlages ...... 70

3

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Samenvatting voor niet gespecialiseerd publiek

In opdracht van de Sector Ruimtelijk Beheer van de gemeente Hechtel-Eksel zal er langsheen de Lupinestraat in de gemeente Hechtel-Eksel een nieuwe parking aangelegd worden. Het projectgebied strekt zich uit langsheen de Lupinestraat, ter hoogte van het kruispunt met de Hoefstraat. De parking zal aangelegd worden ten westen van de Hoefstraat, aan noordelijke zijde van de Lupinestraat. In een latere fase zal het tweede deel van de parking, aan zuidwestelijke zijde van het kruispunt, ook aangelegd worden. Verder zullen ook de bestaande straten heraangelegd worden. De initiatiefnemer van dit project is de gemeente Hechtel-Eksel. De bouwwerkzaamheden worden uitgetekend door Antea Group.

Het terrein beslaat een totale oppervlakte van 8020,253 m²: parking en aanliggende weg (6902,163 m²) + oostelijk weggedeelte Lupinestraat (1118,09 m²). De bouwwerkzaamheden in totaliteit zullen plaatsvinden op vijf percelen: 502P, 502N en 502B. Op die locatie zal een parkeerzone aangelegd worden met in- en uitrit, individuele parkeerplaatsen, groene zones en een gedeeltelijk ondergronds rioleringsstelsel, aangesloten op een bufferbekken en wadi in het noorden en oosten van het terrein. In opdracht van Antea Group, heeft RAAP België een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het verkrijgen van een vergunning tot het verkavelen van de desbetreffende percelen.

Het doel van dit onderzoek was na te gaan of er kans is op aanwezigheid van waardevolle archeologische resten. Hierbij zijn gegevens verzameld over geografische, landschappelijke en de archeologische context van het plangebied. Op basis daarvan is een archeologische verwachting opgesteld en is er nagegaan wat de invloed van de werken is op het archeologisch erfgoed en welke maatregelen er dienen genomen te worden in functie van eventueel verder onderzoek van archeologische gegevens.

Geografisch gezien ligt het projectgebied net ten zuiden van de dorpskern van Hechtel, in de provincie . Het terrein is gelegen ten westen van de Hasseltsebaan, die via Houthalen- Helchteren en Zonhoven naar Hasselt loopt. Het gebied staat op het gewestplan gekarteerd als ‘gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’, wat de aanwezigheid van sport- en jeugdaccommodatie op de omgevende percelen verklaart. Op dit moment zijn de betreffende percelen onbebouwd maar wel bebost met naaldbomen. Het bevindt zich op de rand met een agrarische zone tussen de Resterheide in het oosten en de Hechtelse Heide in het westen. Net ten noorden van het terrein, onder het Don Bosco-college, ligt een duinengordel. Deze maakt deel uit van het heide- en stuifzandcomplex van Hechtel-Helchteren en de vallei van de Zwarte Beek.

De tertiaire ondergrond van het plangebied (figuur 13) bestaat uit slechts één geologische eenheid: de Formatie van Kasterlee (Kl). Daarbij gaat het om bleekgroen tot bruin fijn zand en/of kleihoudend zand. Paarse klei-horizonten kunnen sporadisch voorkomen. De bodem is licht mica- en glauconiethoudend en bevat onderaan kleine silexkeien. Op de quartairgeologische kaart dan, komt er ook slechts één bodemtype voor op deze percelen: type 32. Helemaal onderaan de afzetting gaat het om fluviatiele afzettingen van Rijnsedimenten van het Baveliaan. Het Baveliaan dateert tot het Vroeg-Pleistoceen (1,07 – 0,85 miljoen jaar geleden). Daarboven heeft zich een pakket eolische afzettingen van het Saaliaan (238.000 – 126.000) en/of het jongere Weichseliaan (116.000 tot 11.700) geaccumuleerd. Het Weichseliaan is de jongste periode van het Pleistoceen. Wat de

4

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

bodemkaart betreft kan het projectgebied grotendeels gekarteerd worden als vochtig zand. Enkel het noordwestelijke uiteinde, het noordelijk deel van de parking, kan als nat zand bestempeld worden. De bodem bevat een duidelijke humus- of ijzerhorizont en vertoont gley-verschijnselen.

Wat de topografie betreft, bevindt het projectgebied zich in de geografische regio Kempen, meer specifiek de Limburgse Kempen. Dat betekent dat het in de geografische streek Laag België (hoogtemetingen tot maximum honderd meter boven de zeespiegel) ligt. Het terrein op zich is net als haar omgeving relatief vlak. De hoogtes variëren van minimum 65 meter TAW in het noordwesten tot maximum 67,7 meter TAW (straatniveau). Enkel de duinengordels in de heidegebieden vormen lokale verschillen in het reliëf.

Het dorp Hechtel kwam pas echt tot stand in de eerste helft van de middeleeuwen. Het betrof een arm Kempisch landbouwdorp dat uitgestrekte heidegebieden controleerde. De parochie van Hechtel wordt voor het eerst vermeld vanaf 1266. Hechtel en Eksel hingen af van het ambt Pelt-Grevenbroek. Binnen dit gebied vormen de beide dorpen één schepenbank, een Loons hof. De zetel was normaal in Eksel gevestigd maar in sommige gevallen werd deze naar Hechtel overgebracht. Samen met een aantal naburige dorpen was Hechtel in de 17de-18de eeuw een centrum van de hennepindustrie. Ambachtslieden ontwikkelden er netten voor vissers in Zeeland en Holland. In de 18de werden er voornamelijk schapen gefokt op de heidegronden en leefde men van de opbrengst van boekwijt- en roggeteelten. In de tweede helft van de 18de werd de doorvoerhandel (teuten) ingevoerd. Aangezien Hechtel sinds het einde van de 17de eeuw over een douanekantoor beschikte, verbeterde de economische situatie van het dorp aanzienlijk. Ook de aanleg van een nieuwe handelsroute, de Luikersteenweg, had een belangrijk aandeel in de opbloei. Vanaf de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw werd in Hechtel ook tabak gemaakt en likeur gestookt. Vanaf dan werd er sterk handel gedreven in zogenaamde koloniale waren.

Op de Ferraris-kaart (1771 – 1777) ligt het plangebied volledig gesitueerd op heidegrond. Ook de Hasseltsebaan was op dat moment al aangelegd en werd mogelijk geflankeerd door bomenrijen. Ten noorden van het plangebied, aan de zuidelijke rand van de bewoning van Hechtel bevond zich een duinengordel. In het zuiden zien we de aanzet van de akkers en veldcomplexen van het ook reeds vermeld ontginningsdorp ‘De Hoef’. Dit landgebruik blijft doorheen de geschiedenis op het historisch kaartmateriaal ongewijzigd. Ook op een luchtfoto uit 1971 van het Nationaal Geografisch Instituut is het terrein overgroeid door lage heidestruiken. Heidevlakten gingen samen met cultuurgronden en aangeplante bossen, het ontginnen van turf en gebruik van de beekdalen (of broeken) als hooilanden of weilanden voor het vee. Het betrof een specifieke economie. De meeste kleinere boszones werden aangeplant door boeren met als doel het hout hiervan te gebruiken voor hun bedrijf.

Pas vanaf luchtfoto’s uit 1995 komen er naaldbomen voor op het terrein. Al vanaf het einde van de 18de eeuw werden er sporadisch sparren gepland op heidegebied. Begin 20ste eeuw werd er massaal naaldhout geplant op grote oppervlakte van de heide. Vooral stuifzandkoppen werden daarbij geviseerd. In dit geval duurde tot 1971 voor het terrein bedekt werd met sparren. Op basis van een topografische kaart is het wel mogelijk dat er rond 1935 al eens naaldhout op deze plek aangeplant werd.

5

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Wat archeologische vindplaatsen en vondstmateriaal uit de directe omgeving betreft, gaat het voornamelijk om relicten uit de (Late) Bronstijd (1.100 – 800 voor Christus). Ten zuiden van Hechtel zijn meerdere veldsystemen uit deze periode geattesteerd via luchtfotografie. Verder is er in het zuidoosten van de dorpskern ook een urnenveld uit dezelfde periode reeds onderzocht. Het betrof kleine grafheuveltjes en funeraire heuvellichamen, in een beboste zone. Op de Hechtelse Heide zijn de sporen nog iets ouder. Daar zijn in het verleden verschillende pijlpunten uit vuursteen gevonden. Deze dateren tot de Late of Nieuwe Steentijd (het Neolithicum, circa 5.500 voor Christus). Ook langsheen de Hasseltsebaan werd in 1950 een groot silex-ensemble uit diezelfde periode gevonden. Net ten zuiden van het Don Bosco-Instituut werd in 1962 Romeins aardewerk gevonden. De gevonden scherven, afkomstig van amforen, behoorden tot minstens twee individuen. Op dat moment waren er ook al verschillende Romeinse wegen aangelegd in deze regio. Meer noordelijk werd in samenhang met een celtic field-complex tevens een Romeinse necropool geattesteerd.

Eerst en vooral kan gesteld worden dat er in de omgeving verschillende sporen en structuren voorkomen die zelden tot nooit geïsoleerd voorkomen in het landschap, maar eerder vervat zitten in een breder lokaal tot zelfs regionaal patroon. Dit impliceert op de mogelijke aanwezigheid van nog niet ontdekte archeologische relicten in de ondergrond van het projectterrein. De aanwezige landbouwsystemen in deze regio zijn bovendien voor een lange tijd in gebruik geweest, van de Late Bronstijd (1100 – 800 voor Christus) tot in de Vroeg-Romeinse Periode (57 voor Christus – 69 na Christus).

Een tweede factor is de aard van de bodem van het projectgebied en het gebruik ervan doorheen de geschiedenis. Vanaf de Late Middeleeuwen staan de betreffende percelen gekarteerd als heidegebied, ingebed in een natuurzone. Vanaf dat moment (circa late 18e eeuw) blijft het plangebied bedekt met heidestruiken tot in de late 20ste eeuw. Vanaf dan worden in de hele regio, naaldbossen aangeplant. Heidegronden zaten ingebed in een aparte soort economie en door de aciditeit en droogte van de gronden werden weinig van deze gronden omgezet naar akkergrond. Het plangebied bevindt zich dus in een omgeving die doorheen de geschiedenis bewust apart gehouden is, een niet gerooide semi-bosachtige zone met duinengordel. We kunnen er dus van uit gaan dat de lichte en vochtige zandbodem van het terrein weinig tot onbewerkt is, wat gunstig is voor het archeologisch bodemarchief.

Als besluit kunnen we aannemen dat zowel de grote verspreidingsgraad van archeologisch erfgoed in de regio als het geringe landgebruik van het projectgebied impliceren op een hoog potentieel inzake de aanwezigheid van archeologisch erfgoed in de bodem en indien deze aanwezig is, de bewaring ervan gunstig kan zijn. Na analyse van de geplande werkzaamheden werd er vastgesteld dat er wel degelijk een bodemimpact zou plaatsvinden die nefast is voor de conservatie van archeologische relicten in de ondergrond.

Na afronden van de bureaustudie werd er geconcludeerd dat er nog niet voldoende informatie aanwezig was om een uitspraak te doen over het archeologisch potentieel in de ondergrond van het projectgebied. Daarom werd er geadviseerd om een landschappelijk booronderzoek te ondernemen. Het doel daarvan is om inzicht te verwerven in de stratigrafie en aard van de ondergrond van het terrein en de gaafheid ervan. Dit onderzoek is noodzakelijk om een inschatting te kunnen maken

6

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

inzake de aanwezigheid van een archeologisch niveau met archeologische relicten en sporen en de bewaringsgraad ervan.

De resultaten van het landschappelijk booronderzoek wezen op de aanwezigheid van zowel Pleistocene dekzandafzettingen en rivierzanden als Holocene stuifzanden op het projectgebied. Het Holocene stuifzand heeft gezorgd voor een zeer kleinschalig microreliëf op het terrein. Daardoor kan de diepteligging van het Pleistocene oppervlak sterk variëren. Wat de boringen betreft kan er een tweedeling gemaakt worden. Boringen 1, 6 en 7 vertoonden afgetopte tot verstoorde bodems. Het betrof AC-profielen met een scherpe overgang en een C-horizont bestaande uit fluviatiele afzettingen. Op de locatie van boringen 2 en 5 werd wel nog een intacte en oorspronkelijke bodem geattesteerd, onder de vorm van intact podzolprofielen (Bhs-horizont) onder een afdekkend stuifzandpakket.

Ter plaatste van de verstoorde boorpunten worden er geen archeologische vindplaatsen meer verwacht. Deze zone kan vrijgesteld worden van vervolgonderzoek. In de zone rond boringen 2 en 5 worden er wel archeologische restanten verwacht. Daar zullen mogelijke grondsporen zichtbaar zijn in het stuifzand en in of vanaf de BC-horizont van de Podzol. Na het booronderzoek werd het voorkomen van steentijdvindplaatsen bijgesteld van matig tot middelhoog/hoog, door de aanwezigheid van een landschappelijk gunstige locatie. De hoge verwachting voor archeologische restanten (van nederzettingen en grafvelden) uit de recentere periodes (metaaltijden tot Romeinse Periode) kan vanwege de bodemgesteldheid en bewaarcondities gehandhaafd blijven. Na afloop van het booronderzoek kan er geconcludeerd worden dat het uitvoeren van aanvullende maatregelen in de zones met onverstoorde bodemprofielen (2 en 5) aangewezen is. Dit wordt verder behandeld in het programma van maatregelen.

7

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

1 Beschrijvend gedeelte

1.1 Aanleiding

In opdracht van de Sector Ruimtelijk Beheer van de gemeente Hechtel-Eksel zal er langsheen de Lupinestraat in de gemeente Hechtel-Eksel een herinrichting uitgevoerd worden. Er wordt een nieuwe parking aangelegd en de bestaande wegenis van de Lupinestraat wordt gewijzigd/vernieuwd. Ter hoogte van de bestaande parking aan de Hoefstraat zal er grondverzet uitgevoerd worden. De bestaande parking wordt opgebroken en het asfalt zal hergebruikt worden bij de aanleg van een nieuwe parking aan het kruispunt van de Lupinestraat met de Hoefstraat. Ook daar zal grondverzet plaatsvinden, met het aanleggen van de parking zelf, een bufferbekken en een riolering. Verder zal een deel van de Lupinestraat hernieuwd worden. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om het affrezen van het asfalt. Hier zal er geen grondverzet plaatsvinden. Het plangebied strekt zich dus uit langsheen beide zijden van de Lupinestraat en ten oosten van de Hoefstraat. De initiatiefnemer van dit project is de gemeente Hechtel-Eksel. De bouwwerkzaamheden worden begeleid door studiebureau Antea Group.

Tijdens de werkzaamheden zal er een ingreep in de bodem plaatsvinden die mogelijk bedreigend is voor eventuele archeologische resten. Het gebied is deels gelegen in recreatiegebied. Conform het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 dient bij stedenbouwkundige vergunningsaanvragen voor dergelijke gebieden groter dan 3000m² waarbij de ingreep meer dan 1000m² bedraagt een archeologienota te worden aangeleverd. Het planvoornemen met een oppervlakte van ca. 8020,253 m² en een bodemingreep over het volledige oppervlakte van het plangebied overschrijdt de gestelde oppervlaktegrenzen waardoor het opstellen van een archeologienota noodzakelijk is.

1.2 Administratieve gegevens

• Projectcode: 2016I30 • Type onderzoek: bureauonderzoek • Onderzoekskader: Opstellen van een archeologienota voor de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag • betrokken erkend archeoloog: Vermeulen Bram (OE/ERK/Archeoloog/2016/00161) • opdrachtgever: o Gemeente Hechtel-Eksel Don Boscostraat 5 3940 Hechtel-Eksel • initiatiefnemer: o Antea Group Cardo Campus Gebouw 6 Kempische Steenweg 293 bus 32 3500 Hasselt • naam plangebied: Lupinestraat • plaats: Hechtel-Eksel • gemeente: Hechtel-Eksel

8

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

• provincie: Limburg • kadastrale gegevens: o Openbaar domein: Afd. 1 sectie o Privaat domein: Afd. 1 sectie C - 502p ; 502n ; 502b • oppervlakte plangebied: 8020,253 m² (parking en aanliggende weg 6902,163 m² + oostelijk weggedeelte Lupinestraat (1118,09 m²) • Bounding box in lambertcoördinaten (X/Y): xMin: 5.36663 - yMin: 51.1076 xMax: 5.37157 - yMax: 51.1101 • Relevante termen thesauri: steentijd, metaaltijden, Romeinse Tijd, middeleeuwen, Hechtel, Hechtelse Heide, Resterheide, celtic fields, urnenveld. • Nummer van wettelijk depot: OE/Erkend/Archeoloog/2016/00154 • Gewestplan: Gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (blauw) en agrarische gebieden (geel) • Uitvoeringstermijn:

Figuur 1: Projectie van het plangebied op de topografische kaart (schaal 1:8.000 © NGI).

9

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 2: Projectie van het plangebied op het kadasterplan (schaal 1:3.400 © Grootschalig Referentiebestand Vlaanderen, AGIV).

1.3 Archeologische voorkennis

- Het plangebied ligt niet in een gebied zonder archeologisch erfgoed zoals deze zijn vastgesteld in het Ministerieel besluit van 1 juli 2016.1 - Het plangebied is niet gelegen binnen een vastgestelde archeologische zone.2 - In het plangebied zijn geen archeologische sites gekend en werd geen eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd.

1.4 Onderzoeksopdracht

1.4.1 Doelstelling Het doel van dit vooronderzoek is na te gaan of er archeologisch erfgoed is bewaard in de bodem, wat de karakteristieken zijn en de bewaringstoestand is. Ook de waarde van de betreffende sporen dient te worden ingeschat. Eveneens wordt nagegaan in hoever de werken invloed zullen hebben op deze sporen. Indien noodzakelijk volgt hieruit een onderbouwd vervolgtraject, en dient een programma van maatregelen te worden uitgeschreven met aanbevelen tot vervolgonderzoek of het voorstellen van maatregelen voor behoud in situ.

