MENGELBERG EN ZIJN TIJD

Een uitgave van de Vereniging december 2006 19e jaargang nummer 79 INHOUD

PAGINA ARTIKEL AUTEUR 1 Van de Redactie + 5 December, Mozarts sterfdag Joh. Krediet 2 Van het Bestuur A.A. Meurer 3-4 Haitink een tweede Mengelberg? Joh. Krediet 5 Kerstheritinering uit 1987 Joh. Krediet 6-8 Amsterdams hulde aan dronken Chinees Fr. Van Eeden 9-10 Reacties en repliek over Li-Tai-Po Fr. Van Eeden 11 Nagekomen berichten over Hans von Billow 12-30 Mengelberg en Mozart A. Coster 31-33 Benjamin Britten P. Vis 34-46 als dirigent Joh. Krediet

Fra Artgelico da Fiesolo (1387-1455) JAUCHZET, FROHLOCKET, AUF PREISET DIE TAGE! Weihnachts-oratorium 3.5. Bach, BWV 248

COLOFON Mengelberg en zijn Tijd is een kwartaaluitgave van de Willem Mengelberg Vereniging, opgericht 13 februari 1987. Overname van de redactionele inhoud is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming. De redactie houdt zich het recht voor artikelen te weigeren en aan te passen. Aan de inhoud van dit periodiek kunnen geen rechten worden ontleend. REDACTIE: A. van Kapel, J. Krediet, mr. A.A. Meurer Redactiesecretariaat: Mozartkade 14, 1077 DJ , 020-6262550, e-mail: a.meurer(ffiplanet.nl, giro 155802. BESTUUR: Voorzitter prof. dr. W.A.M. van der Kwast (0512-382375), Secretaris-penningmeester mr. A.A. Meurer (020-6262550). Leden: ir. P.M.H. Geelen (023-5245836), J. Krediet (020-6991607) en R. Krilsemann (6687110). Alg. Adviseur A. van Kapel (071-5172562). Erelid: Riccardo Chailly. Jaarbijdrage €25,00 , voor leden buiten Europa €30,00. 1

Van de Redactie Voor deze kerstuitgave plaatsten wij op de voorzijde van de kaft een tekening van . De tekening is waarschijnlijk gemaakt in de jaren 1635-1640, de jaren dat hij veel moeders met kinderen op hun armen tekende. Deze tekening is een studie voor de aanbidding van de Koningen, is gemaakt met pen in bruine inkt, meet 177x159 m.m. en is in het bezit van het Rijks Prentenkabinet.

De viering dat het op 7 november vijftig jaar geleden was dat Bernard Haitink voor het eerst met het concertgebouworkest optrad, deed ons besluiten n.a.v. een uitspraak van de schrijvende pianist Paul Niessing "Haitink is een tweede Mengelberg", daar commentaar op te geven. Een krantenartikel van Frederik van Eeden in DE GROENE riepen kerstherinneringen op aan concert o.l.v. Bernard Haitink op de Eerste Kerstdag 1987.

Ter afsluiting van het Mozartjaar schreef Aarnout Coster een artikel over "Mozart en Mengelberg". In de rubriek "Dirigenten om Mengelberg" besteden wij aandacht aan Richard Strauss, een dirigent die zo belangrijk geweest is voor ons orkest en voor Mengelberg. Mogelijk dat Brittens Christmas Carols Pieter Vis deed besluiten aandacht aan deze Engelse componist te wijden.

Tenslotte vertelt Rob Veltman ons over de relatie Mahler, Willem Kes en Willem Mengelberg. Dit is een voorproefje van de artikelen die hij het volgend jaar in "Mengelberg en zijn Tijd" zal schrijven over Willem Kes. Van ons lid Cor Vinke ontvingen wij een affiche waarop zijn medewerking staat afgedrukt aan het Concert voor trio en orkest van Beethoven. De uitvoering van dit concert heeft plaatsgevonden op 26 november door het Oost-Gelders Symfonie Orkest. Het affiche drukten wij af aan de binnenzijde van de achterkaft.

De redactie wenst u goede feestdagen!

5 December: Mozarts sterfdag

Na een vol leven en een waanzinnige muziekproductie stierf Wolfgang Amadeus Mozart op 5 december 1791 in de leeftijd van 35 jaar.

Zo zou ongeveer de aankondiging van zijn dood er uit gezien kunnen hebben, ware het niet dat allerlei geruchten over ziekte en moord na zijn overlijden de ronde deden. Maar had Mozart niet gewoon zijn taak volbracht? Ludwig von Koghel had er 966 bladzijden voor nodig om zijn 636 werken 'Die unechten und zweifelhaften Werke nicht eingerechnet' in het kort te beschrijven. En dan te weten dat Mozart niet alleen componeerde maar ook les gaf, concerteerde, dirigeerde, repetities leidde, studeerde, half Europa afreisde per postkoets, zijn composities schreef met veer en inkt op bladen waar hij ook nog de notenbalken moest tekenen en dat alles bij dag-, kaarslicht en in een hobbelende koets. Daarnaast had hij nog een gezinsleven, veel vrienden en kennissen, hield van feestjes Weib und Trank en bezocht de broeder bijeenkomsten van de Vrijmetselarij. Ja, Mozart had zijn scheppingstaak volbracht; hij moest zich nog haasten om het ontwerp voor zijn Requiem klaar te krijgen. Lang leve Mozart! 2

Van het bestuur

De bijeenkomst in Houten op 18 november j.l. was weer een succes. In de meer dan aangename leefomgeving van het wederom uitstekende gastheerschap van Pieter Vis genoten de ruim 20 aanwezigen eerst van een instructief en interessant verhaal van Wim van der Kwast over het verblijf van Mozart in de Republiek. "Dem Professor gegenaber waren die Hollander nicht nur ein Bischerl grob", (vrij naar Leopold Mozart).

Daarna zong Pieter Vis een aantal vocale werken van Mozart die deze voor de Vrijmetselarij heeft gecomponeerd, waaronder de Cantate 'Die ihr des unermesslichen Weltalls Schopfer ehrt...', KV 619. Mooie muziek, mooi gezongen en zeer aangenaam om naar te luisteren, ook door de uitstekende begeleiding door Ab van Kapel. Tenslotte hield Rob Landman een voordracht over de Pathétique van Tsjaikovsky. Hij verdiepte zich in de nog steeds niet definitief beslechte vraag of Tsjaikovsky's dood al of niet zelfmoord is geweest, en zo ja, of daar een zg. Ereraad aan te pas is gekomen. Ook na afloop wisten we het definitieve antwoord niet, maar we hadden geboeid naar zijn verhaal zitten luisteren, waarbij hij tevens de symfonie thematisch behandelde. Onnodig te zeggen dat de muziekfragmenten uit Mengelbergs grammofoonopname van april 1941 waren genomen. Wat klonken die goed! Na de voordracht ontspon zich een discussie over het gewicht dat aan een musicologische duiding van muziek moet worden gehecht. Of zoals iemand het verwoordde: zou Mengelberg als hij de Pathétique uitvoerde echt hebben gedacht: `o ja, dit is het thema van de vergetelheid en dat van de liefde'of zou hij gewoon muziek hebben willen maken? We kwamen er niet uit, maar voor we aan de borrel gingen was er alle reden de "optredenden" hartelijk te bedanken en dat te onderstrepen met voor ieder het recent verschenen boek over Bernard Haitink, die ons in november op een aantal werkelijk onvergetelijke uitvoeringen van de Vierde van Mahler vergastte. Vooral in de dagen vàèr de jubileumuitvoering op 7 november was het orkest met zijn oude chef in een vorm die we zelden eerder hebben gehoord. Als je dan in het zit, denk je: 'Dit orkest tweede van Europa, na de Wiener Philharmoniker. Mooi, maar hoezo tweede?' Onze gelukwensen aan het Koninklijk Concertgebouworkest!

Rob Landman houdt regelmatig voordrachten waarbij hij een muziekwerk bespreekt, zo behandelt hij op 3 april 2007 in Dordrecht de Vierde van Mahler (nadere inlichtingen:

rt landinan(d,do rd re cht.n1 of 078-6351777). Het bestuur beraadt zich over de wijze waarop wij aandacht zullen besteden aan het 20-jarig bestaan van de Vereniging in 2007. Afhankelijk van wat en wanneer verneemt u daar meer over in volgende uitgaven van "Mengelberg en zijn Tijd" of eerder.

Rest ons u prettige feestdagen en een goed, gezond en muzikaal 2007 te wensen. Vooral diegenen die hun contributie nog niet hebben voldaan maar daartoe na lezing van deze woorden onverwijld zullen overgaan, met behulp van de bijgesloten acceptgiro (deze zijn nog tot 31 december a.s. te gebruiken).

Het bestuur 3

Haitink een tweede Mengelberg? In 1956 zag Paul Niessing, de schrijvende pianist in het maandelijks verschijnende muziektijdschrift Symphonia, Haitink als een tweede Mengelberg. Interessant is het om, 50 jaar later, eens na te gaan wat de verschillen en overeenkomsten tussen Mengelberg en Haitink zijn.

Mengelberg werd geboren in een tijd dat Nederland muzikaal nog niet op de kaart stond en het Concertgebouw nog moest worden gebouwd en het Concertgebouworkest nog niet was opgericht. Haitink zag het levenslicht in het jaar dat de tweede concertzaal van Amsterdam, het Paleis voor Volksvlijt, door brand werd verwoest en het Concertgebouw en zijn orkest inmiddels internationale vermaardheid genoot. Mengelberg groeide op in een artistiek gezin waar het `Deutschland uber alles' de boventoon voerde, waar men rooms was en vader Mengelberg van mening was dat zijn kinderen min of meer geniaal waren. Haitink ontwikkelde zich in een a-religieus gezin waarin het gold: 'Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg'. Er heerste door afkomst van zijn moeder een francofiele sfeer. Mengelberg werd vanaf zijn kleuterjaren voor muziekbeoefening, zowel instrumentaal als vocaal opgeleid door te goeder naam en faam bekendstaande musici en vanaf zijn 10e jaar componeerde hij reeds. Hij werd daarbij gestimuleerd door zijn moeder die goed piano speelde en zong. Op zijn 13e-14e jaar mocht hij Brahms diens Handelvariaties voorspelen. Haitink kreeg die opleiding vanaf zijn kleuterjaren niet, maar zijn moeder die ook redelijk piano speelde en zong, liet hem van ongeveer zijn tiende jaar vioollessen volgen bij een violist van het Concertgebouworkest. Ter voorbereiding op zijn conservatoriumopleiding kreeg hij in de periode 1945-1947 privé les in solvège. Vanaf ongeveer zijn 8e jaar bezocht hij regelmatig het Concertgebouw om uitvoeringen van het orkest bij te wonen. Mengelberg vervolgde vanaf 1888 zijn muzikale opleiding voor piano en directie aan het Conservatorium in Keulen dat hij in 1892 verliet met onderscheiding voor zijn voortreffelijke prestaties in pianospel en als dirigent. Haitink studeerde vanaf 1947 — met onderbrekingen vanwege dienstplicht - viool aan het Amsterdams Conservatorium dat hij in 1952 zou verlaten als tuttispeler. Vanaf 1954 volgde hij met Otto Hamburg - die de eerste 10 jaar voorzitter van onze vereniging was - directiecursussen van de N.R.U. waar Haitink door Ferdinand Leitner werd opgemerkt. Mengelberg deed na zijn conservatoriumopleiding drie jaar praktische ervaring op als koor- en orkestdirigent te Luzern. Haitink dirigeerde drie jaar lang het Radio Philharmonisch Orkest te Hilversum. Mengelberg was op zijn 24e jaar bij zijn sollicitatie naar het dirigentschap van het Concertegouworkest een innemende, van zichzelf overtuigde jongeman een wereldveroveraar. Haitink was op dezelfde leeftijd stug, in zichzelf gekeerd en wereldvreemd. Mengelberg werd bewust door het bestuur van het Concertgebouw tot dirigent verkozen door goede informatie en omdat hij zo voordelig was. Haitink is er "ingerold" door ziekte van Giulini en definitief als dirigent van het Concertgebouworkest aangesteld na het overlijden van Van Beinum. Mengelberg kreeg op zijn 24e jaar te maken met een orkest van 65 instrumentalisten waarvan een deel nog uit dilettanten bestond. Haitink kwam op zijn 27e jaar te staan voor een orkest van 110 professionele musici. Mengelberg werd de eerste jaren van zijn optreden door de pers beschreven als een genie - en zo voelde hij zich ook - een heraut, een generaal, subliem, eminent, voortvarend, een meesterlijk begeleider, met grote kwaliteiten en alle overige superlatieven die voorhanden waren slechts een enkeling durfde te schrijven het niet eens te zijn met zijn tempo en het te vele gebruik van rubati. 4

Haitink werd door Wouter Paap in Mens & Melodie als volgt beschreven: 'Het Concertgebouworkest mag zich gelukkig prijzen in Bernard Haitink een jonge meester gevonden te hebben, aan wie een waarlijk muzische natuur is ingeschapen.' Mengelberg moest — buiten België — 3 jaar wachten voor hij zich met het Concertgebouworkest in het buitenland kon vertonen. Haitink werd ging twee jaar na zijn aanstelling als eerste dirigent en twee jaar vóór zijn aanstelling als chef-dirigent met het Concertgebouworkest naar Amerika, met Eugen Jochum als ervaren dirigent naast zich. Mengelberg kreeg de leiding van het Concergebouworkest toevertrouwd in een tijd dat een dirigent dictatoriale bevoegdheden bezat. Hij kon orkestleden bij niet goed functioneren of storend optreden op staande voet ontslaan en om de discipline te handhaven boetes uitdelen. Het gevolg was dat orkestleden stiekem verzet boden tegen het betweterige optreden van de in hun ogen te jonge dirigent; men zou hem wel klein krijgen. Haitink werd in 1963 door het bestuur, in samenspraak met de orkestleden, aangesteld in een tijd dat democratie hoogtij vierde; het ontslag van een orkestlid vergde een hele procedure en het opleggen van boetes was onrechtmatig. De orkestleden konden openlijk hun bezwaren tegen een dirigent kenbaar maken en dat deden zij ook.. De orkestleden musiceerden niet meer onder een dirigent, maar met een dirigent. Mengelberg had het voordeel bij zijn partituurstudie van de piano gebruik te kunnen maken. Haitink, die geen piano speelde, moest het doen met opnames van concerten o.l.v. andere dirigenten. Mengelberg wilde vanwege het dilettantisme in het orkest op repetities veel verklaren en is dit blijven doen — ook toen het allang niet meer nodig was en de orkestleden zijn verhalen inmiddels wel kenden — maar hij hoorde zichzelf zo graag praten. Haitink had moeite met het woord en liet liever de muziek spreken. Mengelberg moest op repetities vanwege hetzelfde dilettantisme veel meer notenstudie doen om elke toon zo mooi mogelijk door een ieder gespeeld te krijgen en is ook dat blijven doen. Haitink luistert op de repetities naar de klank van een orkest en maakte daar gebruik van. Mengelberg inspireerde met zijn ogen de orkestleden tot prestaties. Haitink kijkt langs de orkestleden net zoals hij dat ook in een gesprek gewend is te doen. Mengelberg gaf in zijn directie meer de melodische lijnen in kleine bewegingen aan. Haitink is meer de man van de grote gebaren. Mengelberg ontdekte Mahler Haitink vervolmaakt Mahler. Mengelberg lukte het in onderhandelingen met het bestuur van het Concertgebouw door dreigementen en slimmigheid zijn contract met het Concertgebouw tot bijna 50 jaar te bestendigen. Haitink, stug en snel geïrriteerd, lukte dat niet. Het orkest verkoos een ander. Mengelberg liet zich niet door de opera verlokken. Haitink durfde het avontuur aan en vertrok naar Engeland. Mengelberg werd teveel bejubeld en gelauwerd en vond dat hij daar recht op had en genoot er met volle teugen van, maar bedronk zich eraan. Haitink was dankbaar voor het applaus, deelde het uitvoerig met orkest, koor en solisten, maar bleef zichzelf: stug en gauw geïrriteerd zoals hij bewees met de recente uitgave van zijn biografie De klank als handschrift. Mengelberg heeft zijn 50-jarig jubileum niet mogen vieren. Haitink wel.

Mengelberg was Mengelberg, Haitink is Haitink. 5

Een goede kerstherinnering uit 1987

Een krantenartikel uit de Groene Amsterdammer van 13 oktober 1921 van Frederik Van Eeden over Mahlers "Das Lied von der Erde" , riep herinneringen bij mij op aan de Eerste Kerstdag 1987. Het was de laatste Eurovisie-uitzending van de Negende die onder leiding van Bernhard Haitink plaats vond. Tussen Haitink en het Orkest hing een geladen sfeer in verband met zijn min of meer gedwongen vertrek als chef-dirigent dat op 17 april 1988 zou plaatsvinden. Vanuit de loge achter het orkest zag ik dat hij elk oogcontact met de orkestleden vermeed en omgekeerd de orkestleden met hem, maar zijn gebaren waren duidelijk genoeg en de orkestleden zaten op het puntje van hun stoel. De Paus had net tevoren vanuit het Vaticaan zijn "Urbi et Orbi" uitgesproken en het "Stille Nacht, Heilige Nacht" en het "Vrede op Aarde", van een kerstviering die de vorige avond in de zaal had plaats gevonden, hingen nog in de zaal. Alle ingrediënten voor een bijzondere uitvoering waren aanwezig en dat werd het ook. De muziek die nogal chaotisch begon werd steeds milder en hield in het laatste deel gewoon op te bestaan. De volkomen stilte die toen ontstond was onaards en die wilde Haitink zo lang mogelijk laten bestaan. Zijn poging was echter vergeefs; iemand uit het publiek vond het noodzakelijk om "Bravo!" te roepen en luid te applaudisseren, dat door de overigen werd overgenomen. Ik zag zijn irritatie en hij liet zijn baton demonstratief op zijn lessenaar vallen en verdween omhoog. Het duurde vrij lang, voordat hij, mede door aandringen van anderen, weer afdaalde om het publiek te bedanken. Hij strompelde als een veroordeelde die zijn executie moest ondergaan naar beneden.

Volgens Eveline Nikkels in haar boek over Mahler voelde Willem Mengelberg dat Mahlers Negende - ook wel "Afscheidssymfonie" genoemd — een verlengstuk was van "Das Lied von der Erde". Het eerste deel is weinig melodieus, het bestaat meer uit invallende ideeën, flarden van herinneringen, maar naarmate het einde nadert volgt de overgave. Alles heeft zijn uur en duur: Leb Wohl! Eveline schrijft: "Uiterst langzaam, wegstervend sluit dit adagio, net als het slot van "Das Lied von der Erde". Daarom staat de uitvoering van Mahlers Negende onder leiding van Bernard Haitink op de Eerste Kerstdag 1987 in mijn hart gegrift.

