P Hædra Classics Eva Šušková
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
292033 ddd | eva Šušková - soprano | Lucie Hilscherová - alto Juraj Hollý - tenor | Tomáš Šelc - bass Czech Philharmonic Choir Brno | Petr Fiala - choirmaster Janácek Philharmonic Orchestra | David Porcelijn - conductor Phædra Classics 2 3 A TRIBUTE TO JÁN LEVOSLAV BELLA (1843–1936) Festive Mass E-flat major / Festmesse in Es (1880) 26:01 for solos, mixed choir and orchestra 1 Kyrie. Maestoso 04:50 2 Gloria. Allegro con brio. Andante mosso. Tempo di prima 05:21 3 Credo. Allegro eroico. Andante. Vivace assai. Tempo di prima 06:58 4 Sanctus. Maestoso. Più mosso. Vivace 02:35 5 Benedictus. Andante. Vivace assai 02:45 6 Agnus Dei. Maestoso 03:29 7 Deus meus, ad te luce vigilo 03:28 offertorium for soprano and orchestra 8 Heil’ge Nacht for bass and orchestra (Robert Prutz) 06:32 9 Bergglocke. Weihnacht auf dem Friedhof 06:43 Aria for soprano and orchestra (Michael Albert)(1899) Lobet den Herrn, alle Heiden (1884) 12:34 Cantate for soprano, bass, mixed choir and orchestra 10 I. Lobet den Herrn, alle Heiden. Allegro (choir) 03:03 11 II. Meine Hülfe kommt von dem Herrn. Andante con moto (bass) 02:41 12 III. Das Heu verdorret. Larghetto (non troppo) (soprano; choir) 02:53 13 IV. Herr, du bist vormals gnädig. Andante (bass) 01:05 14 V. Lasset uns dem Herren singen. Allegro (choir) 02:51 15 Koncertná skladba v uhorskom štýle / Konzertstück im ungarischen Stile (1893) 10:19 TT: 66:42 2 3 Performers: Eva Šušková - soprano Lucie Hilscherová - alto Juraj Hollý - Tenor Tomáš Šelc - Bass Czech Philharmonic Choir Brno Petr Fiala - choirmaster Janáček Philharmonic Orchestra David Porcelijn - conductor 4 5 4 5 Ján Levoslav Bella (1843-1936) Ján Levoslav Bella ( Ján Ignác; Johann Leopold; János Leopold) was a Slovak conductor, organist and one of the most significant composers of the Romantic Era in Slovakia. Born in Liptovský Svätý Mikuláš on 4 September 1843, he began his music and composition studies while attending school in Levoča (1853–1859). He moved to Banská Bystrica in 1859 to commence the study of theology, which he later continued at the Pázmáneum Jesuit University in Vienna. It was there, as a music student of Gottfried Preyer and Simon Sechter, that he developed his affinity for the Cecilian Movement. Upon his return to Banská Bystrica he was ordained to the priesthood (1866) and began teaching music at a seminary. He served as the town’s priest and as Musical Director in Kremnica from 1869 to 1881. His desire to devote himself solely to music was growing, and increased even more after words of encouragement from the violinist Ede Remény, from Franz Liszt, and from Czech critic Ludevít Procházka. Although he succeeded in establishing a musical culture in Kremnica, where he composed and performed many of his works, he felt constrained by its petty-bourgeois conventions and began to search for a more suitable location. Settling in Transylvanian Sibiu (Hermannstadt) at the age of 38, Bella was appointed Kapellmeister and a teacher at a local school. He converted to Protestantism, got married and brought musical culture to the German Protestant part of the town. In 1921 he moved to Vienna to live with his daughter and in 1928 he returned to Bratislava, where he lived until his death on 25 May 1936. Bella composed music for nearly seventy years. In his early work he was part of the Cecilian Movement, but progressively he emerged with formulations that later became the foundations of Slovak national music. Although he composed mostly religious music, he also wrote a number of songs and instrumental pieces. During his time in Kremnica he wrote a great many church compositions, including a dozen masses, the first Slovak Symphonic poem (Destiny and Ideal, 1874), numerous chamber compositions and his first opera (Jaroslav and Laura). During his time in Sibiu, from 1881 to 1921, he significantly developed his musical style. Though focused on Protestant religions compositions, he also wrote in other major genres, including opera; his Blacksmith Wieland was premiered in Bratislava in 1926. Once he returned to Slovakia, then 86-year-old Bella developed his national music ideas further by composing vocal-symphonic works based on Slovak poetry. The Festive Mass in E-flat major, finished in 1880, was Bella’s last catholic composition on a Latin 6 7 text. He sent it off to the Kalocsa Cardinal Haynald’s competition as an anonymous submission, as it was written for the Imperial Court Chapel in Vienna and Kapellmeister Joseph Hellmesberger. It was awarded the first prize, in part thanks to Franz Liszt’s influence but soon fell out of favour with the Catholic Church, as its author had in the meantime converted to Protestantism and accepted a post in Sibiu in May 1881. It was first performed during a mass on 24 November 1889 at the Chapel Imperial in Vienna, where the manuscript is still preserved. During his time in