Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd 1 juli 2020 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Ligging, begrenzing en juridische status 7 1.3 Opbouw onderbouwing 8

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving 9 2.1 Huidige situatie 9 2.2 Nieuwe situatie 9

Hoofdstuk 3 Beleidskader 11 3.1 Rijksbeleid 11 3.2 Provinciaal beleid 11 3.3 Gemeentelijk beleid 14

Hoofdstuk 4 Milieu en overige randvoorwaarden 15 4.1 Bodem 15 4.2 Geluid 15 4.3 Luchtkwaliteit 15 4.4 Externe veiligheid 17 4.5 Waterhuishouding 17 4.6 Archeologie en cultuurhistorie 17 4.7 Milieuzonering 19 4.8 Ecologie 20 4.9 M.e.r.-beoordeling 22

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving 23

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid 25

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 27 Bijlagen toelichting 29

Bijlage 1 Ontwerp Verklaring van geen bedenkingen GS 31

Bijlage 2 Advies Libau sloop en landschappelijke inpassing 39

Bijlage 3 Watertoets 53

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek 59

Bijlage 5 Beoordeling Libau archeologie 85

Bijlage 6 Quickscan natuurwaardenonderzoek 91

Bijlage 7 Vooroverlegreacties 123

3 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

4 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Toelichting

5 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

6 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding 2

Aan de Kloosterweg 4 te Krewerd is een agrarisch bedrijf gevestigd. Het is een gemengd bedrijf met akkerbouw en vleeskuikens. Omdat sprake is van aardbevingsschade aan de schuur die wordt gebruikt voor de akkerbouwtak, wil de eigenaar (tevens initiatiefnemer) de schuur slopen en vervangen, waarbij de nieuwe schuur wordt vergroot met 175 m . De nieuwe bebouwing komt gedeeltelijk buiten het bouwvlak te staan, wat strijdig is met het bestemmingsplan. Dit initiatief is daarom binnen het huidige planologische regime niet mogelijk. Initiatiefnemer wil daarom zijn voornemen mogelijk maken via een buitenplanse omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.12 lid 1, sub a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Onderstaande ruimtelijke onderbouwing is opgesteld voor de ruimtelijke afweging van deze vergunning.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status

Het projectgebied bevindt zich aan de Kloosterweg 4 te Krewerd. Dit is in het buitengebied, ten westen van Krewerd. Het bedrijf ligt in een agrarisch landschap. In de buurt bevinden zich meerdere agrarische bedrijven. Hieronder is een weergave van de ligging van het projectgebied opgenomen.

Afbeelding 1.1: Ligging projectgebied (bron: Google Maps)

Het vigerende bestemmingsplan is 'Buitengebied-Noord' (vastgesteld op 19 december 2013). Het projectgebied heeft de bestemming 'Agrarisch - Wierdenlandschap 1' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'. Voorts zijn er twee bouwvlakken en heeft het projectgebied een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel gemengd agrarisch bedrijf' (akkerbouw en pluimvee). Hieronder is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen, waarbij de begrenzing van het totale bouwperceel is aangeduid met de rode lijn.

7 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Afbeelding 1.2: Uitsnede verbeelding (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Opbouw onderbouwing

De planbeschrijving gaat allereerst in hoofdstuk 2 in op de huidige en de nieuwe situatie. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod, waarbij het provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid wordt beschreven. Daarna komen de omgevingsaspecten in hoofdstuk 4 aan de orde. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de juridische vormgeving beschreven. Tot slot komen in hoofdstuk 6 en 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

8 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is één van de schuren van het gemengd agrarisch bedrijf aan de Kloosterweg 4 te Krewerd beschadigd als gevolg van aardbevingen. De te vervangen schuur is op onderstaande afbeelding aangeduid.

Afbeelding 2.1: Luchtfoto locatie te vervangen schuur (bron: Google Maps)

2 2.2 Nieuwe situatie

Vanwege aardbevingsschade aan de schuur (er heeft een bouwkundige opname plaatsgevonden waar dit is vastgesteld) van het agrarisch bedrijf, wil initiatiefnemer de schuur slopen en vervangen. Hierbij wordt de nieuwe schuur vergroot met 175 m . De te vergroten schuur wordt gebruikt voor de akkerbouwtak, hierdoor is er geen sprake van de vergroting van het stalvloeroppervlakte. De nieuwe bebouwing komt gedeeltelijk buiten het bouwvlak te staan, wat in strijd is met artikel 4.2.1 onder c van de vigerende bestemmingsplanregels. Op onderstaande twee afbeeldingen wordt het wenselijke eindbeeld weergegeven. Op de eerste afbeelding is grijs gemarkeerd hoe de nieuwe bebouwing gelegen zal zijn. Te zien is dat de nieuwe bebouwing gedeeltelijk buiten het bouwvlak komt te staan.

9 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Afbeelding 2.2: Ligging nieuwe bebouwing (bron: initiatiefnemer)

Afbeelding 2.3: Weergave nieuwe bebouwing (bron: initiatiefnemer)

10 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits-Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

De SVIR schetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke beleid en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Voor de periode tot 2028 zijn in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd: De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat. Het verbeteren van bereikbaarheid. Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten hebben in het nieuwe ruimtelijke beleid en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden, bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn namelijk beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van onderhavige onderbouwing past in die lijn. Gezien de relatief kleinschalige aard en omvang van de ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat het rijksbeleid zelf niet direct relevant is voor het plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De provincie heeft op 1 juni 2016 de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Die Omgevingsverordening is op 1 juni 2016 door Provinciale Staten vastgesteld en is inmiddels ook al enkele malen geactualiseerd. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.

Het projectgebied ligt in het Wierdenland en Waddengebied. Het provinciale beleid binnen dit gebied richt zich met name op het niet-stedelijke gebied waar rekening gehouden moet worden met karakteristieken als open kweldervlaktes, dorpsstructuur en opstrekkende verkaveling. Daarnaast valt het projectgebied in de gebieden waar de volgende opgaven gelden: Buitengebied, Energyport, Gaswinning, Groei en krimp, Schaalvergroting landbouw, Intensieve veehouderij en Waddengebied. Voor deze opgaven geldt dat verschillende belangen bij elkaar komen en deze zorgvuldig tegen elkaar afgewogen moeten worden. Het plan heeft geen link met de opgaven Energyport, Buitengebied, Groei en Krimp en Waddengebied. Ook heeft het plan geen link met de opgave Schaalvergroting landbouw, nu het bestaande bouwperceel (van

11 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

2 ha) niet wordt vergroot. De kaart Intensieve veehouderij is ook niet van toepassing, aangezien de te vergroten schuur gebruikt wordt voor de akkerbouwtak. Het plan heeft wel een link met de opgave Gaswinning. De opgave Gaswinning heeft met name betrekking op aardbevingen waardoor schade aan huizen en andere panden ontstaat. Dit heeft invloed op de vitaliteit, culturele identiteit, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het gebied.

Wierden De provincie Groningen heeft in de Omgevingsverordening haar beleid uitgewerkt in voorschriften. Wat betreft het wierdenlandschap is in artikel 2.53.1 van de POV opgenomen dat het reliëf dient te worden beschermd. Zoals uit paragraaf 4.6.1 blijkt, zal het reliëf niet worden aangetast, omdat het om vervangende bebouwing gaat en de uitbreiding een geringe omvang heeft. Tevens is er sprake van een 'zones rondom wierden' (artikel 2.53.2). Een plan dat betrekking heeft op de zones rond wierden bevat regels gericht op bescherming van de landschappelijke openheid. Waarbij sprake is van een verbod op nieuwe houtteelt en op de aanleg van bos en boomgaarden. Libau heeft geadviseerd over de landschappelijke aanvaardbaarheid van de geringe overschrijding van het agrarische bouwvlak . Ten aanzien van de landschappelijke inpasbaarheid van de voorgenomen sloop- en vervangende nieuwbouw is gekomen tot de volgende conclusie. Overwegende dat: 1. de toename van het schuuroppervlak door de herbouw zeer beperkt is; 2. de vergroting aan de ondergeschikte, niet vanuit de openbare ruimte zichtbare zijde, van het erf ligt; 3. de invloed op de te beschermen openheid van de wierde daardoor minimaal is; 4. er een aanzet voor een zorgvuldig herbouwplan ligt dat recht doet aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en; 5. er geen waardevolle erfbeplanting verloren gaat; wordt geconcludeert dat de kernwaarde van het landschap met het voorgenomen plan niet onder druk wordt gezet en het herbouwplan daarmee landschappelijk aanvaardbaar is. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat het te verruimen bouwvlak, net als in de huidige situatie de contour van de herbouw gaat volgen. Het gehele advies is opgenomen in Bijlage 2 Advies Libau sloop en landschappelijke inpassing. Tevens wordt opgemerkt dat door voorliggende ontwikkeling niet wordt voorzien in nieuwe houtteelt en/of de aanleg van bos en boomgaarden.

Karakteristieke bebouwing Daarnaast volgt uit artikel 2.9.1 POV dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied, regels stelt ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen. Zoals uit paragraaf 4.6.2 blijkt, heeft de bebouwing een cultuurhistorische waarde. In het bestemmingsplan 'Buitengebied-Noord' zijn echter geen regels opgenomen. Artikel 2.9.2 POV stelt hierover dat tot het tijdstip dat het bestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met artikel 2.9.1 of bij het ontbreken van een bestemmingsplan, het verboden is om het gebouw dat gelegen is binnen het aardbevingsgebied geheel of gedeeltelijk te slopen.

In artikel 2.9.2, derde lid, van de omgevingsverordening is bepaald dat - in afwijking van het in het eerste lid van dit artikel opgenomen sloopverbod - voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een karakteristiek gebouw een omgevingsvergunning kan worden verleend als deugdelijk wordt onderbouwd dat vergunningverlening in overeenstemming is met de in voorbereiding zijnde bestemmingsplanregels als bedoeld in artikel 2.9.1 van de verordening. De gemeente werkt aan een Facetbestemmingsplan Cultuurhistorie, Hierin wordt een sloopvergunningstelsel voor karakteristieke bebouwing opgenomen. Binnen dit sloopvergunningstelsel wordt de mogelijkheid opgenomen om een sloopvergunning voor een karakteristiek pand te verlenen. Een vergunning kan daarbij worden verleend als: a. sprake is van een algemeen belang waarvoor (delen van) het gebouw moet wijken; of b. wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van een goede fysieke leefomgeving, passende bestemmingd objectief gezien niet mogelijke is en het belang van de vergunningsaanvrager bij sloop van het gebouw in

12 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient daartoe een rapport van een onafhankelijke deskundige te overleggen, dat ingaat op: 1. de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het gebouw; 2. de mate waarin het gebouw geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit het oogpunt van een goede fysieke leefomgeving, passende bestemming; of c. de karakteristieken van het gebouw niet langer aanwezig zijn en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kunnen worden hersteld; of d. het delen van een gebouw betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt; of e. het delen van een gebouw betreft die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen.

Burgemeester en wethouders stellen zich op het standpunt dat de voorgenomen sloop van het karakteristieke schuurgedeelte op grond van het toekomstige sloopvergunningstelsel kan worden toegestaan. Daarbij wordt verwezen naar het Advies Libau sloop en landschappelijke inpassing waarin de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het schuurgedeelte is beschreven. De schuur kent naast bevingsschade ook schade veroorzaakt door krachten vanuit de kap van met name het tussenlid. die onvoldoende worden opgevangen. Diverse gevels vertonen scheurvorming en worden naar buiten gedrukt door de kap. Een aantal vierkantpalen zijn door de wijziging aan de kap van het tussenlid geknikt en/of buigen door. Een groot deel van de houtconstructie is aangetast door houtworm. De draagconstructie vraagt om ingrijpende aanpassingen, die op zich goed aan te brengen zijn maar een goede bedrijfsvoering kunnen belemmeren. Met het oog op het feit dat sprake is van ligging in het aardbevingsgebied en dat het schuurgedeelte reeds bestaande aardbevingsschade heeft, is een groot constructief risco ontstaan De vierkantpalen knikken en/of buigen uit en een aantal verbanden, koppelingen en afdrachten van krachten ontbreken. Om dit probleem op te lossen is een forse investering nodig, die naar de opvatting van burgemeester en wethouders buitenproportioneel is en ook nog eens de bruikbaarheid van het schuurgedeelte negatief zal be”invloeden. Met betrekking tot het gebruik van het schuurgedeelte voor een alternatieve bestemming. brengen burgemeester en wethouders naar voren dat dat voor de eigenaar geen optie is. Er is sprake van een actief agrarisch bedrijf dat de eigenaar wil voortzetten. Daarvoor is een schuur voor stalling- en opslagdoeleinden cruciaal De gemeentelijke monumentencommissie heeft over de sloop en herbouw van het karakteristieke schuurgedeelte op 1 mei 2020 een positief advies uitgebracht. Op grond van bovenstaande zijn burgemeester en wethouders van oordeel dat het belang van de vergunningaanvrager bij de sloop van het karakteristieke gebouw prevaleert boven het cultuurhistorisch belang van behoud van het gebouw. Het college van burgemeester en wethouders heeft een VVGB bij Gedeputeerde Staten aangevraagd.

Verklaring van geen bedenkingen Gedeputeerde Staten Gedeputeerde Staten (GS) hebben geconstateerd dat de in voorbereiding zijnde bestemmingsplanregels in overeenstemming zijn met artikel 2.9.1. van de verordening. GS hebben vervolgens beoordeeld of burgemeester en wethouders deugdelijk hebben gemotiveerd dat de voorgenomen sloop van fret karakteristieke gebouw kan worden toegestaan op grond van het hiervoor weergegeven, in het bestemmingsplan op te nemen, sloopvergunningstelsel voor karakteristieke gebouwen. Op grond van dit sloopvergunningenstelsel is sloop van een karakteristiek gebouw onder meer toegestaan als wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het gebouw in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. Naar opvatting van GS hebben burgemeester en wethouders voldoende onderzoek gedaan waaruit dit blijkt. Gelet op het voorgaande kunnen burgemeester en wethouders zich terecht en op goede gronden op het standpunt stellen dat er in dit geval is voldaan aan de voorwaarde om van het in de verordening

13 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd opgenomen sloopverbod af te wijken. GS stellen vast dat hiermee wordt voldaan aan de regels inzake afwijking die zijn opgenomen in artikel 2.9.2, derde lid, van de verordening. De ontwerp verklaring van geen bedenkingen is opgenomen in Bijlage 1 Ontwerp Verklaring van geen bedenkingen GS

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ontwikkelingsvisie 2030

De Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030, vastgesteld in 2013, geeft richting en vormt een beleidskader voor de gewenste ontwikkelingsrichtingen van het Eemsdelta gebied. De Ontwikkelingsvisie dient bij te dragen aan het stimuleren van gewenste ontwikkelingen in de regio. Door in de visie focus te leggen, keuzes te maken en samenhang aan te brengen, moeten initiatiefnemers uit de markt en maatschappij gestimuleerd worden om ontwikkelingen tot stand te brengen. Het voornemen is niet in strijd met de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030.

3.3.2 Welstandsnota

Op 30 september 2004 is de Welstandsnota door de gemeenteraad van Delfzijl vastgesteld. In de welstandsnota zijn de welstandscriteria opgenomen waaraan bouwwerken worden beoordeeld. Het projectgebied ligt in Arwerd, De Welstandsnota stelt voor Arwerd dat de kern vaak aanwezige karakteristieken van een verzameling huizen en boerderijen op een kruising van straten in het landelijk gebied. bezit. Wat in het bijzonder bijdraagt aan de kwaliteit is de smalle straat met groene bermen, beplanting rondom bebouwing en de uitstraling van de boerderijen op de straat. Voor het gebied zijn criteria opgenomen betreffende de plaatsing, de hoofdvorm, aanzichten en opmaak. Vanwege de karakteristieke bebouwing en de sloop van een deel van het karakteristiek is het voornemen voorgelegd aan de monumentencommissie. De monumentencommissie is positief over het nieuwbouwplan. Naar de mening van de commissie wordt voldoende ingespeeld op de aanwezige waarden. De advisering met betrekking tot de architectonische uitwerking is belegd bij de welstandscommissie. Het nieuwbouwplan zal nog aan de welstand worden voorgelegd.

14 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Hoofdstuk 4 Milieu en overige randvoorwaarden

4.1 Bodem

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk te worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het projectgebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het projectgebied voor de voorgenomen functie.

Vanuit de Woningwet en Wabo is er geen juridische mogelijkheid een bodemonderzoek te eisen omdat er voor gebruikers geen risico's zijn voor de volksgezondheid. Gebouwen waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven zijn vrijgesteld van de verplichting tot het uitvoeren van bodemonderzoek. Nader onderzoek betreffende de bodem is niet noodzakelijk. Er vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voornemen.

4.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Met dit initiatief wordt geen geluidsgevoelige bebouwing mogelijk gemaakt. Het voornemen is de schuur in het projectgebied te slopen en een nieuwe, grotere schuur op de locatie terug te bouwen. De schuur betreft geen geluidsgevoelige bebouwing. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het initiatief en er hoeft daarom geen nader geluidsonderzoek te worden uitgevoerd.

4.3 Luchtkwaliteit

Inleiding Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe het publiek gewoonlijk geen toegang heeft. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek NIBM Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO en PM bepaald.

2 10 15 2

Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Het initiatief maakt het planologisch mogelijk een nieuwe schuur te bouwen, die met 175 m wordt vergroot ten opzichte van de oorspronkelijke schuur. Directe verkeergegevens zijn niet beschikbaar over de toename van de verkeersgeneratie. Wel kan aan de hand van de nibm-tool worden berekend dat bij een aandeel van 100% vrachtverkeer (waaronder bijvoorbeeld tractoren of zware machines) bij 132 extra voertuigbewegingen, de bijdrage van het extra verkeer nog niet in betekende mate effect heeft. Gezien de kleinschalige vergroting van de schuur is het niet aannemelijk dat het aantal extra voertuigbewegingen meer zal zijn dan 132. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege wegverkeer kan derhalve achterwege blijven.

Onderzoek achtergrondniveaus Er dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het projectgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Daartoe is gebruikgemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2018. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en 3 3. betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status. De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO ) en fijn stof 3 (PM en PM ). De grenswaarden voor NO en PM is 40µg/m en voor PM is de grenswaarde 25µg/m 3 3 Getoetst dient te worden aan de norm voor NO per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO worden voldaan. Per 21 juni 2011 moest aan de grenswaarden voor fijn stof worden2 voldaan. Uit de10 Grootschalige2,5 Concentratiekaarten 2blijkt dat10 in het projectgebied de2,5 volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO , PM2 en PM . Voor NO geldt een waarde van circa 8.5µg/m , voor PM geldt2 een waarde van circa 14.1 µg/m en voor PM geldt een waarde van circa 7.4µg/m . De genoemde waarden liggen ruimschoots onder de grenswaarden.

2 10 2,5 2 Conclusie10 2,5 Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibm-project betreft. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

16 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Externe veiligheid is gericht op het beheersen van de risico's die ontstaan bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Er moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Het gaat om risicovolle inrichtingen, vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. In de regelgeving over externe veiligheid, het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), zijn voorwaarden opgenomen. De voorwaarden zijn opgenomen voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.

