PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815 M. Buisman J.Fzn. bron M. Buisman J.Fzn., Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815. Romans, novellen, verhalen, levensbeschrijvingen, arcadia's, sprookjes. B.M. Israël, Amsterdam z.j. [1960]. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/buis006popu01_01/colofon.htm © 2003 dbnl / erven M. Buisman J.Fzn. 5 Voorrede ‘Heeft men in de laatste jaren moeite noch kosten gespaard om al wat het huiselijk leven onzer vaderen illustreert, hun huisraad, hun vaatwerk, hun kleeding, in musea bijeen te brengen, van minstens even groot belang mag het heeten kennis te maken met datgene waarmee zij hun hoofd en hart stoffeerden, al beantwoordt dit ook in mindere mate dan hun huisraad aan de eischen der schoonheidsleer’. Deze woorden schreef F. Adama van Scheltema, schoonzoon en opvolger van Frederik Muller, ter inleiding van een in 1893 verschenen catalogus van ‘Populaire prozaschrijvers der XVIIe en XVIIIe eeuw’. Dit was de eerste, uiterst verdienstelijke poging om de aandacht te vragen voor een ‘vergeten hoofdstuk’ van onze nationale letterkunde. Wie de litteratuur van een volk bestudeert, zal in de eerste plaats de beste auteurs willen leren kennen en zich vervolgens misschien ook met de mindere goden bezig gaan houden. Maar verder zal de litteratuurminnaar niet licht komen. Iedere letterkunde heeft nu eenmaal haar ‘officiële’ grenzen, die door de gepatenteerde critici streng bewaakt worden. Nu en dan moge er eens een miskend genie ontdekt worden of een onbekend auteur die invloed uitgeoefend heeft op een onsterfelijke - wie eenmaal buiten de tempel staat, zal niet gemakkelijk toegelaten worden. En tòch: deze ‘populaire prozaschrijvers’ (om de term aan te houden; men zou ook van onder-litteratuur of a-litteratuur kunnen spreken) - zij mogen dan niet in tel zijn, hun werk moge onder de litteraire maat blijven en veelal een andere oorsprong hebben dan poëtische scheppingsdrift, uit litterair-historisch en -sociologisch oogpunt zijn zij allerminst onbelangrijk. Is de officiële litteratuur bestemd voor de ‘happy few’, voor de ‘highbrows’, de populaire auteurs schrijven voor de massa, die, naar Schopenhauer's woord, altijd één persoon meer telt dan men denkt! Tenslotte is de letterkunde minder sterk afgegrendeld dan de critici ons willen doen geloven. Hoeveel impulsen heeft de ‘hogere’ litteratuur niet ontvangen uit de ‘lagere’, al was het alleen maar door jeugdherinneringen, hoe vaak is de dichter niet geïnspireerd door een populair motief? Men zou de stelling kunnen verdedigen, dat de klare stroom van de letterkunde oorspronkelijk voortkomt uit de soms troebele onderstroming van vulgair ‘leestuig’. Is de kennis van wat de menigte las en leest niet onmisbaar voor de kennis der cultuurgeschiedenis? Juist de populaire litteratuur vormt een spiegelbeeld misschien niet van de realiteit, maar wèl - wat nog belangrijker is - van de wensen en dromen van het volk. Maar hoe deze onder-litteratuur te leren kennen, waar zijn deze boeken M. Buisman J.Fzn., Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815 6 en boekjes te vinden? Hachelijke taak, want in de loop der tijden was de houding jegens hen van de officiële boekenbewaarders, de bibliothecarissen, niet anders dan die van de geschiedschrijvers der letterkunde. Wat men niet acht, pleegt men te negeren. Zodoende is het eeuwenlang traditie geweest dit genus boeken niet in de bibliotheken op