Ν \I -«^ ^ Wrj-- Ч F I -^ГГЧЗ '^І Rt J5^- Y Ϊ^*Ν ^Г І^ S ^ I .) > •> / ,^ -'*'*) K S* ^ I L I "; Г^ S
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The version of the following full text has not yet been defined or was untraceable and may differ from the publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/107206 Please be advised that this information was generated on 2021-10-10 and may be subject to change. Het Luiksche Diatessaron in ket Nieuw-Hederlandsch vertaald met een inleiding over de herkomst van den Middelnederlandschen tekst door GEERTRUIDA CATHARINA VAN KERSBERGEN 1956 — DRUKKERIJ NIEUWVOORDE — RIJSWIJK (Z-H) LUIKSCHE DIATESSARON « Promotor: Prof. Dr. JAC. VAN GINNEKEN Het Luiksche Diatessaron in het Nieuw-Nederlandsch vertaald met een inleiding over de herkomst van den Middelnederlandschen tekst PROEFSCHRIFT ter verkrijging van den Graad van Doctor in de Letteren en Wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, op gezag van den Rector Magnificus Dr. F. van Welle, Hoogleeraar in de Faculteit der heilige Godgeleerdheid, volgens besluit van den Senaat der Universiteit in het openbaar te verdedigen op Donderdag 9 Juli 1936 's namiddags om 4 uur door GEERTRUIDA CATHARINA VAN KERSBERGEN Geboren te 's-G ra ven ha ge ^ OVER DE HERKOMST VAN HET LIMBURGSCHE LEVEN VAN JESUS. INLEIDING. Door het rijke en mooie boek van Dr. C. C. de Bruyn: Middelnederlandsche vertalingen van het Nieuwe Testament, Groningen-Batavia 1935, is ook het onderzoek der Middelnederlandsche Diatessaron-bewerkingen in een heel nieuw daglicht komen te staan. Wat er met de stilistisch eclectische methode hierin te bereiken viel, heeft hij ineens bereikt. Een heele reeks oude vraag stukken heeft hij opgelost en het zal vele jaren duren, eer alle nieuwe problemen die hij heeft aangeboord, weer hun min of meer volledige beantwoording zul len gevonden hebben. In deze inleiding zal ik niet trachten, weer aanstonds met nieuwe resultaten het pas met zooveel moeite gewonnen terrein nog uit te breiden. Toch kan het m.i. van groot nut zijn, om, voortbouwend op hetgeen door Dr. de Bruyn werd gevonden, door aanvullend materiaal te trachten, bij te dragen tot het juiste inzicht in de door C. de Bruin aangesneden kwesties. En wat m.i. voor deze consolideering op de allereerste plaats noodig is, is een nieuw uitgebreid onder zoek naar de Oud- en Middellimburgsche taal. Wij moeten hierbij wel bedenken, dat in de Middeleeuwen noch Belgisch Limburg, noch Hollandsen Limburg, ooit met den naam Limburg genoemd werden. Deze naam, eigenlijk toebehoorend aan het graafschap Limburg rond de huidige stad Limburg, even ten Zuidoosten van Eupen, is pas later op deze Noordelijke streken toegepast. In de Middeleeuwen hebben deze landen allerlei namen gedragen; voor ons Limburg vinden wij Gulïk, Berg en het vierde Gel- dersch kwartier van Roermond, en voor Belgisch Limburg zijn een tijdlang de namen Doringen, Lotharingen en Haspengouw in gebruik geweest. Het eerste kan men zien uit Hadewych het tweede uit Heinryc van Veldeken, die in zijn St. Servatius altijd van Lotharingen spreekt. Het derde is voldoende bekend. Het heele gebied behoorde verder met Brabant tot het ééne Bisdom, waarvan de zetel achtereenvolgens te Tongeren, Maastricht en Luik heeft gestaan; en zoo vinden wij dan ook vaak de namen Ludiek en Luik met Limburg in verband gebracht. De Oudlimburgsche of oudnederfrankische taal der Karolingische psalmen is door de Nederlandsche taalgeleerden nog bijna nooit systematisch met het Middellimburgsch vergeleken; evenmin als de zoogenaamde Oudsaksische kloosterregisters van Werden, Essen enz. Het is zeker waar, dat sommige dezer bronnen niet met zekerheid binnen de huidige landsgrenzen van België of Ζ Nederland kunnen worden gelocaliseerd; maar dat neemt niet weg, dat zij toch zeker de oudere vormen bewaren van wat later de taal van Heinryc van Vel deken zou worden. En dat volstrekt niet elk voorbeeld van de Hoogduitsche klankverschuiving zoo'n tekst tot on-nederlandsch maakt, kan een ieder con- stateeren die den Sint Servati ustekst vergelijkt met de door L. Scharpé in het 3e deel der Leuvensche Bijdragen uitgegeven oude Leipziger en Münchener fragmenten. Alles wat van Heiten en zijn tïjdgenooten hieromtrent aan de Duit- sche philologen hebben toegegeven — immers Sievers en Steinmeyers Althoch deutsche Glossen hebben toch ook bijna alle oudnederlandsche glossaria ge annexeerd — is verouderd, en kan niet langer worden verdedigd. Maar is ook op Middelnederlandsch gebied totnutoe het Middellimburgsch niet te veel over het hoofd gezien? En zijn de Middellimburgsche teksten in het Middelnederlandsch woordenboek niet onvoldoende geëxcerpeerd? Zoodat het eigenlijk niet te verwonderen is, dat C. C. de Bruin het practisch doei voor komen, alsof er buiten