<<

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - Kliniekstraat 25 - 1070 Brussel - T.: +32 (0)2 558 18 11 - F.: +32 (0)2 558 18 05 - [email protected] - www.inbo.be

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef

Raf Baeyens, Seth Martens, David Buysse & Johan Coeck

INBO.R.2006.30

IINBO.R.2006.30.inddNBO.R.2006.30.indd 1 11/17/08/17/08 22:17:25:17:25 PMPM Auteurs: Raf Baeyens, Seth Martens, David Buysse & Johan Coeck Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.

Vestiging: INBO Brussel Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be

e-mail: Dit rapport kadert in een reeks rapporten betreffende het project evaluatie visdoorgangen. Voor een overzicht van beschikbare rapporten: [email protected]

Wijze van citeren: Raf Baeyens, Seth Martens, David Buysse & Johan Coeck (2006). Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef. INBO.R.2006.30. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel

D/2008/3241/016 INBO.R.2006.30 ISSN: 1782-9054

Verantwoordelijke uitgever: Jurgen Tack

Druk: Managementondersteunende Diensten van de Vlaamse overheid.

Foto cover: INBO

© 2006, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

IINBO.R.2006.30.inddNBO.R.2006.30.indd 2 11/17/08/17/08 22:17:30:17:30 PMPM

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef

Raf Baeyens, Seth Martens, David Buysse & Johan Coeck

Project evaluatie visdoorgangen Studie in opdracht van VMM, afdeling Water, met financiële steun van de Europese Gemeenschap INBO.R.2006.30

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 2

Dankwoord

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water, met financiële steun van het EG Intereg III project ‘Integrale Aanpak Stroomgebied Mark’.

Wij danken in het bijzonder: • Luc Van Craen, Marc Miroen, Ida Segers, Rosette Eeckhout en Rudy Maes van de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water, buitendienst Antwerpen • Koen Martens en Saar Monden van de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water, cel ecologisch waterbeheer • Frank van den Ring en Reinier van Nispen van het Waterschap Brabantse Delta voor de professionele, vlotte en aangename samenwerking.

Het bekomen van de resultaten gedurende het 4 maand durende veldonderzoek was enkel mo- gelijk dankzij de nooit aflatende inzet van een enthousiaste INBO veldwerkploeg en de vrijwillig toegestoken handen van Pieter Coeck en de sympathieke buurtbewoners Jos en Jan.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 3 Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 4 Voorwoord

Zoals bij de meeste dieren is migratiegedrag van vissen in rivieren, en eigenlijk in elk waterty- pe, het resultaat van een scheiding in tijd en ruimte van de optimale biotopen (habitats) die gebruikt worden om te groeien, te overleven (bescherming te vinden) en zich voort te planten tijdens verschillende stadia in de levenscyclus van de soort.

Migratie van vissen in beken en rivieren wordt echter onmogelijk gemaakt door allerlei kunst- werken (watermolens, sluizen, stuwen, …) die in het verleden opgericht werden ten behoeve van verschillende gebruiksfuncties van de waterlopen. In 1996 werd door het Comité van Minis- ters van de Benelux Economische Unie overeengekomen dat vrije migratie van vissoorten in alle hydrografische stroomgebieden van de Beneluxlanden opnieuw mogelijk gemaakt moet worden, uiterlijk tegen 2010 (Benelux Beschikking M 96 (5) van 26 april 1996). De doelstellingen van deze Benelux Beschikking werden verankerd in het Vlaamse beleid via het Decreet betreffende het integraal waterbeleid (BS: 14 november 2003). Het beleid voor het realiseren van vrije mi- gratiemogelijkheden voor vissen sluit tevens nauw aan bij en/of is de uitvoering van doelstellin- gen die ook in verschillende andere internationale regelgevingen worden vooropgesteld (Ver- drag van Bonn, Verdrag van Bern, EG Habitatrichtlijn, EG Kaderrichtlijn Water).

Op heel wat locaties in Vlaanderen werden tijdens de voorgaande jaren projecten voor het reali- seren van vrije vismigratie opgestart. Ervaringen uit het buitenland leren echter dat het succes van aangelegde visdoorgangen niet steeds even groot is en dat zowel de bouw als de inplanting van visdoorgangen nauwkeurig afgestemd dienen te worden op zowel de beoogde doelsoorten als op lokale (omgevings)omstandigheden. Het is dan ook van groot belang dat evaluaties wor- den gemaakt van gerealiseerde visdoorgangen, in de eerste plaats om na te gaan of ze goed functioneren en of eventuele aanpassingen noodzakelijk zijn, maar ook om terug te kunnen koppelen naar nieuw te bouwen projecten door de kennis rond inplanting en vormgeving uit te breiden of te verfijnen en zo de efficiëntie van nieuwe visdoorgangen te verhogen.

In opdracht van VMM, afdeling water voert het Instituut voor Natuur- en BosOnderzoek (INBO) sinds 2003 evaluaties uit van een aantal geselecteerde projecten met betrekking tot de sanering van vismigratieknelpunten in onbevaarbare waterlopen van 1e categorie. De resultaten van deze evaluatiestudies worden voorgesteld in de rapportenreeks van het project evaluatie visdoorgan- gen, waarvan het voorliggende onderzoek deel uitmaakt.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 5 Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 6 Samenvatting

De meeste rivieren in Vlaanderen zijn sterk gereguleerd en gefragmenteerd door sluizen, stu- wen en watermolens. Het verbreken van de longitudinale connectiviteit heeft geleid tot het ver- dwijnen van verschillende diadrome vissoorten en tot isolatie of lokaal uitsterven van heel wat kwetsbare potadrome soorten. Dit onderzoek maakt deel uit van het EG INTERREG III project ‘Integrale Aanpak Stroomgebied Mark’, waarin België en Nederland mitigerende maatregelen nemen om o.a. vrije vismigratie te herstellen in het stroomgebied van de Mark. Aangezien het belangrijk is om mitigerende maatregelen zoals het bouwen van visdoorgangen, steeds te eva- lueren op hun ecologische efficiëntie, wordt in dit onderzoeksrapport een evaluatie gemaakt van één van de vier nieuw gebouwde vistrappen in de Mark op Vlaams grondgebied (vistrap aan de Markweg te Meersel-Dreef). Met behulp van een fuikconstructie die de volledige stroomopwaart- se inlaat van de visdoorgang afsloot, werden tussen 13 maart en 10 juli 2006 alle vissen die stroomopwaarts door de vistrap migreerden gevangen. De stroomafwaartse toegang van de vistrap is gesitueerd vlak naast de stuw, zodat een goede lokstroom gecreëerd wordt. De V- vormige drempels van de vistrap zijn opgebouwd uit grote stortstenen die vastgelegd werden in beton. De drempels vormen een semi-natuurlijke stroomversnelling met een zeer divers stroomsnelheidspatroon. Gedurende de onderzoeksperiode trokken 3768 vissen, verdeeld over 15 verschillende soorten, stroomopwaarts doorheen de vistrap. De meest voorkomende soort was blankvoorn (Rutilus rutilus, 52%), gevolgd door riviergrondel (Gobio gobio, 41%), baars (Perca fluviatilis, 2%) en rietvoorn (Scardinius erythrophtalmus, 2%). Minder algemene soorten die gevangen werden waren kolblei (Blicca bjoerkna), giebel (Carassius auratus gibelio), paling (Anguilla anguilla), snoek (Esox lucius), karper (Cyprinus carpio), zeelt (Tinca tinca), bermje (Barbatula barbatula), brasem (Abramis brama), driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculea- tus), zonnebaars (Lepomis gibbosus) en winde (Leuciscus idus). Door de vangst van verschil- lende levensstadia van de meeste soorten (juvenielen en adulten) en doordat echte migratie- golven doorheen de vistrap waargenomen werden, mag besloten worden dat de aangelegde bekkentrap goed werkt en dus een goede attractie- en passage-efficiëntie heeft voor de aanwe- zige vissoorten.