In 1908 had Mahler "Das Lied von der Erde" geschreven en daar gaat het artikel van Frederik van Eeden over. Mahler koos uit de dichtbundel Die Chinesische Flothe van Hans Bethge zeven gedichten en herschiep die tot een cyclus van zes liederen. Min of meer was dit een herschepping ten behoeve van eigen identificatie als mens in de herfst van zijn leven. Hij maakte daarvoor gebruik van vier gedichten van Li Tai Po: Das Trinklied vom Jammer der Erde, Der Pavillon aus Porzellan, Am Ufer en Der Trinker im Fruhling. Hij vulde ze aan met: Der Einsame im Herbst van Tschang-Tsi, In Erwartung des Freundes van Monkao-Jen en Der Abschied des Freundes van Wang-Wei. Toen Frederik van Eeden zijn artikel schreef was hij 61 jaar en had nogal wat teleurstellingen en het debacle "Walden" achter de rug. Volgens mijn encyclopedie verkeerde hij vanaf zijn 55e levensjaar in een periode van geesteszwakte, in 1922 ging hij over tot het Rooms Katholieke geloof - gelijk Mahler voor hem deed - en in 1932 overleed hij.

Ondanks het negativisme dat uit zijn artikel van 13 oktober 1921, dat ik op de volgende bladzijden laat volgen, tot uiting komt heeft het bij mij een goede herinnering naar boven gehaald.

Johan Krediet. 6

Amsterdams hulde aan een dronken Chinees Dr. Fred. Van Eeden 13 October 1921.

Er was eens een Chinees, die erg van een borrel hield, en er zich volstrekt niet voor schaamde. Hij vond het inteegendeel lollig, en had nooit grooter pret dan wanneer een ander met hem mee wou fuiven. Hij was een aardige, leuke snuiter, met veel talent, en als hij zijn versjes sprak en zijn liedjes zong, dan luisterden de Chineezen en lachten en riepen: "Bravo! ". En dan kreeg hij geld, en als hij geld had ging hij zich ijlings weer lekker bezuipen. Zoo gaat het, niet waar? Daarvoor behoef je niet naar China te gaan. Met onzen grooten meester Hals ging het evenzoo, en met dien aardigsten en jooligsten aller Nederlanders, Gerbrand Adriaans Breeroo. Maar Hals en Breeroo hadden altijd berouw als zij hun roes hadden uitgeslapen. Dan baden ze Onzen Lieven Heer om vergiffenis en beloofden beeterschap. Dat hielden ze niet lang vol, maar ze gaven het nooit geheel op — en Breeroo stierf jong en meester Frans stierf heel oud, maar Onze Lieve Heer zal zich wel gelijkelijk over beiden ontfermd hebben. Met onzen Chineeschen losbol was het minder gunstig gesteld. Van den Lieven Heer had hij maar weinig gehoord. Berouw had hij volstrekt niet en vergiffenis vragen? ...Dat kwam niet in hem op. Wien moest hij om vergiffenis vragen? En wie kon hem die schenken? Daarvan had hij in't geheel geen begrip. Zijn motto was: daarzuipen. Je zou zeggen, compleet een Chineesche 'Had-je-me-maar'.* Maar een verfijnde, vereedelde, gevoelige en dichterlijke Had-je-me-maar. Mooi was hij wel niet, vooral niet als hij zat was — en dat was hij het grootste deel van den dag. Maar terwijl de Amsterdamschen Had-je-me-maar van jeneever hield, en van tabak en van allelei slordigs, zoo hield de Chineessche Had-je-me-maar van kleurige zijden mutsjes en porceleinen schootels en gouden beekers. En de verzen van den Hollandschen Had-je-me-maar waren grof en ruuw. Lang zo fijn en geestig niet als van den Chineeschen. En wat de Chinees het liefst dronk was wijn — wat natuurlijk veel netter en voornamer is als geneever.

Ja, Li Tai Po ** was wel geen net mensch — en de nette menschen van Peking gingen ook niet met hem om. Maar ik zou het toch heel aardig en prettig gevonden hebben met hem om te gaan — wat ik van den armen 'Had-je-me-maar' nog niet durf te zeggen. En zeeker zou ik mijn best hebben gedaan hem in een inrichting te krijgen voor alcoholisten. Want een man die, volgens zijn eigen zeggen "drinkt totdat hij niet meer kan den ganschen langen dag" , zoo iemand is geen makkelijk gezelschap. Ik heb eens een ganschen dag met Max Reger door Amsterdam gezworven, alleen om te zorgen, dat hij niet meer kreeg dan hij kon verdragen, omdat hij 's avonds in zijn concert moest speelen. Dat was een zware karwei. En Reger wist zich toch tamelijk goed te houden. Maar Li Tai Po had zeeker wel luizen, net als Had-je-me-maar. Want ze koomen in de fijnste zijden kleeren, als die niet gewasschen worden. Li Tai Po zegt in een van zijn verzen: "Als ik dan niet meer drinken kan omdat mijn hals en mijn geest vol zijn, dan tuimel ik naar mijn deurtje en slaap lekker." Hij zegt niet of hij op de stoep al slaapt, of nog tijd vindt om binnen te koomen. Maar het staat vast, dat ons regime hem een ontluizingskuur doet ondergaan en hem naar het sanatorium voor drankzuchtigen vervoert. Vindt iemand de vergelijking van Li Tai Po met den Amsterdamschen vagebond onbillijk? Ach die Nederlander is toch welligt ook een heel gevoelig mensch. Hij lag ook het liefst, als de Chinees, "op donzen sofa, dik en zat." En vergeet niet de verhoudingen, bedenk eens het verschil tusschen een Hollandschen mandarijn, als professor Bolland***, met hoogen hoed en zwanen jas, en een Chinees mandarijn , die de kunstvolle scepter, het teeken zijner waardigheid, als een zuigeling teederlijk in de armen draagt. Hoeveel fraayer en waardiger waren de Chineezen van voor duizend jaren dan de Hollanders van heeden! Dus waren dan ook de Chineesche Had-je-me-maar fijner en eedeler. 7

Er zijn meer zulke aardige, geestige, gevoelige, liederlijke zwierbollen geweest. In Perzië was er een, Omar Khayam, die ook nooit genoeg had van wijn, en daarom nu verheerlijkt wordt door de mooye vertaling van Fitzgerald en de bewondering van alle nette menschen van Engeland geniet. Ook de wijze Tagore, geëerd en gehuldigd door alle nette menschen in Europa, heeft zichzelven in een dollen kop naar de haayen gewenscht, en dat in een vers vereeuwigd. Zo heeft nu ook Amsterdam den lieven Chineeschen zuiplap gehuldigd. Amsterdam heeft bepaald een zwak voor zulke typen. Eén wou ze al in den Gemeenteraad hebben, den ander zou ze zeeker tot Gemeentedichter hebben gemaakt, als hij niet al duizend jaren dood was. Nu heeft ze hem, door het muzikale beleid van den Heer Mengelberg en de muzikale macht van Mahler met ademlooze bewondering geëerd. Alle harten in grooten concertzaal klopten hooger, toen Li Tai Po uitkreet, met een machtigen tenorstem dat hij van plan was weer in te slapen, zoodra hij niet meer zingen kan: "En wat gaat mij de lente an? Laat mij bezoopen zijn!"

Bravo! Bravo! Luidde het, met knetterend handgeklap, niet in het Chineesch maar in het zuiver Hollandsch. Alle nette menschen van Amsterdam waren aanweezig, het scheenen mij wel duizend. En ik heb nooit zoo'n dapper en gevaarlijk stuk geschreeven als dit, waar ik u nu op onthaal. Want al zijn 't nog zulke nette menschen, zij zullen mij niet vergeeven, dat ik geen eerbied voor hun geestdrift heb, en strijkstokken en dirigeerstaven zullen welligt op mijn hoofd stuk gaan. Ik beleedig in één adem Had-je-me-maar, Mahler, Mengelberg, Li Tai Po, Bolland en alle nette menschen van Amsterdam. Kom daar eens levend onder uit! Maar Mengelberg is ook niet voor een kleintje vervaard. Ik hoorde, dat hij met Mahlers muziek naar Amerika is gegaan. Nu, dat noem ik "flying into the face of Providence." Dat is werkelijk den Heer verzoeken. Wie steevent er nu naar een drooggelegd land, met wapperende vaandel, waarin de reegels blinken: "Wat gaat mij de lente aan, laat mij bezoopen zijn!" Geen wonder dat ze hem hebben uitgejouwd en uitgeflooten. Het verbaast me meer, dat hij niet gearresteerd is. En dan smaalen wij met de Amerikaansche zeeden en zeedeloosheid. Wij, bewooners van het land, waar de meest bekende stad Schiedam heet. Wij moesten van de Amerikaansche zeedeloosheid maar zwijgen. Wat zeg jij, Jantje! Natuurlijk zeggen de Mahler- en Mengelbergbewonderaars, dat de Amerikanen geen muzikaal gevoel hebben. Mijn vraag is: Waarom gaan dan zooveele kunstenaars, Mengelberg incluis, naar dit land der onmuzikalen, om rijkbelauwerd en bedollard terug te keeren? Kan een waarlijk groot kunstenaar voldoening vinden in de hulde van onmuzikale, onartistieke menschen? Of gaan die kunstenaars alleen daar heen om het geld? Wat schimpen ze dan op het land van de dollar? Maar alle gekheid op een dirigeerstokje — de Amerikanen zijn niet onmuzikaal — eevenmin als ik trouwens, al bespeel ik geen instrument. De Amerikanen hebben juist door hun onmiddellijke afwijzing, hun heftige demonstratie teegen de muziek van Mahler getoond, dat ze een buitengewoon goede en vaste muzikale smaak bezitten. Dit gewrocht: "Das Lied von der Erde" is een onding, een wonderlijke mengeling van Duitsch- Joodsche hartstocht met een eeuwen ver daarvan afstaande Chineesche fijnkunst. En dat blijkt niet enkel uit den tekst, maar vooral ook uit de harmonieën. En wat zou Li Tai Po van het tekstboekje zeggen? In de muziek zijn eevengoed de vijf harmonieën te onderscheiden als in lyrische poëzie. Alleen zijn de tweede - de beelding - en de vierde de gedachteninhoud - van minder beteekenis en vaak afweezig. Maar in "Das Lied von der Erde" ontbreekt iets wat in een dergelijk werk allerminst gemist kan worden: de vroome wijding, de vijfde harmonie, en er is een gruwelijke disharmonie tusschen de min of meer zuivere klanken van eedele orde, en de dwaze gedachteninhoud. De stemming, derde harmonie, is bij Li Tai Po alles, maar in "Das Lied von der Erde" verlooren gegaan. Van het wonder fijne stemmingsbeeldje, het weerspiegelend pavilloentje — daarvan komt niets terecht. Het fijne teedere verdrinkt in de sensueel meesleepende of woeste hartstochtelijke orkestmuziek. En van het opzweepende geluid komt in schrillen wanklank met de 8

godlasterlijke dwaasheid van de drinkebroersethiek — die vergeeflijk zou zijn in een onbeheerschte dichters uiting — maar ergerlijk en schandelijk is, als hoogste toppunt van een zich ernstig voordoend lyrischdramatisch muziekstuk.

Nu moogen de nette Menschen van Amsterdam smalen en schimpen op mijn muzikale incompetentie, ik ben het eens met de nette menschen van New York, die zich niets lieten diets maken door de autoriteit van Mengelberg — maar met het volste recht van een gemiddeld muzikale menschenmenigte — waartoe ik behoor — deeze muziek voor onaanneemelijk verklaarden. Ik zou de leiders van het Concertgebouw wel willen aanraden, geen pogingen meer te doen om ook in beeldende kunst iets moderns te presteeren, zooals b.v. het programma in futuristschen stijl met de kleuren van gebakken spek. Het Concertgebouw is nu eenmaal "het Concertgebouw" en verlangt geen schoonheid in vorm of kleur. En den Heer Mengelberg zou ik met den grootsten nadruk willen vragen, den armen Li Tai Po voortaan met rust te laten en liever te bidden en missen te laten leezen voor zijn ziel.

Frederik van Eeden.

* Had-je-me-maar was de bijnaam van Cornelis de Gelder (1856-1931), een bekend volkstype in Amsterdam. Hij werd in 1921, terwijl hij in de cel zat vanwege openbare dronkenschap, met 13.179 stemmen in de Amsterdamse Gemeenteraad gekozen. Dit was het gevolg van een studentengrap die een hele campagne voor hem op touw hadden gezet. De verkiezingsleuze was: Elke dag gratis een borrel. **Li Tai Po was een beroemd chinees dichter, die leefde van 701-762 na Christus. ***Mogelijk ageert Fred. Van Eeden hier op in 1921 uitgegeven geschrift door de filosoof prof. G.J.P.J. Bolland De teekenes des Tijds. Hij verkondigt hierin o.a. dat de democratie aan het gepeupel van Jan Rap of Jantje publiek ten onder zal gaan. 9

REACTIES EN REPLIEK OVER LI-TAI-PO

Het is nogal losgeloopen, met de kwaadheid der nette menschen, oover mijn Li-tai-po stukje. Ik kreeg maar twee brieven daaroover, en één van die twee was een hartelijke sympathie-betuiging, van een oud man van welbekenden naam, mij niet persoonlijk intiem bevriend. De tweede kwam van een woordvoerster der nette menschen en was werkelijk zeer vinnig en verwaand. De logica er in was: "F. van E. kan Mahlers muziek niet beoordeelen" — Waarom niet? — "Omdat hij niet muzikaal is" — Hoe weet je dat hij niet muziekaal is? "Dat weet ik doordat hij Mahler niet goed beoordeelt". Dan volgden eenige schampere uitdrukkingen alleen bedoeld om mij pijn te doen, hetgeen ze ook gedaan hebben. Ze leerden mij niets om de zaak zelve — alleen wat droevigs omtrent de schrijfster. Er kwam daarbij echter een misverstand aan het licht dat ik even moet recht zetten. Sommige zeer oppervlakkig-leezende en denkende menschen schijnen verstaan te hebben, dat ik den Heer Mengelberg verzocht voor zijn eigen ziel missen te laten leezen. Dit zou toch al heel onwaarschijnlijk zijn. Wie vraagt zooiets aan een krachtig, leevend mensch? Natuurlijk werd Li- tai-po's ziel bedoeld waarvoor wij, al leeven wij duizend jaar later, toch bekommerd kunnen zijn. Li-tai-po was een dichter en een fijngevoelig artiest. Maar hij wijdde zijn ziel aan het groote Niet, aan de Ontkenning, aan de Verloochening van Gods heerlijkheid. Dat te hooren is ontzettend, en het brengt ons tot ergernis en verzet, als dit gevoel wordt gebruikt als climax in een dramatisch- muziekaal kunstwerk. Dit feit wilde ik ook opmerken aan den Heer A.H. de Hartog wiens bezadigd-verwijtend stukje in het Handelsblad ik hieronder doe afdrukken. De zaak zelf is gewigtig genoeg, en het is mij in't geheel niet te doen om gelijk te hebben.

Aan Dr. F. van Eeden. Met verbazing sta ik geslagen, dat een dichter van Uw kwaliteiten inzake Mahler 's "Lied von der Erde" en zijn tekst zulk een gemis aan besef van den ziel van het gedicht toont. Het gansche lied is één stuk menschheidstragiek en de door U bespotte zang van den dronkene in de lente door Mahler herschapen tot een schreeuw uit de beschonkenheid der menschheid, die de "Zaligheid" zoekt (zooals het volk dit juist uitdrukt) en daarom den lokkenden vogel (die onder de volkeren is de stem der hoogere wereld) en die gierende lente niet hooren wil. Mahler heeft deze tragiek geweldig uitgezongen. En dan, heeft U niet gemerkt , dat in het lied die weerspiegeling van het paviljoen in het water zoo juist door overgang van de majeur- in de mineurkleur wordt beduid de gestokenheid van de ideeën de tijd-ruimtelijke realiteit? Merkwaardig, dat het zelfde lied op twee verschillende menschen zulk een tegengestelde indruk maakt. Dit maant tot voorzichtigheid en daarom kan ik uit verering voor Mahler en ook voor Uw oordeel niet zonder protest voorbij laten gaan. Met bijzondere hoogachting Uw A.H. de Hartog.

Voor deeze opmerking ben ik oprecht erkentelijk. Juist! Het is merkwaardig dat hetzelfde lied op twee verschillende menschen zulk een teegengestelde indruk kan maken. Dit maant inderdaad tot voorzichtigheid. Wie mij kennen en vertrouwen zullen mij ook gelooven als ik zeg dat het mijn doel was alleen dit merkwaardige feit zoo schril moogelijk aan den dag te laten koomen. Het feit is er en dient te worden erkend en ooverdacht. Hoe meer men er mij oover beschimpt, des te beeter bereik ik mijn doel. Het is geheel verkeerd mijn stukje als een aanval op Mengelberg en Mahler te zien. Ik sprak van Mengelberg's beleid en Mahler's macht. Ik ken en waardeer dat beleid en die macht. Maar hun "grootheid" doet hier niets ter zake. Ik heb die ondervonden en erkend. Door sommige werken — b.v. de 8ste Symfonie — ben ik geheel meede gesleept. "Das Lied von der Erde" kende ik niet en ik had er groote verwachtingen van. Ik werd echter bitter 10 teleurgesteld. Ik voelde de muziekale macht, maar werden teevens een heevig verzet en heevige ergernis in mij gewaar. Dit is het eenvoudige feit. Mijn stukje was te speelsch, maar van het feit gaat niets af. Was ik muziekaal, dan zou het werk mij hebben koud gelaten. Dit gelieve de Heer De Hartog en andere verstandige menschen — die het wel met mij meenen — te ooverwegen. Wie het ernstig meent raad ik aan tot toelichting van het feit hoofdstuk XLIII uit "Johannes Viator" nog eens te leezen. Daar staat dat ik kunst niet het hoogste vind, maar Eén er boven. Dit is een oude kwestie, die ik al meenig malen in mijn studisch heb behandeld. Ik ben het eens met Bach die irreligieuze muziek: "Teuflich geplárr und geleier" noemde. Precies hetzelfde verzet woelde bij mij op bij het zien en hooren van een Wagrierdrama. Oover Tristan en Isolde heb in eeven speelsch en spottend geschreeven. Want het stuk werkte in hooge mate op mijn lachlust en kwetste allerpijnlijkst mijn muziekale gevoeligheid. Ik vond toen maar zeer enkele menschen die het met mij eens waren. Ik had een Duitsche logee, die zeer geestdriftig oover mijn werk sprak, maar toen zij hoorde dat ik Wagner niet bewonderen kon, onmiddellijk haar koffer pakte en verdween. Dit was voor den oorlog, en tot nu toe neem ik niets terug van mijn oordeel. Want mijn verzet was een feit, dat zich niet loochenen liet. Trouw bezocht ik Wagner-voorstellingen in Amsterdam, maar het feit van mijn ergernis en innerlijk verzet bleef onveranderd. Nooit heeft Wagner mij zoo beroerd als Mahler het deed, bij het eerste werk wat ik van Mahler hoorde. En ik weet dat veele menschen nu eeven zoo oover Wagner zijn gaan denken als ik het van den aanvang deed. Men vergeet dat er honderden graden en soorten van muziekaliteit zijn, zooals ik dat in mijn studies oover "Oog en Oor" reeds heb gezegd. Er zijn uiterst muziekale menschen met slechte muziekale smaak. Intellectueele ontleeding baat daarbij niet veel. Hoeveel diepzinnigs wordt er niet achter Wagner- drama's gezocht. Mahler's "schreeuw uit bezonkenheid" hoort ik niet, of ik hoor haar leelijk en ergerlijk. En wat gij zegt oover de "gebrokenheid" van de idee in "tijdruimtelijke realiteit" dat kan alles best zoo intellectueel bedoeld zijn, maar die fraaye termen, waarvan de werkelijke beteekenis toch zoo vaag en onzeeker is, maken voor mij het gemis aan zuivere, juiste en diep- harmonosche aandoening niet goed. Daarbij moet worden in het oog gehouden, dat een dramatisch-muziekaal werk een verbinding is van veele soorten harmonieën, die elkander moeten steunen en verdragen. De muziekus kent daarbij aan zijn speciale soort - die ik melodisch zou noemen - een ooverweegende rol toe. Veel dramatische werken zijn — zooals de Wagner' sche — voor den dramaticus ondragelijk, omdat de dramatisch-ethische harmonieën door de strikt muziekale — melodische — worden ooverweldigd en verdrongen. Dat schijnt mij het geval bij "Das Lied von der Erde". De dramatische climax waarvan gij spreekt wordt niet harmonisch gedragen en steunt op poëzie die in de structuur van het geheel zwak geplaatst is. Ge zult zeggen, dat had je de menschen wel kunnen vertellen zonder ze kwaad te maken. Ach neen, het is goed zoo. Het echte goud verlies ik niet, en het valsche kan mij gestoolen worden. Vriendelijk dank!

