De Patriottentijd. Deel 1: 1776-1784

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

De Patriottentijd. Deel 1: 1776-1784 De patriottentijd. Deel 1: 1776-1784 H.T. Colenbrander bron H.T. Colenbrander, De patriottentijd. Hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden. Deel 1: 1776-1784. Martinus Nijhoff, Den Haag 1897 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/cole002patr01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven H.T. Colenbrander V AAN MIJN OUDERS. H.T. Colenbrander, De patriottentijd. Deel 1: 1776-1784 VII [Woord vooraf] Wij Nederlanders zijn voor het meerendeel nog niet geneigd veel notitie te nemen van onze geschiedenis van vóór den tachtigjarigen oorlog. Eerst dan beginnen onze voorouders, in onze schatting, een stuk te spelen waarnaar het de moeite loont te kijken. Een lang stuk is het, waarvan de eerste bedrijven onze aandacht sterk spannen, de middenste met een rustiger welgevallen door ons worden aangezien, en de laatste door hun eindelooze herhalingen ons doen geeuwen. Altijd blijft het spel in denzelfden serieuzen stijl; wij gaan het vertoonde onbelangrijk vinden, maar wat niet verandert is de ernst en deftigheid der vertooners. Tot zij op eens, zonder dat het scherm neer is geweest, tot een onnatuurlijk rumoerige klucht overgaan, van de soort die ons vreemd doen opkijken maar niet vroolijk maken. Wij begrijpen die zenuwachtige drukte niet van dezelfde lieden, die wij zoo pas in alle afgemetenheid een heel andere rol zagen vervullen; het wordt ons niet duidelijk, waarom zij nu al die grimassen maken, en waarom zij die zóó maken en niet anders. Het nastukje verveelt ons nog veel eerder dan het lijzige slot van het drama van daareven. Het lucht ons op als eindelijk de lange pruisische grenadier komt en al die potsenmakers in eens van het tooneel jaagt, waar het dan, voor een korte poos tenminste, weer stil en saai wordt als te voren. Zoo natuurlijk als het is, dat het uiterlijk der gebeurtenissen dezen indruk op ons achterlaat, zoo onnatuurlijk zou het zijn, als de geschiedschrijver bij dit uiterlijk bleef staan. Van geen enkel stuk van het verleden van zijn land mag hij zich afmaken, geen schakel moedwillig verwerpen uit de lange keten, en den hier aangeduiden wel zeer stellig niet. Met de twee volgende, die bataafsche tijd en inlijving bij Frankrijk heeten, verbindt hij de Republiek die geweest is, aan het koninkrijk dat bestaat. Hoe zouden wij ooit kunnen verklaren wat het groeiend of het volwassen lichaam van dit laatste ons te zien geeft, zonder vooraf juist te weten wat aan de baring is voorafgegaan? Doch wie zóó spreekt, ontgaat wellicht den schijn niet van tegen windmolens te vechten. Het angstvallig stilzwijgen over de patriottencomedie, in de eerste helft van de 19de eeuw door de zonen der medespelers in H.T. Colenbrander, De patriottentijd. Deel 1: 1776-1784 VIII praktijk gebracht, wij kennen het niet meer dan van hooren zeggen. Reeds van de kleinzonen heeft meer dan een er mee gebroken, en wij, tijdgenooten der achterkleinzonen, beschikken al over een niet onbelangrijk materiaal, dat evenwel zonder twijfel nog voor vermeerdering vatbaar is. Geen papieren echter, waaruit wij zooveel gewichtig nieuws hebben vernomen als uit die van een vreemdeling, Sir James Harris, engelsch gezant bij de Republiek van 1784 tot 17881). Wij leerden er uit, hoe de tegenomwenteling van September 1787, hoewel door