Summary

In Flanders () most lowland rivers are straightened and fragmented (locks, weirs, watermills) almost exclusively for economic reasons (shipping traffic, agriculture, hydropower and flood protection). The disruption of the longitudinal river continuum has led to ecological catastrophes such as the extinction of several diadromous fish species and isolation/extinction of vulnerable potamodromous species. This study is part of the European Community Initiative INTERREG III project IASM. In this cross-border project (Belgium – The ) mitigating actions are taken to restore free fish migration in the lowland River Mark. As it is important that these mitigating actions, i.e. the building of fish (by)passes, are evaluated on their proper eco- logical functioning, this case study presents the results of the evaluation of one of four newly built fish passes in the River Mark in Belgium (i.e. fish pass Markweg at Meersel-Dreef). The pool and weir shaped fish pass was monitored between March 13th and July 10th 2006 using a permanent trap at the upstream end (inlet) of the fish pass. The outlet of the fish pass is ideally situated just next to the migration barrier (weir) creating a distinct attraction flow. The V- shaped weirs of the fish pass were made out of big rocks manually embedded in concrete, hereby creating a diverse stream velocity pattern over the weirs. A total of 3768 fish migrated upstream through the fish pass during the study period and were trapped in the fyke net. Fif- teen fish species were caught. The dominant fish species was roach (Rutilus rutilus, 52%), fol- lowed by gudgeon (Gobio gobio, 41%), perch (Perca fluviatilis, 2%) and rudd (Scardinius erythrophtalmus, 2%). Less common species caught were white bream (Blicca bjoerkna), gibel carp (Carassius auratus gibelio), eel (Anguilla anguilla), pike (Esox lucius), carp (Cyprinus car- pio), tench (Tinca tinca), stone loach (Barbatula barbatula), bream (Abramis brama), three- spined stickleback (Gasterosteus aculeatus), pumpkinseed (Lepomis gibbosus) and ide (Leucis- cus idus). Through the capture of different life stages (juveniles and adults) of different fish species we can assume a good overall ecological functioning of the pool and weir fish pass with good attraction and passage efficiency.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 7 Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 8 Inhoud

DANKWOORD 3

VOORWOORD 5

SAMENVATTING – SUMMARY 7

1 INLEIDING EN DOELSTELLING 11

2 MATERIAAL EN METHODE 11

2.1 Studiegebied 11 2.1.1 De Mark 11 2.1.2 De V-vormige bekkenpassage in Meersel-Dreef 13 2.1.3 De visfauna in de Mark 15 2.2 Onderzoeksmethodiek 16 2.2.1 Vangconstructie 16 2.2.2 Stroomsnelheden en verval in de visdoorgang 18

3 RESULTATEN 19 3.1 Hoeveel en welke soorten migreren doorheen de visdoorgang? 19 3.1.1 Gevangen vissoorten 19 3.1.2 Evolutie van de vangsten 20 3.2 Hoe groot zijn de vissen die doorheen de visdoorgang migreren? 22 3.2.1 Kleinste/grootse individu per vissoort 22 3.2.2 Populatieopbouw van de dominante soorten 22 3.3 Stroomsnelheden en verval in de visdoorgang bij verschillende debieten 23

4 BESPREKING 26 4.1 Globale samenstelling van de vangsten in de vistrapfuik 26 4.2 Evolutie van de vangsten 27 4.3 Efficiëntie van de V-vormige bekkenpassage 27

5 BESLUIT 29

REFERENTIES 30

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 9 Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 10 1. Inleiding en Doelstelling - Welke in de Mark aanwezige vissoorten migreren er tijdens de studieperiode Algemeen doorheen de visdoorgang? - Welke lengteklassen (juvenielen en/of In hun zoektocht naar voedsel, opgroei-, adulten) migreren doorheen de visdoor- schuil-, paai- en overwinteringsplaatsen gang? moeten vissen zich kunnen verplaatsen - Zijn er op basis van de resultaten en de tussen verschillende leefgebieden. Mense- expertise van het INBO technische aan- lijke ingrepen hebben er echter voor ge- passingen aan de visdoorgang en/of aan- zorgd dat vissen beperkt zijn of verhinderd passingen in beheer van de visdoorgang worden in deze verplaatsingen. De vele noodzakelijk? sluizen, stuwen, watermolens, gemalen,… in onze rivieren vormen voor vissen een ono- 2. Materiaal en Methode verbrugbare barrière waardoor hun vaak levensnoodzakelijke paai- en verblijfplaat- 2.1 Studiegebied sen onbereikbaar worden. Door al deze ingrepen in de waterhuishouding verdwenen 2.1.1 De Mark in het verleden populaties van migratoren en raken populaties van andere soorten Algemeen geïsoleerd en kunnen ze –bijvoorbeeld bij calamiteiten- volledig uitsterven. Om deze De Mark behoort tot het stroomgebied van ongunstige situatie voor vis- en andere de Maas. Ze ontspringt bij Koekhoven, een onderwaterfauna om te buigen, is een inte- gehucht tussen en in de grale aanpak vereist. Antwerpse kempen. Vanaf de bron stroomt de Mark langs Merksplas en Wortel naar Voorliggende evaluatiestudie kadert in het . De rivier vervolgt zijn weg grensoverschrijdende INTERREG III project: langs Meer en Meersel-Dreef, waar ze bij Integrale Aanpak Stroomgebied de Mark Galder op Nederlands grondgebied komt (de (IASM). Binnen dit project werden/worden Boer et al., 1986). in België zowel in de Mark als in de Weerijs Tussen de Belgisch-Nederlandse grens en stuwen passeerbaar gemaakt voor vissen. (Nl) wordt de rivier Bovenmark ge- Hierdoor worden geïsoleerde delen van ri- noemd. In Breda komt de Bovenmark uit in vieren met elkaar verbonden en kan er uit- de singels. Deze singels vormen een ver- wisseling plaatsvinden tussen vissen uit de bindende schakel tussen de Aa of Weerijs Mark/Bovenmark en de Aa of Weerijs. Eén en de Noordelijke Mark. Vissen die vanuit van de Belgische partners in dit INTERREG het “-Zoommeer” naar Breda trek- III project is de afdeling Water van de ken, hebben de keuze om de singels links- Vlaamse Milieumaatschappij. De afdeling om of rechtsom op te zwemmen en vervol- Water is in Vlaanderen de beheerder van de gens de Aa of Weerijs of de Bovenmark op onbevaarbare waterlopen van 1e categorie. te zwemmen (Beers et al., 2006). Zij gaf aan het Instituut voor Natuur- en De Mark heeft vanaf haar bron tot aan de Bosonderzoek (INBO) de opdracht een eva- spuisluizen van Dintelsas een lengte van luatie uit te voeren van de in 2004 aange- 76,2 kilometer. De Mark is een typische re- legde V-vormige bekkenpassage in de Mark genrivier. Via het bekenstelsel van de Mark in Meersel-Dreef. Dit onderzoeksproject wordt er een gebied van 105.000 hectare maakt deel uit van het door VMM, afdeling ontwaterd. Naar schatting voert de Mark elk Water opgestarte evaluatieprogramma van jaar 300 miljoen kubieke meter water af. projecten voor het oplossen van vismigra- Tot 1827 stond de Mark in open verbinding tieknelpunten. met de zee. In de haven van Breda was het getijdenverschil 60 centimeter en het getij Doel was merkbaar tot in Hoogstraten (de Boer et al., 1986). In deze studie wordt de werking van de V- vormige bekkentrap aan de stuw te Meer- Volkerak-Zoommeer sel-Dreef geëvalueerd. Deze studie heeft tot doel een antwoord te geven op volgende Van oorsprong was het -Volkerak onderzoeksvragen: een open overgangsgebied tussen rivier en zee. Het Volkerak-Zoommeer ontstond in - Is de visdoorgang passeerbaar voor vis- 1987 door de aanleg van de Oesterdam en sen ? de Philipsdam in het Oostelijk deel van de

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 11 Oosterschelde. Voor de afsluiting in 1987 rivier opgedeeld werd in een aantal panden. was het water in het Volkerak-Zoommeer De opstuwing en fragmentatie heeft grote zout. Het Volkerak-Zoommeer is met een gevolgen voor de aanwezige aquatische oppervlak van 6450 hectare, na het IJssel- fauna omdat de typische zonering van de meer en het Markermeer, het derde zoet- rivier teniet gedaan wordt en er bovendien watermeer van Nederland. Sinds 1994 migratieknelpunten gecreëerd worden. groeien er in de zomer zoveel blauwalgen dat ze schadelijk zijn voor mens en milieu. Waterkwaliteit (www.vmm.be) Oplossingen worden gezocht voor een bete- re waterkwaliteit. Bij deze planstudie moet De Vlaamse Milieu Maatschappij gebruikt o.a. rekening gehouden worden met Euro- voor de beoordeling van de waterkwaliteit pese richtlijnen zoals de Habitatrichtlijn en onder meer de Prati-index voor zuurstofver- de Kader Richtlijn Water zadiging (PIO). Deze index krijgt een slech- (www.volkerakzoommeer.nl). Er gaan te score bij lage zuurstofconcentraties, stemmen op om door middel van een ope- maar ook bij oververzadiging. De resultaten ning naar het Oosterschelde-estuarium een voor de Mark tussen 1989 en 2004 wijzen geleidelijke zoet-zout gradiënt te herstellen op een licht positieve evolutie op enkele en getij in het Volkerak-Zoommeer terug te staalnamepunten maar toch krijgen de brengen (www.buwa.nl). Of er in de toe- meeste meetpunten nog steeds de beoorde- komst opnieuw kansen zullen onstaan voor ling van “matig verontreinigd” toebedeeld. de intrek van grote migratoren in het Volke- Een andere maatstaf om waterkwaliteit te rak-Zoommeer is voorlopig nog onduidelijk. beoordelen is de biotische index. Deze index maakt gebruik van de aanwezigheid van

Foto 1: De Mark stroomopwaarts van de visdoor- gang in Meersel-Dreef.

Structuurkenmerken en vismigratie- knelpunten

De structuurkenmerken van de Mark wor- den voor het deel stroomafwaarts van de monding van het Merkske als slecht tot zeer slecht beoordeeld. Dit is te wijten aan de rechttrekking, verbreding en verdieping van de Mark in dat deel. Een vergelijking van oude en recente stafkaarten toont de wijzi- ging van het verloop van de Mark (figuur 2.1). Hierbij ging minstens een derde van de beeklengte verloren (Bervoets et al., 1990). In functie van waterbeheersing wer- den er vroeger in België en Nederland tal Figuur 2.1: Een vergelijking van de structuur van stuwen geplaatst in de Mark. Stroom- van de Mark tussen Hoogstraten en Meersel- opwaarts van de monding van het Merkske Dreef in ca. 1850 (Vandermaelen) links en de fungeert de Mark als landsgrens tussen huidige situatie rechts.