1 https://besluiten.onroerenderfgoed.be/besluiten/5968/bestanden/16752 2 Geo.onroerenderfgoed.be https://www.onroerenderfgoed.be/nl/bescherming/vastgestelde-inventarissen 10

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

De specifieke doelstellingen binnen dit onderzoek zijn: • het bepalen van de genese van het landschap waarbinnen het betreffende plangebied zich bevindt • het verkrijgen van inzicht in de aanwezigheid of kans tot aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied • het identificeren en waarderen van de archeologische sporen: hierbij wordt de aard, bewaringstoestand en hun ouderdom in kaart gebracht, en deze gewaardeerd in hun ruimere omgeving (zowel geografisch als historisch) • het afbakenen van eventuele verstoorde zones • de impact van de voorziene werken op het mogelijk archeologisch erfgoed inschatten • indien dit noodzakelijk zou blijken, het aanbevelen tot verdere onderzoeksstrategieën en/of het voorstellen van maatregelen voor behoud in situ

1.4.2 Wetenschappelijke vraagstelling In het kader van dit onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:  Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden in het plangebied zijn reeds bekend?  Zijn er in het gebied paleolandschappelijke eenheden bewaard en is er kans op het aantreffen van archeologische sites in dit landschap? • Hoe kunnen archeologische resten zich manifesteren (sporen, vondstenconcentraties, …) en op welke diepte kunnen deze worden aangetroffen?  Wat was het historisch landgebruik van het plangebied en wat is het landgebruik nu en wat is de invloed daarvan op de (verwachte) archeologie en (bodem)gaafheid?  Wat is de gespecificeerde verwachting (alsmede de verwachte conservering en gaafheid) ten aanzien van nog onbekende archeologische waarden in het gebied?  Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten? Op welke manier kan bij de planvorming met archeologische resten worden omgegaan?

1.4.3 Randvoorwaarden Het onderzoek is uitgevoerd door een erkend archeoloog volgens de normen van de Code van Goede Praktijk.

1.4.4 Geplande ingreep In opdracht van de Sector Ruimtelijk Beheer van de gemeente Hechtel-Eksel zal er langsheen de Lupinestraat in de gemeente Hechtel-Eksel een nieuwe parking aangelegd worden. Het plangebied strekt zich uit langsheen beide zijden van de straat. Tijdens deze realisatie zal ook een groot deel van bestaande straat opnieuw aangelegd worden. Het betreft de eerste fase van aanleg.

De werkzaamheden omvatten verschillende onderdelen. In deze eerste fase zal het wegdek van aan het kruispunt tussen de Lupinestraat en de Hasseltsebaan tot aan het kruispunt met de Hoefstraat in oostelijke richting voorzien worden van een nieuwe toplaag in steen- of splitmastiekasfalt (SMA). Ook het westelijke gedeelte van de Lupinestraat vanaf het kruispunt zal dezelfde aanpak ondergaan. In een latere fase zal de wegligging ter hoogte van het kruispunt vermoedelijk lichtelijk verschuiven (zoals aangegeven op het bouwplan, zie figuur 3) en zal ook de kruisende Hoefstraat waarschijnlijk

11

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

aan werkzaamheden onderworpen worden. De rijweg heeft een breedte van 4 meter en wordt afgeboord met betonnen kantstroken van 50 centimeter breed.

Wat de aanleg van de parking betreft, zal in deze fase enkel het gedeelte ten noordwesten van het kruispunt tussen de Hoefstraat en Lupinestraat aangelegd worden. Het zuidwestelijke deel van de parking zal in een volgende fase voltrokken worden. Zoals aangegeven op figuur 3, valt deze zone dus buiten het projectgebied van deze stedenbouwkundige vergunning. De parking wordt in verschillende materialen aangelegd. Voor de individuele parkeerplaatsen worden grasbetontegels gebruikt. Deze hebben een dikte van 10 centimeter en worden opgevuld met steenslag. De parkeerplaatsen hebben een breedte van elk 2,5 meter en een lengte van 5 meter. De weg tussen de parkeerplaatsen wordt aangelegd met betonstraatstenen in elleboogverband. De tussenwegen zijn 6 meter breed. Op bepaalde plaatsen komt er ook een band van betonstraatstenen, uitgelegd in drie strekse rijen. Naar het oosten van de parking toe zal een in een volgende fase fietspad aangelegd worden. Dit pad zal een breedte van 3 meter hebben. Ten noorden van de parking, tussen de parkeerstroken, zal in deze fase een voetpad aangelegd worden. Dit pad is 2,5 meter breed en zal in halfsteensverband aangelegd worden, met betonstraatstenen uit antraciet. Het pad zal een aansluiting maken met het toekomstig fietspad. Tussen de Lupinestraat en de parking zal een andere type kantstrook aangelegd worden. De bestaande verlichting op de parking blijft ongewijzigd. In het westen worden een aantal grotere parkeerplaatsen voorzien voor mensen met een lichamelijke beperking. Deze parkeerplaatsen zijn iets breder dan de doorsnee parkeerplaatsen (3,5 meter) en worden aangelegd in betonstraatstenen in elleboogverband.

Onder de parking wordt een nieuwe RWA-riolering voorzien om het oppervlaktewater van de parking te kunnen opvangen (zie stippellijn op figuur 3). Deze loopt niet onder het volledige terrein maar enkel aan de oostelijke en zuidelijke kant van de parking. De leiding loopt parallel met de Lupinestraat en maakt een hoek in de zuidoostelijke hoek van het terrein. Vandaar loopt de riolering richting de wadi en het bufferbekken (zie infra). Door het plaatsen van slechts één leiding werd er geopteerd om het oppervlaktewater zo maximaal mogelijk naar de groene bermen af te leiden, om daar natuurlijk te laten infilteren. Aangezien het oppervlak echter te groot is, zullen er aan de in- en uitritten ook nog straatkolken (‘SK’ op figuur 3) voorzien worden. Deze straatkolken zullen worden aangesloten op de infiltratiegracht of wadi (oostelijk op de parking) en een hemelwater bufferbekken (met bijhorende taluds, noordelijk gelegen op de parking). Het bufferbekken is via de rioleringsbuis met de buffergracht verbonden, om een noodoverloop te creëren.

Het parkinggedeelte zal grotendeels omgeven worden door een groene zone. Ook aan het begin van iedere parkeerrij zal een groene strook aangelegd worden. Verder worden er ook nog een zestal bomen aangeplant in plantvakken in de groene zones. Deze zorgen voor de scheiding tussen parking en rijweg. Dit ter compensatie van het huidige bosareaal dat volledig gekapt zal moeten worden voor de aanleg van deze parking. Het oostelijk deel van de parking, waar de wadi, het bufferbekken en toekomstige fietspad liggen bevat de grootste groene zone van het terrein.

Wat de bodemingreep betreft van de geplande werkzaamheden, zal het terrein op de locatie van de parking zo goed als volledig afgegraven worden tot 0,4 meter onder het maaiveld (zie figuur 4, profiel B). Dit geldt voor de parkeerstroken (met bijhorende trottoirbanden). Op de locatie waar de wadi wordt aangelegd wordt er slechts 20 centimeter afgegraven (zie dwarsprofiel 19 in bijlage 2) en op

12

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

de locatie van het bufferbekken zal de bodemimpact ongeveer 1,05 meter zijn (zie dwarsprofiel 24 in bijlage 2). Voor de aanleg van de riolering zal er een sleuf aangelegd worden van circa 1,6 meter diep (zie stippellijn en ‘R01’ en ‘R02’ figuur 3). De bodemimpact bij het vervangen van de wegenissen is zeer miniem. Aangezien daar enkel de toplaag vervangen zal worden, is er slechts een uitgraving nodig van 4 centimeter (zie figuur 4, profiel A). De wegenissen worden wel voorzien van kantstroken. Deze hebben een dikte van 20 centimeter en zullen gefundeerd worden in schraal beton van 20 centimeter. Aan de zijkanten zal er dus een bodemimpact van 40 centimeter zijn. De aanleg van de groene zones op zich zal geen noemenswaardige impact hebben op de bodem, de aanplanting van de nieuwe bodem misschien wel. De grootte en diepte van de impact hiervan is echter ongekend.

De huidige parking ten noorden van het projectgebied, gelegen aan de sportvelden, zal afgebroken worden maar daar zal er geen bodemimpact gebeuren. Dit terrein zit bovendien ook niet vervat in de stedenbouwkundige aanvraag en zal dus ook niet verder behandeld worden. Zoals vermeld zullen de percelen die betrokken zijn in deze stedenbouwkundige aanvraag, volledig gerooid moeten worden.

W/GRb1

13

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 3: Overzicht van de geplande werkzaamheden (schaal 1:500 © ANTEA GROUP).

14

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

figuur 4: Dwarsprofielen van de geplande werkzaamheden (© ANTEA).

Figuur 5: Projectie van de geplande werkzaamheden op het kadastrale plan (schaal 1:4.000 © Grootschalig Referentiebestand Vlaanderen, AGIV).

15

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 6: Projectie van de geplande ingreep op een luchtfotografische opname uit 2016 (schaal 1:4.000 © AGIV). 1.5 Beschrijving van de werkwijze

Voor de opmaak van de archeologienota werd gestart met een vooronderzoek door middel van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek werd opgesteld op het moment dat versie 1.0 van de Code van Goede Praktijk van kracht was. Pas vanaf 1 januari 2017 is versie 2.0 in werking getreden. Uit dit onderzoek werd duidelijk dat het gebied zich in een zone bevindt die gekenmerkt wordt door een lage densiteit aan bebouwing. Na afronding van het bureauonderzoek werd de afweging gemaakt of verder vooronderzoek noodzakelijk is geacht en welke onderzoekstrategie hiervoor aangewezen is.

De bureaustudie leverde echter niet genoeg informatie op om de aan- of afwezigheid van archeologische sites te staven zodat geen gemotiveerde uitspraak kon worden gedaan over het al dan niet hoeven nemen van maatregelen. Zodoende diende verder vooronderzoek te worden uitgevoerd, om een goede inschatting te kunnen maken van het archeologisch potentieel van de ondergrond.

Dit gebeurde door de methode van een landschappelijk booronderzoek. Dit onderzoek werd toegepast om de gaafheid van de bodem te achterhalen, kennis op te doen inzake de stratigrafie en bodemopbouw, en om te achterhalen of het terrein in het recente verleden al dan niet onderhevig geweest is aan antropogene impact (verstoring, nivellering of iets dergelijks). Nadien werd opnieuw een inschatting gemaakt inzake het archeologisch potentieel en het al of niet ondernemen van verdere maatregelen.

16

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

2 Verslag van de resultaten: bureauonderzoek (2016I30)

2.1 Methode

Op basis van verschillende bronnen werd getracht inzicht te verkrijgen in de genese van het landschap, de bodemopbouw en het gebruik van het projectgebied en zijn omgeving in de loop van de tijd. Daaraan gekoppeld wordt de archeologisch verwachting bepaald.

Het gebied bevindt zich in een zone die gekenmerkt wordt door een lage densiteit aan bebouwing waardoor bij de bureaustudie er extra aandacht gaat naar de landschappelijk opbouw en het landsgebruik. Daarvoor wordt bijzondere aandacht besteed aan relevante ecologische en aardkundige gegevens.3

Voor de technische aspecten en de gegevens omtrent de werkzaamheden zijn de plannen en gegevens gehanteerd zoals ze zijn verkregen door ANTEA GROUP. Deze zijn toegelicht door dhr. Pieter Alles (tekenaar) mevr. Layla Cox (projectingenieur) en dhr. Pol Kinnaert (projectleider).

Voor een groot aandeel van het kaartmateriaal werd de website Geopunt4 geraadpleegd. Geopunt is een centrale website die vrijwel alle bestaande geografische overheidsinformatie ontsluit. Zo werd voor het bekomen van de kadasterinformatie gebruik gemaakt van het Grootschalig Referentiebestand Vlaanderen dat via deze weg door AGIV aangeboden wordt. De kaarten die specifiek binnen deze studie geraadpleegd werden wat topografie, landschap en bodemkunde betreft, zijn de topografische kaart, tertiair en quartair geologische kaarten, de bodemkaart, de potentiële bodemerosiekaart en het digitale terreinmodel Vlaanderen. De bodemkundige gegevens werden aangevuld met de informatie die beschikbaar gesteld wordt via de website Databank Ondergrond Vlaanderen.5

Voor het historische luik werden historische kaarten en luchtfoto’s geconsulteerd via zowel Geopunt als Cartesius6. Cartesius is een online databank die kaartmateriaal en luchtfoto’s van het NGI (Nationaal Geografisch Instituut), de KBR (Koninklijke Bibliotheek van België) en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika bundelt. Daarnaast werd beroep gedaan op de Inventaris Onroerend Erfgoed7 voor de geschiedenis van de regio waar het projectgebied zich bevindt. De studie van het historische kaartmateriaal gaf geen aanleiding tot een verder archiefonderzoek of het inwinnen van aanvullend wetenschappelijk advies. De CAI (Centraal Archeologische Inventaris)8 was de belangrijkste bron van informatie wat betreft het archeologisch kader waarbinnen het projectgebied wordt geplaatst. Er kon geen bijkomende informatie gevonden worden over eventueel recenter archeologisch onderzoek in de nabijheid van het plangebied.

Voor het aanmaken van het kaartmateriaal werd het programma QGis gebruikt, een geografisch informatiesysteem. In de mate van het mogelijke werd zoveel mogelijk van het relevante

3 Code van Goede praktijk (versie1.0), hoofdstuk 7.2.3, p. 49. 4 http://www.geopunt.be 5 https://dov.vlaanderen.be 6 http://www.cartesius.be 7 https://inventaris.onroerenderfgoed.be 8 https://cai.onroerenderfgoed.be 17

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

cartografische materiaal ingeladen in het programma om op deze manier zoveel mogelijk van het kaartmateriaal te genereren dat in deze bureaustudie gebruikt wordt. Hierbij werd telkens het projectgebied geprojecteerd of aangeduid op de onderliggende kaarten.

Het bureauonderzoek kent de volgende onderdelen:  Geografische situering en huidig bodemgebruik • Aardkundige gegevens • Historische gegevens • Archeologische gegevens • Invloed van de werken van de deelzone op het archeologisch erfgoed • Bepaling van de verdere vervolgstrategie

2.2 Geografische situering

Het projectgebied bevindt zich ten zuiden van de dorpskern van Hechtel, in de gemeente Hechtel- Eksel (zie figuur 7). Deze gemeente ligt in het noorden van de provincie Limburg, in de Vlaamse Kempen. Het terrein is gelegen ten westen van de Hasseltsebaan, die via Houthalen-Helchteren en Zonhoven naar Hasselt loopt. Meer specifiek gezien bevindt het terrein zich aan het kruispunt tussen de Hoefstraat, een weg die ongeveer parallel loopt met de Hasseltsebaan, en de Lupinestraat, die de verbinding maakt tussen voorgaande straten en eindigt na het kruispunt. In de eerste fase van aanleg zal er ten noordwesten van het kruispunt gewerkt worden.

Figuur 7: Algemene situering van het plangebied op de topografische kaart (schaal 1:25.000 © NGI).

18

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Op figuur 8 is het perceel te zien op een luchtfotografische opname uit 2016. Net als op de topografische kaart is het duidelijk merkbaar dat het perceel zich bevindt in de zone tussen twee grote heidegebieden: de Hechtelse Heide in het westen en de Resterheide in het oosten. Voornamelijk aan de randen van deze heidegebieden is er sprake van een sterke bebossing. Daarbij gaat het voornamelijk om naaldbomen. Het projectgebied ligt op de rand van een smalle agrarische strook tussen beide natuurzones. In het noorden van de kaart zien we het Don Bosco college en de aanzet van de agglomeratie van Hechtel. In het zuiden vinden we de gehuchten ‘Hoef’ en ‘Kleinhoef’ terug. Op de luchtfoto en op het Grootschalig Referentiebestand is de aanwezigheid van de noord- zuidverbinding N74 ten oosten van de Hasseltsebaan te zien, terwijl deze in de topografische kaart nog niet opgenomen is.

De eerste fase van de bouwwerken zullen gerealiseerd worden op drie percelen: 502P0, 502N0 en 502B0 (zie figuur 9). De huidige toestand van die percelen is onbebouwd. Op figuur 11 is te zien dat het in alle drie gevallen gaat om bebost gebied. Het plangebied wordt zowel in het noorden als in het westen geflankeerd door sportterreinen (een looppiste en verschillende voetbalvelden). Op het gewestplan (figuur 10: nummer 18, Neerpelt-Bree) staat het volledige projectgebied gekarteerd als ‘gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’, wat de aanwezigheid van sportaccommodatie in de buurt van het terrein verklaart. De huidige parking bevindt zich naast het voetbalcomplex, ten noorden van het projectgebied. We kunnen besluiten dat de terreinen momenteel niet in gebruik zijn, maar wachten op een herbestemming.

Figuur 8: Projectie van het plangebied op een luchtfoto uit 2016 (schaal 1: © NGI).

19

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 9: Projectie van de contouren van het plangebied op het kadasterplan (schaal 1:3.400 © AGIV).

Figuur 10: Ruwe weergave van het projectgebied (rode kader) op het Gewestplan (schaal 1:11.362 © Geopunt).

20

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 11: Projectie van het plangebied op een luchtfoto uit 2016 (schaal 1:4.000 © NGI).

De informatie vanop de bodembedekkingskaart van 2012 stemt in met de resultaten van op de recente luchtfoto. Het plangebied staat namelijk volledig gekarteerd als bosgebied. Ook de meerderheid van de omliggende percelen zijn bebost. De overige percelen zijn agrarisch van aard, verstoord door bebouwing of onafgedekt.

21

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 12: De bodembedekkingskaart uit 2012 (schaal 1:10.000 © AGIV).

Het landschap rond Hechtel wordt grotendeels beheerst door heidegebied en bossen, een groot areaal landduinen en de vallei van de Zwarte Beek, die aan de westelijke rand van het Kempens Plateau ligt. Het landschap is gekenmerkt door een eigen dynamiek en leende zich eeuwenlang voor een specifieke landbouweconomie. Heidevlakten gingen samen met cultuurgronden en aangeplante bossen, het ontginnen van turf en gebruik van de beekdalen (of broeken) als hooilanden of weilanden voor het vee. De meeste boszones werden aangeplant door boeren met als doel het hout hiervan te gebruiken voor hun bedrijf, men noemt dit ‘geriefhout’9.

Ten zuiden en zuidoosten, tegen de dorpskern van Hechtel, bevindt zich een duinengordel. De meeste zijn langgerekt en zuidwest-noordoost georiënteerd. Sommige ervan zijn historisch gevormd, door verwaaiing na overexploitatie of ontginning van de heidegebieden, zoals het geval was bij de Hechtelse Heide en Hoeverheide. Hier en daar is er een podzolbodem in het duinprofiel aanwezig. De Zwarte Beek ligt ten zuiden van het plangebied en heeft haar brongebied aan de waterscheidingskam van Schelde- en Maasbekken nabij de Resterheide. In de onmiddellijke omgeving ervan wordt intensief aan landbouw gedaan. De gehuchten ‘Hoef’ en ‘Spikelspade’ zijn oude landbouw- ontginningsdorpen, waar veel plaggenbodems voorkomen. De Zwarte Beek is één van de weinige waterlopen die haar natuurlijke meanders heeft kunnen behouden9.

