Bijdragen En Mededeelingen Van Het Historisch Genootschap. Deel 31
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 bron Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31. Johannes Müller, Amsterdam 1910 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bij005191001_01/colofon.php © 2012 dbnl i.s.m. I Verslag van het bestuur over het dienstjaar 1909. In tegenstelling met het vorige jaar hebben wij ditmaal weinig over onszelf mede te deelen. In de samenstelling van het actieve gedeelte van het Bestuur bracht het achter ons liggende jaar geen verandering, doch ons honorair lid mochten wij niet lang meer behouden. De hoop, die wij in het vorige Verslag uitspraken, dat Mr. Baert nog lang, zij het dan ook door een losser band eraan verbonden, voor het Bestuur behouden mocht blijven, is niet verwezenlijkt. In Mei, toen ons Verslag over 1908 nog niet eens onze leden had bereikt, is hij op 75-jarigen leeftijd heengegaan. Wat hij voor het Genootschap en het Bestuur geweest is, hebben wij reeds het vorige jaar gezegd; nu past ons slechts een woord van eerbiedige en dankbare herinnering. Het ledental van het Genootschap bleef stationnair, wat ons bij het stijgen van onze noodzakelijke uitgaven niet geheel zonder bezorgdheid laat. Door overlijden en bedanken verdwenen de namen van één honorair lid en 24 gewone leden van onze lijst, terwijl wij ons genoodzaakt zagen één lid wegens wanbetaling te schrappen. Tegenover dit verlies van 24 gewone leden staat een aanwinst van een gelijk aantal Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 II nieuw toegetredenen. Als Bijlage A tot dit Verslag volgt hierachter de lijst der 30 honoraire en 475 gewone leden, die het Genootschap op 1 Januari 1910 telde. Ook ons ruilverkeer onderging geen uitbreiding. Met betrekking tot het Geschied-, taal-, land- en volkenkundig Genootschap te Willemstad (Curaçao) vernamen wij dat het zoo goed als opgehouden had te bestaan (wij ontvangen ook sedert jaren niets meer van die vereeniging), terwijl ons ook onlangs ter oore kwam, dat de te Rijsel uitgegeven Annales de l'Est et du Nord het tijdelijke met het eeuwige hadden verwisseld, weshalve wij het genootschap en de redactie van onze lijst afvoerden. Daarentegen werden betrekkingen aangeknoopt met den Thüringisch-Sächsischer Geschichts- und Altertumsverein te Halle a/S. en met den Verein für Rostocks Altertümer te Rostock. Op een aanvrage om in ruilverkeer te treden met de Commission Royale des Anciennes Lois et Ordonnances de Belgique te Brussel meenden wij een afwijzend antwoord te moeten geven: de utrechtsche Universiteits-bibliotheek was in het volledig bezit van hare uitgaven, die vanwege de belgische regeering toegezonden worden. Een dergelijk bescheid meenden wij ook te moeten geven aan de Smithonian Institution te Washington, waarmede wij vroeger lange jaren in betrekking hadden gestaan, totdat wij die verbraken, daar wij onder de vele en belangrijke uitgaven der Institution zoo goed als nimmer iets aantroffen, dat voor ons van beteekenis was. Sedert dien bleek de toestand niet veranderd. Daar wij er evenwel prijs op stelden het Annual Report of the American Historical Association, dat de Smithonian Institution ons in ruil voor onze uitgaven aanbood, in onze boekerij te bezitten, maakten wij gaarne Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 III gebruik van de gelegenheid, die zich voordeed om, door tegen een geringe contributie lid te worden van genoemde American Historical Association, dat Annual Report rechtstreeks te verkrijgen en de American Historical Review bovendien, die ons tot nu toe meer aan abonnement had gekost dan het genoemde lidmaatschap van onze kas zal vergen. De Association behoort dus niet tot de ruilgenootschappen, maar tot de enkele vereenigingen, waarvan het Genootschap lid is. De lijst van de 107 genootschappen, redacties, archieven en bibliotheken, waarmede het in verbinding staat, volgt hierachter als Bijlage B. Bijlage C geeft het jaarlijksche overzicht van den staat der kas van het Genootschap. De toestand onzer geldmiddelen kan niet geheel bevredigend genoemd worden; het tekort, een gevolg van het stijgen onzer uitgaven en van den aankoop in 1908 van effecten, zal intusschen dit jaar wel geheel of gedeeltelijk uit de inkomsten kunnen worden gedekt; toch zal voor de toekomst de uiterste zuinigheid betracht moeten worden: immers de inkomsten zullen in het nieuwe jaar niet meer bedragen, de uitgaven daarentegen aanmerkelijk hooger zijn, daar wij voor het eerst honorarium zullen moeten betalen wegens in 1909 ter perse gelegde bundels en deelen. Wij maakten met betrekking tot het te betalen honorarium reeds eenige, trouwens gedeeltelijk op schatting berustende, berekeningen en stelden voor die berekeningen eenige regels vast, doch