de verschijning van een pruisisch leger te weeg gebracht, door een Engelschman was beraamd en voorbereid; hoe het feitelijk Harris geweest is, die onzen Stadhouder heeft doen herstellen. De uitgave der papieren van een zijner werktuigen, Kinckel, bracht hiervoor nieuwe bewijzen2). Minder goed dan omtrent de werkzaamheid van Harris, waren wij omtrent die der fransche gezanten, den hertog de la Vauguyon en den markies de Vérac, ingelicht, maar uit allerlei gegevens bleek toch dat zij reeds geruimen tijd vóór het optreden van hun gevaarlijken engelschen tegenstander over de patriottenpartij een niet minder volledig meesterschap moesten hebben uitgeoefend, dan deze ten slotte over de oranjepartij verkreeg. Een klein gedeelte der dépêches van Vauguyon (1777-1784) werd in 1858 afgedrukt in een te weinig gekend en geraadpleegd boekje3); over de betrekkingen van Frankrijk met de patriotten tijdens het gezantschap van Vérac (1785-1787) gaf een sinds lang verschenen opstel van diens secretaris van legatie, Caillard, eenige inlichting4). Door de onderlinge vergelijking van een en ander viel vrij wat te weten, nog meer te vermoeden, omtrent de wijze waarop twee elkaar vijandige buitenlandsche machten zich met den twist onzer voorvaderen hebben bemoeid, en de een eerder, de ander later, er in geslaagd zijn, een der partijen in dienst te nemen en voor zich te doen vechten. Dit vele wetende en dit meerdere vermoedende, zagen wij nu de van ouds bekende gebeurtenissen met gansch andere oogen aan. De indruk dien wij er thans van mededroegen was niet ongelijk aan dien, welken groote menschen plegen te ontvangen van een marionettentheater. Wij zagen Jan Klaassen en zijn wijf; wij hoorden hun vervaarlijk geschreeuw; het regende scheldwoorden en klappen. Lachende stonden wij wel even 1) Diaries and Correspondence of James Harris, First Earl of Malmesbury, edited by his grandson; 4 vols., London 1844. - Ik haal dit werk verder naar de tweede uitgaaf (van 1845) aan, die een andere pagineering heeft dan de eerste. 2) Mémoires et Correspondances du Baron de Kinckel. Avec introduction par J.K.J. de Jonge (in: Het Nederlandsche Rijks-Archief, 's-Gravenhage 1857). 3) Jhr. Mr. D.M.M. d'Hangest baron d'Yvoy van Mijdrecht, Frankrijks Invloed op de buitenlandsche aangelegenheden der voormalige Nederlandsche Republiek, Arnhem 1858. 4) Mémoire sur la Révolution de Hollande par le Citoyen Caillard, ci-devant Chargé d'Affaires à la Haye; uitmakende de tweede helft van het eerste deel van L.P. Ségur l'Aîné, Histoire des Principaux Evénemens du Règne de F. Guillaume II, Roi de Prusse, Paris et Amsterdam, 1800. H.T. Colenbrander, De patriottentijd. Deel 1: 1776-1784 IX stil en keken opnieuw het gekspul aan. Maar wij zagen het anders als ons kleine broertje en zusje: hen hielden uitsluitend de kapriolen bezig die nieuw voor hen waren; ons belette het paarsbonte achterdoekje niet, ons den man voor te stellen die aan de touwtjes trok. De begeerte om onze fragmentarische kennis van het mechaniek, waarmee de heftige bewegingen onzer patriotsche en prinsgezinde voorouders van achter de schermen bestuurd zijn geworden, uit te breiden zoover op het oogenblik mogelijk was, heeft mij op het denkbeeld gebracht een onderzoek in te stellen naar bescheiden, voor de kennis van den patriottentijd van belang, in de staatsarchieven te Parijs, te Londen en te Berlijn. Ook te Berlijn: de Pruisen immers hadden voor de