9 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/135253 22

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

2.3 Aardkundige gegevens

2.3.1 De tertiairgeologische bodem De tertiaire ondergrond van het plangebied (figuur 13) bestaat uit slechts één geologische eenheid: de Formatie van Kasterlee (Kl). Daarbij gaat het om bleekgroen tot bruin fijn zand en/of kleihoudend zand. Paarse klei-horizonten kunnen sporadisch voorkomen. De bodem is licht mica- en glauconiethoudend en bevat onderaan kleine silexkeien. Oorspronkelijk kreeg deze Formatie de naam Deurniaan. De afzetting ervan kan gedateerd worden rond het begin van het Plioceen, circa 5,4 miljoen jaar geleden. Het Plioceen volgt op het Mioceen. Beiden behoren tot het geologisch tijdperk Neogeen, dat het Paleogeen opvolgt. Het Neogeen gaat vooraf aan het Quartair en dus het Pleistoceen. In het zuidwesten, onder de Zwarte Beek, zien we de Formatie van Diest (Di) opduiken. Hierbij gaat het om heterogeen groen tot bruin zand, met meerdere grindlagen en zandsteenbanken. Sporadisch komen er ook kleirijke horizonten voor. Deze eenheid dateert tot het einde van het Mioceen (23,8 – 5,4 miljoen jaar). Ten noorden van het dorp Hechtel, ter hoogte van Kleine Brogel, gaat de Formatie van Kasterlee over de Formatie van Mol (en bijhorend Lid van Maatheide). Deze zandige afzettingen dateren tot het midden Plioceen.

Figuur 13: Projectie van het plangebied op de tertiairgeologische kaart (schaal 1:40.000 © DOV Vlaanderen).

2.3.2 De quartairgeologische bodem Van op de quartairgeologische kaart (figuur 14) valt af te leiden dat er slechts één type afzetting uit dit geologisch tijdperk aanwezig is in de ondergrond van het terrein: type 32. Helemaal onderaan de afzetting gaat het om fluviatiele afzettingen van Rijnsedimenten van het Baveliaan. Het Baveliaan dateert tot het Vroeg-Pleistoceen (1,07 – 0,85 miljoen jaar geleden). Daarboven heeft zich een

23

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

pakket eolische afzettingen van het Saaliaan (238.000 – 126.000) en/of het jongere Weichseliaan (116.000 tot 11.700) geaccumuleerd. Het Weichseliaan is de jongste periode van het Pleistoceen.

Net ten noorden van het projectgebied is een andere bodemtype aanwezig: type 32b. Wat de opbouw van deze afzetting betreft, is er weinig verschil met de opbouw van type 32. De enige uitzondering is het voorkomen van zandige eolische afzettingen van het Holoceen en mogelijk Laat- Weichseliaan bovenaan de bodem. Rond de nabije rivieren tekent zich vooral type 39a af.

2.3.3 Bodemkundige gegevens Op de locatie van het plangebied komen twee bodemtypes voor: nat zand en vochtig zand (figuur 15). Het natte zand accumuleert zich vooral in het noordelijk gedeelte van waar de parking zal aangelegd worden. Het betreft een natte zandbodem met een duidelijke ijzer en/of humus B- horizont. De bodem is sterk gleyig en wordt ook gekenmerkt door een duidelijke reductiehorizont. In het overig gedeelte van het terrein is de zandbodem voornamelijk matig droog tot vochtig. Ook hier is er sprake van een duidelijke ijzer en/of humus B-horizont. De bodem is wel minder gleyig. Net ten westen van het terrein is er een aanwezigheid van droog zand en in het noorden treden er twee landduinen op. Deze worden gekenmerkt door los, humusarm en middelmatig zand. Ter hoogte van het gehucht ‘Hoef’ in het zuiden van de bodemkaart, gaat het om vochtig en droog zand met een dikke, antropogeen gevormde en humusrijke A-horizont.

Op het projectterrein is er, net als in het omliggend heidegebied, een grote kans op podzolvorming in de bodem. Boringen die in het recente verleden uitgezet zijn in de omgeving van het terrein, wijzen namelijk op een dikke ijzer- en/of humus B-horizont. Podzols op zandgronden zijn gekenmerkt door een dunne toplaag (A) met daaronder een vrij dikke uitspoelingshorizont (E) die overgaat in een donkerkleurige inspoelingslaag (B), waar het migrerend ijzer en aluminium afslaat. Daaronder bevindt zich het moedermateriaal: het dekzand (C). Indien er doorheen de geschiedenis aan landbouw gedaan is op het perceel, is het mogelijk dat er plaggenbodems of anthrosols aanwezig zijn in de ondergrond. Dit houdt in dat de bovenste lagen van het bodemarchief gevormd zijn door historische menselijke activiteiten (grondbewerking, irrigatie, afval). Heidegronden werden vroeger vaak afgeplagd (het weghalen van de toplaag) voor de vorming van potstallen.

24

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 14: Quartairgeologische kaart met aanduiding van het plangebied (schaal 1: 40.000 © DOV Vlaanderen).

Figuur 15: Bodemkaart met projectie van het plangebied (schaal 1:10.000 © DOV Vlaanderen).

25

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

2.3.4 Topografie Het projectgebied bevindt zich in de geografische regio Kempen, meer specifiek de Limburgse Kempen. Dat betekent dat het in de geografische streek Laag België (hoogtemetingen tot honderd meter boven de zeespiegel) ligt. Laag-België strekt zich in een rechte lijn uit vanaf de Belgische kust, over de polders en de Vlaamse laagvlakte, naar de Kempen toe10. Zoals vermeld ligt het projectgebied op het Kempisch Plateau, waar de hoogte van 40 meter TAW in het noorden naar circa 75 meter TAW in het zuiden oploopt11.

Het digitaal hoogtemodel (DTM, figuur 16) laat zien dat het terrein zich in een relatief vlakke zone bevindt. De hoogtes op het terrein schommelen rond de 67 meter TAW. Ook de directe omgeving rond het terrein is vrij vlak. Zowel de beide heidegebieden als de agrarische zones die het projectgebied flankeren zijn vlak. De woonzone in het zuiden bevindt zich wel net iets hoger dan haar omgeving. Enkel ten noorden van het terrein zijn een viertal hoger gelegen zones te onderscheiden. Daar bereiken de waarden zo’n 69 meter TAW en meer. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van verschillende zandige landduinen in het natuurgebied van de Hechtelse Heide. Plaatselijk hebben zich kleine zandige heuveltjes gevormd die minder bebost zijn. De plaatsnaam ‘Achter de Berg’ op de topografische kaart (zie supra) is ook een indicatie van dit microreliëf. De overige elementen die hoger gelegen zijn in de omgeving zijn de bruggen over de N74, een nationale weg die gedeeltelijk ingegraven is in het landschap.

Figuur 16: Projectie van het plangebied op het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen (DTM, schaal 1:15.000 © AGIV).

10 http://www.belgium.be/nl/over_belgie/land/geografie/streken/ 11 Beerten K., 2006. Toelichting bij de Quartairgeologische kaart, kaartblad 17: Mol. 26

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 17: Detailversie van het Digitaal Hoogtemodel (DTM) met indicatie van het plangebied en bijhorende hoogteprofielen (schaal 1:4.000 © AGIV, Geopunt).

Op figuur 17 is een meer gedetailleerde versie te zien van het digitaal hoogtemodel, specifiek voor de locatie van het plangebied. Het terrein is merkbaar iets lager in de noordwestelijke hoek van het projectgebied. Het is niet verwonderlijk dat de bodem in diezelfde zone natter en vochtiger zand bevat in vergelijking met het zuidelijk gedeelte van het terrein. De as van de Lupinestraat is zo goed als vlak. Er is geen microreliëf te herkennen op het plangebied.

Op het projectgebied zijn drie hoogteprofielen uitgezet via de plugin van Geopunt. De doorsneden van deze profielen zijn te zien op figuur 18. Deze geven op grafische wijze een indicatie van de hoogte (m) ten opzichte van de afstand (m).

27

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 18: Doorsneden van de hoogteprofielen aangegeven op figuur 17 (© Geopunt).

Hoogteprofielen 1 en 2 zijn uitgezet op de zone waar de parking aangelegd zal worden. Deze profielen zijn allebei van noord naar zuid uitgetekend. Dit verklaart waarom de waarden bij aanvang van het profiel lager zijn dan naar het einde toe. De hoogtewaarden aan het noorden van het terrein variëren rond de 67 m TAW, terwijl deze aan het zuidelijke uiteinde, waar de Lupinestraat loopt, schommelen naar 68 m TAW. Hoogteprofiel 3 is uitgezet op de lengte van de Lupinestraat . Daar zijn de hoogteverschillen heel miniem. Er is een maximaal verschil van 60 centimeter. De wegenis ligt zeer vlak en dus gemiddeld iets hoger dan het terrein van de parking. Samenvattend kunnen we stellen dat er weinig sprake is van reliëf op het terrein. Buiten een minieme depressie in de noordwestelijke hoek is het terrein egaal en vlak.

2.3.5 Erosie Op de bodemerosiekaart (figuur 19) merken we op dat er geen informatie beschikbaar is voor de percelen waar het projectgebied zich op situeert. Bij het merendeel van de omliggende staat de bodemerosie wel als verwaarloosbaar aangegeven.

28

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 19: Bodemerosiekaart met indicatie van het plangebied, geprojecteerd op de RGB-kaart (schaal 1:15.000 © Grootschalig Referentiebestand Vlaanderen, AGIV).

29

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

2.4 Historische gegevens

De oudste vermelding van het dorp Hechtel dateert uit het jaar 1160. Het dorp wordt vermeld in een akte over de overdracht van de hoeve ‘De Briel’, in Spikelspade, aan de Abdij van Averbode12. In het document wordt de naam Hectela aangehaald. In 1184 komt de term Ecthle in geschriften voor4. Mogelijk is de term Hectela afgeleid van haacht, hecht of haag en refereert het dus naar bos of omheining. Gedurende de geschiedenis zijn er verschillende schrijfwijzen geweest: Hechtele (1273), Hechte (1280), Heghtele (1259), Hachtelle (1323), Hechtelt (1381), Hechtel (1386), Heectelt (1558), Hechtell of Hechteld(t) in de 17e eeuw en Hegtel, Heghtel of Hooktel in de 18e eeuw12.

Het projectgebied is zoals vermeld gesitueerd in aan de rand van landbouwzone tussenin twee grote heidegebieden, ten zuiden van de dorpskern van Hechtel. Het dorp van Hechtel wordt voornamelijk door natuurlijke waterlopen afgescheiden van de naburige agglomeraties. Ten noorden van het dorp ligt De Grote Nete, ten zuiden liggen de Zwarte beek en de Begijnenvijvers terwijl zich in het oostelijke uiteinde van het dorp de Bolissenbeek een weg baant door het landschap. Het dorp is langs drie zijden met heidegrond omringd: ten zuidwesten de Hechtelse Heide, ten zuidoosten de Resterheide en ten noordwesten de Grote Heide. De oudste bosaanplantingen dateren van 1850. Zoals gezien op de bodem- en reliëfkaart bevinden zich in het heidegebied verschillende landduinen met droog stuifzand. Deze kunnen tot 40 meter hoog zijn. Op de Ferrariskaart staat aangegeven dat grote delen van het huidige heidegebied die bebost zijn, in de 18de eeuw doorgaans nog slechts met heide begroeid waren. Naar het einde van diezelfde eeuw werd er naaldhout aangeplant, al besloeg het heidegebied in 1844 nog twee derde van het grondgebied van Hechtel12.

Hechtel werd sinds de prehistorie door kleine bevolkingsgroepen bewoond. In het gehucht Kamert werden verschillende mesolithische silexresten gevonden. Ook langs de weg naar Hasselt werden in 1950 steentijdvondsten ontdekt. Het betrof 26 pijlpunt, een vuurstenen bijl, 15 trapezoïdale punten en 10 krabbers uit Wommersomkwartsiet. Alle vondsten dateren van rond het Neolithicum. Nog belangrijker, en dichter bij het projectgebied, zijn de vondsten die gedaan zijn ten zuiden van de speelplaats van het Don Bosco-instituut. Op die plek zijn verschillende Romeinse scherven gevonden (zie deel 2.5). Mogelijk liep er in die periode al een Romeinse weg van noord naar zuid doorheen het dorp. Archeologisch gezien is er dus waarschijnlijk al bewoning in Hechtel vanaf de Midden Steentijd12.

Het dorp kwam pas echt tot stand in de eerste helft van de middeleeuwen. Het betrof een arm Kempisch landbouwdorp dat uitgestrekte heidegebieden controleerde. Het dorpsmidden bestond uit een aaneengegroeid dubbelplein. De parochie van Hechtel wordt voor het eerst vermeld vanaf 1266. Ze behoorde tot de dekenij van Beringen, die op haar beurt toehoort aan het aartsdiakenaat der Kempen. De parochiekerk was een quarta capella. In de middeleeuwen waren de heerlijke rechten in handen van de Graaf van Loon. Later kwamen die in handen van de prinsbisschop van Luik. Hechtel en Eksel hingen af van het ambt Pelt-Grevenbroek. Binnen dit gebied vormen de beide dorpen één schepenbank, een Loons hof. De zetel was normaal in Eksel gevestigd maar in sommige gevallen werd deze naar Hechtel overgebracht. Hechtel beschikte toen over twee dorpsmeesters.

12 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/122067 30

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Samen met een aantal naburige dorpen was Hechtel in de 17de-18de eeuw een centrum van de hennepindustrie. Figuur 20 geeft zicht op de 17de eeuwse dorpskern van Hechtel. Ambachtslieden ontwikkelden er netten voor vissers in Zeeland en Holland. In de 18de werden er voornamelijk schapen gefokt op de heidegronden en leefde men van de opbrengst van boekwijt- en roggeteelten. In de tweede helft van de 18de werd de doorvoerhandel (teuten) ingevoerd. Aangezien Hechtel sinds het einde van de 17de eeuw over een douanekantoor beschikte, verbeterde de economische situatie van het dorp aanzienlijk. Ook de aanleg van een nieuwe handelsroute, de Luikersteenweg, had een belangrijk aandeel in de opbloei. Vanaf de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw werd in Hechtel ook tabak gemaakt en likeur gestookt. Vanaf dan werd er sterk handel gedreven in zogenaamde 12 Figuur 20: Zicht op de dorpskern van Hechtel. Figuur uit het koloniale waren . kaartboek van alle goederen van de abdij van Averbode, opgesteld tussen 1650 en 1680 door landmeter Cornelis Lowis in opdracht van abt Servatius Vaes (schaal 1:9.814 © Archief Abdij van Averbode).

Rond 1796 werden tien gehuchten onderscheiden, onder andere het gehucht net ten zuiden van het plangebied genaamd ‘Hoef’. Het toponiem van deze plek zou verband houden met een hoeve die opgericht is door de Abdij van Averbode in het naburige gehucht Spikelspade en onder de naam ‘De Briel’ ging. Begin 15de eeuw liet prinsbisschop Jan van Beieren de hoeve plunderen. Aan het eind van die eeuw werd ze nogmaals geplunderd en platgebrand. In die oorlogsperiode stond ook het centrum van het dorp vaak in lichterlaaie. De flankerende Hasseltsebaan werd net als de Lommelsebaan van 1777 tot 1788 aangelegd. Deze weg moest de verbinding maken tussen Hasselt en Eindhoven12.

Op figuur 21 wordt het plangebied geprojecteerd op de kaart van Ferraris (1771 – 1777). Het plangebied ligt volledig gesitueerd op heidegrond. We merken op dat de Hasseltsebaan op dat moment al aangelegd was en mogelijk geflankeerd werd door bomenrijen. Het is ook mogelijk dat deze weg geplaveid was. Ten noorden van het plangebied, aan de zuidelijke rand van de bewoning van Hechtel bevond zich een duinengordel. In het noordoosten ligt het gehucht ‘Rest’. In het zuiden zien we de aanzet van de akkers en veldcomplexen van het ook reeds vermeld ontginningsdorp ‘De Hoef’. Deels overlappend met het plangebied loopt een landweg die aangesloten is op de Hasseltsebaan. Het gaat mogelijk om de Lupinestraat. Deze weg loopt verder uit in een kruispunt met twee andere (land-)wegen, die op de huidige topografische en kadasterkaarten niet meer aanwezig zijn. Deze wegen zijn doorheen de tijd uit gebruik geraakt naarmate het natuurgebied (met heide en

31

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

duinencomplex) zich verder ontwikkelde als autonoom, ongecultiveerd land. De Hoefstraat was op dit moment nog niet aangelegd. Westelijk van het projectgebied loopt er tevens een pad (stippellijn).

Figuur 21: Projectie van het plangebied op de Ferraris-kaart (schaal 1:18.000 © AGIV).

De eerstvolgende gevectoriseerde kaart is de Atlas der Buurtwegen uit 1841 (figuur 22). Op dit moment is de Hoefstraat wel al gevormd (Chemin n°6). De latere Lupinestraat (Chemin n°1) was in die periode nog geen doodlopende straat. Chemin n°4 is een voetweg die door de Hechtelse Heide naar Spikelspade liep en op recente topografische kaarten niet meer weergegeven wordt. Vlak voor het gehucht komt ze samen met de Lupinestraat. De cijfers 16 en 17 zijn verwijzingen naar de eigenaars van de percelen, afgebakend met rode lijnen.

De topografische kaart Vandermaelen (figuur 23) geeft hetzelfde beeld weer met betrekking tot het stratenplan rondom het terrein. Op deze kaart ligt het projectgebied vermoedelijk iets teveel naar het zuidoosten. De georeferentie van de kaart klopt dus waarschijnlijk niet helemaal (verschuiving van de correcte locatie is aangeduid met een rode pijl). Op beide kaarten kunnen we echter geen informatie verkrijgen van het toenmalige landgebruik. Ten zuidoosten van het kruispunt werd er wel een stuk naaldbos aangeplant. Ook in het heidegebied staan de duingordels en aantal bosjes aangegeven. De letters ‘Bre’ staan voor bruyère of heidegrond.

32

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 22: Projectie van het plangebied op de Atlas der Buurtwegen (schaal 1:18.000 © AGIV, Geopunt).

Figuur 23: Weergave van het plangebied op de Kaart van Vandermaelen (1846 – 1854) (schaal 1:20.000 © AGIV, Geopunt).

33

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Voor de tweede helft van de 19e eeuw beschikken we over de eerste topografische kaarten van België, uitgegeven door het Nationaal Geografisch Instituut (figuur 24). De eerste kaart dateert van het jaar 1868. Deze kaart werd van 1860 tot en met 1873 opgesteld aan de hand van opmetingen die door officieren van het Krijgsdepot werden uitgevoerd op het terrein. Het document werd opgesteld op schaal 1:20.000. De ligging van het projectgebied wordt aangegeven met een roodkleurig venster. Het projectterrein ligt volgens de legende op quasi volledig op heidegrond. Het begin van de Lupinestraat staat als rijweg aangegeven, vanaf het kruispunt loopt deze echter over in een onverharde weg, zoals er verschillende lopen over het heidegebied. Ten noorden van het terrein staan duinen en naaldhout gekarteerd. Aan de overzijde van de Hoefstraat, die nog niet als verharde weg gekarteerd staat, zijn er twee nieuwe, omheinde percelen afgebakend.

