Pastoral Melancholy 2 3 Pastoral Melancholy - Pastorale Melancholie
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
92 PASTORAL MELANCHOLY PASTORALE MELANCHOLIE Bram Nolf oboe | English horn Hans Ryckelynck piano In Flanders’ Fields In Flanders’ 2 3 PASTORAL MELANCHOLY - PASTORALE MELANCHOLIE 1 Eglogue* August de Boeck (1865-1937) 04:06 2 Herderswijze* (Shepherd’s Ditty) (1908) Lodewijk de Vocht (1887-1977) 02:36 3 Méditation* (1922) Joseph Jongen (1873-1953) 06:43 4 Lied August de Boeck 03:20 5 Nocturne* August de Boeck 03:52 Sonatine for oboe and piano (1899) Joseph Ryelandt (1870-1965) 08:44 6 Allegretto 03:20 7 Aria 03:04 8 Rondo 02:19 9 Andante (1916) Albert Huybrechts (1899-1938) 02:51 10 Lied élégiaque* (1909) Léon Delcroix (1880-1938) 05:46 11 Lecture (1926) Joseph Jongen 02:33 12 Fantaisie (1926) August de Boeck 05:30 13 In de Velden (In the Fields) (1869) Peter Benoit (1834-1901) 01:56 14 Morceau* (1877) Guillaume Guidé (1859-1917) 02:54 Bonus track, added to celebrate the 87th birthday of Frits Celis (b.1929) 15 Kareol* opus 61 (1997) Frits Celis (b. 1929) 10:52 TT: 61:51 Bram Nolf, oboe | English horn* Hans Ryckelynck, piano 2 3 Ecloge, pastorale melancholie Ecloge – of in het Frans églogue – is de benaming voor een herdersdicht dat deel uitmaakt van de bucolische poëzie. Het oude Griekse woord, eklogḗ, betekende oorspronkelijk ‘keuze’. Beide betekenissen dekken heel mooi de lading van deze cd. Hij bevat niet alleen de integrale kamermuziek voor hobo en piano van August de Boeck (1865–1937) maar ook een ‘selecte’ keuze pretentieloze pareltjes uit de Vlaamse en Belgische kamermuziekliteratuur voor hobo en althobo uit de 19de en de 20ste eeuw. Met zijn Eglogue voor althobo en piano verwijst De Boeck niet toevallig naar herders. Vanaf de barok wordt de klank van de hobo geassocieerd met vreugde- en vredevolle pastorale muziek. Denk maar aan het Weihnachtsoratorium van Johann Sebastian Bach. Ook Peter Benoit (1834-1901) en Lodewijk de Vocht (1887–1977) roepen met respectievelijk In de Velden en Herderswijze zulke idyllische bucolische taferelen op. De Vocht hanteert net als Bach de 6/8 maat, die verwijst naar de sicilienne, een oude herdersdans. Bij Benoit komt er ook nog een ander aspect om de hoek kijken. Hij volgt Richard Strauss (1864–1949), de Duitse componist en meester-orkestrator uit de laatromantiek, die noteerde dat de hobo voor hem het symbool was van het kind dat onschuldig droomt en vrolijk speelt. Benoit wisselt in In de Velden dan ook opgewekte en dromerige passages met elkaar af. Naast het pastorale, onschuldige, kinderlijke, vrolijke en dromerige roept de hobo in de romantiek nog andere associaties op. Voor de Franse componist Hector Berlioz (1803–1869) is de hobo vooral een lyrisch instrument. In zijn heel invloedrijk Traité d’instrumentation et d’orchestration (1843) schrijft hij: “De hobo is in de eerste plaats een melodisch instrument, heeft een landelijk en rustiek karakter, vol tederheid, en is zelfs ietwat schuchter.” In zijn bewerking van Berlioz’ Traité voegt Richard Strauss eraan toe: “Ongekunstelde gratie, zuivere onschuld, zoete vreugde, de pijn van een tedere ziel, het zijn allemaal dingen die de hobo met z’n cantabile voortreffelijk kan uitdrukken.” Deze gevoelens komen mooi tot uiting in het Andante van Albert Huybrechts (1899–1938). Ook de althobo kan naar het pastorale verwijzen maar geeft nooit het vrolijke en onbezorgde aspect weer, aldus