ontknooping van het stuk gezorgd, gelijk de anderen voor de verwikkeling. En bovendien: door het huwelijk van Willem V stond het stadhouderlijk hof sedert jaren tot het koninklijk-pruisische in nauwe betrekking. Dat het aandeel, door Prinses Wilhelmine in het beleid der zaken genomen, eerst goed te kennen zou zijn na een opzettelijk onderzoek in de archieven te Berlijn, behoefden wij niet slechts te vermoeden: wij wisten het wel zeker uit de reisverslagen die wij danken aan prof. Blok1). Behalve de briefwisseling der Prinses, wezen mij die Verslagen nog een gansche reeks van stukken aan, op den patriottentijd betrekking hebbend en in het Kön. Geheimes Staatsarchiv te Berlijn te vinden. Het vermoeden dat de oogst van dergelijke bescheiden in het Archief van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken te Parijs, en in het Record Office te Londen, niet geringer zou zijn, deed mij er op uitgaan met het voornemen een jaar te besteden om van al zulke documenten mijn studie te maken. Zij bleken in overvloed voorhanden: het jaar schoot schier te kort om van alle kennis te nemen. Als vrucht van mijn reis bied ik thans deze proeve aan eener geschiedenis van den patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden bewerkt. Het kwam mij voor dat dit het beste middel was, om de uitkomsten van mijn onderzoek mede te deelen. Een bloote opsomming van het gevondene zou schrijver noch lezer voldaan hebben; ik moest ook trachten de nieuwe bouwstof haar plaats te geven tusschen de oude, en uit beide een geheel op te trekken. Want, na een aandachtig lezen en herlezen van wat ik gevonden had, scheen mij dit thans wel mogelijk geworden. Hoeveel belangrijke bescheiden waren niet in de laatste jaren verzameld en uitgegeven, die zich ter bewerking als aanboden: ik noem slechts de Brieven van en aan Capellen, de papieren van Van de Spiegel, die van Gijsbert Karel van Hogendorp. En hoe meende ik niet, bij voortgezette studie, het verband tusschen dit een en het in de archieven verscholen ander gedurig beter te ontdekken. Ik besloot, de poging te wagen. Drie dingen heb ik ongedaan moeten of willen laten, en onder de tekort- 1) Dr. P.J. Blok, Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland naar archivalia belangrijk voor de geschiedenis van Nederland, I (1886-1887), 's-Gravenhage 1888; II (1888), ibidem 1889. H.T. Colenbrander, De patriottentijd. Deel 1: 1776-1784 X komingen die mijn opvolger en verbeteraar in mijn werk zal hebben aan te wijzen, zullen er zijn die op rekening gesteld moeten worden van dit drieledig verzuim. Vooreerst heb ik niet getracht, ook in het binnenland nieuwe bronnen op te sporen, hoewel er toch waarschijnlijk nog wel over zijn in de archieven van geslachten wier leden in den patriottentijd een rol hebben gespeeld. Hoe welkom zou, om iets te noemen, de mededeeling niet zijn van iets dat naar een notulenboek geleek van de sedert 1783 bestaande patriotsche regenten-associatie, of van de provinciale en nationale vergaderingen van vrijcorpsen. - Van de bronnen verder der nog weinig bewerkte plaatselijke geschiedenis van dien tijd, die immers door zooveel wel gelijksoortige maar onderling toch vrij veel verschillende stedelijke en provinciale omwentelingen gekenmerkt wordt, zal ongetwijfeld nog een gansch ander gebruik te maken zijn dan door mij is geschied, die slechts de kostbare verzameling der Nederlandsche Jaarboeken geraadpleegd heb.
