Honderd Jaar

Overij sselsche Geschiedschrijving * m

door

Mr. B. van ’t Hoff

en

Gerh, J. Lugard Jr.

fa

N. V BOEK- EN STEENDRUKKERIJ 1935 VROEGER FIRMA J, DE LANGE - BIBLIOTHEEK RU

1278 7806 Honderd Jaar

Overijsselsche Geschiedschrijving

door

Mr. B. van 't Hoff

en

Gerh. J. Lugard Jr.

N. V. DEVENTER BOEK- EN STEENDRUKKERIJ VROEGER FIRMA J. DE LANGE - 1935

HONDERD JAAR OVERIJSSELSCHE GESCHIEDSCHRIJVING.

De Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, die M Juli 1933 haar 75-jarig bestaan mocht herdenken, heeft in deze driekwart eeuw een eerbiedwaardige reeks van publicaties het licht doen zien. De afzonderlijk uit-

gegeven „Verhandelingen” der eerste 100 vergaderingen; de

uitgave der stad-, dijk- en markerechten, de „Werken" en

de „Verslagen en Mededeelingen”, waarvan ook reeds 50 stukken verschenen zijn, vormen samen een magazijn, waarin waardevolle bouwstoffen voor de Overijsselsche Geschiedenis in haar vollen omvang opgestapeld liggen.

Maar het aantal uitgaven is inden loop der jaren zoo groot

geworden, dat het zoeken naar een of andere verhandeling veel tijd kost, terwijl nog meer tijd verloren gaat bij het bijeenzoeken van litteratuur overeen bepaald onderwerp.

Daarom hebben samenstellers dezes gemeend, dat een syste-

matisch geordende lijst van de titels der kleinere en grootere

1 stukken door de Vereeniging uitgegeven ) van nut zou zijn voor de beoefenaren van Overijsselsch Regt en Geschiedenis.

Zij dachten echter de waarde van dit overzicht te verhoogen, door ook op te nemende titels der artikelen voorkomend in de Overijsselsche Almanak uitgezonderd die in dichtvorm, welke noch van historisch, noch van dialectisch belang waren

inde „Bijdragen tot de geschiedenis van ” en in het standaardwerk „Overijssel”. Hiermede is dan een over-

voornaamste zicht verkregen van hetgeen voorkomt inde ver-

l ) Van dein de „Vergaderingen” behandelde onderwerpen zijn alleen

niet inde Ver- de belangrijkste genomen en deze alleen, voor zoover zij slagen en Mededeelingen zijn afgedrukt. Het verslag der 145ste vergadering

■was nog niet verschenen. 2

zamelwerken, die zich inde laatste honderd jaar met verleden

en heden van Overijssel hebben bezig gehouden. Geenszins dit werk dus beoogt te zijn een bibliographie, of zelfs een bijdrage daartoe, zooals door onze zustervereni-

ging Gelre op zoo’n voortreffelijke wijze voor is uitgegeven.

Wel lijkt het ons echter mogelijk en wenschelijk om, uitgaande van dit overzicht, voor Deventer, Kampen,

en de drie drostambten een lijst samen te stellen van de voor- naamste geschiedbronnen, zooals b.v. door C. W. van der

Pot Bz. voor Zwolle is gedaan inde door hem bewerkte

2de druk van W. A. Elberts’ „Historische wandelingen in

en om Zwolle”.

De indeeling vereischt nog een korte toelichting. De titels zooveel zijn mogelijk plaatselijk en dan chronologisch ge- ordend in afdeeling A. samengebracht.

Een artikel echter, handelende over meer dan één plaats zoeke men onder het desbetreffend drostambt, b.v. „Munt van Deventer, Kampen en Zwolle" in afd. A. 2, drostambt Salland.

Plaatsen in meerdere drostambten gelegen vindt men in afd. A, 1, „Overijssel in het algemeen”.

In afd. B staan de titels, die niet plaatselijk ingedeeld kon- den worden, waarbij men er echter op bedacht moet zijn, naast

deze afd. B ook steeds afd. Ate raadplegen. B.v. een

„tollijst uit het midden der 14e eeuw te Kampen” staat onder afd. A, 6, Kampen, en niet onder afd. B, 7, handel. A: Ook de personen zijn zooveel mogelijk ingedeeld in afd. afd. de in afd. zoo Revius in A, 5, Deventer, en Avercamps A, 6, Kampen.

Tenslotte volgt hier een lijst van gebruikte afkortingen:

A. = Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836—1855. 20 jaargangen. t)

1 Almanak ) Het jaar van de Almanak, niét het jaar, waarin de ge- drukt werd, is geciteerd. 3

B. = Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel 1874—1907. 14 deelen. i)

O. = Overijssel, verzamelwerk, uitgegeven te Deventer 1931.

S.D.M. = Stad-, Dijk- en markeregten, uitgegeven door de

Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt

en Geschiedenis.

V. = Vergaderingen (van Overijsselsch Regt en Ge- schiedenis.)

V. = Verslagen en Mededeelingen (van Overijsselsch

2 Regt en geschiedenis). )

W. = Werken (uitgegeven door Overijsselsch Regt en Geschiedenis).

1 ) Bij de nummering werd verwaarloosd, dat de deelen XI—XIV ook genoemd worden 2de serie I—IV. 2 ) Verwaarloosd is, dat 26ste tot 50ste stuk ook heet: 2de serie Iste tot 25ste stuk. Bewerkt zijnde V., V.M., en W. verschenen tot en met het jaar 1934. 4

AFDEELING A: Geschiedenis van steden en beschrijving ,

dorpen, kloosters, havezathen, kasteelen en hoven. 1. Overijssel in het algemeen blz. 5 10

2. Salland blz. 10— 11

3. Twenthe blz. 11— 14

4. Vollenhove blz. 14— 15

5. Deventer blz. 15— 28 6. Kampen blz. 28— 42 7. Zwolle blz. 42 50 8. Andere steden, dorpen, buurtschappen,

marken, havezathen, kasteelen, hoven, e.d. blz. 50— 75

9. Havezathen in het algemeen en kloosters buiten de steden blz. 75 77

10. Plaatsen en buiten blz. 77 79 gewesten Overijssel .

AFDEELING B: Ontwikkeling, beschaving en rechts- instellingen. 1. Archieven. Handschriften blz. 80

2. Tijdrekenkunde. Wapens, zegels, munten

Maten en blz. 81— 82 en penningen. gewichten . .

3. Geslachtkunde. blz. 83— 89 Biographische gegevens . folklore blz. 89— 91 4. Zeden, gebruiken, gewoonten, . De blz. 91 5. Archaeologie. Hunenborg .... 6. Geologie, aardrijkskunde, rivieren, dijken,

landweren. Dieren en blz. 92 94 grenzen, planten . 7. Handel. De Hanze. Verkeer. Landbouw

en veeteelt blz. 94 95

8. Nijverheid. Vakbeweging blz. 95 blz. 95 9. Kinderbescherming, hygiëne, sport . . . 10. Recht blz. 96 99

blz. 100 finantiewezen . . 11. Bestuur, notariaat, .

12. Marken en waterschappen blz. 100—101

Godsdienst en blz. 101—102 13. kerkgeschiedenis . . . Schoone kunsten blz. 102—103 14. Onderwijs. ....

15. Etymologie. Taal van Overijssel. Dialecten blz. 103—106 16. Varia blz. 106—107 A. GESCHIEDENIS EN BESCHRIJVING VAN STEDEN, DORPEN, KLOOSTERS,

HAVEZATHEN, KASTEELEN EN HOVEN.

1. OVERIJSSEL IN HET ALGEMEEN.

Nagge, W. Histórie van Overijssel I-11. W. (1915) I-XIV 1-499, (1908), 1-140 [bewerkt door ]. Nanninga Uitter-

dijk en F. A. Hoefer].

Doorninck, ]. van. Proeve ter zamenknooping van het begin der Overijsselsche historie met de algemeene vader- landsche geschiedenis. A. (1836), 84-132.

Hattink, R. E. [Kerken behoorende tot het] Archidiakonaat Deventer [l3de-16de eeuw], V.M. XXIII (1904),

76-79.

Doorninck, J. I. van. Onuitgegeven charters uit de 13de en

14de eeuw [uit de archieven te Deventer en Zwolle

en van het Huis Almelo]. B. VI. (1880), 112-149.

Schoengen, M. Overijssel tot de 17de eeuw in staatkundig

en godsdienstig opzicht. O. (1931), 465-559. H. de Hazewinkel, C. Eenige mededeelingen over goederen

van Claholte [Klooster bij Osnabrück] in Overijssel. V.M. XLII (1925), 58-81. Kleyntjes, ]. C. J. Twee overeenkomsten tusschen de bis-

schoppen van en Munster [1445 en 1465 over

handelsverkeer met Deventer, Kampen en Zwolle], V.M. XXXVII (1920), 104-110.

Hoefer, F. A. Opschriften van klokken in Overijssel [ 1484, Dalfsen 1560, Hasselt 1738, 1662, Windesheim 1822], V. 83 (1899), 12-13.

Nanninga Uitterdijk, J. Memoriaal vaneen reis vaneen

commissie van ridderschap en steden naar Heidelberg

naar den elect Frederik van Baden, H96. B. VIII (1886), 30-38. 6

Molhuysen, P. C. De eerste Overijsselsche drukkerijen en de Donatus [lsde eeuw], A. (1842), 39-48.

Nanninga Uitterdijk, J. Een paar mededeelingen en uittrek-

sels uit het verloren deel der Kroniek van Arend toe Boecop [1496-1538], V.M. XXII (1901), 66-75; 'XXVIII (1912), 148-154.

Uittreksels uit het dagboek van Arent toe Boecop vol-

gens een handschrift van de 17de eeuw. - W. (1862), 1-233, Nanninga llitterdijk, J. Overijsselsche almanakken [sinds de 15de eeuw], V.M. XXXIV (1917), 43-56. Molhuysen, P. C. De heidens in Overijssel [lsde-18de eeuw], A. (1840), 57-71.

Doorninck, ]. I. van. Overijssel onder Karei V, gekend uit

regesten op officiëele registers en daarbij behoorende acten. Blz. 1-460 (1889). 1 )

Bosscha, P. Eene zwarte bladzijde uit de geschiedenis van

Overijssel [l5lO-1520 strijd met Karei van Gelder], A. (1844), 205-214.

Riemsdijk, Th. H. F. van. Een kroniek over den Geldersch- Overijsselschen oorlog [1520-1525]. V. 39 (1877), 7-9.

Drenthe 1530- Hofman, J. H. Verhouding van Overijssel tot [ 1533]. V.M. XXI (1900), 129-133.

2 ) Betrekking van Overijssel tot de Generale Staten

*) Dit werk is na den dood van den schrijver als afzonderlijk deel uitgegeven, gedrukt te Deventer. De uitgave geschiedde door de Ver- eeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, hetgeen echter niet uit het titelblad blijkt.

2 ) B. W. A. E. Sloet tot Oldhuis schrijft in het Levensbericht van

Philip Christiaan Molhuysen (Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, 1868), dat Molhuysen de schrijver is van alle 20 ongeteekende of met een M. geteekende opstellen inde jaargangen van de Overijsselsche Almanak. In dit overzicht hebben wijden naam van den als elders de schrijver van ongeteekende artikelen slechts vermeld, van den naam van den schrijver bleek, in andere gevallen staat er een voor titel. 7

en de Unie van Utrecht [1576-1598], A. (1847), 1-156; (1848), 1-130; (1849), 1-72. Moordbranders in Overijssel, 1548-1560. A. (1849), 97-122.

Nanninga Uitterdijk, ]. Geschenk in 1570 door de Staten van

Overijssel aan de Koningin van Spanje vereerd. B. I (1874), 32-48.

Brief van den stadhouder Hierges [aan Gelderland,

Zutphen en Overijssel, 1577], A. (1851), 113-121. I. Doorninck, J. van. Toestand van Overijssel in het jaar 1580. V. 45 (1880), 8-14. Landstorm in Overijssel, 1850. A. (1848), 229-235.

Geesink, ]■ en Moerman, H. J. Schets der geschiedenis van Overijssel sinds 1580. O. (1931), 560-589.

De gevangenen op Blijenbeek [Overijsselsche ge-

vangenen van Maarten Schenck, 1581-1582], A. (1847), 184-200.

Hasselt, L. van. De rekeningen der confiscatiën in Salland en

Twenthe [l6de eeuw]. — B. XII (1898), 169-305.

Doorninck, ]. I. van. Overijsselsche Kaartemakers; I. Mr.

Johan Glasemaicker; 11. een ongenoemde; 111. Jacobus

van Deventer; IV. Nicolaas ten Have; V. Matthias Dotecum 17de Quad, Joh. Lucas en Bapt. van [l6de en eeuw], B. II (1875), 110-120.

Nanninga Uitterdijk, J. en Doorninck, J. I. van. Overijssel- sche Kaartemakers; I. Jasper Adriaenszoon; 11. Nicolaas

ten Have; 111. G. F. J. Hoffmann; IV. Thomas Berendsz. [l6de-18de eeuw]. B. II (1875), 330-335.

steden Bodel Nijenhuis, J. T. Lijst van plattegronden van en plaatsen inde provincie Overijssel [sinds de 16de eeuw]. V. 13 (1864), 13-18.

Nanninga Uitterdijk, J. Wolvenjachten in Kampen's omstre- ken [en elders in Overijssel, 16de-18de eeuw], B. II (1875), 322-329. 8

A. De Derk Doornebus Haga, afzetting van als griffier van de Staten [1613]. V.M. 45 (1928), 221-231. Nanninga Uitterdijk, J. Eene Overijsselsche landdagsruzie, 1619-1623. B. V (1879), 1-28. E. Hattink, R. Ordonnantie op de inkwartiering der Spaansche troepen. 1626. B. II (1875), 175-179.

Nanninga Uitterdijk, J. Ingezetenen van Overijssel gevangen

in Algiers [tusschen 1627 en 1710]. B. I (1874), 72-75.

Nanninga Uitterdijk, J. Brief van de beide huizen van het

parlement van Engeland aan de Staten van Overijssel, 1645. B. XI (1896), 206-209.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Een en ander over de verhouding van

Overijssel tot het Duitsche rijk na 1648. V.M. XIX (1896), 38-54.

Haitzema Vietor, H. De mediatie van 1657 ten behoeve der

ridderschap en steden van Overijssel (uit de memoriaal-

boeken van Steenwijk). V.M. XXXI (1915), 64-77.

Hoefer, F. A. De capitulatie der ridderschap van 5 Juni 1672. V.M. XXIII (1904), 35-37.

Deductie opgesteld door de gedeputeerden over de pro-

vincie Overijssel en overgegeven aan syn Hoogheyt, den

Heere Prince van Oranje, vervattende den tegenwoor-

digen staet van deselve provincie MDCLXXV. A. (1842), 120-131.

Doorninck, ]. van, Molhuysen, P. C., en Heerkens, J. N. J.

Lijst van twistgeschriften, de provincie Overijssel raken-

de, uit de 17de eeuw. V. 3 (1859), 22-60; V.M. I (1860), 12-50.

Doorninck, ]. 1. van. Fransche uitgewekenen [in Overijssel,

1685 e.v. jaren], B. 111 (1876), 128-140; V (1879), 363.

Nanninga Uitterdijk, J. Paspoort van den Keurvorst van

Brandenburg voor Fransche émigrés, 1685. B. XIV (1907), 373-375. 9

tot 5/oef Oldhuis, B. W. A. E. Zacharias Conrad von Uffen-

bach in Overijssel, 1710. - A. (1854), 252-272.

Doorninck, J. I. van. Touren der commissien [rooster sinds

1712 voor de Overijsselsche leden van de Genera- liteits-colleges]. V.M. XV (1886), 45-48.

Molhuysen, P. C. Resolutie van Ridderschap en Steden om- trent het veenbranden, 1720. A. (1853), 266-267.

Nanninga Uitterdijk, J. Vrees voor de Franschen in Over- , 1742. B. V (1879), 175-178. I. Doorninck, J. van. Schets eener verdeeling van Overijssel

in schout- of richterambten en marken, omstreeks 1750.

afzonderlijke uitgave O.R. en G. (1867), 1-80.

Hoefer, F. A. Een geschil tusschen ridderschap en steden van

Overijssel en Frederik de Groote [1775], B. XIII (1901), 316-327.

Doorninck, J. I. van. Staatkundige vlugschriften [in Overijssel] 1782—1799. B. VII (1883), 34-78, 121-135.

Wulfften Palthe, A. A. W. van. Onderhandelingen omtrent

het regeeringsreglement van Overijssel in 1786. V.M. XVIII (1891), 57-68.

Doorninck, J. I. van. Overijsselsch rijkdom [in de 18de eeuw], B. I (1874), 188-189, V (1879), 352.

Doorninck, ]. van. Bijdrage tot de uitwendige geschiedenis der

Republiek met bijzondere toepassing op deze provincie, sedert September 1787 tot February 1795. A. (1851), 152-209.

Nanninga Uitterdijk, J. Koning Lodewijk Napoleon in Over- ijssel, 1809. B. V (1879), 29-49.

Doorninck, J. I. van. Gardes d’honneur (Departement der

monden van den IJssel) [c. 1812]. B. IV (1877), 250-253.

Doorninck, ]. I. van. De bewoners van Overijssel in 1812. B. V (1879), 155-162.

Hoefer, F. A. Een eigenhandigen brief van den souvereinen

vorst [aan Bentinck, 1813]. B. XI (1896), 212-233. 10

Colenbrander, H. T. [Herdenkingsrede [lBl3-1913] gehou- den 28 November 1913, W. (1913).

Doorninck, J. van. De grondwet van 1814; lijst van 43 notabele

personen uit het departement der monden van den IJssel

om te worden opgeroepen ter beoordeeling vaneen ont-

werp grondwet voor de Vereenigde Nederlanden. B. VIII (1886), 180-182.

2. DROSTAMBT SALLAND.

Pot, Bzn., C. W. van der. Het zoogenaamde dorp Salland. V.M. XXV (1909), 76—86. Rientjes, A. E. Oude Klokken in Salland. V.M. L (1933), 102-120.

Geesink, ]. Mededeelingen over Noord-Oostelijk Overijssel. V.M. 46 (1928), XXI—XXVII.

Doorninck, J. van. Namen der schuiten, ambtmannen en

drosten van Zalland met enkele aanteekeningen ten

aanzien der echtgenooten en naaste familiebetrekkingen

van eenigen derzelver, 1207-1795. A. (1850), 239- 255.

Bijsterbos, J. C. Huistinsen [in Kampen en Zwolle 1330-1575]. V.M. XV (1886), 1-36. I. Doorninck, J. van. Dijkgraven van Zalland [sinds 1363]. B. I (1874), 169-173, V (1879), 352.

Doorninck, ]. I. van. lets over het dijkrecht van Zalland [sinds de 14de eeuw]. B. II (1875), 67-73, 121-124.

Munt van Deventer, Kampen en Zwolle [1561], * A. (1853), 82-84.

Quohier der bezittingen van ’s Konings vijanden in Salland opgemaakt in 1583. W. (1881), 1-156.

Doorninck, ]. I. van. Vijanden en vrienden van Spanje [lijst

van rebellen in Salland c. 1585], B. IV (1877), 167-

181.

Doorninck, ]. I. van. Schepenkeur [Deventer, Kampen, Zwolle, 14de—16e eeuw], B. VI (1880), 72-80. 11

Nanninga Uitterdijk, J. Duurte van het koren [te Kampen,

Deventer en Zwolle] 1630. B. XIV (1907), 120-123. M. Houck, E. Oude afbeeldingen van Deventer, Kampen,

Zwolle en Toutenburg [Meiszner 17de eeuw], V.M. XXXVII (1920), 111-119.

Doorninck, ]. I. van. Heilige boomen [te Holten, bij Friezewijk

en Raalte, 17de eeuw]. B. IV (1877), 364.

Wijck, H. van der. Voorheen en nu [geschenken aan de

drosten van Salland inde 17de en 18de eeuw]. A. (1840), 262-273.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een audiëntie namens de drie steden bij de regentes Anna, 1752. B. XII (1898), 91-107.

3. DROSTAMBT TWENTHE.

Snuif, C. J. Twenthe aan de hand van de kaarten van Jacobus

van Deventer. V.M. XLI (1924), 150-171.

Snuif, C. ]. De kleine steden van Twenthe. O. (1931), 774_788.

Dumbar, G. Verhandelingen over het graafschap Goor en

beschrijving van de heerlijkheid Almelo; twee onuitge-

geven stukken van den Tegenwoordigen Staat van Overijssel. W. (1859), 1-48.

Schneider, ]. W. Oversticht en gewestelijk plan Twenthe. O. (1931), 255-261. Bernink, ]. B. Het Dinkelland. O. (1931), 803-819. Twenthe. Bernink, ]. B. Flora en fauna van Overijssel; O. (1931), 107-120.

Anrooy, ]. van. De oude gewoonten van vererving bij de

Twentsche boeren [als overdruk vaneen zelfde artikel

inde Economist 1917, blz. 343-365 en 463-489 door

O.R. en G. verspreid].

Engelen van der Veen, G. A. ]. van. Mededeelingen over

hoven en marken in het bijzonder in Twenthe. V.M. 41 (1923), XXVI—XXXIII. Snuif, C. ]. Twentsche gilden. V.M. XXX (1914), 53-60. 12

Gelderman, J. De Twentsche katoenindustrie. O. (1931), 381-389.

Prinsen, B. J. De vakbeweging inde metaalindustrie in Over- ijssel, in het bijzonder in Twenthe. O. (1931), 460- 464.

Hattink, R, E, Het miskoorn in Twenthe. B. X (1890), 169-283.

Kuile, G. J. ter. De Twentsche oude klokken. V.M. XLI (1924), 130-149.

Snuif, C. ]. Twentsche maten en gewichten. V.M. XLII (1925), 82-85. Snuif, C. /. Hoveluden in Twenthe. V.M. XXXII (1916), 82-84.

Deinse, J. J. van. Volksgebruiken in Twenthe. O. (1931), 852-865.

Doorninck, ]. I. van. Twenthe inde 3de eeuw. B. VIII (1886), 183.

Doorninck, ]. van. Namen der schuiten, ambtmannen en drosten enkele van Twenthe met aanteekeningen ten

aanzien der echtgenooten en naaste familiebetrekkingen

van eenige derzelver 1256-1795. A. (1850), 256-269.

Hasselt, L. van. Mededeelingen over de achtergerichten in Twenthe [sinds de 14de eeuw], V. 79 (1897), 6-10.

De Fraternitate Calendarum in Twenthe, gesticht anno 1400. A. (1848), 277-283.

Snuif, C. J. „Dat landrecht van Twenthe en Melchior Win-

hoff" [tijd van ontstaan van het landrecht 1521-1529

en genealogische gegevens over W. en zijn familie 1544-1621], V.M. XXVIII (1912), 172-174. Hattink, R. E. Landrecht der Twenthe declareert door Mel- chior Winhoff. W. (1898), I—XIX, 1-117. Twenthe Bruyn, A. G. de. Het schatregister van te [1546], V.M. XXXV (1918), 68-95.

Doorninck, J. I. van. Twenthe in 1581. B. II (1875), 268- 269. 13

Doorninck, J. I. van. Bijdrage tot de geschiedenis van Twenthe, 1581—1608. B. IV (1877), 89-111.

Kuile, G. J. ter. De veldtocht van Prins Maurits naar en door Twenthe in 1597. V.M. XXXII (1916), 34-57.

Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. Eene oude instructie van can-

celier en raden voor de marken van Twenthe [l6de eeuw]. A. (1845), 127-146. Snuif, C. J. Paelbuerrecht [sinds de 16de eeuw]. V.M. XXIX (1913), 103-107.

Kuile, G. J. ter. Uit de laatste jaren der lijfstraffelijke regts- pleging [in Twenthe] [teruggaande tot de 16de eeuw]. V.M. XXXV (1918), 96-105.

Snuif, C. ]. Een verbond der kleine steden van Twenthe, 1603. V.M. XXVIII (1912), 170.

Snuif, C. J. Twenthe [tijdens en] inde eerste jaren na het twaalfjarig bestand [1609-1627]. V.M. XLV (1928), 117-126.

Hattink, R. E. [Rapport van den Deventer predikant Root- huis in 1618 over] de Kerkreformatie in Twenthe. V.M. XXII (1901), 102-106. jonker, L. Een heksenproces in Twenthe [l6lB-1619]. V.M. XXXIX (1922), 208-224.

Snuif, M. G. Brandschatting en verdediging van Twenthe in

den winter van 1688-1689. V.M. XLVIII (1931), 1-32.

Snuif, C. J. Vereeringen van glasramen in Twenthe 17de eeuw. V.M. XXVII (1911), 82-83.

Doorninck, ]. I. van. Twentsche maat [l7de eeuw]. B. II (1875), 180-182.