hebben natuurlijk nog geen gelegenheid gehad het ten vorigen jare door ons vastgesteld tarief geheel aan de praktijk te toetsen. Mede met het oog op deze omstandigheid besloten wij het voor 1909 vastgestelde tarief (f 10 per vel voor inleiding en noten, f 5 per vel Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 IV voor tekst, terwijl de tot nu toe facultatief verleende vergoeding van afschrijfloon zal vervallen) ook voor het jaar 1910 te doen voortduren. Het tijdroovende en groote nauwkeurigheid vereischende werk van het samenstellen van indices meenden wij na zorgvuldige berekening met f 15 per vel druks te moeten honoreeren. Over den staat der boekerij en der handschriften van het Genootschap kan verder niets dan goeds vermeld worden. Bijlage D geeft een opsomming der werken, waarmede in 1909 onze boekerij door schenking, ruiling of aankoop is vermeerderd. Aan den hoogleeraar Dr. O. Oppermann gaven wij op zijn verzoek, onverminderd het eigendoms- en beschikkingsrecht van het Genootschap, verlof eenige serieën onzer tijdschriften uit het magazijn van de utrechtsche Universiteits-bibliotheek, waarin onze boekerij geplaatst is, tot wederopzeggens toe over te brengen naar het lokaal van het onder zijn leiding staande Historisch Instituut, in hetzelfde gebouw gevestigd. Wij vertrouwen, dat deze regeling, waartoe het contract met Curatoren ons niet verplicht, geen moeilijkheden zal opleveren. De handschriften in het bezit van het Genootschap zijn thans eveneens naar het nieuwe bibliotheekgebouw overgebracht. Bij uitzondering kunnen wij wijzen op een vermeerdering van hun aantal. De heer Hans Toll te Hjularöd in Zweden schonk aan onze verzameling het manuscript zijner genealogische verhandeling, getiteld Sicco et les Sicconides, die verkort en omgewerkt in de Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde verschenen is. De heer van Someren verleende op ons verzoek welwillend gastvrijheid aan het bestuurs-archief in een der vertrekken van het nieuwe bibliotheekgebouw, Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 V zoodat thans alle onze gedrukte en geschreven eigendommen een veilige bewaarplaats hebben gevonden. Bij het opruimen van een hulp-bergplaats der Universiteits-bibliotheek kwam ongedacht nog een aantal archivalia van ouden datum voor den dag, waaronder notulen en brieven uit de eerste jaren van het bestaan van het Genootschap. Deze welkome aanwinst van het archief werd door de goede zorgen van onzen 2den Secretaris geordend, terwijl de inhoud der notulen in den sedert het vorige jaar door onze Amanuensis bewerkten klapper werd geïndiceerd. Deze klapper is thans voltooid en heeft reeds zijn goede diensten bewezen. Omtrent ons Leesgezelschap met zijn filialen te Amsterdam, Middelburg en Arnhem valt als steeds niet veel der vermelding waard te boekstaven. In het geheel telde het in de vier plaatsen 68 leden. Aan een verzoek uit den kring der amsterdamsche leden vernomen om een tijdschrift, aan oude geschiedenis gewijd, in de portefeuilles op te nemen, zal door ons voldaan worden. Andere wenschen van die zijde moesten onvervuld blijven. Wij spreken nogmaals de hoop uit, dat inzonderheid de utrechtsche genootschapsleden meer dan tot nu toe het geval was zich voor het Leesgezelschap zullen interesseeren. Over de werkzaamheden van de Centrale Commissie voor de historisch-statistische Schetskaarten kunnen onze leden hierachter het een en ander uit Bijlage E vernemen. Wij verwachten, dat zij zich met ons zullen verheugen, dat het tot stand komen van den Historischen Atlas van Nederland en zijn Koloniën, die onder de auspiciën dier Commissie wordt voorbereid, verzekerd is. Met het oog op het omstreeks Paschen 1910 te Leiden te houden 6de Nederlandsche Philologencongres Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 VI besloten wij ditmaal geen Algemeene Vergadering der leden van het Genootschap bijeen te roepen. Behalve de Bijdragen en Mededeelingen, die door onvoorziene omstandigheden eerst laat in het voorjaar konden verschijnen, deden wij in het laatst verloopen jaar als naar gewoonte twee deelen der Werken aan onze leden toekomen. Zooals wij reeds in het vorige Verslag aankondigden, was één daarvan het 2e deel der Brieven van Johan de Witt, inhoudende die van (1657) 1658 tot 1664 en uitgegeven naar Fruins bewerking door de bekwame hand van Dr. N. Japikse. Wij wenschen hem en ons geluk, dat de verdere voortgang dezer belangrijke publicatie, die voor eenige jaren door het zich terugtrekken van Prof. Kernkamp een oogenblik in gevaar scheen, op vasten voet gevestigd is. Dr. Japikse hoopt in de eerste maanden van het nieuwe jaar deel III ter perse te doen leggen. Onze Amanuensis, mejuffrouw De Clercq, heeft op zijn verzoek eenige voor dat deel bestemde brieven, in het bezit