Figuur 24: Topografische kaart van België uit 1868 (schaal 1:20.000 © NGI).

Op de topografische kaart uit 1935 (zie figuur 25) wijzigt er relatief weinig aan het stratenplan en de perceelsindeling in de directe omgeving. De heidegrond op de locatie van het plangebied heeft nu wel plaatsgemaakt voor bosareaal. Ook grote stukken van de Hechtelse Heide zijn nu bedekt met naaldbossen en dooradert met onverharde paden. Op de topografische kaart van 1956 – 1957 (figuur 26) is het terrein terug heidegrond.13

De vroegste luchtfotografische opname die deze zone dekt, dateert uit van net na de Tweede Wereldoorlog (met name het jaar 1952, figuur 27). De resolutie van dit beeld is echter onvoldoende om een duidelijk beeld te krijgen van het landgebruik op die locatie. De luchtfoto uit het jaar 1971

13 Topografische kaart van België op schaal 1:20000 - Nationaal Geografisch Instituut (NGI). 34

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

(figuur 28) geeft een betere notie. Conform aan de cartografische indicaties blijkt het terrein op dit moment niet bebost te zijn, maar begroeid met lage heidestruiken.

Figuur 25: Topografische kaart van België uit 1935 (schaal 1:20.000 000 © NGI).

Figuur 26: Topografische kaart van België uit 1956 – 1957 (schaal 1:20.000 © NGI).

35

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 27: Luchtfoto uit 1952 met indicatie (rood venster) van het projectgebied (schaal 1:25.000 © NGI).

Figuur 28: Luchtfotografische opname uit 1971 met indicatie van het projectgebied (schaal 1:8.000 © AGIV, Geopunt).

36

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 29 is een luchtfoto genomen tussen het jaar 2000 en 2003. Op dit moment is het plangebied volledig, op de wegenissen na, bedekt met naaldbomen. In de omgeving van het terrein zijn verschillende sportfaciliteiten aangelegd, onder andere een nieuwe looppiste. Het oorspronkelijke model hiervan bevond zich zuidwestelijker in de Hechtelse Heide (zie figuur 27). Dit landgebruik blijft ongewijzigd tot op heden (zie figuren 6, 8 en 30). Na raadpleging van verschillende fotografische bronnen via cartesius6 kan geconcludeerd worden dat het naaldbos op het terrein aangeplant is in de periode tussen 1971 en 1995.

Figuur 29: Luchtfoto uit 2000-2003 met indicatie van het projectgebied (schaal 1:5.000 © AGIV, Geopunt).

37

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 30: Luchtfoto uit 2013 – 2015 met indicatie van het projectgebied (schaal 1:5.000 © AGIV, Geopunt).

2.5 Archeologische gegevens

Via het Geoportaal van Onroerend Erfgoed14 werd eerst en vooral nagegaan of het plangebied zich al dan niet in een gebied bevindt waar geen archeologie verwacht wordt. Dit bleek niet het geval te zijn. Voor het verzamelen van informatie met betrekking tot archeologische sporen en vindplaatsen ter hoogte van het plangebied en in de bredere omgeving, werd vervolgens beroep gedaan op de Centraal Archeologische Inventaris (CAI)8 van het agentschap Onroerend Erfgoed aangevuld met informatie verkregen via de Inventaris Onroerend Erfgoed7.

Op figuur 31 is een overzicht te zien van de archeologische onderzoeken en toevalsvondsten in de nabije omgeving van het plangebied. De meerderheid van het archeologisch erfgoed is toe te schrijven aan de (Late) Bronstijd. Daarnaast zijn er ook nog twee losse vondsten geregistreerd, afkomstig uit het Neolithicum en de Romeinse tijd. Helemaal in het zuiden van de kaart is er een indicatie van de middeleeuwse hoeve te Spiekelspade.

14 https://geo.onroerenderfgoed.be 38

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 31: Digitaal Hoogtemodel met aanduiding van de CAI-items in de omgeving van het projectgebied (peildatum: november 2016, schaal 1:30.000 © Centrale Archeologische Inventaris, AGIV, Geopunt).

2.5.1 Steentijd Op de Hechtelse Heide is er op verschillende plaatsen lithisch materiaal gevonden. Bij CAI-ID 55280 betreft het vondstmateriaal dat afkomstig is uit het Neolithicum. Elders werden er ook zeven pijlpunten aangetroffen in het natuurgebied.

Wat steentijdonderzoek betreft is er vooral onderzoek gebeurd in de vroege 20ste eeuw. Rond 1905 werden op de Kamert silexafslagen gevonden. Vijf jaar later werd op diezelfde locatie en te Schaapsschoor een ensemble van Mesolithische artefacten gevonden. In het centrum werden twee pijlpunten uit het Neolithicum gevonden en rond 1950 werden er heel wat vuurstenen werktuigen gevonden langs de weg naar Hasselt. Daarbij ging het om een bijl, vijftien trapezoïdale punten, 26 pijlpunten en 10 krabbers uit Wommersom-kwartsiet. Al deze vondsten dateren tot het Neolithicum. Tien jaar later werd hier ook een Bronzen speerpunt gevonden12.

2.5.2 Metaaltijden De meerderheid van de sporen en artefacten in de omgeving dateren tot de (Late) Bronstijd. Een eerste vindplaats bevindt zich aan de Roggestraat en de Tarwestraat in Hechtel (CAI ID-700134). De site kreeg de naam ‘Hoef’ en ligt aan de westelijke rand van de Resterheide. Het betreft een celtic field dat noordoost-zuidwest georiënteerd ligt (volgens de grenzen van het huidige perceel). Een tweede celtic field-systeem bevindt zich ten noordwesten van het projectgebied, aan de Diestersedijk in Wijchmaal (CAI ID-700278). Tot slot werd er ook aan de Weidestraat in de dorpskern van Hechtel een landbouwsysteem uit de Late Bronstijd gevonden (CAI ID-700275).

39

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Celtic Fields worden ook raatakkercomplexen genoemd. Het zijn regelmatige systemen van kleine rechthoekige tot vierkante veldeenheden, die begrensd worden door aarden banken/dijken. De oppervlakte ervan kan variëren van 15 tot 40 are. Veldoppervlak kan vaak golvend of bol overkomen. Die heuveltjes zorgen ervoor dat een celtic field-systeem er vaak uitziet als een groot schaakbord waarbij de veldjes begrensd worden door zandruggen. De meeste celtic field-systemen worden door middel van luchtfotografie ontdekt. Meestal worden ze gespot onder de vorm van soil marks, witte randen afkomstig van de banken op een grijze achtergrond. De oriëntatie is in meer dan tachtig procent van de gevallen noordoost - zuidwest15.

De laatste metaaltijdsite in de nabije omgeving is anders van aard. Het gaat om een necropool uit de Late Bronstijd. De site kreeg de naam ‘Begijne Vijversheide’ (CAI ID-60046) en bevindt zich net ten zuiden van de Diestersedijk in Wijchmaal, vlak naast het reeds besproken veldsysteem. Het betreft een urnenveld in het bosgebied, bestaande uit verschillende kleine grafheuveltjes en funeraire structuren. Celtic Fields worden vaak aangetroffen in de onmiddellijke omgeving van andere archeologische sporen, zoals wegen, dorpen of langebedden (heuvellichamen in het algemeen). Vaak is er ook een verband tussen de positie van heuvellichamen en de planning van de omgevende landbouwgrond. Een begraafplaats, zoals hier het geval, wordt vaak intact gelaten. Op deze plaatsen zal men als het ware niet aan grondbewerking doen. Zo ontstaan er verschillende eilandjes van onverstoorde gronden. Anderzijds kunnen deze ook geincorporeerd worden in de hoeken van de veldsystemen of in de aarden wallen/banken tussen de eenheden. Ze fungeren vaak als territoriale markers. Er kan gesteld worden dat er in de onmiddellijke omgeving van bijna alle in kaart gebrachte veldsystemen urnenvelden en long barrows ontdekt worden16.

2.5.3 Romeinse Tijd Net ten zuiden van de speelplaats van het Don Bosco-instituut in Hechtel werden in 1962 scherven gevonden van twee Romeinse amforen (CAI ID-50155). Sporen van Vroeg-Romeinse occupatie worden net als Bronstijd grafstructuren regelmatig in de nabijheid van celtic fields aangetroffen. Het is immers vastgesteld dat dergelijke veldsystemen tot diep in de Romeinse Periode gebruikt werden, zelfs buiten de grenzen van het Rijk. In Hoeverheide (bij Lommel), Kleine Brogel en Kaulille werden verschillende sporen van Romeinse bewoning geattesteerd. Later, met de komst van een nieuwe, geïmporteerde verkavelingstechniek (de centuriatio) wordt het celtic field-systeem aangepast of zelfs verlaten16.

Figuur 32 (zie infra) toont aan dat Bronstijd veldsystemen dus niet geïsoleerd voorkomen, maar vaak in de nabijheid liggen van sites en vondstmateriaal uit voorgaande, contemporaine of zelfs jongere archeologische periodes. De legende van figuur 31 bevat volgende elementen: 1. celtic field, 2. sporen van prehistorische bewoning (voornamelijk IJzertijd), 3. bronzen object, 4. urn(en), 5. Langebed of heuvellichaam, 6. grafveld, 7. vondsten uit de Romeinse Periode, 8. Romeinse begraafplaats. Dit beeld wijst erop dat het ensemble aan artefacten en archeologische sites in de omgeving van het projectgebied niet toevallig in elkaars nabijheid voorkomen. De aangetroffen archeologische sites en losse vondsten in de omgeving van Hechtel liggen binnen het verwachtingspatroon voor deze regio. Deze densiteit wijst ook op een mogelijk gunstig archeologisch potentieel van het plangebied.

15 Vandekerckhove V., 1995. Celtic Field Research in the Belgian Campine, in: Acta Archaeologica Lovaniensia, Monografie nummer 8, pagina 67-76. 40

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Figuur 32: Detailversie van de verspreidingskaart van celtic fields ten opzichte van structuren en vondsten uit andere perioden in de regio Kempen. De ligging van het plangebied wordt gesuggereerd met een rode pijl (schaal 1:50.000 © Acta Archaeologica Lovaniensia, monografie 8).

2.5.4 Middeleeuwen Onder het CAI identificatienummer 51984 valt de middeleeuwse hoeve De Briel in Spiekelspade. De hoeve werd in 1160 voor het eerst vermeld. Spiekelspade had op dat moment drie hoeven. De Briel was eigendom van de norbertijnen van de Abdij van Averbode. Tijdens de oorlog in de Vroegmoderne Tijd werd ze ettelijke malen geplunderd en in brand gestoken. De hoeve werd uiteindelijk in beslag genomen en verkocht tijdens de Franse Revolutie. Een aantal van deze hoeven waren cijnshoven die op het einde van het Ancien Régime na verkoop in handen kwamen van rijke stedelingen16.

2.6 Archeologisch verwachtingsmodel

Op basis van de verspreiding en aard van diverse vindplaatsen uit de onmiddellijke omgeving van het projectgebied (ten zuiden van het dorp Hechtel), kan geconcludeerd worden dat er een gunstig archeologisch potentieel is voor de ondergrond van het projectgebied.

Eerst en vooral kan gesteld worden dat er in de omgeving verschillende sporen en structuren voorkomen die zelden tot nooit geïsoleerd voorkomen in het landschap, maar eerder vervat zitten in een breder lokaal tot zelfs regionaal patroon. Dit impliceert op de mogelijke aanwezigheid van nog niet ontdekte archeologische relicten in de ondergrond van het projectterrein. De aanwezige landbouwsystemen in deze regio zijn bovendien voor een lange tijd in gebruik geweest, van de Late

16 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/126645 41

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Bronstijd (1100 – 800 voor Christus) tot in de Vroeg-Romeinse Periode (57 voor Christus – 69 na Christus). Een langdurig en intensief landgebruik van de gronden in deze streek verhoogt de kans op archeologie in de bodem. In bijzonder als het gaat om sedentaire landbouw in plaats van zwervende erven.

Een tweede factor is de aard van de bodem van het projectgebied en het gebruik ervan doorheen de geschiedenis. Vanaf de Late Middeleeuwen staan de betreffende percelen gekarteerd als heidegebied, ingebed in een natuurzone. Vanaf dat moment (circa late 18e eeuw) blijft het plangebied bedekt met heidestruiken tot in de late 20ste eeuw. Vanaf dan worden in de hele regio, inclusief het plangebied, naaldbossen aangeplant. Voor de periode voor de Ferrariskaart hebben we geen cartografische of historische bronnen die informatie verschaffen over het landgebruik. Er kan wel aangenomen worden dat er doorheen de middeleeuwen vaak vastgehouden wordt aan een bepaalde landindeling en –gebruik. Dit omwille van eigendomsrecht (wie de gronden bezit bepaalt het gebruik ervan) of omwille van de economische condities (vruchtbaarheid van de gronden).

Zoals eerder vermeld ontwikkelde er zich een specifieke landbouweconomie op de heidegebieden. Dergelijke gebieden werden gebruikt als hooiland of weilanden (meestal in de beekdalen) voor schapen, als bron voor turfontginning of er werden bosjes op aangeplant voor houtrecuperatie. Wegens de aciditeit en droogte van de gronden werd er immers weinig heidegrond omgezet naar akkergrond. De gronden die in de ontginningsperiode ingenomen werden, zijn vandaag nog steeds landbouwarealen of bebouwde percelen. We kunnen er vanuit gaan dat dit gebruik historisch stabiel is. Het plangebied bevindt zich dus vermoedelijk in een omgeving die doorheen de geschiedenis bewust apart gehouden is, een niet gerooide semi-bosachtige zone met duinengordel.

We kunnen er dus van uit gaan dat de lichte en vochtige zandbodem van het terrein weinig tot onbewerkt is, wat gunstig is voor het archeologisch bodemarchief (niet verstoord). Indien er sprake is van zeer vochtig tot nat zand in de ondergrond, zal dit een gunstig effect hebben op de bewaring van aanwezige archeologische relicten. Als het een drogere zandfractie betreft, zal dit eerder nefast zijn. Indien de bodem volledig ongerept is, kan het mogelijk zijn dat er podzolbodems bewaard zijn, zoals die in de duinen ten noorden van het terrein geattesteerd zijn. Indien er in de vroege of volle middeleeuwen (of daarvoor) wel aan landbouw gedaan is op het perceel, dan is het mogelijk dat er plaggenbodems of anthrosols aanwezig zijn in de ondergrond. Dit houdt in dat de bovenste lagen van de bodemhorizont gevormd zijn door historische menselijke activiteiten (grondbewerking, irrigatie, afval). Heidegronden werden vroeger vaak afgeplagd (het weghalen van de toplaag) voor de vorming van potstallen.

Concluderend kunnen we stellen dat zowel de grote verspreidingsgraad van archeologisch erfgoed in de regio als het geringe landgebruik van het projectgebied impliceren op een hoog potentieel inzake de aanwezigheid van archeologisch erfgoed in de bodem en indien aanwezig, de bewaring ervan gunstig kan zijn. Inzake datering worden er hoofdzakelijk sporen uit de Metaaltijden of Romeinse Periode verwacht, dit met oog op de vindplaatsen uit de omgeving. Indien er een gunstige bodembewaring is, zouden er ook vondstenconcentraties uit de (Late) Steentijd aangetroffen kunnen worden. De potentiële aanwezigheid van grondsporen uit de vroege en volle middeleeuwen is mogelijk, maar minder aannemelijk aangezien het projectgebied zich in een natuurzone (heide) bevindt en de middeleeuwse dorpsontwikkeling zich meer noordelijk heeft afgespeeld. Vanaf de Late

42

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

middeleeuwen wordt vastgesteld dat het gebied (nog steeds) in gebruik is als heidegrond en dus niet geoccupeerd is door bewoning.

2.7 Impactbepaling

Zoals vermeld zullen de geplande werkzaamheden een bodemimpact impliceren:  De werken aan de wegenis (het vernieuwen van de toplaag) zullen slechts een minimale bodemimpact hebben. Daarbij wordt enkel de huidige asfaltlaag verwijderd (circa 4 centimeter onder het maaiveld). Aan de zijkanten van de wegstrook zullen er nieuwe straatgoten aangelegd worden. Deze elementen, met fundering bij, zullen circa 40 centimeter diep aangelegd worden. Aangezien het gaat om bestaande wegenissen, mogen we beschouwen dat deze zones reeds verstoord zijn tot op geringe diepte.  Het rooien en ontstronken van percelen 502p, 502n en 502b.  Bij de aanleg van de parking zal er tot op verschillende dieptes uitgegraven worden. Op de zones waar parkeerstroken en tussenliggende trottoirbanden ingepland zijn (het grootste deel van de parking) zal er een fundering aangelegd worden tot op 40 centimeter onder het maaiveld. Voor deze zones mag er dus een impact gerekend worden tot op -0,5 meter (met buffer). Het gaat voornamelijk om steenslagfundering (voor de parkeerstroken) en betonfundering (trottoirbanden). Op de parking is geopteerd om het water maximaal naar de zijkanten te laten aflopen en natuurlijk te laten infiltreren. Daarnaast is er een nieuwe RWA-riolering ingepland, die aangesloten is op een infiltratiegracht (of wadi) en een bufferbekken. De riolering zal voornamelijk aan de zijkant van de parking geplaatst worden. Voor de aanleg hiervan wordt een sleuf uitgegraven tot op een diepte van 1,6 meter onder het huidige maaiveld (zie stippellijn en punten ‘R01’ en ‘R02’ op figuur 3). De infiltratiegracht zelf zal heel ondiep aangelegd worden. Daar zal er maximaal een bodemimpact van twintig centimeter zijn (zie dwarsprofiel 19 in bijlage 2). Het hemelwater bufferbekken daarentegen zal op een diepte van circa 1,07 meter onder het huidige maaiveld aangelegd worden (zie dwarsprofiel 24 in bijlage 2).

Concluderend kan er gesteld worden dat de impact ter hoogte van de wegenissen niet verstorend zal zijn voor archeologische relicten die nog mogelijk in de bodem zitten. Dit omwille van het feit dat de geplande werken maar een vrij ondiepe impact zullen hebben en omdat de zones van de huidige wegenissen vermoedelijk al tot op geringe diepte sterk verstoord zijn (bij de initiële aanleg). Met betrekking tot de parking zal er wel een impact zijn die nefast is voor het archeologisch bodemarchief dat daar mogelijk nog aanwezig is. De zone is bosgebied en is sinds de late middeleeuwen weinig onderhevig geweest aan antropogene impact. Vanaf ca. 1970 is het perceel bebost. We kunnen er dus van uit gaan dat het bodemarchief nog relatief gaaf zal zijn en dat potentiële archeologische sporen nog steeds aanwezig zullen zijn. De geplande graafwerken, zeker ter hoogte van het bufferbekken en de riolering, zullen dus nefast zijn voor de bewaring van deze relicten.