Deinse, J. ]. van. Een dankbetuiging van Twentsche boer-

richters aan Johan Derk van der Capellen tot den Pol, 1783. V.M. 34 (1916), XIX—XXI.

Heymerikx, A. L. ]. [Een brief van] van der Capellen aan de Twenthenaren [1784]. B. XI (1896), 364-367. Twen- Alphen, J. van. De brief van van der Capellen aan de thenaren [1784], B. XII (1898), 20-21. 14

Kuile, G. ]. ter. Adellijke weduwenbeurs van ’t quartier van Twenthe [opgericht 1789]. V.M. XXX (1914), 109-115.

Hattink, R. E. Roomsche kerkgemeenten en priesters in

Twenthe inde 18de eeuw. V.M. XXIV (1909), 57-89.

Doorninck, J. I. van. Twenthe in Mei 1815. B. I (1874), 332-335.

4. DROSTAMBT VOLLENHOVE. i)

Moerman, H. J. Noordwest Overijssel.. O. (1931), 704-744.

Geesink, ]. Excursie door het N.W. gedeelte van Overijssel,

13 Juni 1923 [afzonderlijke uitgave O.R. en G.].

Engelen van der Veen, G. A. ]. van. Het vierde der

Friezen [N.W. hoek van Overijssel], V.M. XL (1923), 57-100. De Aremberger grift. A. (1848), 205-223.

Doorninck, J. van. lets over de Aremberger . V.M. 111 (1865), 61-74,

Doorninck, J. I. van. Een paar bijdragen tot de geschiedenis

van de Arenbergergracht [1598 en 1618]. B. X (1890), 133-136.

Geesink, J. Bijdrage tot de geschiedenis van de Arenberger gracht.— V.M. XXXI (1915), 129-130.

Doorninck, J. van. Drosten van Vollenhove, eertijds schuiten

van Vollenhove genoemd; met enkele aanteekeningen ten

aanzien der echtgenooten en naaste familiebetrekkingen

van eenigen derzelver [1213-1795], A. (1850), 270- 279.

IX Doorninck, ]. I. van. Oldemarkt, Paaslo, IJselham. B. (1888), 364-365.

Haitzema Vietor, H. Uit de geschiedenis der gilden van Steen-

wijk en Vollenhove [1602-1609]. V.M. XXXI (1915), 49-63.

*) Zie ook onder Vollenhove blz. 71—72. 15

kasteel Hogeman, J. Mededeeling overeen bij Blankenham en den strijd van den bisschop van Utrecht tegen de Stel- lingwerver Friezen. [l2de—15de eeuw]. V. 47 (1881), 8-14.

Nanninga Uitterdijk, ]. Remonstrantie van Johan Wolffs omtrent de St. Maartenslieden [in het kwartier Vollen- hoven], 1609. B. II (1875), 189-201.

Nanninga Uitterdijk, ]. De vacature van het drostambt van Vollenhove in 1610. B. XI (1896), 246-255.

Het gemeen maken der dijken in het kwartier van Vollenhove 1793-1807. W. (1872), S.D.M. 11, 1. 80-139.

5. DEVENTER.

Schuiling, R. Deventer. O. (1931), 590-633,

Beek, H. ]. E. van. [Volksgebruiken in] Deventer. O. (1931), 866-872. Molhuysen, P. C. Het archief der arrondissements-regtbank te Deventer. V.M.I. (1860), 106-109.

Buitenrust Hettema, F. Mededeelingen over het ontstaan en

de ontwikkeling van steden, in het bijzonder met be- trekking tot Deventer. V.M. 25 (1908), XXVI—- XXX. Buitenrust Hettema, F. Het oudste gedeelte der stad Deventer

[de Berg, oudtijds een „malberg"]. V. 98 (1906), 6-7.

Doorninck, J. I. van. Een topografisch praatje over Deventer. —B. V (1879), 163-171; VI (1880), 333-348; X (1890), 367. Molhuysen, P. C. De krocht inde Groote Kerkte Deventer. A. (1839), 280-284. De krocht inde Groote Kerkte Deventer. A. (1842), 173-175.

Steenen [van een Romeinsche waterleiding afkom- stig] inde Koorkerk te Deventer. A. (1850), 206. 16

Redtenbacher, R. lets over de Lebuinus kerkte Deventer. B. V (1879), 179-182.

Anspach, J. Grafschriften inde kerken te Deventer. V.M. XIII (1883), 56-63.

Molhuysen, P. C. Merken op grafsteenen [in de Groote en Bergkerk te Deventer]. A. (1854), 232-237.

Molhuysen, P. C. Een overblijfsel van middeneeuwschen

bouwtrant [de Muntentoren te Deventer], A. (1854),

151-158.

Lugard Jr., H. H. De Muntentoren te Deventer [na de restau- ratie in 1914]. V.M. XXXI (1915), 121-126.

Ver Loren, ]. P. Lebuinus en zijn stichting te Deventer ge-

durende den eersten tijd van haar bestaan [sinds de Bste eeuw]. W. (1885), I—XI, 1-336.

Molhuysen, P. C. Levensbericht van St. Lebuinus [Bste eeuw]. A. (1836), 1-17. Houck, M. E. Sint Lebuinus [Bste eeuw]. V.M. XXXII (1916), 90-95. Privilegium Karoli Imperatoris de dispositione hujus loei [± 800, oorkonde waarin Deventer wordt vermeld]. V.M. V (1870), 38-40. Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. Een spokerij inde St. Le-

buinuskerk te Deventer [lode eeuw]. V.M. IX (1874), 41-42.

Oude Deventer munt [lo4o]. A. (1846), 145-146. Cosé Jordens, IV. H. Bijdragen tot de geschiedenis der Deven- ter munt [1046-1807], A. (1854), 1-77, (1855), 1-118.

1175. Doorninck, ]. 1. van. Steenhandel te Deventer, B. VII (1883), 96. I Doorninck, J. I. van. Deventer gildebrief van 1249. B. (1874), 289-305. Deventer Doocninck, J. I. van. De secretarissen van [1296- 1810], B. VIII (1886), 163-172, X (1890), 369. 17

Doorninck, ). I. van. Handelsregt van Deventer in Holland [l3de eeuw]. B. II (1875), 74-76.

Slee, J. C. van. Mededeelingen over „de pest in Deventer" [1348-1350]. V.M. 42 (1924), XIX—XX.

Doorninck, J. I. van. Welke waren de werkzaamheden van

schepenen en raden [vooral te Deventer, 14de eeuw], V. 60 (1887), 9-11.

Ver Loten, ]. Naamsafleiding van Enge- en Overstraat te Deventer. V. 57 (1886), 19-20.

Doorninck, J. I. van. Verschillende mededeelingen over De-

venter (oudste waag, stadsverlichting, minstreels, Koerhuis, 14de eeuw). V. 57 (1886), 16-19.

Hermesdorf, B. H. D. Het oude strafrecht en de cameraars- XLVII rekeningen van Deventer [l4de eeuw]. V.M. (1930), 174-196.

Doorninck, J. I. van. Mededeelingen over de [l4de eeuwsche] Deventer cameraarsrekeningen. V. 48 (1881), 10-19.

Molhuysen, P. C. Een bijdrage tot de geschiedenis van het strafregt [Deventer, 14de-15de eeuw], A. (1842), 78-92. Deventer jaarmarkten [l4de—16e eeuw]. —A. (1851),

147-151.

Handel van Deventer op in Noorwegen [l4de—16e eeuw], A. (1847), 157-183.

Scherprechters te Deventer [l4de—l7de eeuw]. A. (1848), 274-277. Kronenberg, H. Deventer vrouwenkloosters [l4de—17de eeuw], V.M. XXXIV (1917), 57-68. Nanninga Uitterdijk, J. De [Deventer] landskist [en haar inhoud] [l4de—17de eeuw], V.M. XIX (1896), 60-87. Deventer Cost Jordens, W. H. De ketel aan de Waag te [1434], A. (1840), 91-94.

Houck, M. E. Namen der zusters van het Buskenshuis te De-

venter, anno 1436 (?). V.M. XXXI (1915), 79. 18

Houck, M. E. Namen der zusters van het Brandeshuis en

Folienhuis te Deventer, anno 1438 (?). V.M. XXXI (1915), 79-81. Muurschildering inde Groote kerkte Deventer [1447]. A. (1847), 333-335.

Doorninck, ]. van. Nota over den leeftijd van het handschrift in het Deventer archief, door Dr. J. van Vloten als

oudste stadsboek of stadrecht van 1381 uitgegeven [maar

volgens v. D. ± 1448 te dateeren]. V.M. IV (1867), 1-9.

Vloten, ], van. Deventers oudste stadsrecht (1448). V.M. IV (1867), 10-13.

Doorninck, J. I. van. S. Augustinusgilde te Deventer [acte

van 1455], B. IV (1877), 182-183. Cost W. H. Het Jordens, beleg van Deventer door Filips van Bourgondië in het jaar 1456. A. (1838), 77-100.

Epse kerkelijk onder Deventer [1456 en 17de eeuw], A. (1848), 273-274.

Slee, J. C. van. Een en ander over Jacobus Faber van De- venter [geboren te D. 1473]. V.M. XXXII (1916), 17-25.

Hoff, B. van ’t. Een overeenkomst van maatschap van Deven- ter Bergevaarders in 1489. V.M. L (1933), 60-64.

Kronenberg, H. Wanneer is Alexander Hegius te Deventer gekomen? [1483]. V.M. XXIX (1913), 1-7. Molhuysen, P. C. Alexander Hegius [lsde eeuw]. A. (1852), 37-66.

Molhuysen, P. C. Huldiging van bisschop Frederik van Baden te Deventer [1496]. A. (1841), 235-242.

„Achter de rijen" [plaats van samenkomst met Gelder- sche afgezanten bij Deventer 15de eeuw]. A. (1855), 283-285.

Molhuysen, P. C. Eenige bijzonderheden uit het maatschappe-

lijk leven van vroegeren tijd [Deventer 15de eeuw]. A. (1853), 215-240. 19

Molhuysen, P. C. Oirphede boeken [Deventer, 15de eeuw]. A. (1846), 152-192.

in Over badstoven vroeger tijd [Deventer, 15de eeuw]. A. (1844), 186-188.

-—— Hanse-zaken [Deventer, 15de en 16de eeuw]. A. (1845), 176-192. P. Molhuysen, C. Vroegere ongezondheid van Deventer [sinds de 15de eeuw], A. (1842), 62-66.

Houck, M. E. lets over Deventer’s oudste drukkers [lsde—- -16e eeuw]. V.M. XXIII (1904), 19-34.

Jonker, L. Albert Pafraedt [1551 te Deventer]. V.M. XLI (1924), 174.

Cost Jordens, W. H. Deventer Koek [lsde—17de eeuw]. —• A. (1850), 280-294.

Doorninck, ]. I. van. Eenige bijzonderheden over de familie

Wannink [lsde—17de eeuw te Deventer]. V. 49 (1882), 5-6.

Snuif, C. ]. Deventer Fuhren; een bijdrage tot de geschiedenis

van den Deventer handel inde Middeleeuwen [lsde— 18de eeuw]. V.M. XLVI (1929), 34-41.

Heel- en geneeskundige verordeningen van vroegeren

tijd [Barbiersgildebrief te Deventer anno 1513]. A. (1851), 71-77. Hullu, J. de. Bescheiden betreffende de hervorming in Over- ijssel. Deel I, Deventer [1522-1546]. W. (1897- 1899), 1-345.

Rhijn, J. M. van. Oud muntstuk te Deventer geslagen [1523]. A. (1848), 169-177.

Houck, M. E. Plakkaat tegen de ketterij en kettersche boeken

in 1524 te Deventer uitgevaardigd. V.M. XXXI (1915), 82-87.

Molhuysen, P. C. De wederdoopers te Deventer in 1534 en 1535. A. (1839), 145-166. dat Houck, M. E. ~In saeke der gemeyner burgeren angaende draff.” [Deventer 1536]. V.M. XXXVIII (1921),

149. 20

M. E. Houck, Beschuldiging van ketterij te Deventer. 1540. V.M. XLVII (1930), 381-382. Houck, M. E. Marten Boedeker contra Jan Morgenzweet. 1541. V.M. XXXVIII (1921), 151-152. Houck, M. E. Van schermmeester geestelijke geworden. 1542. V.M. XLVII (1930), 382. E. Houck, M. Eerlijke begrafenis aan een zelfmoordenaar ge- gund [Deventer 1543]. V.M. XXXII (1916), 97.

Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. Maria en Ursel van Beckum (1544), [in dichtvorm]. A. (1837), 192-200. Cost Jordens, W. H. Watervloed in 1552 [Deventer]. A. (1846), 216-218.

Valsche munter inde ketel te Deventer [1553]. A. (1847), 331-332.

Doorninck, J. I. van. Stichtingsbrief van het Deventer wees- huis [1560]. B. II (1875), 219-225. Deventer Doorninck, ]. I. van. publicatie van 1560 [tegen moordbranders]. B. I (1874), 284-285. Jan Pietersz. Swelinck [geboren 1562]. A. (1851),

210-216 en 248.

Doorninck. ]. 1. van. Swelinck; geslachtkundige aanteekenin-

gen. B. II (1875), 404.

Doorninck, J. I. van. [Gerrit] Swelinck [te Deventer 1616], B. VI (1880), 192, X (1890), 367.

Cost Jordens, W. H. Levenswijze onzer voorvaderen [uit de Deventer cameraarsrekeningen 1562-1563]. A. (1837), 55-62.

Houck, M. E. Relieken en kerkeschatten der Lebuinuskerk

te Deventer [1566-1593], V. 83 (1899), 8-12. Gelinck, H. W. J. Inkwartiering te Deventer in 1569. V.M. XXX (1914), 74-76. Molhuysen, P. C. Het kasteel te Deventer [1569]. A. (1844), 48-81. Deventer Een brief van den hertog van Alva [aan 1570]. A. (1840), 224-225. 21

Doorninck, J. I. van. Eenige bijzonderheden aangaande den

steensnijder, astronoom en medicus Roelof Maler te De-

venter 1570. V. 49 (1882), 6.

Veen, J. S. van. Bijdrage tot de geschiedenis van het bisdom Deventer [1570-1574], V.M. XXVII (1911), 94- 106.

Nanninga Uitterdijk, J. Ruzie tusschen een Deventer burge-

meestersvrouw en een moor. 1571. V.M. XXX (1914), 30-32.

Heel- en geneeskundige verordeningen van vroegeren

tijd [ordinancy op die Apotheikers, Chirurgien und Bar- bieren ,1574, Deventer]. A. (1851), 77-94.

Bijsterbos, J. C. Johannes Heek (Eckius) c. 1577 te Deventer geboren. V. 47 (1881), 5-7, V. 48 (1881), 7-10.

Cost Jordens, W. H. en Molhuysen, P. C. Joannes Heckius, A. (1844), 87-91.

Molhuysen, P. C. Aegidius de Monte [bisschop van Deventer, f 1577]. A. (1843), 139-150.

Cost Jordens, W. H. Het beleg van Deventer door den graaf

van Rennenberg in het jaar 1578. A. (1839), 1-54.

Houck, M. E. Een blauwverver heeler van kankergezwellen. [Deventer 1578-1580]. —V.M. XLVIII (1931), 73-74.

Molhuysen, P. C. Plan tot stichting eener provintiale school te Deventer in 1580. A. (1846), 193-215.

I. der stadt Deventer Doorninck, J. van. Almissers ordeninge [c. 1581]. B. 111 (1876), 281-298.

diakenen Doorninck, J. I. van. Memorie der ouderlingen en te

Deventer over de bestemming der geestelijke en kerke- lijke goederen, 1581. B. 111 (1876), 169-217, 265-280.

Houck, M. E. Ordinantie op den doodgraver [Deventer 1581]. V.M. XXXVIII (1921), M9.

Zeylstra, W. G. De Deventer ordonnantie op het huwelijk

van 1582. V.M. L (1933), 35-59. 22

Cost W. H. Het Jordens, testament van Anna van Twickel

en Balthasar Boedeker [Deventer 1584]. A. (1840), 210-216. Houck, M. E. Eenige mededeelingen betreffende Balthasar

Boedeker, den stichter van het Athenaeum te Deventer

en diens verwanten [ 1540-1631 ]. V.M. XXII (1901), 34-65.

Harderwijk, K. J. R. van. Jacobus Revius [1586-1658]. A. (1854), 78-101. Houck, M. E. Aanteekeningen betreffende Revius, getrokken

uit het Deventer archief [l6de en 17de eeuw]. B. XII (1898), 331-333. S. Het Veen, J. van. beroep van Ds. Jacobus Revius (Refsen

of Reefsen) te Deventer (1614). V.M. XLVII (1930), 387-388.

Dixon, Ch. Revius’ Daventria illustrata [1650 en 1651]. B. XIV (1907), 9-10.

——— Deventer van 1587-1591. A. (1848), 131-156.

Cost Jordens, W. H. Jacob van Steenbach [zeekapitein, ge- doopt te Deventer 1590, overleden aldaar 1624]. A. (1836), 80-83.

Cost Jordens, W. H. Het beleg van Deventer door Prins Maurits in het jaar 1591. A. (1840), 72-82.

Mees Azn., G. Het dagboek van Everard Bronckhorst [1591-1627], A. (1844), 215-232.

Kronenberg, H. In en om de Deventer magistraat 1591—1795. V.M. XLIV (1927), 73-92.

Houck, M. E. „Belangende het gewichte dair men bynnen Deventer den Koipluyden aff und tho weget” 1592. V.M. XLVII (1930), 383-384. Dirks, J. De Roggestapel te Deventer [Sociëteit 1592-1604] B. I (1874), 358-361.

Rhijn, J. M. van. Een Overijsselsche gedenkpenning [afbeel-

ding van Deventer, tusschen 1592-1612]. A. (1841), 231-234. 23

Houck, M. E. Een hoffelijkheidsgeschenk der stad Deventer

aan Johan van Oldebarneveld [1594], V.M. XLVIII (1931), 75.

Penning door de stad Deventer in 1595 vereerd aan Daniël Tossanus. A. (1849), 232-240.

Molhuysen, P. C. Procedure over goederen van den aarts-

bisschop van Drontheim [Deventer 16de eeuw], A. (1850), 1-29.

Rödler, ]. H. L. lets overeen oud ijzeren kanon op de ijzer- gieterij te Deventer [l6e eeuw?]. A. (1843), 151-154. de. Hullu, J. Het dagboek van Dr. Johan Dorre, burgemeester

van Deventer [l6de eeuw], B. XI (1896), 337-346.

Linde Bz., W. van der. De Deventer dichter Jan van der Veen [l6de—l7de eeuw], A. (1846), 257-280.

Doorninck, ]. I. van. De graveurs Adriaan en Albert Halewech [misschien te Deventer geboren; genealogische aanteeke-

ningen omtrent hun geslacht inde 16de en 17de eeuw], B. IX (1888), 170-174.

lets over de Deventer Almanakken [l6de en 17de eeuw]. A. (1845), 201-209.

Dixon, Ch. Boekencensuur te Deventer [l6de—lBde eeuw]. B. XI (1896), 234-245, 347-363; XII (1898), 108-

126.

Molhuysen, P. C. De waag te Deventer [l6de—l9de eeuw]. A. (1840), 83-90.

Kronenberg, H. De Waag te Deventer [l6de—19de eeuw]. V.M. XXXII (1916), 98-104.

Grootburgerrechten te Deventer [l6de—19de eeuw];

rapport Juli 1909 aan B. en W. van Deventer uitgebracht door H. G. Jordens, J. Nanninga Uitterdijk, ƒ. Acquoy

en H. Kronenberg. V.M. XXVI (1910), 195-202.

Nanninga Uitterdijk, ]. Herdenking van Deventers verlossing, 1608. B. VI (1880), 94.

Doorninck, J. I. van. Gualtherus Sylvanus, een bijdrage tot de

geschiedenis van het onderwijs in het begin der 17de 24

eeuw [c. 1611]. B. I (1874), 1-19, 89-114, 211-253; B. V (1879), 351.

Doorninck, ]. I. van. Famose libellen. 1612 [Deventer]. B. I (1874), 78-79.

H Uit de notulen van den kerkeraad te Deventer 7 Fe-

X bruari 1620 [over het zegenen van zieken], B. (1890), 283. Houck, M. E. Bombazijnwerkersgilde [te Deventer, 1622], V.M. XLV (1928), 245-246.

Beyerman, H. Toen, nu, dan [Collegium Musicum te Deventer opgericht 1623]. A. (1837), 253-268.

Slee, ]. C. van. Een Deventer organist, Claude Bernardt (f 1625). V.M. XL (1923), 101-113.

Mulder, ]. W. Mededeelingen over Andreas Glagauw Secre- taris der stad Deventer (f 1628). V. 67 (1891),

13-17.

Doorninck, J. 1. van. Bartholomeus Breenborch [acte van 1633], B. VII (1883), 184.

Doorninck, J. 1. van. Bartholomeus Breenborch [acten van

1661 en 1676 waarin een Hans Bredenborgh voorkomt]. B. VIII (1886), 368.

Slee, J. C. van. De wording van de Waalsche Gemeente te Deventer [sinds 1635]. V.M. 38 (1921), IX—XI. Molhuysen, P. C. Arnold Moonen [1644-1711]. A. (1854), 102-117.

Doorninck, J. I. van. Manuscripten van A. Moonen [1669- 1694]. —V. 48 (1881), 3-7.

Bosscha, P. Handschriften van Moonen, waaronder het begin

—V. 11 eener geschiedenis van Overijssel. (1863), 10-19.

V Viertal brieven van Arnold Moonen [1682, 1684, 1700, 1702], A. (1855), 244-253.

Doorninck, ]. I. van. De makers van het Deventer stadregt

van 1644. B. II (1875), 188.

Doorninck, ]. I. van. Levenswijze te Deventer in 1650. B. II ( 1875), 84-85. 25

Het Kronenberg, H. z.g. Bouwershuis te Deventer [gebouwd 1650]. V.M. 45 (1927), XXXI.

Doorninck, J. I. van. De eerste archivaris van Deventer [1656], B. IV (1877), 367. Watervloed in 1658 [Deventer], A. (1846), 219-222.

Gelinck, H. W. ]. Fransch garnizoen en een Fransch predi- kant te Deventer [1666-1667], V.M. XXIX (1913), 87-93.

Houck, M. E. Mededeelingen betreffende Gerhard ter Borch,

Robert van Voerst, Pieter van Anraedt, Aleyda Wolf-

sen, Derck Hardensteyn en Henrick ter Bruggen, be-

nevens aanteekeningen omtrent hunne familieleden [vnl. 16de—18de eeuw]. V.M. XX (1900), 1-524.

B N. Het schilderstuk boven de deur inde raadkamer op het stadhuis te Deventer [de Magistraat, door Ter Borch 1667]. A. (1848), 250-260.

Doorninck, ]. I. van. Gerard ter Borch [acte van 1658 over

zijn vader’s derde vrouw], B. VIII (1886), 304.

Doorninck, J. I. van. Het schildersgeslacht ter Borch. V.M. XIII (1883), 1-22.

Doorninck, ]. I. van. Ter-Borchiana. V.M. XVI (1887),

128-146.

Nanninga Uitterdijk, J. Gerard ter Burg 1651. B. IV (1877), 88.

Houck, M. E. Geslacht ter Borch. V.M. XXX (1914), 1-5.

Nanninga Uitterdijk, J. [Joan van Stegeren] stadsglazeschrij-

ver te Deventer, 1670. B. VII (1883), 375-376.

Linde Hz., W. van der. Geschil over het spelen van comedien in 1671 [te Deventer]. A. (1840), 189-202.

Aenteyckeninge van der stadtssilverwerck, soo ten tijde bevonden van ’t overgaen van de stadt Deventer is ge-

weest [1672], A. (1845), 78-91.

Cost Jordens, W. H. Deventer door den Keurvorst van Keulen

en den bisschop van Munster ingenomen en bezet [1672- 1674]. A. (1842), 98-119. 26

Doorninck, J. I. van. De schilder Pieter van Anraad, begraven te Deventer 1678. V. 49 (1882), 6.

Molhuysen, P. C. Pinksterbruid en -kroon te Deventer 1679

en 1704. A. (1853), 264-265.

Doorninck, J. I. van. Gerard Jan Palthe [schilder te Deventer, geboren 1681 Denekamp].,— V. 49 (1882), 6.

Slee, ]. C. van. Een vergeten Deventer professor [Lavernge, benoemd 1686]. V.M. XXXI (1915), 88-96.

Linde Bzn., XV. van der. De doodenlantaarn of luchte te De-

venter [± 17de eeuw tot 1831], A. (1846), 281-286. 281-286.