Frederik van Eeden. 11

NAGEKOMEN BERICHTEN EN CORRECTIES

Hans von Billow (Zie MezT afl. no 76, bladzijden 37-42.)

Een muziekrecensent "D" schrijft op 27 maart 1884 in een krantenartikel van een Haagse editie: Het is jammer dat in al het geschrijf over Hans von Wow in den laatsten tijd, de indruk die hij maakte, niet zuiver kon zijn. Men moest een pianist als Billow kunnen verbieden iets anders te doen dan spelen. Als componist is hij zeer middelmatig en als schrijver verraadt hij wel geest, maar geest van een twijfelachtig gehalte soms. Eveneens een onbekende recensent schrijft in een krantenartikel op 13 april 1884 in een Amsterdamse krant: Het optreden van dr. Hans von Wow heeft heel wat opschudding veroorzaakt in onze muzikale kringen. Op den avond der uitvoering toch werd bij afzonderlijke kennisgeving medegedeeld, dat alleen het Adagio en het Rondo van het concert van Brahms zou worden gespeeld, terwijl de andere delen achterwege moesten blijven. Waarschijnlijk was dit toe te schrijven aan de luim van een kunstenaar, wiens zin en lust niet altijd door gezond verstand bestuurd wordt? In het avondblad van de Groene Amsterdammer leest men in juni 1885: "Te Weenen loopt het gerucht dat Hans von Bulow krankzinnig is geworden." Het avondblad van de Groene Amsterdammer van 3 januari 1886 schrijft: Geen muzikale uitvoering heeft in de hoofdstad in den laatsten tijd zoveel "geredekavel" in het leven geroepen, als die welke onlangs in de zaal van den Schouwburg onder leiding van Dr. Hans von Bfflow met de Maininger Kapel werden gegeven. De Berliner Volkszeitung schrijft 28 november 1886: Nadat Hans von Billow tot Hofkapelmeester was benoemd verscheen hij de eerste maal op de repetitie met een klein pakje onder den arm. Hij wikkelde met plechtigheid de papieren los, hield een lange redevoering, waarna hij ieder der 52 orkestleden met een potlood vereerde. Hij verzocht hen zich daarvan bij het noteeren zijner opmerkingen te bedienen. De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland schrijft op 10 april 1892: Hans von Billow, de geniale dirigent, heeft na een voortreffelijke uitvoering van Beethovens heldendicht Eroïca zijn geestdrift voor Bismarck getoond. Hij deed dit niet door druivensap of gerstenat, maar door de edele kunst, die hij met evenveel talent als toewijding, zij het dan ook soms op zeer wonderlijke wijze, diende. Vorst Bismarck was naïef of ijdel genoeg om Von Bulow voor diens waarderende geste te bedanken. Volgens de Groene Amsterdammer d.d. 14 augustus 1892 heeft Hans von Billow een brief aan Verdi gericht, om het ongunstige oordeel , voor eenige jaren door hem over Verdi's werken uitgesproken, te herroepen. De brief luidt: "Hoogvereerde Maestro. Ik verzoek U de biecht van een bekeerde zondaar welwillende gehoor te willen schenken. De ondergeteekende heeft zich achttien jaar geleden aan eene publicistische wandaad schuldig gemaakt; hij heeft er echter dikwijls innig berouw over gehad en het zich bitter verweten. Toen de ondergeteekende deze wandaad bedreef, welke Gij in Uw grootmoedigheid zeker lang vergeten hebt, bevond hij zich in een toestand van intellectueele verwarring; mijn zinnen waren door ultra Wagneriaansch fanatisme verblind."

12

FROGRA/vUvA VAN HET ABONNEFENTS -CONCERT

ONDER LE1DiNG VAN DEN HEER WILLEPI MENGELBERG.

DONDERDAG 1 FEBRUARI 1906 — 8 UUR.

1, Sywuoxre N'. 33 W A MOZART. (1756-1791) A. A 11 egro Assai. a. Andante Moderato. c. Menuetto. D. Finale. Allegro Assa,i.

Ouser.tur (Es GR. T.) (KC)01101'S Catalogus N. N5) W. k. Moz.kirr. (1756-1791) A. Allegro. B. Andante. e. Rondo: Allegro. VOOR 9. PIANO'S 3IET ORKESTBEGELEIDLNG. VOOR TE DRAGEN DOOR ME.MITROUIV E. VIGEVENO -ES DEN HEER WILLEM _MENGELBERG.

— PAD- ZE. —

3. „Er.; HELDEXLEBEX", ToNolcuTuxo (Or. 40), R. ST.RA-12.5$. (DEB. 1864) (WILLEM MENGELBERG USD nEm CoNcEnTonserw-Otteutsrta IE AMSTERDAM GEWIDMET), A. Der Held. B. Des Helden Widersacher. c, Des Helden Gefáb_rtin. D. Des Helden WalStatt. E. Des 1:lelden Friedensmerke. r. Des Helden Wel-banaat -and Vollendinig.

RECU STEIN- EN STEINWAX-VLEUG:ET, -UIT DE MiGAzIJ.Nr_x l'á2c 0. Kl:TI-SER, ii.abyEasTaaag 52 Las SensTRaaT 321. 13

So lange in der Musik — Originalitat, Reichtum, Schwung, Feuer der Erfuldung, Anmuth, Innigkeit, Kraft der Melodie, Wohllaut and Neuheit der Harmonie, vollendete dramatische Characterzeichnung, tiefe Kenntiniss der musicalischen Architectonik und tiberall herrschendes Maass — dem Componisten Anspruch auf dauemden Ruhm gewarht, darf man um die Unverganglichkeit des Namens W. A. Mozart nicht besorgt sein.

Ludwig, Ritter von Kochel

MENGELBERG EN MOZART Een Kroniek door Aarnout Coster

Honderd jaar geleden, in 1906, werd door het Concertgebouworkest herdacht dat Mozart 150 jaar geleden geboren was. De herdenking vond plaats in de vorm van een reeks concerten waarvan steeds een deel aan Mozart was gewijd.

De toelichting in het programmaboekje van het eerste concert (op zondag 28 januari), met als aanhef bovenstaand citaat van Kochel, vermeldde dat de 150—jarige herdenking van Mozarts geboortedag in alle beschaafde landen werd gevierd en:

Natuurlijk zal daarbij het Concertgebouw niet achterblijven; de heer Mengelberg stelt zich voor, een groot gedeelte der eerstvolgende programma's aan den Salzburger Meester te wijden en zal o.a. op Donderdag 1 Februari e.k. met Mej. E. Vigeveno het Concert Es-dur voor twee piano's met orkestbegeleiding voordragen. Voorts is het plan in den loop der maand Februari verschillende Symphonieën, Concerten, Serenades en kleinere werken van Mozart ten gehore te brengen zoodat ook in Amsterdam de honderd-vijftig-jarige geboortedag van den meester waardig zal worden herdacht!

Volgens deze formule werden in januari, februari en maart een tiental concerten gegeven in Amsterdam en enkele in de 'buitensteden' (Den Haag, Rotterdam, Haarlem en Arnhem). Overigens verschenen, evenals in de voorgaande jaren, in de volgende maanden van dat jaar composities van Mozart regelmatig op de concertprogramma's. Welke stukken stonden er op het Mozart-repertoire bij deze herdenking? Mengelberg putte uit de composities die hij in de periode daarvoor (1895-1906) geprogrammeerd had. Prominent daarin waren de drie laatste 'grote' symfonieën: KV 543 in Es (5x), KV550 in g (5x) en KV 551 Jupiter (2x). Voorts de ouvertures tot Die Enffuhrung aus dem Serail, Le Nozze di Figaro, Don Giovanni, die Zauberflote (5x) en La Clemenza di Tito, de vioolconcerten KV 218 in D, KV 219 in A en KV 268 in Es en delen uit het fluit/harpconcert KV 299. Het optreden van Mengelberg als pianist/dirigent samen met zijn leerlinge Esther Vigeveno in het Concert voor twee piano's in Es KV 365 werd vier keer herhaald. Het is het enige piano- concert van Mozart waarin Mengelberg ooit als solist is opgetreden. Als pianist gaf hij de voorkeur aan het meer romantische repertoire. Voorts vonden de symfonieën KV 201 in A (2x) en KV 319 in Bes een plaats in de herden- kingsreeks. Eenmalig programmeerde Mengelberg de ouverure Bastien et Bastienne, een jeugdwerk (KV 50) gevolgd door de Eroica van Beethoven ter demonstratie dat een zelfde thema tot geheel verschillende resultaten kan leiden. De Maurerische Trauermusik, die gewoonlijk bij dodenherdenkingen uitgevoerd werd en de serenade KV 525 Eine kleine Nachtmusik kwamen eveneens tot klinken in de Mozart herdenking van 1906. 14

Mozart in de eerste helft van de 20e eeuw Mengelberg was in zijn repertoirekeuze kind van zijn tijd. Uit vergelijkend onderzoekl van concertprogramma's uit Europese steden in het begin van de 20e eeuw bleek, dat in de lijst van meest gespeelde componisten Mozart meestal op de derde plaats kwam en Beethoven op de eerste plaats. In Mengelbergs eerste seizoen (1895-1896) bij het Concertgebouworkest stond Wagner (ouvertures en tussenspelen) op de eerste plaats en Beethoven op de tweede.2 Mozart werd dus regelmatig gespeeld in de Europese concertzalen, maar het repertoire bestond voornamelijk uit de laatste drie symfonieën, het vierde en vijfde vioolconcert, het fluit/harp concert KV 299 (een van de weinige concerten waarin de harp zich als soloinstrument kon manifesteren); van de pianoconcerten werd het d-moll concert KV 466 vaak uitgevoerd en sporadisch enkele andere. Opera-ouvertures prijkten vaak aan het begin van een programma en vocale solisten traden graag op met aria's uit de grote opera's van Mozart. Eine kleine Nachtmusik KV 525 was toentertijd ook al een populair werkje.

Vergeleken met de hedendaagse concertpraktijk en gezien de huidige toegankelijkheid van vrijwel het complete oeuvre van Mozart via moderne geluidsdragers was het repertoire van een eeuw geleden beperkt. Dat kwam niet omdat men Mozart een onbelangrijk componist achtte, integendeel. Was Mozarts genie al tijdens zijn leven niet onopgemerkt gebleven, na zijn dood verspreidde zijn roem zich snel. In de loop van de 19e eeuw werd de belangstelling voor zijn werk verder gestimuleerd door de verschijning in 1858 van de monumentale biografie van Otto Jahn, die diverse herziene drukken beleefde en in 1862 door de uitgave van het onvolprezen Chronologisch-thematisches Verzeichnis samtlichter Werke Wolfgang Amadeus Mozarts door Dr. Ludwig Ritter von Kochel, welk werk eveneens een aantal herziene herdrukken beleefde in 1905, 1937 en 1964.3 Tijdens Mozarts leven verscheen een aantal van zijn werken in druk en in de loop van de 19e eeuw werden steeds meer werken gepubliceerd zodat rond 1900 vrijwel het gehele oeuvre in druk was verschenen. En toch verscheen er toen maar zo'n klein gedeelte op de concertpro- gramma's. Het was de tijd waarin de toon gezet werd door de romantici vanaf Beethoven tot en met Brahms, Bruckner en Wagner en door het virtuozendom, gepersonifieerd in Chopin, Liszt, de Sarasate en Paganini. In die sfeer pasten de 'dramatische' werken van Mozart zoals de g-moll symfonie KV 550 en het pianoconcert in d-moll KV 466. Weliswaar voerde de componist en pianist (1824-1910) regelmatig de pianoconcerten van Mozart hr de `Gewandhauskonzerte' te Leipzig en elders uit (hij schreef er cadenzen bij), maar hij vond weinig navolging: de nieuwe garde vond hem conservatief en ouderwets. Bij de liefhebbers van de toen gangbare pianoleeuwconcerten van Liszt, Rubinstein en anderen vielen de subtiliteiten van Mozarts pianowerken niet in de smaak. Overigens kwam in de eerste helft van de 20e eeuw de belangstelling voor die pianowerken weer langzaam op gang. De Amerikaanse muziekcritcus Olin Downes schreef hierover in de New York Times van 3 januari 1930:

Mr. Mengelberg [...] conducted the concert given by the Philharmonic-Symphony Society last night in Carnegie Hall. The soloist was Harold Samuel, the pianist, who on this occasion played not Bach, but Mozart. An extraordinary symptom of the return to classicism, which has made the music of Bach such an important factor in latter-day programs, is the recrudencence of the Mozart piano concertos. Mr. Iturbi, Mr Gabrilówitsch, and now Mr. Samuel have elected to play Mozart at symphony concerts, a proceeding which a few years ago, would have been attempted once or at most twice a season, but certainly not three times. How is it that these Mozart concertos, which have nothing to do with the modern prescriptiona for succes in the concert hall grow, apparently, on performers

and audience? ncwi. sumptuous or frenetic orchestration, there are no pulsing climaxes, no hair-faisirrig passsages of bravura to leave the audience agape — nothing 15

but pure Mozart melody, very clear Mozartean form and orchestration. And the audience exults. It exulted last night with Mr. Samuel. Mr. Samuel plays the A major Concerto [KV 4881 with a simplicity that would baffle lesser musicians, with the sincerity of the artist as sure of himself as a man as he is sure of himself as an interpreter. Mr. Samuel did not raise his voice. He sang the melodies deliciously, his legato playing being as remarkable for its smoothness - the smoothness that Mozart sought and commended — as his staccato was for crispness and cleanness. His fast movements sparkled, and his slow movement sang with an intensity of beauty and a contained loveliness which gave the music its complete due, while there was never overemphasis or disproportion. This was a rarely simple, completely sincere and masterly performance of a very beautiful piece of music, each of the Mozart piano concertos having beauties all its own. The same form, the same general scheme of instrumentation prevail in the A major as in the E flat Concerto played by Messrs. Iturbi and Gabrilówitsch. But the A major Concerto is another world of beauty, and Mr. Samuel initiated his audience into its glamorous realm with a fineness of feeling and a perception of symmetry that once more acclaimed Mozart as a unique genius in the whole literature of music.

Dit citaat betekent een duidelijke herwaardering van de pianoconcerten van Mozart. De uitvoering van het thans overbekende pianoconcert KV 488 betekende blijkbaar voor veel toehoorders een eerste kennismaking. De beschrijving geeft ook aan hoe men de ideale interpretatie zag — een reactie op hoogromantisch klavierspel: sprankelend, lieflijk, vol schoonheid en liever geen dynamische contrasten Deze opvatting is inmiddels wel weer verlaten, maar heeft toch bijgedragen aan de wederopstanding van een groot deel van Mozarts oeuvre. Het zou echter tot de jaren vijftig duren (1956: Mozart herdenking, de eerste Philips Mozart Edition) voordat het merendeel van Mozarts werken in concertzaal en op langspeelplaat te horen zou zijn. De eerste volledige uitgave van de symfonieën op de grammofoonplaat verscheen in 1969 in de uitvoering van de Berliner Philharmoniker onder leiding van Karl Bohm. Olin Downes beschrijving doet denken aan de op de gramofoonplaat bewaarde Mozartinter- pretaties van de pianist Walter Gieseking (1895-1956); de pianist schreef omstreeks 1950:

Der Musiker, der es unternimrnt, Mozarts Inspirationen so weit wie moglich nach- zugehen, muss nicht nur uber allen technischen Problemen stehen, sondem auch uber jeder Art geistiger Anstrengung — es darf keine Spekulation auf etwaige Effecte geben und auch nicht den Grundgedanken, dass es sich um eine Interpretation handelt. Die einfache naturliche Schonheit von Mozarts Musik, die trotz dieser auffallenden Einfachkeit (oder sollen wir sie lieber meisterliche Sparsamkeit eines wahren Genies nennen?) liber eine so weit gespannte Gefithls- und Ausdrucksskala verftigt, muss in der einfachsten und naturlichsten Art interpretiert werden. Dabei sollte das einzige Ziel oder der einzige Ansporn das Geftihl der Bewunderung sein und — vielleicht — der begluckenden Freude, die aus dieser wunderbaren Musik stromt.4

Ook in verband met Mengelbergs dirigeren van Mozarts werken vielen de termen: eenvoudig, gracieus. Zo riep zijn onvoorwaardelijke bewonderaarster Edna Richolson Sollitt5 uit: Terwijl hij over een kracht tot het heroïsche toe beschikt, kan Mengelberg zich geheel verdiepen in het eenvoudige en gracieuse. Dit bewees hij met het Divertimento van Mozart [KV 205]. Dit Divertimento werd in 1928 door Mengelberg met het New York Philharmonic Orchestra een aantal malen uitgevoerd, waarmee hij afweek van het toenmaals gangbare repertoire. 16

In het voorjaar van 1929 voerde Toscanini met hetzelfde door Mengelberg perfect etrainde orkest de Haffnersymfonie KV 385 uit en maakte er een fraaie grammofoonopname van. De oplettende luisteraar vallen al na de zesde maat en elders Mengelbergiaanse ritardandi op. We horen daarin dat het toepassen van ritardandi c.q. versnellingen toen en vogue waren, zelfs bij de z.g. 'objectieve' Toscanini.