Recommended publications
  • Portretten Van Frans Hals Gratis Epub, Ebook
    PORTRETTEN VAN FRANS HALS GRATIS Auteur: none Aantal pagina's: none pagina's Verschijningsdatum: 2018-07-30 Uitgever: Exhibitions International EAN: 9789462302440 Taal: nl Link: Download hier Frans Hals - Art De kunsthistorici staan deze keer voor de moeilijke opdracht de portretten te vinden…. Frans Hals is één van de bekendste Hollandse meesters. De schilder wordt circa geboren in Antwerpen als de zoon van een wever. De familie Hals verhuist in voor de Spanjaarden en vestigt zich in Haarlem. Daar sluit Frans Hals zich in aan bij het schildersgilde. Hij is vooral bekend geworden door zijn levendige en kleurrijke schuttersstukken en zijn portretten. Frans Hals overlijdt in in Haarlem. Wat deze zoektocht vooral erg lastig maakt, is dat er geen enkel later document van Frans Hals is waarin over de 2 portretten wordt gerept. De bezitsgeschiedenis van de nazaten van Molenaer levert niet veel op. Het spoor loopt dood na het overlijden van zijn kleindochter rond Van het echtpaar is een aantal zelf portretten bekend. Aan de hand daarvan kunnen professor Grijzenhout en zijn team vaststellen hoe het echtpaar eruit moet hebben gezien, en of in het oeuvre van Frans Hals 2 portretten zijn te vinden die lijken op Molenaer en Leyster. Een ingewikkelde onderneming, maar de moeite van het proberen waard. Frans Hals werd in lid van het Haarlemse schildersgilde. Hij kon zich toen als zelfstandig kunstschilder vestigen en leerlingen en assistenten aannemen, onder wie Judith Leyster. Ook zijn jongere broer Dirck Hals was waarschijnlijk bij hem in de leer, evenals vijf van zijn eigen zonen. Frans Hals werd beroemd om zijn losse manier van schilderen, door zijn tijdgenoten de 'ruwe stijl' genoemd.
    [Show full text]
  • Geleerdheids Zetel, Hollands Roem!
    Geleerdsheids zetel, Hollands roem! Het literaire leven in Leiden 1760-1860 Honings, R.A.M. Citation Honings, R. A. M. (2011, October 5). Geleerdsheids zetel, Hollands roem! Het literaire leven in Leiden 1760-1860. Primavera Pers, Leiden. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/17893 Version: Publisher's Version Licence agreement concerning inclusion of doctoral License: thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/17893 Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable). Geleerdheids zetel, Hollands roem! Doch, altijd my zoo dierbre wallen, Geleerdheids zetel, Hollands roem! Gy zaagt mijn ouderdom vervallen, Maar ook mijns levens eerste bloem. Willem Bilderdijk ‘Afscheid aan Leyden’ (1827) Voorwoord Dit boek gaat over het literaire leven in Leiden, door Eep Francken, Paul Hoftijzer en Willem Otterspeer. auteurs wel aangeduid als het ‘Bataafsch Athene’, een Zij hebben mijn werk met belangstelling gevolgd en stad met een rijke historie. Veel plekken in de stad zijn mij met hun kritische commentaar voor menige mis- ‘lieux de mémoire’, plaatsen van herinnering, waar stap behoed. men de geschiedenis kan proeven. De historie ligt Mijn voorliefde voor de negentiende eeuw en voor voor het oprapen en alle plekken vertellen hun eigen Bilderdijk heb ik te danken aan Peter van Zonneveld. verhaal, of het nu gaat om het Van der Werf-park, waar Hij maakte zijn studenten met mooie verhalen en in 1807 het befaamde kruitschip ontplofte, of de huizen anekdoten attent op de aanwezigheid van de geschie- op het Rapenburg. Steeds als ik Rapenburg 37 passeer, denis in hun omgeving en wist met zijn colleges bij links van de Bibliotheca Thysiana, moet ik wel even mij een gevoelige snaar te raken.
    [Show full text]
  • DAAR KOMEN DE SCHUTTERS Een Impressie Van De Schutterij Van Monnickendam in De 18E Eeuw Met Een Historische Inleiding
    DAAR KOMEN DE SCHUTTERS Een impressie van de schutterij van Monnickendam in de 18e eeuw met een historische inleiding. Na een artikel over het weeshuis en de armenzorg in Monnickendam in het jaarverslag van de vereniging 1992 en 1993 nu een heel ander verhaal. In het Streekarchief te Purmerend kreeg ik twee boeken over de schutterij van de stad onder ogen, met daarin de notulen en besluiten van de krijgsraad over de jaren 1734 - 1799. Omdat in deze boeken naamlijsten van officieren en manschappen worden vermeld en ik daarbij ook enkele voorvaders genoemd zag, wilde ik graag weten welke rol de schutterij in de 18e eeuw in Monnickendam gespeeld heeft. Studie van het fenomeen SCHUTTERIJ maakte al spoedig duidelijk dat het gaat om een semi- militaire beweging die nauw verbonden is met politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in onze Vaderlandse geschiedenis. Om die reden begin ik met een historische aanloop om daarna wat notities te maken over de schutterij van de stad in de 18e eeuw. De bronnen die ik geraadpleegd heb vindt u aan het einde van dit artikel. De getallen in de tekst die tussen ( ) staan verwijzen naar het genoemde werk in de bronvermelding met achter de schuine streep het paginanummer. De cijfers met boogje verwijzen naar enkele verklarende noten, eveneens aan het einde van dit artikel. Zoveel als mogelijk was heb ik de schrijfwijze aangehouden die ik in de verschillende stukken tegenkwam. Woorden als “crijgsraet”en “capiteijn” zijn daar een voorbeeld van. Schutterij in historisch perspektief. “Het woord schutterij kan bij de lezer verschillende associaties oproepen. Men kan bv.