België en Nederland. De waterbouwkundige macro-invertebraten die een verschillende ingrepen ten behoeve van de ontginning en tolerantie hebben ten opzichte van veront- de verbetering van de omliggende land- reiniging. Zodoende kan er een beeld ge- bouwgronden hebben er toe geleid dat de

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 12 schetst worden van de waterkwaliteit over Het knelpunt te Meersel-Dreef (Stuw E – een langere periode in tegenstelling tot de Markweg) was het meest stroomafwaarts prati-index, welke eerder de toestand op gelegen knelpunt op Belgisch grondgebied het moment van de bemonstering weer- (figuur 2.2). Het betrof een stuw met twee geeft. De biotische index voor de meetpun- regelbare kleppen (figuur 2.3). Bij normale ten in de Mark zijn van “matige kwaliteit” afvoerdebieten werd al het water langs één stroomopwaarts de monding van het Merk- stuwklep geëvacueerd (rechteroever). De ske en van “goede kwaliteit” stroomaf- tweede klep (linkeroever) werd enkel ge- waarts ervan. bruikt om piekafvoeren te verwerken (per- soonlijk mededeling Marc Miroen, VMM, 2.1.2 De V-vormige bekkenpassage in afdeling water). Er werd geopteerd om de Meersel-Dreef klepstuw die slechts sporadisch in werking trad volledig te verwijderen en te vervan- Alle migratieknelpunten in de Mark in gen door een V-vormige bekkenvistrap. Vlaanderen werden geïnventariseerd. Een Hiervoor werd een damwand met kesp ge- overzicht van alle vismigratieknelpunten en bouwd in het midden van de waterloop visdoorgangen in Vlaanderen wordt gege- evenwijdig aan de oever. De wand doet ven op www.vismigratie.be. Tot voor kort dienst als overstortmuur bij zeer hoge af- telde de Mark op Vlaams grondgebied tien voerdebieten. De V-vormige overlaten die migratieknelpunten. Vier van deze knel- de bekkens scheiden zijn opgebouwd uit punten zijn ondertussen passeerbaar ge- vurenhouten damwanden, aangestort met maakt voor vissen door de aanleg van bek- stortstenen, welke in colloïdaal beton ver- kenpassages met V-vormige overlaten. Het ankerd zijn. De bovenlaag van de drempel betreft de meest stroomafwaarts gelegen bestaat uit gestapelde stortstenen in beton, knelpunten in België, uitgezonderd de voor- maar waarvan de voegen 5 cm verdiept laatste doorgang bij de watermolen van zijn. Hierdoor verkrijgen de drempels een Meersel-Dreef (Stuw D – Meerselmolen), hogere ruwheid en zou er een meer divers welke in 2007 wordt verwezenlijkt. Van de stromingspatroon moeten tot stand komen. vijf meer stroomopwaarts gelegen knelpun- De lokstroom, gevormd door de uitlaat van ten is het nog onduidelijk of ze allemaal de visdoorgang, mondt parallel uit naast de effectief een barrière vormen voor vismigra- stuw. Men gaat uit van een ontwerpdebiet tie, het betreft o.a. enkele stuwen en bo- van 1 m³. demplaten met een gering verval (figuur 2.2).

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 13

Figuur 2.2: Het stroomgebied van de Mark en Weerijs met overzicht van de maatregelen in het kader van het project “Integrale Aanpak Stroomgebied de Mark”.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 14 2.1.3 De visfauna in de Mark

In oktober 2004 werd door het INBO een visstandonderzoek in de Mark uitgevoerd. Dit visstandonderzoek kadert, net als de evaluatie van de visdoorgang in Meersel- Dreef, in het INTERREG III project: IASM. De doelstelling was het vastleggen van de uitgangstoestand (nultoestand) op Vlaams grondgebied met betrekking tot de visfauna in de verschillende verstuwde panden van de Mark, vóór de aanleg van de vismigra- tiefaciliteiten. Veranderingen in de visstand zijn immers te verwachten door de aanleg van de vispassages.

In 2004 werden 17 vissoorten aangetroffen in de Mark op Vlaams grondgebied. Tijdens de elektrische bevissingen werd hoofdzake- lijk blankvoorn gevangen, gevolgd door ri- viergrondel, bermpje en zeelt. Andere vis- soorten die aangetroffen werden betreffen baars, rietvoorn, snoek, kopvoorn, zonne- baars, tiendoornige stekelbaars, giebel, blauwbandgrondel, paling, karper, vetje, driedoornige stekelbaars en brasem (Baeyens et al., 2006). Tijdens de vastleg- ging van de nultoestand in de Mark op Ne- derlands grondgebied (Bovenmark) werden 14 vissoorten aangetroffen waarvan er 4 niet voorkwamen in België, namelijk snoek- baars, winde, pos en kolblei (van Nispen, Foto 3 & 4: De visdoorgang voor en na de plaat- schriftelijke mededeling 2004). sing van de vangconstructie.

Foto 2: De vier meest stroomopwaarts gelegen drempels bij de bouw van de visdoorgang.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 15

Foto 5: Inox frame met een op maat gemaakte vistrapfuik.

De vangconstructie zelf bestaat uit een recht- hoekige metalen kader of mal met centraal een opening waarin een kleinere lichte inox- kader met vistrapfuik van bovenaf kan inge- schoven worden. Om te voorkomen dat bij Figuur 2.3: Schematische voorstelling van de het dichtslibben van de fuik er onvoldoende dubbele klepstuw in de Mark te Meersel-Dreef anno water door de vistrap zou vloeien, werden 2004 (links) en van de locatie van de visdoorgang links en rechts van de fuik roosters voorzien, met vangconstructie tijdens de evaluatiestudie die eveneens van bovenaf in de mal gescho- anno 2006 (rechts). ven werden. Deze roosters met verticale spij- 2.2 Onderzoeksmethodiek len laten toe dat er steeds voldoende debiet door de visdoorgang gaat. Wanneer zich

drijfvuil ophoopt achter de roosters kunnen Het aantal vissen dat tijdens de studieperiode deze naar boven getrokken worden om het stroomopwaarts doorheen de vistrap zwom, drijfvuil door te laten en de roosters te reini- kon exact bepaald worden door gebruik te gen. De ruimte tussen de spijlen van de roos- maken van een speciaal ontworpen vangcon- ters bedraagt 10mm. Vispassage doorheen structie met ‘vistrapfuik’ (foto 5). Alle deze roosters werd daardoor verhinderd. stroomopwaarts migrerende vissen die de laatste V-vormige bekkenwand passeren ko- Door een gespecialiseerde firma werd een men een viertal meter stroomopwaarts in de fuik gemaakt waarvan de mondopening per- vistrapfuik terecht. Op die manier kan precies fect aansloot op het inox frame. Deze speci- bepaald worden welke vissoorten de volledige aal ontworpen vistrapfuik is een enkele fuik visdoorgang gebruiken en wat het totaal aan- zonder vleugels bestaande uit een ruime tal vissen is dat tijdens de studieperiode voorkamer (± 2,5m) zonder keel, gevolgd stroomopwaarts doorheen de vistrap trok. door nog twee kamers en dito kelen. De

maaswijdte van het polyethyleennetwerk van 2.2.1 Vangconstructie de voorkamer bedraagt 13mm, de overige

kamers hebben een maaswijdte van 11mm De vangconstructie omvat de volledige en worden ondersteund door 5 hoepels (foto breedte van de stroomopwaartse inlaat van 5). De voorkamer werd met spanbandjes aan de visdoorgang (figuur 2.3). Een op maat het inox frame bevestigd. gemaakt metalen kader werd gemonteerd tussen oever en damwand van de visdoor- gang en omvat een aantal sponningen waarin een fuik en roosters kunnen geplaatst worden (foto 6 & 7). Om uitspoeling van het zachte substraat onder de constructie te voorkomen werden op de bodem stroomopwaarts en stroomafwaarts van de constructie zandzak- jes gelegd.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 16 De fuik werd opgespannen aan een stalen kabel met behulp van een lier en bevestigd aan een metalen paal met een hangslot. De kader met de vistrapfuik kon door één per- soon in het water gelift en gereinigd worden, maar voor het leegmaken van de fuik waren minimaal 2 personen nodig. Stroomopwaarts van de vistrapfuik werd een drijfbalk voorzien om het drijfvuil zo veel mogelijk tegen te houden en bij verhoogd debiet af te leiden naar de stuw.

De vistrapfuik werd drie maal per week ge- licht (maandag, woensdag en vrijdag) en de gevangen vissen werden geïdentificeerd, gemeten en gewogen. Hierna werden de vis- sen in het stroomopwaartse pand weer vrij- gelaten (foto’s 8 tot en met 11). Bij elk be- zoek aan de vistrap (minimaal drie maal per week) werd het drijfvuil verwijderd dat zich had opgehoopt op de vistrapfuik en achter de roosters en de drijfbalk.