In 1940 schreef Marius Flothuis7 dat men met Stravinsky' s opvatting over dirigeren: 'exécuter, pas interpréter' de inzichten van Toscanini zou kunnen kenschetsen. Het gaat hier om het gebod, dat aan Mozarts werken niets veranderd dient te worden door coupures, wilekeurige wijzigingen van ritmiek, dynamiek en instrumentatie. Volgens Flothuis vormde Mengelberg een uitzondering op deze regel: voor diens 'misplaatst individualisme' was ook Mozart niet veilig en kwam de dirigent tot een 'misvatting' van bijv. de Haffnerserenade.

De opera's van Mozart hadden in de 19e eeuw ondanks hevige concurrentie van de Duitse romantische opera en de Italiaanse en Franse opera's repertoire gehouden. Begin 20e eeuw kregen Mozarts opera's ruim aandacht van de grote dirigenten; Mahler realiseerde aan de Hofopera in Wenen schitterende nieuwe producties van Cosi fan Tutte (1900), Don Giovanni (1905), Le Nozze di Figaro (1906) en Die Zauberflote (1907) met decors en costuums van de begaafde Alfred Roller.8 Ook in zijn concerten propageerde Mahler Mozarts vocale muziek, zoals opera-aria's, en het Requiem (KV 626). Van de symfonieën kwamen alleen de G moll en de Jupiter op zijn programma's voor.9 Uit een brief van Mahler aan Mengelberg uit oktober 1905, blijkt dat Mengelberg Mahlers partituren van deze twee symfonieën ter inzage had.1° In Mengelbergs partituur van de g-moll symfonie zijn Mahlers aantekeningen in rode inkt overgenomen.11Hij spiegelde zich bij zijn 'individualisme' wel aan grote voorbeelden! Richard Strauss was een groot Mozartliefhebber en promotor van de Salzburger Festspiele. Hij haalde Mozarts 'vergeten' opera Idomeneo onder het stof vandaan en onderwierp het werk aan een intensieve revisie; in deze vorm werd deze opera voor het eerst uitgevoerd in 1931. Het was niet ongewoon om vrij om te gaan met Mozarts partituren. Mahlers productie van Cosi fan Tutte bijvoorbeeld, ging in een bewerking van Hermann Levi. Op concerten werden vaak losse delen uit grotere werken gespeeld; coupures werden toegepast. Een extreem voorbeeld van deze losse omgang was het voorstel in 1904 om de coloraturen van de Konigin der Nacht uit Die ZauberflOte te schrappen.12 Waarschijnlijk teneinde de aria's een beetje op de Unendliche Melodie van Wagner te doen lijken; het voorstel is gelukkig nooit gerealiseerd.

Mengelbergs Mozartvertolkingen Van 1895 tot 1944 heeft Mengelberg in zijn concerten regelmatig composities van Mozart uitgevoerd. Hieronder volgt een overzicht met aantekeningen, hoofdzakeljk gebaseerd op reacties uit de pers13. Het is geen uitputtende opsomming, maar een chronologisch geordend relaas van Mengelbergs Mozartvertolkingen, teneinde een beeld te geven van zijn prestaties op dit gebied door de jaren heen.

1895-1905 14.11.1895. Ouverture Die Zauberflote De Telegraaf zag deze uitvoering als een demonstratie van de talenten van Mengelberg, alleen het tempo was 'historisch onjuist. Daargelaten nog, of Mozart zich deze ouverture zoo gezwind heeft gedacht, valt het te betwijfelen of er destijds een orkest bestond, waarvan de leden over een voldoende techniek beschikten om het werk in het tempo van gisteren uit te voeren.' In andere recensies werd gerept over herhaaldelijke tempoveranderingen en een gemaniereerde, geaffecteerde weergave.

In De Telegraaf van 1 februari 1897 verzuchtte de recensent Joh. Brugman dat 'we steeds maar zes symphonieën van Mozart hooren, terwijl hij er 41 geschreven heeft. Zou niet een 17

van die onbekende op een matinée-programma geplaatst kunnen worden? Zo ongenietbaar zullen ze toch niet zijn!'

30.10.1898. Vóór de pauze van het concert dirigeerde Mengelberg de Praagse symfonie KV 504. Na afloop zei Richard Strauss, die aanwezig was en na de pauze zijn Also sprach Zarathustra zou introduceren: 'Ja, meine Herren, kein einziges Orchester auf der ganzen Welt wird das schoner spielen.' (Alma Mater)

16.2.1899. Mengelberg introduceerde de 29e symfonie in A KV 201, een toen weinig ge- speeld, maar heden ten dage hogelijk gewaardeerd werk van de 18-jarige Mozart.

27.5.1899. Ter gelegenheid van de Vredesconferentie te Den Haag dirigeerde Mengelberg een concert met o.a. de Praagse symfonie — een werk dat hij in deze tijd veelvuldig uitvoerde.

17.3.1900. Met het Toonkunstkoor en solisten voerde Mengelberg het Requiem KV 626 uit. Volgens de NRC waren de repetities ware zanglessen; het koor was vooruitgegaan in klankontwikkeling en klankschoonheid. Het solokwartet bestond uitsluitend uit Nederlandse solisten. In Het Nieuws van den Dag schreef Daniel de Lange dat de krans, die na afloop aangeboden werd, bedoeld was voor Mengelberg als docent van de zangers — dit had een bijzonder koud en onaangenaam effect op het moment dat men onder de indruk van het kunstgenot was.

22.4.1900. Concert van het Concertgebouworkest in Brussel in het Munttheater met o.a. de Praagse symfonie. `...de Sinfonie van Mozart liet niet na zijn werking door eenvoud en gratie te maken. Wanneer men weet, dat men in Brussel niet gewend is fijne nuances van een orkest te hooren, is 't zeer verklaarbaar dat Mozart zóo uitgevoerd, een groot succes behaald heeft.' (Nieuws van den Dag)

9 en 10.10.1901. Mengelberg en Eduard Risler speelden het concert voor twee piano's in Es KV 365. De Franse pianist Eduard Risler werd in de programmatoelichting geprezen om zijn grote stijlgevoel, of hij nu Bach, Beethoven of Chopin speelde. 'Het is bekend dat hij bij voorkeur Mozart speelt en tot de weinige pianisten behoort, die de heerlijke klavierwerken van dien meester voor vergetelheid bewaren. De aandacht van alle muziekliefhebbers zij erop gevestigd dat ook een pianoconcert van Mozart weer tot uitvoering komt. In de laatste jaren is dat een hoge zeldzaamheid geworden. In Nederland is dit in het laatste decennium nooit voorgekomen. tenminste niet met de orchestbegeleiding en ook in Duitschland, na het terugtrekken van dr. Carl Reinecke, komen de pianoconcerten van deze meester niet of zelden op de programma' s.'(Joh. Brugman in De Telegraaf). 'Mozart' s concert voor twee piano's en orkest werd door de heeren Risler en Mengelberg (en 't orkest zonder dirigent) op meesterlijke wijze weergegeven. Wat staat Mozart's kunst toch oneindig hoog en wat spreekt zij nog tot ons, al is ze meer dan een eeuw oud! Met zeer weinig hulpmiddelen bereikt Mozart effecten, die wel eenvoudig zijn, maar een blijvenden indruk achterlaten. De cadenzen waren van den Franschman Hahn, die ze prachtig in stijl heeft weten te houden. Alhoewel 't timbre der beide vleugels niet geheel overeenstemde, moet bewonderd worden de uitstekende stemming.' (Arhemsche Courant). Mengelberg speelde op een Bechstein en Risler op een Bluthner.

12.10.1901. Met Jacques Thibaud als solist klonk het Vioolconcert in Es KV 268. Dit is een werk waarvan de authenticiteit twijfelachtig is. Er is geen autograaf van Mozart overgeleverd. Hoogstwaarschijnlijk is er aan de hand van schetsen van Mozart door een veel minder begaafd persoon een geheel van gemaakt, dat stilistisch on-Mozartiaans is en 18 on-Mozartiaanse technische eisen stelt; dat laatste maakte het stuk waarschijnlijk aantrekkelijk voor violisten die virtuoos voor de dag wilden komen. Het stuk bleef tot 1910 op het repertoire van Mengelberg (en van zijn solisten, mogen we aannemen). Heden ten dage wordt het niet meer gespeeld.

28.10.1901. Mengelberg concerteerde als pianist in een kamermuziekconcert 'Voor den werkenden Stand' waarin hij samen met Bram Eideling (viool) een vioolsonate van Mozart speelde. Helaas is niet meer na te gaan welke.

5.2.1903. In The Manchester Guardian verscheen een artikel met de titel: 'Musical Amster- dam' waarin Mengelberg als een van de meest bekende en meest kundige dirigenten van het 'continent' werd beschreven. Zijn dirigeren werd getypeerd als van een 'verlicht despoot'.

He is quiet in demeanour and sparing in gesture, but each mouvement tells, and he knows perfectly what he wants and how to get it. A keen disciplinarian, he never allows discipline to degenerate into soulless routine. And thus a performance under Mm of a work like Mozart's "Jupiter" Symphony [...] is for all its precision and unanimity, very flexible and graceful, with the right Mozartian grace, which is sø difficult to obtain without affectation of one sort of another.

25.10.1903. Een slecht bezocht concert; vóór de pauze dirigeerde Mengelberg de ouverture Oberon van Weber, Eine kleine Nachtmusik en de ouverture Tannheiuser van Wagner. Na de pauze stond het Concertgebouworkest onder de leiding van Gustav Mahler, die zijn Eerste Symfonie introduceerde. De muziekrecensent Herman Rutters was aanwezig en hij betreurde het dat Mahler, 'een dirigent van groote genialiteit' zelf niet het deel voor de pauze dirigeerde. Immers, Mengelbergs opvattingen zijn al lang bekend bij de concertbezoekers: de wijze waarop het blauwe potlood de partituur moet aanvullen, de ritardandi, de Luftpausen. 'En dan de tempi! Smaken verschillen, doch dat de andante's van Mozart en Wagner zoo langzaam en de allegri van Weber en Mozart zoo snel zijn als de heer Mengelberg dat wil doen gelooven, kan er bij mij niet in.'

28.3.1905. In de grote zaal van het paleis Noordeinde in Den Haag gaf een ensemble uit het Concertgebouworkest onder leiding van Mengelberg een 'Concert ten Hove' voor een koninldijk gehoor. Hier werden o.m. Eine kleine Nachtmusik en enkele delen uit de Haffnerserenade uitgevoerd.

1906-1920 1906. Mozattherdenking. Het is niet verwonderlijk dat in het seizoen 1905-1906 Mozart de meest gespeelde componist in het Concertgebouw was, Beethoven werd tweede. Op 1 februari waren Mengelberg en zijn pianoleerlinge Esther Vigeveno solisten in het con- cert voor twee piano's KV 365. Daniel de Lange (Nieuws van den Dag) herinnerde aan een eerdere uitvoering op 10.12.1891 door Willem Kes en mevrouw S.Bosmans-Benedicts. Hij had genoten van de uitvoering van Mengelberg en Vigeveno: 't Was een groot genot, dit schoone werk opnieuw te hooren. De eenheid in de voordracht was opmerkelijk. Mejuffrouw Vigeveno heeft inderdaad opnieuw groote vorderingen gemaakt. Over het spel van Mengelberg behoeft wel niet in het bijzonder te worden gesproken, wij kennen hem als voortreffelijk pianist.' Twee werken van de jeugdige Mozart stonden op het programma van 21 februari: de 29e symfonie in A, KV 201 en het vijfde vioolconcert in A, KV 219 met als solist de Russische violist Alexander Petschnikoff (na de pauze speelde hij het vioolconcert van Tsjaikovski — een beetje violist in die tijd draaide zijn hand er niet voor om op één avond twee concerten te spelen). Hoe klonk de symfonie in A? 19

Ze werd in haar reine, naieve levensvreugde keurig en subtiel weergegeven, met waardering gevolgd en hartelijk toegejuicht. Nog hooger echter steeg de Mozart-hulde toen de Russische violist Alexander Petschnikoff Mozarts concert, eveneens in a gr.t. ging voordragen. Hij had zijn publiek terstond veroverd; 't volgde hem met gespannen aandacht en brak onmiddellijk na het eerste gedeelte in een gejuich van buitengewone warmte uit.' (Nieuws van den Dag)

3.5.1906. Na een uitvoering van de Jupitersymfonie was Carl Flesch de solist in het vioolcon- cert in D, KV 218. De uitvoering door Flesch werd het glanspunt van de avond geacht: 'Vol soberheid, volmaakt van stijl, met volkomen beheersing van de techniek en met een oneindige bekoorlijkheid.' (Nieuws van den Dag)

Naar aanleiding van de uitvoering van de ouverture Don Giovanni in een Volksconcert op 12.1.1908 schreef Het Volk: 'Mozarts tintelende muziek werd wat slap uitgevoerd. Dit is niet wat Mengelberg verstaat; zijn wijze van dirigeren is door den voortdurenden omgang met de werken van Strauss en andere modernen zoo forsch geworden, dat hij zich tot de sierlijkheid van Mozart moeilijk meer leent.'

15.10.1908. Willy Rehberg speelde het Kronungskonzert in D, KV 537. Volgens Land en Volk speelde Rehberg weliswaar met nuanceringen en meesterlijk pianissimo, maar was slordig in het passagewerk, vooral in het laatste deel. Ook was er verschil in opvatting met Mengelberg. Het Larghetto was het mooist en het meest subtiel. Mengelberg was in bizondere vorm en gaf een schitterende uitvoering van de G-moll symfonie KV 550.

19.3.1909. Op een van Mengelbergs Museumskonzerte in Frankfort trad de sopraan Lilli Lehmann op met Et incarnatus est uit de Grosse Messe KV 427 (een geliefd solonummer bij sopranen) en Martern aller Arten uit Die Entfuhrung aus dem Serail. Lehmann had nog meegezongen in de première van Der Ring des Nibelungen in Bayreuth in 1876 en had successen behaald in de Metropolitan opera en de Berlijnse opera. De diva (60) was nog zeer goed bij stem zoals gramofoonopnamen uit 1909 bewijzen.

2.9.1909. Onder leiding van Cornelis Dopper, tweede dirigent van het Concertgebouworkest, werd Mozarts Parijse Symfonie KV 297 uitgevoerd. Volgens De Telegraaf klonk het werk onder Dopper fris van ritme in het eerste en laatste deel. `... al had de heer Mengelberg dikwijls 'n melodie met aanminniger gebaar naar zich toe "geïnviteerd", dan zijn collega deed.'

1916. In september/okober werd de Maurerische Trauermusik door Mengelberg in zes steden uitgevoerd ter herdenking van het overlijden van Max Reger, die op 11 mei 1916 was overleden op 43-jarige leeftijd. Deze begaafde componist was nog geen twee maanden eerder voor het laatst met het Concertgebouworkest opgetreden op 25 maart in Den Haag en op 26 maart in Amsterdam als dirigent en pianosolist. Hij introduceerde zijn Variationen und Fuge uber ein Thema von Mozart op. 132 — het thema is het variatiethema uit Mozarts pianosonate in A KV 331. Reger, evenals Mozart een meester der variatiekunst, componeerde er acht geraffmeerd geïnstrumenteerde orkestvariaties bij en — zoals Brahms deed in zijn Handelvariaties — hij sloot het stuk af met een grandioze fuga. Reger dirigeerde toen ook zijn Variationen und Fuge uber ein lustiges Thema von J Adam Hiller op. 100. Tussen zijn beide creaties vertolkte hij aan het klavier het concert in d van J.S. Bach in een eigen bewerking. Het zou het Koninklijk Concertgebouworkest sieren beide orkestwerken van Reger nog eens te programmeren.14 20

Srantfurter Ilittieumoofflefeilfd)aft. rOinter 1908-1909.

3wo1ftes (lentes) Nrrifigsinoultrf áreitact, ben 19. Zrfar3 1909 alenbs llfg int groten Saaie bes nalbaueo. pirigiextt: Otrr ItIgnctgitrgvg.

DortraGsorbttung,

aller eit. 1. ®Intrrliire 3u ber Oper „2inacreonis . J. berub i ni. ”Et inearnatus est" aus ber ;ne& in

rau 37.1111 Zeinitatut, Hentigt. Ifammet. fangerin 3. „eine kleine ilutiitutujiit" fut Streid)- orcf)efier V. 21. 1-Tto3art. 4. rie ber eatiflanle: „ntarttrn )xller ffrten" aus Oer Oper Die en t füÏrung au s bem e" erair" . . .cati TAM gehint:nut. 3weiter 5. y3nx1uxti o. 7 in 2I-bur, op. 92 . van eeti2o t, e n. 21

Mengelberg was geen opera-dirigent. Toch heeft hij éénmaal in zijn carrière een opera van Mozart geleid: Figaro's Hochzeit op 2 mei 1917 in de Stadsschouwburg te Amsterdam met het Concertgebouworkest en Duitse solisten. Zoals veelal de gewoonte was in Duitsland werd de opera in het Duits gezongen, behalve de rol van de graaf die door de Zweedse vertolker in zijn moedertaal werd gezongen. Uit de recensie van de NRC:

Wat Mengelberg als Mozart-vertolker vermag, is reeds herhaaldelijk bij uitvoeringen in de concertzaal in het licht gesteld. Denzelfden zin voor stijl ontwikkelde de groote leider ook gisteren bij de opera-uitvoering. Het was een meesterlijk volgehouden en tot in de fijnste détails verzorgd exposé van deze wondere subtiele kunst. [...] Er werd voor de recitatieven gebruik gemaakt van den bekenden tot cembalo ingerichten Pleyel-vleugel. [...] nochthans kan met voldoening van den stijlvolle wijze van behandeling der recitatieven worden gewaagd. [...] Wat het Concertgebouworkest gedurende al deze dagen15 andermaal gepraesteerd heeft, kan niet anders dan opnieuw de geestdrift voor dit grootsche ensemble gewekt hebben. Na een zware wintercampagne zich tot een zóó uitnemende daad vermogen op te heffen, kan slechts een éénheid van den allerbesten rang. In den krans, welke aan het slot van den vertooning ook aan het orkest is aangeboden, lag ongetwijfeld meer dan gewone dankbaarheid van een vereerder van ons instituut opgesloten.

20.12.1917. Elly Ney trad op als soliste in het pianoconcert in C KV 467.

Op 28 november 1918 verscheen er in de Musical Courier een artikel in de serie 'Music in Europe after the war'. Het blad constateerde dat in de concerten van Mengelberg alle richtingen vertegenwoordigd waren, oud en modern: Bach, Beethoven, Debussy, Ravel. `His renditions of Mozart are especially delightful.'