43

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

2.8 Synthese

In opdracht van de Sector Ruimtelijk Beheer van de gemeente Hechtel-Eksel zal er langsheen de Lupinestraat in de gemeente Hechtel-Eksel een nieuwe parking aangelegd worden. Het projectgebied strekt zich uit langsheen de Lupinestraat, ter hoogte van het kruispunt met de Hoefstraat. De parking zal aangelegd worden ten westen van de Hoefstraat, aan noordelijke zijde van de Lupinestraat. In een latere fase zal het tweede deel van de parking, aan zuidwestelijke zijde van het kruispunt, ook aangelegd worden. Verder zullen ook de bestaande straten heraangelegd worden. De initiatiefnemer van dit project is de gemeente Hechtel-Eksel. De bouwwerkzaamheden worden uitgetekend door Antea Group.

Het terrein beslaat een totale oppervlakte van 8020,253 m² (parking en aanliggende weg 6902,163 m² + oostelijk weggedeelte Lupinestraat (1118,09 m²). De bouwwerkzaamheden in totaliteit zullen plaatsvinden op vijf percelen: 502P, 502N en 502B. Op die locatie zal een parkeerzone aangelegd worden met in- en uitrit, parkeerplaatsen, groene zones en een gedeeltelijk ondergronds rioleringsstelsel, aangesloten op een bufferbekken en wadi in het noorden en oosten van het terrein. In opdracht van Antea Group, heeft RAAP België een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het verkrijgen van een vergunning tot het verkavelen van de desbetreffende percelen.

Het doel van dit onderzoek was na te gaan of er kans is op aanwezigheid van waardevolle archeologische resten. Hierbij zijn gegevens verzameld over geografische, landschappelijke en de archeologische context van het plangebied. Op basis daarvan is een archeologische verwachting opgesteld en is er nagegaan wat de invloed van de werken is op het archeologisch erfgoed en welke maatregelen er dienen genomen te worden in functie van eventueel verder onderzoek van archeologische gegevens.

Geografisch gezien ligt het projectgebied net ten zuiden van de dorpskern van Hechtel, in de provincie Limburg. Het terrein is gelegen ten westen van de Hasseltsebaan, die via Houthalen- Helchteren en Zonhoven naar Hasselt loopt. Het gebied staat op het gewestplan gekarteerd als ‘gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’, wat de aanwezigheid van sport- en jeugdaccommodatie op de omgevende percelen verklaart. Op dit moment zijn de betreffende percelen onbebouwd maar wel bebost met naaldbomen. Het bevindt zich op de rand met een agrarische zone tussen de Resterheide in het oosten en de Hechtelse Heide in het westen. Net ten noorden van het terrein, onder het Don Bosco-college, ligt een duinengordel. Deze maakt deel uit van het heide- en stuifzandcomplex van Hechtel-Helchteren en de vallei van de Zwarte Beek.

De tertiaire ondergrond van het plangebied (figuur 13) bestaat uit slechts één geologische eenheid: de Formatie van Kasterlee (Kl). Daarbij gaat het om bleekgroen tot bruin fijn zand en/of kleihoudend zand. Paarse klei-horizonten kunnen sporadisch voorkomen. De bodem is licht mica- en glauconiethoudend en bevat onderaan kleine silexkeien. Op de quartairgeologische kaart dan, komt er ook slechts één bodemtype voor op deze percelen: type 32. Helemaal onderaan de afzetting gaat het om fluviatiele afzettingen van Rijnsedimenten van het Baveliaan. Het Baveliaan dateert tot het Vroeg-Pleistoceen (1,07 – 0,85 miljoen jaar geleden). Daarboven heeft zich een pakket eolische afzettingen van het Saaliaan (238.000 – 126.000) en/of het jongere Weichseliaan (116.000 tot 11.700) geaccumuleerd. Het Weichseliaan is de jongste periode van het Pleistoceen. Wat de

44

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

bodemkaart betreft kan het projectgebied grotendeels gekarteerd worden als vochtig zand. Enkel het noordwestelijke uiteinde, het noordelijk deel van de parking, kan als nat zand bestempeld worden. De bodem bevat een duidelijke humus- of ijzerhorizont en vertoont gley-verschijnselen.

Wat de topografie betreft, bevindt het projectgebied zich in de geografische regio Kempen, meer specifiek de Limburgse Kempen. Dat betekent dat het in de geografische streek Laag België (hoogtemetingen tot maximum honderd meter boven de zeespiegel) ligt. Het terrein op zich is net als haar omgeving relatief vlak. De hoogtes variëren van minimum 65 meter TAW in het noordwesten tot maximum 67,7 meter TAW (straatniveau). Enkel de duinengordels in de heidegebieden vormen lokale verschillen in het reliëf.

Het dorp Hechtel kwam pas echt tot stand in de eerste helft van de middeleeuwen. Het betrof een arm Kempisch landbouwdorp dat uitgestrekte heidegebieden controleerde. De parochie van Hechtel wordt voor het eerst vermeld vanaf 1266. Hechtel en Eksel hingen af van het ambt Pelt-Grevenbroek. Binnen dit gebied vormen de beide dorpen één schepenbank, een Loons hof. De zetel was normaal in Eksel gevestigd maar in sommige gevallen werd deze naar Hechtel overgebracht. Samen met een aantal naburige dorpen was Hechtel in de 17de-18de eeuw een centrum van de hennepindustrie. Ambachtslieden ontwikkelden er netten voor vissers in Zeeland en Holland. In de 18de werden er voornamelijk schapen gefokt op de heidegronden en leefde men van de opbrengst van boekwijt- en roggeteelten. In de tweede helft van de 18de werd de doorvoerhandel (teuten) ingevoerd. Aangezien Hechtel sinds het einde van de 17de eeuw over een douanekantoor beschikte, verbeterde de economische situatie van het dorp aanzienlijk. Ook de aanleg van een nieuwe handelsroute, de Luikersteenweg, had een belangrijk aandeel in de opbloei. Vanaf de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw werd in Hechtel ook tabak gemaakt en likeur gestookt. Vanaf dan werd er sterk handel gedreven in zogenaamde koloniale waren.

Op de Ferraris-kaart (1771 – 1777) ligt het plangebied volledig gesitueerd op heidegrond. Ook de Hasseltsebaan was op dat moment al aangelegd en werd mogelijk geflankeerd door bomenrijen. Ten noorden van het plangebied, aan de zuidelijke rand van de bewoning van Hechtel bevond zich een duinengordel. In het zuiden zien we de aanzet van de akkers en veldcomplexen van het ook reeds vermeld ontginningsdorp ‘De Hoef’. Dit landgebruik blijft doorheen de geschiedenis op het historisch kaartmateriaal ongewijzigd. Ook op een luchtfoto uit 1971 van het Nationaal Geografisch Instituut is het terrein overgroeid door lage heidestruiken. Heidevlakten gingen samen met cultuurgronden en aangeplante bossen, het ontginnen van turf en gebruik van de beekdalen (of broeken) als hooilanden of weilanden voor het vee. Het betrof een specifieke economie. De meeste kleinere boszones werden aangeplant door boeren met als doel het hout hiervan te gebruiken voor hun bedrijf.

Pas vanaf luchtfoto’s uit 1995 komen er naaldbomen voor op het terrein. Al vanaf het einde van de 18de eeuw werden er sporadisch sparren gepland op heidegebied. Begin 20ste eeuw werd er massaal naaldhout geplant op grote oppervlakte van de heide. Vooral stuifzandkoppen werden daarbij geviseerd. In dit geval duurde tot 1971 voor het terrein bedekt werd met sparren. Op basis van een topografische kaart is het wel mogelijk dat er rond 1935 al eens naaldhout op deze plek aangeplant werd.

45

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Wat archeologische vindplaatsen en vondstmateriaal uit de directe omgeving betreft, gaat het voornamelijk om relicten uit de (Late) Bronstijd (1.100 – 800 voor Christus). Ten zuiden van Hechtel zijn meerdere veldsystemen uit deze periode geattesteerd via luchtfotografie. Verder is er in het zuidoosten van de dorpskern ook een urnenveld uit dezelfde periode reeds onderzocht. Het betrof kleine grafheuveltjes en funeraire heuvellichamen, in een beboste zone. Op de Hechtelse Heide zijn de sporen nog iets ouder. Daar zijn in het verleden verschillende pijlpunten uit vuursteen gevonden. Deze dateren tot de Late of Nieuwe Steentijd (het Neolithicum, circa 5.500 voor Christus). Ook langsheen de Hasseltsebaan werd in 1950 een groot silex-ensemble uit diezelfde periode gevonden. Net ten zuiden van het Don Bosco-Instituut werd in 1962 Romeins aardewerk gevonden. De gevonden scherven, afkomstig van amforen, behoorden tot minstens twee individuen. Op dat moment waren er ook al verschillende Romeinse wegen aangelegd in deze regio. Meer noordelijk werd, in samenhang met een celtic field-complex tevens een Romeinse necropool geattesteerd.

Eerst en vooral kan gesteld worden dat er in de omgeving verschillende sporen en structuren voorkomen die zelden tot nooit geïsoleerd voorkomen in het landschap, maar eerder vervat zitten in een breder lokaal tot zelfs regionaal patroon. Dit impliceert op de mogelijke aanwezigheid van nog niet ontdekte archeologische relicten in de ondergrond van het projectterrein. De aanwezige landbouwsystemen in deze regio zijn bovendien voor een lange tijd in gebruik geweest, van de Late Bronstijd (1100 – 800 voor Christus) tot in de Vroeg-Romeinse Periode (57 voor Christus – 69 na Christus).

Een tweede factor is de aard van de bodem van het projectgebied en het gebruik ervan doorheen de geschiedenis. Vanaf de Late Middeleeuwen staan de betreffende percelen gekarteerd als heidegebied, ingebed in een natuurzone. Vanaf dat moment (circa late 18e eeuw) blijft het plangebied bedekt met heidestruiken tot in de late 20ste eeuw. Vanaf dan worden in de hele regio, naaldbossen aangeplant. Heidegronden zaten ingebed in een aparte soort economie en door de aciditeit en droogte van de gronden werden weinig van deze gronden omgezet naar akkergrond. Het plangebied bevindt zich dus in een omgeving die doorheen de geschiedenis bewust apart gehouden is, een niet gerooide semi-bosachtige zone met duinengordel. We kunnen er dus van uit gaan dat de lichte en vochtige zandbodem van het terrein weinig tot onbewerkt is, wat gunstig is voor het archeologisch bodemarchief.

Als besluit kunnen we aannemen dat zowel de grote verspreidingsgraad van archeologisch erfgoed in de regio als het geringe landgebruik van het projectgebied impliceren op een hoog potentieel inzake de aanwezigheid van archeologisch erfgoed in de bodem en indien deze aanwezig is, de bewaring ervan gunstig kan zijn. Na analyse van de geplande werkzaamheden werd er vastgesteld dat er wel degelijk een bodemimpact zou plaatsvinden die nefast is voor de conservatie van archeologische relicten in de ondergrond.

Na afronden van de bureaustudie werd er geconcludeerd dat er nog niet voldoende informatie aanwezig was om een uitspraak te doen over het archeologisch potentieel in de ondergrond van het projectgebied. Daarom werd er geadviseerd om een landschappelijk booronderzoek te ondernemen. Het doel daarvan is om inzicht te verwerven in de stratigrafie en aard van de ondergrond van het terrein en de gaafheid ervan. Dit onderzoek is noodzakelijk om een inschatting te kunnen maken

46

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

inzake de aanwezigheid van een archeologisch niveau met archeologische relicten en sporen en de bewaringsgraad ervan.

Hierop volgend wordt een antwoord geformuleerd op de wetenschappelijke vraagstellingen:

 Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden in het plangebied zijn reeds bekend? o Het projectgebied is niet gelegen in een gebied zonder archeologisch erfgoed, zoals deze zijn vastgesteld in het Ministerieel besluit van 1 juli 2016. Tevens is het niet gelegen binnen een vastgestelde archeologische zone. Binnen het projectgebied zelf is er geen archeologische data beschikbaar en nog geen archeologisch onderzoek in het verleden uitgevoerd. Het terrein bevindt zich niet in een verstoorde zone. Met betrekking tot erosie is er geen informatie beschikbaar voor het terrein. De graad van erosie bij de omliggende percelen is wel verwaarloosbaar. In de omgeving van het plangebied zijn er wel verschillende archeologische relicten aangetroffen. Het merendeel daarvan zijn afkomstig uit de Late Bronstijd (verschillende veldsystemen, een urnenveld). Daarnaast zijn er nog twee vondsten (of ensembles) uit het Neolithicum en de Romeinse Tijd aangetroffen. Een groot aantal silexvondsten uit de vroege 20e eeuw wijzen op een occupatie van het gebied sinds de Steentijd. Opmerkelijk is ook de aanwezigheid van Romeinse sporen in de buurt van de Bronstijd-sites. Dit wijst mogelijk op het overnemen van het landgebruik in de regio.

 Zijn er in het gebied paleo-landschappelijke eenheden bewaard en is er kans op het aantreffen van archeologische sites in dit landschap? o Omwille van het specifieke karakter van de aanwezige heidegebieden, het stuifzandcomplex van Hechtel-Helchteren en de daarin vervatte beekvallei van de Zwarte Beek, is de kans op aantreffen van archeologische relicten in dit landschap vrij reëel. Heidegebieden met duinengordels( opgebouwd uit dekzand) hebben in het verleden vaak aangetoond ideale vindplaatsen te zijn voor prehistorisch archeologisch materiaal. Dergelijke gronden zijn doorheen de geschiedenis namelijk weinig bewerkt (en dus verstoord) geweest. De kans op prehistorische sites (van Steentijd tot en met Metaaltijden) hier is dus groot. Het aantreffen van veldsystemen uit de Bronstijd wijzen op een ontginning en bewoning van het landschap sinds de metaaltijden. Heidegronden waren immers geschikt voor verschillende economische doeleinden. Vooral de lager gelegen beekvalleien, zoals deze van de Zwarte Beek (ten zuiden van het plangebied), zijn lang gebruikt als weiland of hooiland.

• Hoe kunnen archeologische resten zich manifesteren (sporen, vondstenconcentraties, …) en op welke diepte kunnen deze worden aangetroffen?  Vooralsnog is het onduidelijk op welke diepte archeologische sporen en vondstenconcentraties zich kunnen manifesteren in de bodem. Een landschappelijk booronderzoek moet hier meer inzicht in verschaffen. Vermoedelijk zal het archeologisch niveau zich niet diep bevinden onder de heidegrond. Het is zeker mogelijk om prehistorische sporen aan te treffen op het terrein. Daarbij kan het enerzijds gaan om rituele sporen: kringgreppels, grafheuvels, urnen- of

47

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

brandrestengraven (zoals deze geattesteerd zijn in het naburige Wijchmaal). Anderzijds kunnen er ook bewoningssporen geattesteerd worden. Met de aanwezigheid van verschillende veldsystemen in de omgeving, is de kans reëel om ook hier een akkercomplex (of een eenheid) met eventuele huisplattegronden aan te snijden. Door het aantreffen van Romeins importaardewerk net ten noorden van het projectgebied, bestaat ook de kans om sporen of materiaal aan te treffen uit deze periode. Bodemkundig is er een grote kans op podzolvorming in de ondergrond. Boringen die in het verleden uitgezet zijn in de omgeving van het terrein, wijzen namelijk op een dikke ijzer- en/of humus B-horizont. Podzols op zandgronden zijn gekenmerkt door een dunne toplaag (A) met daaronder een vrij dikke uitspoelingshorizont (E) die overgaat in een donkerkleurige inspoelingslaag (B), waar het migrerend ijzer en aluminium afslaat. Daaronder bevindt zich het moedermateriaal: het dekzand (C).

 Wat was het historisch landgebruik van het plangebied en wat is het landgebruik nu en wat is de invloed daarvan op de (verwachte) archeologie en (bodem)gaafheid? o Het terrein is sinds de Late Middeleeuwen steeds gekarteerd geweest als heidegebied. Vanaf de 20ste eeuw werden er naaldbomen aangeplant op de bewuste percelen. Voor de periode voor midden 18de eeuw hebben we geen historische bronnen over het landgebruik. Vermoedelijk is deze heidegrond steeds als weiland of hooiland gebruikt. De Lupinestraat zelf was in de late middeleeuwen al in gebruik, zij het als een onverharde landweg. De Hoefstraat wordt pas vanaf het midden van de 19de eeuw weergegeven op kaartmateriaal. Indien het terrein inderdaad uitsluitend als graasland en hooiland gebruikt is doorheen de geschiedenis, vermoeden we een geringe verstoring van de archeologie in het plangebied. Dit zou een gunstig effect hebben op de gaafheid van de bodem en op de conservatie van de archeologische relicten. Aangezien de bodem voornamelijk bestaat uit vochtig zand, impliceert dit een iets sterkere aciditeit van de bodem. Dit is op haar beurt minder positief voor de bewaring van archeologisch materiaal.

 Wat is de gespecificeerde verwachting (alsmede de verwachte conservering en gaafheid) ten aanzien van nog onbekende archeologische waarden in het gebied? o Zoals reeds vermeld is het zeker mogelijk om structuren, grondsporen of archeologische vondstconcentraties uit de metaaltijden aan te treffen. Met oog op de verschillende vondsten (ontdekt zijn in de vroege 20ste eeuw) die dateren tot de Nieuwe Steentijd (of Neolithicum), valt het niet uit te sluiten dat er ook vuurstenen artefacten aanwezig kunnen zijn in de ondergrond van het terrein. Mogelijk zouden er ook Romeinse grondsporen aanwezig kunnen zijn. Dit omwille van het feit dat er een Romeinse occupatie geweest is in deze regio, omwille van de CAI-data uit de omgeving en omwille van de locatie; het terrein bevindt zich immers in de nabijheid van een grote steenweg (de Hasseltsebaan).

 Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten?

48

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

o Zoals vermeld in de impactbepaling zal de bodemimpact van de geplande werken nefast zijn voor het archeologisch erfgoed in de ondergrond. Al moet er wel een opdeling gemaakt worden in deze analyse. . De impact op de plaats van de wegenissen zal nihil zijn ten opzichte van archeologische relicten (als deze dan nog aanwezig zijn onder de huidige Lupinestraat). . De impact van de toekomstige graafwerken ter hoogte van de geplande parking zullen wel nefast zijn voor de conservatie van archeologische relicten. Dit aangezien het terrein zo goed als volledig tot op -0,5 meter wordt afgegraven, voor de aanleg van de parkeerstroken en rijstroken. De wadi zal slechts tot op -0,2 meter aangelegd worden. De diepste bodemimpact zal plaatsvinden ter hoogte van de RWA-riolering (-1,6 meter) en het bufferbekken (-1,05 meter).