de Limburgsche Sermoenen geen bruikbare Middel limburgsche teksten bestonden. In de Mittelniederländische Grammatik2 van Franck, is althans iets meer over de Limburgsche taal te vinden, evenals in zijn samenvattend artikel in het 8e deel van Taal en Letteren, maar ook dit is nog volstrekt niet voldoende. Daarom hebben de Nijmeegsche Neerlandici het ondernomen, om wat Frings al voor jaren als eerste eisch stelde: eerst een volledig phonetisch gram matisch en syntactisch onderzoek naar den ouden L-tekst in te stellen en wat hier als inleiding tot de tweede editie der Nieuw nederlandsche vertaling van dien L-tekst wordt geboden, is niets anders dan een onderdeel van de naar aanleiding van de Bruins boek begonnen gezamenlijke onderneming, waarvan de publicatie mijn dissertatie op den voet zal volgen. De mij toegewezen taak was de afwerking van het reeds voor jaren door Prof. Jac. van Ginneken begonnen onderzoek naar den woordenschat van den L-tekst. Om dien woordenschat te onderzoeken sloeg ik den weg der vergelijking in. Maar terwijl Dr. de Bruin met behulp van het Middelnederlandsch Woor denboek uitsluitend in Vlaamsche en Brabantsche teksten naar overeenkomsten zocht, meende ik op de eerste plaats buiten het Mnl. Wrdb. om, den woorden schat der Limburgsche teksten uit denzelfden tijd te moeten opmaken, om dien met het Vlaamsch-Brabantsche vocabularium te kunnen vergelijken. Dr. de Bruin concludeert toch uit zijn materiaal (op blz. 148 vlgd.) dat het idioom van den L-tekst zooveel overeenkomst vertoont met dat van de Vlaamsch-Brabant sche teksten uit dien tijd dat er voor het Limburgsch bijna niets meer overblijft. Ik achtte die redeneering echter niet verantwoord, zoolang ook het Limburgsche aandeel van dien woordenschat niet eerst afzonderlijk onderzocht werd, en daarna met het Vlaamsch-Brabantsche aandeel vergeleken. Aangezien nu verder de Middelnederlandsche Limburgsche bronnen verge- 8 leken bij de Vlaamsch-Brabantsche slechts gering in getal zijn, heb ik er ook de Oud-Limburgsche bronnen bijgenomen, en vooral ten slotte ook de publi caties over de Nieuw-Limburgsche bronnen der volkstaal geraadpleegd. Alleen op deze wijze was het naar mijn meening mogelijk over het al- of η iet-Lim burgsch zijn der woorden en uitdrukkingen van onzen tekst een juist oordeel te vormen. Maar behalve de gepubliceerde volkstaalbronnen is en was er ook nog een ongepubliceerde Limburgsche volkstaal; en Prof. van Ginneken had, gelijk Dr. de Bruin op blz. 40 zelf mededeelt, juist met het oog op onzen tekst daar naar reeds een uitvoerige enquête ingesteld, die eerst voor ons heele taal gebied, en daarna nog eens afzonderlijk voor West-Vlaanderen en Limburg is uitgeschreven en binnengekomen. Deze resultaten werden tot mijn beschik king gesteld. Bovendien hebben ten slotte twaalf Limburgsche Neerlandici onder leiding van Prof. van Ginneken in de maand Juni van dit jaar nog een systematisch' persoonlijk onderzoek ingesteld naar de volkstaal op den weg van AubeJ via Maastricht en Tongeren naar Sint Truyden, waarvan ik hieronder de voornaam ste bevindingen op een samenvattend kaartje mag publiceeren. Aan al dit taai-geografisch materiaal heeft mijn onderzoek zoo een vaster en precieser grondslag gewonnen, dan met louter Oud-, Middel- en Nieuw- nederlandsche bronnen te bereiken viel. Natuurlijk mogen wij de tegenwoor dige isoglossen niet zoo maar roekeloos eenige eeuwen terugdateeren, want vaak kunnen wij bewijzen, dat het vroegere verloop heel anders was; maar in veel gevallen zal toch blijken, dat een vroeger Limburgsch woord of klankfeit tot op den dag van heden Limburgsch is gebleven, ja zelfs dat wat thans Zuid- of West-Limburgsch is, ook vijf of zelfs tien eeuwen geleden reeds in diezelfde streken thuis was. Bij al haar voortdurende kleinere of grootere veranderingen, is de volkstaal onzer West-Europeesche dialecten toch uitermate stabiel en aan de overlevering trouw gebleven. Dit Oud- en Nieuw-Limburgsch materiaal nu vult de Middel-Limburgsche gegevens niet alleen belangrijk aan, maar geeft ook het geheele vraagstuk een ander aanzien; zoodat ik mij gedwongen heb gezien, in de conclusies vrij sterk van die van Dr. de Bruin te verschillen. Want naar aanleiding van het nieuwe materiaal, dat hieronder nog uitvoerig wordt besproken, ben ik tot de volgende slotsom gekomen. Tot nog toe heeft men alleen rekening gehouden met de mogelijkheid, dat: óf L. is zuiver Limburgsch en dan ook geheel en al uit Limburg afkomstig, óf L. is oorsponkelijk Vlaamsch en door een Limburger overgeschreven en met een Limburgsch vernisje overstreken. Het onderzoek der Nijmeegsche Neerlandici heeft ons nu echter geleerd, dat er nog een derde mogelijkheid bestaat: dat n.l. L. op een oorspronkelijken 9 Best Eine mittelniederländische Uebertragung der Bestiaire d'amour.