Uit een inventarisatie van de risicokaart (risicokaart.nl) blijkt dat zich in de directe omgeving van het projectgebied geen spoor-, weg-, en waterwegen bevinden die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. De afstand tot de buisleiding van de NAM ten noorden van het projectgebied betreft 615 meter. Gezien de grote afstand ligt het projectgebied buiten het invloedsgebied van de leiding.

Ook bevinden zich geen risicovolle inrichtingen in de buurt van het projectgebied. Op 1,3 kilometer bevindt zich een inrichting die als hoofdactiviteit aardolie- en aardgaswinning heeft. Gezien de grote afstand ligt het projectgebied buiten de invloedssfeer van de inrichting.

Het projectgebied ligt niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, transportroutes of leidingen. Het plan leidt, aangezien het alleen de sloop en nieuwbouw van de schuur betreft, niet tot een toename van het aantal mensen in het gebied. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling van het projectgebied.

4.5 Waterhuishouding

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de watertoets uit te voeren. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Op 28 februari 2020 is de digitale watertoets (dewatertoets.nl) van het waterschap Noorderzijlvest doorlopen. Uit deze toets blijkt dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. De watertoets is als Bijlage 3 toegevoegd.

Projectgebied In het projectgebied is sprake van de herbouw van een agrarische schuur. In de huidige situatie is de schuur voorzien van een dakgoot, welke het hemelwater loost op de gracht. Aan de te herbouwen schuur komt eveneens een dakgoot welke het henelwater ook gaat lozen op de gracht. Ten aanzien van de lozing van het hemelwater zullen er ten opzichte van de huidige situatie geen veranderingen optreden in de toekomstige situatie. In de schuur is geen inzameling van huishoudelijk afvalwater. Het voornemen zal voldoen aan de droogleggingsnormen. De toename van de verharding is beperkt, hierdoor geldt er geen verplichting om compenserende maatregelen te nemen. Ten aanzien van het aspect 'waterhouding' treden er geen belemmeringen op.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

4.6.1 Archeologie

Toetsingskader

17 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient dan ook rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Op de archeologische monumentenkaart is het projectgebied aangeduid als Terrein van zeer hoge 2 archeologische waarde. Op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Delfzijl is een archeologische boerderijplaats opgenomen. Uit het bestemmingsplan 'Buitengebied-Noord' volgt dat het projectgebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' heeft. Omdat de bodem dieper dan 40 cm -Mv wordt geroerd en de oppervlakte groter dan 50 m is, is het bouwverbod van toepassing en moet er archeologisch onderzoek worden uitgevoerd (artikel 29 van het bestemmingsplan). Daarnaast staat de bebouwing op een wierde. Hiervoor geldt vanuit de provinciale omgevingsverordening beperkingen. Er wordt echter geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden. In paragraaf 3.2.1 is hier reeds op ingegaan

Onderzoek Hazenberg Archeologie heeft een bureauonderzoek uitgevoerd. Onderstaand volgt een samenvatting van de bevindingen. Het gehele rapport is als Bijlage 4 bij de ruimtelijke onderbouwing opgenomen. De voorgenomen bodemverstoring bestaat uit het aanleggen van een funderingsstrook van 0,75 cm breed met op enkele plekken aan te brengen heipalen. Het grootste deel van de nieuw aan te leggen fundering wordt geplaatst op de locatie en de diepte van de huidige fundering. Behalve de daarbij in te brengen heipalen zal de bodem daar dus niet dieper worden verstoord dan deze reeds is. De nieuw aan te leggen funderingsstrook (noordwestelijk deel) waar geen huidige bebouwing staat, en dus ook geen huidige fundering aanwezig is, is in de loop der jaren ook reeds aangetast. Er wordt melding gemaakt van een af/vergraving op deze locatie en er is ook reeds een sloot aangelegd (en weer gedempt) door deze straks aan te leggen funderingsstrook. Het is echter aannemelijk dat in de funderingsstrook in de noordwestelijke hoek, ondanks dat de 2 oorspronkelijke wierdehoogte hier niet meer aanwezig is en een deel van deze funderingsstrook door een aangelegde sloot zal zijn verstoord, de bodem nog vergraven archeologische vondsten ex situ (aardewerk, bot en mogelijk ander materiaal) bevat. Gegeven het feitelijk ontbreken van een onverstoorde wierdebodem en het geringe oppervlak dat echt ontgraven gaat worden (minder dan 28 m ) is het advies om de locatie vrij te geven van verder archeologisch onderzoek. Tevens wordt geadviseerd een amateurarcheoloog of een lid van de vereniging van terpenonderzoek in staat te stellen de bodemopbouw op te tekenen en de af te graven grond te onderzoeken. Het kan immers zo zijn dat de bodem nog een enkele (interessante) vondst bevat. Libau heeft op verzoek van de gemeente het bureauonderzoek inhoudelijk getoetst en heeft enkele opmerkingen gemaakt bij de getrokken conclusies. Dit leidt echter niet tot een ander advies dan hierboven genoemd. Het complete advies is als Bijlage 5 bij de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

Conclusie Voor het aspect archeologie treden er geen belemmeringen op.

18 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

4.6.2 Cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Rijksmonumenten worden beschermd door de Erfgoedwet. Met monumenten worden alle 'onroerende zaken' bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Naast rijksmonumenten worden op provinciaal niveau en gemeentelijk niveau monumenten aangewezen op grond van de respectievelijk provinciale- en gemeentelijke monumentenverordening.

De gemeente Delfzijl heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de (concept) Nota Cultuurhistorie opgesteld. Om de cultuurhistorische waarden te beschermen dient deze nota door de gemeente te worden omgezet in een cultuurhistorische verordening ter aanvulling op de huidige bestemmingsplannen binnen het grondgebied. Bij een herziening van de bestemmingsplannen kunnen de cultuurhistorische waarden middels een dubbelbestemming worden meegenomen.

De bebouwing in het projectgebied is in de gemeentelijke concept-lijst van karakteristieke panden opgenomen. De villaboerderij met dubbele bijschuren heeft een zeer beeldbepalende ligging in het buurtschap Arwerd. In paragraaf 3.2.1 zijn de regels uit de POV uitgewerkt. Hieruit blijkt dat een sloopverbod geldt voor gebouwen met een cultuurhistorische waarden. Bij voorliggend initiatief is zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van een goede fysieke leefomgeving, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk en dient het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het gebouw in redelijkheid te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. Het college van burgemeester en wethouders heeft een Verklaring van geen bedenkingen (VVGB) bij Gedeputeerde Staten aangevraagd, de ontwerp VVGB is verwerkt in paragraaf 3.2.1 en Bijlage 1 Ontwerp Verklaring van geen bedenkingen GS.

4.7 Milieuzonering

Uit de geactualiseerde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Bij de ontwikkeling van milieubelastende activiteiten of milieugevoelige objecten wordt aan deze richtafstanden getoetst. Uit de toetsing blijkt of door de ontwikkeling een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. Van belang is namelijk dat de omgevingskwaliteit passend is voor de nieuwe bestemmingen. Andersom geldt dat met de nieuwe bestemmingen de aanwezige bedrijven en functies niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoering en ontwikkeling. In de VNG-publicatie wordt uitgegaan van richtafstanden in een rustig buitengebied of rustige woonwijk. Indien er sprake is van een 'gemengd gebied', met functiemenging, kan gesteld worden dat de milieubelasting in het gebied hoger is dan in een rustig buitengebied of woonwijk. Daarom kan in een gemengd gebied een verkleining van de richtafstanden worden toegepast. 2

De omgeving van het projectgebied kan worden aangemerkt als rustig buitengebied. Het initiatief gaat uit van de sloop en herbouw van de agrarische schuur, waarbij de nieuwe schuur groter word teruggebouwd. Omdat de de schuur grotendeels op de bestaande fundering wordt teruggebouwd en met slechts 175 m wordt vergroot, worden de afstanden tot andere functies nauwelijks verkleind. Hierdoor wordt het agrarische bedrijf niet in zijn eigen bedrijfsvoering belemmerd, worden andere bedrijven en functies niet belemmerd in hun bedrijfsvoering en ontwikkeling en worden gevoelige functies (zoals wonen) niet

19 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd belemmerd.

4.8 Ecologie

Toetsingskader Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Ten behoeve van het initiatief is een quickscan natuurwaardenonderzoek door Natuurbank Overijssel uitgevoerd (Bijlage 6).

Projectgebied Het projectgebied vormt een deel van een bestaand agrarisch erf waarop een agrarisch bedrijf is gevestigd. Het projectgebied bestaat grotendeels uit bebouwing en voor een klein deel uit grasland. De bebouwing in het plangebied bestaat uit drie, in de lengterichting tegen elkaar gebouwde schuren. De schuren zijn gebouwd van bakstenen en gedekt met riet, waarop later golfplaten zijn gelegd. De schuren beschikken niet over een spouwmuur of dakisolatie en verkeren in een redelijke staat van onderhoud. Alle gebouwen zijn wind- en waterdicht. Het grasland in het plangebied bestaat uit een soortenarme vegetatie en wordt jaarlijks meerdere malen gemaaid.

Het voornemen is de schuur in het plangebied te slopen en een nieuwe schuur op de slooplocatie te bouwen. De nieuwe schuur is iets groter dan de huidige schuur. Een klein stukje grasland, in de noordwesthoek van het plangebied, zal in de nieuwe situatie bebouwd worden.

Soortenbescherming Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen: alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4); dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9); nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Inventarisatie Het gebied is onderzocht op het voorkomen van (broed)vogels, beschermde grondgebonden zoogdieren, vleermuizen en amfibieën. Hieruit is gebleken dat door het slopen van de schuren geen (bezette) vogelnesten worden beschadigd/vernield en er worden geen eieren beschadigd/vernield of (jonge) vogels verwond/gedood. De (beperkte) functie van het plangebied als foerageergebied gaat door uitvoering van de voorgenomen activiteiten verloren. Door het slopen van bebouwing worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren verwond en gedood en worden mogelijk rust- en voortplantingslocatie beschadigd en vernield. De functie van het plangebied als foerageergebied gaat waarschijnlijk in de nieuwe situatie verloren. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verwond of gedood en wordt geen verblijfplaats beschadigd of vernield. Ook wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen niet aangetast en bestaat geen negatief effect op vliegroutes van vleermuizen. Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten worden geen amfibieën gedood en worden geen (winter)rust- of voortplantingsplaatsen beschadigd of vernield. De functie van een (klein) deel van het plangebied als foerageergebied gaat door uitvoering van de voorgenomen activiteiten verloren. Er zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen.

Toetsing

20 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een weinig geschikt functioneel leefgebied voor beschermde diersoorten. Het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende vogel-, vleermuis-, grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten. Voorgenoemde soorten benutten hoofdzakelijk de buitenruime van het plangebied als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingsplaats. Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties'. Deze vrijstelling is van toepassing omdat sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten gaat de functie van het plangebied als foerageergebied voor vogels en amfibieën vermoedelijk verloren. Omdat deze functie niet beschermd is voor de in het plangebied voorkomende vogels en amfibieën, leidt dit niet tot een wettelijke consequentie.

Gebiedsbescherming Voor onderhavig projectgebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Wet natuurbescherming In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Groningen uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Van belang is dat de provincie geen externe werking kent voor het NNN.

Natuur buiten het NNN Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt verder buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden en weidevogel - en akkervogelleefgebieden.

Inventarisatie Het plangebied ligt op minimaal 0,5 kilometer afstand van gronden die tot leefgebied weidevogels behoren en ligt op 3,8 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren.

Voorts ligt het plangebied op minimaal 3,85 kilometer afstand van gronden die tot Natura2000-gebied Waddenzee behoren. Wat betreft stikstofgevoelige Habitattypen geldt dat niet alle Habitattypen in Natura2000-gebied even gevoelig zijn voor verzuring, als gevolg van stikstofdepositie. Grote delen van het Natura2000-gebied Waddenzee zijn niet stikstofgevoelig. Stikstofgevoelige Habitattypen liggen op meer dan 6,6 kilometer afstand van het plangebied.

Toetsing De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal. Omdat de voorgenomen activiteiten de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en leefgebied weidevogels niet aantasten en het areaal niet afneemt, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties.

21 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Gelet op de ligging van het plangebied op meer dan 6,6 kilometer afstand van een stikstofgevoelig Habitattype in een Natura2000-gebied en de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, is het niet aannemelijk dat de voorgenomen activiteiten zullen leiden tot een verhoogde stikstofdepositie in een verzuringsgevoelig Habitattype. Deze effectbeoordeling is tot stand gekomen op basis van ervaring met soortgelijke plannen. Daarnaast wordt, gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen het plangebied en Natura2000-gebied, een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied uitgesloten. De voorgenomen activiteiten, zowel fysieke activiteiten als uitstoot van NOx, hebben vermoedelijk geen significant negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied. Er hoeft geen passende beoordeling opgesteld te worden.

Conclusie De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties in het kader van soort- of gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en –gebieden.

4.9 M.e.r.-beoordeling

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning. In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de2 Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

Dit initiatief gaat uit van de sloop en herbouw van de schuur in het plangebied, waarbij de nieuwe schuur met 175 m worden uitgebreid. De aard en omvang van het initiatief zijn gering. De sloop en herbouw betreft geen actiteit die op de lijsten in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage zijn opgenomen. Er is dus geen sprake van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.

22 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Een besluit over een omgevingsvergunning dient te worden genomen op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit houdt in dat moet worden ingegaan op: de huidige en de toekomstige situatie, zowel van het gebruik en de inrichting, als van de planologisch-juridische situatie; de wijze waarop het bouwplan voldoet aan het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid; de milieuaspecten, zoals bodemkwaliteit, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid, water, archeologie, cultuurhistorie en ecologie; 2 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Deze aspecten zijn in de voorliggende ruimtelijke onderbouwing aan de orde gekomen. De omgevingsvergunning voorziet in het realiseren van de sloop en nieuwbouw van de schuur behorende bij het gemengde argrarische bedrijf aan de Kloosterweg 11 te Krewerd, waarbij de nieuwe schuur met 175 m gedeeltelijk buiten het bouwvlak - in zoverre in afwijking van het bestemmingsplan - wordt uitgebreid.

23 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

24 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikt de gemeente over de mogelijkheid tot het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van een bouwplan als bedoelt in artikel 6.12 Wro en 6.2.1 Bro moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dat is hier het geval.

25 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

26 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voornemen is voor vooroverleg verzonden aan de vooroverlegpartners. De gemeente Delfzijl heeft een reactie van de provincie Groningen en het waterschap Noorderzijlvest ontvangen. De vooroverlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 7 Vooroverlegreacties

Provincie Groningen Opmerking De schuur is door de gemeente aangewezen als karakteristiek gebouw ten behoeve van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor de bescherming van karakteristieke gebouwen in de gemeente Delfzijl. Zolang dit bestemmingsplan nog niet is vastgesteld geldt het sloopverbod in artikel 2.9.2. van de Omgevingsverordening provincie Groningen. Van dit verbod kan alleen worden afgeweken als GS hebben verklaard geen bedenkingen te hebben tegen sloop. Een dergelijke verklaring heeft de gemeente reeds aangevraagd. GS zullen hierover te zijner tijd een afzonderlijk besluit nemen.

Reactie De ontwerp Verklaring van geen bedenkingen is reeds ontvangen en verwerkt in voorliggende ruimtelijke onderbouwing.

Waterschap Noorderzijlvest Opmerking Uit de waterparagraaf in de Toelichting blijkt niet hoe er rekening wordt gehouden met ons advies en uitgangspunten. Wij missen de uitwerking ervan. Er zitten in dit plan waterhuishoudkundige aspecten, namelijk inzameling van huishoudelijk afvalwater, lozing van hemelwater, drooglegging en toename aan verhard oppervlak. In de ruimtelijke onderbouwing staat alleen iets vermeld over de toename aan verhard oppervlak.

Wij verzoeken u om de overige aspecten van het thema ‘Water’ integraal in de Toelichting op te nemen en hierbij niet te verwijzen naar de standaard waterparagraaf, maar de uitgangspunten uit de standaard waterparagraaf toe te passen op deze situatie.

Reactie De gevraagde uitwerking is opgenomen in paragraaf 4.5.

Zienswijzen De resultaten van ter inzagelegging van het ontwerp-besluit worden hier te zijn tijd uiteengezet zodra deze beschikbaar zijn.

27 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

28 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlagen toelichting

29 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

30 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlage 1 Ontwerp Verklaring van geen bedenkingen GS

31

0.1.1 Inkomend - 149866 0.1.1 Inkomend - 149866 0.1.1 Inkomend - 149866 0.1.1 Inkomend - 149866 0.1.1 Inkomend - 149866 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

38 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlage 2 Advies Libau sloop en landschappelijke inpassing

39

huisadviseurschap libau adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed hoge der a 5 9712 ac groningen t 050 3126545 f 050 3123362 [email protected] www.libau.nl advies sloop en vervangende nieuwbouw Kloosterweg 4 Krewerd dd. 2020-03-04/ag landschap/stedenbouw/welstand/cultuurhistorie

Vraag Adviseren over de landschappelijke aanvaardbaarheid van een geringe overschrijding van het agrarische bouwblok ten behoeve van de vervangende nieuwbouw voor een te slopen karakteristieke schuur op de wierde Arwerd, waar de landschappelijke openheid een kernwaarde vormt.

Ruimtelijke situatie Aan de Kloosterweg 4 te Krewerd is het landbouwbedrijf van gevestigd. Hoewel het adres ligging bij Krewerd vermoed, is het bedrijf onderdeel van een groepje in het groen gelegen boerderijen op de wierde Arwerd, even ten westen van Krewerd (zie figuur 1). Ten zuiden van de Kloosterweg is de wierde afgegraven waardoor hier een markante steilrand aanwezig is (zie figuur 2)

Het bedrijf bestaat uit een akkerbouw- en een pluimveetak. De schuren voor de akkerbouwtak liggen met de aangrenzende woning op de oorspronkelijke wierde. Aan de oostzijde van het erf ligt grotendeels buiten de wierde aan het begin van deze eeuw gerealiseerde pluimveestal (zie figuur 3).