49

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

3 Resultaten van het landschappelijk booronderzoek (2017A49)

3.1 Beschrijvend gedeelte

3.1.1 Administratieve gegevens

 Projectcode Agentschap Onroerend Erfgoed: 2017A49  Type onderzoek: landschappelijk booronderzoek  Onderzoekskader: opstellen van een archeologienota voor de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag  Opdrachtgever: Antea Group Cardo Campus Gebouw 6 Kempische Steenweg 293 bus 32 3500 Hasselt  Initiatiefnemer: Gemeente Hechtel-Eksel Don Boscostraat 5 3940 Hechtel-Eksel  Erkend archeoloog: RAAP België (OE/ERK/Archeoloog/2016/00154)  Andere betrokken actoren: veldwerkleider / archeoloog + aardkundige  Wetenschappelijke begeleiding: nvt.

3.1.2 Onderzoeksopdracht

3.1.2.1 Doelstelling Het doel van het landschappelijk booronderzoek is om binnen het plangebied vast te stellen hoe de bodem is opgebouwd, in hoeverre deze nog intact is en of hierin behoudenswaardige archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Hierbij dient met name de lithostratigrafie en mede op basis daarvan de lithogenese te worden vastgesteld. Bij de lithostratigrafische beschrijving van sedimenten wordt met name gelet op het voorkomen van erosievlakken (disconformiteiten) en begraven bodems (paleosols) en vegetatielagen.

Daarnaast dient het booronderzoek enkele van de onderzoeksvragen te beantwoorden waarvoor het bureauonderzoek niet voldeed:

 Wat is de feitelijke bodemopbouw en op welke niveaus (horizonten) kunnen archeologische restanten verwacht worden?  Welke delen van het gebied zijn door eerdere bodemingrepen reeds verstoord zodat (behoudenswaardige) archeologische resten niet meer verwacht kunnen worden?  In welke mate en in welke zones zijn horizonten bewaard waarin zich archeologische resten in situ (kunnen) bevinden?  Hoe zijn de omstandigheden ten aanzien van het eventueel voorkomen van steentijd vindplaatsen?  Indien gave bodems dan wel potentiële archeologische horizonten aanwezig zijn, zullen deze vergraven worden door de geplande werkzaamheden?  Welke beheer-/behoudmaatregelen zijn noodzakelijk ter behoud / bescherming van archeologische waarden?

50

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

3.1.2.2 Randvoorwaarden Het onderzoek is uitgevoerd door een erkend archeoloog volgens de normen van de Code van Goede Praktijk versie 2

3.1.3 Beschrijving van de strategie & werkwijze van het landschappelijke booronderzoek Het veldwerk bestond uit een landschappelijk booronderzoek. De gevolgde onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en de Code van Goede Praktijk (versie 2.0).

Het landschappelijk booronderzoek had het verkrijgen van inzicht in de bodemgesteldheid en de mate van bodemverstoring in het plangebied tot doel. Daarmee wordt de gespecificeerde archeologische verwachting uit het bureauonderzoek getoetst en kunnen uitspraken worden gedaan over de gaafheid van eventuele aanwezige archeologische vindplaatsen. Het minimum aantal boringen per hectare, noodzakelijk voor een betrouwbaar geologisch en bodemkundig inzicht verschilt van auteur tot auteur. Volgens A. Tol volstaat gemiddeld één boring per hectare.17 Het andere uiteinde van het spectrum is een zeer gedetailleerde geologische kartering en voornamelijk gericht op gebieden met een complexe geomorfologische opbouw, met name in een grid van 20 bij 20m.18 B. Groenewoudt stelt voor dergelijke contexten een resolutie van 5 boringen per hectare (ofwel een grid van 50 bij 50m) voorop.19

Op moment van het inplannen en uitzetten van de landschappelijke boringen, is er gebruik gemaakt van het oorspronkelijke plangebied dat toen beschikbaar was. Dit plangebied includeert naast het huidige projectgebied ook het zuidelijke gedeelte van de parking, ten zuidwesten van het kruispunt tussen de Hoefstraat en Lupinestraat. Tijdens het voorbereiden van de plannen werd dit gedeelte mee opgenomen in de contouren van het plangebied. Het zuidelijke gedeelte van de parking is dus mede onderzocht door landschappelijke boringen.

Binnen het kader van dit vooronderzoek werd geopteerd om richtinggevend boringen te plaatsen in een verspringend van 30 bij 40m. Er zijn immers aanwijzingen voor recente verstoringen die kunnen geleid hebben tot een complexe stratigrafie, dan wel een ruimtelijke variatie in de bodemopbouw. Vandaar de keuze om het landschappelijk booronderzoek niet te beperkten tot 1 boring/ha, maar een verdicht grid van 7 boringen te hanteren. Het hanteren van een meer gedetailleerd grid was eveneens noodzakelijk om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. De exacte positie van de boorpunten werd beïnvloed door praktische randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld het locale microreliëf of kabels en leidingen. De lokalisering van de boorpunten gebeurt met xyz-coördinaten (planimetrie in Lambertcoördinaten (EPSG:31370), altimetrie ten opzichte van de Tweede Algemene Waterpassing).

Verspreid over het plangebied zijn 7 boringen geprojecteerd (figuur 33). Met dit boorplan is een boordichtheid van 6 boringen per hectare bereikt. Een dergelijke boordichtheid voldoet om de bodemopbouw doelmatig en betrouwbaar te karakteriseren, eventuele grootschalige

17 Tol et al. 2004. Tol, A.J., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren: een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. 18 Bats 2007. Bats, M., 2007. The Flemish Wetlands: an archaeological survey of the valley of the river Scheldt. In J. Barber, C. Clark, M. Cressey, A. Crone, A. Hale, J. Henderson, R. Housley, R. Sands & A. Sheridan (eds.); Archaeology from the Wetlands: recent perspectives. Proceedings of the 11th WARP Conference, Edinburgh 2005 (WARP Occasional Paper, 18). 19 Groenewoudt 1994. Groenewoudt, B.J., 1994. Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. NAR 17. ROB, Amersfoort. 51

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

verstoringen nader vast te stellen en de vraagstelling zoals die voor het landschappelijk booronderzoek is opgesteld, te kunnen beantwoorden.

De boringen zijn manueel uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 centimeter. De gehanteerde boordiameter laat steeds toe om een natuurgetrouwe doorsnede te bekomen van de aanwezige aardkundige eenheden. De boorprofielen worden in het veld beschreven op basis van de Code van Goede Praktijk (versie 2) en de ASB 5.2. Hierbij is gebruik gemaakt van het software-pakket Deborah 3.0. Alle boorprofielen zijn gefotografeerd waarbij zo veel als mogelijk schaduwcontrasten vermeden zijn. Profielputten ter aanvullende verduidelijking van de bodemopbouw zijn niet aangelegd, noch zijn bij afwezigheid bestaande ontsluitingen in wegtaluds, watergangen e.d. bestudeerd.

Er werd geboord tot maximaal 1 m –mv. Er zijn geen monsters genomen.

Het opgeboorde materiaal is niet gezeefd, maar met het blote oog geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken).

De uitgebreide boorbeschrijvingen (inclusief lithologisch profiel) zijn opgenomen in bijlage 3.

figuur 33 Boorpunten en projectgebied geprojecteerd op de kadastrale kaart (schaal 1:3.400 © NGI).

Op basis van de resultaten van het landschappelijk booronderzoek zal worden aangegeven welk type bodems en afzettingen binnen het plangebied voorkomen, wat de (paleo)landschappelijke genese is van de verschillende deelgebieden, in hoeverre de bodems door (sub)recente grondwerkzaamheden zoals bouwactiviteiten, afgravingen en egalisaties is verstoord, wordt het verwachtingsmodel eventueel aangepast en zal worden aangegeven in een hoeverre vervolgonderzoek naar archeologische indicatoren, materiële resten en sporen wenselijk en zinvol is en welk type onderzoek hiervoor het meest geschikt is.

52

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Het landschappelijk booronderzoek is uitgevoerd op 11 januari 2017 door A. Van de Water (archeoloog) en R. Paulussen (aardkundige).

3.2 Assessmentrapport landschappelijk booronderzoek

3.2.1 Beschrijving van de aardkundige opbouw van het onderzochte gebied De bodem binnen het plangebied bestaat vrijwel volledig uit matig fijn tot zeer grof zand met lokaal uiterst grof zand. Op basis van de Quartairgeologische kaart van Vlaanderen worden ter plaatse van het plangebied eolische dekzanden uit het Weichseliaan op Pleistocene rivierafzettingen verwacht, eventueel in combinatie met Holocene stuifzanden. De velddeterminatie van de opgeboorde zandafzettingen wijst op een combinatie van dekzand en fijn rivierzand op grovere, grindhoudende rivierzanden. Plaatselijk ontbreekt het dekzand volledig. De veldclassificatie “rivierzand” is met name gebaseerd op de slechte tot matige sortering van de zandafzettingen, het plaatselijk voorkomen van uiterst grof zand en de aanwezigheid van grind. Een microscopische veldanalyse (vergrotingsfactor 40) van een zandmonster afkomstig uit de C2- horizont van boring 5 duidt -in afwijking van de velddeterminatie- op een zeer hoge component aan zandkorrels die vanwege hun afronding en mattering eenduidig eolisch van aard zijn. Het zand bestaat vrijwel volledig uit transparante kwartskorrels met een mediaanfractie van 200 µm. Opvallend is daarmee het vrijwel ontbreken van andere minerale delen. Een groot aantal korrels vertoont een bolvormige afronding en mattering die kenmerkend is voor eolisch transport over grotere afstanden. Enkele de sorteringsgraad wijkt af van een typisch eolisch sediment. Dit blijkt ook uit de microscopische analyse van een stuifzandmonster afkomstig uit de C1-horizont van boring 5. Dit monster heeft een vergelijkbare mediaanfractie van rond de 200 µm maar blijkt duidelijk beter gesorteerd te zijn. Het dekzandpakket is zondermeer dun. In meerdere boringen zijn ondiep eenduidige grove, grindhoudende rivierzanden aangetroffen. Door periglaciale cryoturbatie kan de overgang tussen het dekzand en het Pleistocene rivierzand zijn vervaagd en kunnen grinddelen in het dekzand terecht zijn gekomen. Ter plaatse van boring 1 ontbreekt het dekzand volledig en ligt uiterst grof, matig grindhoudend rivierzand aan het maaiveld.

Ter plaatse van het zuidelijke deel van het plangebied zijn de boringen 3 en 4 verricht. In boring 3 is sprake van matig grof dekzand (C1-horizont) op zeer grof rivierzand (C2-horizont). De bodem wordt hier gekenmerkt door een vrijwel intacte podzolbodem met een AE-, Bhs-, BC- en C- horizont. De top van de C-horizont ligt op 40 cm –mv. In boring 4 is sprake van een sterk afwijkend profiel. De podzolbodem zoals aangetroffen in boring 3 ontbreekt hier volledig. In plaats daarvan is sprake van een sterk geroerde toplaag (Ap-horizont) tot 55 cm –mv die mogelijk uit opgebracht materiaal bestaat gezien de uiterst grove zandtextuur. Daaronder ligt tot 75 cm – mv een geroerde overgangshorizont (A/C-horizont) die overgaat in een oorspronkelijke C-horizont bestaande uit zee grof, matig siltig rivierzand. In de geroerde toplaag (Ap-horizont) zijn geen vergraven podzolrestanten waargenomen. Een ontgronding kan derhalve niet worden uitgesloten. Opvallend is het voorkomen van een uitbundige klimopvegetatie binnen het oostelijke deel terwijl deze binnen de westelijke helft volledig ontbreekt, evenals de aanwezigheid van rabatten.

Ter plaatse van het noordelijke deel van het plangebied zijn de boringen 1, 2, 5, 6 en 7 verricht. Opvallend binnen dit deelgebied is het kleinschalige microreliëf met een duidelijke laagte in het centrale deel ter plaatse van boring 7. Het onregelmatige microreliëf binnen de zuidelijke helft van het noordelijke deel van het plangebied doet de aanwezigheid van jong stuifzand vermoeden. Ter plaatse van boring 1 ontbreekt een dekzandafzetting. Vanaf 10 cm –mv is sprake van uiterst grof, matig grindig rivierzand. Er is hier geen podzolbodem aangetroffen; enkel een AC-profiel met een dunne Ah-horizont van slechts 10 cm. Een antropogene oorzaak (i.c. afgraving) van het

53

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

ontbreken van een podzol die blijkens het resultaat van boring 3 hier oorspronkelijk wel voorkomt, lijkt aannemelijk maar een Holocene deflatie (erosie door de wind) is eveneens mogelijk. De oorspronkelijke podzolbodem is wel aangetroffen in boring 2 (figuur 34) ten zuiden van de laagte. Deze podzolbodem is volledig ontwikkeld (AE-Bhs-BC-C profiel), maar is zeer dun. De basis van de BC-horizont ligt namelijk op slechts 15 cm –mv. Het betreft echter geen jonge micropodzol omdat de bodem daarvoor ondanks de geringe dikte te goed is ontwikkeld.20 De podzol is gevormd in Pleistoceen dekzand.

figuur 34: Boring 2. De leesrichting van de boring is van links naar rechts. Foto: R. Paulussen, 11-1-2017.

Ter plaatse van boring 5 (figuur 35) is eveneens een afgetopte podzolbodem in Pleistoceen zand aangetroffen. De podzolbodem bestaat uit een Bs-BC-C1 profiel en wordt afgedekt door Holoceen stuifzand met een dikte van 30 cm. In het stuifzand is sprake van een AC-profiel. Het stuifzand heeft in vergelijking met het dekzand een meer grijze kleur als gevolg van de bijmenging van organisch materiaal en is beter gesorteerd.

Bhs C1 Bhs C1 C1 A C2 A C2 C2

figuur 35: Boring 5. De leesrichting van de boring is van links naar rechts. Foto: R. Paulussen, 11-1-2017.

Boring 6 vertoont vergelijkbaar met boring 1 een AC-profielopbouw. De podzol ontbreekt ook hier volledig. De recente A-horizont is slechts 5 cm dik en ligt op geelkleurig, zeer grof, matig siltig, zwak grindig Pleistoceen rivierzand.

20 Wallinga e.a., 2013. WALLINGA J., J.M. VAN MOURIK & M.L.M. SCHILDER, 2013, Identifying and dating buried micropodzols in Subatlantic polycyclic drift sands. IN: Quaternary International 306, pp. 60-70. 54

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Boring 7 is in de centrale laagte (figuur 36) geplaatst. Het reliëf binnen deze laagte is zeer onregelmatig. De wijze van ontstaan van de laagte is vooralsnog onbekend. Het bodemprofiel ter plaatse van boring 7 bestaat uit een AC-profiel zonder enige podzoliseringskenmerken. De A- horizont is slechts 5 cm dik en ligt op zeer grof, sterk siltig, zwak grindig rivierzand. Normaliter vormen gesloten laagtes sedimentvallen waarbinnen oude bodems beter bewaard blijven. Dit geldt echter niet voor stuifzandgebieden waar door deflatie reliëfinversie kan optreden en laagtes door winderosie eveneens hun oorspronkelijke bodem kunnen kwijtraken.

figuur 36: Noordelijke deelgebied gezien vanaf boring 5 in noordwestelijke richting met de centrale laagte globaal gemarkeerd door de gele lijn. Foto: R. Paulussen, 11-1-2017.

3.2.2 Assessment van de stalen Het assessment van stalen heeft tot doel de bewaringstoestand en het informatiepotentieel ervan te beschrijven. Hiervoor worden de richtlijnen volgens de Code van Goede Praktijk gevolgd (11.3.3 Assessment van stalen). Het assessment van de stalen is voor dit onderzoek niet van toepassing aangezien tijdens het landschappelijk booronderzoek in dit kader geen relevante sporen of bodemlagen werden aangetroffen. Tijdens dit onderzoek zouden staalnames geen potentiële kenniswinst opleveren of helpen bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen (zie hoofdstuk 3.1.2.2.).

3.2.3 Conservatie-assessment Omdat tijdens het landschappelijk booronderzoek geen vondsten zijn aangetroffen en omdat er geen stalen genomen zijn, wordt er geen conservatie-assessment meegeleverd. Alle aangemaakte gegevens — dit omvat deze archeologienota, de boorbeschrijvingen, de foto's, de figuren, de lijsten, de plannen, kaarten en lagen in GIS — worden digitaal bewaard op minstens twee individuele dragers zodat ze bij vernietiging van één drager niet verloren zijn. Deze bewaring vindt plaats ten kantore van RAAP België, Steenweg Deinze 72, 9810 Nazareth.

55

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

3.2.4 Datering en interpretatie van het onderzochte gebied Tijdens het landschappelijk booronderzoek is het opgeboorde materiaal visueel geïnspecteerd op archeologische indicatoren. Er zijn hierbij geen vondsten of indicatoren aangetroffen. Dit betekent evenwel niet dat binnen het plangebied geen vindplaatsen aanwezig (kunnen) zijn. Ten eerste was het booronderzoek niet gericht op het opsporen van archeologische vindplaatsen of sites en ten tweede is de gehanteerde boordichtheid onvoldoende om hierover uitspraken te kunnen doen.

Op basis van de boringen en het opgeboorde residu kan een globale ouderdom van de bodemopbouw opgemaakt worden. De top van het bodemprofiel bestaat uit Holocene stuifzanden die plaatselijk Laat Pleistocene zandige afzettingen afdekken. Deze rusten op Tertiaire zandige afzettingen. Binnen het plangebied worden plaatselijk in de zandige afzettingen intacte podzolprofielen aangetroffen.

Op basis van het landschappelijk booronderzoek kan een driedeling in het plangebied gemaakt worden. Ter plaatse van boringen 4 (zuidelijk deelgebied) en ter plaatse van de laagte in het noordelijke deelgebied (boringen 1, 6 en 7) zijn diepe verstoringen dan wel geërodeerde bodems aangetroffen. Eventuele archeologische vindplaatsen zullen daarbij verloren gegaan zijn.

3.2.5 Confrontatie met de resultaten van het bureauonderzoek Het bureauonderzoek heeft de volgende aardkundige data verzameld:  Tertiair geologisch: Formatie van Kasterlee (Kl): bleekgroen tot bruin fijn zand en/of kleihoudend zand.  Quartair geologisch: profieltype 32: eolische afzettingen (Saale en/of Weichsel) op fluviatiele afzettingen (Vroeg Pleistoceen)  bodemkundig: nat tot vochtig zand met een duidelijke ijzer- en/of humus B-horizont. In een intact bodemprofiel kan er podzolbodem bewaard zijn. Indien er in de vroege of volle middeleeuwen (of daarvoor) aan landbouw gedaan is op het perceel, dan is het mogelijk dat hier bovenop plaggenbodems of anthrosols zijn ontstaan.  historisch landgebruik: een gebruik vanaf de Late Middeleeuwen als heidegebied, ingebed in een natuurzone tot in de late 20ste eeuw. Het gebruik van voor de Late Middeleeuwen is onbekend, maar er kan wel aangenomen worden dat er doorheen de middeleeuwen vaak vastgehouden wordt aan een bepaalde landindeling en –gebruik, dus heide of een niet gerooide semi-bosachtige zone met duinengordel.