20.1.1918. Wanda Landowska vertolkte het pianoconcert in Es KV 482. De recensies waren juichend, zij werd gezien als een van de allerbeste Mozart-vertolkers. Dit pianoconcert was een van haar favorieten; zij had de historische uitvoeringspraktijk van de klassieken bestudeerd en zij paste haar kennis toe in haar vertolking van dit concert, waarvoor zij zelf de cadenzen had geschreven.

1919. Willem Andriessen soleerde in de pianoconcerten in d KV 491 (16.3) en in A KV 488 (24.11).

In het seizoen 1919-1920 werd door het Concertgebouworkest een 'Historische Cyclus' uitge- voerd, een serie van 27 concerten.; het merendeel onder leiding van Mengelberg. Het vierde concert van deze cyclus op 9 november 1919 was geheel gewijd aan Mozart. De NRC wijdde er een uitgebreide bespreking aan:

Het is van Mengelberg misschien wel juist geweest om hier [bij Eine kleine Nacht- musik] de orkestbezetting eenigszins, al waren er nog 12 eerste violen, enz. , te reduceeren; de lichte contouren werden zoodoende nog iets fijner afgeteekend. Maar in de symphonie in g-mineur, waarmede de middag werd besloten, was het orkest weer op zijn volle sterkte. En gelukkig ook, want de verzadigde klank van het strijkersensemble verrichtte hier inderdaad opnieuw wonderen van fantasmagorische pracht. [...] ...de uitvoering onder Willem Mengelberg van de symphonie in g. kl. t. was gelijk onlangs die der Jupiter-symphonie onder Muck [...] Beide symphonieën die Mozart in de rijpste periode zijns levens schreef, smeeken als het ware om een verzorging zooals die haar in dit milieu ten deel valt [met groot orkest]. Trouwens de gedachte aan Kamerstijl is van deze eenigszins pompeus geconcipieerde werken verre 22

gebleven. Natuurlijk behoort het oog gericht te blijven op transparante hoedanigheden in de behandeling, die in de eerste plaats op evenwichtigheid kan aanspraak maken. Maar wie zou een verwaarloozing van dezen factor bij een leider als Willem Mengelberg ook maar eenigszins durven veronderstellen? De uitvoering behoorde wederom tot die, welke den roem van het orkest en zijn leider weer over onze grenzen kan verbreiden. En waar een universele kunstenares als Wanda Landowska aan het concert meewerkte, is daar weer alle kans op. Zóó verrukkelijk als deze beroemde klavierspeelster het concert in Es gr.t. (no. 482 van Kochel's Verzeichnis) begeleid is, zal het wel zelden gebeuren. Evenals twee jaren geleden was het weer de volledige overwinning van het al-schoone, door een in het klavierspel charmeerende hand in tonen omgezet. Met een betooverende lichtheid, vol gratie met dartele speelschheid en tegelijkertijd met dien innigen weemoed, waarvan dit concerto, ondanks de majeur-toonsoort, voortdurend is doortrokken, werd het opus vertolkt. Het parelend toucher, even subtiel als duidelijk, kleurde zeldzaam fraai met de orkestbegeleiding, waarin het karakter van verschillende blaasinstrumenten op zoo imponeerend schoone wijze werd in het licht gesteld.

1921-1930 In de periode 1921-1930 werkte Mengelberg steeds een half seizoen in Amerika en een half seizoen in Nederland. Tijdens zijn afwezigheid werd het Concertgebouworkest geleid door dirigenten als Karl Muck, Bruno Walter en .

1921. Fritz Kreisler trad met met Mengelberg en het National Symphony Orchestra in New York op met het Vioolconcert in D KV 218, op 9 en 10 maart. ...'Mozart himself would have srniled and rubbed his hands gleefully, could he have heard Kreisler play his work!' Aldus de New York Evening Post, die zeer gecharmeerd was van Kreislers fraaie cadenzen.

1923. Het komt nogal eens voor dat recensenten het niet met elkaar eens zijn. De achtergron- den — vooroordeel, slecht humeur, niet aanwezig geweest dan wel een echt slechte/goede uitvoering — zijn niet altijd te achterhalen. De reacties op het optreden van de pianist Wilhelm Backhaus (een schier legendarisch musicus) met Mengelberg en The New York Philharmonic Orchestral6 op 22 en 23 maart, met het pianoconcert in A KV 488, zijn er een voorbeeld van. Pitts Sanborn van de New York Globe schreef: 'Mr. Backhaus is a very eminent technician, but in this music Iris fridgid tone and brittle touch were out of place.' W.J. Henderson van de New York Herald was van mening: 'Mr. Backhaus [...] gave a delightfully clear, fluent and musical performance of the Mozart concerto. The audience applauded him long and earnestly.'

1924. Wanda Landowska trad ook in New York met Mengelberg op. Een eerste maal op 24 februari 1924 met o.a. het pianoconcert in d KV 466. Een van de vele positieve recensies was van Pitts Sanborn in de New York Evening Telegram:

The trouble with hearing Wanda Landowska play a Mozart piano concerto is the after- wards you will never want to hear a Mozart piano concerto played by anybody else. Why run on about artistic restraint, limpidity of touch, delicately varied tone color, justness and variety of accent, flawless phrasing? They are all there, but the very naming of them is a pedantry, and the playing of Mme. Landowska, for all the erudition that underlies it, is no pedantry but an enchantment. Her Mozart concerto at the Philharmonic concert in Carnegie Hall yesterday afternoon was the familiar one in D minor. But never in this city can it have sounded as it did yesterday from the fingers of Mme. Landowska, perfectly accompanied by a diminished orchestra under the leadership of Willem Mengelberg. 23

25.9.1924. Optreden van Kreisler in Amsterdam, eveneens met het vioolconcert KV 218. Zo- wel Mengelberg als Kreisler stonden op het toppunt van hun roem. Om een indruk te geven hoe er toen vol adoratie over hen geschreven werd, een uitgebreid fragment van de recensie uit de NRC:

De feeststemming was overheerschend in het eerste abonnementsconcert van dit zooeven begonnen winterseizoen, een feeststemming, die reeds terstond werd gekenmerkt door de tot berstens toe gevulde zaal, die met schier onbedwingbare opgetogenheid voortdurend geestdriftige ovaties deed oplaaien. [...] Een belangstelling dus zonder weerga. Het enthousiasme uitte zich reeds terstond bij de opkomst van Willem Mengelberg, die ditmaal gelukkig in volmaakte gezondheid als weleer trouw op zijn post was verschenen; orkest en publiek verrezen en terwijl er gejuicht en geklapt werd, betrad de voorzitter van het bestuur, jhr. mr. dr. A. Roell het podium, ten einde Mengelberg met een krans het welkom toe te roepen.

Het concert werd geopend met de ouverture Les deur journées van Cherubini, daarna trad Kreisler op; de recensent trok alle registers van schoonschrijverij open:

Vervolgens opnieuw enthousiasme. Thans voor Fritz Kreisler, die de laatste jaren ge- lukkig weer geregeld zijn weg naar ons land en inzonderheid naar ons Concertgebouw heeft terug gevonden. Fritz Kreisler, wiens kunst de hoogste uitingen van menschelijk- heid met een schijnbaar absolute verdoezeling der materie in klanken omzet; Fritz Kreisler de kunstenaar, bij wien de gevoelsdiepte peilloos schijnt te blijven en die ook zonder bijzondere middelen zijn auditorium voortdurend vermag aan te grijpen. On- verklaarbaar toch lijkt de spanning telkenmale, wanneer men naar dezen grooten Weener luistert; ook nu weer bij de vertolking van een zoo roerend eenvoudig lijkende compositie als het concert in D gr.t. van Mozart, dat andermaal als een openbaring heeft geklonken.

Kreisler speelde na de pauze het vioolconcert van Mendelssohn en Mengelberg besloot het concert met de Unvollendete van Schubert. Ook in die jaren was het nog gebruikelijk dat een solist gedurende een concert tweemaal optrad.

9.11.1924. De Nederlandse componiste en pianiste Anny Mesritz-van Velthuysen17 trad op als soliste in het pianoconcert in D KV 537, het z.g. Kronungskonzert, met cadenzen van haar hand. Zij had Grieg nog persoonlijk gekend en zij was een leerlinge van Griegs discipel Arthur de Greef.

1925. In New York voerden Wanda Landowska (KV 482) en Ossip Gabrilowitsch (KV 466) pianoconcerten uit met Mengelberg. The New York Herald Tribune van 8 december schreef:

Mr Gabrilowitsch' s beautiful playing of the solo part was enanced by a delightfully adroit and heedful performance of the orchestral accompaniment under that masterly accomplice of great artists, Willem Mengelberg.

In de periode 1925-1930 veranderde het Mozart-repertoire van Mengelberg weinig. Met een zekere regelmaat werden de symfonieën KV 504 en KV 543 en de Haffnerserenade gespeeld. Het Haarlemsch Dagblad van 20 maart 1929 maakte over de uitvoering van de symfonie in Es KV 543 melding van tempovrijheden binnen nauwe grenzen zonder verstoring van de eenheid van lijn, ze gaven juist relief aan 'wat zo licht vlak wordt', een 'onvergelijkelijke verdeling van het klankevenwicht', elke noot en elk instrument kwam tot zijn recht.

24

The Philharmonic Society of New York FOONDED 1842

1927 EIGHTY-SIXTH SEASON 1928 ( CARNEGIE HALL Thursday Evening, October 20, 1927 AT XIGDT-TIDRTI, Friday Anemoon, October .21, 1927 AT Two-TuniTY 2193RD AND 2194rn CoNcnrs

Onder the Direction of WILLEM MENGELBERG Assisting Artist WANDA LANDOWSKA, Ilarpsichordist and Pianist PROGRAM 1. GLUCK Ballet Suite No. 2 (Arranged by Gmviluer)- 1. Air III. Tambourin II. Danse des Esclaves IV. Gavotte V. Chaconne 2. MOZART Concerto in E-flat major, for Piano and Orchestra (K. 482) L Allegro II. Andante III. Finale (Variantes and Cadenzas by WANDA LANDOWSHA) WANDA LANDOWSKA, Pianist 3. MOZART Allegro di motto (1■inale of the Concert° in D major: K. 451), for Harpsichord and Orchestra WANDA LANDOWSKA, Harpsichordist znnamisstox 4. 131,ocu Symphony in C-sharp minor T. Lento—Allegro agitato III. Vivace . II. Andante moderato IV. Allegro energie°

ARTHUR JUDSON, Manager EDWARD ERVIN, Associate Manager THE STEINWAY is the Official Piano of The Philharmonic Society LANDOWSKA USRS tint STRIN WAY PlANo AND HARDSICTIORD-PUM, PARIS

Owing to the great demand for Philharmonic seals, which the Inanagement is unable to snPply, it is requested that subscribcrs return tickets which (anno: he used, to the Philhormonie Offices in Steinway Hall, or to the Box Office, Carnegie Hall, to be sold for the benefit of the Orchestra Pension F'und Those who wish to obtoin the scores of any of the works on this program for home study should apply`idt'lhe 58th Street Brandt of the New York Public Library, 121 gast 58113 Street,'Which has a large collection of lnusic available for th-cm/afijn 25

Nieuw waren in 1928 en 1929 een aantal uitvoeringen van het Divertimento KV 205 in Amerika en Nederland. W.J. Henderson schreef in The New York Sun na het openingsconcert van het nieuwe seizoen 1928-1929 op 4 oktober 1928 dat een `highly energized Mengelberg' het concert opende met een gedreven uitvoering van de ouverture Coriolan van Beethoven en vervolgde :

Nor did his touch grow lighter with the second number, which was the D major divertimento (Koechel 205) of Mozart. There are two minuets in the work and they were performed in a manner suggesting that in those days people wer flat-footed dancers. The other movements went opaquely and there was little of sweetness or light. It is probably true, as Mr. Gilman' s interesting program notes said, that such music was not intended to be played right off the bat as in a concert, but, to use Mulvaney' s incomparable phrase, "dispersed notoriously" through a dinner service. A roast beef menuet — yes that would be plausible as we heard the music last evening. Roast beef and Yorkshire pudding and the Castle Inn at Richmond — but what knew Mozart of these?

Naast deze sarcastische kritiek verschenen er in andere bladen recensies die heel wat positie- ver waren, zo had Olin Downes het in The New York Times over: `...the precision, fleetness and grace with which a reduced orchestra played the Mozart Divertimento in D major. It was an excellent achievement.' Beide recensenten waren het erover eens dat Mengelberg beter zijn talenten kon ontplooien in de eveneens op die avond geprogrammeerde Till Eulenspiegel van Strauss. Maar misschien gaven zowel de visie van Henderson als die van Downes iets weer van Mengelbergs benadering, zo ongeveer als de opvatting van Josef Krips (in 1973), die tijdens de repetitie van het menuet uit de symfonie KV 319 het Concertgebouworkest voor- hield dat dit menuet Tin richtiger, lustiger Bauerntanz' was, en intussen het orkest met de grootst mogelijke precisie en transparantie liet spelen.18

De pianosolisten Ossip Gabrilowitsch en Harold Samuel hadden een voorkeur voor KV 466 en 488, de violisten Joseph Szigéti en Ferdinand Helmann voor KV 218. De ouverture Die Zauberflote verscheen in 1929 en 1930 weer op de programma's; met The New York Philharmonic Orchestra legde Mengelberg dit werk op de grarnmofoonplaat19 vast op 14 januari 1930 — de eerste keer dat hij een handelsopname van een werk van Mozart maakte.

De maanden november 1929 t/m januari 1930 vormden het laatste (halve) seizoen van Men- gelbergs chefdirigentschap van The New York Philharmonic Orchestra. In 1931, waarschijnlijk ter gelegenheid van zijn 60e verjaardag, ontving hij een bijzonder ge- schenk van bewonderaars uit Amerika: het manuscript van de eerste acht bladzijden van Mozarts compositie Ah, pil' tremar non voglio, KV 71, een aria voor tenor en orkest2u.

Mozart-renaissance in de dertiger jaren Al in het begin van de 20e eeuw was er een revival van opera's van Mozart. Mahler, Strauss en Bruno Walter waren de stuwende krachten: fraaie producties van Mozarts opera's kwamen onder hun leiding tot stand. Langzamerhand verbreedde zich ook het symfonisch Mozart-re- pertoire in de grote concertzalen, hetgeen leidde tot een Mozart-renaissance in de dertiger jaren. In die jaren ontdekten ook de grammofoonplatenmaatschappijen Mozart; solisten als Walter Gieseking, Elly Ney en Edwin Fischer, dirigenten als Serge Koussevitzky en vooral Bruno Walter legden hun Mozart-interpretaties vast in de schellakgro even. Richard Strauss was hen voorgegaan met zijn roemruchte opnamen uit de jaren 1926-1928 van de symfonieën KV 550 en KV 551 en de Ouverture Die ZauberflOte21

26

oxe)Q.)10@r-C,`.L,903..».(1)P4.'''- .2é''.2.TëK!, ,/ellt...),"ffieXë)gré)(1)/elare›Metti@X&@XèMé)@[email protected]@r&MgraPM:01 @.1-ágie.>

CONCENTOUIECTIE D» G. DE KOOS »v , SCHOUTENSTRAAT 48, DEN HAAG, TELEF. 774874 5 Pl )0GRAM MA

1 $ Dinsdag 1 November 1932, 20.15 uur - Concertgebouw (fir. Zaai), Amsterdam $ 44 BUITENGEWOON CONCERT g g YEHUDI MENUHIN g g met het ,t> CONCERTGEBOUW-ORKEST g 0.1.v. Dr. WILLEM MENGELBERG.

(16S5-1750) Concert in E gr. t . J . S. 11ACH Allegro Adagio Allegro asst

Concert no. 7 D gr. t. K.V. 27Ia . \V. A. MOZART (1756--1791) Allegro mae stoso Antiante Rondo . Allegro ,.. E P A 0- 7, E — E $ Concert in I) gr. t. tw. 61 . 1,. v. IIEE.THOVEN (17711-1S27) $ Allegro ma non troppo !0„9 Larghetto g Rondo 2 Menuhin speelt uitsluitend voor „Ins Muster's Volcc*. :-, e.'03 Qie)(tIre'igi~ laér~',P.re»Ire-txrere).Yre>iaë.)-.Uri)teretreArffil,ny,ewpie,~_x-e-,u-mgicffika-è)75-3-ár,t.),rá'miuré,,c.,Irii) 27

Bruno Wa1ter22 zag Mozart niet (alleen) als gracieus, onschuldig en lieflijk:

Mozart aber war, der Anlage und Neigung nach, dramatischer Musiker, und kein dramatisches Schaffen ist denkbar ohne eindringendes Verstandnis frir das schwer ergrtindliche menschliche Herz, fik Beziehungen verschiedenster Art zwischen Menschen, frir die Besonderheiten kultureller Zustande, das heisst also ohne reiche Welterfahrung und Menschenkenntnis, ohne eine Rille geistiger Interessen, ohne vielseitige Bildung.

Dat is andere taal dan het gebabbel over rococopoppetjes en Mozart-Kugel. In ons verhaal is Bruno Walter van belang omdat hij al vanaf de twintiger jaren als gastdirigent bij het Concert- gebouworkest optrad en van 1934 tot 1939 eerste dirigent naast Mengelberg was. Walter pro- grammeerde de grote symfonieën, pianoconcerten, waarbij hij meestal zelf de solopartij voor- droeg. Evenals Mengelberg indertijd heeft hij ook het concert voor twee piano's KV 365 ge- speeld, op 26 januari 1930, samen met de jonge Willem Andriessen. Op 29 januari en 1 febru- ari 1931 dirigeerde Walter een tweetal geheel aan Mozart gewijde concerten in het kader van het Mozart feest; bij deze gelegenheid introduceerde hij het Divertimento in Bes KV 287 en de Balletmuziek Les petits riens KV 299b. Andriessen vertolkte in de dertiger jaren vooral onder Van Beinum, toen tweede dirigent, me- nig pianoconcert van Mozart. Eduard van Beinum ontpopte zich als Mozart-dirigent met een groter aantal composities op zijn repertoire dan Mengelberg. Hij introduceerde de Gran Parti- ta KV 361 in 1931 en Ein musikalischer Spass in 193323. Kortom het was de tijd waarin een ruimer aantal werken van Mozart met grotere frequentie dan voorheen door het Concert- gebouworkest werd uitgevoerd.

1931-1940 Ook in deze jaren waren het de vier laatste symfonieën, de Haffnerserenade, het vierde en het vijfde vioolconcert en de bovengenoemde pianoconcerten, die het merendeel uitmaakten van Mengelbergs repertoire. Door de komst van jongere solisten kwamen er meer uitvoeringen van piano- en vioolconcerten.

De veelzijdige Walter Gieseking kwam regelmatig naar Nederland en vertolkte — naast de romantici en gedurfd modern repertoire — met grote inzet Mozarts pianoconcerten in Es KV 271, in A KV 488, in C KV 467 en in Bes KV 595. De Nieuwe Courant noemde Giesekings interpretatie van KV 488 op 15 november 1931: 'ongerept, boven de materie verheven, een levensmysterie — en ja, als het orkest nu veel kleiner was, dan was het nog veel mooier.'