Foto 6 & 7: De vangconstructie, gezien van in de Foto 8, 9, 10 & 11: Ophalen en leegmaken van visdoorgang met afgelaten water en met normaal de vistrapfuik. debiet.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 17 2.2.2 Stroomsnelheden en verval in de stroomsnelheden opgemeten konden worden visdoorgang omdat de drempel op dat ogenblik ontoegan- kelijkheid was door de te grote diepte in het Hoogteverschil tussen de drempels stroomop- en stroomafwaartse pand.

Met behulp van een peillat en een niveaume- Debiet ter werden de hoogte en het verval over de verschillende drempels opgemeten (foto 12). Het debiet in de Mark wordt door de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling Water perma- nent en om het uur geregistreerd ter hoogte van een meetstation te Merksplas. De de- bietsgegevens werden door het Hydrologisch InformatieCentrum (HIC) aangeleverd. Om- dat de gegevens van Merksplas veel hoger in het stroomgebied van de Mark gemeten wor- den, hebben we geopteerd om de gegevens van de Bovenmark, net over de grens in Ne- derland te gebruiken. De waarden zijn uitge- drukt in aantal m³ waterafvoer per dag.

Foto 12: Opmeten van vervalhoogtes en drempel- hoogtes.

Stroomsnelheden in de visdoorgang

Om een idee te krijgen van de stroom- snelheden in de vistrap, en eventueel kriti- sche stroomsnelheden te onderkennen, werd met een stroomsnelheidsmeter op ver- schillende punten boven de V-vormige drem- pels de stroomsnelheid tot op 1 cm/s nauw- Foto 13: Opmeten van de stroomsnelheid op de keurig opgemeten met een Marsh-McBirney drempel van de visdoorgang. FloMate, model 2000 (foto 13). De elektro- magnetische sensor van de stroomsnel- heidsmeter is bevestigd op een ijzeren peil- V6 V1 V5 stok waarop de diepte tot op 1cm nauwkeurig V2 V4 V3 kan worden afgelezen t.o.v. een voetplaatje.

De stroomsnelheden werden op 6 meetpun- ten (V1 t.e.m. V6) boven elke drempel geme- Figuur 2.4: Schematische voorstelling van een dwarsprofiel van een stortsteendrempel met aan- ten (figuur 2.4). Omdat aangenomen wordt duiding van de meetpunten van de stroomsnelhe- dat de meeste vissen hoofdzakelijk via de den boven de drempel (V1 t.e.m. V6). onderste waterlagen over de drempel zwem- men werd de stroomsnelheid vijf keer op 5 Watertemperatuur cm boven het substraat gemeten, meer be- paald telkens aan de uiteinden van de V (V1 Gedurende de volledige studieperiode werd en V5), éénmaal in het midden van de V de watertemperatuur (°C) continu en om het (V3), en tweemaal daartussen (V2 en V4). uur geregistreerd door een temperatuurlog- Als zesde meetpunt werd de stroomsnelheid ger (Onset Stowaway TidbiT®) die in één van gemeten 5 cm onder het wateroppervlak in de bekkens van de vistrap was bevestigd. het midden van de V-vormige overlaat (V6). Aangenomen wordt dat de stroomsnelheid ter hoogte van meetpunt V6 zowat de maximale stroomsnelheid is in de hoofdstroom van de visdoorgang. Er dient hierbij opgemerkt te worden dat bij een verhoogd debiet boven de meest stroomafwaarts gelegen drempel geen

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 18 3. Resultaten De dominante soorten blankvoorn en rivier- grondel vertegenwoordigen een biomassa van De monitoring van de visdoorgang werd ge- respectievelijk 36% en 16% gevolgd door start op 13 maart 2006 en beëindigd op 10 karper (14%), rietvoorn (9%), paling (9%), juli 2006. De vistrapfuik stond onafgebroken baars en snoek (beide 6%), zeelt en giebel op de visdoorgang gemonteerd gedurende (beide 2%) en kolblei (1%). De biomassa van 120 opeenvolgende dagen of ca. 2800 uren. de restfractie (brasem, zonnebaars, bermpje en driedoornige stekelbaars) bedraagt nog 3.1 Hoeveel vissen en welke soorten 264 gram. migreren doorheen de visdoorgang ? % aantal 3.1.1 Gevangen vissoorten

Rest Kolblei Rietvoorn Tijdens de onderzoeksperiode migreerden Baars 2% 1% 2% 3768 vissen stroomopwaarts doorheen de 2% vistrap. Deze vertegenwoordigden een bio- massa van meer dan 109 kg. In totaal wer- den 15 verschillende vissoorten aangetroffen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vangsten in de vistrapfuik. Riviergrondel 41% Blankvoorn Tabel 3.1: Overzicht van het aantal en de bio- 52% massa van de gevangen vissen in de vistrapfuik.

Vissoort Aantal Biomassa (g)

1 Blankvoorn 1996 39018 % biomassa (g) 2 Riviergrondel 1534 17317

Zeelt Kolblei 3 Baars 78 7083 Giebel Snoek 2% 1% Rest 2% Blankvoorn Baars 6% 0% 4 Rietvoorn 67 9846 36% 6% 5 Kolblei 26 1119 Paling 6 Giebel 17 2402 8% 7 Paling 15 8461 8 Snoek 8 6576 Rietvoorn 9% 9 Karper 6 15809

10 Zeelt 6 1697 Riviergrondel Karper 16% 11 Bermpje 5 34 14% 12 Brasem 4 183 Figuur 3.1: Samenstelling van de vangsten in 13 3-D stekelbaars 4 5 de vistrapfuik (% aantal en % biomassa). 14 Zonnebaars 1 42 In tabel 3.2 wordt er een overzicht gegeven 15 Winde 1 - van de aangetroffen soorten, opgedeeld vol- totaal 3768 109593 gens de stromingsgilde waartoe ze behoren. Tien van de vijftien aangetroffen vissoorten In figuur 3.1 wordt de procentuele aantals- behoren tot de eurytope soorten, nl. soorten en biomassadistributie van de verschillende die kunnen voorkomen in een brede range soorten weergegeven. Enkel de soorten die van stromingscondities. Ze zijn echter niet meer dan 1% van het totaal uitmaken, wor- gebonden aan stromend water. Het aandeel den afzonderlijk vermeld. in de totale vangst van deze soorten be- draagt 57%. Enkel rietvoorn en zeelt vinden Blankvoorn (52%) en riviergrondel (41%) we terug als vertegenwoordigers van de lim- vertegenwoordigen samen 93% van de ge- nofiele gilde. Dit zijn soorten die gebonden vangen aantallen. Baars en Rietvoorn verte- zijn aan stilstaand, of heel traag stromend genwoordigen elk 2% en kolblei 1% van de water. Hun vangstaandeel is beperkt tot 2%. visgemeenschap. De restfractie bestaat uit de In de gilde van de rheofiele soorten vinden 10 overige soorten (zie tabel 3.1 voor absolu- we drie soorten terug, het zijn vissoorten die te aantallen). in bepaalde of alle levensstadia gebonden zijn aan stromend water. Het vangstaandeel is

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 19 41% dankzij de vangst van een aanzienlijke 3.1.2 Evolutie van de vangsten hoeveelheid riviergrondels. In tabel 3.3 en fig 3.2 worden de vangsten per week in detail weergegeven. Een week omvat de resultaten van de vangsten beko- Tabel 3.2: Overzicht van de totale fuikvangst, men tijdens het ophalen van de fuik op ingedeeld in groepen, naargelang de voorkeur maandag, woensdag en vrijdag. Tijdens de en/of afhankelijkheid van stroming. staalnameperiode die in totaal 18 weken be- Gilde Vissoort Aantal droeg werden er gemiddeld 6 vissoorten per week genoteerd. Tijdens week 20 en week 22 Eurytoop Blankvoorn 1996 werden het hoogste aantal vissoorten geno- Baars 78 teerd, met name 9. De vangstaantallen wa- Kolblei 26 ren het hoogst in week 19. Blankvoorn, ri- Giebel 17 viergrondel en baars waren nagenoeg weke- Paling 15 lijks in de vangsten aanwezig. Zonnebaars en Snoek 8 winde werden maar éénmalig aangetroffen. Figuur 3.2 toont dat alle 15 aangetroffen Karper 6 vissoorten werden genoteerd na 12 weken Brasem 4 (week 22) van de in totaal 18 weken durende 3-D stekelbaars 4 staalnameperiode. Zonnebaars 1 20 Limnofiel Rietvoorn 67 Zeelt 6 15 n e t or o 10 s l a

Rheofiel Riviergrondel 1534 nt a a Bermpje 5 5 Winde 1

3768 0 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 week aantal soorten cumulatief aantal soorten Figuur 3.2: Aantal en cumulatief aantal vissoorten per week in de vistrapfuik (vanaf 13 maart 2006 = week 11 tot en met 10 juli = week 28).

Tabel 3.3: Aantal vissen, aantal vissoorten en cumulatief aantal vissoorten gevangen per week in de vistrap- fuik vanaf 13 maart 2006 (= week 11) tot en met 10 juli ( = week 28).