Rödler, J. H. L. lets omtrent een gevonden [l7de eeuwsche

haard] steen inde oude Luthersche pastory te Deven-

ter. A. (1848), 241-243.

Doorninck, J. I. van. Trouw- en eedsformulieren [te Deventer, 17de eeuw]. B. VI (1880), 187-190; X (1890), 367.

Nanninga Uitterdijk, J. Inrichting van het armenweeshuis te Deventer [l7de eeuw], B. IV (1877), 133-139.

Cost Jordens, XV. H. De stad Deventer en de West-indische Maatschappij [l7de eeuw]. A. (1853), 117-126. Molhuysen, P. C. Vijandelijke verrassingen [Deventer 17de eeuw], A. (1853), 261-264.

Cop, M. J. Aanteekeningen over het Deventer Athenaeum [l7de—lBde eeuw], A. (1850), 207-238.

Doorninck, J. I. van. Straatwetten [te Deventer 17de-18de

eeuw]. - B. V (1879), 185-210.

Bosscha, P. De gecommitteerden te velde en Gijsbert Cuper in die betrekking [l7de—18de eeuw], A. (1855), 119-150.

Bosscha, P. Handschriften nagelaten door Gijsbert Cuper [overleden Deventer 1716], A. (1842), 151-165.

Doorninck. J. I. van. De Ketel aan de Waag te Deventer [en

een juridisch advies in 1701 over de bestraffing van valsche munters], B. VI (1880), 349-356.

Doorninck, J. I. van. Deventer contracten van correspondentie [1709-1710], V.M. XIII (1883), 48-55. 27

Doorninck, J. I. van. De Roomsch-Katholieken te Deventer in 1747. B. II (1875), 185. I. Doorninck, J. van. Gebruik bij begrafenis [te Deventer, 1747], 8.1. (1874), 189.

Kronenberg, H. Het Kasboek van Mr. Arnold Jacob Weerts [1763-1820], V.M. XLVII (1930), 11-24. Nanninga Uitterdijk, ]. De Deventer apothekers ordonnantie

van 1773. B. VIII (1886), 13-29.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Portret van Prins Willem 111 door Terburg [te Deventer in 1785 vernield]. B. V (1879),172-174.

Kronenberg, H. Schepenen, raden en gezworen gemeente te

Deventer van 1787-1795. V.M. XXXVIII (1921),

79-87.

Doorninck, J. I. van. David Wendorp 1788 [een verzoekschrift

aan den stadhouder]. B. X (1890), 115-132.

Slee, ]. C. van. De omwenteling te Deventer in 1795. V.M. XXXVIII (1921), 68-74.

Doorninck, ). 1. van. Oude regeringsgebruiken te Deventer [in de 18de eeuw]. B. II (1875), 226-240; 300-321; 111 (1876), 249-258. Hattink, R. E. Memorie Putman [Deventer, 18de eeuw]. B. XIV (1907), 69-72.

Doorninck, ]. I. van. Izaak Sunderman [Deventer, 18de eeuw]. B. II (1875), 250-257; V (1879), 362.

Molhuysen, P. C. Een kleine bijdrage tot de gewoonte onzer voorvaderen [Deventer, 18de eeuw]. A. (1840),

226-233.

Molhuysen, P. C. De schrijver van den Tegenwoordigen

Staat van Overijssel [Gerhard Dumbar jr. 18de eeuw], A. (1852), 257-268.

Nanninga Uitterdijk, J. Namaak van Deventer Koek [lBoo]. B. XIV (1907), 364-365.

Hoef er, F. A. Een brief van den generaal von Schinner, com-

mandant van Deventer 1813-18M. B. XIII (1901), 377-378. 28

XV. Marle, T. van. Over tafel op het stadhuis te Deventer den 24 Mei 1842, waar Z. M. Willem II aanzat, tijdens hoogstdeszelfs bezoektogten door het Koninkrijk [in dichtvorm], A. (1850), 343-344. XV. Made, T. van. Toast aan den Deventer ontgroensenaat

op het oud-studentenfeest den 5 September 1855. A. (1855), 276-278. Steenfabrieken langs den IJssel [1931]. O. (1931), 425.

[Het bedrijf der] N.V. Eerste Nederlandsche Rijwiel- en Machinefabriek, voorheen H. Burgers [te Deventer, 1931]. —O. (1931), 423-424. [Het bedrijf der] N.V. Overijsselsche steenfabrieken [te Deventer, 1931]. O. (1931), 425-427. Bussink’s Deventer Koekfabriek [1931]. O. (1931), 422.

Het Korenpakhuis van den heer G. Kappelle [te De- venter, 1931]. O. (1931), 421.

[Het bedrijf der] N.V. Industriëele maatschappij voor-

heen Noury en van der Lande te Deventer [1931]. O. (1931), 418-420.

[Het bedrijf van] Ankersmit’s Katoenfabrieken te De-

venter (1931). O. (1931), 412.

6. KAMPEN.

Welcker, C. J. Kort overzicht der geschiedenis van Kampen. O. (1931), 634-678.

Kamper kronieken. I. De annalibus quaedam nota.

Jacob Bijndop. 11. Kroniek van johan van Breda, voort- gezet door secretaris Cornelis Meeusz, 1540-1547. W. (1862), 1-63; W. (1864), 1-146. Nanninga Uitterdijk, ]. Aanteekeningen betreffende het oude

raadhuis te Kampen. B. VIII (1886), 39-72.

Hoef er, F. A. Mededeelingen over de werking en geschiedenis der carillons inde Nederlanden, [en vooral aangaande de Kamper klokken], V. 81 (1898), 12-21. 29

Hoefer, F. A. De klokken inden toren der Bovenkerk en in

den nieuwen toren te Kampen. W. (1898), 1-17.

Moulin, E. De doopvont te Kampen. A. (1842), 93-97.

Wicherlink, G. H. [De tol en] het tolhuisje te Kampen [l2BB-1844]. A. (1849), 150-156.

Moulin, E. Herinneringen en aanteekeningen betreffende den de Ode vroegeren koophandel der stad Kampen [sinds eeuw], A. (1842), 1-38.

Nanninga Uitterdijk, ]. Het necrologium van de St. Nicolaas-

kerk te Kampen, 13de-16de eeuw. B. XIII (1901),

97-194.

Nanninga Uitterdijk, ]. Het oudste burgerboek van Kampen [aangelegd 1302], V.M. XVIII (1891), 23-38.

Boek van rechten der stad Kampen [1313-17de eeuw].

S.D.M. I, 1 (1875), I—IX, 1-279. der Molhuysen, P. C. Het leggen van tonnen inde zeegaten Noordzee door de stad Kampen [1324-1527], V.M, 111 (1865), 1-34.

Nanninga Uitterdijk, J. Verbod van maatschap buiten de stad Kampen, 1326. B. V (1879), 347-349. V.M. Ordinarii van Kampen [1334 en 15de eeuw]. IV (1867), 18-67.

Nanninga Uitterdijk, J. De contemptu pravi coniugii clericorum [Kampen] 1339. B. XI (1896), 3-15.

Nanninga Uitterdijk, ]. Koning Eduard 111 van Engeland, 95. burger van Kampen 1350. B. VI (1880), Nanninga Uitterdijk, J. Apotheker te Kampen, 1355. B. I (1874), 379-380; B. V (1879), 353.

Doorninck, J. I. van en Nanninga Uitterdijk, ]. Secretarissen B. VIII van Kampen [1302; 1358-1816], (1886), 233-242; X (1890), 369. Nanninga Uitterdijk, J. Tafeldienaar in ’t Heilige Geestgast-

huis te Kampen 1367. B. II (1875), 186. Kloosterleven 1371. B. I Doorninck, J. I. van. te Campen, (1874), 187. 30

Nanninga Uitterdijk, ]. Onze Lieve Vrouwe Broederschap te Kampen [gesticht 1380], V.M. IX (1874), 29-40. Nanninga Uitterdijk, J. Merkwaardige ordonnantie uit 1384 [te Kampen], B. IV (1877), 362-363.

Welcker, C. ]. Het St. Catharina- en Maria Magdalenen-

gasthuis of het Melatenhuis te Kampen. 1386-1589. V.M. XLVII (1930), 25-168.

Doorninck, J. van. Tollijst uit het midden der Mde eeuw [Kampen], A. (1838), 210-213.

Doorninck, ]. van. Hoe is de stad Kampen aan het regt van

eigendom en altoosdurende aanwas der Kampereilanden gekomen? [l4de eeuw], V.M. VI (1871), 21-111.

Nanninga Uitterdijk, J. De haringvangst van Kampen op

Schonen inde 14de eeuw. B. XI (1896), 289-336.

Wicherlink, G. H. Het Kamper wapen [l4de eeuw]. A. (1845), 65-71.

Nanninga Uitterdijk, J. lets over huizen en bouwmateriaal in

de 14de eeuw te Kampen. B. II (1875), 202-211; B. V (1879), 360-362.

Nanninga Uitterdijk, J. Een en ander over de gruit te Kampen

[in de 14de en 15de eeuw]. V.M. XIII (1883), 32-47.

Moulin, E. De memorien te Kampen I, de schepens-memorie [l4de-16de eeuw], A. (1839), 127-135. Nanninga Uitterdijk, ]. Aanteekeningen betreffende de stads- voorspraken te Kampen [sinds de 14de eeuw]. B. VIII (1886), 206-232. levens- Nanninga Uitterdijk, ]. Toezicht op den verkoop van 14de middelen te Kampen in vroeger eeuwen [sinds de eeuw], B. XIV (1907), 249-276.

Nanninga Uitterdijk, J. Weeldebepalingen uit vroeger eeuwen

te Kampen [l4de—17de eeuw]. V.M. XXXIV (1917), 10-23. het Bijsterbos, ]. C. Mededeeling over de geschiedenis van onderwijs te Kampen [Mde—17de eeuw]. V.M. VII (1872), 28-83. 31

Nanninga Uitterdijk, J. Verordening omtrent de touwslagers te Kampen 1418. B. 111 (1876), 259-261.

Bijsterbos, J. C. Bedevaartstochten van Kampener ingezetenen inde middeleeuwen. V. 53 (1884), 17-22.

Nanninga Uitterdijk, J. De geneeskunstbeoefenaren te Kam-

pen [sinds de 15de eeuw]. B. IV (1877), 27-60; VI (1880), 1-47; VII (1883), 330-374; VIII (1886), 125-146.

Nanninga Uitterdijk, ]. Scherprechters te Kampen 1436-1769. B. XIII (1901), 353-366.

Nanninga Uitterdijk, J. De pondtollen te Kampen 1439. B. IX (1888), 1-28. [Decretum dominorum alias] Digestum vetus [Kampen 1453-1473]. S.D.M. I, 2 (1878); I—VI, 1-61, I—X (afbeeldingen).

Nanninga Uitterdijk, J. Spotlied op hertog Filips van Bour- gondië, 1457 [te Kampen gezongen], B. II (1875), 281. Nanninga Uitterdijk, J. Naamsverandering, 1467 [te Kampen: Ludeken—van Wilsem], B. 111 (1876), 86.

Nanninga Uitterdijk, J. Een en ander over de pestte Kampen [sinds 1468], V.M. XXIX (1913), 8-19.

Doorninck, ]. I. van. Geldswaarde [van den goudgulden te Kampen 1469-1521], B. II (1875), 183.

Nanninga Uitterdijk, J. Geschenk van reliquieën dooreen Kamper monnik, 1478. B. 111 (1876), 151-154.

Heerkens, ]. N. ]. Mededeelingen over de Kamper klokke-

gieters van Wouw [c. 1480]. V. 13 (1864), 24-27.

Nanninga Uitterdijk, J. Wilde dieren uit Noorwegen gehaald, 1482 [Kampen]. B. XII (1898), 330.

Nanninga Uitterdijk, J. Vonnis tegen een lasteraar in 1486 [Kampen]. V.M. XXX (1914), 27-28.

Nanninga Uitterdijk, ]. Ontwijding van O. L. Vrouwenkerk te Kampen, 1488. B. XI (1896), 336. 32

Nanninga Uitterdijk, /. Joden te Kampen 1489. V.M. XXX (1914), 29.

Molhuysen, P. C. Mededeelingen over Mr. Herman Croeser

en diens geslacht te Kampen [1490-1575]. V. 13 (1864), 19-23.

Nanninga Uitterdijk, ]. Jan van Ens en zijn aanslag op de stad Kampen in 1493. B. XIV (1907), 300-315. Een Nanninga Uitterdijk, J. en ander omtrent Reyner Boger-

man van Dockum [secretaris van Kampen ± 1496-1514; 1540-1553]. V.M. X (1876), 1-17.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Latijnsche verzen van Reiner Boger-

man van Dockum op de overwinning van 1510 door

Kampen op de Gelderschen behaald. B. VIII (1886), 298-304.

Nanninga Uitterdijk, ]. lets over de regeling van den tijd te Kampen [sinds de 15de eeuw], B. XIV (1907), 282-284. Nanninga Uitterdijk, /. Kamper koek [midden 15de eeuw]. B. VI (1880), 93-94. Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekeningen betreffende het zede-

lijk leven te Kampen in ’t midden der 15de eeuw. V.M. XXX (1914), 6-14; XXXII (1916), 26-29.

Nanninga Uitterdijk, J. Het verliezen van zegels [te Kampen, 15de eeuw], B. 111 (1876), 87-88.

Moulin, E. De memorie van Sinte Cunera te Kampen [sinds de 15de eeuw], A. (1841), 67-111.

Moulin, E. Kampen voor het Hanze-gerigt [lsde eeuw]. A. (1843), 16-78.

Moulin, E. De memorien te Kampen. 11. De Memorie van het Heilig Kruis [lsde eeuw]. A. (1840), 35-56.

Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekeningen over geschut te Kam-

pen inde 15de—17de eeuw. B. XII (1898), 346-376.

Nanninga Uitterdijk, J. Verordeningen op de goud- en zilver-

smeden te Kampen [sinds de 15de eeuw], B. XII (1898), 150-161. 33

Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekeningen betreffende het brievenvervoer te Kampen [sinds de 15de eeuw]. B. IX (1888), 127-135.

Anspach, Jac. De familie van Ingen. Eene bijdrage tot de

kennis van het voormalig Kamper patriciaat [sinds de 15de eeuw], B. X (1890), 1-58.

Nanninga Uitterdijk, /. Verordening omtrent de breedte der

straten te Kampen, 1502. B. XII (1898), 166-168. Bijsterbos, ]. C. Mededeelingen aangaande de geschiedkun-

dige aanteekeningen over Overijssel, inzonderheid aan-

gaande die van Johan van Breda, secretaris van Kam-

pen, loopende over de jaren 1505-1545. V. 3 (1859), 62-73.

Hoefer, F. A. Hinrich van Kampen [klokkegieter, begin 16de eeuw]. V.M. XXVI (1910), 47-48.

Bezwering van eene tooveres te Kampen [1515]. A. (1836), 133-135 [uit Nagge’s onuitgegevene Historie

van Overijssel].

Nanninga Uitterdijk, ]. lets over Geert Kuynretorff [priester

te Kampen] en zijne reis naar Jeruzalem in 1520. B. II (1875), 93-104.

Nanninga Uitterdijk, J. Het St. Lucasgilde te Kampen [1520- 1798]. B. II (1875), 47-66; B. V (1879), 353-354.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een Kamper boekdrukker van 1524. B. I (1874), 380. Rientjes, A. E. „Deije nije capelle inde St. Nicolaeskerk te Kampen in 1526.” V.M. XLV (1928), 255-257. Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekeningen uit de rekeningen

der St. Nicolaaskerk te Kampen, betreffende kunst en kunstvoorwerpen, 1526-1536. B. IV (1877), 281-305; B. V (1879), 89-116, 312-346.

Nanninga Uitterdijk, ]. Huldiging van Karei V te Kampen, 1528. B. IV (1877), 360.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Kamper laken naar Rusland uitge- voerd 1528. B. II (1875), 187. 34

Nanninga Uitterdijk, ]. Racionarius proventuum incertorum ecclesie Campensis, 1532. B. IV (1877), 1-25.

Nanninga Uitterdijk, ]. Arrestatie van Kamper schepen inde

Sond en inde Belt 1533-1537. B. VIII (1886), 281-297.

Nanninga Uitterdijk, ]. Kamper schepen tegen de Turken ge- vraagd, 1528. B. IX (1888), 349-354.

Bijsterbos, J. C. Het pesthuis te Kampen, thans stadsziekenhuis [gesticht 1538], V.M. VII (1872), 25-62.

Nanninga Uitterdijk, J. De pastorie der St. Nicolaaskerk te

Kampen van 1540-1556. B. I (1874), 115-133.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een verloren weddenschap van Mr.

Geert van Wou, 1542 [te Kampen], B. XII (1898), 344-345.

Engelen van der Veen, G. A. J. van. Zijn door den raadhuis-

brand van 1543 de oudste Kamper archiefstukken ver- loren gegaan? V.M. XXXVIII (1921), 58-67.

Nanninga Uitterdijk, ]. Zes brieven van Markgraven van

Brandenburg aan de stad Kampen. 1544—1609. B. XIII (1901), 278-287.

Nanninga Uitterdijk, J. Eene procedure over het Vrijdagslof inde St. Nicolaaskerk te Kampen, 1546. B. XIV (1907), 105-119.

Deinse, J. ]. van. Merkwaardige geschiedenis vaneen ver- steende visch in 1550 [Kampen], V.M. XXXII (1916), 180-186.

Welcker, C. J. Rodolf van Twickelo 1550-1613, laatste schout

van Kampen. V.M. XLVII (1930), 197-252. Carel Nanninga Uitterdijk, ]. Verkoop van geschut door

Schenk van Tautenburg aan de stad Kampen, 1555. B. XIV (1907), 338-348. Nanninga Uitterdijk, ƒ. Een heiden te Kampen, 1558. B. V (1879), 268-270. B. V Doorninck, J. I. van. Schermkunst [te Kampen 1560]. (1879), 350. 35

Nanninga Uitterdijk, J. Smaadschrift op de Kamper stads- regeering, 1560. B. II (1875), 168-174.

Nanninga Uitterdijk, J. Opdracht en aanbieding van boeken

aan den magistraat van Kampen, 1561-1658. B. V (1879), 211-246, 368.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een baggermachine van ’t jaar 1562 [in het Kamperdiep]. B. X (1890), 66-73.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Drapeniers te Kampen, 1564. B. XIV (1907), 27-31.

Nanninga Uitterdijk, J. Ernst Maeler van Kampen schildert

een tryptiek voor de St. Stephanuskerk te , 1564. V.M. XXV (1909), 61-75.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. lets overeen Kamper schilder uit de

16de eeuw [Ernst Maler]. V.M. XII (1881), 30-41.

Welcker, C. J. De tollijst van Mr. Johan Rueper ± 1565 [Kampen]. V.M. XLIV (1927), 35-72.

Nanninga Uitterdijk, ]. Inboedel vaneen drapenier te Kampen 1565. B. VI (1880), 83-89.

Nanninga Uitterdijk, ]. Inventaris van misgewaden, kerksiera-

den, enz. der St. Nicolaaskerk te Kampen, 1565. B. II (1875), 30-42; B. V (1879), 353. Nanninga Uitterdijk, ]. De Kamper raadskussens [1567] B. XIV (1907), 359-361.

Nanninga Uitterdijk, J. Een brief van Vincent Volkertsz.

Coornhert aan de stad Kampen. 1569. B. II (1875),

262-267.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Een kijkje inde bibliotheken te Kam-

pen, 1570. B. IV (1877), 306-345.

Nanninga Uitterdijk, J. Vermeende ontwijding van de kerk

van het H. Geestgasthuis te Kampen, 1570. V.M. XV (1886), 49-57.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Anthonius van der Graft, apotheker te Kampen, 1570. B. IX (1888), 73-74. Nanninga Uitterdijk, ]. Een Kamper handelshuis te Lissabon 1572-1594. W. (1904), I—CXIV, 1-584. 36

Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekeningen uit getuigenissen om-

trent de belegering en inname van Kampen door den

graaf van den Berg, 1572. B. XIV (1907), 11-21.

Doorninck, J. van. Noodmunten van Kampen in 1578, tijdens het dier beleg stad door den graaf van Rennenberg ge- slagen. A. (1838), 243-245.

Cost Jordens, W. H. Een woord over zekere dusgenoemde

Kamper noodmuntjes van 1578. V.M. I (1860), 95-99; 111 (1865), 51-52. Welcker, C. ]. Hendrick Avercamp 1585-1634, Barent Aver-

camp 1612-1679, „schilders tot Campen”. W. (1933), I—XVIII, 1-339; I—XLVII (platen).

Nanninga Uitterdijk, J. Het album amicorum van Marcus Gualterus, 1593-1649 [rector Latijnsche school te Kam- pen]. B. 111 (1876), 1-32, 89-109; B. V (1879),

362-363. Nanninga Uitterdijk, J. Marcus Gualtherus, 1621 [Kampen]. B. XIII (1901), 86-96. Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekeningen betreffende de Waal-

sche gemeente te Kampen en hare predikanten [sinds 1596], B. XIV (1907), 193-248. Molhuysen, P. C. Berigten omtrent de gewenschte vestiging

der Engelsche avonturiers te Kampen in 1597 en 1598. V.M. 111 (1865), 35—50.

Vtenwael, P. Plattegrond van Campen, anno 1598. W.

Nanninga Uitterdijk, J. Meester Frederik, de vervaardiger van

’t snijwerk op het oude raadhuis te Kampen [l6de eeuw], B. V (1879), 247-255.

Nanninga Uitterdijk, J. Eenige oude spreuken [l6de eeuw te Kampen]. B. IX (1888), 148-158. Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekening betreffende Krijn de

Blaeu [krijgsman, 16de eeuw, o.a. te Kampen], B. XII (1898), 306-330.

Bijsterbos, ]. C. Ontwerp stadrecht van Campen [l6de eeuw]. S.D.M. I. 11 (1892), 1-513, I—XVII. 37

Bosscha, P. Albertus en Stephanus Wynand Pighius [te Kam-

pen 16de eeuw], A. (1840), 112-127.

Hogeman, J. Mededeelingen over Albert Pigge (Pighius). V. 70 (1892), 5-7.

Bijsterbos, J. C. Mededeelingen over de geschiedenis van het onderwijs te Kampen [l6de eeuw]. V. 31 (1873), 4-6.

Nanninga Uitterdijk, ]. Stadszilverwerk van Kampen [l6de

en 17de eeuw], B. 111 (1876), 141-150.

Nanninga Uitterdijk, J. Fransche schoolmeesters en school- maitressen te Kampen [sinds de 16de eeuw]. B. XIII (1901), 228-264.

Nanninga Uitterdijk, J. Johannes Teellinck, predikant te Kam-

pen 1601. —V.M. XXX (1914), 19-26.

Nanninga Uitterdijk, ]. Wonderlijk natuurverschijnsel waar-

genomen te Kampen 1610. B. XII (1898), 162-165.

Nanninga Uitterdijk, J. Brieven van Franciscus Martinus [ge- boren Kampen 1611]. B. IX (1880), 159-169.

Slee, ]. C. van. Een onbekend teruggevonden gedicht [van

het jaar 1629] op Piet Hein en de zilvervloot van

Franciscus Martinus, leerling van de Kamper Latijnsche school. V.M. XLVI (1929), 1-12. Campbell, M. ]. A. G. Camper lof door Franciscus Martinus [gedichten in 1641 gedrukt], B. IV (1877), 158-166; B. V (1879), 365.

Nanninga Uitterdijk, J. Drie brieven van Johan van Olden-

barnevelt aan de stad Kampen, 1611, 1612. - B. II (1875), 246-250. Nanninga Uitterdijk, ]. Hondsdolheid [te Kampen] 1613. B. IV (1877), 184.

Nanninga Uitterdijk, J. Het album amicorum van Dr. Ever-

hardus Avercamp, 1619 [geb. Kampen c. 1595]. B. VI (1880), 219-264. Nanninga Uitterdijk, J. Een paskwil, 1620 [van de Remon-

stranten tegen de regeering van Kampen]. B. I (1874), 210. 38

Moulin, ]. Kerkelijke aanteekeningen [betreffende de „oude,

ware gereformeerden, 1621—1641] te Kampen. A. (1845), 113-126.

Nanninga Uitterdijk, J. Hendrik Slatius te Kampen? 1623. B. II (1875), 270-273.

Nanninga Uitterdijk, ]. Getuigenis omtrent de plaats van sommige altaren inde St. Nicolaaskerk te Kampen, 1623. B. VI (1880), 81-82. V Een Kamper Nieuwjaarsdicht, 1631. A. (1853), 85-97. Nanninga Uitterdijk, J. [Brief van] Abrahamus Hertogh, 1632.

[aan Kampen]. - B. XIV (1907), 191-192.

Slee, ]. C. van. De pestte Kampen in 1636. V.M. XXIX (1913), 20-21.