Berlioz. “De stem [van de althobo] is melancholisch, dromerig, vrij nobel; de sonoriteit ervan heeft iets bescheidens, iets vanuit de verte, wat hem geschikter maakt dan welk ander instrument ook als het erom gaat te ontroeren door beelden en gevoelens uit het verleden op te roepen, als de componist de verborgen snaar van tedere herinneringen wil doen trillen.” Alle stukken voor althobo en piano op deze cd hanteren deze romantische retoriek. In Eglogue combineert De Boeck die met een pastoraal karakter. Andere titels 4 5 spreken voor zichzelf: Nocturne van De Boeck, Méditation van Joseph Jongen (1873–1953) of Lied Elégiaque pour Cor anglais et Piano, opus 20, van Léon Delcroix (1880–1938). De integrale kamermuziek voor hobo of althobo en piano van August de Boeck Voor het eerst wordt de integrale kamermuziek voor hobo of althobo en piano van August de Boeck hier op cd gezet. Deze muziek is gevoelig, geïnspireerd, lyrisch en pastoraal. Hoewel De Boeck vooral bekend is van zijn symfonische werk, opera’s, liederen en pianomuziek, heeft hij ook enkele mooie bladzijdes voor kamermuziek geschreven. Dat ze minder bekend zijn, heeft vooral te maken met de uitgaven. Tot voor kort was enkel de partituur van Lied voor hobo en piano uitgegeven bij Schott. In 2008 heeft de gespecialiseerde Duitse uitgeverij Egge-Verlag (Koblenz) de andere drie manuscripten uitgegeven in de collectie Alex van Beveren, hoboïst van het voormalige BRTN Filharmonisch Orkest. Voor wie en wanneer August de Boeck deze pareltjes componeerde, is niet duidelijk; enkel over de pastorale Fantasia voor hobo en piano hebben we meer informatie. Die componeerde hij voor zijn goede vriend, de Belgische hoboïst Jozef Verelst, die later dirigent zou worden bij het NIR, het Nationaal Instituut van de Radio, de toenmalige Belgische radio, nederlandstalige uitzendingen. Toch was het De Boecks leerling, de hoboïst Louis van Deyck, die ze voor de eerste keer speelde, en wel op zijn examen in het Koninklijk Conservatorium in Brussel in 1927. Een jaar later creëerde die ook de versie voor hobo en orkest op 20 maart 1928 tijdens een Schubertherdenking in het muziekconservatorium van Mechelen onder leiding van De Boeck zelf, die er toen directeur was. De Belgische hoboschool Het Koninklijk Conservatorium van Brussel, waar ook August de Boeck professor was, loopt als een rode draad doorheen deze cd. Guillaume Guidé (1859–1917) wordt beschouwd als de peetvader van de Belgische hoboschool; ook heeft hij via zijn leerlingen veel invloed uitgeoefend op de Amerikaanse en Britse hoboschool. Hoewel hij omstreeks 1900 een vooraanstaande plaats bekleedde in het Brusselse muziekleven als musicus, professor aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel en als een van de directeurs van de Koninklijke Muntschouwburg, is hij door de mazen van de muziekgeschiedenis gevallen. Niet alleen Peter Benoit maar ook Richard Strauss beschouwde hem als de beste Belgische hoboïst ooit. Strauss omschreef hem als ‘de dichter van de hobo’. Ook als docent was zijn reputatie groot. Een van zijn belangrijkste leerlingen was Fernand Piérard, die hem 4 5 zou opvolgen in het Muntorkest en aan het Brusselse conservatorium. Later zou diens leerling, Louis van Deyck, Piérard opvolgen in het conservatorium en hobo solo worden van het prestigieuze Groot Symfonisch Orkest van het NIR in Brussel. Eén enkele keer, in 1887, componeerde Guidé zelf het verplicht werk voor het publiek examen