Banska Bystrica and Kremnica Bella wrote dozens of compositions, especially for local catholic music institutions. The offertory Deus meus, ad te luce vigilo, originally for soprano and small orchestra, was written in Kremnica. He reworked it later in Sibiu and it exists in a number of versions. Bella’s five-movement cantata for Epiphany Lobet den Herrn, alle Heiden, for solo soprano, bass, mixed choir and orchestra, was written in Sibiu in 1884. It is a composition in which allegros for choir (1st & 5th movements) and Andantes (2nd & 4th movements) surround the central Larghetto movement for the solo soprano and choir. Bella wrote dozens of cantatas for many Protestant celebrations and masses, as well as numerous lyrical vocal-instrumental compositions, both religious and folk art based, such as the aria for bass Heil’ge Nacht, set to words by Robert Prutz (1816–1872) and the aria for soprano Bergglocke, Weihnacht auf dem Friedhof, set to verse by the Transylvanian poet Michael Albert (1836–1893), in memory of Bella’s seven-year-old daughter, who died of scarlet fever. Vladimír Godár Vladimír Godár (b. 16 March 1956, Bratislava) is a Slovak composer who is active in the fields of contemporary classical music and film music. As an academic, he is a writer, editor and translator of books on historical music research. He has been active in reviving the music and reputation of 19th- century Slovak composer Ján Levoslav Bella. 6 7 Ján Levoslav Bella (1843-1936) Ján Levoslav Bella ( Ján Ignác; Johann Leopold; János Leopold) was een van de belangrijkste romantische componisten van Slovakije; hij was tevens dirigent en organist. Hij werd geboren in Liptovský Svätý Mikuláš op 4 september 1843. Tijdens zijn schooltijd in Levoča (1853–1859) begon hij muziek en compositie te studeren. In 1859 verhuisde hij naar Banská Bystrica om er theologie te gaan studeren, een studie die hij verder zette aan het Collegium Pazmanianum, een Jezuïeten- universiteit in Wenen. Onder invloed van zijn muziekleraren Gottfried Preyer en Simon Schechter vatte hij er sympathie op voor de Ceciliaanse beweging. Na zijn terugkeer naar Banská Bystrica werd hij in 1866 priester gewijd, en begon hij muziekles te geven in een seminarie. Van 1869 tot 1881 was hij parochiepriester en tevens stads- en kerkmuziekmeester van Kremnica. Zijn verlangen zich uitsluitend aan de muziek te wijden werd nog sterker na bemoedigende woorden van de violist Ede Reményi, van Franz Liszt en van de Tsjechische criticus Ludevít Procházka. Weliswaar slaagde hij erin Kremnica, waar hij vele van zijn werken schreef en uitvoerde, een muziekcultuur mee te geven. Maar hij voelde zich geremd door Kremnica’s kleinburgerlijke conventies en zocht naar een geschiktere plek om zich te vestigen. Op 38-jarige leeftijd vestigde hij zich in het Transsylvaanse Sibiu (Hermannstadt). Daar werd hij kapelmeester en leraar. Hij bekeerde zich tot het protestantisme, trouwde, en schiep in het Duitse, protestantse deel van de stad een muziekcultuur. In 1921 verhuisde hij naar Wenen, waar hij bij zijn dochter introk, en in 1928 keerde hij terug naar Slowakije, naar Bratislava, waar hij woonde tot aan z’n dood op 25 mei 1936. Bella componeerde bijna zeventig jaar. In zijn vroegere werken schikte hij zich naar de Ceciliaanse Beweging, maar geleidelijk ontwikkelde hij een eigen stijl, die later de grondslag van de Slovaakse nationale muziek werd. Hij schreef meestal religieuze muziek, maar ook een aantal liederen en instrumentale werken. Tijdens zijn verblijf in Kremnica schreef hij tientallen werken voor de kerk: meer dan tien missen, het eerste Slovaakse symfonisch gedicht (Noodlot en Ideaal, 1874), talrijke kamermuziekwerken en zijn eerste opera, Jaroslav en Laura. Toen hij zich in 1881 in Sibiu vestigde, had hij zijn eigen stijl ontwikkeld. Hoewel hij vooral protestantse religieuze muziek componeerde, schreef hij ook muziek in andere genres, waaronder zijn opera Smid Wieland, voor het eerst opgevoerd in Bratislava in 1926. Toen hij op 86-jarige leeftijd naar Slovakije terugkeerde, ontwikkkelde hij zijn 8 9 ideeën over nationale Slovaakse muziek verder, door vocaal-symfonische werken te componeren op Slovaakse poëzie. De Feestelijke Mis in Es groot was Bella’s laatste katholieke compositie op een Latijnse tekst; hij voltooide ze in 1889. Met die mis nam hij deel aan de compositiewedstrijd uitgeschreven door de kardinaal van Kalocsa, Lajos Haynald. Hij had ze anoniem ingestuurd, want hij had ze eigenlijk geschreven voor de keizerlijke hofkapel in Wenen en voor haar kapelmeester Joseph Hellmesberger. Hij won er de eerste prijs mee, mede dankzij de steun van Franz Liszt. Maar zijn mis bleef niet lang in de gunst van de Katholieke Kerk, aangezien hij zich tot het protestantisme bekeerd had en in mei 1881 een betrekking had aangenomen in Sibiu. Het werk werd voor het eerst uitgevoerd 24 november 1889 tijdens een mis in de hofkapel in Wenen, waar het manuscript berust.