Het landschappelijk booronderzoek heeft de volgende aardkundige data aangetoond:  Tertiaire formaties komen dieper dan 1,5 m –mv voor; zijn niet aangeboord.  Pleistocene grindhoudende fluviatiele zandafzettingen liggen aan of nabij het oppervlak. Deze worden niet dan wel slechts zeer beperkt afgedekt door Laat-Pleistoceen dekzand. Er kan geen duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen het dekzand en de fluviatiele afzettingen. Lokaal dekken Holocene stuifzanden de Pleistocene afzettingen af. De dikte van het stuifzand varieert sterk (microreliëf).  In meerdere boringen zijn al dan niet intacte podzolen met een kenmerkende ijzer-B(h)s- horizont aangetroffen in vochtig zand. De podzolen worden lokaal afgedekt door jong stuifzand zonder of met minimale bodemvorming. Plaggenbodems zijn niet aangetroffen. Plaatselijk is de bodem sterk antropogeen verstoord.  Op basis van het booronderzoek kan geen (pre)historisch landgebruik worden afgeleid behoudens dat de aanwezigheid van jong stuifzand duidt op intensieve (pre)historische landbouw c.q. plaggenwinning met bodemdegradatie en winddeflatie als gevolg.

Hiermee worden de resultaten van het bureauonderzoek genuanceerd.

56

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

3.2.6 Archeologisch verwachtingsmodel Het bureauonderzoek heeft op basis van de verspreiding en aard van diverse vindplaatsen uit de onmiddellijke omgeving van het projectgebied, geconcludeerd dat er een gunstig archeologisch potentieel is voor de ondergrond van het projectgebied.

Deze verwachting geldt met name voor resten uit de periode late bronstijd tot en met vroeg Romeinse tijd en dan voor resten van nederzettingen, grafvelden en off-site fenomenen (landgebruik, landinrichting, deposities, enz.). Echter resten uit de periode steentijd tot late bronstijd kunnen niet uitgesloten worden. In de directe omgeving zijn immers verschillende resten uit mesolithicum en neolithicum aangetroffen. Archeologische resten uit de periode van de middeleeuwen tot nieuwe tijd worden in mindere mate verwacht. Naar verwachting is het plangebied in die tijdsspanne een onderdeel van een groter heide- dan wel bosgebied. Resten van off-site fenomenen uit deze periodes kunnen echter wel voorkomen en verwacht worden.

De resultaten van het landschappelijk booronderzoek geven in de onverstoorde delen van het plangebied geen aanleiding om dit verwachtingsmodel te nuanceren dan wel te herzien. Archeologische resten van nederzettingen en grafvelden uit de periode van de vroege steentijd tot de vroeg Romeinse tijd kunnen voorkomen. De op basis van het bureauonderzoek bepaalde lage(re) verwachting voor steentijdvindplaatsen blijkt onterecht te zijn en dient verhoogd te worden naar gemiddeld tot hoog vanwege de afwezigheid van lokale terreinverhogingen dan wel landschappelijke gradiëntzones. De hoge verwachting voor de recentere periodes (metaaltijden – Romeinse tijd) kan vanwege de bodemgesteldheid en bewaarcondities van de bodem gehandhaafd blijven.

Een gedeelte van het middels landschappelijke boringen onderzochte gebied kan evenwel vrijgesteld worden van vervolgonderzoek. In een gedeelte zijn immers dermate diep verstoorde vindplaatsen aangetroffen, dat intacte archeologische resten niet meer verwacht worden (figuur 37).

57

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

figuur 37: Synthesekaart landschappelijk booronderzoek. De rood gekleurde zone is geselecteerd voor vervolgonderzoek en de zwarte driehoekjes geven de boringen met verstoorde dan wel afgetopte bodems weer (bron: NGI).

3.2.7 Synthese / beschrijving potentieel op kenniswinst Tijdens het bureauonderzoek is reeds vastgesteld dat het gedeelte van het plangebied langs de Lupinestraat of de Hoefstraat reeds in het verleden bodemingrepen hebben plaatsgevonden. Door deze ingrepen (aanleg van verhardingen, kabels en leidingen) is de bodem ter plaatse (diep) vergraven. Dit in combinatie met het planvoornemen heeft ertoe geleid dat dit gedeelte niet is onderzocht tijdens het landschappelijk booronderzoek. Ter plaatse van het westelijk gedeelte ten opzichte van het kruispunt tussen Hoef- en Lupinestraat zijn 7 boringen geplaatst.

De vraagstelling van het landschappelijk booronderzoek concentreerde zich op het vaststellen van de feitelijke bodemsamenstelling, de gelaagdheid en de intactheid ervan en de bodemgeschiktheid voor (pre)historische bewoning en gebruik.

Op basis van het uitgevoerde booronderzoek kan vastgesteld worden dat: - binnen het plangebied zowel Pleistocene dekzandafzettingen en rivierzanden voorkomen alsmede Holocene stuifzanden. - het Holocene stuifzand voor een zeer kleinschalig microreliëf heeft gezorgd waardoor de diepteligging van het Pleistocene oppervlak sterk kan variëren. - enkel ter plaatse van de boringen 2, 3 en 5 nog sprake is van een intacte oorspronkelijke bodem in de vorm van een droge podzol met een kenmerkende Bhs- horizont.

Op basis hiervan wordt geadviseerd enkel binnen het deelgebied tussen de laagte en de Lupinestraat en binnen de westelijke helft van het deelgebied ten zuiden van de Lupinestraat een vervolgonderzoek uit te voeren gericht op het opsporen van eventuele archeologisch resten (figuur 37). Binnen het overige deel van het plangebied kan vanwege het volledig ontbreken van

58

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

de oorspronkelijke bodem een dergelijk vervolgonderzoek achterwege worden gelaten. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische resten is hier zeer gering.

 Betreffende de stedenbouwkundige vergunning en archeologienota voor deze bouwfase (fase 1), wordt er dus een vervolgonderzoek voorgesteld op de zone van de toekomstige parking, ten noordwesten van het kruispunt tussen de Hoef- en Lupinestraat. Hierbij wordt enkel een onderzoek aangewezen op de zone tussen de laagte en de Lupinestraat (de zone rond boringen 2 en 5). Ter hoogte van boringen 1,6 en 7 is de bodem immers afgetopt of verstoord, waardoor de kans op archeologische restanten sterk verwaarloosbaar is.

Het landschappelijk booronderzoek had de volgende vraagstelling:

 Wat is de feitelijke bodemopbouw en op welke niveaus (horizonten) kunnen archeologische resten verwacht worden? Bodemkundig kan er in het onderzochte plangebied een tweedeling gemaakt worden. In de zones met verstoorde dan wel afgetopte bodems, zijn AC-profielen aangetroffen met een zeer scherpe overgang tussen beide lagen en een C-horizont bestaande uit fluviatiele afzettingen. Archeologische resten worden hier niet meer verwacht. In de zone met onverstoorde bodems zijn intacte podzolprofielen onder stuifzand aangetroffen. In deze zone kunnen archeologische resten verwacht worden in het stuifzand dan wel in de podzol-lagen. Grondsporen zullen goed zichtbaar zijn in het stuifzand en in de BC-horizont van de podzol.

 Welke delen van het gebied zijn door eerdere bodemingrepen reeds verstoord zodat (behoudenswaardige) archeologische resten niet meer verwacht kunnen worden? Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat de zone van de Lupinestraat en de Hoefstraat door bodemingrepen in het verleden de bodem reeds geroerd is. Dit betreft de bestaande wegenissen. Dit gedeelte van het plangebied is in het kader van landschappelijk booronderzoek dan ook buiten beschouwing gehouden. Ter plaatse van de binnen het plangebied aanwezige laagte en noordelijk daarvan en ter plaatse van de oostelijke helft van het deelgebied ten zuiden van de Lupinestraat zijn verstoorde bodemprofielen aangetoond. De overige boorpunten hebben onverstoorde of minimaal verstoorde bodemprofielen aangetoond. Ter plaatse van de verstoorde boorpunten worden geen archeologische vindplaatsen meer verwacht. Voor de overige zones blijft de archeologische verachting behouden.

 In welke mate en in welke zones zijn horizonten bewaard waarin zich archeologische resten in situ (kunnen) bevinden? In de zone rondom boringen 2, 3 en 5 zijn volledig ontwikkelde en intacte podzolprofielen onder een afdekkend pakket stuifzand aangetroffen. In deze zone kunnen archeologische resten aanwezig zijn. In de overige boringen zijn ofwel diep verstoorde, ofwel afgetopte bodems aangetroffen.

 Hoe zijn de omstandigheden ten aanzien van het eventueel voorkomen van steentijd vindplaatsen? Het voorkomen van steentijdvindplaatsen wordt als middelhoog tot hoog ingeschat. Er zijn immers aanwijzingen aangetroffen voor landschappelijke gunstige locaties (denk hierbij aan kopjes, microreliëf of gradiëntzones).

59

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

 Indien gave bodems dan wel potentiële archeologische horizonten aanwezig zijn, zullen deze vergraven worden door de geplande werkzaamheden? De geplande werkzaamheden includeren graafwerken die nefast zullen zijn voor de potentiële archeologische horizonten die aanwezig zijn. Op de zone met gave bodems (intacte podzolprofielen onder een afdekkend stuifzandpakket, boring 2 en 5) zal er een bodemimpact zijn van 0,5 meter tot plaatselijk 1,6 meter (zie impactbepaling) onder het huidige maaiveld. Deze uitgravingen vormen een bedreiging voor potentiële archeologische relicten.

 Welke beheer-/behoudmaatregelen zijn noodzakelijk ter behoud / bescherming van archeologische waarden? Op grond van het uitgevoerde onderzoek kunnen nog geen uitspraken gedaan worden over de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen. Aanvullend archeologisch vooronderzoek (middels proefsleuven) in de zones met onverstoorde bodemprofielen is aangewezen. Afhankelijk hiervan kan het uitvoeren van aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Deze worden beschreven in het bijhorend programma van maatregelen.

60

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

4 Invloed van de werken op het archeologisch erfgoed

Op het projectterrein zullen volgende werkzaamheden ondernomen worden:  Er worden een parking aangelegd waarbij de individuele parkeerplaatsen voorzien worden van een fundering op circa 0,4 meter onder het maaiveld. Hier wordt de verstoring tot op 0,5 meter gerekend (inclusief bufferzone).  In het noordelijk gedeelte van de parking wordt een hemelwater bufferbekken aangelegd. Dit bufferbekken wordt uitgegraven tot op 1,05 meter onder het maaiveld. Rondom worden er taluds opgeworpen.  In het oostelijk deel van de parking wordt een wadi aangelegd. Dit bassin is slechts 20 centimeter diep.  Zowel aan de zuidelijke als oostelijke rand van het parkeerterrein zal een RWA-riolering aangelegd worden op een diepte van 1,6 meter. Deze riolering wordt aangesloten op straatkolken, de wadi en vervolgens het bufferbekken (om een overloop te creëren).  De wegenissen worden voorzien van een nieuwe asfalt-toplaag (circa 4 centimeter diep).  Er worden groene elementen aangebracht. Het aanplanten van bomen kan een impact veroorzaken op het bodemarchief. De diepte en omvang hiervan is ongekend.

De wegeniswerken zullen geen impact hebben op het archeologisch bodemarchief. Dit aangezien er niet diep genoeg afgegraven wordt en aangezien de huidige wegenis van de Lupinestraat als verstoord beschouwd mag worden. De werken aan de parking zullen daarentegen wel een negatieve impact hebben op potentiële archeologische sporen en relicten. Het meest ingrijpend is de aanleg van de riolering en het bufferbekken.

Het landschappelijk booronderzoek wees uit op enerzijds afgetopte en verstoorde boringen (boring 1, 6 en 7) en anderzijds nog volledig intacte en ontwikkelde podzolprofielen (boring 2 en 5) die onder een pakket stuifzand vervat zitten. In die laatste zones kunnen dus archeologische restanten aanwezig zijn. De geplande werkzaamheden zullen dus een destructieve invloed hebben op archeologisch erfgoed in die bewuste zone van het terrein.

61

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

5 Assessment

In opdracht van de Sector Ruimtelijk Beheer van de gemeente Hechtel-Eksel zal er aan de Lupinestraat in de gemeente Hechtel-Eksel een nieuwe parking aangelegd worden. Het projectgebied strekt zich uit langsheen de Lupinestraat, ter hoogte van het kruispunt met de Hoefstraat. De parking zal aangelegd worden ten westen van de Hoefstraat, aan noordelijke zijde van de Lupinestraat. In een latere fase zal het tweede deel van de parking, aan zuidwestelijke zijde van het kruispunt, ook aangelegd worden. Verder zullen ook de bestaande straten heraangelegd worden. De initiatiefnemer van dit project is de gemeente Hechtel-Eksel. De bouwwerkzaamheden worden uitgetekend door Antea Group.

Het terrein beslaat een totale oppervlakte van 8020,253 m²: parking en aanliggende weg (6902,163 m²) + oostelijk weggedeelte Lupinestraat (1118,09 m²). De bouwwerkzaamheden in totaliteit zullen plaatsvinden op vijf percelen: 502P, 502N en 502B. Op die locatie zal een parkeerzone aangelegd worden met in- en uitrit, individuele parkeerplaatsen, groene zones en een gedeeltelijk ondergronds rioleringsstelsel, aangesloten op een bufferbekken in het noorden en een wadi in het oosten van het terrein. In opdracht van Antea Group, heeft RAAP België een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het verkrijgen van een vergunning tot het verkavelen van de desbetreffende percelen.

Het doel van dit onderzoek was na te gaan of er kans is op aanwezigheid van waardevolle archeologische resten. Hierbij zijn gegevens verzameld over geografische, landschappelijke en de archeologische context van het plangebied. Op basis daarvan is een archeologische verwachting opgesteld en is er nagegaan wat de invloed van de werken is op het archeologisch erfgoed en welke maatregelen er dienen genomen te worden in functie van eventueel verder onderzoek van archeologische gegevens.

Geografisch gezien ligt het projectgebied net ten zuiden van de dorpskern van Hechtel, in de provincie Limburg. Het terrein is gelegen ten westen van de Hasseltsebaan, die via Houthalen- Helchteren en Zonhoven naar Hasselt loopt. Het gebied staat op het gewestplan gekarteerd als ‘gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’, wat de aanwezigheid van sport- en jeugdaccommodatie op de omgevende percelen verklaart. Op dit moment zijn de betreffende percelen onbebouwd maar wel bebost met naaldbomen. Het bevindt zich op de rand met een agrarische zone tussen de Resterheide in het oosten en de Hechtelse Heide in het westen. Net ten noorden van het terrein, onder het Don Bosco-college, ligt een duinengordel. Deze maakt deel uit van het heide- en stuifzandcomplex van Hechtel-Helchteren en de vallei van de Zwarte Beek.

De tertiaire ondergrond van het plangebied (figuur 13) bestaat uit slechts één geologische eenheid: de Formatie van Kasterlee (Kl). Daarbij gaat het om bleekgroen tot bruin fijn zand en/of kleihoudend zand. Paarse klei-horizonten kunnen sporadisch voorkomen. De bodem is licht mica- en glauconiethoudend en bevat onderaan kleine silexkeien. Op de quartairgeologische kaart dan, komt er ook slechts één bodemtype voor op deze percelen: type 32. Helemaal onderaan de afzetting gaat het om fluviatiele afzettingen van Rijnsedimenten van het Baveliaan. Het Baveliaan dateert tot het Vroeg-Pleistoceen (1,07 – 0,85 miljoen jaar geleden). Daarboven heeft zich een pakket eolische afzettingen van het Saaliaan (238.000 – 126.000) en/of het jongere Weichseliaan (116.000 tot

62

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

11.700) geaccumuleerd. Het Weichseliaan is de jongste periode van het Pleistoceen. Wat de bodemkaart betreft kan het projectgebied grotendeels gekarteerd worden als vochtig zand. Enkel het noordwestelijke uiteinde, het noordelijk deel van de parking, kan als nat zand bestempeld worden. De bodem bevat een duidelijke humus- of ijzerhorizont en vertoont gley-verschijnselen.

Wat de topografie betreft, bevindt het projectgebied zich in de geografische regio Kempen, meer specifiek de Limburgse Kempen. Dat betekent dat het in de geografische streek Laag België (hoogtemetingen tot maximum honderd meter boven de zeespiegel) ligt. Het terrein op zich is net als haar omgeving relatief vlak. De hoogtes variëren van minimum 65 meter TAW in het noordwesten tot maximum 67,7 meter TAW (straatniveau). Enkel de duinengordels in de heidegebieden vormen lokale verschillen in het reliëf.

Het dorp Hechtel kwam pas echt tot stand in de eerste helft van de middeleeuwen. Het betrof een arm Kempisch landbouwdorp dat uitgestrekte heidegebieden controleerde. De parochie van Hechtel wordt voor het eerst vermeld vanaf 1266. Hechtel en Eksel hingen af van het ambt Pelt-Grevenbroek. Binnen dit gebied vormen de beide dorpen één schepenbank, een Loons hof. De zetel was normaal in Eksel gevestigd maar in sommige gevallen werd deze naar Hechtel overgebracht. Samen met een aantal naburige dorpen was Hechtel in de 17de-18de eeuw een centrum van de hennepindustrie. Ambachtslieden ontwikkelden er netten voor vissers in Zeeland en Holland. In de 18de werden er voornamelijk schapen gefokt op de heidegronden en leefde men van de opbrengst van boekwijt- en roggeteelten. In de tweede helft van de 18de werd de doorvoerhandel (teuten) ingevoerd. Aangezien Hechtel sinds het einde van de 17de eeuw over een douanekantoor beschikte, verbeterde de economische situatie van het dorp aanzienlijk. Ook de aanleg van een nieuwe handelsroute, de Luikersteenweg, had een belangrijk aandeel in de opbloei. Vanaf de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw werd in Hechtel ook tabak gemaakt en likeur gestookt. Vanaf dan werd er sterk handel gedreven in zogenaamde koloniale waren.

