OSO. Tijdschrift Voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde En Geschiedenis
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, [Nijmegen] 1998 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001199801_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. [Nummer 1] Afbeeldingen omslag De afbeelding op de voorzijde van de omslag is gemaakt door Marrie Bot. Zij fotografeerde een slametan-offerdienst (islamitisch-Javaans uitvaartritueel): het uitdelen van een gezegende maaltijd aan het slot van een rouwbijeenkomst in het huis van de overledene. De afbeelding op de achterzijde stelt een maluana voor. Dit is een ronde houten schijf van bijna een meter middellijn, die door de Wayana-Indianen wordt gebruikt om in ronde huizen de nok van binnen af te sluiten. Op deze maluana, waarvan het origineel in het Academiegebouw te Leiden te zien is, zijn aan weerszijden van het middelpunt figuren afgebeeld die een zogenaamde kuluwayak voorstellen, een dier (geest) met twee koppen en kuifveren. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17 5 Wim Hoogbergen Rituelen voor de doden Europees-Afrikaanse wortels Sinds een jaar of tien bestaat in onze westerse samenleving een groeiende belangstelling zowel bij het ‘grote publiek’ als bij wetenschappers naar vraagstukken die samenhangen met dood, rouwverwerking en rituelen rond de dood. Sinds 1996 is zelfs een tijdschrift op de markt (Mortality, ‘promoting the interdisciplinary study of death and dying’). In kleinere kring wordt het debat rondom opvattingen over sterven echter al veel langer gevoerd. En in de niet-westerse wereld is vaak geen debat nodig, daar zijn de rituelen rondom de dood altijd belangrijk gebleven. In dit artikel zal ik allereerst ingaan op de veranderde visie met betrekking tot de dood en een mogelijk leven erna in de westerse samenleving. Daarna zal ik mijn aandacht meer richten op Suriname, met name op de creoolse bevolkingsgroep die met betrekking tot concepten en rituelen rondom de dood voornamelijk beïnvloed is door ideeën daaromtrent uit de christelijke en Afrikaanse traditie. Elisabeth Kübler-Ross komt de eer toe de discussie in de jaren zeventig te hebben aangezwengeld in haar provocerende boek On Death and Dying (1970). Doodgaan in de westerse wereld, schrijft zij, is een vervreemde situatie geworden. Stierven mensen in het verleden te midden van hun verwanten, tegenwoordig is sterven een medisch bedrijf geworden. Mensen waarvan verwacht wordt dat zij dood gaan, worden uit hun omgeving weggehaald om in een klinische omgeving de laatste adem uit te blazen. Na de dood keert het lichaam niet terug naar het huis van de overledene, maar wordt - tot de begrafenis of crematie - opgebaard in een mortuarium, waar bezoekers op spreekuur mogen langskomen om afscheid te nemen. De rol van buren bij de rouwrituelen is verdwenen en die van verwanten teruggebracht tot het kiezen uit teksten voor rouwadvertenties en het aanleveren van adressen voor rouwenveloppen. Philippe Ariès (1974, 1981, 1985) deelt Kübler-Ross' opvattingen over de toenemende medicalisering van de dood in de westerse wereld. Toch gaat hij op dit vraagstuk in zijn werken nauwelijks in. Deze Franse historicus is vooral geïnteresseerd in de historische ontwikkeling van het denken over de dood en het leven daarna. Volgens Ariès was de dood in het eerste millenium van het christendom een publiek gebeuren, gecontroleerd door de stervenden die er weliswaar tegenop zagen om te sterven, maar de dood zonder al te grote angst accepteerden. In de late middeleeuwen veranderde dit. De late middeleeuwer was bang voor de dood, omdat een geloof in een leven ná de dood ontstond, gekoppeld aan een visie van een God die na de dood de mens zou beoordelen. Slechts een smalle kronkelende weg leidde naar de Hemel. Zij die wat al te gemakkelijk over het leven hier op het onderaardse hadden gedacht, zouden eeuwig (en dat is verschrikkelijk lang) moeten branden in de hel. Pas vanaf de negentiende eeuw, en nog lang niet in brede kring, boette het geloof aan een mogelijke eeuwige verdoemis aan betekenis in. Langzaam verschoof de betekenis van de rituelen rond de dood naar het afscheid nemen van verwanten. Voor zover men nog in een hiernamaals geloofde, werd dat algemeen gezien als een hereniging met verwanten in de nabijheid van God. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17 6 Psychologen en antropologen Opvallend in de literatuur over het sterven en de dood is de kloof die is ontstaan tussen wetenschappers die over de dood in de eigen samenleving schrijven (met name psychologen) en antropologen. Bij psychologen bestaat met name interesse voor de therapeutische waarde die rituelen hebben voor de nabestaanden. Zij constateren dat mensen in het westen een probleem hebben met de dood. Een sterfgeval brengt hen in een crisis. De rituelen die onze samenleving vroeger had, zouden middelen zijn om deze kritieke toestand te boven te komen. Het werk van Kübler-Ross is dan ook in de eerste plaats een pleidooi voor een herstel van deze rituelen. Deze rouwrituelen moeten de nabestaanden helpen het afscheid te verwerken, waardoor zij moed en vertrouwen vinden om verder te gaan. Antropologen die traditioneel als studieveld niet-westerse samenlevingen hebben, zien de rituelen bij overlijden in de eerste plaats als doodsrituelen. Edward Tylor (1871-1958), een van de grondleggers van de wetenschappelijke antropologie, heeft het ontstaan van religie verklaard door erop te wijzen dat mensen in alle tijden verklaringen moesten hebben voor de verschijnselen dood, dromen en trance. Vrijwel universeel is volgens hem de notie dat elk mens behalve zijn zichtbare en sterfelijke lichaam, een onzichtbare wederhelft, een dubbel, moest hebben, die 's nachts het lichaam kon verlaten, die anderen in bezit kon nemen en voortleefde als het lichaam stierf. Een ziel zeggen we in Nederland, de kra bij de creolen. Binnen het christendom is die ziel onsterfelijk, vindt na de dood van het lichaam een oordeel plaats, waarna die ziel naar de hemel mag, of eeuwig zal branden in de hel, met voor katholieken nog de gelukkige tussenoptie van een hopelijk niet al te lang verblijf in het vagevuur. In lang niet alle culturen is de ziel onsterfelijk, of is sprake van een individuele ziel. De ziel kan ook reïncarneren in pas geborenen. Het is van belang om bij overlijdensrituelen in de gaten te houden, welke visie met betrekking tot een ziel prevaleert in een bepaalde cultuur en wat de opvattingen zijn over een leven na de dood. Immers de rituelen zijn ervoor om te zorgen dat lichaam en ziel aankomen op de plek waar zij behoren te arriveren. Het zijn rituelen voor de doden die een soepele overgang naar het hiernamaals mogelijk maken. Kan de overledene de achtergebleven levenden kwaad berokkenen? Als geloofd wordt dat zoiets mogelijk is, dan is het uiterst belangrijk de rituelen zorgvuldig en nauwgezet uit te voeren. In haar artikel in dit themanummer wijst Varina Tjon-A-Ten op het belang van het rituele afscheid nemen van de overleden partner bij creoolse begrafenissen. Nadat haar overleden man bewassen is, moet de vrouw driemaal over de overleden partner heenstappen. Daarna gaat zij aan het voeteneind van de kist staan en voert een gesprek met haar echtgenoot. Een blauwe stoffen band of doek die de lichaamsgeur van de vrouw heeft, wordt vervolgens bij de overleden partner in de kist gelegd. Is de vrouw overleden, dan moet de partner de oksels en schaamdelen met een zakdoek afvegen en volgt een zelfde ritueel van over de overledene heenstappen en hem toespreken. Wanneer een kind geen afscheid kan nemen van zijn ouder, leggen familieleden een lintje ter lengte van het kind in de kist, waarbij de overleden ouder wordt verzocht het kind niet lastig te vallen. In de antropologische visie zijn de rituelen bij de dood er traditioneel voor de overledene. Die moet aanvaarden dat zijn leven afgelopen is en zonder problemen vertrekken. In heel veel culturen is men van mening dat de overledene de eerste uren, OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17 dagen, misschien wel weken en maanden nog in de buurt is. Maar hij dient wel te vertrekken en mag niet in de buurt blijven om te gaan spoken en de nabestaanden kwaad te berokkenen. De overledene moet ont-hechten. Daarom draaien de nabestaanden de spiegels om en zetten zij de klok stil. In Friesland OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17 7 was het tot aan het begin van deze eeuw de gewoonte met een overledene drie keer om de kerk heen te lopen om de duivel op een dwaalspoor te brengen. Bij heel veel volkeren worden de stoffelijke resten van de overledenen van tijd tot tijd uit de graven gehaald en door de dorpen gevoerd. Om de overledenen gerust te stellen dat alles nog goed gaal. Kortom, we moeten eigenlijk wel goed weten wat er na de dood gebeurt, willen we overlijdensrituelen kunnen duiden. Natuurlijk zijn rituelen belangrijk om de overlevenden te troosten, maar in de meeste culturen zijn zij in de eerste plaats belangrijk om de gestorvenen te begeleiden naar hun leven in een hiernamaals. Een dodenritueel is bovenal een rite de passage, een overgangsritueel van het hier naar het hiernamaals. De verdwijning van het dodenritueel in Nederland Als het overlijdensritueel er in de eerste plaats is voor de doden, dan is het niet verbazingwekkend dat het sterk onder druk komt te staan als het geloof in een hiernamaals verdwijnt, of als de visie over de menselijke inbreng binnen het ritueel onder druk komt te staan. Laat me met name het laatste uitleggen. Het begeleiden van een overledene naar het hiernamaals is in de eerste plaats een zaak van de familieleden. Het is dus eerder een familiezaak dan een religieus fenomeen.