Holwierde Krewerd Arwerd

Leermens

figuur 1: ligging bedrijf ten opzichte van dorpen in de omgeving

1

figuur 2: ligging van bedrijf binnen cluster van groene boerenerven op de wierde Arwerd met gearceerd het afgegraven deel van de wierde ten zuiden van de Kloosterweg (bron: concept inventarisatie karakteristieken Delfzijl)

figuur 3: ligging akkerbouwschuren met woning en pluimveestal

Aanleiding Bij de achter het woonhuis gelegen schuren is sprake van mijnbouwschade. Deze schuren zijn door de gemeente Delfzijl, in samenspraak met een brede werkgroep met onder andere de Stichting Cultureel Erfgoed Delfzijl, opgenomen in een conceptlijst met karakteristieke objecten. Voor een goede afweging ten aanzien van de sloop van deze schuren heeft de gemeente Libau gevraagd om de bouwkundige staat te beoordelen. De conclusie van Libau was dat de bouwkundige staat matig tot redelijk was. Tegelijkertijd is geconcludeerd dat, mede als gevolg van de constructieve wijze waarop in het verleden een derde kap is bijgeplaatst, er zeer ingrijpende herstelwerkzaamheden, gepaard gaand met forse investering, nodig zullen zijn voor een goed herstel. In het advies aan de gemeente is voorts aangegeven dat een (schets)plan voor sloop- en nieuwbouw aan de monumentencommissie kan worden voorgelegd voor een onafhankelijk advies ten aanzien van het behoud van de aanwezig

2 cultuurhistorische waarden van het gebouwde object. In bijlage 1 is het volledige advies over de bouwkundige staat opgenomen. In januari 2020 heeft de gemeente een schetsplan voor herbouw van de schuren (zie figuur 4) voor preadvies aan de gemeentelijke monumentencommissie voorgelegd. Hierin is geconcludeerd dat is ingestoken op een traditionele hoofdvorm waarbij de volume- en silhouetwerking grotendeels overeenkomen met de bestaande situatie. De commissie is van mening dat met het plan voldoende wordt ingespeeld op de aanwezig cultuurhistorische waarden en heeft de commissie dan ook positief geadviseerd. Wel heeft de commissie aangegeven dat de architectonische uitwerking nog langs het spoor van de gemeentelijke welstand zal moeten worden beoordeeld en vraagt zij bij uitwerking aandacht voor eventuele op de locatie aanwezige archeologische waarden in de verwachting dat de gemeente dit bij de totale afweging betrekt. Het volledige advies van de monumentcommissie is opgenomen in bijlage 2.

figuur 4: aanzichten behorend bij schetsplan herbouw

In het herbouwplan krijgt het schuuroppervlak een beperkte vergroting van de huidige ongeveer 1330 m² naar 1570 m². Deze vergroting van ongeveer 240 m² is gepositioneerd aan de noordelijke, van de weg afgekeerde, zijde van het erf. Zie figuur 5 voor een vergelijking van de huidige en toekomstig beoogde contouren van de bebouwing.

figuur 5: vergelijking bestaande bebouwingscontouren en contouren na herbouw

3 Planologisch kader In het bestemmingsplan Buitengebied Noord (zie figuur 6) is een agrarische bouwperceel opgenomen met daarbinnen 2 bouwvlakken. De bouwvlakken hebben samen een oppervlakte van circa 0,9 hectare. Het bouwvlak ten behoeve van de karakteristieke boerderij volgt de contouren van de bestaande bebouwing. Het extra schuuroppervlak ligt daarmee per definitie buiten dit bouwvlak, maar valt wel binnen het agrarische bouwperceel.

figuur 6: ligging agrarische bouwperceel met daarin 2 bouwvlakken

Het bouwvlak is gelegen in het in het bestemmingsplan Buitengebied Noord aangeduide gebied Wierdenlandschap 1 (zie figuur 7). Hiervoor geldt de functie landbouw met landschaps- en cultuurhistorische waarden. Voor de agrarische bouwvlakken is in de planregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bouwvlakken, gebruikmakend van de maatwerkmethode, tot maximaal 1.5 hectare te vergroten.

figuur 7: uitsnede bestemminsgplankaart buitengebied Noord

4 In de bij de provinciale omgevingsverordening behorende landschapskaart 7 zijn zones rond wierden en wierdedorpen opgenomen (zie figuur 7). Voor deze zones stelt artikel 2.53.2 dat een bestemmingsplan regels dient te bevatten die gericht zijn op de bescherming van de landschappelijke openheid. In het bestemmingsplan buitengebied Noord is dit vertaald door de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van bouwvlakken tot 1.5 hectare niet van toepassing te verklaren op de bouwvlakken die liggen binnen de met de provinciale kaart corresponderende “invloedszone wierden”. De gehele wierde Arwerd en daarmee ook het bouwvlak rond de karakteristieke schuren aan de Kloosterweg 4 ligt binnen deze zone, waardoor de wijzigingsbevoegdheid hier niet kan worden toegepast.

figuur 7: uitsnede kaart 7 landschap Provinciale Omgevingsverordening (rode pijl duidt ligging Arwerd)

Overwegingen en conclusie: In het licht van het bovenstaande komen wij ten aanzien van de landschappelijke inpasbaarheid van de voorgenomen sloop- en vervangende nieuwbouw tot de volgende conclusie. Overwegende dat: 1. de toename van het schuuroppervlak door de herbouw zeer beperkt is; 2. de vergroting aan de ondergeschikte, niet vanuit de openbare ruimte zichtbare zijde, van het erf ligt; 3. de invloed op de te beschermen openheid van de wierde daardoor minimaal is; 4. er een aanzet voor een zorgvuldig herbouwplan ligt dat recht doet aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en; 5. er geen waardevolle erfbeplanting verloren gaat; concluderen wij dat de kernwaarde van het landschap met het voorgenomen plan niet onder druk wordt gezet en het herbouwplan daarmee landschappelijk aanvaardbaar is. Hierbij gaan wij ervan uit dat het te verruimen bouwvlak, net als in de huidige situatie de contour van de herbouw gaat volgen. Gezien de zeer beperkte oppervlakte vergroting, die binnen het in dit gebied toegestane bouwvlakoppervlakte van 1 hectare blijft (ook wanneer het losse bouwvlak van ongeveer 7125 m² ten behoeve van de pluimveestal naast de wierde wordt meegerekend), hoeft onzes inziens hiervoor geen maatwerkmethode te worden doorlopen. De voorgenomen herbouw gaat een ruimtelijk logisch onderdeel worden binnen de bestaande beplante contour van het erf. Ten aanzien van de aanwezige

5 pluimveeschuur kan ruimtelijk wel winst worden behaald voor wat betreft de landschappelijke inpassing maar dat is buiten de orde van de voorliggende adviesvraag. Tot slot onderschrijven wij graag het advies van de monumentencommissie om tijdig de aanwezigheid van eventuele archeologische waarden in beeld te brengen en in de besluitvorming te betrekken.

6 Bijlage 1

20181009 KORT VERSLAG Locatiebezoek Krewerd Kloosterweg 4 Schuur op lijst aanwijzing tot karakteristiek pand

Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie Aanwezig Eigenaar Gemeente Delfzijl Gemeente Delfzijl Libau

Aanleiding voor locatiebezoek In het verleden zijn vergaande plannen voor sloop van de oorspronkelijke bedrijfsschuren en voor nieuwbouw van deze schuren, met behoud van het bestaande karakter, gemaakt, waar de gemeente zich in kon vinden. N.a.v. mijnbouwschade had de NAM toegezegd een essentiële bijdrage te leveren voor sloop en nieuwbouw van de schuren. Het bod viel echter zodanig laag uit (€ 7.000,-), dat het nieuwbouwplan opzij heeft gelegd. In de tussenliggende periode heeft gemeente Delfzijl een inventarisatie gemaakt van panden die mogelijk aangewezen worden tot karakteristieke panden. Op deze lijst zijn in de tweede ronde ook de hierboven bedoelde schuren opgenomen. De boerderij is in beeld gekomen nadat de werklijst van karakteristieke objecten is voorgelegd aan een brede werkgroep met vertegenwoordiging van onder meer de Stichting Cultureel Erfgoed Delfzijl. De huidige lijst is nog een conceptlijst. Op voorhand wil gemeente Delfzijl graag inzicht hebben over de bouwkundige staat van de schuren, zodat zij op basis daarvan tot een betere besluitvorming kan komen om de schuren al dan niet aan te wijzen tot karakteristieke panden.

Situatie De huidige schuren waren oorspronkelijk twee naast elkaar gelegen schuren met ieder een eigen kap en een tussenlid met laag dak. Vanwege de bedrijfsvoering, die om steeds meer en hogere ruimte vraagt voor de landbouwmachines en opslag, is in het verleden het tussenlid gewijzigd en voorzien van een hogere kap. Voor laatstgenoemde wijziging is de vierkantconstructie van beide hoofdschuren afgezaagd en ingekort, en is een nieuwe kapconstructie over de oplangers van de vierkantconstructie gelegd. Windverbanden ontbreken in de kap van het tussenlid.

Tweekapper met tussenlid, voorzien van latere kap Gewijzigde constructie Geringe ondersteuning Doorbuigende c.q. knikkende vierkanstspalen, afschuiving op poeren Bij de hoge gevels eindigt de constructie koud tegen deze gevels aan, zonder enig verband met en afdracht van krachten naar de vierkantconstructie, waardoor deze beëindiging deze gevels naar buiten duwt. De schuur kent bevingschade naast schade veroorzaakt door krachten vanuit de kap van met name het tussenlid die onvoldoende worden opgevangen. Diverse gevels vertonen scheurvorming en worden naar buiten gedrukt door de kap. Een aantal vierkantspalen zijn door de wijziging aan de kap van het tussenlid geknikt en/of buiten door. Een groot deel van de houtconstructie bestaat niet uit eikenhout en is aangetast door houtworm.

Conclusies De bouwkundige staat van de schuren is matig tot redelijk te noemen. De draagconstructie vraagt echter om ingrijpende aanpassingen, die op zich goed aan te brengen zijn maar een goede bedrijfsvoering mogelijk kunnen belemmeren. Met het oog op het feit dat de schuren binnen het aardbevingsgebied liggen en reeds toegekende schade hebben, kan wel een groot constructief probleem ontstaan, aangezien hier momenteel de vierkantspalen knikken en/of uitbuiken, wat wijst op een groot constructief probleem, en een aantal verbanden, koppelingen en afdrachten van krachten ontbreken. Om dit probleem op te lossen is een forse investering nodig, die nog niets bijdraagt tot herstel van alle schade en een betere bedrijfsvoering

Het is aan de gemeente om, naast de afweging van puur de bouwkundige staat van het pand, andere belangen mee te wegen -zoals bijvoorbeeld het behoud van het agrarisch bedrijf in dit gebied en dit voor de toekomst levend te houden door goede, toekomstgerichte, bedrijfsvoering- om tot het besluit van wel of niet sloop van de schuren te komen. Het is altijd mogelijk om een (schets)plan voor sloop- en nieuwbouw inclusief onderbouwing voor te leggen aan de monumentencommissie. Met het advies van de monumentencommissie beschikt de gemeente dan over een onafhankelijk advies waarin de afweging van behoud van de cultuurhistorische waarde, de technische staat voor zover in beeld en het belang van doorontwikkeling van het bedrijf etc. worden meegenomen.

Geadviseerd wordt om bij mogelijke toestemming tot sloop van de schuren, in te zetten op een nieuwbouwplan dat de karakteristiek en herkenbaarheid van de Groninger tweekapschuur met tussenlid in zich heeft, zowel in contour als in de toe te passen gevelopeningen, zoals het reeds opgestelde plan laat zien. d.d.09-10- 2018 Libau Bijlage 2

ons nummer DZL20-00007-1 Hoge der A 5 uw nummer 9712 AC GRONINGEN uw schrijven 14-1-2020 (050) 312 65 45 opdrachtgever Gemeente Delfzijl [email protected] ontwerper Kenders Bouw B.V. www.libau.nl onderwerp sloop en herbouw schuren boerderij bouwplaats Kloosterweg 4, 9904 PD Krewerd status karakteristiek pand advies niet strijdig

College van B. en W. Van de gemeente Delfzijl Postbus 20000 9930 PA DELFZIJL

adviseur Waterbolk Groningen 22-1-2020

Betreffende bovengenoemde aanvraag voor een preadvies deelt de gemeentelijke Monumentencommissie u het volgende mee.

Het verbouwplan voor de boerderij wordt aan de commissie voorgelegd vanwege het feit dat de gemeente het object heeft aangemerkt als karakteristiek en omdat er sloopwerkzaamheden mee gemoeid zijn. Het voorontwerp betreft de vervanging van de driekapsschuur door een nieuwe schuur. Het voorstel wordt onder meer ingegeven door de huidige technische staat. Door de wijze waarop in het verleden een derde kap is bijgeplaatst, zijn verzakkingen opgetreden. De schades vergen zeer ingrijpende herstelwerkzaamheden. Ook moet de asbesthoudende dakbedekking worden vervangen. Het toekomstperspectief van de schuren blijkt beperkt, nog los van overwegingen van efficient gebruik door het agrarische bedrijf dat hier is gevestigd. De commissie heeft begrip voor het voorstel voor vervanging van de schuur. Het herbouwplan laat zien dat opnieuw wordt ingestoken op een traditionele hoofdvorm, ditmaal met twee kappen. De aansluiting op het woongedeelte is nagenoeg comform bestaand. De volume- en silhouetwerking komen grotendeels overeen met de bestaande situatie. Naar de mening van de commissie wordt op deze wijze voldoende ingespeeld op de aanwezige waarden. De commissie adviseert daarom positief. De advisering met betrekking tot de architectonische uitwerking is belegd bij de welstandscommissie. De commissie vraagt tot slot aandacht voor eventueel aanwezige archeologische waarden op deze locatie en verwacht dat ook in het licht van mogelijke oudheidkundige bodemwaarden een afweging wordt gemaakt.

De commissie verwacht u aldus voldoende te hebben geadviseerd en is desgewenst graag bereid tot nadere toelichting en overleg.

Namens de commissie,

directeur Libau

stichting ter bevordering en instandhouding van landschappelijke en bouwkundige schoonheid in de provincies groningen en drenthe Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

52 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlage 3 Watertoets

53

datum 28-2-2020 dossiercode 20200228-34-22600

STANDAARD WATERPARAGRAAF - KORTE PROCEDURE

Plan:Het voornemen voorziet in de sloop en nieuwbouw van de bestaande schuren. Hierbij wordt het verhard oppervlak van de nieuwe schuren met circa 100 m2 uitgebreid.

------

Algemene projectgegevens:

Projectomschrijving:{omsch_plangebied (kort)} Oppervlakte plangebied:17457 m2 Toename verharding in plangebied:circa 100 m2 Kaartlagen geraakt:Nee

------

Aanvrager / initiatiefnemer:

Naam Organisatie:Bügel Hajema Postadres:Vaart NZ 48-50 PC/plaats:9401 GN Assen Telefoon: Fax: E-mail @bugelhajema nl

Gemeente Delfzijl

Contactpersoon:Dhr. Telefoon:0596- E-mail @delfzijl.nl

------

Resultaat van deze digitale watertoets

Dit plan heeft waarschijnlijk een beperkte invloed op de waterhuishouding. U kunt deze Standaard Waterparagraaf gebruiken voor de uitwerking van de relevante wateraspecten in uw plan.

LET OP: Het doorlopen van deze digitale watertoets is geen aanvraag voor een Watervergunning. Onze conclusie en wateradvies mogen alleen gebruikt worden tijdens de (ruimtelijke) planvormingsfase. U dient zelf na te gaan welke vergunningen nodig zijn om het plan te realiseren.

Waterbeleid

Juridisch kader In het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is het verplicht plannen te toetsen op wateraspecten. Het doel van de watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten .

Missie Waterschap Noorderzijlvest staat voor veilig, voldoende en schoon water. Wij creëren hiermee een basis voor een gezonde en toekomstbestendige leef-, woon- en werkomgeving in Groningen en Noord-Drenthe. Vigerend beleid Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013.

Veilig, voldoende en schoon water Het waterschap ziet het zorgen voor veiligheid als één van de belangrijkste opgaven, nu en in de toekomst. In een snel veranderende omgeving als gevolg van klimatologische en demografische ontwikkelingen willen wij hier invulling aan geven. Een stijgende zeespiegel en meer en heviger afwisselende perioden van regen en droogte vragen om robuuste oplossingen. Ons regionaal watersysteem is een zoveel mogelijk natuurlijk functionerend watersysteem dat klimaatbestendig, veerkrachtig en gezond is. Verder is dit watersysteem in staat om de belangen en functies die afhankelijk zijn van voldoende ecologisch gezond en schoon water zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn. Aanpassingen in het waterbeheer creëren een omgeving waar mens en dier op een gezonde wijze gebruik van kunnen maken. Het watersysteem is onlosmakelijk onderdeel van de bebouwde omgeving én het landelijk gebied.

Uitgangspunten van het waterschap en alle betrokkenen bij het treffen van waterhuishoudkundige maatregelen zijn: Het vasthouden, bergen en afvoeren van water (trits: kwantiteit) Het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit)

Borgen integrale afweging Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen.

------

Geraakte kaarten in plangebied:

Er zijn geen kaarten geraakt binnen het plangebied.

------

WATERADVIES Waterschap Noorderzijlvest

Verhardingstoename Uit uw gegevens blijkt dat de verhardingstoename in dit plan beperkt is. U bent daarom niet verplicht om compenserende maatregelen te nemen.

Grondwater Houdt bij nieuwe ontwikkelingen rekening met de drooglegging. Om grondwateroverlast te voorkomen kunt u werken met de volgende indicatieve droogleggingsnormen.

Drooglegging

Woningen met kruipruimte 1,30 meter

Woningen zonder kruipruimte 1,00 meter

Gebiedsontsluitingswegen 0,80 meter

Erftoegangswegen 0,80 meter

Groenstroken / ecologische zones 0,50 meter

Meer informatie kunt u vinden in paragraaf 5.3 Grondwater van de notitie Water en Ruimte 2013.

Afvoer van riool- en hemelwater:

Via een (verbeterd) gescheiden stelsel, hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Als er mogelijkheden zijn om het hemelwater rechtstreeks naar aanwezig oppervlaktewater af te voeren, heeft dat voorkeur. Het waterschap kan nadere eisen stellen om het ontvangende oppervlaktewater daarvoor geschikt te maken. Afstemming met de gemeente is nodig voor het afvoeren van afvalwater naar de riolering. ------SAMENVATTEND: ------Op basis van de Digitale Watertoets geeft waterschap Noorderzijlvest mits aan de bovenstaande uitgangspunten wordt voldaan een positief wateradvies. De uitkomst van deze Digitale Watertoets is een jaar geldig.

Mocht u aanvullende informatie hebben of nog krijgen met betrekking tot deze watertoets (schetsontwerpen, relevante documentatie etc.), raden wij u deze per mail op te sturen naar advies@noorderzijlvest nlonder vermelding van de unieke code, te vinden aan het begin van deze notitie. Met de extra informatie kunnen we een nog beter passend advies geven over uw specifieke situatie.

De beleidsdocumenten Water en Ruimte 2013 en het Waterbeheerprogramma 2016-2021 zijn te benaderen via de volgende links: https://www noorderzijlvest.nl/producten/plannen-beleid/water-ruimte-notitie https://www noorderzijlvest.nl/producten/plannen-beleid/waterbeheerprogramma

Voor meer informatie over het watersysteem in uw plangebied kunt u terecht op: https://geo.noorderzijlvest nl. U vindt hier het beheerregister van het hele oppervlaktewatersysteem met stromingsrichtingen en kunstwerken en de ligging van primaire- en regionale keringen. Er is ook informatie over de afvalwaterketen zoals RWZI s, rioolpersleidingen en rioolgemalen te vinden.

Bij eventuele vragen kunt u eveneens contact opnemen met het waterschap Noorderzijlvest via het telefoonnummer 050-304 8911 of via [email protected] ------

www.dewatertoets nl datum 28-2-2020 dossiercode 20200228-34-22600

Tekenen:

Heeft u een beperkingsgebied geraakt? nee

Welke gemeente omvat het grootste deel van het door u getekende plangebied? Delfzijl

Vragen:

1) Gaat het om een ruimtelijk plan dat uitsluitend een functiewijziging betreft? nee

2) Betreft het een MER, structuurvisie, omgevingsvisie, bestemmingsplan buitengebied of een conserverend plan? nee

3) Neemt in het plan het verharde oppervlak van bebouwing en bestrating toe met meer dan 750m2 binnen een uitbreidingsplan of glastuinbouwgebied, danwel 2500 m2 in overige gebieden? nee

4) Gaat het om het plaatsen van zonnepanelen op het maaiveld met aanpassingen aan de infrastructuur? nee

5) Wordt oppervlaktewater vervuild door het afvoeren of lozen van verontreinigd hemelwater via verharde oppervlakken? nee

6) Is er in of rondom het plangebied sprake van (grond)wateroverlast? nee

7) Betreft het een plan voor realisatie of grootschalige reconstructie van een weg? nee

8) Gaat het om plan met als doel het wijzigen van (hoofd)watergangen, waterkeringen en kunstwerken?nee

9) Neemt door het plan de hoeveelheid verhard oppervlak toe? Zo ja, met hoeveel m2? circa 100

10) Hoe wordt in het plan omgegaan met afvalwater en hemelwater?