in het conservatorium, het Morceau pour le cor anglais. De hobostudenten moesten immers verplicht een stuk op althobo spelen omdat het een veel gebruikt neveninstrument was in het orkest. Het is een klein, charmant en pretentieloos stukje in een eenvoudige liedstructuur, dat het lyrische karakter van het instrument mooi tot uiting laat komen. August De Boeck droeg zijn gevoelige Lied pour hautbois op aan Guillaume Guidés opvolger, Fernand Piérard, net zoals Léon Delcroix zijn Lied Elégiaque pour Cor anglais et Piano eveneens opdroeg aan Fernand Piérard. Ook Joseph Jongen was verbonden aan het Brusselse conservatorium, eerst als leraar en nadien als directeur. Jongen droeg zijn Méditation op aan zijn goede vriend, de Brugse componist Joseph Ryelandt (1870–1965), jarenlang directeur van het stedelijk conservatorium van Brugge. De Sonatine van Joseph Ryelandt De Sonatine voor hobo en piano, opus 28 van Joseph Ryelandt is de enige meerdelige compositie op deze cd. Een sonatine is een type sonate met drie of vier delen, doorgaans minder veeleisend dan een grote sonate en vaak vanuit pedagogisch oogpunt bedacht. In zijn Notices sur mes oeuvres schrijft Ryelandt: “Werkje met pastoraal karakter, niet speciaal origineel, bruikbaar als examenstuk in de conservatoria”. De Sonatine is opgedragen aan Eugène Verstraete, die aan het conservatorium van Brussel gestudeerd had. Frits Celis’ Kareol voor althobo en piano, opus 61 (1997) Op verzoek van hoboïst Piet van Bockstal componeerde Frits Celis (°1929) Kareol ter nagedachtenis van de in oktober 1997 overleden Vlaamse journalist Frans Verleyen. Althoboïst Dimitri Mestdag en pianist Thomas Dieltjens creëerden het werk op een van de Muizelhuisconcerten in Hulste in januari 1998. Nadien bewerkte Celis de pianopartij voor kamerorkest en nam Piet van Bockstal deze versie op voor het label Phaedra (In Flanders’ Fields, vol. 29, #92029). Celis schrijft: “De enigszins ongewone titel refereert aan het in Bretagne gesitueerde kasteel van Tristan, de tragische held uit Richard Wagners muziekdrama ‘Tristan und Isolde’. Bij de aanvang van het laatste bedrijf smacht de 6 7 in een tweegevecht zwaar gewonde Tristan nabij zijn vervallen burcht Kareol, in een steeds uitzinniger wordend verlangen, naar een ultiem weerzien van zijn geliefde Isolde. Na een zwaarmoedige orkestrale inleiding weerklinkt in een volstrekte eenzaamheid de schalmei van een oude herder. Die onbegeleide uitgesponnen cantilene wordt in werkelijkheid op een althobo gespeeld. De troosteloos overkomende melodie groeit uit tot hetgeen wellicht de beroemdste en tegelijk aangrijpendste solo-passage werd, ooit geschreven voor dit bij uitstek nostalgisch instrument. Eenzelfde sfeer heb ik getracht op te roepen in mijn kompositie, die enerzijds tijdens een eerste fase een eigen beknopt thema verwerkt en nadien geleidelijk aan drie fragmenten uit de Tristan-muziek vrij behandelt, afgewisseld met flarden uit de aanvangsmaten. Het werk is meestal doordrenkt van een serene klankentaal, mede door de transparant behandelde pianopartij. Dat overwegend dromerig verder deinend lyrisme vertoont slechts één enkele opwaarts stuwende spanningsboog, om naar het einde toe uit te deinen in uiterst diafane tonen.” Kristin van den Buys Met dank aan Stefaan Verdegem voor de informatie over de Belgische hoboschool 6 7 Eclogue, pastoral melancholy Eclogue (French églogue) is the name of a pastoral poem that is part of bucolic poetry.