Nanninga Uitterdijk, ]. Procedure [te Kampen] van Jhr. Titus

van Galema tegen Jhr. Lodewijk van Harinxma, 1641. B. XIV (1907), 178-181. Welcker, C. J. De schilder Claes Bellequin te Kampen. 1645- 1660. V.M. XLIV (1927), 93-98. Welcker, C. J. Naamlijst der Luthersche predikanten te Kam-

pen [sinds 1646]. V.M. XLVIII (1931), 69-72.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een reglement van orde voor schepe-

nen en raad te Kampen, 1647. B. XIV (1907), 285-288. Nanninga Uitterdijk, J. Jan Adriaensen Leeghwater te Kam-

pen, 1647. B. IV (1877), 87-88. Nanninga Uitterdijk, ]. Duivelbanners, 1648 [te Kampen]. B. VII (1883), 200.

Nanninga Uitterdijk, J. Belasting op *t hangen van wapen- borden inde kerken [te Kampen], 1648. B. VII (1883), 329.

Nanninga Uitterdijk, J. De clavecymbaal van Reynera Chrys- toffels, 1648 [Kampen]. B. XII (1898), 334-339. Nanninga Uitterdijk, ]. De klokgieter Frangois Hemony ver- vaardigt het klokkenspel te Kampen [1657-1665]. B. VIII (1886), 1-11. 39

Nanninga Uitterdijk, J. Over huizen en straatnamen te Kam-

pen [1657-1754]. V.M. XXXI (1915), 19-31. Nanninga Uitterdijk, J. Johan Picart beveelt zijne antiquiteyten

bij den magistraat van Kampen aan, 1660. B. XIII (1901), 83-85.

Nanninga Uitterdijk, J. Een brief van den Engelschen gezant

G. Downing aan de stad Kampen, 1661. B. I (1874), 76-77.

Nanninga Uitterdijk, J. [Verzoek van] Kapitein Jan van Cam-

pen [aan de magistraat der stad Kampen om een zijden

vlag voor zijn schip]. 1661. B. X (1890), 363-365. Nanninga Uitterdijk, J. Het orgel inde St. Nicolaaskerk te Kampen [1669], B. XIV (1907), 366-370.

Nanninga Uitterdijk, ]. Het rechtzetten der buiten- en boven-

torens te Kampen [1669-1689]. B. IX (1888), 136-147.

Welcker, C. ]. Een Scandinavische boekdrukker en handelaar

te Kampen, Severin Grön, later Groen, 1670-1674. —■ V.M. XLIX (1932), 71-76.

Nanninga Uitterdijk, J. Een en ander over Kampen onder

Fransche overheersching in 1672 en volgende jaren. B. XI (1896), 139-191. Welcker, C. J. Een Waalsch predikant te Kampen ad interim [anno 1673]. V.M. XLVIII (1931), 66-68. Nanninga Uitterdijk, j. Goochelaars te Kampen geweerd, 1675. B. I (1874), 357. Nanninga Uitterdijk, J. Een procedure tot nakoming van trouwbeloften [te Kampen] 1677 [en 18de eeuw], B. XIV (1907), 277-281.

Nanninga Uitterdijk, J. Een verjaringsvers van Bernard Vol-

lenhove voor dr. Everhard Ram. 1678 [Kampen], V.M. XXV (1909), 89-97.

Nanninga Uitterdijk, J. Een geschil over de sleutels van de XII stadspoorten te Kampen 1678 en 1679. B. (1898), 127-149. Wil- Nanninga Uitterdijk. J. Zes brieven van den stadhouder 40

lem 111 1684-1693 [berusten te Kampen, geschreven aan

Kampen, Staten van Overijssel en Staten-Generaal]. —• B. XIV (1907), 148-156.

Doorninck, J. I. van. Jan Norel [dichter, sinds 1687 woonachtig te Kampen], B. V (1879), 67-79.

Nanninga Uitterdijk, ]. Portret van den stadhouder Willem 111

[te Kampen c. 1690], V.M. XXIX (1913), 22-24.

Doorninck, ]. I. van. Testament van den schilder Bernard

Vollenhove [1691; burgemeester te Kampen], B. VIII (1886), 154-162.

Nanninga Uitterdijk, /. Brief van Jean Frangois le Petit aan de stad Kampen [l7de eeuw], B. 111 (1876), 166-167.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een en ander omtrent Georgius Ko-

nerding, eene bijdrage tot de geschiedenis der Remon- stranten te Kampen [l7de eeuw]. B. I (1874), 193-210.

Doorninck, J. I. van. Vruchtbaarheid [Kinderzegen te Kampen, 17de eeuw], B. V (1879), 267. Nanninga Uitterdijk, ]. Albert Lieffertsz, boekdrukker te Kampen [l7de eeuw], B. II (1875), 285-299.

Nanninga Uitterdijk, J. Vereering van geschilderde glas-

vensters door den raad van Kampen [l7de eeuw]. B. IV (1877), 263-266. Welcker, C. J. Eenige bijzonderheden betreffende de Waal- sche predikanten de la Bassecour [hoofdzakelijk te Kam-

pen, 17de en 18de eeuw]. V.M. XL (1923), 114-143.

Gelinck, H. W. J. Procedures over verbreking van trouwbe- XXX loften te Kampen [l7de en 18de eeuw]. V.M. (1914), 67-73.

V Kamper Nieuwjaarsdichten van het jaar 1700. A. (1855), 254-265. Nanninga Uitterdijk, J. Pruikenbelasting te Kampen, 1702. B. 111 (1876), 163-165.

Nanninga Uitterdijk, J. Testamentaire beschikking vaneen dierenvriend [te Kampen 1703]. V.M. XXVIII (1912), 156. 41

Nanninga Uitterdijk, J. Brieven van Joannes Tollius uit het leger der geallieerden in Fransch Vlaanderen [aan den

raad van Kampen] 1710. B. 111 (1876), 299-314. Nanninga Uitterdijk, ]. Een diner der meentelieden te Kam-

pen in 1712. B. I (1874), 362-369. Nanninga Uitterdijk, ]. Hondsdolheid 1726 [te Kampen]. B. XI (1896), 52-54. Nanninga Uitterdijk, J. De Kamper plakalmanak [c. 1730- 1826]. B. IV (1877), 355-360; B. V (1879), 367-368. Nanninga Uitterdijk, ]. Reizende schoolmeesters, 1739 [te Kampen], B. X (1890), 330. Nanninga Uitterdijk, J. Eene schaking. 1750. B. XI (1896), 44-45.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Het gebroken been van Mr. A. H. ten Oever [uit Kampen] 1755. B. XIV (1907), 22-26.

Nanninga Uitterdijk, ]. Kamper spotverzen [1755-1760, 1765]. V.M. XIV (1885), 20-27, 54-74; XXVI (1910), 98-110.

Doorninck, ]. I. van. Aardbevingen te Kampen gevoeld [1755, 1756, 1760]. B. X (1890), 162.

Nanninga Uitterdijk, J. Uit Lotharingen naar Kampen ge- vluchte bontdrukkers. 1757. B. XI (1896), 120-122.

Nanninga Uitterdijk, ], Onthaal van gedeputeerden van den

Raad van State te Kampen in 1760. B. XIV (1907), 173-177.

Tisch- Nanninga Uitterdijk, J. Portret van Willem IV door bein. 1760 [te Kampen]. B. XIV (1907), 248.

Nanninga Uitterdijk, ]. Militaire marschen van den donder- poëet [van Laar Mahuet te Kampen] 1785. B. XIII (1901), 26-34. Nanninga Uitterdijk, J. [Attestatie de vita uit Constantinopel Dedem- van Adriana Frederica Johanna baronesse van Sloet] [te Kampen]. 1790. B. XI (1896), 375.

Nanninga Uitterdijk, J. Vernieling van wapens enz. te Kampen bevolen, 1798. B. I (1874), 84. 42

Welcker, C. ƒ. Zwitsersche doopsgezinden te Kampen [lBde eeuw], V.M. XLVI (1929), 112-139.

Nanninga Uitterdijk, J. Wijze van procedeeren voor de lage bank te Kampen [lBde eeuw], B. XIII (1901), 328-338.

Nanninga Uitterdijk, J. Maximiliaan van Sternfelt en Gotlieb

Tugendreich von Polentz, zijne vrouw [te Kampen, 18de eeuw], B. XIV (1907), 97-101.

Nanninga Uitterdijk, ]. Memorie van Mr. Jacobus Scheltema

over de welvaart van Kampen. 1803. B. VII (1883), 201-246.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een brief van H. van Wijn aan J. H.

Uitenhage de Mist [oudsecretaris van Kampen] 1808. B. XII (1898), 340-343. de stad Nanninga Uitterdijk, ]. Statistieke opgaven betreffende Kampen, 1815. B. XIV (1907), 182-188. Nanninga Uitterdijk, J. Een drukpersdelict te Kampen in 1845. —V.M. XXXII (1916), 30-33. Nanninga Uitterdijk, J. Rede uitgesproken bij de onthulling

van de gedenkplaat inde St. Nicolaaskerk te Kampen,

ter nagedachtenis van den klokkegieter Geert van Wou, 13 October 1909. V.M. XXVI (1910), 21-30.

7. ZWOLLE.

Geesink, J. Zwolle. O. (1931), 679-703. F. A. De Zwolle. XXVII Hoefe r, vesting V.M. (1911), 37-81.

Nanninga Uitterdijk, ]. en Hasselt, L. van. Drie onuitgegeven

hoofdstukken van de „Geschiedenissen der stad Zwolle”

door Mr. Burchard Joan van Hattum. B. XI (1896),

16-43.

XI Hoe/er, F. A. Het klokkenspel van Zwolle. B. (1896), 123-136. Nanrtinga Uitterdijk, ]. Zwolsche blauwvingers. B. XI (1896), 202-205. 43

Hoefer, F. A. Eene bijdrage tot de oude plaatsbeschrijving

van Zwolle. V.M. XXIII (1904), 81-120.

Riemsdijk, Th. H. F. van. Het Zwolsche stadhuis. B. 111 (1876), 33-66. Pot W. Bz„ C. van der. Voorsterpoort en Voorsterstraat te Zwolle. V.M. XXVI (1910), 188-194.

Velthuysen, B. P. De sacristie van de Groote of St. Michaelis- kerk te Zwolle. B. X (1890), 366.

De Binnen Saxen-, Sassynck- of Sassenpoort te Zwolle. A. (1836), 161-164.

Hoefer, F. A. Aanteekeningen omtrent het Broerenklooster te Zwolle. B. XIV (1907), 75-96. Elberts, IV. A. Waar stond [te Zwolle] het Maatklooster? B. XI (1896), 137-138.

Molhuysen, P. C. en Bethman, L. De ingemetselde steen in

den muur der St, Michielskerk te Zwolle [vermoedelijk 11de of Ode eeuw]. A. (1841), 05-140. Spitzen, Otto Ant. Een oude steen [in de Groote Kerkte Zwolle, vermoedelijk 11de of Ode eeuw]. V.M. X (1876), 18-37.

Verslag omtrent de oude stadrechten van Zwolle [1230, 1407, 1536]. V. 3 (1859), 10-21.

Heerkens, F. P. A. Verslag omtrent de oude stadregten van Zwolle, [sinds de Ode eeuw]. V.M. I (1860), 1-11. B. I Doorninck, ]. I. van. De Zwolsche stadbrief van 1230. (1874), 28-31.

Doorninck, J. I. van. De Zwolsche stadbrief van 1230, uitge- breid in 1346. B. II (1875), 258-261.

Bijsterbos, J. C. Mededeelingen omtrent aanteekeningen van

wijlen Mr. J. N. J. Heerkens over den stadbrief van

Zwolle, den Hof te Zwolle en de marke van Zwolle [ 13de eeuw]. —V. 40 (1877), 4-9. Zwolle 31 1230. Heerkens, J. N. J. Stadbrief van van Augustus V.M. XI (1878), 51-72. 44

Doorninck, ]. I. van. lets over het Zwolsche stadregt. B. IX (1888), 75-78.

Doorninck, ]. I. van. Officieele onwaarheden [over de stad-

rechtverleening aan Zwolle, 1233]. B. X (1890), 168.

Velthuysen, B. P. Officieele onwaarheden en hare critiek

[naar aanleiding vaneen mededeeling over het door

Zwolle gekregen stadrecht van 1233]. B. XI (1896), 46-51.

Telling, A. Stadboeken van Zwolle [1230—16e eeuw]. S.D.M. I, 12 (1897), I—XXIX, 1-599.

Pot Bz„ C. W van der. De marke Zwolle en de buurtschap Middelwijk [sinds 1230]. —V.M. XXIV (1909), 18-37.

Wubbe, P, A. A. M. Het stadrecht van Zwolle. V.M. XLVII (1930), 373-380.

Velthuysen, B. P. Rechters of schouten van Zwolle [l3O4 —• 1501]. B. X (1890), 356-362. Bethlehem Spilbeeck, W. van. Necrologium van het klooster te Zwolle [sinds 1309]. —V.M. XIV (1885), 1-13.

Heerkens, J. N. ]. Hof te Zwolle [sinds c. 1312], V.M. XI (1878), 73-104.

Schoengen, M. A. J. Mededeelingen over de bouw der Zwol- sche school [sinds 1370]. V.M. 26 (1910), XXXIII—XXXIX.

Ommen Kloeke, F. K. van. Het „Hospitael der Maellateschen geheten Ten Hilligen Cruce buten Voerster Poerten”

te Zwolle [ 1377-c. 1650]. V.M. XXVI (1910), 203-204.

Elte, S. Wanneer is men begonnen rekening en verantwoording Zwolle van de stadsinkomsten en -uitgaven van op te V.M. XLVII schrijven? [waarschijnlijk c. 1390], (1930), 169-173.

Molhuysen, P. C., Heerkens, ]. N. J. en Doorninck, J. van.

Kroniek van Gerard Coccius [en andere bescheiden over

het klooster Bethlehem te Zwolle, 1393-1599], W. (1860), 1-66. 45

Doorninck, J. I. van. Catalogus der charters uit het archief van het burgerweeshuis te Zwolle (vroeger Buschklooster) [1393-1750]. W. (1885), 1-20.

Hoefer, F. A. Mededeelingen over het Zwolsche geschut [sinds 1395], V.M. XXIX (1913), 59-82.

Elte, S. Dienstverhoudingen van overheidspersoneel inde middeleeuwen [te Zwolle 1399-1475], V.M. XLIX (1932), 18-34. Twee zegels [Burgensium de Swollis 14de eeuw]. V.M. VI (1871), 112-112b,

Doesschate, A. ten, Geneeskunde in Oud-Zwolle [sinds de 14de eeuw]. V.M. XLV (1928), 1-91.

Heerkens, J. N. J. Stukken over de marke van Zwolle [l4de

en 15de eeuw], —V.M. XI (1878), 105-119. Meyer, G. A. Het Buschklooster te Zwolle [c. 1400 gesticht]. V. M. XXXVII (1920), 86-103.

Hoefer, F. A. Groote opruiming van honden binnen Zwolle in 1405. B. XIV (1907), 376. Molhuysen, P. C. De gilden te Zwolle, 1413-1416. A. (1854), 118-150. Schoengen, M. De kloosterparagrafen in het 2de stadboek

van Zwolle [1415], V.M. XXIII (1904), 8-18.

Hoefer, F. A. Hoe werd de stad Zwolle eigenaresse van het

veer te Kathen [1440-1464]? B. XIV (1907), 32-39. 111 Doorninck, J. I. van. Apotheker te Zwolle, 1441. B. (1876), 85-86; B. V (1879), 362.

Hasselt, L. van. De Zwolsche bouwmeester Henric Verdriet [c. 1464], B. XI (1896), 209. Hoefer, F. A. Het sacramentshuisje inde St. Michielskerk te XXIII Zwolle en zijn vervaardiger [1468], V.M. (1904), 1-7. Zwolle, Hoefer, F. A. Geerloch van Deventer, [pastoor te

c. 1470], V.M. XXIII (1904), 69.

Meyer, G. A. Drie vergaderingen door de Dominicanen ge-

houden te Zwolle, M73, 1480, 1493. V.M. XXIII (1904), 49-69. 46

Nanninga Uitterdijk, J. De Zwolsche boekdrukker Peter van

Os van Breda, 1480, 1483. B. XIV (1907), 131-133.

Nanninga Uitterdijk, ]. Pater van ’t Maatklooster te Zwolle, 1487. B. XIV (1907), 348.

Kerkwijk, A. O. van. Mededeelingen over munten [en het

muntrecht] van Zwolle [sinds 1488], V.M. 48 (1930), XXIX—XXX.

Nanninga Uitterdijk, J. Gerecht van desperatie, 1494 [te Zwolle]. B. IV (1877), 366.

Doorninck, J. I. van. Secretarissen van Zwolle [1495-1808]. B. VIII (1886), 305-314; X (1890), 371-372.

Elte, S. Sprekers, tooneelvoorstellingen en rederijkers inde

15e en 16e eeuw in Zwolle. V.M. L (1933), 6-21.

Elte, S. Enkele bijzonderheden uit de lijfstraffelijke- en andere

rechtspleging inde 15e eeuw in Zwolle. V.M. XLIX (1932), 35-50.

„Ordinancie der stadt van Zwolle, dat jair doer te holden

alst van oldes gewoentlicken is gewest” [lsde eeuw]. V.M. IV (1867), 68-76.

Riemsdijk, Th. H. F. van. Mededeelingen over de bouwge- schiedenis der St. Michielskerk te Zwolle [lsde eeuw]. V. 38 (1876), 20-21. Geesink, ]. Enkele mededeelingen betreffende de Zwolsche

brandweer in vroeger dagen [sinds de 15de eeuw]. V.M. XXVI (1910), 49-94.

Wicherlink, G. De stadszwanen van Zwolle [lsde—18de eeuw]. B. I (1874), 174-185.

Telting, A. De goede naam der Zwolsche school [in 1512]. B. IX (1888), 367. de Kronenberg, M. E. Een kostbare aanwinst van bibliotheek [Zwolsche postincunabel 1516]. V.M. XLVIII (1931), 33-36. Mulder, J. W. Zwolsche kroniek 1520-1526. W. (1898), I—VI, 1-62. Nanninga Uitterdijk, ]. Aanvullingen [uit de jaren 1524, 1529, 47

1531] van de onlangs door Mr. J. W. Mulder uitgegeven

Kroniek van Zwolle in 1526 en 1527. V. 81 (1898), 21-24. Wal, J. de. Albertus Knoppert [een Overijsselsch rechtsgeleer- de, geb. te Zwolle, overleden Parijs 1521], B. VI (1880), 152-159.

Doorninck, J. I. van. Stadszilverwerk te Zwolle [1535-1672]. B. I (1874), 336-348.

Hasselt, L. van. Een merkwaardige brief [van den stads-

secretaris aan de stad Zwolle] en Nagge’s aanteeke-

ningen op de jaren 1542 en 1543. B. XII (1898), 1-13.

Doorninck, ]. I. van. Een Zwolsche drukker [Jan van Re- munde 1544]. B. X (1890), 159.

Nanninga Uitterdijk, ]. Collecte te Kampen voor den bouw der

St. Michaelskerk te Zwolle, 1548. B. IV (1877), 365.

Loterij ten bate der St. Michielskerk te Zwolle in 1554. V.M. XXVIII (1912), 184.

Doorninck, ]. I. van. Herman Modet [hervormer te Zwolle 1557]. B. V (1879), 66.

Meyer, G. A. De laatste jaren van het Broerenklooster te Zwolle [1569-1580]. —V.M. XXVIII (1912), 49-103.

Doorninck, ). 1. van. Zwollenaars te Londen [in 1570], B. I (1874), 75.

5 A. G. A. Verbaal vaneen gezantschap van

2 leden der Zwolsche regeering naar en Nij-

megen in 1573. B. VI (1880), 289-320.

Doorninck, ]. I. van. lets over de Hervorming te Zwolle [1578], B. II (1875), 164-167; B. V (1879), 360.

Doorninck, ]. I. van. Een Zwolsche kunstenaar [de graveur J. A„ 16de eeuw], B. X (1890), 86-87. Hartmans, K. D. De organisten der Groote of St. Michaels- kerk te Zwolle [sinds de 16de eeuw], V.M. XLIII (1926), 94-108.

IJssel de Schepper, G. A. Willem van Zwolle [martelaar, 16de eeuw], A. (1851), 102-112. 48

Kerkwijk, A. O. van. Een merkwaardige beker [familie van Sonsbeek te Zwolle, 1606], V.M. XXVII (1911), 107-109.

Geesink, ]. Contract aangaande het vervaardigen van klokken

voor Zwolle. 1611. V.M. XXVIII (1912), 183-184.

Meyer, G. A. De Jezuitenkerkjes te Zwolle [sinds 1612], V.M. XXXVI (1919), 19-53.

Riemsdijk, Th. H. F. van. De preekstoel inde Groote Kerk te Zwolle [sinds 1615], V.M. XVI (1887), 118-127. Nanninga Uitterdijk, J. Het opschrift der predikstoel inde

St. Michaelskerk te Zwolle [1617-1622]. B. V (1879), 256-257.

Hoefer, F. A. Uit de resolutien van schepenen en raden der

stad Zwolle [anno 1628, inzake het weigeren van op-

van boeken aan de magistraat]. V.M. XXIV (1909), 17.

Hoefer, F. A. Regeling van het loon der timmerlieden te Zwolle, 1631. —B. XIII (1901), 265-266.

Meyer, G. A. De Emmanuelshuizen te Zwolle, gesticht 1638. V.M. XXXV (1918), 13-30. Zwolle Doorninck, J. 1. van. Wapenborden inde kerken [te 1641]. B. II (1875), 182.

Noodweer te Zwolle [1643]. A. (1850), 202-203.

Bijsterbos, ]. C. Aanteekening van Henricus Wolfsen, betrek-

kelijk een in 1643 te Zwolle opgerigt Collegium Frater- nitatis. V.M. V (1870), 20-22.

Hoefer, F. A. Uit de resolutiën van schepenen en raad van Zwolle [inzake Zondagsheiliging, 1649]. V.M. XXIII (1904), 75.

Doorninck, J. I. van en Wicherlink, G. Ampten, benificiën,

officiën, tractementen, enz. door de regeering van Zwolle begeven [1651-1731], B. I (1874), 49-71, 134-168,

269-278.

5/oef tot Oldhuis, B. W. A. E. Eene sententie van 11 Mei

1657 ter zake van tooverij [te Zwolle]. V.M. IX (1874), 43-44. 49

Doorninck, J. I. van. Amsterdamsche tooneelspelers [te Zwolle, 1661]. —B. II (1875), 87.

Doorninck, J. I. van. Straf op het duel [te Zwolle, 1670] B. I (1874), 286,

Geesink, J. Reglement van Zwolle voor de scherprechters [1670], V.M. XXXVI (1919), 54-55. Meyer, G. De Katholieken te Zwolle tijdens den Munsterschen krijg [1672-1674], V.M. XXXII (1916), 105-158.

Jonker, L. Brief van Stadhouder Willem 111 aan schepenen en raden der stad Zwolle [1676], V.M. XXXI (1915), 127-128.

Doorninck, J. I. van. Testament van Gesina ter Borch [1690, Zwolle], B. VIII (1886), 147-153. Meyer, G. A. Werkkring der Jezuiten buiten Zwolle [l7de eeuw]. V.M. XXXVIII (1921), 117-144.

Pot Bz., C. W. van der. Bijdrage betreffende de landweer bij Zwolle [l7de eeuw], V.M. XXV (1909), 125-132. Zwolle Doorninck, J. I. van. Straatwetten [te 17de en 18de eeuw], B. V (1879), 281-311.

Hartmans, K. D. Pieter Queysen en [de geschiedenis van]

het orgel inde Bethlehemsche kerkte Zwolle [l7de— 19de eeuw], V.M. XLVI (1929), 94-104.

Geesink, J. Berend Hakvoort, voorlezer en catechiseermeester

te Zwolle [c. 1700]. V.M. XL (1923), 163-183.

Nanninga Uitterdijk, J. Verboden boekjes van den Zwolschen voorlezer Barent Hackvoort, 1708. B. VIII (1886),

279-280.

Doorninck, J. 1. van. Het orgel inde Groote Kerkte Zwolle [sinds 1708], B. X (1890), 160-162. kerk Geesink, J. Hypotheek op een [Luthersche] wegens

achterstand van tractement [te Zwolle, 1711], V.M. XXXVII (1920), 150.

Geesink, J. Sollicitatie voor scherprechter te Zwolle, 1723. V.M. XXVIII (1912), 182.

Wicherlink, G. Een officieele vischpartij van den Zwolschen magistraat [1739], B. I (1874), 254-268. 50

Doorninck, J. I. van. Een kerkelijk contract van correspon- dentie [te Zwolle, 1741], V.M. XV (1886), 37-44.