- via een gemengd stelsel: - via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geinfiltreerd: - via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater: Ja - via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar hemelwaterriool: - het afvalwater wordt aangesloten op een IBA: - het afvalwater wordt afgevoerd via een drukriolering:

www.dewatertoets nl Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek

59

RAPPORTAGE

SLOOP EN NIEUWBOUW LANDBOUWSCHUUR KLOOSTERWEG 4 KREWERD GEM. DELFZIJL

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK

OPDRACHTGEVER:

KREWERD

Hazenberg AMZ Publicatie 2020 - 4

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Colofon

1Arch/Hazenberg Archeologie

Titel: Sloop en nieuwbouw landbouwschuur, Kloosterweg 4, Krewerd, gemeente Delfzijl, archeologisch bureau onderzoek; Hazenberg AMZ Publicatie 2020 - 4

Opdrachtgever: Krewerd.

Auteur: Autorisatie: g, senior-archeoloog Versie: definitief

Datum: 31 maart 2020

© 2020 1Arch/Hazenberg Archeologie

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hazenberg Archeologie.

Contactgegevens 1Arch / Hazenberg Archeologie

Contactpersoon: Telefoon: 071-512 62 16 / E-mail: @hazenbergarcheologie.nl Postadres: Van Bemmelenstraat 33 2313 RA Leiden

Contactgegevens opdrachtgever

Organisatie: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:

2 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Tabel 1: Archeologische tijdsperioden

3 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

SAMENVATTING

In opdracht van A=M Adviespraktijk (Voorburg), namens initiatiefnemer te Krewerd, heeft 1Arch/Hazenberg Archeologie (Leiden) een archeologisch bureauonderzoek opgesteld. De initiatiefnemer is voornemens, op de locatie Kloosterweg 4 te Krewerd (buurtschap Arwerd) een schuur te bouwen. Op de locatie is nu nog een schuur aanwezig; deze zal worden gesloopt.

De gemeente Delfzijl verlangt van de initiatiefnemer een archeologisch bureauonderzoek waarin de archeologische waarde van de gronden wordt vastgesteld. Dit rapport bevat het door de gemeente verlangde archeologische bureauonderzoek. Hieronder volgen de belangrijkste conclusies uit het bureauonderzoek.

De planlocatie ligt op de wierde van Arwerd. Deze ligt in een relatief vlak zeekleigebied. Wanneer de wierde exact is ontstaan, is onduidelijk maar met zekerheid kan worden vastgesteld dat er reeds bewoning/beakkering was in de jaren na de jaartelling (Vroeg Romeinse tijd). Gegeven het vondstmateriaal op en rondom de wierde is de wierde ook in de Middeleeuwen in gebruik, tot en met de dag van vandaag. De huidige wierde bevat nu nog slechts drie boerderijen. Er zijn aanwijzingen dat in de Middeleeuwen op de wierde Arwerd ca. zeven boerderijen waren gevestigd.

De voorgenomen bodemverstoring bestaat uit het aanleggen van een funderingsstrook van 0.75 cm breed met op enkele plekken aan te brengen heipalen. Het grootste deel van de nieuw aan te leggen fundering wordt geplaats op de locatie en de diepte van de huidige fundering. Behalve de daarbij in te brengen heipalen zal de bodem daar dus niet dieper worden verstoord dan deze reeds is. De nieuw aan te leggen funderingsstrook (noordwestelijk deel) waar geen huidige bebouwing staat, en dus ook geen huidige fundering aanwezig is, is in de loop der jaren ook reeds aangetast. Miedema maakt melding van een af/vergraving op deze locatie en er is ook reeds een sloot aangelegd (en weer gedempt) door deze straks aan te leggen funderingsstrook.

Het is echter aannemelijk dat in de funderingsstrook in de noordwestelijke hoek, ondanks dat de oorspronkelijke wierdehoogte hier niet meer aanwezig is en een deel van deze funderingsstrook door een aangelegde sloot zal zijn verstoord, de bodem nog vergraven archeologische vondsten ex situ (aardewerk, bot en mogelijk ander materiaal) bevat.

Gegeven het feitelijk ontbreken van een onverstoorde wierdebodem en het geringe oppervlak dat echt ontgraven gaat worden (minder dan 28 m2) adviseert Hazenberg Archeologie het bevoegd gezag de locatie vrij te geven van verder archeologisch onderzoek. Na vrijgave adviseren wij de gemeente Delfzijl en de opdrachtgever wel om een amateurarcheoloog of een lid van de vereniging van terpenonderzoek in staat te stellen de bodemopbouw op te tekenen en de af te graven grond te onderzoeken. Het kan immers zo zijn dat de bodem nog een enkele (interessante) vondst bevat.

Libau beschikt over een lijst van (goed) in te schakelen amateurarcheologen en de opdrachtgever heeft laten weten niet afwijzend te staan tegenover het inschakelen van een amateurarcheoloog als de schuur straks wordt gebouwd. Een dergelijk advies is niet ongewoon. Het werd immers eerder ook afgegeven aan de gemeente Winsum betreffende een vergunningaanvraag.

Een exemplaar van dit document dient verzonden te worden naar het bevoegd gezag ter beoordeling c.q. vaststelling.

4 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING 4 INHOUDSOPGAVE 5 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 6

1. INLEIDING 7 1.1. Aanleiding en ligging plangebied 7 1.2. Onderzoeksdoel 8 1.3. Onderzoeksopzet 8 1.4. Huidig grondgebruik en verwachte bodemingrepen 9 2. BUREAUONDERZOEK 10 2.1. Methode 10 2.2. Resultaten 10 2.3. Gespecificeerde archeologische verwachting 19 3. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 19 3.1. Conclusie 19 3.2. Aanbevelingen 21 3.3. Beoordeling 21

BRONNEN 22 BIJLAGE (ENKELE FOTO’S) 23

5 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Provincie Groningen Gemeente Delfzijl Plaats Krewerd Adres Kloosterweg 4 Toponiem Arwerd Kaartblad 7F Coördinaten (X/Y) Centrum XY: 251639,597252 Oppervlakte totale plangebied Ca. 40/36 = 1.440 m2 Oppervlakte bebouwing/verstoring Ca. 105 m2 Hoogte huidig maaiveld Ca. 0.9 + NAP Grondwatertrap VII Bevoegd gezag Gemeente Delfzijl Huidig grondgebruik/bestemming Bijna geheel bebouwd (oude schuren) Historisch grondgebruik Bewoning Geplande bestemming Nieuwbouwschuur Onderzoeksaanmelding (GIS-code) volgt na goedkeuring conceptrapport Datum onderzoeksaanmelding idem Onderzoeksnummer (bij afmelden onderzoek)

Afb. 1: Afbeelding van het plangebied (met een rode ster aangegeven) op de topografische kaart (2018); het plangebied ligt in een westelijk hoek van de gemeente Delfzijl, niet heel ver verwijderd van Loppersum en Appingedam; Bron: www.topotijdreis.nl

6 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

1. INLEIDING

1.1. Aanleiding en ligging plangebied

is voornemens de huidige boerderijschuren op de locatie Kloosterweg 4 te slopen en hiervoor in de plaats een nieuwe schuur te plaatsen. De nieuw te bouwen schuur (zie afbeelding 2) hieronder) komt nagenoeg geheel op dezelfde locatie als de huidige schuren met uitzondering van een klein deel in het noordwesten (zie afbeelding 3). De schuur wordt, evenals de bestaande schuur, gebouwd aan de bestaande woning.

Afb. 2: Afbeelding van de nieuw te bouwen schuur; zichtzijde op de afbeelding is oostelijk; Bron: Hollema Bouw, Surhuisterveen (2019).

Afb. 3: Op deze afbeelding staat de bouwlocatie aangegeven (lichtgrijs) alsmede de relatie van de nieuwe bebouwing ten opzichte van de reeds aanwezige bebouwing (gearceerd); Bron: Hollema Bouw, Surhuisterveen (2019).

7 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

De nieuw te bouwen schuur heeft een totaaloppervlakte van 1.650 m2 waarvan de bodemverstoring (aanleg funderingssleuven en heipalen) in totaal ca. 108 m2 bedraagt1. Zie verderop voor de exacte realisatie van het project.

Door de voorgenomen bebouwing bestaat de kans dat eventuele aanwezige archeologische waarden worden verstoord dan wel worden vernietigd. De onderzoekslocatie ligt in het bestemmingsplan Buitengebied Noord (NL.IMRO.0010.04BP-VG02) en heeft daarin de dubbelbestemming Waarde- archeologie 2.

Indien de bouwwerken een oppervlakte overschrijden van 50 m2 en dieper reiken dan 40 cm. -mv. dient de vergunningaanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. De gemeente is van mening dat met de voorgenomen bouw deze vrijstellingsgrenzen worden overschreden. Derhalve verlangt de gemeente van de vergunningaanvrager een archeologisch rapport. Dit rapport bevat het door de gemeente verlangde archeologische bureauonderzoek waaruit blijkt of en zo ja op welke wijze er schade kan worden toegebracht aan mogelijk aanwezige archeologische waarden en hoe daar in het vervolg mee kan worden omgegaan.

1.2. Onderzoeksdoel Doel van dit bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende en/of te verwachten archeologische waarden. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen en omvat de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de datering, gaafheid en conservering en de relatieve kwaliteit van de archeologische waarden, en aardwetenschappelijke gegevens.

Het resultaat van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting voor het gebied, waarin uitgesproken wordt of archeologische waarden in het gebied verwacht worden, waar deze zich bevinden en welke waarden het betreft. Tevens worden de mogelijke gevolgen van de voorgenomen bodem verstorende werkzaamheden geïnventariseerd. Op basis van deze gespecificeerde archeologische verwachting stelt Hazenberg Archeologie een aanbeveling op. De conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek zullen worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat vervolgens een besluit neemt over eventueel vervolgonderzoek.

1.3. Onderzoeksopzet

Het bureauonderzoek bestaat uit het inventariseren van bestaande relevante archeologische en aardkundige informatie binnen het plangebied. Het bureauonderzoek is opgezet conform de richtlijnen in het protocol bureauonderzoek (protocolnummer 4002) van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 4.1.

Het bureauonderzoek beoogt de volgende onderzoeksvragen te beantwoorden:

1. Zijn er binnen de grenzen van het onderzoeksgebied bekende archeologische resten bekend? Zo ja, is bekend wat de aard, omvang, ligging, datering van deze resten is? 2. Worden binnen de grenzen van het plangebied archeologische resten verwacht? Zo ja, wat is de omvang, ligging, aard en datering van deze verwachte resten? 3. In hoeverre hebben (sub)recente ingrepen binnen de plangebieden eventueel aanwezige archeologische waarden aangetast? 4. Is vervolgonderzoek noodzakelijk om de eventueel aanwezige resten op te sporen of om de waarde ervan te bepalen? 5. Welke archeologische waarden bevinden zich in de directe omgeving, doch buiten de grenzen van het onderzoeksgebied, in een straal van ca. 500 m?

Het rapport besluit met een gespecificeerde archeologische verwachting en een daaruit voortvloeiend selectieadvies. Dit advies wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag. Dat neemt het uiteindelijke besluit of en zo ja welke vervolgstappen de vergunningaanvrager moet nemen met betrekking tot de archeologische monumentenzorg.

1 Zijde oost: 37.5 m, zijde noord 44 m, zijde west 24,5 m, zijde zuid 38,5 m; sleuf is 75 cm. breed.

8 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

1.4. Huidig grondgebruik en verwachte bodemingrepen

Het te bebouwen gebied, bestaat op dit moment uit een nog aanwezige L-vormige schuur (zie afbeelding 4). Vangwege aardbevingsbestendigheid dient de toekomstige schuur geen L-vorm maar een rechthoekige/vierkante vorm te krijgen. Daarom is gekozen voor het huidige ontwerp. De schuur wordt daardoor qua oppervlakte iets groter dan de huidige schuur.

Het oppervlak dat de straks te bouwen schuren in beslag neemt bedraagt ca. 1.650 m2 (44m x 37.5m). De huidige fundering, die zich bevindt op 65-70 cm. -mv. zal worden verwijderd en nieuw aan te leggen funderingen zullen niet dieper worden geplaatst dan de huidige fundering. Alleen de fundering aan de westzijde (ca. 24.5 meter lang) en een deel van de noordzijde (ca.13 meter lang) zal worden aangelegd op een bodem die niet verstoord is door eerder aangelegde funderingen. De totale oppervlakte hiervan bedraagt ca. 28 m2. Ook hier wordt de fundering aangelegd op een diepte van 65-70 cm. -mv. De fundering zal ook worden onderheid; een palenplan is nog niet bekend. De overige oppervlakte, binnen de schuren, zal worden betegeld. Die aanleg zal niet dieper geschieden dan ca. 10-20 cm. -mv. (d.w.z. binnen de huidige bouwvoor).Overigens bestaat de ‘vloer’ van de huidige schuur ook reeds uit aangelegde tegels.

Afb. 4: De bouwlocatie (in rood) en de omtrek van de huidige bebouwing incl. woonhuis(in geel) weergegeven; bron afbeelding: Google Earth (datum beeldmateriaal 2018).

9 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

2. BUREAUONDERZOEK

2.1. Methode Het bureauonderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de KNA, versie 4.1. De werkzaamheden bestonden uit het verzamelen en interpreteren van aardwetenschappelijke informatie (uit geologische, geomorfologische en bodemkundige kaarten en bronnen), archeologische informatie, en het bestuderen van historische en historisch-geografische bronnen (historische en topografische kaarten). Daarnaast is aanvullend relevante informatie verzameld over de plannen en het plangebied.

De volgende bronnen zijn geraadpleegd:

• Archeologische Monumentenkaart AMK (via ARCHIS) • landelijke archeologische database ARCHIS • historische kaarten • gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart • het informatiesysteem Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO); • het vigerende bestemmingsplan • bodemkaart 1:50.000 (via bodemdata.nl / ARCHIS) • geomorfologische kaart 1:50.000 (via ARCHIS) • eventuele luchtfoto’s onderzoeksgebied (Google Earth) • topografische kaart 1:25.000 (Topografische Dienst, Emmen) • relevante publicaties en literatuur

2.2. Resultaten

Bodem/geologie Het plangebied bevindt zich in het Fries-Gronings kleigebied. Op de bodemkaart heeft de planlocatie geen aanduiding gekregen en op de geomorfologische kaart staat de planlocatie aangegeven als terp (subcategorie B91: Terp of hoogwatervluchtplaats). De planlocatie ligt op de wierde van Arwerd. De omgeving van de wierde betreft een vlakte van getij-afzettingen hoofdzakelijk ontstaan door maritieme processen. De vorming hiervan begon in het Holoceen.

Pleistoceen zand ligt in het plangebied op een diepte tussen 8 en 10 meter -NAP. In de Atlas van Nederland in het Holoceen wordt op een reconstructie van 3.850 v. Chr. een getijdengebied weer- gegeven in het plangebied. Omstreeks 1.500 v. Chr. is er een fase waarin het plangebied in een zone ligt met veenmoeras. De zee blijft actief in het gebied tot aan de middeleeuwse bedijking. Het plangebied ligt in een relatief vlak zeekleigebied. Wierden vormen de antropogene hogere delen in het landschap. Een daarvan is de wierde van Arwerd. De lager liggende delen in het landschap bestaan voornamelijk uit maren en percelen die zijn afgegraven ten behoeve van de steenindustrie.

Afb. 5 : Locatie van het plangebied (aangegeven met een rode ster) op een uitsnede van de geomorfologische kaart van Nederland; Bron: Archis 3, RCE.

10 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Het grondwater heeft een gemiddeld hoogste stand van meer dan 40 centimeter beneden maaiveld en een gemiddeld laagste stand van meer dan 120 centimeter (grondwatertrap VII).

Op de onderstaande afbeeldingen (afb. 6 en 7) is de onderzoekslocatie weergegeven op een uitsnede uit het Actueel Hoogteregister Nederland (AHN.

Afb. 6: Uitsnede uit Actueel Hoogteregister Nederland 3; de planlocatie is met een rode pijl weergegeven: bron www.ahnarcgisonline.nl..

Op bovenstaande afbeelding zijn de verschillende wierden (o.a. Arwerd, Krewerd, ’t Noorn) goed te zien als hoog liggende elementen in het landschap (kleur: bruin). Ook goed te zien zijn de – ten behoeve van de klei-industrie - afgegraven percelen ten westen van Arwerd (kleur: donkerblauw)

Afb. 7: Uitsnede uit Actueel Hoogteregister Nederland 3; de planlocatie is met rood weergegeven: bron www.ahnarcgisonline.nl.

11 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Wat opvalt aan bovenstaande afbeelding is dat op het AHN goed te zien is dat vanaf de noordgrens van de wierde richting de te bebouwen locatie (noordwestzijde) er kennelijk een sloot of een greppel is gegraven. Deze inham (kleur: felgroen) ligt beduidend lager (ca. 0.09 + NAP) dan de directe omgeving daar om heen (ca. 0.6 +NAP).

De weilanden rondom de wierde liggen op gemiddeld 0.0 / 0.1 +NAP. De wierde zelf (de onbebouwde delen) ligt op gemiddeld 1.0 +NAP.

Verstoringen Het oppervlak van de schuur is te verdelen in een zone waarbinnen de funderingen worden aangelegd (en de heipalen ingebracht worden) en het oppervlak daarbinnen, het feitelijke gebruiksoppervlak van de schuur. Het huidig oppervlak van de schuur is betegeld; de bovenste laag zal daar ca. 10-20 cm. -mv zijn geroerd. Het grootste deel van de bodem van de aan te leggen fundering van de nieuwe schuur - de zuidzijde, de oostzijde, een klein deel van de westzijde en het grootste deel van de noordzijde - is reeds verstoord door de aangelegde fundering van de huidige schuur. De huidige fundering ligt daar op 65-70 cm. -mv. Tot die diepte is de bodem daar verstoord/verdwenen. Vooralsnog onverstoord lijkt alleen de bodem op die delen waar er geen huidige fundering ligt. Dat betreft in totaal een oppervlak van ca. 28 m2.

Miedema onderzocht deze terp, net als vele anderen terpen, in de jaren 1984-1988. Uit de legenda bij de afbeeldingen van alle terpen (zie hieronder de afbeelding van Arwerd) valt op te maken dat de bodem – in ieder geval ter hoogte van de nieuw aan te leggen funderingen buiten de huidige funderingen - is afgegraven. Tot welke diepte de bodem daar is afgegraven is onbekend.

Afb. 8: Afbeelding van de wierde van Arwerd zoals deze is opgenomen in het (veld) onderzoek van Miedema uit 1984/1988; Bron: Archeologisch Instituut, Amsterdam.