Op de Ferraris-kaart (1771 – 1777) ligt het plangebied volledig gesitueerd op heidegrond. Ook de Hasseltsebaan was op dat moment al aangelegd en werd mogelijk geflankeerd door bomenrijen. Ten noorden van het plangebied, aan de zuidelijke rand van de bewoning van Hechtel bevond zich een duinengordel. In het zuiden zien we de aanzet van de akkers en veldcomplexen van het ook reeds vermeld ontginningsdorp ‘De Hoef’. Dit landgebruik blijft doorheen de geschiedenis op het historisch kaartmateriaal ongewijzigd. Ook op een luchtfoto uit 1971 van het Nationaal Geografisch Instituut is het terrein overgroeid door lage heidestruiken. Heidevlakten gingen samen met cultuurgronden en aangeplante bossen, het ontginnen van turf en gebruik van de beekdalen (of broeken) als hooilanden of weilanden voor het vee. Het betrof een specifieke economie. De meeste kleinere boszones werden aangeplant door boeren met als doel het hout hiervan te gebruiken voor hun bedrijf.

Pas vanaf luchtfoto’s uit 1995 komen er naaldbomen voor op het terrein. Al vanaf het einde van de 18de eeuw werden er sporadisch sparren gepland op heidegebied. Begin 20ste eeuw werd er massaal naaldhout geplant op grote oppervlakte van de heide. Vooral stuifzandkoppen werden daarbij geviseerd. In dit geval duurde tot 1971 voor het terrein bedekt werd met sparren. Op basis van een topografische kaart is het wel mogelijk dat er rond 1935 al eens naaldhout op deze plek aangeplant werd.

63

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

Wat archeologische vindplaatsen en vondstmateriaal uit de directe omgeving betreft, gaat het voornamelijk om relicten uit de (Late) Bronstijd (1.100 – 800 voor Christus). Ten zuiden van Hechtel zijn meerdere veldsystemen uit deze periode geattesteerd via luchtfotografie. Verder is er in het zuidoosten van de dorpskern ook een urnenveld uit dezelfde periode reeds onderzocht. Het betrof kleine grafheuveltjes en funeraire heuvellichamen, in een beboste zone. Op de Hechtelse Heide zijn de sporen nog iets ouder. Daar zijn in het verleden verschillende pijlpunten uit vuursteen gevonden. Deze dateren tot de Late of Nieuwe Steentijd (het Neolithicum, circa 5.500 voor Christus). Ook langsheen de Hasseltsebaan werd in 1950 een groot silex-ensemble uit diezelfde periode gevonden. Net ten zuiden van het Don Bosco-Instituut werd in 1962 Romeins aardewerk gevonden. De gevonden scherven, afkomstig van amforen, behoorden tot minstens twee individuen. Op dat moment waren er ook al verschillende Romeinse wegen aangelegd in deze regio. Meer noordelijk werd in samenhang met een celtic field-complex tevens een Romeinse necropool geattesteerd.

Eerst en vooral kan gesteld worden dat er in de omgeving verschillende sporen en structuren voorkomen die zelden tot nooit geïsoleerd voorkomen in het landschap, maar eerder vervat zitten in een breder lokaal tot zelfs regionaal patroon. Dit impliceert op de mogelijke aanwezigheid van nog niet ontdekte archeologische relicten in de ondergrond van het projectterrein. De aanwezige landbouwsystemen in deze regio zijn bovendien voor een lange tijd in gebruik geweest, van de Late Bronstijd (1100 – 800 voor Christus) tot in de Vroeg-Romeinse Periode (57 voor Christus – 69 na Christus).

Een tweede factor is de aard van de bodem van het projectgebied en het gebruik ervan doorheen de geschiedenis. Vanaf de Late Middeleeuwen staan de betreffende percelen gekarteerd als heidegebied, ingebed in een natuurzone. Vanaf dat moment (circa late 18e eeuw) blijft het plangebied bedekt met heidestruiken tot in de late 20ste eeuw. Vanaf dan worden in de hele regio, naaldbossen aangeplant. Heidegronden zaten ingebed in een aparte soort economie en door de aciditeit en droogte van de gronden werden weinig van deze gronden omgezet naar akkergrond. Het plangebied bevindt zich dus in een omgeving die doorheen de geschiedenis bewust apart gehouden is, een niet gerooide semi-bosachtige zone met duinengordel. We kunnen er dus van uit gaan dat de lichte en vochtige zandbodem van het terrein weinig tot onbewerkt is, wat gunstig is voor het archeologisch bodemarchief.

Als besluit kunnen we aannemen dat zowel de grote verspreidingsgraad van archeologisch erfgoed in de regio als het geringe landgebruik van het projectgebied impliceren op een hoog potentieel inzake de aanwezigheid van archeologisch erfgoed in de bodem en indien deze aanwezig is, de bewaring ervan gunstig kan zijn. Na analyse van de geplande werkzaamheden werd er vastgesteld dat er wel degelijk een bodemimpact zou plaatsvinden die nefast is voor de conservatie van archeologische relicten in de ondergrond.

Na afronden van de bureaustudie werd er geconcludeerd dat er nog niet voldoende informatie aanwezig was om een uitspraak te doen over het archeologisch potentieel in de ondergrond van het projectgebied. Daarom werd er geadviseerd om een landschappelijk booronderzoek te ondernemen. Het doel daarvan is om inzicht te verwerven in de stratigrafie en aard van de ondergrond van het terrein en de gaafheid ervan. Dit onderzoek is noodzakelijk om een inschatting te kunnen maken

64

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

inzake de aanwezigheid van een archeologisch niveau met archeologische relicten en sporen en de bewaringsgraad ervan.

De resultaten van het landschappelijk booronderzoek wezen op de aanwezigheid van zowel Pleistocene dekzandafzettingen en rivierzanden als Holocene stuifzanden op het projectgebied. Het Holocene stuifzand heeft gezorgd voor een zeer kleinschalig microreliëf op het terrein. Daardoor kan de diepteligging van het Pleistocene oppervlak sterk variëren. Wat de boringen betreft kan er een tweedeling gemaakt worden. Boringen 1, 6 en 7 vertoonden afgetopte tot verstoorde bodems. Het betrof AC-profielen met een scherpe overgang en een C-horizont bestaande uit fluviatiele afzettingen. Op de locatie van boringen 2 en 5 werd wel nog een intacte en oorspronkelijke bodem geattesteerd, onder de vorm van intact podzolprofielen (Bhs-horizont) onder een afdekkend stuifzandpakket.

Ter plaatste van de verstoorde boorpunten worden er geen archeologische vindplaatsen meer verwacht. Deze zone kan vrijgesteld worden van vervolgonderzoek. In de zone rond boringen 2 en 5 worden er wel archeologische restanten verwacht. Daar zullen mogelijke grondsporen zichtbaar zijn in het stuifzand en in of vanaf de BC-horizont van de Podzol. Na het booronderzoek werd het voorkomen van steentijdvindplaatsen bijgesteld van matig tot middelhoog/hoog, door de aanwezigheid van een landschappelijk gunstige locatie. De hoge verwachting voor archeologische restanten (van nederzettingen en grafvelden) uit de recentere periodes (metaaltijden tot Romeinse Periode) kan vanwege de bodemgesteldheid en bewaarcondities gehandhaafd blijven. Na afloop van het booronderzoek kan er geconcludeerd worden dat het uitvoeren van aanvullende maatregelen in de zones met onverstoorde bodemprofielen (2 en 5) aangewezen is. Dit wordt verder behandeld in het programma van maatregelen.

65

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

6 Literatuurlijst

6.1 Uitgegeven bronnen

Agentschap Onroerend Erfgoed, 2016. Code van Goede praktijk voor de uitvoering van en rapportering over archeologisch vooronderzoek en archeologische opgravingen en het gebruik van metaaldetectoren. Versie 1.0, Brussel.

Bats 2007. Bats, M., 2007. The Flemish Wetlands: an archaeological survey of the valley of the river Scheldt. In J. Barber, C. Clark, M. Cressey, A. Crone, A. Hale, J. Henderson, R. Housley, R. Sands & A. Sheridan (eds.); Archaeology from the Wetlands: recent perspectives. Proceedings of the 11th WARP Conference, Edinburgh 2005 (WARP Occasional Paper, 18).

Beerten K., Gullentops F., Paulissen E., Vandenberghe N., 2006. Toelichting bij de Quartairgeologische kaart - Kaartblad 17: Mol, © KU Leuven.

Groenewoudt 1994. Groenewoudt, B.J., 1994. Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. NAR 17. ROB, Amersfoort.

Gysseling M., 1960. Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor 1226). Deel II, N-Z. Tongeren.

Nationaal Geografisch Instituut België, 1935. Topografische kaart van België op schaal 1:20.000, Brussel.

Nationaal Geografisch Instituut België, 1956-1957. Topografische kaart van België op schaal 1:20.000, Brussel.

Vandekerckhove V., 1995. Celtic Field Research in the Belgian Campine, in: Acta Archaeologica Lovaniensia, Monografie nummer 8, pagina 67-76.

Wallinga e.a., 2013. Wallinga J., J.M. van Mourik & M.L.M. Schilder, 2013, Identifying and dating buried micropodzols in Subatlantic polycyclic drift sands. IN: Quaternary International 306, pp. 60-70.

6.2 Onuitgegeven bronnen

Tol et al. 2004. Tol, A.J., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren: een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

66

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

6.3 Geraadpleegde websites

Geopunt: http://www.geopunt.be Databank Ondergrond Vlaanderen: https://dov.vlaanderen.be Cartesius: http://www.cartesius.be Inventaris Onroerend Erfgoed: https://inventaris.onroerenderfgoed.be https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/122067 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/135253 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/126645 Centrale Archeologische Inventaris: https://cai.onroerenderfgoed.be Website Federale Overheid België: http://www.belgium.be/nl/over_belgie/land/geografie/streken/ Nationaal Geografisch Instituut: http://www.ngi.be/ Geoloket Onroerend Erfgoed: https://geo.onroerenderfgoed.be Website Onroerend Erfgoed: https://www.onroerenderfgoed.be/nl/bescherming/vastgestelde- inventarissen https://besluiten.onroerenderfgoed.be/besluiten/5968/bestanden/16752

67

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

7 Lijst van figuren

FIGUUR 1: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP DE TOPOGRAFISCHE KAART (SCHAAL 1:8.000 © NGI)...... 9 FIGUUR 2: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP HET KADASTERPLAN (SCHAAL 1:3.400 © GROOTSCHALIG REFERENTIEBESTAND VLAANDEREN, AGIV)...... 10 FIGUUR 3: OVERZICHT VAN DE GEPLANDE WERKZAAMHEDEN (SCHAAL 1:500 © ANTEA GROUP)...... 14 FIGUUR 4: DWARSPROFIELEN VAN DE GEPLANDE WERKZAAMHEDEN (© ANTEA)...... 15 FIGUUR 5: PROJECTIE VAN DE GEPLANDE WERKZAAMHEDEN OP HET KADASTRALE PLAN (SCHAAL 1:4.000 © GROOTSCHALIG REFERENTIEBESTAND VLAANDEREN, AGIV)...... 15 FIGUUR 6: PROJECTIE VAN DE GEPLANDE INGREEP OP EEN LUCHTFOTOGRAFISCHE OPNAME UIT 2016 (SCHAAL 1:4.000 © AGIV). 16 FIGUUR 7: ALGEMENE SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP DE TOPOGRAFISCHE KAART (SCHAAL 1:25.000 © NGI)...... 18 FIGUUR 8: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP EEN LUCHTFOTO UIT 2016 (SCHAAL 1: © NGI)...... 19 FIGUUR 9: PROJECTIE VAN DE CONTOUREN VAN HET PLANGEBIED OP HET KADASTERPLAN (SCHAAL 1:3.400 © AGIV)...... 20 FIGUUR 10: RUWE WEERGAVE VAN HET PROJECTGEBIED (RODE KADER) OP HET GEWESTPLAN (SCHAAL 1:11.362 © GEOPUNT). ... 20 FIGUUR 11: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP EEN LUCHTFOTO UIT 2016 (SCHAAL 1:4.000 © NGI)...... 21 FIGUUR 12: DE BODEMBEDEKKINGSKAART UIT 2012 (SCHAAL 1:10.000 © AGIV)...... 22 FIGUUR 13: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP DE TERTIAIRGEOLOGISCHE KAART (SCHAAL 1:40.000 © DOV VLAANDEREN)...... 23 FIGUUR 14: QUARTAIRGEOLOGISCHE KAART MET AANDUIDING VAN HET PLANGEBIED (SCHAAL 1: 40.000 © DOV VLAANDEREN). . 25 FIGUUR 15: BODEMKAART MET PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED (SCHAAL 1:10.000 © DOV VLAANDEREN)...... 25 FIGUUR 16: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP HET DIGITAAL HOOGTEMODEL VLAANDEREN (DTM, SCHAAL 1:15.000 © AGIV)...... 26 FIGUUR 17: DETAILVERSIE VAN HET DIGITAAL HOOGTEMODEL (DTM) MET INDICATIE VAN HET PLANGEBIED EN BIJHORENDE HOOGTEPROFIELEN (SCHAAL 1:4.000 © AGIV, GEOPUNT)...... 27 FIGUUR 18: DOORSNEDEN VAN DE HOOGTEPROFIELEN AANGEGEVEN OP FIGUUR 17 (© GEOPUNT)...... 28 FIGUUR 19: BODEMEROSIEKAART MET INDICATIE VAN HET PLANGEBIED, GEPROJECTEERD OP DE RGB-KAART (SCHAAL 1:15.000 © GROOTSCHALIG REFERENTIEBESTAND VLAANDEREN, AGIV)...... 29 FIGUUR 20: ZICHT OP DE DORPSKERN VAN HECHTEL. FIGUUR UIT HET KAARTBOEK VAN ALLE GOEDEREN VAN DE ABDIJ VAN AVERBODE, OPGESTELD TUSSEN 1650 EN 1680 DOOR LANDMETER CORNELIS LOWIS IN OPDRACHT VAN ABT SERVATIUS VAES (SCHAAL 1:9.814 © ARCHIEF ABDIJ VAN AVERBODE)...... 31 FIGUUR 21: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP DE FERRARIS-KAART (SCHAAL 1:18.000 © AGIV)...... 32 FIGUUR 22: PROJECTIE VAN HET PLANGEBIED OP DE ATLAS DER BUURTWEGEN (SCHAAL 1:18.000 © AGIV, GEOPUNT)...... 33 FIGUUR 23: WEERGAVE VAN HET PLANGEBIED OP DE KAART VAN VANDERMAELEN (1846 – 1854) (SCHAAL 1:20.000 © AGIV, GEOPUNT)...... 33 FIGUUR 24: TOPOGRAFISCHE KAART VAN BELGIË UIT 1868 (SCHAAL 1:20.000 © NGI)...... 34 FIGUUR 25: TOPOGRAFISCHE KAART VAN BELGIË UIT 1935 (SCHAAL 1:20.000 000 © NGI)...... 35 FIGUUR 26: TOPOGRAFISCHE KAART VAN BELGIË UIT 1956 – 1957 (SCHAAL 1:20.000 © NGI)...... 35 FIGUUR 27: LUCHTFOTO UIT 1952 MET INDICATIE (ROOD VENSTER) VAN HET PROJECTGEBIED (SCHAAL 1:25.000 © NGI)...... 36 FIGUUR 28: LUCHTFOTOGRAFISCHE OPNAME UIT 1971 MET INDICATIE VAN HET PROJECTGEBIED (SCHAAL 1:8.000 © AGIV, GEOPUNT)...... 36 FIGUUR 29: LUCHTFOTO UIT 2000-2003 MET INDICATIE VAN HET PROJECTGEBIED (SCHAAL 1:5.000 © AGIV, GEOPUNT)...... 37 FIGUUR 30: LUCHTFOTO UIT 2013 – 2015 MET INDICATIE VAN HET PROJECTGEBIED (SCHAAL 1:5.000 © AGIV, GEOPUNT)...... 38 FIGUUR 31: DIGITAAL HOOGTEMODEL MET AANDUIDING VAN DE CAI-ITEMS IN DE OMGEVING VAN HET PROJECTGEBIED (PEILDATUM: NOVEMBER 2016, SCHAAL 1:30.000 © CENTRALE ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS, AGIV, GEOPUNT)...... 39 FIGUUR 32: DETAILVERSIE VAN DE VERSPREIDINGSKAART VAN CELTIC FIELDS TEN OPZICHTE VAN STRUCTUREN EN VONDSTEN UIT ANDERE PERIODEN IN DE REGIO KEMPEN. DE LIGGING VAN HET PLANGEBIED WORDT GESUGGEREERD MET EEN RODE PIJL (SCHAAL 1:50.000 © ACTA ARCHAEOLOGICA LOVANIENSIA, MONOGRAFIE 8)...... 41 FIGUUR 33 BOORPUNTEN EN PROJECTGEBIED GEPROJECTEERD OP DE KADASTRALE KAART (SCHAAL 1:3.400 © NGI)...... 52 FIGUUR 34: BORING 2. DE LEESRICHTING VAN DE BORING IS VAN LINKS NAAR RECHTS. FOTO: R. PAULUSSEN, 11-1-2017...... 54

68

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

FIGUUR 37: ZICHT OP DE DORPSKERN VAN HECHTEL. FIGUUR UIT HET KAARTBOEK VAN ALLE GOEDEREN VAN DE ABDIJ VAN AVERBODE, OPGESTELD TUSSEN 1650 EN 1680 DOOR LANDMETER CORNELIS LOWIS IN OPDRACHT VAN ABT SERVATIUS VAES (SCHAAL 1:9.814 © ARCHIEF ABDIJ VAN AVERBODE)...... 54 FIGUUR 37: ZICHT OP DE DORPSKERN VAN HECHTEL. FIGUUR UIT HET KAARTBOEK VAN ALLE GOEDEREN VAN DE ABDIJ VAN AVERBODE, OPGESTELD TUSSEN 1650 EN 1680 DOOR LANDMETER CORNELIS LOWIS IN OPDRACHT VAN ABT SERVATIUS VAES (SCHAAL 1:9.814 © ARCHIEF ABDIJ VAN AVERBODE)...... 54 FIGUUR 37: ZICHT OP DE DORPSKERN VAN HECHTEL. FIGUUR UIT HET KAARTBOEK VAN ALLE GOEDEREN VAN DE ABDIJ VAN AVERBODE, OPGESTELD TUSSEN 1650 EN 1680 DOOR LANDMETER CORNELIS LOWIS IN OPDRACHT VAN ABT SERVATIUS VAES (SCHAAL 1:9.814 © ARCHIEF ABDIJ VAN AVERBODE)...... 54

69

Aanleg van een parking en herinrichting van de Lupinestraat, Hechtel-Eksel Archeologienota 2016I30

8 De bijlages

Bijlage 1: Gegeorefereerd polygoon van het plangebied (Shapefiles in ZIP-bestand) Bijlage 2: Plannen van de bouwheer (PDF’s in ZIP-Bestand) Bijlage 3: Boorprofielen (PDF) Bijlage 4: Fotolijst boorprofielen (PDF)

70