Doorninck, J. van. Bijdrage tot de geschiedenis der staathuis- houdkunde in Overijssel uit het midden der 18de eeuw

[zijnde een betoog van de gezworen gemeente te

Zwolle, tegen de belasting van den thee- en koffiehandel, 1753]. A. (1840), 234-261.

Doorninck, J. I. van. Geerlig Grijpmoed [teekenaar te Zwolle, geb. 1760], B. IX (1888), 61.

Doorninck, ]. I. van. De provinciale Overijsselsche en Zwol- sche Courant [sinds 1780]. B. IV (1877), 217-225;

346-354.

Doorninck, ]. I. van. Zwolle’s regering 1787-1812. B. II (1875), 1-29.

Doorninck, J. I. van. Contracten van correspondentie [te Zwolle 18de eeuw], V.M. IX (1874), 1-19. Welcker, C. ]. De zilveren kandelabres inde O.L.V. kerkte Zwolle [lBde eeuw] V.M. XXXVII (1920), 138- 140. Miedema, A. S. Hendrik Tegelaar [Zwolle 18de—19de eeuw]. B. XIV (1907), 134-147.

Doorninck, ]. I. van. Het tooneel te Zwolle [lBl2—1815], B. V (1879), 275-277.

Elbects, A. Gedachten bij het graf van Mr. Rhijnvis Feith, te Zwolle [f 1824]. A. (1840), 99-103. het Campen, J. W. C. van. Het einde van jufferenconvent te Zwolle [l9de eeuw], V.M. XLVIII (1931), 82-91.

8. ANDERE STEDEN. DORPEN, BUURTSCHAPPEN, MARKEN, HAVEZATHEN, KASTEELEN, HOVEN, E.D.

N.B. Voor marken in het algemeen zie afd. B 12, A voor havezathen in het algemeen afd. 9.

A.

Hattink, R. E. De buurbank en buurkerk te Albergen [l4de— 17de eeuw]. V.M. XXII (1901), 1-8. 51

Markerecht van Albergen [gericht Ootmarsum 1466- 1729], S.D.M. 111, 16 (1883), 1-43. Molhuysen, P. C. [Almelo en] het huis Almelo [sinds de 9de eeuw], A. (1837), 186-191. Hattink, R. E. De heerlijkheid Almelo 1236-1420. V.M. XXI (1900), 1-53. Hattink, R. E. Aanteekeningen betrekkelijk Almelo [sinds de 13de eeuw]. V.M. XI (1878), 42-50.

Kuile, G. J. ter. Uit de geschiedenis der Hervormde kerk en

gemeente van Almelo [sinds 1299]. V.M. XXX (1914), 77-93.

Hattink, R. E. Stadrecht van Almelo [1394-1634], S.D.M. I, 13 (1900), I—XXIII, 1-50.

Hazewinkel, H. C. Everhard van der Ese, pastoor te Almelo [c. 1400], V.M. XLII (1925), 105-118.

Kuile, G. J. ter. Uit de geschiedenis der Mennonieten gemeente

van Almelo [sinds de 16de eeuw]. V.M. XXX (1914), 94-108.

Hattink, R. E. Het comitté revolutionair te Ambt-Almelo in 1795. B. X (1890), 325-330.

Markerecht van Archum [schoutambt , —1531 ]. S.D.M. 111 4 (1874), 1-12. Mulder, J. W. Arkelstein [l4de —18de eeuw]. V.M. XVI (1887), 99-117. Geesink, J. Het huis Arnichem bij Zwolle [l6de—19de eeuw]. V.M. XLIII (1926), 83-93.

Hoef er, F. A. De kapel te Assendorp bij Zwolle. V.M. XXVIII (1912), 136-137.

B.

Mulder, J. W. „Dat Marckenboeck van Bathman” [l5BO- - S.D.M. 111 19 (1892), I—XVI, 1-134.

Zandt, J. H. E. van der. „Vander bruggen tot Bircmede”. V.M. VI (1871), 4-6.

Snuif, C. ƒ. Haaksbergen en de Blankenborg. V.M. XXXIV (1917), 32-42. 52

Formsma, W. J. De polder van Kuinre en Blankenham. V.M. L (1933), 22-34. Kaempff, Kleine aanteekeningen betrekkelijk Blokzijl. A. (1843), 133-138. Haasloop Werner, G. Kleine aanteekeningen betrekkelijk de

naamsreden van Blokzijl. A. (1844), 82-86.

Hogeman, J. Mededeelingen over Blokzijl. V. 52 (1883), 8-10.

Hoefer, F. A. Enkele aanteekeningen omtrent Blokzijl. V.M. XXVI (1910), 111-140.

Graswinckel, D. P. M. Het stadrecht van Blokzijl in verband

met de verhouding dier plaats tot Oranje en Holland. V.M. XLI (1924), 72-129. Een bezetene te Blokzijl [l7de eeuw]. A. (1848), 284-289.

Westenburg, D. ƒ. Quirinus van den Velde, predikant te Blok- zijl [l7de eeuw], V.M. L (1933), 89-101.

Snuif, C. J. Burgunde = Borne? V.M. XXXI (1915). 104- 105.

Snuif, C. ]. De bisschoppelijke hoven in Twenthe, en meer speciaal de Hof te Borne. V.M. XXIX (1913), 94-103.

Rientjes, A. E. Steenen offerblokken inde kerken van den

Ham en Borne. V.M. XLVIII (1931), 62-65.

Hattink, R. E. De reformatie te Borne [1558-1693]. B. VI (1880), 321-332. havezathe de Nanninga Uitterdijk, J. Een proces over de Boschcamp onder Olst, 1629-1640. B. XIII (1901),

339-346.

Simons, P. M. Het landgoed Broekhuysen, gemeente Dalfsen [sinds de 17de eeuw], V.M. XXXIX (1922), 257-

262. Hattink, R. E. De boerschap Brunninckhuysen [1548], V.M. XV (1886), 58-62. Wicherlink, G. H. De Havesathe Bukhorst [lBO7-1840], A. (1849), 187-231. 53

D.

Hoefer, F. A. Mededeelingen over Dalfsen. V.M. XXVIII (1912), 1-48.

Engelen van der Veen, G. A. J. van. „Scheydonge van -, Daerler-, Hexeler, ende Hulsenermarckten. [Schoutambt

Hellendoorn en Richterambt Kedingen; 1570], V.M. XLII (1925), 119; 122-125.

Engelen van der Veen, G. A. J. van. De marckcedule van Dammarke [schoutambt Hellendoorn, 1617]. V.M. XLII (1925), 134-141.

Markrecht van Damsholte [schoutambt Dalfsen, 1457- 1749]. S.D.M. 111, 3 (1874), 1-46.

Snuif, C. ]. Bijdrage tot de geschiedenis van Oud-Delden [996-1420], V.M. XXXVI (1919), 56-62.

Hattink, R. E. Mededeelingen over Delden [lllB-1655]. V. 97 (1906), 4-6.

Bijsterbos, ]. C. Bijdrage aangaande de stadregten van Delden

[1340-1589], — V.M. VIII (1873), 1-12.

Snuif, C. ]. Bijdrage tot het stadsrecht van Delden [1591] V.M. XXVII (1911), 83-84.

Snuif, C. ]. Het paardenveer van Delden [sinds 1656] V.M. XXVI (1910), 144-153.

Wal, ]. de. Georgius Sollingius, predikant te Delden [l7de eeuw]. B. IX (1888), 278-279.

Kuile, G. ]. ter. Mededeelingen over Denekamp. V.M. 35 (1917), X—XV.

Knuif, W. L. S. Mededeelingen over de naamsafleiding van Denekamp. V.M. 35 (1917), XVI—XVII.

Hattink, R. E. Denecampensia [over pastoors, predikanten,

vicarieën en goedsheeren, 16de—19de eeuw], B. XIV (1907), 40-68.

Miedema, A. S. Ds. Johs. Henricus Weerman van Denekamp

en zijne huishouding [predikant te D. 1703-1738]. —• B. XIII (1901), 195-227.

Engelen van der Veen, G. A. ]. van. Stadrecht van Diepen- heim. S.D.M. I, 16 (1925), 19-28. 54

Zandt, J. H. E. van der. Grafsteen van Jonkvrouwe Elysabeth

van Culenborch, overleden te Diepenveen ten jare 1524. V.M. IX (1878), 49-52.

Doorninck, ]. I. van. (Kerk?) klok te Diepenveen [1676]. B. V (1879), 277.

Acquoy, J. Een geschil overeen gestoelte inde kerkte Diepen-

veen [lBde eeuw]. V.M. XXXII (1916), 1-16.

Hattink, R. E. De kapel te Diexbergen [waarschijnlijk Tub- bergen], B. VIII (1886), 93-94. Hoefer, F. A. De kapel te Dieze bij Zwolle. V.M. XXVIII (1912), 134-135.

Dijkrecht van Wanneperveen, Dinxterveen en Zwarte- sluys [1645]. S.D.M. 11, 1 (1872), 52-68. betreffende Nanninga Uitterdijk, ]. Aanteekeningen de ge-

schiedenis van den polder Dronthen [bij Kampen, sinds de 15de eeuw]. B. IX (1888), 193-263.

E.

Goltstein, ]. K. van. Het huis te Eerde [sinds de 13de eeuw]. A. (1839), 167-185.

Emmeleroord zie Urk.

Markerecht van Emmen [kerspel Dalfsen; 1470-1550]. S.D.M. 111, 2 (1874), 1-20. Elderink, C. Enschede. O. (1931), 745-773.

Snuif, C. J. Charter van 1332 over verkoop van renten te Enschede. V.M. XXXIV (1917), 24-31.

Benthem Gz., A. De burcht van Enschede en zijne „adellijke gerechtigheden”. [lsde—lBde eeuw]. V.M. XXI (1900), 54-88.

Snuif, C. J. Enschede van 1595 tot 1622. V.M. XXV (1909), 98-104.

Hattink, R. E. Predikanten te Enschede [1597-1779]. V.M. XXII (1901), 12-31.

Deinse, J. ]. van. Uit Enschede in het midden der 18e eeuw. V. M. XLIX (1932), 77-87. 55

Brauwer, F. de. [Het bedrijf van] van Heek 6 Co., Enschede. O. (1931), 407-410. Hattink, R. E. Eschmarke [Enschede; 1649]. V.M. XXII (1901), 107-120.

Kuile, G. ]. ter. Geschiedenis van den hof Espelo, zijn eige-

naren en bewoners. W. (1908), I—VIII, 1-169.

Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. De Tempelheeren te Espelo. A. (1840), 104-111.

Snuif, C. J. De inkoop van de voogdij van den hof te Espelo

door het kapittel van St. Pieter te Utrecht in 1283. V.M. XLIII (1926), 26-44.

Hattink, R. E. Inkomsten der St. Pieterskerk te Utrecht uit

goederen behoorende tot den hof te Espelo [1448-1646]. V. M. XI (1878), 1-41.

G.

Ebbinge Wubben, F. A. Geschiedkundige herinneringen van Genemuiden. A. (1836), 55-73. Ebbinge Wubben, F. A. Mededeeling omtrent Genemuiden. V.M. II (1862), 110-124.

Ebbinge Wubben, F. A. Gemeenteweiden te Genemuiden. V.M. VI (1871), 7-20.

Nanninga Uitterdijk, J. Nieuwe klokken en een nieuw orgel

voor de kerkte Genemuiden, 1488. B. I (1874),

372-376.

Doorninck, J. van. Arend toe Boecop op het blokhuis te Gene- muiden inden jare 1572. A. (1838), 228-242. Haga, A. De draaiende zeef [Godsoordeel te Genemuiden 1680-1681], V.M. XLVI (1929), 140-146.

Ebbinge Wubben, F. A. Geschiedkundige herinneringen van Giethoorn. A. (1837), 67-78. V.M. XXX Hoefer, F. A. Giethoorn [sinds de 13de eeuw]. (1914), 33-52.

Dedem, A. van. Sunt Martensrecht in Giethoorn [l3de—15de eeuw], V.M. XXVIII (1912), 104-133. 56

Nanninga Uitterdijk, J. Schade door Giethoorn geleden wegens

’t beleg van Steenwijk, 1592. B. 111 (1876), 262.

Dijkrecht van Giethoorn [geapprobeerd 1775]. S.D.M. 11, 1 (1872), 69-72.

K Vroegere gebruiken bij het sterven en begraven te Giethoorn [l9de eeuw]. A. (1847), 263-266.

Markerecht van Gietmen [schoutambt Ommen, 1551- 1826], S.D.M. 111, 10 (1877), 1-21.

Hattink, R. E. lets omtrent de kerkte Goor. V.M. XIV (1885), 28-53.

Hoefer, F. A. Mededeelingen over de kerk van Goor. V.M 26 (1909), XX—XXII. Kuile, G. ]. ter. Mededeelingen omtrent havezathen rondom Goor. V.M. 26 (1909), XVI—XX.

Stadrecht van Goor [eind 14de eeuw—1617]. S.D.M. I, 3 (1883), 1-23.

Snuif, C. J. De bandijk van Goor [sinds de 14de eeuw]. V.M. XXVII (1911), 87-93. Kuile Jr„ G. J. ter. De St. Georgiivicarie te Goor [gefundeerd 1448]. V.M. XLVII (1930), 292-319.

Engelen van der Veen, G. A. J. van. „Accord tussen die stad

Goor ende die marcke Wedenhoen en Cottwijk in dato 22 Augusti 1532.” VM. XLII (1925), 119-121. den Goor Veen, J. S. van. Mededeelingen aangaande strijd om in Juli 1581. V.M. XXVI (1910), 164-187.

Snuif, C. ]. De Petrikeur in Twenthe en meer speciaal in Goor gedurende de Republiek. V.M. XLVI (1929), 13-33.

Snuif, C. J. Vereeringen van glasvensters door Goor [1649, 1657, 1667], V.M. XXVI (1910), 141-144.

Kronenberg, H. Uittreksel uit het kerkenboek van Goor [1658-1697], V.M. XXVIII (1912), 162-169.

Snuif, C. ]. Bijdrage tot het stadsrecht van Goor 1661. V.M. XXVII (1911), 84-86. Snuif, C. ]. De geneeskundige toestand in Twenthe 1663-1698. [De chirurgijn Adolph de Meyer te Goor], V.M. XLV (1928), 92-116. 57

Snuif, C. ƒ. De burgerbewapening in Goor [1785]. V.M. XLV (1928), 260-261. C. Snuif, ]. [Verbod om van met name genoemde erven af-

komstige, personen een ambacht te leeren of in Goor in dienst te nemen], V.M. XXVIII (1912), 170.

Halbertsma, J. H. Weefschool te Goor. A. (1837), 81-121,

271 e.v. [Het bedrijf der] N.V. Twentsche stoombleekerij, Goor. O. (1931), 414. [Het bedrijf der] N.V. Katoenfabrieken v/h. Arntzenius,

Jannink en Co., te Goor. O. (1931), 411.

Telting, A. Stadrecht van Grafhorst [1333—1517], S.D.M. I, 14 (1903), 1-26.

Hoefer, F. A. Naweeën van den patriottentijd [vechtpartij te Grafhorst 1788]. —V.M. XXXIX (1922), 225-228.

Haga, A. De stad en heerlijkheid Gramsbergen. V.M. XLIX (1932), 88-140.

Molhuysen, P. C. Gerrit van Riemsdijk [op het huis te Grams- bergen 1673]. A. (1836), 74-77.

Snuif, C. ƒ. Demolieering en slechting van den dijk te Grams- bergen [c. 1675]. V.M. XXVI (1910), 95-97.

H.

Snuif, C. J. Haaksbergen en de Blankenborg. V.M. XXXIV (1917), 32-42.

Hattink, R. E. De vicarie van St. Catharina te Haaksbergen [gesticht 1509]. B. XIV (1907), 333-337.

Snuif, C. J. Roomsch-Catholieke kerkbouw te Haaksbergen [sinds 1668]. B. XIV (1907), 352-358.

Hullu, J. de. De „wilcoeren” van de marke van Haarle. [schoutambt Hellendoorn 1559-1696]. B. XIII (1901), 267-270.

Rientjes, A. E. Steenen offerblokken inde kerken van Den

Ham en Borne. V.M. XLVIII (1931), 62-65. Rientjes, A. E. Een huiszegen of bezweringsgebed uit de

17de eeuw [Den Ham], V.M. XLIX (1932), 51-55. 58

Ebbinge Wubben, F. A. Geschiedkundige herinneringen van Hardenberg. A. (1836), 25-54.

Doorninck, J. I. van. Stadbrief van Hardenberg, 1362. B. IV (1877), 226-230.

Engelen van der Veen, G. A. J. van. Stadrecht van Harden- berg [l4de eeuw?—lso2], S.D.M. I, 16 (1925), 1-18. De slag bij Hardenberg 1580. A. (1848), 157-168.

Geesink, J. Verkoop van het kerkzilver van Hardenberg [1602]. V.M. XLII (1925), 142-143.

Hoe men oudtijds de burgemeesters van Hardenberg koos [l7de eeuw], A. (1845), 47-48.

Hoefer, F. A. Mededeelingen over Hasselt. V.M. 25 (1908), XVIII—XX. Hoefer, F. A. Eenige historische mededeelingen omtrent Hasselt. V.M. XXV (1909), 27-55.

Teding van Berkhout Jr„ P. J. Register op het oud-archief van Hasselt. W. (1883), 1-447.

Ebbinge Wubben, F. A. lets omtrent het stadregt van Hasselt [verleend 1252], V.M. I (1860), 100-105.

Stadrecht van Hasselt [lsde—18de eeuw]. S.D.M. I, 4 (1883), 1-122.

Doorninck, J. I. van. Moest Hasselt te Deventer recht halen? B. IV (1877), 253.

Cost Jordens, W. H. Munt van Hasselt [munten geslagen tus-

schen 1364 en 1423], A. (1837), 79-80. Cost Jordens, W. H. [Mededeelingen omtrent] de munt te Hasselt [sinds 1404], V.M. I (1860), 62-94.

Cost Jordens, W. H. Munt [en] te Hasselt [geslagen 1417 en later, vooral 1581-1583], A. (1851), 217-230.

Rhijn, J. M. van. Philipsdaalder te Hasselt geslagen [1578], A. (1851), 94-101. Ebbinge Wubben, F. A. De Sacramentskapel te Hasselt [sinds 1356], A. (1850), 30-62. Ebbinge Wubben, F. A. Geschiedkundig overzigt omtrent het Hasselterambt ambt van hoogschultus van Hasselt en [sinds de Mde eeuw], A. (1849), 174-186. 59

Ebbinge Wubben, F. A. Maagdenklooster te Hasselt [sinds de 14de eeuw]. A. (1851), 122-146. Ebbinge Wubben, F. A. Stukken uit het archief der stad Hasselt, betreffende de broederschappen des hilighen

sacraments, en van de heilige maagd Maria te Hasselt

[l4OB en 1443]. V.M. V (1870), 52-59.

Doorninck, J. I. van. Burgerboek van Hasselt, 1463-1606. B. VI (1880), 172-186.

Dijkrecht van Hasselt (oud.) [1475-1539]. S.D.M. 11,4 (1878), 1-11.

Ebbinge Wubben, F. A. Onderzoek omtrent de reformatie te Hasselt [1563-1589]. V.M. VII (1872), 19-27. F. A. Een Hoefer, gevaarlijk personage [te Hasselt gevangen

genomen 1571], V.M. XXV (1909), 133-141.

Brief van den stadhouder Graaf van Rennenberg aan

de regering der stad Hasselt, over de onlusten in Fries- land [lsBo]. V.M. V (1870), 12-13.

Ebbinge Wubben, F. A. Stedelijke munt van Hasselt [l5BO- - A. (1855), 205-225.

Ebbinge Wubben, F. A. Willekeur van de stad Hasselt de staatsgezinde partij 26 October 1582. A. (1848), 261-272.

Ebbinge Wubben, F. A. Aanslag op de stad Hasselt door de

Spaanschgezinden op den 27 September 1584. A. (1852), 176-180.

Ebbinge Wubben, F. A. Willekeur van de stad Hasselt

omtrent de wettiging van huwelijken. [1590]. A. (1844), 92-96.

Ebbinge Wubben, F. A. Onthaal van Prins Maurits te Hasselt [1590]. A. (1845), 76-77.

Ebbinge Wubben, F. A. Afschaffing van den lombard te Has- selt [l6oo], A. (1843), 127-132.

Doorninck, ]. I. van. Volksvermaken te Hasselt [1675]. B. IV (1877), 183.

Dijkrecht van Hasselt [1676]. S.D.M. 11,2 (1873), 1-12. 60

Doorninck, J. I. van. Instructie voor den rector der Latijnsche school te Hasselt [1696]. B. II (1875), 86-87.

Doorninck, ]. I. van. Instructie voor den fiscaal van het hoog- schoutambt Hasselt [1747], B. X (1890), 165-167.

Esveld, W. van. Inschrift ineen oude bijbel van Hasselt [1776]. —V.M. XXXV (1918), 106. Heemse Doorninck, ]. I. van. Pastoor van [l7de eeuw]. B. IX (1888), 176.

Rientjes, A. E. Mededeelingen over de geschiedenis van Hel- lendoorn. V.M. 45 (1927), XXI—XXIV.

Rientjes, A. E. De klokken van Hellendoorn. V.M. XLII (1925), 99-104.

Gtaswinckel, D. P. M. Het testament vaneen dorpspastoor

uit de zestiende eeuw [te Hellendoorn]. V.M. XLII (1925), 86-98.

Rientjes, A. E. Het koster- en schoolwezen te Hellendoorn in

de 17de en 18de eeuw. V.M. XLVI (1929), 42-93.

[Het bedrijf van] de machinefabriek gebr. Stork en Co., te Hengelo. O. (1931), 415-417.

Hattink, R. E. ~Vrach-stucken van de ingezeten van Henglo [1577], V.M. XIII (1883), 23-31.

Markerecht van Hengvorden. [schoutambt Olst, vóór 1569-1820], S.D.M. 111, 13 (1879), 1-21.

Markerecht van Herculo. [schoutambt Zwolle, 1470- 1648], S.D.M. 111, 11 (1877), 1-15.

Markerecht van H erfte [schoutambt Zwolle, 1531- 1650], S.D.M. 111, 7 (1875), 1-20.

Heriker- Bijlandt, F. van. Verslag vaneen uitstapje naar de bergen [bij Rijssen], A. (1840), 145-153.

Hullu, J. de. De markecedul van Holten [1474—1548], B. XIII (1901), 271-277.

Kuile, G. J. ter. De Hulsbeecke onder Markelo een havezathe? V.M. XXXI (1915), 156-158. 61

I.

Hogeman, ƒ. Is de „hof te Irthe”, Eerde, bij Ommen, of het

erf Irthe onder Lente, gem. Dalfsen? V.M. XIV (1885), 14-19.

K.

Nanninga Uitterdijk, J. Een en ander over Kamperveen en zijne oude privilegiën [1214-1552], B. VII (1883), 247-280.

Velthuijsen, B. P. Losse aanteekeningen over het dorp en kerspel Kathen (Katerveer) bij Zwolle. B. XIII (1901), 54-57.

Snuif, C. J. De verovering van Coevorden in 1395. V.M. XXXI (1915), 107-120.

Doorninck, J. I. van. Hoe Joan Jordens schout van Colmschate werd [1727], V.M. IX (1878), 20-23.

Formsma, W. ƒ. Kuinre, van heerlijkheid tot gemeente. V.M. XLIX (1932), 56-70. Ebbinge Wubben, F. A. Kuinre. A. (1847), 201-205. Molhuysen, P. C. Geschiedkundige herinneringen omtrent Kuinre. A. (1853), 1-81.

Hoefer, F. A. Eenige mededeelingen omtrent Kuinre. V.M. XXIV (1909), 90-118.

Formsma, W. J. De polder van Kuinre en Blankenham. V.M. L (1933), 22-34.

Roye van Wichem, de. Zilveren munt van Jan, heer van Kuinre [l4de eeuw], A. (1848), 200-202.

Nanninga Uitterdijk, J. Inventaris van gereedschap op het huis te Kuinre, 1427. B. XI (1896) 368-375. Nanninga Uitterdijk, J. De kerkte Kuinre, 1511. B. VI (1880), 96.

Dijkrecht van Cuinre [1593, 1604, 1625], S.D.M. 11, 1 (1872), 43-51. 62

L.

Markerecht van Laarwolde [bij Gramsbergen, 1463- 1571], S.D.M. 111, 17 (1886), 1-30. XV. Made, T. van en Wijck, H. van der. De Lemelerberg en

de steen op denzelven. A. (1839), 289-301. De kei Marle, T. XV. van. groote op de Lemelerberg. A. (1841), 294-295.