12 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Historische ontwikkeling, kaartmateriaal en bouwhistorische informatie In vergelijking met de wierden van o.a. Krewerd, Leermens en Godlinze is de wierde van Arwerd relatief klein. De wierde staat daarom vaak niet vermeld op historisch kaartmateriaal zoals de Coenderskaart (1675/1680), de kaart van Blaeu (Groninga Dominium, 1645) of de kaart van A.D.G. de Gross uit 1792.

Het eerste goede beeld van de wierde Arwerd is te zien op de kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan , Groningen, sectie E, blad 02 (MIN01008E02).

Afb. 9: De contouren van de nieuw te bouwen schuur zijn in rood aangegeven, de contouren van de reeds aanwezige bebouwing (incl. woonhuis) zijn in geel weergegeven op een uitsnede van de Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Bierum, Groningen, sectie E, blad 02 (MIN01008E02) ; Bron: Beeldbank, RCE.

De huidige boerderij (plus een kleine aanbouw aan de noordkant, lichtbruin gearceerd) was reeds aanwezig aan het begin van de 19de eeuw. De exacte ouderdom van de boerderij is onbekend. In 1882, ook volgens de opgave van de eigenaar, is de toenmalige schuur aan de oostkant verlengd tot de huidige lengte. In 1918 is er aan de noordkant van de toenmalige schuur een nieuwe schuur bijgebouwd. Het huidige woonhuis is gebouwd rond 1925.

Op erfgoedkaart van de gemeente Delfzijl2 staat de wierde Arwerd niet aangegeven als karakteristiek gebied in tegenstelling bijvoorbeeld tot de wierde van Krewerd. Ten aanzien van de bebouwing van Kloosterweg 4 is op afbeelding 10, zie daarvoor ook het document ‘Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl’3, de cultuurhistorische waardering te lezen die aan de bebouwing van Kloosterweg 4 is gegeven.

Op kadastrale kaarten uit het eind van de 19de eeuw valt tevens op te maken dat de weg over het midden van de wierde werd aangelegd rond 1882. Wegaanleg en aanbouw van de zuidelijk schuur zijn dus ongeveer in dezelfde tijd gerealiseerd. Door de wegaanleg ontstond op de wierde een bebouwd noordelijk deel en een onbebouwd zuidelijk deel. Vanwege de vruchtbaarheid van terpaarde voor land- en tuinbouw – en de onbekendheid van de archeologische waarde van terpen –

2 3 Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl, Libau en gemeente Delfzijl, 2019

13 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020 worden eind 19de, begin 20ste eeuw veel terpen en wierden (deels) afgegraven. Het zuidelijk deel van de wierde Arwerd wordt in de jaren twintig te koop aangeboden (zie afbeelding 13). De zuidelijke helft van de wierde is volledig afgegraven.

Afb. 10. De cultuurhistorische waardering van bebouwing van Kloosterweg 4; bron: Libau/gemeente Delfzijl

Vanaf het eind van de 19de eeuw tot begin 60-er jaren van de 20ste eeuw blijft de situatie rondom de planlocatie – voor zover valt vast te stellen – redelijk ongewijzigd. In de jaren 1961/1962 wordt de toenmalige bebouwing uitgebreid naar het noorden met een extra schuur (zie afb. 11). Tevens valt op dat in deze jaren de aanwezige verhoging op de wierde, tussen Kloosterweg nr. 4 en nr. 6, aan de zuidelijke kant deels lijkt te zijn afgegraven. In ieder geval wordt de verhoging nu door een tweetal aangelegde nieuwe sloten (oost en zuidzijde) omsloten.

Afb. 11 Het plangebied aan het begin van de zestiger jaren; de situatie wijzigt in deze jaren: bron: www.topotijdreis.nl

14 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Was er tot de jaren tachtig van de 20ste eeuw nog sprake van een losstaand bijgebouw (schuur?) iets ten noorden van de gebouwde schuren, op de topografische kaart uit 1982 is duidelijk weergegeven dat de bebouwing zich verder heeft uitgebreid en nu aan elkaar vast zit.

Afb. 12 Het plangebied aan het begin van de tachtiger jaren; de situatie wijzigt in deze jaren: bron: www.topotijdreis.nl

De laatste grote wijziging die zich heeft voorgedaan rondom de planlocatie betreft de aanleg van de tachtig meter lange schuur ten oosten van de huidige bebouwing. Deze schuur werd rondom de jaren 2004/2005 gerealiseerd.

De ontwikkeling van de bebouwing van Kloosterweg 4 lijkt een aantal fasen te kennen. De eerste fase betreft de boerderij zoals die rondom 1800 aanwezig was. De volgende fase (eind 19de/ begin 20ste eeuw) bestond uit het verlengen van de toenmalige schuur (in 1882), de bouw van een nieuwe schuur aan de noordkant (1918) en het realiseren van het huidige woonhuis. In de fase werd ook de oost-west weg aangelegd over de wierde Arwerd en werd het zuidelijk deel van de wierde afgegraven en verkocht. De derde fase (zestiger jaren) betreft de fase waarin de 2 schuren worden uitgebreid met een derde schuur en waarin de verhoging aan de noordkant van de wierde deels lijkt te zijn afgegraven en waarbij 2 sloten worden aangelegd. De laatste fase – afgelopen 50 jaar - betreft de fase waarin de schuurcapaciteit aan de noordkant is uitgebreid en waarbij Goense aan de oostkant een grote schuur heeft gerealiseerd (niet afgebeeld).

15 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Afb. 13. Het zuidelijk deel van de wierde Arwerd wordt te koop aangeboden: links een afbeelding uit het NvhN (februari 1926), rechts een afbeelding uit de Provinciale Drentsche en Asser courant (mei 1927); bron: Delpher.

Archeologische monumenten, onderzoeken en waarnemingen4 De gemeente Delfzijl heeft in 2009 door RAAP een archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart laten opstellen. In 2012/2013 is deze kaart door Libau herzien. Op onderstaande afbeelding is de planlocatie op de verwachtingskaart van RAAP weergegeven. De verwachting van de planlocatie op de herziene kaart wijkt overigens niet af van de afgebeelde kaart.

Afb. 14: Zoals valt waar te nemen ligt de planlocatie op de wierde van Arwerd, binnen de contouren van een AMK-terrein; het betreft AMK-terrein nr. 5589; Bron: RAAP.

AMK-terrein nr. 5589, de wierde van Arwerd, staat als volgt beschreven in Archis 3: ……….

4 Informatie afkomstig uit ARCHIS III, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

16 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Terrein met sporen van een ovale wierde, in 1984 was de lengte 225 meter en de breedte 150 meter. Tot kort voordien was hij geheel door een ringsloot omgeven, waarvan het oostdeel gedempt was. De weg Oosterwijtwerd-Krewerd loopt west-oost midden over de wierde. De zuidelijke flank is geheel afgegraven en in 1984 als akker in gebruik. Bij een boring bleken echter nog tussen 0.3 en 1.25 meter diepte bewoningssporen aanwezig te zijn, gescheiden door een laag schone klei. Boringen op het gave wierdedeel lieten tussen 0.3 en 2.0 meter diepte bewoningssporen zien, eveneens door een laag klei gescheiden. Ook buiten de eigenlijke wierde, aan de zuid- en oostzijde, werden tot op 0.45 meter respectievelijk 1.0 meter diepte bewoningssporen gevonden. Tegelijk werden vele tientallen Inheems Romeinse, Vroeg- en Laat Middeleeuwse en (sub-)recente scherven gevonden. Ook bij boringen in 1997 werd geconstateerd dat de wierdezool in het zuidelijk wierdedeel nog behoorlijke bewoningssporen bevat. Ook werd aardewerk vanaf de Romeinse tijd gevonden.

Het betreft een terrein van ‘zeer hoge archeologische waarde’, met als complextype(s) en datering(en): Terp/wierde (IJzertijd-Nieuwe tijd)

Zoals reeds eerder gemeld is het terrein onderzocht door Miedema gedurende veldonderzoek tussen 1984 en 1988. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in ‘Oost Fivelingo 250 v.C.-1 850 n.c. archeologische kartering en beschrijving van 2100 jaar bewoning in Noordoost Groningen’. Op en rondom de wierde van Arwerd zijn destijds een zestal boringen gezet. Zie onderstaande afbeelding.

Afb. 15. In rood omcirkeld de destijds door Miedema gezette boringen; bron: Bron: Archeologisch Instituut, Amsterdam.

De terp wordt door Miedema als volgt omschreven: ……..

‘Ovale terp, grootste lengte 225 m, grootste breedte 150 m. Tot voor kort geheel door een ringsloot omgeven, waarvan nu het oostelijke deel gedempt is. De weg Oosterwijtwerd/Krewerd loopt van west naar oost midden over het reliëf. De zuidelijke flank is geheel afgegraven en als akker in

17 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020 gebruik. Op de noordelijke terphelft ligt in de nw-flank een zo-nw gerichte boerderij met een C- vormige gracht langs de zuidzijde van het erf. In de no-flank staat een w-o gerichte boerderij met gracht langs zuidzijde. Dit voorerf is gedeeltelijk afgegraven; de uiterste noordrand is nog aanwezig en ligt ca 100 boven het omringende maaiveld.’

De boringen leveren het volgende beeld op:

I. 0-35 bouwvoor, 35-70 lichte bew.sporen, 70-80 schone tussenlaag klei, 80-110 bew.sporen, 110- 150 roestige klei, 150 blauwe klei, 155 boring beëindigd. 2. 0-35 bouwvoor, 35 schone klei, 70 boring beëindigd. 3. 0-30 dek, 30-70 bew.sporen, 70-80 schone tussenlaag klei, 80-125 bew.sporen, 125 blauwe klei, 200 boring beëindigd. 4. 0-30 dek, 30 klei, 70 boring beëindigd. 5. 0-30 dek, 30-70 bew.sporen, 70-80 schone tussenlaag klei, 80-200 bew.sporen, 200 zandige klei met veg.sporen, 300 boring beëindigd. 6. 0-30 dek, 30-45 bew.sporen, 45 schone klei, 70 boring beëindigd

Boring 3 betreft de boring die het dichts in de buurt ligt van de planlocatie. Hieruit blijkt dus dat er toen bewoningssporen werden aangetroffen op een diepte van 30-70 cm. en tussen 80-125 cm. -mv. Bewoningssporen definieert Miedema als : ………… alle grondsporen die op menselijke bewoning duiden, zoals scherfgruis, zwarte terpmodder, fosfaatvlekken, mest, puin en baksteenfragmenten. Wat door Miedema exact is aangetroffen in boring 3 is dus niet duidelijk.

Tevens somt Miedema, per onderzochte terp/wierde, wat er is aangetroffen op en rondom de wierde. De aangetroffen losse vondsten bij Arwerd betreffen o.a. randscherven, wandscherven, bodem- scherven waaronder uit de Romeinse tijd, een oor van een steelpan, een pijpenkop, een pijpensteel en vier botten. Datering van het aangetroffen vondstmateriaal loopt van de Romeinse tijd tot en met de Nieuwe tijd. Het relatief grote aantal vondsten is goed te verklaren doordat de zuidelijke helft van de wierde is afgegraven (wat vondsmateriaal oplevert) alsmede de af/vergraving van een deel van de noordkant van de wierde, o.a. ter plaatse van de planlocatie. Er wordt verondersteld5 dat de wierde Arwerd in de Middeleeuwen circa zeven boerderijen huisvestte. ‘In plaats van de grote schuren van tegenwoordig moeten we ons eenvoudige woonhuizen van hout en vlechtwerk voor- stellen, met een laag aangrenzend koehuis en met hier en daar verspreid op het erf schapenhokken, hooibergen en korenspiekers. Het bouwland zal grotendeels op en tegen de wierde aan hebben gelegen, terwijl verder het land in vooral hooi- en weiland lag’.

Miedema’s vondstmateriaal dateert de wierde vanaf de Romeinse tijd, anderen daarentegen dateren de wierde al vanaf de IJzertijd. Voor deze laatste datering zijn overigens bij Arwerd geen concrete aanwijzingen. Vooralsnog kunnen we er van uitgaan dat de wierde in ieder geval terug gaat tot de Vroeg Romeinse tijd. De in Archis 3 genoemde waarneming (nr. 2925707100) op de terp verwijst naar archeologische inspecties van Harsema en Klok in 1966 waarbij op de wierde een Vroeg Romeinse ophogingslaag is geconstateerd. In 1997 voerde ook Mollema booronderzoek uit bij de wierde Arwerd. Daarbij werd geconstateerd dat er ook nog bewoningssporen aanwezig zijn op het zuidelijk afgegraven deel van de wierde Arwerd.

Het dichtst in de buurt uitgevoerde archeologische onderzoek betreft onderzoek dat is uitgevoerd 100 meter ten noordwesten van de planlocatie, net buiten de wierde. In opdracht van Bouwbedrijf Houtman voerde RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2015 een archeologische begeleiding (protocol opgraven) uit in verband met de voorgenomen bouw van een jongveestal bij de Kloosterweg 6.

Het rapport vermeldt het volgende: ……Het onderzoeksgebied is onderzocht door middel van een werkput, met een totale omvang van circa 205 m2, waarbij twee vlakken zijn gedocumenteerd. Het eerste vlak bevatte slechts (sub)recente sporen, naast een hoeveelheid vondsten die niet aan een context kunnen worden gerelateerd. Op het tweede vlak is een sloot aangetroffen, vermoedelijk uit de Late Middeleeuwen. Het resterende vlak heeft verder enkele vondsten opgeleverd, met name kogelpotaardewerk en botresten.

5 Noomen, P.N. (19….)

18 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

RAAP Archeologisch Adviesbureau concludeert dat de resultaten van het onderzoek geen aan- leiding geven om archeologische maatregelen (planaanpassing, vervolgonderzoek etc.) aan te bevelen, zodat de bodemingrepen zonder (verdere) archeologische belemmeringen kunnen worden uitgevoerd.

2.3. Gespecificeerde archeologische verwachting De wierde van Arwerd ligt in een relatief vlak zeekleigebied. Wanneer de wierde exact is ontstaan, is onduidelijk maar met zekerheid kan worden vastgesteld dat er reeds bewoning/beakkering was in de jaren na de jaartelling (Vroeg Romeinse tijd). Gegeven het vondstmateriaal op en rondom de wierde is de wierde na deze tijd ook in de Middeleeuwen in gebruik tot en met de dag van vandaag. De huidige wierde bevat nu nog slechts drie boerderijen. Er zijn aanwijzingen dat in de Middeleeuwen op de wierde Arwerd ca. zeven boerderijen waren gevestigd.

Voor wat betreft de bodemopbouw lijkt boring 3 uit het onderzoek van Miedema een redelijk goede indicator te zijn. Dat betekent - waar de bodem niet verstoord is door slootaanleg en funderingen of andere verstoringen - er waarschijnlijk een bouwvoor (dek) aanwezig zal zijn van ca. 30 cm., er daaronder tot ca. 70 cm. -mv. bewoningsporen kunnen worden aangetroffen, er daarna van 70-80 cm. -mv een kleilaag aanwezig is, er opnieuw bewoningssporen te verwachten zijn tussen 80 cm. - mv en 125 cm. -mv. en er daarna tot 200 cm. blauwe klei aanwezig is.

Verwachte perioden (datering) In lijn met eerdere vondsten, zullen sporen en vondsten dateren vanaf de Vroeg Romeinse tijd tot en met de Nieuwe tijd.

Complextypen Nederzettingsterrein bestaande uit voornamelijk kleine boerderijen en/of bijgebouwen en om sporen van agrarische gebruik van het gebied.

Uiterlijke kenmerken Nederzettingsterreinen uit het Romeinse tijd en Late Middeleeuwen kenmerken zich door het voorkomen van een veelal donker gekleurde, humeuze, vondstrijke ‘vuile’ laag. In het niveau kunnen aardewerk, verbrand en onverbrand bot, natuursteen, glas, metaal, bewerkt hout, as, houtskool, fosfaat en mest voorkomen.

Verstoringen Het te verstoren oppervlak betreft de aan te leggen funderingen (incl. heipalen) voor de nieuwe schuur. Het grootste deel van deze nieuw aan te leggen nieuwe fundering vindt plaats op de locatie van reeds aangelegde funderingen. Dit betreft de zuidzijde (ca. 38.5 m), de oostzijde (ca. 37.5 m) en het grootste deel van de noordzijde (ca. 30 meter). Hier is de bodem tot een diepte van ca. 65-70 cm. -mv. reeds verstoord. Diepere verstoring zal daar niet plaatsvinden. Mogelijk niet verstoorde grond door funderingsaanleg betreft dan een strook van de noordzijde (ca. 13 meter) en de westelijke funderingstrook van ca. 24.5 meter. Echter, deze strook (in totaal ca. 28 m2) betreft niet de oorspronkelijke wierde-hoogte. Volgens Miedema is dit deel al af/vergraven en een klein deel van deze aan te leggen funderingsstrook is in het (recente) verleden op de schop gegaan door een aangelegde sloot. Deze sloot is inmiddels weer nagenoeg gedempt.

CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN

3.1. Conclusies

De bodemingreep ten behoeve van de nieuw te bouwen schuur vindt plaats op de wierde Arwerd; deze locatie bevat in ieder geval bewoningssporen vanaf de Vroeg Romeinse tijd. Ook in de eeuwen daarna, tot op heden, is de wierde in gebruik geweest als bewonings- en/of beakkeringsplaats.

De voorgenomen bodemverstoring bestaat uit het aanleggen van een funderingsstrook van 0.75 cm breed met op enkele plekken aan te brengen heipalen. Het grootste deel van de nieuw aan te leggen

19 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020 fundering wordt geplaats op de locatie en de diepte van de huidige fundering. Behalve de daarbij in te brengen heipalen zal de bodem daar dus niet dieper worden verstoord dan deze reeds is. De nieuw aan te leggen funderingsstrook (noordwestelijk deel) waar geen huidige bebouwing staat, en dus ook geen funderingsstrook aanwezig is, is in de loop der jaren ook reeds aangetast. Miedema maakt melding van een af/vergraving op deze locatie en er is ook reeds een sloot aangelegd (en weer gedempt) door deze straks aan te leggen funderingsstrook.

Het is echter aannemelijk dat in de funderingsstrook in de noordwestelijke hoek, ondanks dat de oorspronkelijke wierdehoogte hier niet meer aanwezig is en een deel van deze funderingsstrook door een aangelegde sloot zal zijn verstoord, de bodem nog archeologische vondsten (aardewerk, bot en mogelijk ander materiaal) kan bevatten. Met de voorgenomen funderingsaanleg tot ca. 70 cm. zal een mogelijke bewoningslaag op een diepte van 80 cm. -mv en dieper overigens niet worden aangetast. Deze zal dus – indien aanwezig – op deze diepte in situ worden bewaard.

Gegeven het feitelijk ontbreken van een onverstoorde wierdebodem, het geringe oppervlak dat echt ontgraven gaat worden (minder dan 28 m2) adviseert Hazenberg Archeologie het bevoegd gezag de locatie vrij te geven van verder archeologisch onderzoek. Daarbij formuleren wij wel de voorwaarde dat of een amateurarcheoloog of een lid van de vereniging van terpenonderzoek in staat wordt gesteld de bodemopbouw op te tekenen en de af te graven grond te onderzoeken. Het kan immers wel zo zijn dat de bodem nog een enkele (interessante) vondst bevat.