Vangst Soort 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 paling 1 1 3 1 4 1 1 1 1 1 riviergrondel 13 13 124 42 31 65 184 203 433 289 45 14 27 24 12 7 4 blankvoorn 2 3 86 38 2 151 183 144 963 116 86 56 31 23 46 16 25 20 baars 2 21 1 1 2 6 8 8 10 1 4 5 2 3 3 1 snoek 1 3 2 1 1 winde 1 bermpje 1 2 1 1 driedoorn 1 3 rietvoorn 1 3 1 2 15 2 1 13 18 7 1 1 1 karper 1 2 1 1 1 giebel 1 6 5 5 brasem 1 1 1 1 kolblei 1 1 2 13 7 2 zeelt 1 5 zonnebaars 1 # vissen 16 18 236 86 36 225 379 364 1427 422 134 98 98 69 65 27 29 29 # spp. 3 3 8 5 4 8 7 6 8 9 5 9 6 8 7 4 3 5 Cum.# spp. 3 4 9 9 9 11 11 11 13 14 14 15 15 15 15 15 15 15

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 20 De vistrapfuik werd zoals reeds vermeld In figuur 3.5 worden de absolute vangst- drie maal per week (maandag, woensdag aantallen per vangstdag uitgezet t.o.v. het en vrijdag) geleegd. Eenmalig werd de fuik debiet. Het debiet is de totale hoeveelheid niet gelicht op maandag 5 juni maar op afgevoerd water per dag (m³). Uit de figuur dinsdag 6 juni. blijkt dat er geen duidelijk verband bestaat tussen het afvoerdebiet en de migratie. De In figuur 3.3 en 3.4 wordt het aantal ge- migratiepiek ligt tussen twee afvoerpieken vangen vissen per vangstdag voorgesteld in en is zeer duidelijk gerelateerd aan een relatie tot de watertemperatuur. De piek- stijging van de watertemperatuur. vangsten volgen duidelijk na de plotse stij- ging van de watertemperatuur. Tussen 5 mei en 12 mei werden 1907 vissen gevan- 700 2,5 gen in de fuik. Deze vismigratiepiek werd 600 2 voorafgegaan door een snelle stijging van 500 ) -1

1,5 s de watertemperatuur van 10,6°C tot 18°C 400 3 ssen m ( vi t l e a i tussen 1 en 5 mei. Bij een logaritmische t

300 b 1 de voorstelling van de vangsten per vangstdag aan 200 (figuur 3.4) is duidelijk dat de vangst- 0,5 100 aantallen de temperatuurcurve volgen tot 0 0 6 6 6 6 6 6 op het moment van de grootste migratie- 06 06 06 06

0 0 0 0 06 06 06 06 06 06 06 06 l 0 l 0 i i i i i t t t n n n n r r r e e e e e u u u u ju ju 3 0 piek. 0 1 05 j 12 j 19 j 26 j 13 m 20 m 27 m 03 apr 10 apr 17 apr 24 apr 01 m 08 m 15 m 22 m 29 m datum Figuur 3.5: Vangstaantallen per vangstdag (balkjes) ten opzichte van het dagdebiet in de Mark (lijn). Bron debietgegevens: Waterschap Brabantse Delta.

1000 25 900 800 20 600 700

) Blankvoorn C

en 600 15 500 (°

. Riviergrondel ss n p m vi 400

l 500 e a sse t rt te vi

400 10 l 300 a aan a w 300 200 aant 200 5 100

100 0 0 0 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 l l i i i i i t t t n n n n 6 6 6 6 6 6 6 6 6 r r r u u e e e e e 06 06 06 06 06 06 u u u u 0 0 0 0 0 0

06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 l 0 l 0 l 0 i i i i i i t t t t r r r r e e e e e e un un un un un un 03 j 10 j ju ju ju j j j j j j 05 j 12 j 19 j 26 j 13 m 20 m 27 m 03 apr 10 apr 17 apr 24 apr 1 6 1 01 m 08 m 15 m 22 m 29 m 1 6 1 6 1 6 0 0 1 0 0 1 1 2 2 13 m 18 m 23 m 28 m 02 apr 07 apr 12 apr 17 apr 22 apr 27 apr 02 m 07 m 12 m 17 m 22 m 27 m datum datum Figuur 3.3: Evolutie van de vangstaantallen Figuur 3.6: Evolutie van de vangst van blank- (balkjes) tijdens de volledige onderzoeksperiode voorn en riviergrondel per vangstdag. (13 maart – 10 juli) in functie van de watertem- peratuur (lijn).

1000 25

20 20

100 )

C 18 baars en 15 (° .

ss 16 p rietvoorn m vi

l 14 e a t kolblei t r

ssen 12 te 10 i a aan v 10 l 10 w a t 8 6 5 aan 4 2 1 0 0 6 6 6 6 6 06 06 06 06 06 06 06 06 0 0 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 0 0 0

06 06 06 06 06 06 06 06 06 06 l l l l l i i i i i i i i i i i t t t t t t t r r r r r r r u u u e e e e e e e e e e e un 06 un 06 un 06 un 06 un 06 un 06 un un un un ju ju j j j j m m m apr apr apr apr 3 0 m m m m m 01 j 06 j 11 j 0 1 01 j 06 j 11 j 16 j 21 j 26 j 13 m 18 m 23 m 28 m 02 apr 07 apr 12 apr 17 apr 22 apr 27 apr 05 12 19 26 02 m 07 m 12 m 17 m 22 m 27 m 13 20 27 03 10 17 24 01 08 15 22 29 datum datum Figuur 3.4: Evolutie van de vangstaantallen Figuur 3.7: Evolutie van de vangst van baars, (balkjes, logaritmische schaal) tijdens de volledi- rietvoorn en kolblei per vangstdag. ge onderzoeksperiode (13 maart – 10 juli) in functie van de watertemperatuur (lijn).

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 21 Figuur 3.6 en 3.7 tonen dat de verschillende kleinste individu grootste individu Zonnebaars dominant aanwezige soorten op verschillen- Zeelt de tijdstippen migratiepieken vertonen. Winde Riviergrondel en blankvoorn vertonen één Snoek Riviergrondel duidelijke massale migratiepiek (figuur 3.6). Rietvoorn Andere soorten voeren stroomopwaartse Paling Kolblei migraties uit verspreid over de hele onder- Karper zoeksperiode met daarin één of meerdere Giebel kleinere pieken. De grootste aantallen 3-D stekelbaars Brasem stroomopwaarts migrerende baarzen wer- Blankvoorn den vroeg genoteerd, gevolgd door kleinere Bermpje aantallen achteraf. De kolblei migreerde Baars veel later dan baars, blankvoorn en rivier- 0 200 400 600 800 1000 lengte (mm) grondel. Het migratiepatroon van rietvoorn doorheen de onderzoeksperiode vertoont Figuur 3.8: Kleinste en grootste individu dat per ook een aantal pieken, waarvan de eerste vissoort doorheen de vistrap zwom. samenvalt met de migratiepiek van blank- voorn en riviergrondel en de latere migra- Tabel 3.5: Overzicht per vissoort van het klein- ties zich situeren in de periode dat ook de ste en grootste individu dat doorheen de vistrap kolblei migreerde. zwom.

Kleinste Grootste 3.2 Hoe groot zijn de vissen die Vissoort individu individu doorheen de visdoorgang migre- (mm) (mm) ren? Baars 88 325

Bermpje 72 90 Het merendeel van de vissen die de vistrap gebruiken zijn tussen 5 en 15 cm groot Blankvoorn 58 233 (tabel 3.4). De kleinste individuen die in de Brasem 87 211 vistrapfuik werd aangetroffen waren 3 drie- 3-D stekelbaars 30 55 doornige stekelbaarsjes van 30mm en een Giebel 89 315 rietvoorn met een lengte van 50mm. De Karper 450 650 grootste individuen die doorheen de vistrap zwommen betroffen zeelt (max 455mm), Kolblei 93 203 paling (max 820mm), snoek (max 710mm) Paling 425 820 en karper (max 650mm) (tabel 3.5). Rietvoorn 50 305 Riviergrondel 70 166 Tabel 3.4: Vangsten per lengteklasse in de vis- Snoek 181 710 trapfuik in de Mark te Meersel-Dreef van 13 maart t.e.m. 10 juli 2006 (aantal = aantal gevan- Winde 393 393 gen vissen exclusief 1020 riviergrondels en 188 Zeelt 158 455 blankvoorns). Zonnebaars 115 115 Lengteklasse (cm) Aantal 0-5 6 Van 9 van de 15 vissoorten werden indivi- 6-10 1528 duen kleiner dan 100 mm gevangen.

11-15 818 3.2.2 Populatieopbouw van de domi- 16-25 163 nante soorten. 26-40 17 >40 28 Bij de blankvoorn zijn er duidelijk een aan- Totaal 2560 tal jaarklassen af te leiden uit de lengte- frequentieverdeling (figuur 3.9), waarbij de 3.2.1 Kleinste/grootse individu per juveniele jaarlingen zeer goed vertegen- vissoort woordigd zijn. De lengtefrequentieverdeling bij de riviergrondels toont een zeer goede Tabel 3.5 geeft ruwweg een idee over welke vertegenwoordiging van 2-jarige vissen en grootteklassen per vissoort, meer bepaald slechts een beperkte vangst van jaarlingen de kleinste en grootse exemplaren, gebruik (figuur 3.10). De verdeling van de gevan- maken van de visdoorgang. Deze getallen gen baarzen naar lengte toont duidelijk aan worden grafisch weergegeven in figuur 3.8. de verschillende leeftijdsklassen migraties ondernomen hebben (figuur 3.11). Eenjari-

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 22 350 10 9 300 8 250 7

200 6 al al

nt nt 5

aa 150 aa 4 100 3 2 50 1 0 0 0 25 50 75 100 125 150 175 200 225 250 0 50 100 150 200 250 300 350 400 lengte (mm) lengte (mm)

Figuur 3.9: Lengtefrequentieverdeling van de Figuur 3.11: Lengtefrequentieverdeling van de gevangen blankvoorns. gevangen baarzen.