Wanda Landowska vertolkte wederom op 18 oktober 1931 met groot succes het pianoconcert KV 482, begeleid door Mengelberg met klein orkest.

'Aandoenlijk tafereel in het Concertgebouw' stond boven de recensie van De Maasbode over het optreden van de 15-jarige Yehudi Menuhin op 1 november 1932. Hij speelde drie viool- concerten: Bach in E, Mozart in D KV 271a24 en Beethoven in D op. 61. De recensent vond het Mozart-concert het meest geslaagd:

En we vinden elkaar pas in het Mozart-concert (D gr.t. KV 271a), het meest aardsche van de drie concerten op dit programma, kleiner van proportie, stoffelijker van vorm, welbehaaglijk spelend met het ornament. In deze geest speelt Yehudi Menuhin dit concert ook, doorzichtig van klank, helder van plastiek, tintelend en met die enkele

diepe tonen, die Mozart tusschen zijn gracieuse figuren mengt en die een ondeelbaar oogenblik diep in het hart treffen. Dit is het gaafste van den avond. 28

[...] Wij behooren niet tot de bewonderaars van het wonderkind-systeem. Want van de tien wonderkinderen worden er negen tengevolge van hun succes veranderd in noten- goochelaars. Wij gelooven dat Yehudi Menuhin deze gevaarlijke zone gepasseerd is. Stormachtige ovaties waren herhaaldelijk zijn belooning. Dr. Mengelberg heeft hem na Beethoven gekust, tweemaal. Ook dat was nog nooit vertoond en het publiek raakte er buiten zichzelf door.

Mengelberg trad in 1934 op in Salzburg in het kader van de Festspiele. Hij dirigeerde er ech- ter geen Mozart, maar Beethoven (Pastorale) en Tsjaikovski ( 5e symfonie) voorafgegaan door een klassiek werkje dat hem na aan het hart lag: de Sinfonia in Bes op. 18,2 van Johann Christiaan Bach25 die door de jonge Mozart bewonderd werd.

Op 24 okober 1935 bevond Mozart zich, bien étonné, tussen de modernen Badings. Trapp en Ravel. Gieseking vertolkte het pianoconcert in Es KV 271. I.M.G. Arntzenius schreef in De Telegraaf:

Wat Gieseking betreft, fameus als steeds in een concert van Mozart èn in de verschrik- kelijke moeilijkheden van het nieuwe werk [het pianoconcert van Max Trappi: men had hem zeker liever al die energie en al die schitterende virtuositeit hooren spendee- ren aan iets beters. Na den teederen en zuiveren, gracieusen Mozart — die verrukkelijk gespeeld werd: zóó geraffmeerd dat het den aanschijn van volmaakten eenvoud weer erlangde — had men waarlijk liever een romanticus of een moderne van belangrijker allooi ervaren.

Robert Casadesus, die evenals Gieseking een naam als Mozartspeler wist op te bouwen, so- leerde onder Mengelberg in de pianoconcerten h-t D KV 537 en in c KV 491. Casadesus was zeer vertrouwd met het Kronungskonzert KV 537; uit een lijst26 die hij bijhield op het schut- blad van zijn partituur blijkt dat het op 14 okober 1937 de 45e keer was dat hij dit concert in het openbaar uitvoerde.

De violist Carl Flesch speelde Mozart 'zoals wij hem niet kennen', aldus de NRC over de uit- voering van KV 219 op 24 okober 1937: 'een wijsgerige opvatting, van grote schoonheid, niet zuiver verrukkend, maar schouwend'.

Mengelberg heeft eenmaal het pianoconcert in G KV 453 uitgevoerd met Juliette Arányi op 24 november 1937. Dit pianoconcert werd toen nog zelden gehoord, maar is thans zeer ge- liefd, ook bij de betere amateurs — een muzikaal begaafde hoogleraar in de kaakchirurgie heeft het eens uitgevoerd met het Concertgebouw Kamerorkest onder leiding van Iman Soeteman, bij wijze van afscheidscollege27. De laatste keer dat Mengelberg een symfonie van Mozart dirigeerde was op 18 december 1937, toen hij de Jupitersymfonie KV 551 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag uitvoerde.

1940-1944 In de oorlogsjaren beperkte Mengelberg zich wat Mozart betreft hoofdzakelijk tot begelei- dingen van solisten zoals Bahrwaser in het fluitconcert KV 314, Andriessen in het piano- concert KV 459 (van het concert op 13 oktober 1940 is een radio-opname bewaard geble- 28 ven ) en in Exsultate Jubilate; het betrof composities die deze solisten al eerder onder Van Beinum of Walter hadden uitgevoerd. Merkwaardigerwijs was het laatse werk van Mozart, dat Mengelberg gedirigeerd heeft, een werk dat hij nooit eerder geprogrammerd had: het hoornconcert in Es KV 417, met als solist 29 de Fransman Robert Blot tijdens een concert in Parijs met het Grand Orchestre de Radio Paris op 13 januari 1944. Speciale vermelding verdient het concert van donderdag 5 maart 1942, aanvang 15.00 uur, omdat dit in zijn geheel op radio-opnamen bewaard is gebleven29. Na de pauze klonk de Eroica van Beethoven en voor de pauze werden vier werken van Mozart uitgevoerd: 1. Ouverture Die Zauberflote 2. Scena Bella mia fiamma en aria Resta o cara KV 528 (Ria Ginster) 3. Fluitconcert in D KV 314 (Hubert Bahrwaser) 4. Motet Exsultate Jubilate KV 165 (Ria Ginster) Mengelberg maakte in november 1942 zijn laatste handelsopname voor Telefunken: de sere- nade in G Eine kleine Nachtmusik KV 525.3° Er zijn dus enkele Mozart-opnamen van Mengelberg bewaard gebleven, maar ze zijn helaas niet erg representatief voor zijn repertoire: geen symfonieën en maar één pianoconcert, geluk- kig wel tweemaal de Ouverture Die ZauberflOte, een fluitconcert met de onovertroffen toon van Bahrwaser, een tweetal zangstukken waarvan KV 165 minder geslaagd is — een opname met Jo Vincent ware te preferen geweest — en tenslotte de kleine nachtmuziek, wel een favo- riet(je) van Mengelberg.

Besluit Mengelberg wordt als dirigent voornamelijk geassocieerd met Beethoven, Mahler en Strauss en voorts met Wagner, Brahms en andere romantici en veel minder met Haydn en Mozart. Toch heeft hij in zijn beginperiode Haydn symfonieën uitgevoerd en gedurende zijn hele carriére kwam Mozart op zijn programma's voor. De volgende tabel geeft een indruk van de frequentie van Mengelbergs uitvoeringen van werken van Mozart en van Beethoven

seizoen Mozart Beethoven

95-96 15 44 00-01 13 43 05-06 52 49 NB 1906 Mozart-jaar 10-11 13 52 15-26 19 36 20-21 4 48 25-26 13 72 30-31 8 55 35-36 11 37 40-41 10 51 43-44 1 40

tabel 1. Aantal malen dat een werk van Mozart en Beethoven door Mengelberg werd uitgevoerd

Het is duidelijk dat Beethoven veel centraler stond in de concertpraktijk van Mengelberg dan Mozart, niettemin kwamen een (beperkt) aantal van Mozarts werken regelmatig op zijn pro- gramma's, geen seizoen zonder Mozart. Als 'romantisch' dirigent uit de 'school' van Liszt en Wagner voelde hij zich meer thuis in de werken der toonkunst van het grote dramatische gebaar zoals de Eroica van Beethoven en de Pathétique van Tsjaikovski. Vanuit die instel- ling had hij een duidelijke voorkeur voor de latere symfonieën en concerten van Mozart. 30

NOTEN: Mitteilungen des 1 Franz Meuser, Zur Aufftihrungspraxis Mozartischer Werke zwischen 1903 und 1916, internatinalen Stifiung Mozarteum, 1990, 163-168 dec. 1995, 638-647; ook in: Mengelberg en zijn 2 Aarnout Coster, Op de drempel van de roem, Mens en Melodie, tijd, nr 36, dec. 1995, 3-12 jan. 1997. Een interessant artikel 3 Neal Zaslaw, Der neue Kochel, Mozart Society of Americ Newsletter, Vol 1, dat ingaat op de problemen die de herziening van dit beroemde Verzeichnis met zich meebrengt. Ook op: www.mozartproject.org 4 Walter Gieseking, So wurde ich Pianist, Wiesbaden 1964, 130 5 Edna Richolson Sollitt, Mengelberg, Haarlem 1931, 97 6 CD Naxos 8.110841 (2001) hierop eveneens zijn `klassieke'opname van Haydns `Klok'symfonie nr 101 7 Marius Flothuis, WA. Mozart, Den Haag z.j. (1940) Wien 1969, 89-95 8 JubiMumsausstellung Hundert Jahre Wiener Oper am Ring, 9 Knud Martner, Gustav Mahler im Konzertsaal, Kopenhagen 1985, 164 10 Eduard Reeser, Gustav Mahler in Holland, Wien 1980, 59 11 Frits Zwart, Willem Mengelberg, een biografie 1871-1920, Amsterdam 1999, 211 Berlin 1904, 61 12 Willibald Nagel, Mozart und die Gegenwart, Die Musik, Mozart-Heft, 13 Voornaamste bron: de knipselverzameling van het Willem Mengelberg Archief in het Nederlands Muziek Instituut Mahler door het Koninldijk 14 Ik ben het niet eens met Maarten 't Hart, dat Reger in plaats van Concertgebouworkest uitgevoerd zou moeten worden. Maar meer aandacht voor de orkestwerken van Reger bij het Amsterdamse orkest zou op zijn plaats zijn. Mengelberg heeft met succes Regers orkestwerken uitgevoerd. Iets voor Jansons? Maarten 't Hart, Een tragedie, Preludium, dec. 2003, 21; ook in: Mozart en de anderen, Amsterdam 2006, 111-112 van Beethoven in resp. Amsterdam en Den Haag 15 Op 28 en 30 april 1917 had Mengelberg de opera Fidelio uitgevoerd. The New York Philharmonic 1.6 In de zomer van 1921 was The National Symphony Orchestra gefuseerd met Orchestra. Mengelberg en zijn tijd, nr 40, dec. 17 Ab van Kapel en Daphne Viersma-Mesritz, Anny Mesritz-van Velthuysen, 1996, 3-7 18 Exclusief document Ter herinnering aan Josef Krips, 45-t EP, Stichting Donateurs van het Concertgebouworkest (1975) 19 CD Pearl GEMM CD 94974 (1991) 20 Catalogus Herdenkingstentoonstelling Willem Mengelberg, Haags Gemeentemuseum 1971, 11 21 CD Deutsche Grammophon 431874-2 (1991) 22 Bruno Walter,Von der Musik und vom Musizieren, Ttibingen 1957, 230 Bussum 2004, 192-195 23 Truus de Leur, Eduard van Beinum 1900-1959 Musicus tussen musici, biografie, 24 Menuhin maakte in 1931de eerste grammofoonopname van dit concert onder leiding van zijn leraar George Enescu, IBW DB 1735/38 Newletter Willem Mengelberg Society, 25 Aarnout Coster, Mengelberg and the Sinfonia of Johann Christan Bach, no. 62 may 2001, 2-4 26 Facsimile op platenhoes van LP Philips A 01142L, opname van KV 491 en 537 door Casadesus en 'The Symphony Orchestra' o.l.v. George Sell 27 Prof. dr. W.A.M. van der Kwast op 21 juni 1991 in de Aula van Vrije Universiteit te Amsterdam 28 CD King Records KICC-2057 29 CD Qdisc 97016 (no.1,2,3) Archive documents ADCD 109 (no.4) 3° CD Biddulph WHL 624 (1994) 31

30 jaar geleden overleed Benjamin Britten: De componist van veel populaire Engelse vocale werken

Door dr. Pieter Vis

Ruim negentig jaar, op 22 november 1913, geleden werd de Britse componist Edward Benjamin Britten geboren te Lowestoft. Zijn latere levensgezel en muziekpartner, de beroemde tenor en organist Peter Pears, zag in 1910 het levenslicht. Het is thans 20 jaar geleden dat Peter Neville Luard Pears overleed op bijna 76-jarige leeftijd, precies 10 jaar na het heengaan van zijn vriend Benjamin. Deze twee grote Engelse musici zijn in de twintigste eeuw voor hun land en de internationale muziekwereld van grote betekenis geweest. Rond Mengelberg en zijn tijdgenoten is Britten een belangrijk figuur in de Nederlandse muziekwereld voor en direct na de Tweede Wereldoorlog geweest. Zo werden vanaf de jaren 1937 composities van hem tot klinken gebracht o.a. door de pianiste-componiste Henriette Bosmans samen met het Concertgebouworkest.

Benjamin Britten werd als kind al geboeid door het oudste muziekinstrument, namelijk de menselijke stem. Zo zong hij op 9-jarige leeftijd als jongenssopraan, zoals velen van zijn leeftijdsgenootjes in het plaatselijke schoolkoor Chresham. Omdat hij een heldere sopraanstem bezat en gevoel voor muzikaliteit toonde, stimuleerden zijn ouders hem om in de muziek door te gaan. In deze jaren ontstonden verschillende van zijn jeugdcomposities die al van een zekere genialiteit getuigden. Britten was als kind door zang omgeven. Er was een piano thuis waar Benjamins moeder veel bij zong. Als een goede amateur-soliste zong ze bij diverse plaatselijke koren aria's van ~el en Purcell. Daarnaast bracht zij regelmatig ook het romantische lied en talloze Schotse, Welsh en Engelse volksliederen ten gehore. Vele zangsolisten logeerden bij de familie Britten. Benjamins oom van moederskant verzorgde in die tijd de eerste uitvoering van Elgars "The Dream of Gerontius" (op tekst van de Engelse kardinaal John Henry Newman, (1801-1890). Op 19-jarige leeftijd componeerde Benjamin zijn grotere serieuze koorwerken en zijn le Simfonietta voor kamerorkest. Zelf zei hij in 1946 over zijn gevoel voor muziek het volgende: Peter Pears, tenor Muziek is een wereld op zichzelf men beleeft er vreugde aan, men wordt ontroerd om zijn melodieën, men is gefascineerd door zijn ritme en harmonieën en men verbaast zich over zijn vormen'. Kinderstemmen Toen in de jaren '30 van de vorige eeuw de economische crisis uitbrak, werden er om financiële redenen minder grote koorwerken en oratoria uitgevoerd. In de periode rond 1935 componeerde Britten, die beïnvloed was door de Russisch-Amerikaanse componist Igor Strawinsky, zijn kleine 'Te Deum in C Dur' voor gemengd koor, j ongenssopraansolo

32

(of enkele jongensstemmen) en orgel. Talloze koorliederen componeerde hij voor scholen en plaatselijke zangverenigingen. Voor de kinderen van zijn uitgever Boosey en Hawkes schreef Benjamin zijn beroemd geworden 'A Ceremony of Carols', bestemd voor knapen- en kinderstemmen en harp, geclassificeerd als opus 28 in het jaar 1943. Het kenmerkende van Brittens muzikale nalatenschap was dat hij veelal naar vocale delen greep om zich te uiten.

Vocale werken vormen een bron van kracht en beheersing Met The Rape of Lucretia', die Britten opdroeg aan zijn landgenote, de later zo legendarische alt-mezzo Kathleen Ferrier, behaalde hij niet alleen in Engeland maar ook overzee veel succes. In Nederland beleefde deze opera in het najaar van 1946 een eerste uitvoering zowel in Den Haag als in Amsterdam. Dit werd mogelijk gemaakt door tussenkomst van de toen jonge artistieke manager van het Concertgebouworkest, de musicoloog en componist dr. Marius Flothuis.

Willem Mengelberg heeft de talentvolle Britten niet persoonlijk ontmoet maar wel over hem gehoord via Sara Bosmans- Benedicts (1861-1949), de moeder van Henriëtte Bosmans (1895-1952). Als begaafd pianiste en hoofdlerares piano aan het Amsterdams Conservatorium trad Sara in de jaren 1920-1930 Regelmatig als soliste op met het Concertgebouworkest onder leiding van Mengelberg, evenals haar dochter. Toen Henriette Bosmans op 22 maart 1951 de dood van Mengelberg vernam tijdens zijn verbanningsj aren in Zwitserland was zij zelf ook al ongeneeslijk ziek.Zeer geschokt schreef zij op 24 maart 1951 o.a. aan Britten: "Ik denk terug aan onze samenwerking en de grote dirigenten komen niet snel terug, evenals de mooie tijden!" 1) Kathleen Ferrier, alt

Twee jaar tevoren was Britten wederom in Nederland geweest en wel op 9 juli 1949 om de wereldpremière van zijn 'Spring Symphony' tijdens de slotavond van het Holland Festival bij te wonen in het Amsterdams Concertgebouw. Twee van zijn vermaarde landgenoten, de toen al zeer zieke alt Kathleen Ferrier (1912-1953) en Brittens levensgezel, de tenor Peter Pears (1910-1986), soleerden naast onze eigen Hollandse sopraan Jo Vincent (1898-1989), in zijn jongste compositie opus 44. Naast deze solisten werkten tevens het Jongenskoor van de Sint Willibrorduskerk te Rotterdam en de gezamenlijke koren van de Nederlandse Radio Unie en die van de NCRV mee, samen met het Concertgebouworkest onder de algehele leiding van Eduard van Beinum. Vanaf dat ogenblik sloten de aanhangers van Brittens muziek hem definitief in hun harten. De bijna drie kwartier durende compositie was opgedragen aan Brittens vriend, de Russisch-Amerikaanse dirigent van het Boston Symphony Orchestra, Sergei Koussevitzky. Deze pleitbezorger was tevens uitgever van nieuwe muziek uit de 20ste eeuw.. Na afloop werd deze bekende, hierboven afgedrukte foto gemaakt van solisten, dirigent en componist. Doch er is nog een foto bekend die in de Engelse kranten de voorpagina haalde. 33

Hierop laat Van Beinum duidelijk blijken dat hij er niets van moest hebben (zijn jas had hij al aan en hij wendde bewust zijn hoofd van de camera af) om met maarschalk Montgomery op één kiek te komen. Zelfs Britten bleek later zeer geërgerd te zijn geweest, mede omdat alle aandacht meer uitging naar de onmuzikale, legendarische maar ook omstreden oorlogsheld dan naar de uitvoerende musici. 2/ 2a) Het was in een uitverkochte Royal Albert Hall dat Van Beinum Brittens werk opnieuw met succes dirigeerde. Deze Engelse première vond plaats op 9 maart 1950 in aanwezigheid van een nu wel stralende componist Britten. De Nederlandse dirigent Van Beinum stelde deze uitvoering zelfs boven die van Amsterdam en het Britse publiek was enthousiaster dan dat in zijn eigen Amsterdamse muziektempel. 3)

Bijna 40 jaar later vond de verloren gewaande radio-opname van deze Spring Symphony zijn weg naar de platenwinkels. Over het werk van Britten vertelde Jo Vincent schrijver dezes in 1984 door de telefoon: 'Het werk schat ik niet echt hoog in en het zal wel gauw een vergeten compositie zijn! Ondanks het feit dat het mis- schien een boeiend en interessant werkis, is het waarschijnlijk te veel gevraagd van een niet echt hoogstaande compositie om op het concertrepertoire stand te houden!' 4) Het bleek dat Britten op zijn beurt de stem van Vincent ook niet echt hoog schatte toen hij aan Henriëtte Bosmans schreef: 'Ik ben ietwat bevreesd na het horen van haar Bach uitvoering, dat ze als soliste in mijn Spring Symphony niet goed genoeg zal zijn!' 5) Doch zowel de stem van Vincent als die van haar jongere alt-collega Ferrier en die van de tenor Pears zorgden ervoor dat Brittens compositie tot een bijzonder audio-documentatie is geworden uit zijn rijke muzikale nalatenschap. 6)

Op 4 december j .1. herdachten wij de 30ste sterfdag van een der geliefde Engelse componisten van de afgelopen eeuw. Benjamin Britten werd slechts 63 jaar oud en overleed op zijn landgoed te Aldeburgh in 1976. Niet alleen de Engelse maar ook de Nederlandse muziekwereld verloor daarmee een groot en veelzijdige musicus, componist, pianist en dirigent en niet te vergeten getalenteerd cellist.