Libau beschikt over een lijst van (goed) in te schakelen amateurarcheologen en de opdrachtgever heeft laten weten niet afwijzend te staan tegenover het inschakelen van een amateurarcheoloog als de schuur straks wordt gebouwd. Een dergelijk advies is niet ongewoon. Het werd immers ook afgegeven aan de gemeente Winsum betreffende een vergunningaanvraag van maatschap Wolters6.

Beantwoording onderzoeksvragen

1. Zijn er binnen de grenzen van het plangebied bekende archeologische resten bekend? Zo ja, is bekend wat de aard, omvang, ligging, datering van deze resten is?

De planlocatie ligt op de wierde Arwerd; op en rondom de wierde zijn vondsten en vermoedelijke cultuurpaketten aangetroffen daterend van de Vroege Romeinse tijd tot en met de Nieuw tijd.

2. Worden binnen de grenzen van het plangebied archeologische resten verwacht? Zo ja, wat is de omvang, ligging, aard en datering van deze verwachte resten?

Een groot deel van de straks te verstoren bodem (d.m.v. het aanleggen van funderingsstroken), het oppervlak binnen de huidige bebouwing, is reeds verstoord door de fundering van de huidige bebouwing. Hier ter plaatse worden geen archeologische resten verwacht binnen de te ontgraven stroken t.b.v. de nieuwe fundering. In de funderingsstrook in het noordwesten – nu nog onbebouwde bodem – zijn mogelijk archeologische resten te verwachten te dateren vanaf de Vroege Romeinse tot en met de Nieuwe tijd. De resten zullen een relatie hebben met bebouwing en/of beakkering van de wierde. In de bodem kan aardedewerk, verbrand en onverbrand bot, natuursteen, glas, metaal, bewerkt hout, as, houtskool, fosfaat en mest en dergelijke voorkomen.

3. In hoeverre hebben (sub)recente ingrepen binnen de plangebieden eventueel aanwezige archeologische waarden aangetast?

Het te verstoren oppervlak betreft de aan te leggen funderingen (incl. heipalen) voor de nieuwe schuur. Het grootste deel van deze nieuw aan te leggen nieuwe fundering vindt plaats op de locatie van reeds aangelegde funderingen. Dit betreft de zuidzijde (ca. 38.5 m), de oostzijde (ca. 37.5 m), de westzijde (ca. 8 meter) en het grootste deel van de noordzijde (ca. 30 meter). Hier is de bodem tot een diepte van ca. 65-70 cm. -mv. reeds verstoord. Diepere verstoring zal daar niet plaatsvinden. Mogelijk niet verstoorde grond door funderingsaanleg betreft dan een strook van de noordzijde (ca. 13 meter) en de westelijke funderingsstrook van ca. 24.5 meter. Echter, deze strook (in totaal ca. 28

6

20 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020 m2) betreft niet de oorspronkelijke wierde-hoogte. Volgens Miedema is dit deel al af/vergraven en een klein deel van deze aan te leggen funderingsstrook is in het (recente) verleden op de schop gegaan door een aangelegde sloot. Deze sloot is inmiddels weer nagenoeg gedempt.

4. Is vervolgonderzoek noodzakelijk om de eventueel aanwezige resten op te sporen of om de waarde ervan te bepalen?

Gegeven het feitelijk ontbreken van een onverstoorde wierdebodem, het geringe oppervlak dat echt ontgraven gaat worden (minder dan 28 m2) adviseert Hazenberg Archeologie de gemeente Delfzijl (= het bevoegd gezag) de locatie vrij te geven van verder archeologisch onderzoek. Daarbij formuleren wij wel de voorwaarde dat of een amateurarcheoloog of een lid van de vereniging van terpenonderzoek in staat wordt gesteld de bodemopbouw op te tekenen en de af te graven grond te onderzoeken. Het kan immers zo zijn dat de bodem nog een enkele (interessante) vondst bevat.

5. Welke archeologische waarden bevinden zich in de directe omgeving, doch buiten de grenzen van het onderzoeksgebied, in een straal van ca. 500 m?

De terp van Arwerd bevindt zich in het gebied dat we ook wel Fivelingo noemen; het betreft hier een oorspronkelijk wierdelandschap. Dichtbij in de buurt gelegen andere wierden betreffen die van Krewerd en t ‘Noorn. Ten zuidoosten van de wierde, op ruim één kilometer, bevindt zich het Nijenklooster.

. 3.2. Aanbevelingen

Gegeven het feitelijk ontbreken van een onverstoorde wierdebodem, het geringe oppervlak dat echt ontgraven gaat worden (minder dan 28 m2) adviseert Hazenberg Archeologie de gemeente Delfzijl (= het bevoegd gezag) de locatie vrij te geven van verder archeologisch onderzoek. Na vrijgave adviseren wij de gemeente Delfzijl en de opdrachtgever wel om een amateurarcheoloog of een lid van de vereniging van terpenonderzoek in staat te stellen de bodemopbouw op te tekenen en de af te graven grond te onderzoeken. Het kan immers zo zijn dat de bodem nog een enkele (interessante) vondst bevat.

3.3. Beoordeling

Een exemplaar van dit document dient verzonden te worden naar het bevoegd gezag ter beoordeling c.q. vaststelling.

21 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

BRONNEN

Literatuur

Bestemmingsplan Buitengebied Noord (NL.IMRO.0010.04BP-VG02

Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart, RAAP-rapport 3278, kaartbijlage 1 schaal 1:25.000 (2009)

Berendsen, H., 2005: Landschappelijk Nederland. De fysische-geografische regio’s, Assen.

Berendsen, H., 2008: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen

Bongers, drs. J.M.G. (2014): Krewerd, Pastorieweg 8 (Gem. Delfzijl, Gr.). Een Archeologisch Bureauonderzoek.. DANS. https://doi.org/10.17026/dans-zp5-8ned

Halbertsma, H, (1963), Terpen tussen vlie en eems, een geografisch-historische benadering, J.B. Wolters, Groningen

Jong de M., Mennens-van Zeist, A. en Molema, J.; herziening archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart gemeente Delfzijl, Libau, 14 februari 2013

Kroft, drs. P. van der (RAAP Archeologisch Adviesbureau) (2015): Plangebied Kloosterweg 6 te Krewerd. DANS. https://doi.org/10.17026/dans-zsw-m99e

Miedema, M. (1990), Oost-Fivelingo 2S0 v.C.-18S0 n.C. Archeologische kartering en beschrijving van 2100 jaar bewoning in Noordoost-Groningen, Amsterdam

Noomen, P.N. (1996), Middeleeuwse bezitsverhoudingen in Noordoost-Fivelingo; in: Boer, E. de, L. Bos en O. Mulder-Steenbrink, Het Bierumer Boerderijenboek, pag. 59-82

Tillema, S et al. (2019) Karakteristieke objecten gemeente Delfzijl (200, Libau en gemeente Delfzijl,

Tulp, drs. C. (De Steekproef) (2019): Krewerd, Pastorieweg 8, Gemeente Delfzijl (Gr.). Opgraving, Variant Archeologische Begeleiding (AB). DANS. https://doi.org/10.17026/dans-zrc-p3s7

Nieuwhof A, (red/2016); Van Wierhuizen tot Achlum, honderd jaar archeologisch onderzoek in terpen en wierden; Jaarverslagen van de Vereniging voor terpenonderzoek 98

Internet

• Alterra Wageningen Universiteit, Aardkunde, maps.bodemdata.nl

• Geologische Dienst Nederland (TNO), DINO-loket, www.dinoloket.nl/ondergrondgegevens

• Google Maps, Topografisch kaartmateriaal en satellietbeelden, www.google.nl/maps

• PDOK, PDOK Viewer, http://pdokviewer.pdok.nl/

• Topgrafische kaarten: www.topotijdreis.nl

• Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Centraal Archeologisch Archief, https://archis.cultureelerfgoed.nl

22 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

BIJLAGE (ENKELE FOTO’S)

De schuren van (1969) ; gefotografeerd vanuit het oosten; bron: beeldbank RCE

23 1Arch / Hazenberg Archeologie

Kloosterweg 4, (Arwerd), gemeente Delfzijl, archeologisch bureauonderzoek Definitief, 31 maart 2020

Woonhuis en aangrenzende schuur (1969) ; gefotografeerd vanaf de weg vanuit het zuidwesten. bron: beeldbank RCE

24 1Arch / Hazenberg Archeologie Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlage 5 Beoordeling Libau archeologie

85

/LEDX  

Gemeente DelfzijlKRJHGHUD t.a.v. DFJURQLQJHQ Johan van den Kornputplein 10   9934 EA Delfzijl DUFKHRORJLH#OLEDXQO

GDWXP20 april 2020  RQGHUZHUS Toetsing rapport Kloosterweg 4 Krewerd  NHQPHUN 20.81039  EHKDQGHODDU

Geachte

Naar aanleiding van uw verzoek stuur ik u de inhoudelijke toetsing van het rapport Sloop en nieuwbouw landbouwschuur Kloosterweg 4 Krewerd, gemeente Delfzijl. Archeologisch bureauonderzoek. (Hazenberg AMZ Publicatie 2020 - 4).

Het bureauonderzoek is opgesteld in verband met de vervanging van de driedubbele schuur achter de woning door een nieuwe aardbevingsbestendige schuur. In het bureauonderzoek is onder meer gebruik gemaakt van aardkundige, archeologische en historische bronnen en is aandacht besteed aan het gemeentelijk archeologiebeleid. Op basis hiervan is een gespecificeerde verwachting opgesteld en is een advies geformuleerd over de noodzaak tot verder onderzoek.

Beoordeling rapportage Het onderzoek is zorgvuldig uitgevoerd en is helder en uitgebreid gerapporteerd. Desondanks heeft Libau enkele inhoudelijke opmerkingen bij de getrokken conclusies: - Het onderzoeksbureau stelt op basis van het onderzoek van Miedema dat er geen sprake zou zijn van een "onverstoorde wierdebodem". Het klopt dat de wierde in de noordwesthoek van de geplande nieuwbouw volgens de kaart van Miedema deels is afgegraven. De aanname dat hier geen intacte archeologisch resten meer aanwezig zijn, is echter wat voorbarig. In de door Miedema gezette boring 3 (die ook wordt aangehaald door het onderzoeksbureau) zijn immers nog steeds twee niveaus met bewoningssporen aangetroffen. De diepte hiervan wijkt niet af van de boringen op ‘intacte’ delen van de wierde. Ook doet Miedema geen uitspraken over intactheid van bewoningssporen. - Het onderzoeksbureau spreekt over een gering ontgravingsoppervlak. Een oppervlak van 28 m2 is echter naar mening van Libau niet gering te noemen. Zeker niet in het licht van de bestemmingsplanregels aangaande vergunningsplichtige werkzaamheden (geen bouwwerken), waarbij voor de wierde Arwerd een vrijstellingsgrens van slechts 5 m2 geldt. Wel geldt natuurlijk dat de beperkte breedte van de sleuf goede archeologische waarnemingen lastig maakt.

De conclusie dat er geen sprake is van een ‘onverstoorde wierdebodem’, kan niet worden getrokken op basis van de gegevens van Miedema. Echter, een zorgvuldige bestudering van de meest actuele hoogtekaart (AHN3) laat wel degelijk een afgraving ter plaatse van de nieuw aan te leggen fundering zien (zie bijlage). Met name langs de (vrijwel gedempte) sloot is het maaiveld flink verlaagd. Deze afgraving zal onherroepelijk hebben geleid tot aantasting van archeologische resten.

Op basis van het bovenstaande onderschrijft Libau dan ook het advies van het onderzoeksbureau dat regulier archeologisch onderzoek voor het graven van de nieuwe funderingssleuf niet nodig is. Daarnaast staat Libau positief tegenover het voorstel om een archeologisch vrijwilliger in staat te stellen losse vondsten te verzamelen.

Pagina 1 van 2 Tot slot Bovenstaande geldt alleen wanneer de werkzaamheden plaatsvinden zoals in het bureauonderzoek is aangegeven. Mochten meer of andere graafwerkzaamheden nodig zijn (dieper, breder, andere locatie) dan dient opnieuw archeologisch advies te worden ingewonnen. Regulier archeologisch veldonderzoek kan dan wel aan de orde zijn.

Overwogen kan worden om in de omgevingsvergunning in ieder geval de voorwaarde op te nemen dat graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm niet zijn toegestaan, met uitzondering van de funderingssleuven. Deze sleuven mogen niet breder zijn dan 70 cm én niet dieper reiken dan 70 cm.

Ik hoop u met het bovenstaande voldoende te hebben geïnformeerd.

Met vriendelijke groet, Digitaal

Coördinator archeologie Libau 16:01:21 +02'00'

Pagina 2 van 2 Bijlage - Hoogtekaart AHN3

Pagina 2 van 2 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

90 Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlage 6 Quickscan natuurwaardenonderzoek

91

Quickscan natuurwaardenonderzoek

Kloosterweg 4 te Krewerd

In het kader van de Wet natuurbescherming

Colofon

Quickscan natuurwaardenonderzoek Kloosterweg 4 te Krewerd

In het kader van de Wet natuurbescherming

Uitgevoerd door: Natuurbank Overijssel

Opdrachtgever: Kloosterweg 4 9904 PD Krewerd

Projectnummer en versie: Status: 2358 versie 1.0 definitief Veldmedewerker(s): Auteur: Rapportdatum: 14-2-2020 Ligging projectgebied: Kloosterweg 4 te Krewerd

Correspondentieadres: Aladnaweg 18 7122 RR Aalten

E: [email protected] Tel: 0543-451142 /

1

Inhoudsopgave

Samenvatting ...... 3 1 Inleiding ...... 5 2 Het plangebied ...... 6 2.1 Situering ...... 6 2.2 Beschrijving van het plangebied...... 6 3 Voorgenomen activiteiten ...... 7 3.1 Algemeen ...... 7 3.2 Mogelijk effect van de voorgenomen activiteiten op beschermde soorten en/of –nesten ...... 7 3.3 Vaststellen van de invloedsfeer ...... 7 3.4 Vaststellen van het onderzoeksgebied ...... 8 4 Gebiedsbescherming ...... 9 4.1 Algemeen ...... 9 4.2 Natuurnetwerk Nederland ...... 9 4.3 Natura2000 ...... 10 4.5 Slotconclusie ...... 12 5 Soortenbescherming; het onderzoek ...... 13 5.1 Verwachting en bureauonderzoek ...... 13 5.2 Methode ...... 13 5.3 Resultaten ...... 15 5.4 Toetsingskader ...... 17 5.5 Wettelijke consequenties van de beoogde ingreep ...... 18 5.6 Historische gegevens en overige bronnen ...... 20 5.7 Volledigheid van het onderzoek ...... 20 6 Conclusies ...... 21

2

Samenvatting Er zijn concrete plannen om drie schuren op een erf aan de Kloosterweg 4 te Krewerd te vervangen (sloop bestaande schuren en bouw nieuwe schuur). Omdat negatieve effecten van de voorgenomen activiteiten op beschermde flora- en faunasoorten en beschermd (natuur)gebied op voorhand niet uit te sluiten zijn, is initiatiefnemer verplicht om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten (vooraf) te onderzoeken. De initiatiefnemer heeft Natuurbank Overijssel gevraagd de wettelijke consequenties in het kader van soort- en gebiedsbescherming te onderzoeken. In voorliggend rapport worden de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek gepresenteerd. Naast een beschrijving van het onderzoeksgebied, de onderzoeksopzet en de resultaten van het onderzoek, worden de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten weergegeven.

Het onderzoeksgebied is op 17 januari 2020 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingsplaatsen en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied zoals het Natuurnetwerk Nederland en Natura2000.

Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming: Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland, leefgebied weidevogels of Natura2000- gebied. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt de kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland, leefgebied weidevogels en Natura2000-gebied, niet aangetast. De voorgenomen activiteiten leiden daarom niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen passende beoordeling opgesteld te worden.

Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming: De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een weinig geschikt functioneel leefgebied voor beschermde diersoorten en tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantsoorten. Het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende vogel-, vleermuis-, grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten. Voorgenoemde soorten benutten hoofdzakelijk de buitenruime van het plangebied als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingsplaats.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden en verwonden’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.

Als gevolg van de voorgenomen activiteiten gaat de functie van het plangebied als foerageergebied voor vogels en amfibieën vermoedelijk verloren. Omdat deze functie niet beschermd is voor de in het plangebied voorkomende vogels en amfibieën, leidt dit niet tot een wettelijke consequentie.

3

Conclusie (algemeen): Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwing en voor een klein deel uit grasland, gelegen op een agrarisch erf in het buitengebied van Groningen. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een geschikt leefgebied voor verschillende beschermde diersoorten, maar tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten

Als gevolg van de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, worden waarschijnlijk beschermde dieren gedood en rust- en voortplantingsplaatsen van beschermde diersoorten beschadigd en vernield. Voor de dieren die gedood worden en waarvan de rust- en voortplantingsplaatsen mogelijk vernield worden, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen.

Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en –gebieden.

4

1 Inleiding Er zijn concrete plannen om drie schuren op een erf aan de Kloosterweg 4 te Krewerd te vervangen (sloop bestaande schuren en bouw nieuwe schuur). Omdat negatieve effecten van de voorgenomen activiteiten op beschermde flora- en faunasoorten en beschermd (natuur)gebied op voorhand niet uit te sluiten zijn, is initiatiefnemer verplicht om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten (vooraf) te onderzoeken. De initiatiefnemer heeft Natuurbank Overijssel gevraagd de wettelijke consequenties in het kader van soort- en gebiedsbescherming te onderzoeken. In voorliggend rapport worden de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek gepresenteerd. Naast een beschrijving van het onderzoeksgebied, de onderzoeksopzet en de resultaten van het onderzoek, worden de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten weergegeven.

In voorliggend rapport worden de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek gepresenteerd. Naast een beschrijving van het onderzoeksgebied, de onderzoeksopzet en de resultaten van het onderzoek, worden de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten weergegeven.

Er is in het onderzoeksgebied gekeken naar de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingsplaatsen en andere beschermde functies. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied.

Op basis van de onderzoeksresultaten worden de wettelijke consequenties bepaald van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming (soorten en Natura2000-gebied) en de Omgevingsverordening provincie Groningen (Natuurnetwerk Nederland).

5

2 Het plangebied

2.1 Situering Het plangebied is gelegen aan de Kloosterweg 4 te Krewerd, gemeente Delfzijl. Het ligt in het buitengebied. Op onderstaande topografische kaart wordt de globale ligging van het plangebied weergegeven.

Globale ligging van het plangebied op de topografische kaart. Het plangebied wordt met de rode marker aangeduid.

2.2 Beschrijving van het plangebied Het plangebied vormt een deel van een bestaand agrarisch erf waarop een akkerbouwbedrijf is gevestigd. Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwing en voor een klein deel uit grasland. De bebouwing in het plangebied bestaat uit drie, in de lengterichting tegen elkaar gebouwde schuren. De schuren zijn gebouwd van bakstenen en gedekt met riet, waarop later golfplaten zijn gelegd. De schuren beschikken niet over een spouwmuur of dakisolatie en verkeren in een redelijke staat van onderhoud. Alle gebouwen zijn wind- en waterdicht. Het grasland in het plangebied bestaat uit een soortenarme vegetatie en wordt jaarlijks meerdere malen gemaaid. Op onderstaande afbeelding wordt het plangebied in detail weergegeven, inclusief begrenzing.

Detailopname van het plangebied. De begrenzing van het plangebied wordt met de gele lijn aangeduid (bron luchtfoto: pdok).