Geschilderde familieglazen, op de have-zathe de Leem- cuile, nabij Dalfsen, eertijds aanwezig [l7de eeuw]. A. (1841), 228-230.

Markerecht van Lenthe [schoutambt Dalfsen, 1470- 1853]. S.D.M. 111, 9 (1876), 1-34.

Markerecht van Leussen [schoutambt Dalfsen, 16de eeuw-1674], S.D.M. 111, 1 (1873), 1-26.

Doorninck, ]. I. van. R. C. kerkte Linderte [kerspel Raalte 1750]. B. V (1879), 280, Driener- Benthem Gz„ A. Afstand vaneen hoek grond van de

marke aan de Lonnekermarke in 1569. V.M. XXII (1901), 76-78.

Hogeman, ]. Onderzoek naar de ligging van de kerk in Lu- chere. V.M. XVII (1889), 17-24.

Markerecht van de Lutte [richterambt Oldenzaal 1431- 1817], S.D.M. 111, 12 (1878), I—VIII, 1-98. Hattink, R. E. [Marke de] Lutte [richterambt Oldenzaal 1636-1660], V.M. XXII (1901), 107-120.

M.

Benthem, G. Verslag van eenige oudheden, gevonden bij het

afbreken van de oude kerkte Markelo. A. (1844), 157-161.

Markerecht van Markelo [richterambt Kedingen 1609- 1761], S.D.M. 111, 15 (1882), 1-26. Buurschap Marle, zie Welsum.

Engelen van der Veen, G. A.J. van. De verdeeling van Mas- tenbroek. V.M. XXXIX (1922), 1-25. 63

Nanninga Uitterdijk, J. Parlementaire vormen vaneen inge-

land tegen den dijkgraaf van Mastenbroek 1539. B. 111 (1876), 263-264. Nanninga Uitterdijk, J. Watervloed in Mastenbroek 1551. B. II (1875), 273.

Doorninck, ]. I. van. Watermolens in Mastenbroek 1768. B. VIII (1886), 81-86. Molhuysen, P. C. De hof Elvetre of Monnikhof in Twenthe, [sinds de Bste eeuw], V.M. II (1862), 98-109.

N.

Hogeman, J. Een oud Overijsselsch kerkdorp, geheel kerspel

en stichtsleen Nagele genoemd, weggespoeld en verzwol- door de historische gen Zuiderzee, met eenige en geo- graphische opmerkingen. V.M. XII (1881), 1-29. Geesink, ]. Waar lag Nijerbrugge? [1445, Kerspel Ommen]. V.M. XXIII (1904), 47.

Geesink, ]. Mededeeling over de Nieuwe brug [1449-1556, Kerspel Ommen]. V.M. 42 (1925), V-VII.

Hoëvell. van. Wapens inde Herv. kerkte Nieuwleusen en

randschrift met wapens op de torenklok dier kerk. V.M. X (1876), 38-42.

Havtmans, K. D. Vaneen predikantsberoep te Nieuwleusen in

het midden der achttiende eeuw. V.M. XLVII

(1930), 253-275.

Engelen van der Veen, G. A. ). van. Grenzen tusschen de

marken van Noetseler [schoutambt Hellendoorn] en

van Notter [richterambt Kedingen 1476], V.M. XLII (1925), 119, 125-128,

Halbertsma, J. H. Avoort, een grenspunt tusschen de marken

Notter en Noetzele. A. (1841), 1-66. Hattink, R. E. [Marken] Notter [richterambt Kedingen], Hellendoorn [1545], V.M. XXV (1909), 87-88. 64

Engelen van der Veen, G. A. ƒ. van. Uit de kerkelijke ge-

schiedenis van Oldemarkt, Paaslo en IJsselham. V.M. XXXIX (1922), 33-126. Bruyn, A. G. de. De schipleide bij Oldenzaal. V.M. XXXI (1915), 97-98.

Hasselt, W. ]. C. van. De oudheid der stad Oldenzaal. A. (1850), 165-168.

Snuif, C. J. lets over oud-Oldenzaal. —V.M. XXXII (1916), 68-82. Weeling, J. Geschiedkundige herinneringen betreffende de stad Oldenzaal. A. (1846), 225-256.

Weeling, J. De Plechelmi-kerk te Oldenzaal en iets over den H. Plechelmus. A. (1839), 186-269, (1841), 159-227.

Hofman, ]. H. Sprokkels geraapt inde St. Piechem te Olden- zaal. B. 111 (1876), 79-82.

Deinse, J. J. van. De gleuven inde Bentheimersteenen van de Plechelmuskerk te Oldenzaal. V.M. XLIII (1926),

45-52.

Weeling, J. De groote steen te Oldenzaal. A. (1848), 185-199.

Bruyn, A. G. de. Oude symbolen inde omstreken van Olden-

zaal en in deze stad. V.M. XLIII (1926), 61-82.

Doorninck, ]. I. van. Tijdrekenkundige lijst van stukken, welke

thans nog het oud-archief der gemeente Oldenzaal uit- maken [1335-1809], W. (1874), 1-72.

Hattink, R. E. Lastbrief van Paus Gregorius XI aan den thesaurier der kerkte Oldenzaal in 1372. B. II

(1875), 43-46. Mariaklok Nanninga Uitterdijk, J. Opschrift op de inden

toren der Plechelmuskerk te Oldenzaal [gegoten 1493

door Gerard van Wou]. B. I (1874), 82-83. Nanninga Uitterdijk, J. De Mariaklok te Oldenzaal [1493

door Gerard van Wou vervaardigd]. B. II (1875), 279-281. 65

I. Doorninck, J. van. Een bladzijde uit de geschiedenis van Oldenzaal (1517-1518). V.M. VIII (1873), 13-18.

Nanninga Uitterdijk, J. Huldiging van Karei V te Oldenzaal 1531. B. II (1875), 187.

Meinsma, K. O. Het copieboek van Wolter van Heyden, richter te Oldenzaal 1547-1570. W. (1906), 1-59.

Hattink, R. E. Aanschrijving omtrent den kinderdoop [te Oldenzaal] 1599. B. XIV (1907), 73-74.

Nanninga Uitterdijk, J. De belegering en inneming van Ol-

denzaal 1626 en de gevolgen daarvan. B. XII (1898), 22-96.

Doorninck, ]. I. van. De grenzen van het wigbolt van Olden- zaal in 1642. V.M. IX (1874), 45-46.

Doorninck, ]. I. van. Eene kloosterontvluchting [in 1643 uit

het St. Agnetenklooster te Oldenzaal]. B. VI (1880), 160-166, 268-271, X (1890), 367.

Snuif, C. ]. Poort der van Rensens te Oldenzaal [c. 1660]. V.M. XXXI (1915), 101-104.

Doorninck, J. I. van. Het Oldenzaalsche veen [Ordonnantie 1670]. V.M. IX (1874), 47-48.

Hasselt, L. van. Het Sancti Severigilde te Oldenzaal [l7de eeuw], B. XI (1896), 210-211. [Het bedrijf der] N.V. Bakhuis „Olba" fabrieken,

vleesch- en groentenconserven, Olst. O. (1931), 429. [Het bedrijf der] N.V. Machinefabriek v/h Johs Aber-

son, Olst. O. (1931), 428. Hoefer, F. A. Korte aanteekeningen omtrent Ommen. V.M. XXVI (1910), 1-18. Ommen. Hoefer, F. A. Mededeelingen uit de geschiedenis van V.M. 42 (1924), IV-V.

Graswinckel, D. P. M. St. Brigida beschermheilige van de kerkte Ommen. V.M. XLIII (1926), 53-57. S.D.M. Telting, A. Stadrecht van Ommen [1248-1670], I, 8 (1887), I-IX, 1-58.

Jordens, H. W. Stadswillekoer van Ommen [1451]. A. (1854), 191-231. 66

Hasselt, L. van. Bevelschrift aan den schout van Ommen.

[1606, om Calvinistische predikanten het prediken c.a. te ontzeggen]. B. XI (1896), 376.

Doorninck, J. I. van. Ommen verbrand, 1624. B. IV (1877), 363.

Hartmans, K. D. Een vechtpartij op de markt te Ommen in

de 17de eeuw. V.M. XLVI (1929), 105-111.

Hartmans, K. D. Uit de geschiedenis van de . V.M. XLV (1928), 159-217.

Hartman, K. D. De Ommerschans gedurende de laatste eeuw. O. (1931), 1074-1081.

Rientjes, A. E. De R.K. kerk op de Ommerschans. V.M. XLV (1928), 218-220.

Molhuysen, P. C. Geschiedkundige herinneringen omtrent de stad Ootmarsum. A. (1843), 100-126. Hattink, R. E. Geschiedkundige aanteekeningen betrekkelijk Ootmarsum. B. 111 (1876), 67-78.

Hoefer, F. A. Mededeelingen omtrent Ootmarsum en om- streken. V.M. XXIV (1909), 38-56. Molhuysen, P. C. Een Romeinsche legerplaats bij Ootmarsum. A. (1844), 169-185. Snuif, C. J. Ootmarsum als vesting. V.M. XXXII (1916), 85-89.

Flier Jr., G. ]. van der. Het kerkgebouw der Hervormde Ge-

meente te Ootmarsum. V.M. XXVIII (1912), 138- 147.

Hateren Wz., J. H. van. Vraag ter beantwoording voor een volgende jaargang [inzake het vleugelen te Ootmar- sum]. A. (1840), 274-275. Snuif, C. ], De commanderie der Duitsche orde te Ootmarsum [sinds 1262]. V.M. XLII (1925), 1-57.

Hattink, R. E. Register op het oud-archief van Ootmarsum [1314-1550]. W. (1878), 1-80.

Telting, A. Stadrecht van Ootmarsum [1314-1639] S.D.M. I, 7 (1887), I-XI, 1-48. 67

Snuif, C. J. Bevestiging van stadrechtsbepalingen van Oot-

marsum, door Johan van Diest, 1325. V.M. XXVIII (1912), 171-172.

Doorninck, ]. 1. van. Landcommandeurs van Ootmarsum [l3BB-1730], B. I (1874), 370-371.

Geesink, J. Het burgerboek van Ootmarsum [1396-1542]. V.M. XXIX (1913), 25-48.

Snuif, C. /. Aanvulling op het burgerboek van Ootmarsum [1521-1601], V.M. XXIX (1913), 49-58.

Snuif, C. ƒ. Het gasthuis van Ootmarsum [gesticht 1398], V.M. XXX (1914), 61-65.

Hattink, R. E. Ootmarsum voor het veemgericht [c. 1462]. B. IV (1877), 61-66.

Snuif, C. J. Ootmarsum voor het veemgericht [1463]. V.M. XXXI (1915), 106-107.

Geesink, /. Zegel van Ootmarsum 1509. V.M. XXIX (1913), 86.

Snuif, C. ]. De stadsrekeningen van Ootmarsum 1500-1564.

V.M. XXVIII (1912), na 174-181.

Hattink, R. E. De vicarie van St. Anna te Ootmarsum [1553]. V.M. XXIII (1904), 70-75. Snuif, C. J. De eerste predikanten te Ootmarsum [1597-1612], V.M. XXXI (1915), 99-101. Ootmarsum Hattink, R. E. De vicarie van het heilige kruiste [l6de—lBde eeuw], B. XIII (1901), 58-61. Snuif, C. /. Een tooversche in 1618 [te Ootmarsum]. V.M. XXXVIII (1921), 145-146. Snuif, C. J. Het kantoor der Hessische licenten te Ootmarsum [opgeheven 1648]. V.M. XXX (1914), 66. Hattink, R. E. Predikantsberoeping te Ootmarsum [1705], B. 111 (1876), 341-351.

Snuif, C. J. Het gewapend burgervrijcorps van Ootmarsum. [lBde eeuw], V.M. XLIV (1927), 106-117. Den Deinse, J. ]. van. Een brief uit den Franschen tijd [van

Haag naar Ootmarsum], —V.M. XXXII (1916), 187- 189. 68

der A. de Engelen van Veen, G. ]. van. Uit kerkelijke ge-

schiedenis van Oldemarkt, Paaslo en IJsselham. V.M. XXXIX (1922), 33-126.

Marle, T. W. van. [Kerk en toren] te Raalte. A. (1841), 298.

Slee, ]. C. van. Kerkelijk Raalte in het laatst der 16de en

begin der 17de eeuw. V.M. XXXVI (1919), 3-18.

Nanninga Uitterdijk, ƒ, Premie voor het dooden vaneen wolf [te Raalte] 1640. B. XIV (1907), 284. Hoefer, F. A. Oorlogsschatting door het kerspel Raalte in

Juli 1672 aan de Munsterschen. B. XIV (1907), 102-104.

Markerecht van Rande [schoutambt Colmschate 1643- 1846], S.D.M. 111, 14 (1879), 1-15.

Marle, T. W. van. Het huis te Rechteren. A. (1836),

78-79.

Nanninga Uitterdijk, J. Het erve Roessinck onder Harden- berg [sinds 1367], B. XIII (1901), 288-289. Rouveen zie ook Staphorst.

Ebbinge Wubben, F. A. De pas te Rouveen, en de later daar- bij aangelegde schans, of het fort, bekend onder den

naam van Friesche Kaa, Bisschopsschans, of Schans- beentjesgraven. A. (1854), 159-182.

Ebbinge Wubben, F. A. De oude stads- of veeneweg te Rouveen. A. (1853), 127-176.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Martinus Harlingensis, predikant te Rouveen [1613-1618]. V.M. XXXI (1915), 8-18.

Hoefer, F. A. Geschiedenis van Rijssen. V.M. XL (1923), 1-56.

A. Telting, Stadrecht van Rijssen. S.D.M. I, 9 (1890), 1-15. Hattink, R. E. Marke Rijssen-Notter [1515-1539], V.M. XXII (1901), 107-120. De toren te Rijssen. A. (1850), 187-195. 69

Hattink, R. E. Rutgerus Bramcampius, pastor te Rijssen en de predikanten aldaar [1571-1881]. B. IX (1888), 322-348.

Hattink, R. E. Mededeeling over Rothgerus Braemcamp, pas-

toor te Rijssen. V. 44 (1879), 7-8.

Hogeman, J. Mededeelingen over Rothgerus Braemcamp, pas- toor te Rijssen. V. 45 (1880), 6-7. [Het bedrijf van] ter Horst & Co. Koninklijke jutespin-

nerij en -weverij [te Rijssen]. O. (1931), 13.

S.

Mees Az., G. Schokland. A. (1847), 267-330.

Rientjes, A. E. De Katholieke gemeente op Schokland. V.M. XLIV (1927), 23-34. Moerman, H. J. Schokland [’s volksleven]. O. (1931),

888-889.

Bijlandt, F. van. Het voormalig kasteel Schuilenburg. A. (1842), 132-147. Hattink, R. E. [De marke] Sees [schoutambt Ommen]. V.M. XXIII (1904), 48. Hattink, R. E. Het stuwschut bij Singraven, 1632. B. X (1890), 163-164.

Hoefer, F. A. Geschiedenis van Staphorst. V.M. XXXVIII (1921), 1-14.

Jonker, L. Staphorst, Rouveen en Vriezenveen. V.M. XXXVIII (1921), 15-18. T. Marle, W. van. Staphorst en Rooveen. A. (1841), 298.

Berg, P. W. J. van den. Staphorster volksleven. O. (1931), 873-887,

Ebbinge Wubben, F. A. lets omtrent de gestaakte verveening

inden polder van Staphorst. V.M. VI (1871), 113-118.

Ebbinge Wubben, F. A. Notitie (over) de scholtussen van

Staphorst [lJhorst en Rouveen, 15de—19de eeuw]. —• V. 10 (1862), 8-9. 70

Ebbinge Wubben, F. A. Aanstellingsbrief van eenen schul-

tus van Staphorst [1570]. A. (1849), 185-186.

Ebbinge Wubben, F. A. Naamlijst van predikanten [Stap-

horst 1590-1861, Rouveen c. 1600-1834, IJhorst 1609- 19de eeuw], V.M. V (1870), 41-51.

Doorninck, ]. I. van. Mededeeling over de St. Clemenskerk te Steenwijk [l2de—14de eeuw]. V. 47 (1881), 7-8.

Telting, A. Stadrechten van Steenwijk [1327-1713], S.D.M. I, 10 (1891), I-XIV, 1-361.

Muller Fz., S. Een conflict tusschen het geestelijke en het

wereldlijke recht te Steenwijk in 1502. B. XI (1896), 193-201. Doorninck, J. I. Steenwijksche privilegiën [1523]. B. II (1875), 241-245.

Haitzema Vietor, H. Register op het door Z. ter Steghe in 1579 gecodificeerde koerboeck der stadt Steinwijck. V.M. XXXI (1915), 32-48.

Bijl, A. J. Schoolmeesters in het Duitsch en Latijn te Steen- wijk [1592-1748]. B. II (1875), 278.

Veen, J. S. van. Collecte voor Steenwijk [1595]. V.M. XXVI (1910), 19-20. Geschilderde glazen [o.a. te Steenwijk 1604]. A. (1842), 148-150.

Hasselt, L. van. Hoe Steenwijk aan een „Hensebeecker" kwam [1607]. B. XI (1896), 257.

Haitzema Vietor, H, De crimineele jurisdictie van Steenwijk in

1719. _ V.M. XXXVII (1920), 126-133. Haitzema Vietor, H. Een huwelijksincident in Steenwijk in 1754. V.M. XXXVII (1920), 134-135.

Bijl, A. J. De gemeenteraad van Steenwijk tegenover

Roomsch-Katholieken, Joden en Lutherschen [lBde eeuw], B. II (1875), 274-277. Haitzema Vietor, H. De Bataafsche vrijheid in Steenwijk. V.M. XXXII (1916), 159-179.

Markerecht van Stegeren [schoutambt Ommen, 1501- 1689], S.D.M. 111, 6 (1875), 1-30. 71

T.

Hasselt, L. van. Bewoners en inboedel van het huis Touten-

burg bij Vollenhove omstreeks 1571. B. XI (1896), 55-119.

Hattink, R. E. De kapel te Diexbergen [waarschijnlijk Tub- bergen], B. VIII (1886), 93-94.

Hattink, R. E. Bijdrage tot de kerkelijke geschiedenis van IX Tubbergen sinds de 13de eeuw. V.M. (1874), 53-130; B. X (1890), 338-355.

Hattink, R. E, De vicarie der maagd Maria te Tubbergen [sinds 1571]. B. X (1890), 110-114.

Hattink, R. E. Roeloff ten Ham, pastor te Tubbergen [l6de— 17de eeuw], V.M. XIII (1883), 64-68.

Hattink, R. E. [Wettiging vaneen kind bij huwelijk te Tub- bergen 1780], B. II (1875), 225.

U.

Molhuysen, P. C. Regten door Herman van Kuinre aan Urk

en Emmeleroord gegeven [1415]. V.M. II (1862), 89-97.

Nanninga Uitterdijk, J. Het recht van Urk en Emmeleroord, 1415. B. V (1879), 143-154; 368.

Nog een bijdrage tot de geschiedenis van Urk en Em- meleroord. A. (1855), 226-243.

V.

Nanninga Uitterdijk, J. Veroordeeling van eene duivelbanster

1646 [te Veecaten bij Zalk], B. XIV (1907), 371 -

372.

Markerecht van Verssen [schoutambt Ommen 1418- 1602]. S.D.M. 111, 5 (1875), 1-31. Kuile Jr„ G. J. ter. Overijsselsche oorkondenstudie [Vollen-

hove en ], V.M. XLIX (1932), 1-17.

Dijkrecht van Vollenhove [1363]. S.D.M. 11, 1 (1872), 1-42. 72

Fockema Andreae, S. J. Stadrecht van Vollenhove [1351-16de eeuw], S.D.M. I, 5-6 (1885), I—VII, 1-340, 1-222.

Doorninck, J. 1. van. Burgerboek van Vollenhove 1379-1493. B. IV (1877), 185-202.

Dijkrecht van de zeedijken van Vollenhove, Wanneper-

veen en IJsselham [l4ll]. S.D.M. 11, 8 ( 1888), 1-11.

Doorninck, J. I. van. Onze-lieve-Vrouwe-gilde te Vollenhove [begin 15de eeuw]. B. VII (1883), 21-28.

Veen, J. S. van. Ontslag van Johan Sloet als kastelein van Vollenhove [1557], V.M. XXXVII (1920), 120.

Nanninga Uitterdijk, J. Viering eener eerste mis te Vollen- hoven 1558. B. I (1874), 377-378.

Doorninck, J. I. van. De oudste predikanten van Vollenhove [l5BO-1619]. B. IX (1888), 362-363.

Doorninck, J. I. van. Straffen in criminele zaken (uit de reke-

ningen van den drost van Vollenhove). [l6de eeuw]. B. VIII (1886), 87-93.

Beelaerts van Blokland, H. Het convent Clarenberg te Vol- lenhove [1613-1649], V.M. XLV (1928), 247-254. Hoefer, F. A. [Reglement van] het weeshuis binnen Vollen- hove [l7de eeuw], B. XIV (1907), 124-130.

Het Sint-Antonigild te Vollenhove [l7de eeuw]. A. (1843), 282-286.

Opschriften op klokken te Vollenhove. V.M. V (1870), 36—37.

Geesink, J. De smalle verdeeling van Vollenhove. V.M. XXV (1907), 120-124.

De Stins te Voorst. A. (1837), 122-125. Jonker, L. Vriezenveen. —O. (1931), 789-802.

Jonker, L. Staphorst, Rouveen en Vriezenveen. V.M. XXXVIII (1921), 15-18.

Rientjes, A. E. Opschrift en versiering der groote klok te Vriezenveen [1531], V.M. XLIII (1926), 58-60.

Hattink, R. E. Willem Grevinckhoff, pastor te Vriezenveen [c. 1600], V.M. XIII (1883), 69-70. 73

Vriezenveen in Snuif, C. J. Een geding voor het gerigt van 1703. V.M. XXXII (1916), 84-85. de Jonker, L. Een Vriezenveensche koopman op jacht met XXXVII keizerin van Rusland [1751]. V.M. (1920), 136-137. Jonker, L. Torenklokken te Vriezenveen gegoten in 1796. V.M. XLI (1924), 172-174.

W.

Dijkrecht van de zeedijken van Vollenhove, Wanneper- S.D.M. 11, 8 1-11. veen en IJsselham [l4ll], (1888), Dinxterveen Zwarte- Dijkrecht van Wanneperveen, en sluys 1645. S.D.M. 11, 1 (1872), XI—XII, 52-68. Kuile Jr„ G. J. ter. Overijsselsche oorkondenstudien [Weer-

selo]. _ V.M. XLVIII (1931), 92-102. Weerselo Snuif, C. J. Gemeentebegrooting voor de gemeente V.M. XXV 142. van het jaar 1813. (1909), de Marle, T. W. van. Mededeelingen over buurschappen

Welsum en Marle. A. (1841), 297.

A. van. Buurbrief van de marke Engelen van der Veen, G. J. Welsum [schoutambt Olst, 1621], V.M. XLII (1925), 129-133. Houck, M. E. De sluse int Westervle [kerspel Markelo; 1497], V.M. XXXI (1915), 78. V.M. Hattink, R. E. Kerk en toren te Wierden, 1683.

XXV (1909), 88 . V.M. XXXI Kuile, G. J. ter. Het schottenhuis in Wierden. (1915), 159—161. S.D.M. I, 15 Telting, A. Stadrecht van Wilsum [1321]. (1903), 1-18. kerkte Hoefer, F. A. Enkele aanteekeningen omtrent de Wilsum. V. 83 (1899), 18-26; V.M. XXIII (1904),

46—47.

Wicherlink, G. H. Wittenstein, havezathe in het schoutambt Kamperveen. A. (1850), 196-199. 74

Sioet tot Oldhuis, B. W. A. E. Het oude regt en huishoude- lijke bestuur der marke Woolde in Twenthe. A. (1838), 128-186.

Hoefer, F. A. Enkele mededeelingen over Wijhe. V.M. XXVII (1911), 7-26. Planten, A. Th. Monumenten der Ned. Herv. kerkte Wijhe. V.M. XXXII (1916), 257-259.

Slee, ]. C. van. Het grafmonument van Coenraad Willem

baron van Dedem inde Ned. Herv. kerkte Wijhe. V.M. XXXIV (1917), 6-9.

Nanninga Uitterdijk, ƒ. Het dijkregister van Wijhe [l6ol]. V.M. XXVII (1911), 1-6.

Ceesink, J. Een bolsjewistische preek uit de 18de eeuw [te Wijhe], V.M. XXXVII (1920), Ml-149.

IJ-

Nanninga Uitterdijk, J. IJsselmuiden [reeds anno 796]? V.M. XXVIII (1912), 155. lJhorst zie Staphorst.

Dijkrecht van de zeedijken van Vollenhove, Wanneper-

veen en IJsselham [ 1411], S.D.M. 11, 8 (1888), 1-11.