    [Show full text]
  • The Dutch Revolution of 1795 and the History of Republicanism Wyger RE
    Much in Little Revisited: The Dutch Revolution of 1795 and the History of Republicanism Wyger R.E. Velema, Department of History, University of Amsterdam Paper prepared for the conference ‘The Republican Tradition: From the Hanseatic League to the Era of the Enlightenment’, European University at St. Petersburg, December 7-9, 2012 Not to be quoted or cited without permission from the author It is more than half a century ago that R.R. Palmer, who was soon to become famous with his magisterial work The Age of the Democratic Revolution, introduced an international scholarly audience to the Dutch revolution of 1795, also known as the Batavian revolution. In his pioneering article ‘Much in Little: the Dutch Revolution of 1795’, he pointed out that the fall of the Dutch ancien régime and the revolutionary transformation of the Netherlands that followed this downfall could best be understood as part of an international and interlinked series of revolutionary events.1 On a small scale, the Batavian revolution therefore could serve to ‘illuminate the whole complex of war and revolution which then gripped the Western world’.2 As he made abundantly clear in the title of his later magnum opus, Palmer had a relatively simple and straightforward view of the struggles that tore the Western world of the late eighteenth century apart. Just as democracy had been at issue in the Dutch revolution of 1795, the whole European and American world of the final decades of the century of Enlightenment saw the rise of a new and historically unprecedented democratic opposition against all sorts of aristocratic ‘constituted bodies’.
    [Show full text]
  • 1 ENTER the GHOST Cashless Payments in the Early Modern Low
    ENTER THE GHOST Cashless payments in the Early Modern Low Countries, 1500-18001 Oscar Gelderbloma and Joost Jonkera, b Abstract We analyze the evolution of payments in the Low Countries during the period 1500-1800 to argue for the historical importance of money of account or ghost money. Aided by the adoption of new bookkeeping practices such as ledgers with current accounts, this convention spread throughout the entire area from the 14th century onwards. Ghost money eliminated most of the problems associated with paying cash by enabling people to settle transactions in a fictional currency accepted by everyone. As a result two functions of money, standard of value and means of settlement, penetrated easily, leaving the third one, store of wealth, to whatever gold and silver coins available. When merchants used ghost money to record credit granted to counterparts, they in effect created a form of money which in modern terms might count as M1. Since this happened on a very large scale, we should reconsider our notions about the volume of money in circulation during the Early Modern Era. 1 a Utrecht University, b University of Amsterdam. The research for this paper was made possible by generous fellowships at the Netherlands Institute for Advanced Studies (NIAS) in Wassenaar. The Meertens Institute and Hester Dibbits kindly allowed us to use their probate inventory database, which Heidi Deneweth’s incomparable efforts reorganized so we could analyze the data. We thank participants at seminars in Utrecht and at the Federal Reserve Bank of Atlanta, and at the Silver in World History conference, VU Amsterdam, December 2014, for their valuable suggestions.