Bronvermelding: 1) Zonder muziek is het leven onnodig. Henriëtte Bosmans (1895-1952) Een biografie. Helen Metzelaar. Uitg. Walburg Pers, Zutphen 2002. Blz. 211. 2) Kathleen Ferrier (Het fascinerende leven van een fameuze zangers) door Auriche Leonard. Uitg. Rainbow Paperbacks, 1988-1989. tlz. 169 2a) Zonder muziek is het leven onnodig. Henriëtte Bosmans (1895-1952) Een biografie. Helen Metzelaar. Uitg. Walburg Pers, Zutphen 2002. Blz. 182. 3) Eduard van Beinum (Over zijn leven en werk); door Bart van Beinum; uitg. Thoth — Bussum, 2000; blz. 206 en blz. 212. 4) Schrijver dezes voerde verschillende malen telefoongesprekken met Jo Vincent in de jaren 1983 tot 1988. 5) Zonder muziek is het leven onnodig. Henriëtte Bosmans (1895-1952) Een biografie. Helen Metzelaar. Uitg. Walburg Pers, Zutphen 2002. Blz.175 6) Historie — Decca 1996 440-063-2 / Benjamin Britten Spring Symphony 43,13 The Boys' Choir of St. Willibrorduskerk, Rotterdam / The Radio Choir th 1949. Concertgebouw Orchestra, Eduard van Beinum conductor, recorded July 9 34 ., MENGELBER. '',..G , ---,;•-,.

RICHARD STRAUSS München 1864 — 1949 Garmisch-Partenkirchen

Richard Strauss, een lithografie van Max Liebermann uit 1918. 35

Richard Strauss Manchen 1864-1949 Garmisch-Partenkirchen

Richard Georg Strauss, zoon van Franz Strauss en Josephine Pschorr, kreeg zijn eerste pianolessen op vierjarige leeftijd van de harpist Tombo. Vier jaar later leerde hij viool spelen en schreef hij zijn eerste composities. Gedurende zijn gymnasiumtijd (1874-1882) studeerde hij theorie, compositie en instrumentatie bij F.W. Meyer. Na zijn eindexamen volgde hij enige tijd colleges filosofie, esthetica en kunstgeschiedenis in Mtmchen. In 1884 ontmoette hij Hans von Bfflow, de toenmalige dirigent van de Meininger Hofkapelle, die hem zonder voorbereiding een uitvoering in het openbaar liet dirigeren van een door Strauss gecomponeerde "Suite voor blazers" op. 4. Het succes van deze uitvoering betekende het begin van Strauss' briljante carrière als dirigent. Achtereenvolgens aanvaardde hij benoemingen in Meiningen (1885-1886), München (1886- 1889), (1888-1893), wederom München (1894-1898) en Berlijn (1898-1918). Hier leidde hij terzelfder tijd de Berliner Philharmoniker en de Opera als Hofkapellmeister en van 1917 tot 1929 leidde hij er bovendien een compositieklasse aan de Akademie der Kanste. Te zamen met Franz Schalk had hij van 1919 tot 1924 de leiding van de Weense Staatsopera. Nadien trad hij uitsluitend op als gastdirigent en wijdde zich aan het componeren in zijn villa te Garmisch. Van 1933 tot 1935 was hij voorzitter van de Reichsmusikkammer, uit welke functie hij moest terugtreden nadat zijn correspondentie met de joodse dichter Stefan Zweig, librettist van zijn opera "Die schweigsame Frau" (1934-1935), door de nazi's was onderschept. Na de capitulatie van het Duitse Rijk in 1945 woonde hij enige jaren in Zwitserland; maar hij kreeg in 1949 toestemming naar Garmisch terug te keren, waar hij in dat zelfde jaar overleed.

RICHARD STRAUSS IN ZIJN RELATIE MET ZIJN TIJDGENOOT, GUSTAV MAHLER.

Volgens Norman Lebrecht in zijn boek 'De Mythe en de Maëstro' onderhield Richard Strauss goede betrekkingen met Gustav Mahler. Volgens hem zou Mahler eens gezegd hebben: "Ri- chard Strauss en ik zijn als twee mijnwerkers die elk van een andere kant van een berg graven om elkaar ten slotte onder de grond te ontmoeten." Vanaf dat zij beiden in hun twintiger jaren waren, Mahler was vier jaar ouder, hadden zij reeds contact en dirigeerden zij elkaars muziek. Strauss betitelde zichzelf als 'de eerste Mahleriaan'. Na vijf jaar gaf hij zijn plaats op, niet zonder pijn, want hij had voor zichzelf een schitterend paleis in het centrum van Wenen laten bouwen. Zijn bereidheid tot compromissen vervreemdde hem van Mahler. Strauss koesterde niet de wens de wereld te verbeteren, zijn verlangen bestond uit het schrijven van muziek en deze voor eigen belang te dirigeren.

Na de eerste wereldoorlog werd Strauss vereerd met de benoeming tot directeur van de Weense Staatsopera en noemde zich Mahlers opvolger. Toen hij daardoor met een algemene staking werd geconfronteerd, stelde hij de Weners gerust door te verklaren dat hij geen tweede Mahler was; hij zou in tegenstelling tot Mahler niet te overheersend optreden en het dagelijks bestuur aan zijn mededirecteur, Franz Schalk, overlaten. Later werd hij nog aangevallen vanwege zijn hoge salaris en het feit dat zijn eigen opera's te veel aandacht kregen.

Tot zover Norman Lebrecht. 36

RICHARD STRAUSS EN HET CONCERTGEBOUWORKEST TEN TIJDE VAN WILLEM KES.

De relatie van het Concertgebouworkest met de muziek van Strauss bestaat reeds vanaf de oprichting van het orkest. Op 22 november 1888 stond zijn Hoornconcert op het programma en op 12 maart 1891 zijn "Don Juan", dat in de aankondiging als extra aanbeveling kreeg: Het is een werk dat van iedere uitvoerende het hoogste vordert en dat vanzelfsprekend slechts bij een voorbereiding als van het Concertgebouworkest mogelijk is. Op 1 mei 1891 deelde het Handelsblad mee dat Richard Strauss met een longontsteking in het ziekenhuis te Weimar was opgenomen. Het artikel eindigde met de troostvolle woorden: Zijn overlijden zou een groot verlies zijn voor de kunst. Een jaar later op 5 mei 1892, Strauss leefde nog, speelde het Concertgebouworkest o.l.v. Willem Kes "Macbeth" en op 15 september zijn "Symfonie op. 12". Willem Kes sloot op 26 september 1895 zijn dirigeerperiode bij het Concertgebouworkest af met het voorspel "Guntram".

STRAUSS MET HET CONCERTGEBOUWORKEST EN WILLEM MENGELBERG..

Hans Heg schrijft 23 oktober 1997 in dagblad TROUW: Eerder deze maand kon het Koninklijk Concertgebouworkest terugblikken op twee bijzondere gebeurtenissen, die respectievelijk vijftig en honderd jaar geleden plaatsvonden. In beide gevallen betrof het muziek van Richard Strauss. Een halve eeuw geleden speelde het orkest onder leiding van zijn toenmalige chef Eduard van Beinum de "Metamorphosen" (voor 23 strijkers) en een halve eeuw dáárvoor had het orkest voor het allereerst een werk van Strauss op de lessenaars staan: het symfonisch gedicht "Tod und Verklarung". Nooit verzuim ik om vrienden, kennissen die voor het eerst in het Amsterdams Concertgebouw komen, in de pauze mee te voeren op een rondgang langs de portretten die hangen in de monumentale gangen en foyers op de eerste verdieping. Ze zijn de beelden bij het klinkend verleden dat elke keer opnieuw moet worden geschapen. Mijn gasten wijs ik altijd in het bijzonder op een bruin-grijzige foto van Richard Strauss. Een zelfverzekerd kijkende, maar ook ietwat loensende jongeman, kloek gesnord en verzorgd gekapt, hangt er tegen de achterbuitenwand van de grote zaal. Die plek is niet toevallig. De componist schreef op de foto behalve de opdracht: "Dem augezeichneten Orchester der Concertgebouw in Amsterdam als kleines Zeichen aufrichtigster Dankbarkeit und grOsster Bewunderung. Richard Strauss Munchen" ook een verzoek: "mit der Bitte, dem Bilde ein bescheidenes Pleitzchen in dem Zimmer zu gónnen in welchem die tadellos reine Stimmung des Concertgebouw-orchesters erzeugt wird". Een bescheiden plekje, net om de hoek buiten de zaal. Hoe oud was Strauss toen hij dat schreef? Een datum ontbreekt helaas. En in het interessante boekje 'Muziek omlijst' van Rutger Schoute over twintig portretten uit de gangen en foyers (een herdruk met uitbreiding is zeer gewenst), komt deze Strauss foto niet voor. ik gok: Strauss gaf deze foto in 1897 kort na zijn debuut. Hij schreef immers naar zijn vrouw Pauline: "Das Orchester ist wirklich prachtvoll, voll Jugendfrische und Begeisterung, vortrefflich vorstudiert, so dass es ein wahres Vergnugen ist dasselbe zu dirigieren." Andere mogelijkheid: hij gaf de foto na de geslaagde uitvoering in 1899 van "Ei Heldenleben" (bescheiden getiteld) dat hij voor het Concertgebouworkest componeerde.

Maar hoe kwam Richard Strauss eigenlijk in Amsterdam terecht, met zijn pas negen jaar oude orkest nog niet de renommée in Europa die het nu heeft? Het bestuur (toen nog, over gebouw èn orkest) zat in september 1897 met een probleem: de 26-jarige chef Willem Mengelberg (pas twee jaar in dienst) was ziek. Het schijnt moeite te hebben gekost, maar het lukte: de befaamde 43-jarige Hongaars-Duitse dirigent Arthur Nikisch (hij was zowel chef over de Berliner Philharmoniker als over het orkest van het Gewandhaus Leipzig!) en de 34-jarige, 37

Richard Strauss - als componist èn dirigent snel faam winnend - namen de concerten over. Strauss introduceerde natuurlijk ook eigen werk Het publiek liep niet over van enthousiasme, maar Mengelberg stak na terugkeer zijn bewondering voor de partituur van 'Tod und Verkla- rung' niet onder stoelen of banken; hij programmeerde het werk in hetzelfde seizoen dertien keer. De band met Strauss werd meteen stevig aangehaald. Zij leidde tot een regelmatige terugkeer van Strauss als gastdirigent en een continue programmering van diens composities: 30 oktober 1898 "Also sprach Zarathustra" onder zijn leiding; 16 maart 1899 "Don Quichote" geleid door Mengelberg; 26 oktober 1899 "Ei Heldenleben", opgedragen aan Mengelberg en zijn orkest, waarbij de componist de première dirigeerde; op 26 november 1899 voegde Mengelberg "Till Eulenspiegels Lustige Streiche" toe.

Zo gaat de lijst van jaar tot jaar door; begin 1903 dirigeerde Strauss zelfs' drie programma's met uitsluitend eigen werk ter voorbereiding van een zesdaags optreden in juni 1903 in Londen op een Richard Strauss Festival; de componist en Mengelberg dirigeerden er beide. Pas daarna, in oktober 1903 kwam Mahler naar Amsterdam voor de introductie van de "Derde Symfonie", naar aanleiding van een advies dat Strauss aan Mengelberg èn Mahler had gegeven. Zo cruciaal is dat invallen van Strauss in 1897 geweest voor de Amsterdamse Mahler-traditie, zo merkte de musicoloog Hans Ferwerda op in een artikel over Strauss in het orkestblad PRELUDIUM vlak voor het Mahlerfeest 1995. Richard Strauss werd een vriend van het Nederlandse muziekleven. Het is bijvoorbeeld interessant dat hij ook het Residentie Orkest dirigeerde bij uitvoeringen van zijn opera's. De Annalen van de operageschiedenis in Nederland noemt "Elektra" (première 12 febr 1910 in Den Haag), en "Salome" (20 november 1911), "Feuersnot" (22 nov 1911 en "Der Rosenkavalier" (28 nov 1911.), de laatste vier in het kader van een Richard Strauss Festival. Dus vèr voor het Mahlerfeest 1920 in Amsterdam had Strauss al zijn eigen Feest in Nederland. Een jaar of zes later was Strauss weer met opera's in Den Haag, maar toen met het Concertgebouworkest. Dat ensemble was ook met hem van de partij toen de Wagnervereeniging opera's van Strauss "Ariadne auf Naxos" en "Arabella" ging produceren in de twintiger jaren.

De relatie met Nederland bleef duurzaam zelfs na de Tweede Wereldoorlog. Dat was dus het tweede jubileum bij het Concertgebouworkest, zelfs exact op de datum herhaald, op 1 en 2 oktober 1947/1997: de "Methamorphosen". Met dit werk gaf Strauss in 1944/45 uiting aan zijn verdriet , woede, wat dan ook, over de vernietiging ven de Duitse cultuur, ('Mijn mooie Dresden, Weimar, 'Winchen, alles weg! ) in de Tweede Wereldoorlog. Strauss, de man die het nazi-regime gedoogd had, bleef niet alleen gerespecteerd na de ondergang van het Derde Rijk, maar kwam ook met zijn treurzang over de ondergang van München en andere Duitse steden op de concertpodia. En terecht, want het is een schitterend stuk dat nu onder Riccardo Chailly een aangrijpende vertolking kreeg. Maar het is wel typerend dat de eerste Nederlandse uitvoering op 1 en 2 oktober 1947 onder leiding van Eduard van Beinum, op 20 oktober werd gevolgd de uitspraak van de Centrale Ereraad dat Willem Mengelberg voor de duur van 6 jaar vanaf juli 1945, uitgesloten bleef van het Nederlands muziekleven. Strauss stierf hooggeëerd in 1949, Mengelberg verguisd

Het werken met het Concertgebouworkest moet voor Strauss een buitengewone ervaring ge- weest zijn, zoals te lezen is uit de kranten van die tijd. Zij schreven dat hij had gezegd: "Eindelijk heb ik een orkest gevonden dat alle passages spelen kan en ik behoef mij niet meer te generen moeilijkheden te schrijven. Van de symfonie van Mozart kan ik mij geen schonere uitvoering wat stijl, klank en opvatting betreft voorstellen, dan de interpretatie door Mengelberg: 'Ja, meine Herren, kein einziges Orchester auf der ganzen Welt wird das schoner spielen. " RichardStrau ss gefotografeerd. 39

Het bestuur eerde de componist met het aanbrengen van zijn naam in de zogenaamde eregalerij: in de cartouches in de Grote Zaal werd de naam van Charles Gounod verwijderd en werd die van Strauss aangebracht. Die waardering moet zijn bewerkstelligd door het ijveren van Mengelberg voor de muziek van Strauss. Zo programmeerde hij op 16 oktober 1899 "Don Quixote", op 26 november 1899 "Till Eulenspiegel", op 25 oktober 1900 "Aus Italien", op 11 april 1901 "Burleske", op 10 april 1902 "Vioolconcert op. 8" en op 29 oktober 1902 "Hymnus op. 33".

DE VRIENDSCHAP VAN STRAUSS EN MENGELBERG

De vriendschap tussen Strauss en Mengelberg werd steeds hechter. Hiervan getuigt ook het boek van Frits Zwart: "Van de vele contacten die Mengelberg onderhield, waren ook die met Richard Strauss van een bijzonder karakter. Mengelberg probeerde hem telkens weer als gastdirigent in Amsterdam te laten optreden. Hij was niet alleen gegrepen door diens muziek, maar ook diep onder de indruk van zijn capaciteiten als dirigent. Enthousiast schreef Strauss aan zijn vader dat Mengelberg .1famos dirigierte'." Voor enkele concerten in oktober 1904 had Mengelberg niet alleen Strauss uitgenodigd, maar ook diens vrouw, de sopraan Pauline de Ahna. 'Da es Ihnen Vergnugen macht, meine Frau auch in Amsterdam zu haben, kommt sie gerne aus Freundschaft fur Sie u. will in allen 3 Concerten singen,' schreef Strauss aan hem. Zij zou orkestliederen en liederen met pianobegeleiding van Strauss zingen. Verder had Mengelberg in de samenstelling van het programma geheel de vrije hand. Het maakte Strauss niet uit wat hij zou dirigeren en hij liet Mengelberg de keuze: kh dirigiere sehr gerne Berlioz: Romeo u. Julia, Learouverture. Von Liszt u. Wagner, was Ihnen beliebt u. was Sie geme von mir horen wollen: Tristan Vorspiel! Natiirlich jede Beethoven (Eraca, 8. Sinfonie) u. Mozart. Kennen Sie des letzteren A- dursinfonie? Auch Jupiter. Kurz was Ihnen belieft Von mir, was Sie fut. richtig halten. Door Strauss zelf werd op 5 oktober 1904 de "Symphonia Domestica" voor de eerste keer in Nederland uitgevoerd. Mengelberg probeerde Strauss ook te engageren voor concerten in januari 1905, in combinatie met concerten in Den Haag. Het kan niet moeilijk geweest zijn om het bestuur van het Concertgebouw over te halen daarmee akkoord te gaan. Kort daarvoor was namelijk op een van de bestuursvergaderingen opgemerkt, dat uit de cijfers van de opbrengsten van de concerten die Strauss en Mahler hadden gedirigeerd bleek, dat van die twee gastoptredens 'Strauss het meest had getrokken'. Dat was uiteindelijk ook van groot belang. De uitnodiging voor concerten met het Concertgebouworkest in Arnhem, Den Haag, Amsterdam en Rotterdam in 1905, waarover Strauss door Mengelberg telegrafisch was gepolst, nam hij met kennelijk genoegen aan. Mengelberg had zich verontschuldigd omdat hij er niet bij zou zijn, wat Strauss helemaal niet nodig vond: 'wie konnen Sie glauben, dass ich Ihnen übel nehme, wenn Sie nach Brussel reisen, ein Concert zu dirigieren'. Waarschijnlijk doelde hij op het concert dat Mengelberg op 2 april 1905 in Brussel zou leiden. Hoe het ook zij, Strauss dirigeerde op 28 en 29 maart in Arnhem en Den Haag. Voor de eerste uitvoering die Mengelberg op 10 maart 1906 in Amsterdam gaf van Strauss' Taillefer op. 52, had deze de zangeres Dina Mahlendorf aanbevolen, 'cie gute Stingerin mit hubschem Sopran, furTaillefer wohl geëignet'. Deze zangeres zong ook mee in "Das klagende Lied" van Mahler, dat onder diens leiding de Nederlandse première beleefde. Mahler had de uitvoering van "Taillefèr" bijgewoond en vond het een 'prachtvolle Auffiihrung', zoals hij kort daarna aan Strauss schreef. Op 7 en 8 juni 1907 leidde hij het Concertgebouworkest bij de uitvoering van zijn "Ei Heldenleben" in Rotterdam. 40

In 1908 was Strauss nogal afhoudend toen Mengelberg hem verzocht zijn invloed aan te wenden voor zijn aanstelling als dirigent in Boston. Strauss schreef hem: "Ich hitte Sie deshalb nicht bOse zu sein, wenn ich diesmal mein Pulver fur Sie bitte nicht unnutz erschiessen mogte." Of Mengelberg daarover boos is geweest is niet bekend, maar het heeft tot 10 februari 1916 geduurd voordat Strauss uitgenodigd werd om weer het Concertgebouworkest te dirigeren. In november van het zelfde jaar werd hij ook uitgenodigd een concert in Den Haag te leiden.