Dijkrecht van IJsselham [1624], S.D.M. 11,7 (1883), 1-33.

Togeman, ]. Is Seleham dezelfde plaats als IJselham? Oud- heid der buurt Kalenberg [aldaar], V.M. XVII (1889), 25-30.

Engelen van der Veen, G. A. J. van. Uit de kerkelijke ge-

schiedenis van Oldemarkt, Paaslo en IJsselham. V.M. XXXIX (1922), 33-126.

Welcker, C. J. Eenige geslachtkundige aanteekeningen over de familie Jonker te IJsselmuiden [1542-1627]. V.M. XLVII (1930), 286-291.

Dijkrecht van Cellemuiden [lJselmuiden, vóór 1567]. S.D.M. 11, 6 (1883), 1-11. 75

z.

G. A. De van het Engelen van der Veen, ]. van. bezittingen

St. Odulfsklooster te Zalk [aangekocht 1277], V.M. XXXIX (1922), 26-32. S.D.M. 11,5 Dijkrecht van Zalk [1431-1771]. (1879), 1-57. 16de Markerecht van Zalne [schoutambt Zwolle; eeuw], S.D.M. 111, 8 (1875), 1-12. S.D.M. Dijkrecht van Zuidbroek [l7ol]. 11,3 (1873), 1-3. Dinxterveen Zwarte- Dijkrecht van Wanneperveen, en sluijs 1645. S.D.M. 11, 1 (1872), 52-68. Nanninga Uitterdijk, ]. Rechtsgeleerde adviezen overeen 1651. B. IX geval van noodweer [te Zwartsluis] (1888), 62-73.

9. HAVEZATHEN IN HET ALGEMEEN EN

KLOOSTERS BUITEN DE STEDEN.

Ebbinge Wubben, F. A. Beschrijving van de havezathen in Overijssel. A. (1844), 133-156; (1845), 28-46; (1846), 105-144; (1847), 206-240; (1848), 236-242; (1849), 133-149.

Kuile, G. ]. ler. De havezathen van Overijssel. O. (1931), 210-237.

ten Doorninck, J. van, (Geslachtkundige aanteekeningen aan-

zien der leden van de Ridderschap en afgevaardigden die sedert uit de drie groote steden van Overijssel

1610-1794 ten Landdage van dat Gewest zijn geadmit-

teerd) met eenige geschiedkundige berigten aangaande de havezathen der verschreven edellieden. W.

(1871), 1-786.

tusschen Zandt, ]. H. E. van der. De vroegste verhouding

St. Agnietenberg en Windesheim naar eene oorkonde 76

uit het van 1390 stedelijk archief van Zwolle. V.M. V, (1870), 60-118. Albergensia. Stukken betreffende het klooster Albergen. W. (1878), 1-192; 193-376; 373 (sic). 412, I—IX. E. Hattink, R. Twee bescheiden op het klooster Albergen

betrekking hebbende [1506 en 1575], B. I (1874), 318-331.

Hattink, R. E. De Hervorming te Albergen vernomen 1521. B. IV (1877), 367.

Geesink, J. Beeld staande voor het klooster Albergen. V.M. XXXI (1915), 149.

Zandt, J. H. E. van der. Mededeelingen omtrent een Necro-

logium [1407-1572] en cartularium [ 1394-17 e eeuw]

van het klooster te Diepenveen. V. 42 (1878), 4-16. Bysterbos, J. C. Ter Hunnepe. V.M. XVII (1889), 31-103.

Veen, ]. S. van. Bezittingen van het klooster Diepenveen in Gelderland. V.M. XXV (1909), 56-60.

Doorninck. J. I. van. Abdissen van Ter Hunnep [1230-1810]. B. V (1879), 271-274.

Wubbe, P. A. A. M. Rondom een gift van de Johannieterorde

aan het stift ter Hunnepe [1405]. V.M. XLVII (1930), 320-330.

Veen, J. S. van. Een paar bladzijden uit de geschiedenis van het klooster ter Hunnepe [1548-1577]. V.M. XXIV (1909), 1-17.

Doorninck, J. I. van. Koningsprebende in het stift ter Hunnep [1626]. B. 111 (1876), 168; 352.

Campen, J. W. C. van. Uit de laatste dagen van het stift ter Hunnepe [na 1800], V.M. XLVII (1930), 331-372.

Slee, J. C. van. Mededeelingen over het klooster St. Janskamp bij Vollenhove. V.M. 26 (1910), XXX-XXXIII; XXVI (1900), 31-46.

Nanninga Uitterdijk, ]. Arend van Holtzende in ’t Kartuizer-

klooster op den Sonnenberg [bij Oosterholt in Masten- broek] 1575-1579. B. VI (1880), 97-111. 77

Rientjes, A. E. Mededeelingen over het klooster Sibculo. V.M. 46 (1928), XXIX-XLIII. Nanninga Uitterdijk, ]. Diefstal in ’t klooster Sibkelo 1489. B. IV (1877), 361.

Doorninck, J. I. van. [Voorwaarden waarop in het klooster te Sibculo] leekebroeders [opgenomen werden; 16de eeuw], B. VI (1880), 90-92.

Zandt, J. H. E. van der. De vroegste verhouding tusschen St.

Agnietenberg en Windesheim naar eene oorkonde van

1390 uit het stedelijk archief van Zwolle. V.M. V (1870), 60-118.

Uittreksel van eene kronyk van het klooster Windes- heim [lsde eeuw], A. (1845), 92-98. B. Twee der Velthuysen. P. tot nog toe onbekende conventen XVIII kloostervereeniging van Windesheim. V.M. (1891), 39-56.

10. PLAATSEN EN GEWESTEN BUITEN OVERIJSSEL.

Hoefer, F. A. Verkoop van gewijd vaatwerk [uit een Windes- heimerklooster buiten ]. V.M. XXXIX (1922), 204-207.

Doorninck, J. I. van. Dalensche leengoederen [1324], B. X (1890), 89-92.

Ebbinge Wubben, F. A. Lijst van vaste goederen van de abdij Dickninge. V.M. V (1870), 14-19.

Nanninga Uitterdijk, J. Wijze van stemmen ten landdage in Drenthe 1601. B. V (1879), 183-184.

Nanninga Uitterdijk, J. Kaart van Drenthe door Cornelis Pijnacker, 1639. B. IX (1888), 175-176.

Molhuijsen, P. C. Engeland en Engelanderholt. A. (1841), 141-156.

Halbertsma, ]. H. De [bronzen] ring (van) [opgegraven te] Epe. A. (1849), 241-308. 78

Mulder, J. W. Markerecht van Epse en Dommer [schout- ambt 1533-1711], S.D.M. 111, 18 (1890), 1-30.

Slee, ]. C. van. Mededeelingen over het klooster Frenswegen. V.M. 29 (1912), XXV-XXX.

Döhmann, K. Das Totenbuch des Klosters Frenswegen. V.M. XXXVII (1920), 17-85.

Visser, J. Beschrijving der grafsteden, lijken en andere over- blijfsels, welke ontdekt zijn bij de verbetering der Fran- sche kerkte ’s Gravenhage. A. (1844), 1-47.

Geesink, ]. Subsidie voor de haven van [door de

Staten van Overijssel 1651]. V.M. XXXI (1915), 148.

Hoefer, F. A. Mededeelingen omtrent . V. 72 (1893'). 4-12.

Hoef er, F. A. Mededeelingen over het huis van den hertog te Hattem. V. 76 (1895), 8-16.

Hoef er, F. A. Mededeelingen over de [geschiedenis] (her-

stelling ) van de kerkte Hattem [ sinds de 11de eeuw]. V. 78 (1896), 8-14.

Ebbinge Wubbert, F. A. Bijdrage omtrent de belegering van Hattem in September 1786. V.M. V (1870), 1-11.

Hoefer, F. A. Bijdrage tot de onlusten te Hattem op het einde

der vorige [lBde] eeuw. V.M. XIX (1896), 88-170. Meyer, G. A. Het fraterhuis Hulsbergen bij Hattem. V.M. XXXIX (1922), 127-203.

Kuile, G. ]. ter. Mededeelingen over de heerlijkheid Lage. V.M. 29 (1912), XVII-XXIV.

Nanninga Uitterdijk, J. Organist van ’t klooster Mariengaarde in , 1570. B. XIV (1907), 189-190.

Strafregt van de 16de eeuw [te ], A. (1843), 289-293. 79

Hattink, R. E. Collecte voor den verbranden toren te Uelsen, 1682. B. XIV (1907), 1-8.

Houck, M. E. Mededeelingen over het „Veenhuis” [te Twel-

lo, en zijn bewoners 1581-1762]. V. 67 (1891), 17-19.

Nanninga Uitterdijk, ]. Hoe men onder het 'dijkgraafschap van

de Veluwe zich van het onderhoud vaneen dijk kon ontdoen, 1649. B. XIV (1907), 372. B. ONTWIKKELING, BESCHAVING EN RECHTSINSTELLINGEN.

1. ARCHIEVEN. HANDSCHRIFTEN.

Doorninck, J. van. Belangrijkheid der Overijsselsche archieven

uit mercantieel en wetenschappelijk oogpunt beschouwd. A. (1840), 190-209.

Bijsterbos, J. C. Een woord over de Overijsselsche archieven

en hunne rangschikking en catalogisering. V.M. VII (1872), 1-14.

Bijsterbos, J. C. Mededeeling over rijks- en provinciale archie-

ven. V. 46 (1880), 3-15. Haga, A. De Rijksarchiefbewaarplaats in Overijssel. O. (1931), 172-184.

Ebbinge Wubben, F. A. lets omtrent het provinciaal archief

van het gewest Overijssel. V.M. VI (1871), 119-131.

Doorninck, J. van. Rapport over de Munstersche archieven. A. (1851), 1-22.

Aanteekeningen van algemeenen aard uit Erhard’s H. S. Repertorium der Urkunden des Königlichen Provincial

Archivs zu Münster, Fürstenthum Münster, Erster Band, sedert jaar 801-1400. A. (1851), 23-24.

Register van Overijsselsche Oorkonden I (1-369); II (370-380); 111 (891-1118); IV (1119-1291). (1873.

1875, 1884, 1886). afzonderlijke uitgave O.R. en G.

Dedem, A. van. Registers van charters en bescheiden der

Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis. W. (1913), I—XIX, 1-432.

Campbell, M. F. A. G. Overijsselsche handschriften [in de Kon. Bibl.]. V.M. IX (1874), 131-132. Bijsterbos, ]. C. Verslag omtrent sommige geschiedkundige

aanteekeningen [handschriften] over Overijssel. V.M. I (1860), 51-61. 81

2. TIJDREKENKUNDE. WAPENS, ZEGELS, MUNTEN EN PENNINGEN. MATEN EN

GEWICHTEN.

Doorninck, ]. I. van. lets over tijdrekenkunde [ontleend aan

memorieboek 1501-1548 van het klooster Sibculo]. B. IV (1877), 203-216.

Vorsselman de Heer, P. O. C. Over ’t bepalen van den dag

en datum der vaste en bewegelijke feestdagen. A. (1839), I—XLIV.

Hoefer, F. A. Mededeelingen over „maanjaren”. V. 83 (1899), 14-15.

A. Marle, T. W. van. Het wapen van Overijssel. (1841), 295-296.

Doorninck, J. I. van. Het wapen van Overijssel. B. IV (1877), 254-261.

Rhijn, ]. M. van. Overijsselsche gedenkpenning [met be-

schrijving van Overijsselsche stadswapens]. A. (1842), 49-57.

Doorninck, ]. I. van. Bijdragen tot een Overijsselsch wapen- boek. B. II (1875), 336-401; 111 (1876), 315-340; B. V (1879), 80-88; 363.

Hoefer, F. A. Mededeelingen over de wapens der provincie,

ridderschap en steden en kleine steden van Overijssel. V. 79 (1897), 11-15.

Hoefer, F. A. Mededeelingen over de ontworpen gemeente-

wapens inde provincie Overijssel. V. 82 (1898) 18-32.

Zegelkunde. A. (1845), 49-51. Wicherlink, G, H. Sphragistische Aphormismen. A. (1845), 52-64.

Doorninck, ]. I. van. [Recept voor] zegelwas [lBde eeuw]. B. VII (1883), 184. 82

Graswinclcel, D. P. M. Leenzegel van Overijssel tijdens de Munstersch—Keulsche overheersching (1672-1674). V.M. XL (1923), 144-162; XLV (1928), 258-259.

Nanninga Uitterdijk, J. Zegels van provinciale Sinode en van de classes in Overijssel [1622-1625], B. IV (1877),

84-86.

Rhijn, J. M. van. Oude munten 13de—17de eeuw. A. (1844), 97-107; (1845), 1-27; (1846), 147-151; (1847), 241-254; (1848), 178-184; (1849), 123-132; (1850), 63-72; (1851), 63-70; (1852), 169-175; (1854), 183-190.

Doorninck, J. I. van. Muntmeesters-instructie van 1534. B. I (1874), 279-281.

Houck, M. E. Waardebepaling van den „Airnhemsgulden”

anno 1540. V.M. XLVII (1930), 385-386.

Jordens, Hendrik G. lets over de Schreckenbergers [l6de eeuw]. —V.M. VII (1872), 15-18.

Slee, J. C. van. Gedenkpenning der Munstersche Wederdoo-

pers [van 1534], V.M. XXXVIII (1921), 75-78.

Cost Jordens, W. H. Penning op de verovering der Spaansche zilvervloot [1629], A. (1849), 95-96. A. Rhijn, ]. M. van. Overijsselsche gedenkpenning. (1842), 49-57; (1843), 93-99 Bosscha, P. Overijsselsche gedenkpenningen. A. (1843) 287-288.

Houck, M. E. Bonnsche maat [l6Bo]. V.M. XXXII (1916), 95-96; XXXVIII (1921), 150.

Doorninck, J. I. van. [Herleiding van] Oude [Overijsselsche]

maten en gewigten. B. 111 (1876), 243-245.

Campen, ]. W. C. van. Overijsselsche maten en gewichten ten

tijde van de invoering van het metrieke stelsel [lBl4]. V.M. XLVII (1930), 276-285. 83

3. GESLACHTKUNÖE. BIOGRAFISCHE GEGEVENS.

Bijsterbos, ]. C. Bronnen voor genealogisch onderzoek. V. 42 (1878), 16-26.

Doorninck, J. I. van. Genealogische kritiek. B. IX (1888), 366-367.

Doorninck, J. 1. van. Geslachtkundige aanteekeningen ten

aanzien van de gecommitteerden ten landdage van Over- ijssel, 1610-1794. W. (1871), 1-786.

Uittrekselen omtrent adellijke personen ineen naauw

verband staande tot gelijktijdige en latere personen van aanzien in Overijssel. A. (1850), 60-62.

Uittrekselen ten aanzien der vrouwen, kinderen en naaste

bloedverwanten van eenige Overijsselsche adellijke fa- miliën. A. (1851), 58-60.

Nanninga Uitterdijk, ). Album-inschriften van eenige Over- ijsselaars [l6de—17de eeuw]. —B. 111 (1876), 110-113.

Hogeman, J. De familie van Paus Adriaan VI. V. 70 (1892), 7-9.

Nanninga Uitterdijk, J. Johannes van Amerongen, student aan de universiteit te Parijs, 1462. B. VI (1880), 265-267.

Doorninck, J. I. van. Geslacht Assinck (Zwolle). B. VIII (1886), 366-367; X (1890), 372.

Cost Jordens, W. H. Lijkdicht [van G. D. Jordens] op W. G. J. Bentinck (1781), A. (1837), 201-202.

Kuile, G. ]. ter. Album amicorum van Maria van Besten. V.M. XXXV (1918), 47-67.

Hattink, R. E. Geslacht von Bönninghausen. B. IX (1888), 177-192.

Keppel, /. R. van. Brief van Wyllem van Bouckhorst van 10 Mei 1550. V.M. XXVIII (1912), 157-161; XXIX (1913), 83-85. Kronenberg, H. Geslacht ten Brink. V.M. XXX (19H) 116-119. 84

V G. ten Bruggencate Hz. Een Overijsselsch dichter kortelijk herdacht. A. (1855), 266-275.

Geesink, ]. Dr. F. Buitenrust Hettema (1862-1922).— V.M. XL (1923), XIV—XVI. I. Uit de Doominck, J. van. briefwisseling van van der Capel- len tot den Pol. B. I (1874), 306-317; B. V (1879), 354-355.

Doominck, ]. I. van. Vander Capellen tot den Pol; bibliogra-

phische proeve. B. II (1875), 125-150. Dirks, J. Mr. W. H. Cost Jordens. B. 111 (1876), 155-159. Beversen, N. J. In memoriam Dr. Nicolaas Adrianus Cramer. V.M. XXV (1909), XLVI—LV. Geslachtkundige aanteekeningen Cramer. B. XIII (1901), 305-315.

Ver Loren, J. Het oud-adellijke geslacht de Daventria [l3de— 14de eeuw]. V. 57 (1886), 7-12.

l Molhuysen, P. C. Jacobus van Deventer ) of Daventriensis [l6de eeuw], A. (1839), 55-61. Nanninga Uitterdijk, J. lets betreffende den kaartemaker Mr.

Jacobus van Deventer. B. I (1874), 349-357. F. M. XXIII Hoefer, A. Jacobus van Deventer. V. (1904), 80.

Molhuysen, P. C. Het album amicorum van Samuel van Diest [l7de eeuw]. B. XIII (1901), 1-25.

Hattink, R. E. Mr. J. I. van Doominck, 27 Maart 1840—16 November 1889. B. X (1890), 287-315.

Nanninga Uitterdijk, J. In memoriam [Mr. Jan Izaak van Doominck]. B. X (1890), 284-286.

Houck, M. E. Genealogie van het geslacht Dorre [sinds de 15de eeuw], B. XII (1898), 14-19.

Moerman, H. J. In memoriam Mr. G. A. J. van Engelen van der Veen. V.M. L (1933), 1-5. Hattink, R. E. Het Geslacht Eschede. B. XIII (1901), 35-53.

x ) Zie ook blz. 7. 85

Het Overijsselsch en Geldersch adellijk geslacht van Essen. V.M. IV (1867), 77-89. Nanninga Uitterdijk, J. Lodewijk Gansneb Tengnagel tot Marxveld, 1680. B. V (1879), 139-142. Knuif, W. In memoriam Pastoor E. Geerding. V.M. XXXIV (1917), 2-3.

Doorninck, J. I. van. Geslacht de Groote. B. II (1875), 402-403.

Doorninck, J. I. van. [Het geslacht] Hacke. B. VII (1883), 163-169.

Doorninck, J. I. van. [Het geslacht] van Haerst (van Haer- solte). B. VII (1883), 163-169.

Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. Aan J. Hiddes Halbertsma (Mei 1837). A. (1838), 187-189. Has- Nanninga Uitterdijk, ]. Requiescat in pace [Mr. L. van selt]. B. XIII (1901), vóór 1. Nanninga Uitterdijk, J. In memoriam Mr. R. E. Hattink. V.M. XXV (1909), XLII—XLV. Schoengen, M. In memoriam Th. E. F. Heerkens. V.M. XXVI (1910), LIII—LXI.

Doorninck, ]. I. van. Album amicorum van Allard Hellendoorn. B. VII (1883), 79-86.

Nanninga Uitterdijk, J. Album amicorum van Daem ter Heren- haeff, 1563, 1564. B. X (1890), 331-337.

Hoefer, F. A. In memoriam Arend Heysman [museumbewaar- der te Zwolle]. V.M. XXXIV (1917), 1. I. Holle B. Doorninck, ]. van. [Het geslacht] (Holleken). VII (1883), 163-169.

Nanninga Uitterdijk, J. Geslacht ten Indyck. B. II (1875), 151-163; B. V (1879), 358-359.

Doorninck, ]. I. van. [Brieven van] Gerrit David Jordens, 1772-1778 [aan Jean Royer, Waalsch predikant te ’s-Gravenhage]. B. VII (1883), 1-20.

Op de beeldtenis van Wolter ten Kate. A. (1837), 203-205. 86

Spitsen, O. A. Een afbeelding van Thomas a Kempis. V. 44 (1879), 4-6.

Kalff, G. Een gedenkteeken voor Thomas a Kempis. V.M. XXXV (1918), losse bijlage.

Meyer, G. A. Over de portretten van Thomas a Kempis. V.M. XXXVII (1920), 13-16.

Mees, Ph. A. Onthulling van het gedenkteeken voor Thomas

a Kempis. V.M. XXXVII (1920), 3-10. P. Cuypers, ]. Het Thomas a Kempis-monument. V.M. XXXVII (1920), 11-12.

Slee, ]. C. van. Ter herinnering aan Thomas a Kempis. V.M. XXXVII (1920), 1-2 [in dichtvorm]. H. Herman Hofman, J. Ter uitvaart van Jr. Frans Kockman en

diens zoon Hendrik B. V (1879), 258-267.

Doorninck, J. I. van. Geslacht Kruse. B. I (1874), 190-191.

Doorninck, J. I. van. Geslacht Knoppert. B. IV (1877), 268-280; B. V (1879), 365. Houck, F. G. /. Genealogie Lamberts. V.M. XXXII (1916), 190-230; XXXIV (1917), 4-5. Hattink, R. E. Geslacht Ledeboer. B. IX (1888), 355-361.

Kronenberg, H. Een tak van het geslacht van Loghem. V.M. XXXI (1915), 150-155. Kronenberg, H. Het geslacht Marienburgh. V.M. XXV (1909), 105-119.

Hoefer, F. A. Een album amicorum van Mr. G. W. van Marle [1798]. B. XI (1896), 258-288.

Nanninga Uitterdijk, J. Adelsbrief van Hendrik Martens, 1532. B. VI (1880), 60-71.

Doorninck. J. I. van. Het geslacht Meeuwsen. B. VI (1880), 361-366; X (1890), 367-368.

Slee, J. C. van. In memoriam pater G. A. Meyer. V.M. XLII (1925), XXI—XXII.

Doorninck, ]. I. van. Geslacht Morrhe. B. I (1874), 190- 191.

Doorninck, ]. I. van. Geslacht van Muiden. B. VI (1880), 357-361; X (1890), 367. 87

Doorninck, ]. 1. van. Geslacht Mulart. B. I (1874), 287-288; 384.

Mulert, F. E. [Mr. Gerard Mulaert] een Overijsselaar als

keizerlijk gezant tijdens de „Grafenfehde” [1534]. V.M. XXVI (1910), 154-163.

Doorninck, ]. I. van. Willem Nagge. B. IV (1877), 266- 267. Hoefer, F. A. In memoriam Mr. J. Nanninga Uitterdijk. V.M. XXXVI (1919), 1-2.

Bosscha, P. Emilia van Nassau, een historisch verhaal [1597]. A. (1836), 149-160.

Doorninck, J. I. van. Geslachtkundige aanteekeningen Nilant. B. VIII (1886), 243-256; X (1890), 369-370.

Kronenberg, H. en Roëll, H. H. Bijdrage tot de genealogie Nilant. V.M. XLV (1928), 127-158.

Doorninck, J. I. van. Geslacht van Oldeneel. B. I (1874), 287-288; 384.

Doorninck, J. I. van. Geslacht Paffraet. B. I (1874), 288; B. V (1879), 352-353.

Slee, ]. C. van. Het Album amicorum van Macharias Pinninck. V.M. XXX V( 1918), 31-46. Hattink, R. E. Geslacht Putman. B. XIII (1901), 291-304. Kronenberg, H. Het Overijsselsch geslacht Putman. V.M. XXXVIII (1921), 88-116. Herbert Molhuysen Jr„ P. C. Staat van bezittingen van van Putten, 1313. B. XIII (1901), 63-82.

Moulin, E. Herbern van Putten of de belegering van Putten- stein [1375]. —A. (1838), 101-127.

Lintum, C. te. Mr. J. W. Racer als patriot. V.M. XXI (1900), 89-128.

R G. Leopold Casimir, graaf van Rechteren. A. (1854), 273-275. Nanninga Uitterdijk, ]. Geslacht Ridder. B. XIV (1907), 157-164.

Nanninga Uitterdijk, J. Het tweede huwelijk van Wilhelm 88

Ripperda tot Boxbergen, Hengelo, Boekelo enz. 1668 1669. B. XIV (1907), 316-332. Kronenberg, H. Het geslacht Rouse. V.M. XL (1923), 184-203.

Ebbinge Wubben, F. A. Philippus Rovenius en zijne naaste bloedverwanten. V.M. IV (1867), 90-94.

Doorninck, J. I. van. Geslacht Sandberg. B. I (1874), 382- 383.

Bruggencate Hz., G. ten, Radboud Herman Schele. A. (1837), 51-54.