te nemen met het treurige gevolg, dat er van de populaire geschriften uit de eerste eeuw van de boekdrukkunst vrijwel niets bewaard is. Maar gelukkig zijn er bibliofielen, eigenzinnige lieden, die tegen de draad ingaan. Begaafd met een fijne neus voor wat ‘raar en curieus’ is, willen zij juist verzamelen waar anderen op neerzien. Zulk een verzamelaar was bv. in de XVI eeuw de zoon van Columbus, Fernando Colombo, die overal waar hij op zijn reizen kwam, met ware hartstocht ‘kleingoed’ kocht, populaire boekjes en pamfletten, die hij bij duizenden bijeenbracht in de eens zo vermaarde ‘Colombina’ in Sevilla. Aan dergelijke verzamelaars is het te danken, dat er op dit gebied nog 't een en ander bewaard gebleven is. In Nederland waren er in de XIXe eeuw enkele bibliofielen, zoals Alberdingk Thijm en Isaac Meulman, die oog hadden voor het belang van de ‘populaire prozaschrijvers’. Natuurlijk begreep Frederik Muller, de man die men de redder van het Nederlandse oude boek mag noemen, dat hier een belangrijk verzamelobject lag en gedurende een halve eeuw verzamelden hij en zijn opvolgers alles wat hen op dit gebied in handen kwam. Het resultaat van dit pionierswerk was de bovengenoemde catalogus van bijna 1100 nummers. Dit voorbeeld vond navolging. In 1907 gaf de bekende Amsterdamse antiquaar R.W.P. de Vries een dergelijke catalogus uit. De belangstelling der liefhebbers was nu gewekt. Een groot gedeelte van de door Muller en de Vries aangeboden collecties vonden hun weg naar de bibliotheek van de Amsterdamse bibliofiel F.G. Waller, wiens verzameling beschreven werd door Mej. Emma Dronckers in een uitvoerige, zorgvuldig geredigeerde catalogus. Na het overlijden van de Heer Waller in 1934, werd zijn boekerij aangekocht door de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, waar zij een blijvend thuis gevonden heeft. Maar ook andere liefhebbers wierpen zich op dit genre. Met ere moet genoemd worden de Rotterdamse bibliofiel J.F.M. Scheepers, die met onvermoeide speurzin een rijke collectie op dit gebied bijeenbracht. Tijdens de bezetting bezweek deze begaafde verzamelaar in een Duits concentratiekamp en in de jaren 1947 en 1949 werden zijn boeken geveild en wijd en zijd verspreid. Gelukkig houden de keurige, door wijlen G.W. Schultz met zoveel liefde en kennis bewerkte catalogi de heugenis aan deze unieke boekerij levendig. Sinds jaar en dag was de verzamelaar M. Buisman J.Fzn. te Ede een vriendschappelijk mededinger van de Heer Scheepers. Niet alleen wat hij voor zijn eigen rijke collectie verwierf, beschreef hij nauwkeurig, maar van alle boeken op zijn gebied, die hem in bibliotheek of boekhandel onder ogen kwamen, hield hij aantekening. Wat is dit gebied? Vergeleken met het door Frederik Muller bestreken terrein heeft de Heer Buisman voor M. Buisman J.Fzn., Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815 7 zijn verzameling een enger kader gekozen. Terwijl Muller ook de populaire werken over theologie en moraal, over geschiedenis en aardrijkskunde verzamelde, beperkt de Heer Buisman zich tot de populaire belletrie van de XVIIe en XVIIIe eeuw, de romans, novellen, verhalen, sprookjes enz., waarbij hij ook veelgelezen werken opneemt van schrijvers, die tot de ‘hogere’ litteratuur behoren. Twee genres, die volgens hem een afzonderlijke behandeling verdienen, zijn uitgesloten: de volksboeken (hierover bezitten wij thans het werk van Dr. Debaene) en de Amadis-romans. Bijzondere aandacht daarentegen besteedt hij aan de ‘roman noir’, waarvan ook de XIXe-eeuwse specimina beschreven worden. 