140 10 9 120 8 100 7

80 6 al al

nt nt 5

aa 60 aa 4 40 3 2 20 1 0 0 0 25 50 75 100 125 150 175 200 225 250 0 50 100 150 200 250 300 350 400 lengte (mm) lengte (mm)

Figuur 3.10: Lengtefrequentieverdeling van de Figuur 3.12: Lengtefrequentieverdeling van de gevangen riviergrondels. gevangen rietvoorns.

ge baarzen zijn echter ondervertegenwoor- Het verval over drie drempels is hoger dan digd. De grafiek van rietvoorn toont even- de voorziene 12 cm en drie waarden liggen eens dat er meerdere, duidelijk te onder- lager. Drempel 1 heeft een verval van exact scheiden jaarklassen aanwezig zijn in de 12 cm bij basisdebiet. Drempel 6 heeft een vangst, waarbij ook opvalt dat de jaarlingen verval van 22cm (10 cm hoger dan de voor- amper vertegenwoordigd zijn (figuur 3.12). ziene 12 cm). De ondervertegenwoordiging van jaarlingen bij de meeste soorten, wil niet noodzakelijk De stroomsnelheden bij een verhoogd de- zeggen dat ze niet door de vistrap migre- biet werden opgemeten op 18 augustus ren, maar kan ook verklaard worden door- 2006 omstreeks 14u (tabel 3.7). Bij een dat ze nog in grote mate door de mazen verhoogd debiet is het verval ter hoogte van de fuik gaan. van 3 drempels hoger dan 12 cm, en bij vier lager. Het verval over drempel 6 3.3 Stroomsnelheden en verval in (hoogste drempel) bedraagt bij verhoogd de visdoorgang bij verschillende debiet 18,5cm, wat 3,5cm lager is dan bij debieten basisdebiet. Het geringe verval van de on- derste drempel is te wijten aan de hoge De stroomsnelheden bij basisdebiet werden waterstand in het stroomafwaartse pand. opgemeten op 13 september 2006 om- streeks 11u (tabel 3.6). De massale stroomopwaartse vismigratie door de vis- trap van 8 t.e.m. 15 mei 2006 gebeurde bij een gelijkaardig basisdebiet (zie figuur 3.5).

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 23 Tabel 3.6: Stroomsnelheden (m/s, in zwarte cijfers) boven de verschillende drempels opgemeten bij een basisdebiet op 13/09/2006 en het verval (cm, in blauwe cijfers) dat de respectievelijke drempel creëert.

V1 V2 V3 V4 V5 V6 Verval (cm) drempel 1 0.82 0.39 1.13 1.05 0.5 1.14 12 drempel 2 0.74 0.44 0.86 0.6 0.15 0.93 10 drempel 3 0.34 0.59 1.09 0.86 0.1 1.26 7 drempel 4 0.21 0.44 0.81 0.73 0.74 1.02 7.5 drempel 5 1.27 1.62 1.54 0.69 0.84 1.81 17.5 drempel 6 0.68 1.08 1.23 0.72 1.04 1.65 22 drempel 7 1.4 1.23 0.72 0.6 0.6 1.88 14

Tabel 3.7: Stroomsnelheden (m/s, in zwarte cijfers) boven de verschillende drempels opgemeten bij een verhoogd debiet op 18/08/2006 (*stroomsnelheden boven drempel 7 konden niet gemeten worden wegens te hoge waterstand in het stroomafwaartse pand) en het verval (cm, in blauwe cijfers) dat de respectieve- lijke drempel creëert.

V1 V2 V3 V4 V5 V6 Verval (cm) drempel 1 0.75 1.32 1.25 0.85 0.35 1.35 15.0 drempel 2 0.75 0.63 1.35 1.44 0.5 1.5 7.5 drempel 3 0.94 1.2 1.12 0.95 0.5 1.28 6.0 drempel 4 0.9 0.17 0.8 0.5 0.76 1.15 7.5 drempel 5 1.3 1.3 0.8 0.5 0.34 1.4 18.0 drempel 6 0.9 1.16 1.6 0.45 0.93 1.83 18.5 drempel 7 * * * * * * 3.5

We merken dat er zowel bij een verhoogd Drempel 5 en drempel 6 veroorzaken wel debiet als bij basisdebiet veel variatie is in een hoger verval, respectievelijk 17,5 cm stroomsnelheden over één drempel, maar en 22 cm bij een basisdebiet en 18 cm en ook tussen de verschillende drempels (fi- 18,5 cm bij een verhoogd debiet. guur 3.14). De stippellijnen in de grafieken geven twee richtsnelheden weer. De boven- ste stippellijn is de grens van 0,8 m/s. Voor 7 technische oplossingen voor visdoorgangen wordt voorgesteld om de maximale stroom- 6,5 ) m snelheden te beperken tot deze grens. Te- ( 6

gelijk zouden er dan ook altijd zones moe- TAW ten bestaan waar de stroomsnelheid be- 5,5 perkt is tot 0,4 m/s (de onderste stippellijn) 5 (Kroes & Monden, 2005). De stroomsnel- 1 6 11 16 21 26 31 36 41 46 51 56 61 66 heidscurves tonen aan dat bij elk debiet Lengte visdoorgang (m) bijna elke drempel stroomsnelheden heeft Figuur 3.13: Grafische voorstelling van de varia- boven de 0,8 m/s maar dat er ook waarden tie van het verval tussen de verschillende drem- zijn die zich situeren in de buurt van 0,4 pels. De zwarte lijn is de vervallijn van de plan- m/s. nen voor de bouw van de doorgang, de blauwe vervallijn is de weergave van het verval bij basis- Bij elk debiet overschreiden de TAW-waar- debiet en de rode lijn geeft het verval weer bij den het vooropgesteld waterpeil zoals aan- een verhoogd debiet. gegeven in de bouwplannen (figuur 3.13). Bij de bovenste vier drempels zijn de ver- vallen nooit groter dan de vooropgestelde 12 cm. (met uitzondering van het verval over drempel 1 bij verhoogd debiet, dat 15 cm bedraagt).

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 24 Drempel 1 (V6=1.14 V6=1.35) Drempel 2 (V6=0.93 V6=1.50)

2 2 1,8 1,8 1,6 1,6 1,4 1,4 1,2 1,2 1 1 0,8 0,8 0,6 0,6 0,4 0,4 0,2 0,2 0 0 V1 V2 V3 V4 V5 V1 V2 V3 V4 V5

Drempel 3 (V6=1.26 V6=1.28) Drempel 4 (V6=1.02 V6=1.15)

2 2 1,8 1,8 1,6 1,6 1,4 1,4 1,2 1,2 1 1 0,8 0,8 0,6 0,6 0,4 0,4 0,2 0,2 0 0 V1 V2 V3 V4 V5 V1 V2 V3 V4 V5

Drempel 5 (V6=1.81 V6=1.4) Drempel 6 (V6=1.65 V6=1.83)

2 2 1,8 1,8 1,6 1,6 1,4 1,4 1,2 1,2 1 1 0,8 0,8 0,6 0,6 0,4 0,4 0,2 0,2 0 0 V1 V2 V3 V4 V5 V1 V2 V3 V4 V5

Drempel 7 (V6=1.88)

2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0 V1 V2 V3 V4 V5

Figuur 3.14: Voorstelling van de opgemeten stroomsnelheden (V1 t.e.m V5) boven drempels 1 t.e.m. 7 van de vistrap met vermelding van de stroomsnelheid (V6) opgemeten 5 cm onder het wateroppervlak in de punt van elke V-vormige drempel bij een verhoogd debiet (18/08/2006, rode lijn) en bij basisdebiet (13/9/2006, blauwe lijn) in de Mark. Stroomsnelheden bij verhoogd debiet over drempel 7 konden niet gemeten worden door de hoge waterstand in het stroomafwaartse pand.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 25 Figuur 3.15 geeft een vergelijkend beeld als eurytoop, 4 als rheofiel en 2 als limno- van de TAW-waarden van het diepste punt fiel. van de V-vormige drempel, enerzijds zoals vooropgesteld in de bouwplannen en ander- In oktober 2004 werd in Vlaanderen de uit- zijds zoals ze in werkelijkheid opgemeten gangstoestand (nultoestand) met betrek- werden tijdens onze evaluatiestudie. Uit king tot de visfauna in de verschillende ver- deze figuur blijkt dat enkel het diepste punt stuwde panden van de Mark vastgelegd van de onderste drempel lager ligt dan the- (Baeyens et al., 2006). Tijdens de elektri- oretisch gepland was. Gemiddeld is er een sche bevissingen werden in totaal 17 vis- verschil van bijna 10 cm tussen de uitge- soorten aangetroffen. Zowel in de vistrap- voerde diepte en de vooropgestelde diepte fuik (2006) als tijdens de nulmeting (2004) van het diepste punt van de drempel. Voor- werden blankvoorn en riviergrondel in de al de middelste drempel (nummer 4) ligt grootste aantallen gevangen. Kopvoorn, hoger dan voorzien, namelijk 10 cm boven tiendoornige stekelbaars, vetje en blauw- de voorziene 12 cm. bandgrondel werden daarentegen niet in de fuik waargenomen. Deze soorten komen