    [Show full text]
  • 1.1. the Dutch Republic
    Cover Page The following handle holds various files of this Leiden University dissertation: http://hdl.handle.net/1887/61008 Author: Tol, J.J.S. van den Title: Lobbying in Company: Mechanisms of political decision-making and economic interests in the history of Dutch Brazil, 1621-1656 Issue Date: 2018-03-20 1. LOBBYING FOR THE CREATION OF THE WIC The Dutch Republic originated from a civl war, masked as a war for independence from the King of Spain, between 1568 and 1648. This Eighty Years’ War united the seven provinces in the northern Low Countries, but the young republic was divided on several issues: Was war better than peace for the Republic? Was a republic the best form of government, or should a prince be the head of state? And, what should be the true Protestant form of religion? All these issues came together in struggles for power. Who held power in the Republic, and who had the power to force which decisions? In order to answer these questions, this chapter investigates the governance structure of the Dutch Republic and answers the question what the circumstances were in which the WIC came into being. This is important to understand the rest of this dissertation as it showcases the political context where lobbying occurred. The chapter is complemented by an introduction of the governance structure of the West India Company (WIC) and a brief introduction to the Dutch presence in Brazil. 1.1. THE DUTCH REPUBLIC 1.1.1. The cities Cities were historically important in the Low Countries. Most had acquired city rights as the result of a bargaining process with an overlord.
    [Show full text]
  • UCLA Electronic Theses and Dissertations
    UCLA UCLA Electronic Theses and Dissertations Title Righteous Citizens: The Lynching of Johan and Cornelis DeWitt,The Hague, Collective Violens, and the Myth of Tolerance in the Dutch Golden Age, 1650-1672 Permalink https://escholarship.org/uc/item/2636q95m Author DeSanto, Ingrid Frederika Publication Date 2018 Peer reviewed|Thesis/dissertation eScholarship.org Powered by the California Digital Library University of California UNIVERSITY OF CALIFORNIA Los Angeles Righteous Citizens: The Lynching of Johan and Cornelis DeWitt, The Hague, Collective Violence, and the Myth of Tolerance in the Dutch Golden Age, 1650-1672. A dissertation submitted in partial satisfaction of the requirements for the degree Doctor of Philosophy in History by Ingrid Frederika DeSanto 2018 ABSTRACT OF DISSERTATION Righteous Citizens: The Lynching of Johan and Cornelis DeWitt, The Hague, Collective Violence, and the Myth of Tolerance in the Dutch Golden Age, 1650-1672 by Ingrid Frederika DeSanto Doctor of Philosophy in History University of California, Los Angeles Professor Margaret C Jacob, Chair In The Hague, on August 20 th , 1672, the Grand Pensionary of Holland, Johan DeWitt and his brother Cornelis DeWitt were publicly killed, their bodies mutilated and hanged by the populace of the city. This dissertation argues that this massacre remains such an unique event in Dutch history, that it needs thorough investigation. Historians have focused on short-term political causes for the eruption of violence on the brothers’ fatal day. This work contributes to the existing historiography by uncovering more long-term political and social undercurrents in Dutch society. In doing so, issues that may have been overlooked previously are taken into consideration as well.
    [Show full text]
  • Bijdragen En Mededeelingen Van Het Historisch Genootschap. Deel 31
    Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 bron Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31. Johannes Müller, Amsterdam 1910 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bij005191001_01/colofon.php © 2012 dbnl i.s.m. I Verslag van het bestuur over het dienstjaar 1909. In tegenstelling met het vorige jaar hebben wij ditmaal weinig over onszelf mede te deelen. In de samenstelling van het actieve gedeelte van het Bestuur bracht het achter ons liggende jaar geen verandering, doch ons honorair lid mochten wij niet lang meer behouden. De hoop, die wij in het vorige Verslag uitspraken, dat Mr. Baert nog lang, zij het dan ook door een losser band eraan verbonden, voor het Bestuur behouden mocht blijven, is niet verwezenlijkt. In Mei, toen ons Verslag over 1908 nog niet eens onze leden had bereikt, is hij op 75-jarigen leeftijd heengegaan. Wat hij voor het Genootschap en het Bestuur geweest is, hebben wij reeds het vorige jaar gezegd; nu past ons slechts een woord van eerbiedige en dankbare herinnering. Het ledental van het Genootschap bleef stationnair, wat ons bij het stijgen van onze noodzakelijke uitgaven niet geheel zonder bezorgdheid laat. Door overlijden en bedanken verdwenen de namen van één honorair lid en 24 gewone leden van onze lijst, terwijl wij ons genoodzaakt zagen één lid wegens wanbetaling te schrappen. Tegenover dit verlies van 24 gewone leden staat een aanwinst van een gelijk aantal Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 31 II nieuw toegetredenen. Als Bijlage A tot dit Verslag volgt hierachter de lijst der 30 honoraire en 475 gewone leden, die het Genootschap op 1 Januari 1910 telde.