Strauss en Mengelberg deelden niet alleen muziek als gemeenschappelijke interesse, maar hadden beiden een levendige belangstelling voor kunst, kunstnijverheid en antiek. Ook voor de kunst van Mengelbergs vader had Strauss belangstelling, evenals voor de artistieke uitingen van andere leden van de familie Mengelberg. Over aanvullingen van hun verzamelingen wisselden Strauss en Mengelberg regelmatig nieuwtjes uit. Ook in de persoonlijke sfeer bleef de relatie tussen Mengelberg en Strauss goed. In het voorjaar van 1911 schreef Strauss hem om inlichtingen, omdat zijn vrouw naar het Noordzeestrand in Nederland wilde en hij weten wilde of Mengelberg dat kon aanbevelen en of hij een goed hotel wist. Het is typerend dat Strauss erop aandrong dat Mengelberg met zijn beantwoording niet te lang zou wachten, 'hij kende hem ondertussen dus goed genoeg. Mengelberg gaf de brief na een dag of wat ter beantwoording aan Diepenbrock, die er onmiddellijk werk van maakte en, ter verklaring, aan zijn informatie over Zandvoort toevoegde: 'Mengelberg hat neimlich die sich mehr fur einen Arabischen Despoten eignende Unart, Brieft nicht oder viel zu spat zu beantworten!'

Op 18 augustus 1916 stuurde Strauss Mengelberg een telegram waarin hij hem erop wees dat er naast zijn huis te Garmisch een villa te koop stond: 'Schone Villa neben uns preiswert zu verkaufen 50 tausend complett eingerichtet empfèhle sofortige personliche Besichtigung da Kaufer droben zuvorzukommen Gruss Richard Strauss.' Helaas ontbreekt de reactie van Mengelberg. Vermoedelijk is hij niet op het aanbod ingegaan omdat hij enkele jaren daarvoor Chasa Mengelberg in Graubunden in Zwitserland had laten bouwen. De suggestie van Strauss is echter illustratief voor de hartelijke vriendschap tussen hen beiden. Tot zover Frits Zwart.

In 1919 leverde Strauss een bijdrage voor het Jubileumboek voor Mengelberg. In januari 1924 organiseerde Mengelberg in het Concertgebouw een Straussfeest ter ere van Strauss' 60' verjaardag en herhaalde dit in 1934 ter ere van Strauss' 70' verjaardag. De 80' verjaardag van Strauss werd op 11 juni 1944 gevierd o.l.v. Eugen Jochum. De relatie Strauss als componist met het Concertgebouworkest is blijven bestaan. De relatie Strauss als dirigent van het Concertgebouworkest is in 1917 geëindigd. Over de relatie Strauss en Mengelberg zijn na 1920 geen gegevens te vinden. Hopelijk kan Frits Zwart hierover in zijn vervolg biografie over Mengelberg daar iets over zeggen. Wel veel krantenrecensies over de briljante uitvoeringen door Mengelberg van de muziek van Strauss in binnen- en buitenland, vooral wat betreft "Ei Heldenleben", het visitekaartje van Mengelberg.

In het seizoen 1946/1947 programmeerde Bruno Walter bij zijn heroptreden in Amsterdam de "Don Juan" van Richard Strauss. Een maand tevoren had Eduard van Beinum diens "Metamorphosen" voor het eerst in ons land uitgevoerd. Daar gesuggereerd werd dat dit werk 'in memoriam Adolf Hitler' zou zijn gecomponeerd, brak er een hevige polemiek uit, waarvan Walter de naweeën kreeg te bespeuren. N.a.v. een brief die de solofluitist van het Concertgebouworkest, Hubert Barwahser, Bruno Walter doorgaf, reageerde de dirigent als volgt: 41

Amsterdam, 19. 10. 1947. Sehr geëhrter Herr. 1/ir Brief vom 16. Oktober wurde mir nach dem Konzert von dem Fliitisten des Konsertgebouw-Orchesters, Herrn Barwasser, iiberreicht. Sie teilen mir mit, dass Sie vor der Aufruhrung des Don Juan von Richard Strauss den Saai verlassen haben und begrunden es darnit, dass im Konsertgebouw vor 2 Wochen des selben Komponisten "Metamorphosen" in Memoriam zur Hitler gespielt wurde, und dass lhnen wahrend der Musik dieses Faktum erst klar geworden war. lch weiss nicht, wie es moglich ist, dass Ihnen beim Anhoren von Musik die Bedeutung einer Widmung klarwerden kann. Ich personlich habe dieses Stuck studiert, es fik mein Konzert in New York zur Auffiihrung angenommen, weil es ein sehr bedeutendes Werk eines Meisters ist, in dem ich bei grundlichstem Studium nichts anderes gefunden habe als ein musikalisches Meisterwerk, dessen seelischen Inhak eine feierliche und tragische Abschiedsstimmung vom Leben bildet. Die Bezeichnung "in Memoriam", wie aus dem musikalischen Inhalt hervorgeht, gilt seiner eigenen ruhmreichen Vergangenheit ich errate das aus musikalischen Zitaten aus dem "Rosenkavalier" und dem "Heldenleben" - und es schliesst mit einem feierlichen Gruss an Beethoven, von dem er eine der erhabensten Inspirationen, den Trauermarsch aus der Eroica zitiert. Auf welche Weise Sie zu lhrer Ansicht gekommen sind, das Werk gelte Hitler, ist mir vollig unversteindlich. Ich stelle hiermit fest, dass sich in diesem Werk von Strauss nichts befindet, was zu dem Verdacht fuhren kOnnte, es stehe in einer Beziehung zu Hitler. Sie sind, wie Sie schreiben Advokat, und so werden Sie wohl in der Lage sein Behauptungen die Sie aufstellen, zu beweisen. lch bitte Sie hOflichst mir diesen Beweis zur Verfiigung zu stellen. Hochachtungsvoll, Dr. Bruno Walter

In mijn gedachten leeft Strauss voort meer als componist dan als dirigent. En daar gaf hij zelf aanleiding toe door zichzelf met Mahler als dirigent te vergelijken. Volgens Norman Lebrecht zou hij eens gezegd hebben: Als dirigenten waren wij tegengesteld aan elkaar. Terwijl Mahler bij iedere repetitie heen en weer sprong en zijn laatste druppel energie gaf beperkte mijn activiteiten zich tot een minimum, ik stond onbeweeglijk en maakte slechts minieme bewegingen met mijn stokje. Ik transpireer alleen in Beethovens "Negende", de "Eroïca", de "Tristan" en in de eerste akte van de "Walkure". Met al het andere verlies ik mijn zelfbeheersing niet, en geef ik niet te veel van mijzelf

Mr. S.A.M. Bottenheim schrijft in de 'Geschiedenis van het Concergebouw'over Strauss' optreden als dirigent van het Concertgebouworkest in vergelijking met op het optreden van Nikisch: Zonder een vergelijking te willen maken tusschen het talent van beide dirigenten, constateer ik, dat de directie van Nikisch niet vrij te pleiten was van effectbejag; Strauss dirigeert rustiger, minder in het oog vallend. De symphonieën van Beethoven en de Faust Ouverture werden onder zijn leiding op voortreffelijke wijze ten gehoore gebracht. Ook Mozarts serenade, hier nimmer gespeeld, genoot een prachtige vertolking. Het meeste succes hadden echter zijn eigen composities, en vooral den tweeden avond werd hij na de uitvoering daarvan luide toegejuicht. Maar de fanfares bleven ditmaal achterwege, en ook werd Strauss geen afscheidsgroet aan den trein gebracht door het orkest. Waarom niet? vroeg ik mijn zelven af en ik heb geen antwoord op die vraag kunnen vinden; want alleen al als componist verdient Strauss meer dan een van zijne tijdgenoten gehuldigd te worden. Richard Strauss Karikatuur van Strauss enHofmannsthal,knipselvan W.Bithorn Richard Straussinkarikatuur 42

iap uBisapA 'f mto Strauss-karikatuur vanLindloffuit „Die Musik"1912 43

Dr.Paul Cronheim schrijft in MENS & MELODIE in 1964: Wij schrijven anno 1911. Aangekomen als student in Leipzig, waar de fameuze Hugo Riemann te dien tijde muziekgeschiedenis en muziekwetenschap doceerde, werden wij in staat gesteld de Generale Repetitie van de Rosenkavalier in Dresden bij te wonen, een jeugdavontuur dat - hoe begrijpelijk - diepe sporen heeft achtergelaten.1 Tijdens deze repetitie vond onze eerste persoonlijke confrontatie met Strauss plaats. Een confrontatie was het eigenlijk niet. Wij zaten weggedoken en eerbiedig in de donkere zaal en zagen in de schijn van het voetlicht een groep van drie personen op het toneel, debatterend en gesticulerend: de eerste slank lenig en nonchalant, de tweede vermoeid, hautain en aristocratisch, de derde donker en bruisend, één brok hevig bewogen leven: Richard Strauss, Hugo von Hoftnannstahl en Max Reinhardt - de wereldwijde Grandseigneur der muziek aan de vóóravond van zijn grootste triomf; het oude Oostenrijk ("unser sieges Oesterreich') dat in een poëzie van uiterste verfijning zijn nalatenschap schiep, en het élan vital van de joodse verbeeldingskracht waarmee de nieuwe kunst van het toneel, onstuimig en onweerstaanbaar, werd ingeluid - drie gestalten in één groot doel vereend: "die Welt von gestern" Nooit hebben wij dit beeld vergeten en toen wij tien jaar later in het Concertgebouw meer persoonlijk met R. Strauss in contact kwamen, werd deze eerste indruk voorzover het de componist betrof bevestigd en gecompleteerd. Wat destijds een elegante onverschilligheid leek, bleek bij nader contact een koel observerende houding, een afstand nemen tot de dingen, dat de mens en de kunstenaar is blijven kenmerken. Wederom trof ons het olympische voorhoofd met zijn enorme welving en daaronder de merkwaardige ogen, zeer licht en zeer blauw, ietwat wazig en evasief tenzij het gesprek een wending nam, die hem boeide: dan flitsten die ogen scherp en helder. Wat een stuk geschiedenis is aan deze ogen voorbijgetrokken. Zij hebben - de ogen van een knaap - Wagner nog in levenden lijve aanschouwd: tijdens een concert in München, in de sindsdien verwoeste Odeonzaal, liet Strauss' vader - de beroemde hoornist die Wagner haatte - de man zien die toen al een legende was: "Daar heb je hem, de baarlijke duivel" fluisterde hij, en nog vele jaren later was deze jeugdherinnering een geliefkoosd verhaal, dat Strauss graag en op zijn eigen humoristische wijze ten beste gaf Deze ogen - zij zagen een tijdperk verschieten, een nieuwe maatschappij en een nieuwe kunst ontstaan, en na acht en een half decennia zagen zij, de ogen van een grijsaard, nog éénmaal de herfstrozen bloeien, en de mysterieuze klanken van zijn laatste compositie - de Letzten Lieder - zijn er de muzikale projectie van. In het begin van onze samenwerking echter was alles nog toekomst en zijn intelligentie bepaalde precies wat hij bereiken wilde, - niet meer en niet minder.

Toen wij hem, op een schone voorjaarsdag na de repetitie in het Concertgebouw afhaalden om mee naar buiten te rijden - wij waren kort tevoren de trotse bezitter van de kleine 5 pk Citroen geworden - kwam de spanning van de adspirant-chauffeur, gezeten naast een zo indrukwekkende persoonlijkheid, pijnlijk tot uiting in een overmatig pedaalgebruik. "Lieber Freund" - klonk het vriendelijk - "im Auto wie im Leben soli man nie mehr Gas geben als nótig ist." Aan deze eerste autotocht met de grote man moesten wij denken toen R. Strauss ons kort daarna - omstreeks 1925 - de tien gulden regels voorlas die hij voor een jonge dirigent had opgeschreven; één daarvan luidde: "Du sollst beim Dirigieren nicht schwitzen, nur das Publikum soli warm werden," Dit was ook zijn eigen stelregel en het succes dat zijn deel was - R. Strauss telde als dirigent tot de allergrootsten - berustte op een doelbewuste economie, op een geestelijke tucht, gepaard aan het fluïdum dat nu eenmaal van de scheppende kunstenaar uitstraalt, aan het weten van de ambachtsman die in het harde bedrijf van de opera en van het orkestwezen geschoold was. 44

Zoudt ge in die tijd een orkestmusicus uit Dresden of Wenen, uit Berlijn of Amsterdam gevraagd hebben, onder wiens leiding hij het liefst zou spelen: het antwoord in al die steden stond vast. Deze voorkeur gold waarlijk niet alleen het feit dat R. Strauss slechts korte repetities hield. Een orkest weet precies wat zijn dirigent waard is en het wil niets liever dan de spanning ondergaan, die een waarlijk leider weet op te roepen. Welnu, het geheim van R. Strauss was dat die spanning niet bereikt werd door een theatraal opzwepend gebaar - zijn bewegingen bleven sober maar door een oogopslag die het orkest ontvonkte.

Wie zal ooit de kostelijke avonden vergeten toen R. Strauss aan het hoofd stond van het Amsterdams orkest, hetzij als vertolker van eigen werk hetzij als reproducent van Mozart, Beethoven of Wagner? Wie zal niet met heimwee verlangen naar die zwevende, immateriële musiceertrant; maar wie realiseert zich nog hoe weinig er feitelijk aan voorafging? Op 21 januari 1924 schreef R. Strauss aan Mengelberg: Tui' heute will ich nur danken - fur 1hr herrliches Orchester, das Don Quixote mit einer Viertelstundchen und Alpensinfonie ohne jegliche Proben phanomenal und seines Meisters wurdig gespielt hat ' In deze trant interpreteerde hij ook de "Tristan" en wie getuige waren van de voorstellingen, die de Wagnervereniging in 1926 onder leiding van R. Strauss en met medewerking van het Concertgebouworkest gaf hebben ervaren dat de muziek van Wagner ook een andere benadering verdraagt dan de geijkte Duitse opvatting voorschrijft. Enkele jaren later hebben wij deze ervaring in Bayreuth zelf opgedaan. R. Strauss dirigeerde toen de Parsifal, en de loodzware ernst, die voor dit werk sancrosanct was, werd getransformeerd in een luciditeit die R. Strauss zelf verbaasde. Het gesprek dat wij na afloop in "Wahnfried" hadden, werd een college over de kunst der interpretatie dat iedere hoogleraar in de muziekgeschiedenis gesierd zou hebben.

Daarna heeft Strauss in het Amsterdamse Concertgebouw en de Stadsschouwburg gedirigeerd ter viering van zijn 70e verjaardag. De Wagnervereniging had voor november 1934 "Arabella" op het programma geplaatst, een opera die R. Strauss na aan het hart lag en die hij minutieus met het orkest voorbereidde. Hij schrijft op 21 november 1924 een bedankbrief aan Mengelberg:

Lieber Freund! Fur heute will ich nur danken: fur alles, was Sie in dreiszig Jahren unermildlicher Arbeit fut. mich und meine Werke geleistet haben, fur das wohlgelungene Straussfest, fur Ihr herrliches Orchester, das Don Quixote Viertelstundchen u. Alpensinfonie (ohne jegliche Proben) phanomenal und seines Meisters wurdig gespielt hat, fur Ihr liebes Telegram, Ihre Grusze und gutige Gesinnung (die) ich warmstens erwidere, jür Ihre u. der lieben Tiny freundliche Gluckwunschdepesche an meinen Sohn, der morgen als glucklicher Gatte bereits in Alexandria landet. Ich bin hier liebevoll wie immer aufgenommen und bedaure nur, dasz ich Ihnen nicht mehr persOnlich die Hand drucken konnte. Ich sende lhnen nun auf diesem Wege meine besten Wiinsche für Ihre Gesundheit und fur gutes Gelingen Ihrer Arbeit und groszten Erfolg in Amerika. Hoffe Sie einmal wieder in Wien oder Garmisch zu sehen u. bin mit herzlichsten Gruszen auch fur Ihre liebe Frau stets Ihr dankbar u. treu ergebener Richard Strauss.

RICHARD STRAUSS ALS DIRIGENT.

Johan Krediet. RichardStrau ss gefotografeerd. 46

STRAUSS CHRONOLOGISCH.

1864 Geboren te München. 1885-1886 Assistent-dirigent van Hans von Btilow te Meiningen. 1886-1889 Dirigent hofopera te Mtinchen. 1889-1894 Dirigent hofopera te Weimar. 1897 Gastdirigent te Amsterdam. 1898 Gastdirigent te Amsterdam. 1898-1918 Dirigent hofopera te Berlijn. 1919-1924 Dirigent hofopera te Wenen. 1902 Gastdirigent te Krefeld. 1903 Gastdirigent te Amsterdam, 1903 Gastdirigent Londen. 1904 Gastdirigent te Amsterdam. 1907 Gasttdirigent te Rotterdam. 1916 Gastdirigent te Amsterdam. 1917 Gastdirigent te Amsterdam. 1917 Gastdirigent te Den Haag. 1949 Gestorven in Garmisch-Partenkirchen.