7 (voorlopig) slechts in geringe aantallen voor in de Mark en vormt een verklaring voor 6,5 hun afwezigheid in de fuikvangsten. Daar-

) 6 m naast werden in de vistrapfuik 2 vissoorten ( gevangen die niet bij de elektrische bevis- 5,5 TAW singen in 2004 werden aangetroffen, met 5 name winde en kolblei. Zoals reeds aange-

4,5 toond bij andere evaluaties van visdoorgan- 1234567 gen blijkt ook hier de vangst in de vistrap- Drempel fuik waardevolle aanvullende gegevens op Figuur 3.15: TAW-waarden van het diepste punt te leveren met betrekking tot de kennis van de verschillende drempels. De zwarte balken over de verspreiding van vissen in het vertegenwoordigen de vooropgestelde hoogte op stroomgebied. Zo kon hier de aanwezigheid het bouwplan, en de blauwe balken geven een van minstens 2 extra vissoorten worden beeld van de werkelijk gemeten hoogte na de aangetoond in vergelijking met de reeds bouw van de visdoorgang. zeer uitgebreide elektrische bevissingen uit

2004. 4. Bespreking De nultoestand werd in 2004 ook in Neder- 4.1 Globale samenstelling van de land opgemeten. Hierbij werden 14 vis- vangsten in de vistrapfuik soorten aangetroffen waarvan er 4 soorten niet werden aangetroffen tijdens de nulme- Tijdens de evaluatiestudie van 13 maart tot ting in België, het betreft snoekbaars, win- en met 10 juli 2006 migreerden in totaal de, pos en kolblei (van Nispen, schriftelijke 3768 vissen stroomopwaarts doorheen de mededeling 2004). Winde en kolblei wer- vistrap. Van de 15 aangetroffen vissoorten den in 2006 echter wel in de vistrapfuik migreerden blankvoorn en riviergrondel het aangetroffen. vaakst door de vistrap (resp. 1996 en 1534 stuks). Deze 2 soorten vertegenwoordigen Van zodra alle vismigratieknelpunten in samen 93% van de vangstaantallen. Blank- Vlaanderen en Nederland opgelost zijn zul- voorn is een eurytope vissoort, die zowel in len ook soorten zoals snoekbaars en pos die stromend als stilstaand water kan voorko- tot nu toe nog niet in Vlaanderen werden men, terwijl riviergrondel een partieel rheo- vastgesteld zich stroomopwaarts kunnen fiele soort is die in bepaalde levensstadia verspreiden daarbij gebruik makend van stromend water prefereert. o.a. de vistrap te Meersel-Dreef. Daarnaast zullen wanneer alle vismigratieknelpunten 7% van de totale vangst bestond uit baars, opgeheven zijn ook soorten die nu enkel in rietvoorn, kolblei, giebel, paling, snoek, het deelstroomgebied van de Weerijs voor- karper, zeelt, bermpje, brasem, driedoor- komen, zoals serpeling en vetje (Beers et nige stekelbaars, zonnebaars en winde. al., 2006), ook opnieuw de Mark kunnen koloniseren. Van de 15 aangetroffen soorten in de vistrapfuik kunnen er 9 geklasseerd worden

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 26 4.2 Evolutie van de vangsten Ondanks het feit dat bij eerder uitgevoerde evaluaties van visdoorgangen een duidelijk Watertemperatuur verband kon gelegd worden tussen piekde- bieten en opvallende stroomopwaartse ver- De minimum en maximum watertempera- plaatsingen (Buysse et al., 2006a en tuur genoteerd tijdens de evaluatiestudie 2006b) werden tijdens dit onderzoek geen bedroeg respectievelijk 4,7°C en 20,1°C. opvallende verhoogde vangsten in de vis- Vangstdagen met hoge vangstaantallen trap genoteerd tijdens of na piekdebieten. werden steeds vooraf gegaan door een pe- riode met een gevoelige stijging van de watertemperatuur. 4.3 Efficiëntie van de V-vormige bekkenpassage Tussen 5 mei en 12 mei werden 1907 vis- sen gevangen in de fuik. Dit aantal verte- Het al dan niet goed functioneren van een genwoordigt 50% van de totale vangst over visdoorgang wordt bepaald door de attracti- de gehele periode. Deze vismigratiepiek viteit en de passeerbaarheid van de vis- werd voorafgegaan door een snelle stijging doorgang zelf. van de watertemperatuur van 10,6°C tot 18°C tussen 1 en 5 mei. Blankvoorn en ri- Attractiviteit viergrondel waren hoofdzakelijk verant- woordelijk voor deze piek. Hoewel veel klei- Een visdoorgang is ‘attractief’ als de ner in aantal wijst de verhoogde vangst van stroomafwaartse toegang tot de visdoor- rietvoorn en paling ook op een verhoogde gang het vermogen heeft om vissen aan te migratieactiviteit van deze laatste soorten. trekken tot deze toegang m.a.w. wanneer vissen makkelijk de toegang tot de visdoor- Een maand later werden verhoogde vang- gang vinden. Bij de bekkentrap in Meersel- sten genoteerd voor kolblei en opnieuw Dreef mondt de lokstroom parallel uit net voor rietvoorn. De watertemperatuur steeg naast de stuw. De inplanting van de uit- in die periode van 12°C op 1 juni tot 17°C stroom van de vistrap is dus zeer goed ge- op 5 juni. situeerd.

Debiet Attractiviteit bij basisdebiet

Mede door rechttrekkingen en dijkverhogin- Bij ‘base-flow’ of basisdebiet van de Mark gen is de functie van veel riviervalleien als wordt water uit het bovenstroomse pand natuurlijke bufferzone voor de retentie van enkel via de visdoorgang geëvacueerd. Eén regenwater verloren gegaan. Daardoor kan duidelijke lokstroom afkomstig van de uit- bij hevige neerslag het debiet van regenaf- stroom van de visdoorgang biedt de vistrap hankelijke rivieren op korte tijd zeer sterk een maximale attractiviteit. verhogen. De afvoerdebieten zijn dus groter en de laterale en longitudinale uitwijkmoge- Attractiviteit bij verhoogd debiet lijkheden voor vissen vaak geringer. Daar- enboven kunnen hevige stortbuien riool- Bij een verhoogd debiet wordt niet alleen overstorten veroorzaken die over lange water via de vistrap in het afwaartse pand trajecten een tijdelijke verslechtering van geloosd maar ook via de stuwklep. Op dat de waterkwaliteit kunnen veroorzaken. moment is er voor stroomopwaarts migre- rende vissen zowel een lokstroom merkbaar Door een sterk verhoogd debiet kunnen afkomstig van de visdoorgang als van de bijgevolg tijdelijk ongunstige situaties ont- stuw. Bij een verhoogd debiet onstaat ech- staan waardoor vissen gedwongen worden ter ook een turbulente zone onder de over- om zich te verplaatsen. Als de verblijfplaat- stortende stuw die niet door vissen kan sen vissen onvoldoende bescherming bie- benaderd worden: de migratielimietlijn. Een den, zijn ze genoodzaakt op zoek te gaan vis die aangetrokken wordt door de lok- naar geschikte(re) schuilplaatsen. Ook een stroom van de stuw zal zoekbewegingen tijdelijk ongunstige waterkwaliteit (cfr. ri- uitvoeren en zich oriënteren langs de denk- ooloverstort) dwingt vissen tot een vlucht- beeldige migratielimietlijn. De ligging van reactie. Verder kan het ook gebeuren dat deze migratielimietlijn (of zone) is afhanke- vissen worden afgespoeld uit hun leefgebied lijk van de zwemcapaciteit van de vis en het en trachten via een stroomopwaartse mi- debiet over de stuw. Gezien de situering gratie hun verblijfplaats opnieuw te berei- van de uitstroom van de visdoorgang net ken. naast de stuw zullen stroomopwaarts mi-