6

3 Voorgenomen activiteiten

3.1 Algemeen Het voornemen is de schuren in het plangebied te slopen en een nieuwe schuur op de slooplocatie te bouwen. De nieuwe schuur is iets groter dan de huidige schuren. Een klein stukje grasland, in de noordwesthoek van het plangebied, zal in de nieuwe situatie bebouwd worden. Op onderstaande afbeelding wordt het wenselijke eindbeeld weergegeven.

Verbeelding van het wenselijke eindbeeld.

De volgende activiteiten worden getoetst op relevantie t.a.v. de Wet natuurbescherming:  Slopen bebouwing;  Bouwrijp maken bouwplaats;  Bouwen schuur;

3.2 Mogelijk effect van de voorgenomen activiteiten op beschermde soorten en/of –nesten De voorgenomen activiteiten hebben mogelijk een negatieve invloed op beschermde soorten en beschermd (natuur)gebied. We onderscheiden de volgende negatieve invloeden:

Mogelijke tijdelijke invloeden:  Verstoren rust- en voortplantingsplaatsen als gevolg van geluid, stof en trillingen tijdens de werkzaamheden

Mogelijke permanente invloeden:  Mogelijk afname/verdwijnen van beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen en/of jaar rond beschermde nesten;  Vernielen/verdwijnen van beschermde soorten;  Aantasting van de kwaliteit van het leefgebied van beschermde soorten;

3.3 Vaststellen van de invloedsfeer Naast een tijdelijk effect in het onderzoeksgebied, kan het voorkomen dat een voorgenomen activiteit een negatief effect heeft op beschermde soorten of beschermd natuurgebied buiten het onderzoeksgebied. Dit noemen we de invloedsfeer. De omvang van de invloedsfeer wordt bepaald door de duur, aard en omvang van de tijdelijke en/of permanente nieuwe situatie. Het effect van de voorgenomen activiteit op een beschermde soort verschilt per soort en/of soortgroep.

In deze studie wordt alleen gekeken naar de uitvoering van de fysieke werkzaamheden, zoals sloop- en bouwwerkzaamheden.

7

Beoordeling van de invloedsfeer van de voorgenomen activiteit: De invloedsfeer van de voorgenomen fysieke activiteiten is lokaal. Mogelijk zijn tijdens de werkzaamheden geluid, stof en trillingen waarneembaar buiten het plangebied, maar deze effecten zijn echter incidenteel en kortstondig en hebben geen wezenlijke schadelijke invloed op beschermde soorten, rust- of voortplantingsplaatsen buiten het plangebied.

3.4 Vaststellen van het onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied wordt gelijk gesteld aan het plangebied.

8

4 Gebiedsbescherming

4.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het mogelijke effect van de voorgenomen activiteit op beschermd natuurgebied (Natura2000) en het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS genoemd).

4.2 Natuurnetwerk Nederland Provincies zijn verantwoordelijk voor de veiligstelling en ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (verder NNN genoemd). De beoordeling of de voorgenomen activiteit past in het NNN, dient met name uitgevoerd te worden in de afweging van een ‘goede ruimtelijke ordening’ als onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing. De aanwezigheid van beschermde planten en dieren is daarbij niet direct van belang.

Vanwege het grote belang voor de biodiversiteit en de betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving en regionale economie geldt een beschermingsregime voor het gehele NNN (voorheen EHS). Voor het NNN geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. In de verordening is het "nee, tenzij"-regime vast gelegd. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Er kan echter aanleiding zijn om toch ontwikkelingen toe te staan. De mogelijkheid om een uitzondering te maken op de algemene lijn van behoud en duurzame ontwikkeling van wezenlijke kenmerken en waarden, is aan strikte voorwaarden gebonden. Uiteraard geldt ook hier dat de generieke regeling van toepassing blijft (zoals de toepassing van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken) Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN’ waarbij tevens zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn.

De kernkwaliteiten binnen het NNN zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Voor grootschalige ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van het NNN is geen ruimte, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Daarbij worden de zogenaamde NNN-spelregels gehanteerd: her-begrenzing van het NNN, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel. Het ‘nee, tenzij’-principe en de overige spelregels hebben is opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening van Groningen. Er is door toepassing van de spelregels ruimte voor het aanpassen van de begrenzing als daarmee de doelen op een betere manier kunnen worden bereikt.

Ligging t.o.v. het Natuurnetwerk Nederland en leefgebied weidevogels Het plangebied ligt op minimaal 0,5 kilometer afstand van gronden die tot leefgebied weidevogels behoren en ligt op 3,8 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natuurnetwerk Nederland en leefgebied weidevogels in de omgeving van het plangebied weergegeven.

9

0,5 kilometer afstand tussen plangebied en gronden die tot leefgebied weidevogels behoort

3,8 kilometer afstand tussen plangebied en gronden die tot Natuurnetwerk Nederland behoren

Ligging van het Natuurnetwerk Nederland en leefgebied weidevogels in de omgeving van het plangebied. Gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren worden met de donkergroene kleur op de kaart aangeduid, gronden die tot leefgebied weidevogels behoren worden met de lichtgroene kleur aangeduid (bron: ruimtelijke plannen)

Effectbeoordeling De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland of leefgebied weidevogels behoren. Ook neemt het areaal beschermd (natuur)gebied niet af.

Wettelijke consequenties Omdat de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en leefgebied weidevogels niet worden aangetast en het areaal niet afneemt, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties.

4.3 Natura2000 De biodiversiteit (soortenrijkdom) in Europa gaat al jaren achteruit. Duurzame bescherming van flora en fauna is hard nodig. Planten en dieren trekken zich weinig aan van landsgrenzen en het is daarom belangrijk om natuurbescherming in Europees verband aan te pakken. Zo voorkomen we dat de natuur in Europa en in Nederland steeds eenvormiger wordt. Daartoe is in 1979 de Vogelrichtlijn opgesteld en in 1992 de Habitatrichtlijn. Deze richtlijnen hebben twee componenten: soortenbescherming en gebiedsbescherming. Alle EU-lidstaten wijzen beschermde gebieden aan voor specifieke (leefgebieden van) (vogel-)soorten. De onder beide richtlijnen aangewezen beschermde gebieden vormen het Natura 2000-netwerk. De Nederlandse bijdrage aan dit Europese netwerk van beschermde natuurgebieden bestaat uit ruim 160 gebieden.

Beschermingsregime De Wet natuurbescherming regelt in hoofdstuk 2 de bescherming van Natura 2000-gebieden. Dit zijn speciale beschermingszones op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De minister wijst deze gebieden aan. Voor de Natura 2000-gebieden stelt de minister instandhoudingsdoelstellingen op voor:  de leefgebieden van vogels;  de natuurlijke habitats of habitats van soorten (art. 2.1 Wet natuurbescherming);

10

De provincies stellen voor de Natura 2000-gebieden een beheerplan op (art. 2.3 Wet natuurbescherming). In het beheerplan staan maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de instandhoudingsdoelstellingen worden bereikt.

Nederland past een vergunningenstelsel toe. Hierdoor is in ons land een zorgvuldige afweging gewaarborgd rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Vergunningen worden verleend door provincies of door de Minister van EZ. Natura 2000-gebieden mogen geen significante schade ondervinden. Dit houdt in dat bepaalde plannen en projecten, op zichzelf óf in combinatie met andere plannen en projecten, de natuurwaarden waarvoor de gebieden zijn aangewezen niet significant negatief mogen beïnvloeden. Elke ontwikkeling in of nabij een Natura 2000-gebied dient te worden onderworpen aan een ‘voortoets’. Uit de voortoets moet blijken of kan worden uitgesloten dat de gewenste werkzaamheden/ontwikkelingen een (significant) negatief effect hebben (op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten). Voor alle Natura 2000-gebieden dient een beheerplan te zijn opgesteld waaruit duidelijk wordt welke activiteiten wel en niet zonder vergunning mogelijk zijn in en nabij die gebieden.

Als gevolg van het stopzetten van de PAS-systematiek, mogen plannen die leiden tot een verhoogde depositie van NOx/NH3 op Natura2000-gebied, niet in uitvoering gebracht worden zonder Wet natuurbeschermingsvergunning. Er wordt door de landelijke overheid momenteel gewerkt aan een nieuwe methode om plannen, die leiden tot een verhoogde depositie, mogelijk te maken.

Ligging van het plangebied t.o.v. Natura-2000 Het plangebied ligt op minimaal 3,85 kilometer afstand van gronden die tot Natura2000-gebied Waddenzee behoren. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van Natura2000-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven.

6,6 kilometer tussen het plangebied en de gronden die tot Natura2000 behoren

Ligging van Natura2000-gebied in de omgeving van het plangebied. De ligging van het plangebied wordt met de rode marker aangeduid. Gronden die tot Natura2000 behoren worden met de groene kleur aangeduid (bron: Aerius Calculator).

Stikstofgevoelige Habitattypen Niet alle Habitattypen in Natura2000-gebied zijn even gevoelig voor verzuring, als gevolg van stikstofdepositie. Grote delen van het Natura2000-gebied Waddenzee zijn niet stikstofgevoelig. Habitattypen. Stikstofgevoelige Habitattypen liggen op meer dan 6,6 kilometer afstand van het plangebied.

11

Effectbeoordeling

Effectbeoordeling stikstof Gelet op de ligging van het plangebied, op meer dan 6,6 kilometer afstand van een stikstofgevoelig Habitattype in een Natura2000-gebied en de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, is het niet aannemelijk dat de voorgenomen activiteiten zullen leiden tot een verhoogde stikstofdepositie in een verzuringsgevoelig Habitattype. Deze effectbeoordeling is tot stand gekomen op basis van ervaring met soortgelijke plannen. Een berekening met behulp het computerprogramma Aerius, biedt zekerheid over een mogelijk negatief effect op Natura2000-gebied, als gevolg van stikstofdepositie.

Effectbeoordeling fysieke maatregelen De uitvoering van fysieke activiteiten in een plangebied leiden soms tot een negatief effect op instandhoudingsdoelen van een Natura2000-gebied in de omgeving van een plangebied. Als gevolg van werkzaamheden kunnen negatieve effecten optreden, zoals een toename van geluid, trillingen, kunstlicht, visuele verstoring, areaalverlies en aantasten hydrologie.

Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen het plangebied en Natura2000-gebied, wordt een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied uitgesloten.

Wettelijke consequenties De voorgenomen activiteiten, zowel fysieke activiteiten, als uitstoot van NOx, hebben vermoedelijk geen significant negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied. Er hoeft geen passende beoordeling opgesteld te worden.

4.5 Slotconclusie Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland, leefgebied weidevogels of Natura2000- gebied. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt de kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland, leefgebied weidevogels en Natura2000-gebied, niet aangetast. De voorgenomen activiteiten leiden daarom niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen passende beoordeling opgesteld te worden.

12

5 Soortenbescherming; het onderzoek

5.1 Verwachting en bureauonderzoek Het plangebied bestaat grotendeels uit bebouwing en voor een klein deel uit grasland, gelegen op een agrarisch erf in het buitengebied van Groningen. De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een geschikt leefgebied voor verschillende beschermde diersoorten, maar tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten. Mogelijk behoort het plangebied tot functioneel leefgebied van sommige algemene en weinig kritische diersoorten uit onderstaande soortgroepen behoort:  vogels;  vleermuizen;  grondgebonden zoogdieren;  amfibieën;

Overige soorten Het onderzoeksgebied is niet onderzocht op het voorkomen van beschermde faunasoorten als reptielen, libellen, vissen, dag- en nachtvlinders, bladmossen, sporenplanten, haften en kreeftachtigen omdat het onderzoeksgebied geen geschikte habitat vormt voor deze soorten of omdat het plangebied buiten het normale verspreidingsgebied van deze soortgroepen ligt. Het is niet aannemelijk dat soorten, of soortgroepen, die moeilijk nieuwe leefgebieden koloniseren, zich spontaan buiten het normale verspreidingsgebied vestigen. Dit geldt bijvoorbeeld voor sommige kleine grondgebonden zoogdieren, reptielen en voor planten.

5.2 Methode In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het plangebied op 17 januari 2020 tijdens de daglichtperiode (middag) bezocht. Het onderzoeksgebied is te voet onderzocht op de aanwezigheid en potentiële aanwezigheid van beschermde flora- en faunawaarden. Het gebied is visueel en auditief onderzocht. Tijdens het veldbezoek is gebruik gemaakt van een verrekijker (Swarovski 12x50), zaklamp en zijn de in dit rapport opgenomen afbeeldingen gemaakt. De onderzoeker beschikte tevens over een warmtebeeldcamera (Helion Pulsar xq28), maar deze is niet gebruikt.

Bij het bepalen van de mogelijke aantasting van beschermde soorten is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:  veldbezoek door ervaren ecoloog;1  aanvullend bronnenonderzoek (o.a. internet);

Specifieke relevante literatuurbronnen zijn o.a.  Atlas van de amfibieën en reptielen van Nederland;  Atlas van de zoogdieren van Nederland;  Nieuwe atlas van de Nederlandse flora;

Het weer tijdens het veldbezoek Bewolkt, droog (na buien), temperatuur 10⁰C, wind 3-4 Bft

1 Het onderzoek is uitgevoerd door Ing. G. Tamminga. Hij heeft ruim 20 jaar ervaring als veldbioloog. Eerst specifiek op het gebied van vogelstudie, later meer integraal met een tweede specialisatie op het gebied van grondgebonden kleine zoogdieren en vleermuizen. Hij voert jaarlijks ca. 40 Quickscan natuurwaardenonderzoeken uit, hoofdzakelijk in noord-Nederland. 13

Vogels Het gebied is visueel en auditief onderzocht op het voorkomen van (broed)vogels. De onderzoeksperiode is matig geschikt voor onderzoek naar (broed)vogels omdat de meeste vogels in deze tijd van het jaar geen territorium-indicerend gedrag (zingen/balts) vertonen en geen bezette nesten hebben. Sommige standvogels, zoals de huismus, steen- en kerkuil bevinden zich veelal in de directe buurt van de nest- /rustplaats, maar trekvogels bevinden zich nog in de overwinteringsgebieden.

In het plangebied is gekeken naar vogels, oude nesten en sporen die op de aanwezigheid van nesten in het plangebied duiden, zoals prooiresten (roofvogels), schijtsporen, braakballen, ruiveren (roofvogels), eierdoppen en zichtbaar nestmateriaal. Op basis van een beoordeling van de landschappelijke kenmerken kan een goede inschatting gemaakt worden van de functie van het onderzoeksgebied voor vogels en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen voor onderzoek naar vogels.

Grondgebonden zoogdieren Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van beschermde grondgebonden zoogdieren. De onderzoeksperiode is geschikt voor verspreidingsonderzoek, maar ongeschikt voor onderzoek naar voortplantingslocaties. Grondgebonden zoogdieren hebben doorgaans geen zogende jongen in deze tijd van het jaar. Veel van de in het voorjaar geboren jongen zijn zelfstandig en hebben de nestplaats verlaten. Dat heeft tot gevolg dat ‘zwervende’ grondgebonden zoogdieren soms op de meest vreemde plekken opduiken. Dit hoeven dan niet altijd ‘vaste rust- of voortplantingsplaatsen’ te zijn.

Er is in het onderzoeksgebied gezocht naar grondgebonden zoogdieren, verblijfplaatsen en sporen die op de aanwezigheid van grondgebonden zoogdieren in het onderzoeksgebied duiden zoals holen, nesten, graaf-, krab- en bijtsporen, haren, prooiresten, pootafdrukken en uitwerpselen.

Vleermuizen De onderzoeksperiode is geschikt voor onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen. In deze tijd van het jaar bezetten vleermuizen de winterrustplaats en zitten ze diep weggekropen in gebouwen. Gewone dwergvleermuizen hebben in de periode half augustus-half september de massa-winterverblijfplaatsen bezocht tijdens de donkere uren van de nacht (zogenaamde middernachtzwermen), wat soms nog duidelijk zichtbaar is door de aanwezige uitwerpselen en urine op muren, ramen en op de grond nabij de invliegopening(en). Er is in het onderzoeksgebied gezocht naar vleermuizen en naar potentiële rust- verblijfplaatsen van vleermuizen. Daarbij is gezocht naar vleermuizen en aanwijzingen die op de aanwezigheid van een verblijfplaats in het plangebied duiden.

Het onderzoek is uitgevoerd buiten de periode van de dag dat vleermuizen foerageren of lijnvormige landschapselementen benutten als vliegroute, maar de mogelijke betekenis van het onderzoeksgebied als foerageergebied en vliegroute voor vleermuizen is bepaald op basis van een visuele beoordeling van de landschappelijke karakteristieken van het plangebied.

Amfibieën De onderzoeksperiode is ongeschikt voor verspreidingsonderzoek naar amfibieën omdat deze dieren de winterrustplaats hebben betrokken en zijn dan niet of heel moeilijk waar te nemen. Winterrustplaatsen bevinden zich in holen en gaten in de grond, onder opgeslagen materialen, afval, takkenbossen, boomstammen of onder water in de sliblaag van natte landschapselementen.

Op basis van een beoordeling van landschappelijke kenmerken kan een goede inschatting gemaakt worden van de functie van het onderzoeksgebied voor amfibieën en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen voor onderzoek naar deze soorten. Daarbij is tevens rekening gehouden met de ligging van het plangebied ten opzichte van het (normale) verspreidingsgebied van verschillende amfibieënsoorten.

14

5.3 Resultaten In deze paragraaf worden de resultaten van het veldbezoek gepresenteerd. Alleen soorten die in het onderzoeksgebied vastgesteld zijn, zeer waarschijnlijk in het onderzoeksgebied voorkomen of soorten waarvan het onderzoeksgebied een (essentieel) onderdeel van het functionele leefgebied vormt, worden in deze paragraaf besproken.

Vogels Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vogelsoorten. Er zijn geen oude nesten of aanwijzingen gevonden dat vogels de schuren benutten als nestplaats. De schuren vormen een ongeschikt foerageergebied voor vogels, maar mogelijk benutten sommige soorten het stukje grasland als foerageergebied. De ruimte tussen de golfplaten en de rieten dakbedekking wordt niet als een potentiële nestplaats voor vogels beschouwd. Op het aangrenzende erf zijn enkele huismussen waargenomen, maar die nestelen vermoedelijk in de ligboxenstal of onder de dakpannen van de boerderij. In de schuren zijn geen aanwijzingen gevonden dat de kerkuil er een rust- of nestplaats bezet.

Door het slopen van de schuren worden geen (bezette) vogelnesten beschadigd of vernield en worden geen eieren beschadigd/vernield of (jonge) vogels verwond/gedood. De (beperkte) functie van het plangebied als foerageergebied, gaat door uitvoering van de voorgenomen activiteiten verloren.

Te beoordelen activiteit in het kader van de Wnb: - Bebouwen buitenruimte;

Grondgebonden zoogdieren Er zijn tijdens het veldbezoek geen grondgebonden zoogdieren waargenomen. Gelet op de inrichting en het gevoerde beheer, behoort het plangebied mogelijk tot functioneel leefgebied van de bosmuis en huisspitsmuis. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied als foerageergebied en mogelijk bezetten ze er ook een rust- en voortplantingslocatie. Deze soorten kunnen een rust- en voortplantingslocatie bezetten in holen en gaten in opgeslagen stro, goederen en rommel. Er zijn in het plangebied geen aanwijzingen gevonden dat de steenmarter er een rust- of verblijfplaats bezet. De aanwezige stro-opslag is vrij toegankelijk (voor katten) en vormt daarom geen geschikte rust- of voortplantingslocatie voor deze soort.