    [Show full text]
  • Princely Patronage and Patriot Cause: Corruption and Public Value Dynamics in the Dutch Republic (1770S–1780S)
    Public Integrity ISSN: 1099-9922 (Print) 1558-0989 (Online) Journal homepage: http://www.tandfonline.com/loi/mpin20 Princely Patronage and Patriot Cause: Corruption and Public Value Dynamics in the Dutch Republic (1770s–1780s) Toon Kerkhoff To cite this article: Toon Kerkhoff (2016) Princely Patronage and Patriot Cause: Corruption and Public Value Dynamics in the Dutch Republic (1770s–1780s), Public Integrity, 18:1, 25-41 To link to this article: http://dx.doi.org/10.1080/10999922.2015.1093403 Published online: 09 Dec 2015. Submit your article to this journal View related articles View Crossmark data Full Terms & Conditions of access and use can be found at http://www.tandfonline.com/action/journalInformation?journalCode=mpin20 Download by: [Universiteit Leiden / LUMC] Date: 10 December 2015, At: 03:05 Public Integrity, 18: 25–41, 2015 Copyright © American Society for Public Administration ISSN: 1099-9922 print/1558-0989 online DOI: 10.1080/10999922.2015.1093403 Princely Patronage and Patriot Cause: Corruption and Public Value Dynamics in the Dutch Republic (1770s–1780s) Toon Kerkhoff Leiden University While the usefulness of historical insight is often implicitly recognized in public values studies, it is rarely expressed in actual historical research. This article argues that historical analysis is well equipped to investigate public values and their dynamics (i.e., change and continuity over time). To illustrate this argument, the article presents a corruption scandal involving the regent Hugo Repelaer in the Dutch Republic of the 1770s and 1780s. The article shows how patronage and other forms of political behavior were contested on the basis of new and/or reemphasized public values and political principles, such as popular sovereignty and representation.
    [Show full text]
  • Anneke Jans' Maternal Grandfather and Great Grandfather
    Anneke Jans’ Maternal Grandfather and Great Grandfather By RICIGS member, Gene Eiklor I have been writing a book about my father’s ancestors. Anneke Jans is my 10th Great Grandmother, the “Matriarch of New Amsterdam.” I am including part of her story as an Appendix to my book. If it proves out, Anneke Jans would be the granddaughter of Willem I “The Silent” who started the process of making the Netherlands into a republic. Since the records and info about Willem I are in the hands of the royals and government (the Royals are buried at Delft under the tomb of Willem I) I took it upon myself to send the Appendix to Leiden University at Leiden. Leiden University was started by Willem I. An interesting fact is that descendants of Anneke have initiated a number of unsuccessful attempts to recapture Anneke’s land on which Trinity Church in New York is located. In Chapter 2 – Dutch Settlement, page 29, Anneke Jans’ mother was listed as Tryntje (Catherine) Jonas. Each were identified as my father’s ninth and tenth Great Grandmothers, respectively. Since completion of that and succeeding chapters I learned from material shared by cousin Betty Jean Leatherwood that Tryntje’s husband had been identified. From this there is a tentative identification of Anneke’s Grandfather and Great Grandfather. The analysis, the compilation and the writings on these finds were done by John Reynolds Totten. They were reported in The New York Genealogical and Biographical Record, Volume LVI, No. 3, July 1925i and Volume LVII, No. 1, January 1926ii Anneke is often named as the Matriarch of New Amsterdam.