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 27 grerende vissen snel de toegang tot de vis- Metingen van de stroomsnelheid op de ver- trap vinden. Een verhoogd debiet in de schillende plaatsen boven de zeven drem- Mark te Meersel-Dreef vormt dan ook geen pels bij een hoog en een laag debiet geven probleem voor stroomopwaartse vismigra- een beeld van de variatie in stroomsnelhe- tie. den boven elke drempel en tussen de drempels onderling. De stroomsnelheidscur- Attractiviteit bij piekdebiet ves tonen duidelijk dat er zowel per drem- pel, als onderling tussen de drempels grote In uitzonderlijke omstandigheden (piekde- verschillen zijn, en dit zowel bij een hoog biet) kan de stuw verdronken liggen (‘free als bij een laag afvoerdebiet. Geen twee flowing’). Vissoorten die over de voldoende drempels vertonen dezelfde curve. De ver- zwemcapaciteiten beschikken kunnen dan schillen in stroomsnelheid tussen de drem- het bovenstroomse pand ook via de stuw pels zijn uiteraard het gevolg van de ver- bereiken. schillen in vervalhoogte. Daarnaast wordt de variatie in de curves ook veroorzaakt Passeerbaarheid door het feit dat de drempels opgebouwd zijn uit grote stortstenen. De range van Met ‘passeerbaarheid’ wordt het gemak stroomsnelheden is vrij breed bij elk debiet. bedoeld waarmee vissen de vistrap nemen Zowel waarden boven 0,8 m/s als waarden als ze de ingang eenmaal hebben gevon- in de buurt van 0,4 m/s worden gemeten op den. Het gemak wordt bepaald door de elke drempel. aanwezige hoogteverschillen, stroomsnel- heden, turbulentie en waterdiepte. Een an- Ondanks de (tijdelijke) aanwezigheid van dere factor die de passeerbaarheid bepaalt, hogere vervalwaarden en kritische stroom- is het stromingspatroon in de visdoorgang. snelheden op bepaalde plaatsen, bewijzen Een visdoorgang is dus slecht geconstru- de vangsten van zowel juveniele als adulte eerd wanneer een verval en/of stroomsnel- vissen van 10 van de 15 aangetroffen soor- heid gecreëerd wordt dat onoverbrugbaar is ten dat de visdoorgang goed passeerbaar voor vissen. Voor laaglandbeken wordt er is. De hoge ruwheid van de drempels biedt een verval vooropgesteld van 15 cm. Bij de zo een waaier van doorzwemmogelijkheden bouw van de visdoorgang in Meersel-Dreef aan voor soorten met een gemiddelde werd een verval van 12 cm vooropgesteld. zwemcapaciteit zoals brasem, blankvoorn, Bij grotere niveauverschillen bestaat het kolblei,… alsook voor bentische soorten gevaar dat er zich een luchtkast achter het zoals riviergrondel en bermpje. overstortende water of een luchtbellengor- dijn onder de waterstroom ontwikkelt en/of De opbouw van de drempels uit grote stort- dat er te hoge stroomsnelheden gecreëerd stenen die vastgelegd zijn met beton biedt worden. Bovendien moet de ruimte tussen in deze vistrap zowel aan goede als aan de drempels groot genoeg zijn om zoge- minder goede zwemmers de mogelijkheid naamde rustzones te creëren. Algemeen om het stroomopwaarts pand te bereiken. wordt bij technische oplossingen een maxi- Het is precies deze hoge ruwheid van de male stroomsnelheid van 0,8 m/s voorge- drempels die een meerwaarde biedt ten steld. Deze wordt dan best aangevuld met opzicht van vergelijkbare types met een delen waar de stroomsnelheid maar de helft lagere ruwheid (bv. bekkenpassages met zo groot is door bijvoorbeeld met stoorste- houten V-vormige drempels). nen te werken (Kroes & Monden, 2005). Efficiëntie De vervalhoogtes tussen de verschillende bekkens van de visdoorgang zijn zeer vari- De evaluatie van de V-vormige bekkentrap abel. Zowel waarden boven als onder het in de Mark te Meerseldreef resulteerde in de vooropgestelde verval van 12 cm worden vangst van 3768 individuen, afkomstig van gemeten. Vooral drempels 5 en 6 ver- 15 verschillende soorten. Er werden indivi- oorzaken een verval dat aanzienlijk groter is duen gevangen van 3 cm tot 82 cm, en dan 12 cm, respectievelijk 17,5 cm en 22 zowel juvenielen als adulten van twee derde cm bij lage afvoer en respectievelijk 18 cm van al de gevangen soorten. Als we deze en 18,5 cm bij hoge afvoer. Luchtbelgordij- evaluatie vergelijken met eerder uitge- nen werden echter nooit waargenomen. De voerde evaluaties in gelijkaardige laagland- bekkens van de visdoorgang zijn voldoende beken zoals de Kleine Gete en de Kleine diep om zo de nodige rustplaatsen te ga- Nete, kunnen we vaststellen dat de beko- randeren. men resultaten in dezelfde lijn liggen. Tij- dens een vergelijkbare onderzoeksperiode

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 28 werden er bij deze evaluatie zelfs 1340 nog niet werden aangetroffen, maar die wel vissen meer gevangen dan bij de evaluatie in het Nederlands deel van het stoomgebied van de bekkentrap in de Kleine Nete in He- voorkomen, zich (opnieuw) in het Vlaams rentals in 2005. deel van de Mark kunnen vestigen.

De migratie door de vistrap van praktisch Welke lengteklassen migreren door- alle aanwezige soorten, samen met de heen de visdoorgang? vangst van een breed spectrum aan leef- tijdsklassen en de duidelijke passage van Zowel grote als kleine vissoorten slaagden verschillende grote migratiegolven tonen er in de zeven drempels te passeren. Van aan dat de visdoorgang in Meersel-Dreef de dominante soorten (blankvoorn en ri- vermoedelijk vrij efficiënt werkt voor de viergrondel) werden zowel juveniele als aanwezige visgemeenschap. adulte vissen gevangen in de fuik.

5. Besluit Zijn er op basis van de resultaten en/of expertise technische aanpassingen aan Is de visdoorgang passeerbaar voor de visdoorgang of aanpassingen in het vissen ? beheer ervan noodzakelijk?

De monitoring van de V-vormige bekken- Algemeen mag aangenomen worden dat de vistrap in de Mark in Meersel-Dreef werd visdoorgang in Meersel-Dreef attractief is en uitgevoerd met een vistrapfuik aan het passeerbaar voor de voorkomende vissoor- stroomopwaarts einde van de visdoorgang. ten in al hun levensstadia. Het gebruik van Tijdens de volledige onderzoeksperiode van ruwe stortstenen voor de bouw van de 13 maart t.e.m. 10 juli 2006 zwommen in drempels zorgt er voor dat er een ruimere totaal 3768 vissen en 15 verschillende soor- keuze ontstaat van stroomsnelheden bij ten stroomopwaarts doorheen de vis- verschillende doorzwemhoogtes. Zelfs aan- doorgang, waaruit mag besloten worden dat zienlijke afwijkingen ten opzichte van het hij goed passeerbaar is voor alle aanwezige voorziene verval tussen de verschillende vissoorten. bekkens van de visdoorgang lijken hierdoor geen belemmering te vormen voor de Welke in de Mark aanwezige vissoorten stroomopwaartse migratie van de aanwe- migreren er tijdens de studieperiode zige vissoorten en leeftijdsklassen. doorheen de visdoorgang?

In totaal werden 15 vissoorten in de fuik aangetroffen. Hoofdzakelijk soorten ken- merkend voor Vlaamse laaglandrivieren zoals de Mark voerden stroomopwaartse migraties doorheen de visdoorgang uit. Blankvoorn en riviergrondel werden het meest gevangen.

De vangstresultaten tonen aan dat blank- voorn en riviergrondel, maar ook soorten als rietvoorn en kolblei, gerichte stroomop- waartse voortplantingsmigraties onderne- men op zoek naar een geschikt paaihabitat. Sterk verhoogde aantallen van deze soorten werden steeds genoteerd na een periode van gevoelige stijging van de watertempe- ratuur.

Het is te verwachten dat in de toekomst het aantal vissen dat doorheen de vistrap mi- greert nog zal toenemen, nadat ook het laatste knelpunt op Nederlands grondgebied passeerbaar wordt gemaakt voor vissen. Daarnaast zullen ook soorten zoals snoek- baars, pos, serpeling en vetje die tot op heden in de Mark op Vlaams grondgebied

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 29 Referenties

Baeyens, R., Buysse D., Martens S., Kroes, M.J. & Monden, S. (2005). Elinck S. & Coeck, J. (2006). Vismigratie. Een handboek voor herstel in Onderzoek naar de visfauna in de Mark vóór Vlaanderen en Nederland. de bouw van visdoorgangen. Vastlegging nultoestand. INBO.R.2006.23. Instituut van Nispen, R. (2004). voor Natuur- en Bosonderzoek,Brussel. Schriftelijke mededeling: kort verslag van de resultaten van het visstandonderzoek Beers, M.C., Kampen J. & van Nispen, R. van de Mark en Bovenmark in Nederland. (2006). Monitoring van twee vispassages in de Aa of Weerijs. AquaTerra Water en Bodem B.V.,Geldermalsen.

Bervoets, L., Schneiders, A. & Verhey- en, R.F. (1990). Onderzoek naar de verspreiding en de ty- pologie van ecologich waardevolle waterlo- pen in het Vlaamse gewest, Maas en Nete- bekken, tekst.

Buysse, D., Baeyens R., Martens S. & Coeck, J. (2006a). Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Kleine Nete in Herentals.

INBO.R.2006.21. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Buysse, D., Baeyens R., Martens S. & Coeck, J. (2006b). Radiotelemetrieonderzoek naar het gebruik van een bekkenvistrap door kopvoorn. Voor- en nastudie bij de bouw van een V- vormige bekkenvistrap in de Grote Nete in Meerhout. IN.R.2006.6. Instituut voor Na- tuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Coeck, J., Colazzo, S., Meire, P., Ver- heyen, R.F. (2000). Herintroductie en herstel van kopvoornpo- pulaties (Leuciscus cephalus) in het Vlaam- se Gewest. Rapport Instituut voor Natuur- behoud 2000.15. Brussel.

De Boer, D., van Gurp, J. & Reijn, W.

(1986). De Mark.Van oorsprong tot Dintelsas.

Evaluatie van de V-vormige bekkenvistrap in de Mark in Meersel-Dreef 30