't Was de begaafde antiquaar S. Israel - ook hij zou een slachtoffer van het bruut geweld worden - die de Heer Buisman overreedde om zijn titelbeschrijvingen, waaronder vele die nergens elders te vinden waren, tot een boek te verenigen. Dit geschiedde, het boek werd in 1939 gezet, doch kon gedurende de oorlog niet uitgegeven worden. Bij de strijd om Arnhem ging het zetsel geheel verloren. Met benijdenswaardige energie is de Heer Buisman na de bevrijding opnieuw aan het werk gegaan. Zijn aantekeningen heeft hij wederom verzameld en aangevuld. Daarbij deden zich verschillende moeilijkheden voor: deze beschrijvingen waren oorspronkelijk niet bestemd om gedrukt te worden; in de loop van 35 jaren verzamelen waren allerlei oneffenheden in de beschrijvingen ingeslopen en, tenslotte, een aantal werken, die de verzamelaar op veilingen en bij particulieren gezien had, bleken niet meer te achterhalen. Teneinde de gegevens zo betrouwbaar mogelijk te maken, heeft de Heer F.J. Dubiez zich belast met de moeizame taak om na te gaan welke van de vermelde boeken in een der openbare Nederlandse bibliotheken aanwezig zijn, en vervolgens deze exemplaren vergeleken met de beschrijvingen van de Heer Buisman. Uitdrukkelijk moge er de aandacht op gevestigd worden, dat dit boek niet de pretentie heeft een bibliografie te zijn. Het beoogt niet een volledige opgave te bieden van alle boeken die op dit gebied verschenen zijn. Evenmin maakt het er aanspraak op, dat alle geboden beschrijvingen bibliografisch volmaakt zijn. Oneffenheden waren, zoals gezegd, niet te vermijden en ondanks alle zorg zijn er stellig fouten gemaakt. In weerwil van de bezwaren, die men tegen dit werk zal kunnen aanvoeren, en van de onvolmaaktheden, die het ongetwijfeld aankleven, heb ik gemeend de uitgave van dit boek zo krachtig mogelijk te ondersteunen, niet alleen uit sympathie voor de verdienstelijke verzamelaar Buisman en zijn onvermoeibare medewerker Dubiez, maar vooral, omdat dit boek, naar mijn overtuiging, een waardevolle bijdrage biedt voor de kennis van een vergeten hoofdstuk van onze litteratuurgeschiedenis en een verborgen hoek van onze nationale boekenschat aan het licht brengt. H. De la Fontaine Verwey. M. Buisman J.Fzn., Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815 8 Inleiding Nu eindelijk deze ‘Naamlijst’ de wereld in gaat, zij het de bewerker vergund, een enkel woord vooraf te geven. Reeds in 1939 persklaar, werd met afdrukken begonnen. De oorlog bracht stagnatie, en in 1944 gingen bij het bombardement van Arnhem copie en reeds afgedrukte vellen verloren. Zo moest het gehele werk opnieuw naar de, gelukkig nog in zijn bezit zijnde aantekeningen en gegevens gereed gemaakt worden. En nu iets over het werk zelf. De jaartallen 1600 en 1815 heeft de bewerker niet willekeurig gekozen. Het eerste sluit niet slechts de zestiende eeuw, een overgangsperiode, af, doch is tevens het begin van onze feitelijke onafhankelijkheid. (Slag bij Nieuwpoort.) Het tweede, waarmee het Koninkrijk der Nederlanden zijn aanvang neemt, beëindigt niet alleen een tijdperk van overgang, maar is ook het begin van een nieuwe tijd, die scherp van de oude gescheiden is. (De oude ‘volksboeken’ werden voor het laatst ongeveer 1819 herdrukt.) Voor de rover- en verschrikkingsromans heeft de bewerker een uitzondering gemaakt, en deze nog een aantal jaren na 1815 opgenomen.