    [Show full text]
  • HAARLEM MONUMENTAAL Grootste Bierbrouwersteden Van Nederland
    Staten Bolwerk Kennemerplein In de panden daarachter was al sinds ongeveer 1550 bierbrouwerij in de 13e eeuw. De locatie heeft tot ca. 1350 dienst gedaan als stadhuis. De Colofon Prinsenbolwerk ‘De Olyphant’ (12) gevestigd. Eeuwenlang was Haarlem één van de huidige naam van het pand is te danken aan de schutterij die het gebouw na Productie en redactie: Haarlem Marketing - haarlem.nl HAARLEM MONUMENTAAL grootste bierbrouwersteden van Nederland. Beroemd is het Haarlems 1755 inrichtte als Hoofdwacht. Tegenover de Hoofdwacht bovenin de Grote of Grafische vormgeving: Studio Naskin - naskin.nl Jopenbier, dat sinds 1994 weer wordt gebrouwen volgens oud recept St. Bavokerk ziet u onderaan de toren een klein wachthuisje. Op deze lage zolder VVV Haarlem is onderdeel van Haarlem Marketing dat gevonden is in de stadsarchieven. In de zijgevel van het pand hielden stadswachten de wacht. Vermoed wordt dat de Hoofdwacht als punt van (wijzigingen voorbehouden, november 2013) De Olyphant, aan de Wijdesteeg, is een gevelsteen ingemetseld met veiligheid een link had met dit wachthuisje. Wanneer bij brand in de stad vanuit Volg ons op: /Haarlemmarketing @CMHaarlem de afbeelding van een olifant. het wachthuisje met de rode vlag werd gezwaaid, kwamen stadswachten in de Parklaan Kenaupark Kruisweg Hoofdwacht in actie. Het wachthuisje op de Grote of St. Bavokerk heeft nog tot Parklaan Parklaan Loop verder langs het Spaarne. 1914 dienst gedaan. Nieuwe Gracht Parklaan 13 Routekaart Hooimarkt Jansweg U gaat vanaf hier linksaf de Kinderhuissingel Nieuwe Gracht Bakenessergracht op en loopt De Grote of St. Bavokerk (15) is Haarlems grootste kerk. Hier is op de Nieuwe Gracht Nassaustraat (met het water rechts van u) plaats van een in de 14e eeuw grotendeels afgebrande kleinere kerk in 1479 Magdalenastraat Kruisstraat langs de gracht tot u links een de Grote of St.
    [Show full text]
  • The Enlightenment and Its Learned Societies - the Peculiarity of Groningen
    Jonathan Israel The Enlightenment and Its Learned Societies - The Peculiarity of Groningen During the sixteenth and seventeenth centuries, the Netherlands led the entire Western world with regard to religious toleration. But by the eighteenth century, and especially the revolutionary era (1775-1800), the position had changed dramatically and the United States, Britain and France all surpassed The Netherlands in freedom of conscience, freedom of expression and removing religious discrimination. How and why did the Netherlands lose its primacy in this sphere? The explanation offered by Professor Jonathan Israel is that pre-1800 Dutch toleration was essentially a de facto stalemate of conflicting confessions and theologies, not a genuine secularization based on democratic Enlightenment principles and values.1 Eighteenth-century societies, regional academies and salons were generally offspring of the Enlightenment even in cases where they were not laying any special emphasis on discussion of philosophy, science and projects of reform and social amelioration. In countries where royal absolutist control was either absent or, by the late eighteenth century, much reduced such as the Netherlands, Switzerland, Britain, the American colonies (and then from 1776, the new United States) as well as post-1770 France, political thought was, for the first time, also being intensively diffused and discussed among the literate elites. After 1770 widening intellectual endeavour combined with rising political awareness, increasingly stimulated discussion of Montesquieu, Rousseau, republicanism and the nature of political liberty, and this process of widening enlightened sociability laced with new political ideas of itself became a threat to the social and political status quo by injecting the impetus of the Enlightenment as an innovative force.
    [Show full text]