Door het slopen van bebouwing, worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren verwond en gedood en worden mogelijk rust- en voortplantingslocatie beschadigd en vernield. De functie van het plangebied als foerageergebied gaat waarschijnlijk in de nieuwe situatie verloren.

Te beoordelen activiteit in het kader van de Wnb: - Slopen bebouwing; - Opruimen opgeslagen spullen; - Bebouwen buitenruimte;

Vleermuizen

Verblijfplaatsen Er zijn tijdens het veldbezoek geen vleermuizen waargenomen en er zijn geen aanwijzingen gevonden die op de aanwezigheid van een verblijfplaats in het plangebied duiden (zoals uitwerpselen op de muur of op de grond onder een hangplek). De schuren beschikken niet over een (geïsoleerde) spouw en er zijn geen potentiële verblijfplaatsen, zoals een holle ruimte achter een windveer, boeiboord, gevelbetimmering, loodslab, vensterluik of zonwering in/aan de schuren waargenomen. De schuren zijn toegankelijk voor vleermuizen, maar er zijn geen aanwijzingen gevonden dat vleermuizen de schuren benutten als rustplaats (tijdens de nacht). Een vaste rustplaats is eenvoudig te herkennen vanwege uitwerpselen en prooiresten op de grond onder de hangplek.

15

Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verwond of gedood en wordt geen verblijfplaats beschadigd of vernield.

Te beoordelen activiteit in het kader van de Wnb: - Geen;

Foerageergebied Het veldbezoek is uitgevoerd buiten de periode van de dag waarop vleermuizen foerageren, maar op basis van een beoordeling van de inrichting en het gevoerde beheer, wordt het plangebied als een weinig geschikt foerageergebied voor vleermuizen beschouwd. Mogelijk foerageren algemene soorten als gewone dwergvleermuis, laatvlieger of ruige dwergvleermuis incidenteel en kortstondig rond de schuren. Het plangebied wordt niet beschouwd als essentieel foerageergebied.

Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt de functie va het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen niet aangetast.

Te beoordelen activiteit in het kader van de Wnb: - Geen;

Vliegroute Het veldbezoek is uitgevoerd buiten de periode van de dag waarop vleermuizen gebruik maken van vliegroutes. Op basis van een beoordeling van de inrichting, het gevoerde beheer en de ligging in het landschap kan een goede inschatting gemaakt worden van de betekenis van het plangebied als vliegroute. Sommige vleermuissoorten benutten lijnvormige elementen ter geleiding tijdens het foerageren en om van verblijfplaats naar foerageergebied te vliegen (en van foerageergebied naar verblijfplaats). Lijnvormige elementen die benut worden als vliegroute kunnen bestaan uit houtopstanden en wateren, maar ook een rij lantarenpalen, rasterpalen en gevels van woningen.

Het plangebied vormt geen verbindende schakel in een lijnvormig landschapselement en maakt daarom geen onderdeel uit van een vliegroute van vleermuizen. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten heeft geen negatief effect op vliegroutes van vleermuizen.

Te beoordelen activiteit in het kader van de Wnb: - Geen;

Amfibieën Er zijn tijdens het veldbezoek geen amfibieën waargenomen. De schuren zijn niet toegankelijk voor amfibieën en worden daarom niet beschouwd als functioneel leefgebied van amfibieën, maar mogelijk benutten sommige algemene- en weinig kritische amfibieënsoorten als gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker en kleine watersalamander het stukje grasland als foerageergebied. Amfibieën bezetten geen (winter)rustplaats in het plangebied en potentieel voortplantingsbiotoop ontbreekt er.

Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten worden geen amfibieën gedood en worden geen (winter)rust- of voortplantingsplaatsen beschadigd of vernield. De functie van een (klein) deel van het plangebied als foerageergebied, gaat door uitvoering van de voorgenomen activiteiten verloren.

Te beoordelen activiteit in het kader van de Wnb: - Bebouwen buitenruimte;

16

Overige soorten Er zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen. Het gevoerde beheer en de inrichting maken het onderzoeksgebied tot een ongeschikt functioneel leefgebied voor deze soorten.

5.4 Toetsingskader Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Verder is het verboden om plantensoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Voor sommige in de Wet natuurbescherming genoemde soorten geldt een ontheffing voor het opzettelijk doden en vangen en het opzettelijk beschadigen of vernielen van de vaste rust- en voortplantingsplaats, als gevolg van werkzaamheden die uitgevoerd worden in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. In voorliggend geval is de vrijstellingsregeling van de Provincie Groningen van kracht.

Ook gelden er bepaalde vrijstellingen voor het verbod op verwonden en doden mits er gewerkt wordt volgens een door de Minister goedgekeurde Gedragscode. Op het moment van schrijven van dit rapport is er geen goedgekeurde gedragscode van kracht voor de voorgenoemde activiteiten.

Zorgplicht Artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

De zorgplicht is als een open norm geformuleerd in het eerste lid van artikel 1.11. In het tweede lid wordt de zorgplicht iets geconcretiseerd door te bepalen dat de zorgplicht in elk geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor in het wild levende dieren en planten: 1. dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel, 2. indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of 3. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt.

Wettelijk kader Voorgenomen activiteit wordt gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. In afwijking van de verboden in artikel 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het toegestaan om sommige soorten opzettelijk te doden en te vangen en de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze soorten opzettelijk te beschadigen of te vernielen wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

In het kader moet zorgplicht is de initiatiefnemer verplicht om schadelijke gevolgen voor in het wild levende dieren en planten zo veel mogelijk te voorkomen. Dit betreft maatwerk. Indien het mogelijk is om zinvolle concrete maatregelen m.b.t. de zorgplicht te benoemen, zijn deze opgenomen in dit rapport.

17

5.5 Wettelijke consequenties van de beoogde ingreep

Vogels Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vogel gedood en wordt geen bezet nest- of jaarrond beschermd nest beschadigd of vernield. Het aantasten van de functie van het plangebied als foerageergebied leidt niet tot wettelijke consequenties, omdat de afname van foerageergebied niet leidt tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding van een bepaalde vogelsoort.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb: - Geen;

Vleermuizen

Verblijfplaatsen Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis gedood en wordt geen rust- of verblijfplaats beschadigd of vernield.

Het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties in het kader van dit aspect van het functionele leefgebied van vleermuizen. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb: - Geen;

Foerageergebied Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten wordt geen essentieel foerageergebied van vleermuizen aangetast.

De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb: - Geen;

Vliegroute Het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten heeft geen negatief effect op (essentiële) vliegroutes2 van vleermuizen. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb: - Geen;

2 Vliegroutes van vleermuizen zijn beschermd wanneer deze essentieel zijn voor het kunnen functioneren van de verblijfplaats van een vleermuis. Niet ieder lijnvormig element waar langs vleermuizen vliegen is een essentiële vliegroute. 18

Grondgebonden zoogdieren Mogelijk worden beschermde grondgebonden zoogdieren gedood, en worden vaste rust- en voortplantingsplaatsen beschadigd en vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren, die een rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen en vernielen van een rust- en voortplantingsplaats’ omdat de voorgenomen activiteiten worden uitgevoerd in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. De functie van het plangebied als foerageergebied is voor de in het plangebied voorkomende soorten niet beschermd.

Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb: - Geen;

Amfibieën Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen amfibie gedood en wordt geen rust- of verblijfplaats beschadigd of vernield.

Het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb: - Geen;

Overige soorten Het onderzoeksgebied behoort niet tot functioneel leefgebied van andere beschermde flora- of faunasoorten. Vanwege de lokale invloedsfeer heeft de voorgenomen activiteit geen negatief effect op andere beschermde soorten. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.

19

In onderstaande tabel worden de wettelijke consequenties samengevat weergegeven.

Soortgroep Functie Beschermde Verbodsbepalingen Aandachtspunt soorten (Wet natuurbescherming) planlocatie Grondgebonden Foerageergebied Diverse soorten Niet van toepassing; functie is Geen zoogdieren niet beschermd Grondgebonden Vaste rust- en Bosmuis, Niet van toepassing; vrijstelling Geen zoogdieren voortplantingsplaats huisspitsmuis i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling Grondgebonden Doden van dieren Bosmuis, Niet van toepassing; vrijstelling Geen zoogdieren huisspitsmuis i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling Vogels Foerageergebied Diverse soorten Niet van toepassing; geen Geen aantasting gunstige instandhouding van de soort Vogels Bezette nesten (niet Niet aanwezig Niet van toepassing Geen jaarrond beschermd) Vogels Jaarrond beschermde Niet aanwezig Niet van toepassing Geen nest- en rustplaats Vogels Doden van dieren Niet aan de orde Niet van toepassing Geen Vleermuizen Verblijfplaats Niet aanwezig Niet van toepassing Geen Vleermuizen Foerageergebied Mogelijk diverse Niet van toepassing; functie Geen soorten wordt niet aangetast Vleermuizen Vliegroute Niet aanwezig Niet van toepassing Geen Vleermuizen Doden van dieren Niet van Niet van toepassing Geen toepassing Amfibieën Foerageergebied Diverse soorten Niet van toepassing; vrijstelling Geen i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling Amfibieën Vaste rustplaats Niet aanwezig Niet van toepassing; vrijstelling Geen i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling Amfibieën Voortplantingsplaats Niet aanwezig Niet van toepassing Geen Amfibieën Doden van dieren Niet aan de orde Niet van toepassing; vrijstelling Geen i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling Overige soorten Dieren en overige Niet aanwezig Niet van toepassing Geen functies Samenvatting van de wettelijke consequenties.

Soortgroep Rust- en Voortplan- Vliegroute Essentieel Wettelijke Nader Ontheffing verblijfplaats tingsplaats (vleermuizen) foerageer- consequenties onderzoek vereist gebied vereist Grondgebonden Ja Ja n.v.t. nee nee nee Nee, vrijstelling zoogdieren Vogels Nee nee n.v.t. nee nee nee nee Vleermuizen nee nee nee nee nee nee nee Amfibieën nee nee n.v.t. nee nee nee nee Vereenvoudigde samenvatting van de wettelijke consequenties per diergroep.

5.6 Historische gegevens en overige bronnen Er zijn geen historische gegevens van het plangebied bekend.

5.7 Volledigheid van het onderzoek Het onderzoek is volledig uitgevoerd met geschikte weersomstandigheden.

20

6 Conclusies De voorgenomen activiteiten worden beschouwd als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Groningen een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen doden of om opzettelijk rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland, leefgebied weidevogels of Natura2000- gebied. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt de kwaliteit van het Natuurnetwerk Nederland, leefgebied weidevogels en Natura2000-gebied, niet aangetast. De voorgenomen activiteiten leiden daarom niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen passende beoordeling opgesteld te worden.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een weinig geschikt functioneel leefgebied voor beschermde diersoorten en tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantsoorten. Het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende vogel-, vleermuis-, grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten. Voorgenoemde soorten benutten hoofdzakelijk de buitenruime van het plangebied als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingsplaats.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden en verwonden’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.

Als gevolg van de voorgenomen activiteiten gaat de functie van het plangebied als foerageergebied voor vogels en amfibieën vermoedelijk verloren. Omdat deze functie niet beschermd is voor de in het plangebied voorkomende vogels en amfibieën, leidt dit niet tot een wettelijke consequentie.

Conclusie (algemeen): De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties in het kader van soort- of gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en –gebieden.

21

Bijlagen Bijlage 1. De natuurkalender (indicatie voor het uitvoeren van werkzaamheden het kader van de zorgplicht) Bijlage 2. Toelichting Wet natuurbescherming Bijlage 3. Fotobijlage Bijlage 4. Geraadpleegde bronnen:

22

Bijlage 2 Toelichting Wet Natuurbescherming

Drie beschermingsregimes De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn (het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn) en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden. Alle vogels (ruim 700 soorten), zijn beschermd. Daarnaast worden ongeveer 230 overige Europese en nationale soorten beschermd.

Om af te mogen wijken van de verbodsbepalingen via een ontheffing of vrijstelling moet aan drie criteria zijn voldaan:

- Ten eerste mag alleen van de verbodsbepaling afgeweken worden als er geen andere bevredigende oplossing voor de handeling mogelijk is. - Ten tweede moet tegenover de afwijking van het verbod een in de wet genoemd belang staan. De wet geeft voor de verschillende beschermingsregimes aan wat die belangen zijn zoals volksgezondheid of openbare veiligheid. - Tenslotte mag de ingreep geen afbreuk doen aan de staat van instandhouding van de soort.

Als aan deze drie vereisten voldaan is, kan een ontheffing worden verleend. Voor een aantal handelingen zijn bovendien vrijstellingen mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van een provinciale verordening of een gedragscode.

Soortenbescherming en het ‘nee, tenzij principe’ De verbodsbepalingen voor vogels en Habitatrichtlijnsoorten in de Wet natuurbescherming sluiten vrijwel één op één aan bij de bepalingen uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De verbodsbepalingen zijn gericht op de bescherming van individuen van soorten.

Ook voor de andere soorten, die niet op grond van de Vogel- of Habitatrichtlijn maar vanuit nationaal oogpunt beschermd worden, geldt dat de verbodsbepalingen zien op het individu, maar of ontheffing verleend kan worden, wordt afgewogen tegen het effect van de ingreep op het populatieniveau van de soort.

Zorgplicht voor dieren en planten Of dier- en plantensoorten nu wettelijk beschermd zijn of niet, iedereen moet voldoende rekening houden met in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. De wet erkent daarmee de intrinsieke waarde van in het wild levende soorten. De Memorie van Toelichting zegt het zo: “De zorgplicht houdt in dat eenieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd”.

Vrijstelling regelgeving Onder de Wet natuurbescherming is niet altijd een ontheffing nodig bij handelingen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten. In (veel) gevallen kunt u gebruik maken van een vrijstelling. Een vrijstelling is een uitzondering op een wettelijk verbod, die wordt vastgesteld voor een van te voren bepaalde categorie van gevallen. Er zijn verschillende vrijstellingen van de verboden voor beschermde soorten mogelijk. Een bekende en reeds in de praktijk toegepaste vorm van vrijstelling is die van de gedragscode. In de Wet natuurbescherming zijn voor beschermde soorten ook andere vormen van vrijstelling geïntroduceerd, zoals door middel van een Programmatische Aanpak of via een provinciale verordening. Overigens is ook een vrijstelling in de vorm van een ministeriële regeling mogelijk.

23

Provinciale staten kunnen vrijstelling van de verbodsbepalingen verlenen. Dit moet worden geregeld in een provinciale verordening.

Gedragscodes die zijn opgesteld onder de Flora- en faunawet kunnen worden uitgebreid ten aanzien van soorten die op grond van de Wet natuurbescherming beschermd worden maar dat op grond van de Flora- en faunawet nog niet waren. Goedkeuring van een gedragscode op grond van de Flora- en faunawet blijft ook onder de Wet natuurbescherming geldig, voor de duur van de goedkeuring. Daarna dient de gedragscode voor goedkeuring getoetst te worden aan de Wet natuurbescherming.

Welke soorten zijn beschermd? De Wet natuurbescherming kent drie categorieën beschermde soorten:

1. Ten eerste worden alle van nature in Nederland in het wild levende vogels beschermd volgens het beschermingsregime van de Vogelrichtlijn. 2. Ten tweede worden soorten beschermd op grond van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn. 3. Tenslotte is er een beschermingsregime voor ‘andere soorten’ waaronder soorten vallen die vanuit nationaal oogpunt bescherming behoeven.

Verbodsbepalingen Wet natuurbescherming

24

Vrijgestelde soorten In afwijking van de verboden in artikel 3.10, eerste lid, van de Wet is het toegestaan de onderstaande soorten opzettelijk te doden, en te vangen en de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze soorten opzettelijk te beschadigen of te vernielen wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat. De vrijstelling is van kracht wanneer de handeling verband houdt met de volgende activiteiten:

- de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied; - het bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer.

25

Lijst met soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen geldt als gevolg van handelingen die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Op basis van door PS vastgestelde verordeningen d.d. 4 maart 2019.

26

Bijlage 3. Fotobijlage. Impressie van het plangebied en de directe omgeving.

27

28

Bijlage 4. Geraadpleegde bronnen:

Internet: https://www.verspreidingsatlas.nl https://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/ https://www.regelink.net/kenniscentrum/beschermde-soorten-wet-natuurbescherming/ http://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol (vleermuisprotocol) https://calculator.aerius.nl http://www.ruimtelijkeplannen.nl https://pdokviewer.pdok.nl/

29

Ruimtelijke onderbouwing Kloosterweg 4 Krewerd

Bijlage 7 Vooroverlegreacties

123

0.1.1 Inkomend - 148942

* Z014B688490* Gemeente Delfzijl

Postbus 94 DELFZIJL

Groningen 19 juni 2020 Ons kenmerk Z/20/034688 Contactpersoon Uw e-mail van 26 mei 2020 Uw kenmerk - Bijlage(n) -

Onderwerp: Ruimtelijk plan slopen en nieuwbouw van schuren Kloosterweg 4 te Krewerd

Geachte

Van u ontvingen wij het ruimtelijk plan slopen en nieuwbouw van schuren Kloosterweg 4 te Krewerd, met verzoek om een vooroverlegreactie. Graag voldoen wij aan uw verzoek. U ontvangt hierbij onze reactie.

Het plan is via de Digitale Watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Noorderzijlvest. Het resultaat van de watertoets is in de Toelichting opgenomen als bijlage 2. Uit de waterparagraaf in de Toelichting blijkt niet hoe er rekening wordt gehouden met ons advies en uitgangspunten. Wij missen de uitwerking ervan. Er zitten in dit plan waterhuishoudkundige aspecten, namelijk inzameling van huishoudelijk afvalwater, lozing van hemelwater, drooglegging en toename aan verhard oppervlak. In de ruimtelijke onderbouwing staat alleen iets vermeld over de toename aan verhard oppervlak.

Wij verzoeken u om de overige aspecten van het thema ‘Water’ integraal in de Toelichting op te nemen en hierbij niet te verwijzen naar de standaard waterparagraaf, maar de uitgangspunten uit de standaard waterparagraaf toe te passen op deze situatie. We verzoeken de uitwerking ervan op te nemen in paragraaf 4.5 ‘Waterhuishouding’. Mocht u een concept willen voorleggen voor een reactie, kunt u dat via de mail toesturen. U ontvangt dan zo spoedig mogelijk een reactie.

Stedumermaar 1 Postbus 18 E-mail: [email protected] 9735 AC Groningen 9700 AA Groningen Internet: www.noorderzijlvest.nl Telefoon: (050) 304 89 11 Fax: (050) 304 82 26 Twitter: @noorderzijlvest Banknummer: NL73NWAB0636755592 BIC: NWABNL2G BTW-identificatienummer: NL8081.74.071.B.01 KvK-nummer: 50130994

Wij gebruiken uw persoonsgegevens alleen voor het uitvoeren van onze taken. Meer informatie kunt u vinden op www.noorderzijlvest.nl/privacyverklaring.

Vragen? Hebt u hierover nog vragen? Neemt u gerust contact op met telefoonnummer 050-304 e-mailadres @noorderzijlvest.nl.

Met vriendelijke groet,

manager Watersystemen en Waterveiligheid namens het Dagelijks Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest

2