Graswinckel, D. P. M. De erfenis van aartsbisschop Schenk

van Tautenburg. V.M. XXXIX (1922), 229-256. I. B. VI Doorninck, ]. van. Geslacht Schimmelpenninck. (1880), 373-376.

Kronenberg, H. In memoriam Dr. J. C. van Slee. V.M. XLVII (1930), 1-4

Kuile, G. J. ter. In memoriam C. J. Snuif. V.M. XLVII (1930), 5-10. Waller, H. Fragment genealogie Sprakel. V.M. XXXII (1916), 231-256.

Doorninck, J. I. van. Geslacht Strockel. B. II (1875), 88-92; B. V (1879), 354. Kuile, G. ]. ter. [G. A. Chr. A. markies de Thouars, geb.

1807]. Een zoon van het Singraven. V.M. XXXII (1916), 58-67. I Doorninck, J. I. van. Geslacht van Twenhuisen. B. (1874), 85-87; B. V (1879), 351-352.

Doorninck, ]. I. van. Twickelo [naamsafleiding]. B. V (1879), 350.

Nanninga Uitterdijk, ]. Een en ander omtrent Johan van Twickelo tot Borgbeuningen, 1621-1622. B. VIII (1886), 257-265.

Nanninga Uitterdijk, ]. Het album amicorum van Jhr. Dirk Uitenhage de Mist, 1632-1636. B. VII (1883), 281- 322. 89

Doorninck, J. I. van. Geslacht Verhoef. B. II (1875), 282- 284; B. V (1879), 362.

Levensberigt van Joannis Vollenhove [l7de eeuw]. A. (1842), 58-61. Ebbinge Wubben, F. A. Het aloude Overijsselsche geslacht

van Vollenhoven. A. (1843), 79-92.

Doorninck, J. I. van. Geslacht Voltelen. B. VI (1880), 366-373; X (1890), 368.

Haersolte van Zuthem, van. Een paar ophelderingen over de

Overijsselsche geschiedenis [over de heeren van Voorst, 14de eeuw], A. (1845), 72-75.

Doorninck, J. I. van. Geslacht van Voorst. B. I (1874), 192.

Haasloop Werner, G. Herman en Pelgrom de Vos van Steen-

wijck van Putten [l4de eeuw]. A. (1843), 1-15.

Doorninck, J. I. van. Geslacht de Vos van Steenwijk. B. I (1874), 88. Nanninga Uitterdijk, J. Geslacht de Wende. B. XIV (1907), 157-164. Wicherlink, G. Geslacht Wicherlinck. B. IX (1888), 264- 277.

Doorninck, J. I. van. Geslacht van Wilssem. B. I (1874), 384; B. V (1879), 353.

Doorninck, ]. I. van. Album amicorum van Hermannus Win- hovius Transsisulanus [l6de eeuw], B. VIII (1886), 272-278.

4. ZEDEN, GEBRUIKEN, GEWOONTEN, FOLKLORE.

Molhuysen, P. C. Folklore in Overijssel. A. (1850), 200- 202.

Doorninck, J. I. van. „Paepsche superstitiën omtrent de begra-

vinge der dooden” [1676-1679], B. IV (1877), 261 - 262.

Kronenberg, H. Kosten eener deftige begrafenis inde 18de

eeuw. —V.M. XXXVII (1920), 121-125. 90

Cost Jordens, W. H. Dobbelspel. V.M. V (1870), 23-35.

Deinse, J. J. van. Over dondersteenen en bijgeloof. V.M. XXXI (1915), 1-7.

Doorninck, J. I. van. Doop door vroedvrouwen [1602], B. IX (1888), 277.

Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. Bijdrage tot de kennis van den duivel. A. (1853), 98-116.

Benthem, G. Beschrijving van de thans nog in gebruik zijnde

feesten of malen, onder de landlieden inde gemeente

Markelo, bij gelegenheid van geboorte, doop, huwelijk

en begraving. A. (1845), 147-175.

Doorninck, ]. I. van. [Recepten van] gebak uit den ouden tijd. B. VII (1883), 94-95.

Nanninga Uitterdijk, J. Giften bij de geboorte vaneen princes

van Oranje, 1770. B. XIV (1907), 349-351.

Doorninck, J. I. van. Een Jan-Plezier uit de 16de eeuw.

B. X (1890), VI en 88.

Hattink, R. E. Kerkhoven in en na 1798 [in Overijssel], B. X (1890), 137-159.

Hattink, R. E. Kruisen op kerkhoven. V.M. XVII (1889), 104-109. Haasloop Werner, G. Sunte Maartenslied, welk door de kin- deren te Medemblik, tegen slagttijd langs de straten

gezongen wordt. A. (1846), 93-100. Halbertsma, ]. H. Paascheyeren. A. (1840), 154-188.

Made, T. W. van. Paaschvuren. A. (1841), 296.

Halbertsma, ]. H. Ringmunten en oorijzers. A. (1853), 278-303.

Doorninck, J. I. van. [Spreuk] op het wagenkistje vaneen boerenwagen, 1795. B. VII (1883), 96.

Doorninck, ]. I. van. Tabak [in Overijssel gebruikt 1584]. B. VI (1880), 267.

Verwijs, E. Theophilus- en Faustsage. A. (1855), 151-204. 151-204. Tooverij [1595]. —A. (1850), 203-205. 91

Molhuysen, P. C. Bepalingen tegen overdaad en weelde te Overijssel. A. (1850), 73-128. Halbertsma, J. H. De witte wiven. A. (1837), 217-252.

Nanninga Uitterdijk, J. lets over sporen van zon- en maan- dienst bij de Germanen. B. VI (1880), 281-289. Nanninga Uitterdijk, J. Hoe de Zondag ontheiligd werd in 1669. B. XIII (1901), 372-376.

5. ARCHAEOLOGIE. DE HUNENBORG.

Holwerda, J. H. Oudheidkundige verschijnselen in Overijssel. O. (1931), 152-171. Mulder, J. W. Overblijfselen der oudheid in Overijssel. V.M. XVII (1889), 1-15.

Kuile, G. ]. ter. Twentsche oudheden. V.M. XXV (1909), 1-26.

Kuile, G. J. ter. Mededeelingen over praehistorische vondsten inde laatste tien jaar in Twenthe’s bodem geconstateerd. V.M. 41 (1923), XXII—XXVI.

Voorwerpen van brons [onder de gemeente Markelo op- gedolven]. A. (1847), 255-262.

Stork, J. H. Germaansche en Romeinsche oudheden, gevonden

inde gemeente Weerselo. A. (1845), 193-200. Eeze Giffen, A. E. van. Het verstoorde hunebed op de bij Steenwijk. V.M. XLI (1924), 56-71.

Holwerda, J. H, Opgraving in 1917 van het urnenveld te Haarle. V.M. XXXV (1918), 1-12.

Holwerda, J. H. Opgravingen te Rijssen. —V.M. XLI (1924), 45-55.

Weeling, ]. De Hunenborg in Volte. A. (1837), 1-50.

Helderman, J. Nog iets over den Hunnenborg in Volte. A. (1838), 218-227. De Hunenborg. A. (1848), 203-204. Holwerda, J. H. De Hunenborg in Twenthe.. V.M. XXXIII (1917), 1-31 + 18 afbeeldingen. 92

6. GEOLOGIE. AARDRIJKSKUNDE, RIVIEREN, DIJKEN, GRENZEN. LANDWEREN.

DIEREN EN PLANTEN.

Tesch, P. Geologisch overzicht [van Overijssel], O. (1931), 7-34.

Becks. Over tertiaire lagen inde Nederlandsche provinciën

Gelderland en Overijssel. A. (1844), 123-132.

Staring, W. C. H. Eenige aanmerkingen op het berigt van

prof. Becks betreffende de tertiaire lagen van Gelder-

land en Overijssel. A. (1844), 197-204.

Molhuysen, P. C. De opdelving van grind in Overijssel A. (1844), 108-122.

Schuiling, R. Aardrijkskundige gesteldheid [van Overijssel]. O. (1931), 35-106.

Buitenrust Hettema, F. Mededeelingen van de oude geographi-

sche indeeling van het Noorden van Overijssel. V. 84 (1899), 3-7. Moerman, H. J. Uit de geschiedenis der Zuiderzee. V.M. XLIV (1927), 1-22.

Moulin, E. Fossa Drusiana, Sala fluvius en lacus Flevum A. (1850), 129-164. Nanninga Uitterdijk, J. De Nabaliae flumen bij Tacitus V.M. XXVII (1911), 27-31. fordens, E. A. De IJssel, als handelsweg en als waterweg van

de vroegere tijden tot heden. A. (1852), 73-168.

Hoefer, F, A. Een bijdrage tot den voormaligen loop van den IJssel. V.M. XXIII (1904), 38-45.

Tadama, R, W. Bijdrage tot de kennis van den ouden loop van

den IJssel tusschen Westervoort en Deventer. A. (1852), 1-28.

Molhuysen, P. C. Bijzonderheden omtrent den vroegeren toe-

stand der landstreken aan den IJssel. A. (1838), 29-76. 93

Molhuysen, P. C. Bijvoegsel tot het stuk van den ouden toe- stand der IJsselstreken. A. (1838), 325-328.

Doorninck, J. van. Welke zou de hoofdoorzaak van het verval

der bevaarbaarheid van den IJssel zijn? A. (1839), 62-126.

Marle, T. W. van. Wanneer zal langs den IJssel eene over-

strooming komen als die van Ofen en Pest in 1838? A. (1840), 203-209.

Engelen van der Veen, G. A. J. van. De bedijking van den

IJssel en zijn monden. V.M. XLI (1924), 1-44. Nanninga Uitterdijk, ]. De landmeter Thomas Berentsz. 1611

[en de kaart gemaakt naar aanleiding van het geschil

tusschen Overijssel en Gelderland over het territoir,

waarop het klooster ter Hunnepe stond]. B. VIII (1886), 12.

Hoefer, F. A. Een bijdrage tot de grensgeschillen tusschen

Gelderland en Overijssel inde XVlde eeuw. V.M. XXII (1901), 79-101.

5/oef tot Oldhuis, B. W. A. E. „Wat heeft men onder lande-

weren te verstaan?” V. 33 (1874), 6-7; 34 (1874),

7-12.

Doorninck, ]. I. van. Mededeelingen over landweren in Over- ijssel. V. 35 (1875), 6-9.

Doorninck, J. 1. van. Landeweren. B. VIII (1886), 184.

Een Nanninga Uitterdijk, ]. en ander over landeweren. B. XIV (1907), 165-172.

Buitenrust Hettema, F. Mededeelingen over landweren in Overijssel. V. 100 (1907), 4-5.

Deinse, J. J. van. Mededeelingen over landweren. V.M. 28 (1911), XV—XXI.

Hoef er, F. A. De landweer als deel vaneen vesting. V.M. XXVIII (1912), 187. 94

Hoogenraad, H. R. Flora en fauna van Overijssel, buiten Twenthe. O. (1931), 121-151. Molhuysen, P. C. Bevers in Overijssel. A. (1840), 95-98.

7. HANDEL. DE HANZE. VERKEER.

LANDBOUW EN VEETEELT.

Molhuysen, P. C. en Doorninck, ]. van. Charters en bescheiden

over de betrekking der drie Overijsselsche steden, bij-

zonder Kampen, op het noorden van Europa, 1251-1398. W. (1861), 1-107.

Doorninck, J. I. van. Bouwstoffen voor een handelsgeschiede-

nis van Overijssel B. VIII (1886), 185-205, IX (1888), 118-126; 281-321; X (1890), 316-323.

Doorninck, J. van. lets over het verbeteren der handelscom-

municatiën van de provincie Overijssel met Duitschland [ 16de eeuw]. A. (1841), 253-287.

Molhuysen, P. C. Hanse-zaken [lsde eeuw]. A. (1846), 1-48.

Nanninga Uitterdijk, J. Melchior Pelgrim, predikant van het Hanzekantoor te Bergen, (1548-1556). V.M. XXX (1914), 15-18. het der Nanninga Uitterdijk, J. De inventaris van misgewaad

kapel van het Hansekantoor te Brugge [1574]. B. I (1874), 20-27.

Bijsterbos, J. C. Mededeelingen over wegen en Hessenwegen in Overijssel. V. 44 (1879), 13-19.

Hogeman, ]. Mededeeling over Hessewegen. V. 45 (1880), 7.

Nanninga Uitterdijk, ]. Postwagen van Groningen over Has-

selt en Kampen naar [1665], B. VII (1883), 323-329.

Dam, I. van. De weg van Deventer naar de Duitsche grens

via Enschede, resp. Oldenzaal, als onderdeel van den 95

heirweg van Parijs naar Berlijn in 1813. V.M. L (1933), 65-88.

Brauwer, F. de. Handel en verkeer in Overijssel. O. (1931), 390-406.

Louwes, S. L. Landbouw en veeteelt [in Overijssel]. O. (1931), 262-321.

8. NIJVERHEID. VAKBEWEGING.

Steketee, H. De nijverheid in Overijssel. O. (1931), 363- 380.

Schuiling, R. Geschiedenis der Overijsselsche nijverheid. O. (1931), 322-362.

Doorninck, ]. van. Denkbeelden over de opkomst van bevol-

king en nijverheid ten platten lande in Overijssel. A. (1837), 126-185.

Geesink, J. Adres der Gildemeesters en linnenfabricqeurs in Overijssel a°. 1751. —V.M. XXXI (1915), 131-147.

Sluis, W. van der. De moderne vakbeweging inde katoen- industrie [in Overijssel]. O. (1931), 430-440. Engels, A. H. J. De geschiedenis der R.K. arbeidersbeweging

in Overijssel. —■ O. (1931), 441-451.

Amelink, H. De christelijke vakbeweging in Overijssel. O. (1931), 452-459.

9. KINDERBESCHERMING, HYGIENE, SPORT.

Veth, H. V. Kinderbescherming in Overijssel. O. (1931),

1056-1060.

Schuurmans Stekhoven, W. De gezondheidszorg in Overijssel. O. (1931), 1061-1073.

Roest, Ph. ]. G. De sport in Overijssel. O. (1931), 1082- 1088. 96

10. RECHT.

N.B. Voor Markerecht zie ook afd. AB.

Verslag omtrent een uitgave der [Overijsselsche] stad-,

dijk- en markeregten. W. (1866), 1-14.

Bijsterbos, J. C. Mededeelingen over recht en rechtsbedeeling in Overijssel vóór de invoering der Fransche wetten. V. 70 (1892), 9-24.

Bijsterbos, J. C. Mededeelingen over het recht [en den vroe-

geren rechtstoestand] in Overijssel [lsde en 16de eeuw]. V. 44 (1879), 8-13.

Hattink, R. E. „Aller sclatre nut”. B. XIV (1907), 299.

A. sententies door den ambtman Haga, Appel van gewezen

van het stift Essen. V.M. XLIV (1927), 99-105. Nanninga Uitterdijk, ]. Bankeroet volgens Overijsselsch recht, 1627. B. VIII (1886), 232.

Nanninga Uitterdijk, ]. De beterschap van onroerend goed. V.M. XXVI (1911), 32-36. B. V Doorninck, ]. I. van. Nog iets over bodgoederen. (1879), 278-279.

Nanninga Uitterdijk, J. Eenige aanteekeningen over den eed. V.M. XIX (1896), 55-59. Houck, M. E. Jooden Eed. V.M. XXXVIII (1921), 150.

Oude formaliteiten bij het doen van donatiën. A. (1852), 67-72. B. 111 Doorninck, J. I. van. Het gerigt van disperatie.

(1876), 160-162. (N.B. Zie ook B 7 anno 1494). Hattink, R. E. Doodslag bij ongeluk of uit ongelijk. V.M. XXII (1901), 32-33.

Hasselt, L. van. Genade voor recht [1615]. B. XI (1896),

192. B. VI Doorninck, J. 1. van. Hagepoorters. Paalburgers. (1880), 150-151.

Zandt, J. H. E. van der, „Een wtsprake bisscops Frederics van 97

twisten anruerende onsen hoeuen [1333]. V.M. VI (1871), 1-3. de Meyer, /. D. Advies van Mr. J. D. Meyer, betrekkelijk hofregten in Overijssel. V.M. II (1862), 84-88.

Hattink, R. E. Advies van Mr. J. D. Meyer over hofhorigheid [1822]. B. VIII (1886), 266-271.

Ribbius, H. Twee memoriën van het departementaal geregts- hof in Overijssel betrekkelijk de hofregten. V.M. II (1862), 65-83.

Onuitgegeven memorie van Racer over de hofhorig- heid. V.M. II (1862), 17-62. Racer de Massink, W. H. ]. Een advies van Mr. J. W. over hoorigheid, 1805. V.M. XLV (1928), 232-244.

Doorninck, J. I. van. Horigheid [1382], B. IV (1877), 231-232.

Nanninga Uitterdijk, J. Acten van vrijlating van keurmedig-

heid inde 14e eeuw. B. IX (1888), 79-93.

Tadama, R. W. Een maan- en klaagbrief uit de vijftiende

eeuw. A. (1853), 268-277. Racer, J. W. Aanmerkingen omtrent de grondbeginselen der

zes eerste titels van het landrecht van Overijssel [uitge-

geven door J. van Doorninck], W. (1866), 1-179.

Doorninck, }. I. van. Mededeeling over de verschillende uit-

gaven van het landrecht van Overijssel (1630, 1635, 1641, 1676, 1724). V. 46 (1880), 17-20.

Doorninck, J. I. van. De tweede uitgave van Winhoff’s Land-

recht van Averissel. B. I (1874), 186.

Hattink, R. E. Mededeelingen over het landrecht van Over-

ijssel van Winhoff. V. 77 (1896), 16-21.

Doorninck, J. I. van. Winhoff’s „Landtrecht van Averissel”. B. IX (1888), 280.

Smits, ]. ]. lets over eene oude uitgave van den Overijssel- V.M. schen landbrief van 6 Juni 1478 met facsimile. VIII, (1873), 19-24.

Doorninck, J. I. van. De landregten van Overijssel [voor 98

1559]. B. 111 (1876), 114-127; VII (1883), 136-162.

Wulfften Palthe, A. A. W. van. Mededeelingen overeen

memorie van verantwoording van dr. J. W. Racer, inge-

diend 25 November 1789, betreffende de rechtsmacht

of van de Staten van Overijssel tot opheffing wijziging

van het landrecht. V. 39 (1877), 2-5.

Haga, A. Een merkwaardige leenbrief uit 1388. V.M. XLVIII (1931), 76-81.

Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. Geldersche leenen in Over ijssel [l4de—18de eeuw], —B. II (1875), 77-83; 212- 218.

190- Doorninck, J. van. Essensche leenen. B. VI (1880), 192; X (1890), 367.

Wicherlink, G. H. Oude rijksleenen in Overijssel. Leen-

mannen van het Stigt, leenregten, heergewaden, mans- A. leenen werden soms op vrouwen overgedragen. (1849), 157-173.

Landsheerlijke leenregisters. Aanteekeningen ten aan-

in zien van adellijke familien, eertijds Overijssel gezeten,

of aan adellijke Overijsselsche geslachten vermaag- schapt. A. (1851), 35-57.

Nanninga Uitterdijk, ]. De invoering van de crimineele ordon-

1569 en 1570. nantiën van Koning Philips in Overijssel. B. VIII (1886), 315-361. bis- [lets over] de Markeberg [huldigingsplaats van de ridder- schoppen van Utrecht en vergaderplaats van 15de schap en steden van Twenthe, 14de en eeuw]. A. (1855), 282-283.

Nanninga Uitterdijk, J. Een rechtsgeleerd advies over het B. VI 272- huwelijk van melaatschen, H7O. (1880),

280.

Bijsterbos, ]. C. Mededeelingen omtrent juridische personen (zedelijke lichamen, vereenigingen of universitates per- 99

V. 43 5-12; 46 sonarum in Overijssel). (1879), (1880), 22-28. moordbranders. V.M. Veen, ]. S. van. Maatregelen tegen XXXIX (1922), 263-265. Nanninga Uitterdijk, ]. Aanteekeningen uit het oude straf- recht: moordbranders, tooverij, tgerecht van desperatie, B. 111 kwijtschelding en remissie van straf. (1876),

218-242. Snuif, C. ]. Een noetgericht in 1632. V.M. XXXVIII (1921), 147-148.

Hattink, R. E. „Padengave”. B. XIII (1901), 62. B. 95—96. Doorninck, ]. I. van. Panding. VIII (1886), Miskoorn. B. X Doorninck, ]. I. van. Rookhoenders. (1890), 59-65. A. lets Engelen van der Veen, G. ]. van. over „rumynghe”. V.M. XXXVIII (1921), 19-57. Nanninga Uitterdijk, J. Sauvegarde. B. IV (1877), 86. den bis- Doorninck, J. I. van. Brieven van sauvegarde [door B. I schop van Munster in 1665 gegeven], (1874),

282-283. hand- Nanninga Uitterdijk, ]. Fragment vaneen onbekend B. schrift vaneen Nederlandschen Saksenspiegel. VIII (1886), 97-106. Bijst'erbos, ]. C. De Schijve. V.M. XVIII (1891), 1-22. Hattink, R. E. Sloptiende, Stedigheid. B X (1890), 323-

Telting, A. De Overijsselsche stadrechtfamilie. V.M. XXII (1901), 121-136. Wicherlink, G. Over den eigenaardigen rechtstoestand van vruchten land- nog niet geoogste volgens Overijsselsch recht. V.M. IX (1874), 24-28. het Pot Bz., C. W. van der. Mededeelingen over veemgericht in OverijsseL [l4de—4 sde eeuw], —V. 100 (1907),

9-11. weiden. B. IV Doorninck, J. I, van. lets over gemeente (1877), 125-132. 100

11. BESTUUR, NOTARIAAT, FINANTIEWEZEN.

Doorninck, ]. I. van. Griffiers, klerken en kamerbewaarders der provincie. B. VIII (1886), 73-80; X (1890), 369. inde Statenver- Doorninck, ]. I. van. Parlementaire vormen gadering [van Overijssel, 1617], B. II (1875), 184.

Bijsterbos, J. C. Een vergeefsche poging in 1796 om eenvor- migheid te brengen in het staatsbestuur van Overijssel. V.M. XVI (1887), 1-98.

Doorninck, J. I. van. [Namen der 7 leden van] het interme- B. VII diair administratief bestuur van Overijssel. (1883), 92-93.

Hartmans, K. D. De zetel van het provinciaal bestuur [van Overijssel]. O. (1931), 1-6.

Nanninga Uitterdijk, ]. Notarismerken. V.M. XII (1881), 55-68.

De notarissen in Overijssel tot de Nanninga Uitterdijk „ /.

17de eeuw. V.M. XII (1881), 42-54.

Bijsterbos, ]. C. Uit de geschiedenis der Overijsselsche geld- middelen. V.M. XIX (1896), 1-32.

Doorninck, J. van. Het tweede deel van den Tegenwoordigen

Staat van Overijssel, eene voortreffelijke beschrijving der voormalige Overijsselsche belastingen. A. (1853),

241-260. Molhuysen, P. C. Bisschoppelijke beden [in de 15de eeuw]. A. (1850), 169-186. Verdeeling der schattingen in Overijssel [lsBo]. A. (1842), 74-77.

12. MARKEN EN WATERSCHAPPEN.

N.B. Voor afzonderlijke marken zie afd. A. 8

Engelen van der Veen, G. A. J. van. Marken en waterschap-

pen [in Overijssel]. O. (1931), 185-209.

Markekaart van Overijssel. Afzonderlijke uitgave

O.R. en G. 101

in Doorninck, J. van. Schets eener verdeeling van Overijssel omstreeks 1750. schout- of richterambten en marken 1-10. Afzonderlijke uitgave O. R. en G. (1867), der Doorninck, ]. I. van. Ontwerp van algemeene verdeeling Overijsselsche marken [1779-1781]. B. II (1875), 105-110.

• Hoofdpunten omtrent marken. W. (1861). esschen. V.M. Moerman, H. ƒ. Mededeelingen over de z.g. 48 (1930), XXVII-XXVIII.

de B. 111 Doorninck, ]. I. van. Markeregt: begrafenis. (1876), 83-84. het diner. B. I Doorninck, ]. I. van. Markeregt: (1874), 381. „de Laaksteen”. Doorninck, J. I. van. Markeregt: „Gewaard", B. I (1874), 80-81. inde Doorninck, J. 1. van. Voorslagen [recht van voorslag] marken. B. VIII (1886), 107-124; X (1890), 369.

marke het recht om Smits, ]. J. Hebben erfgenamen vaneen hun marke? V. 30 tollen te heffen op de wegen in (1872), 4-7.

Hattink, R. E. De legende van bisschoppelijk markengerichte XIV 289-299. en Overijssel. B. (1907),

13. GODSDIENST EN KERKGESCHIEDENIS.

Schoengen, M. Overijssel tot de 17de eeuw in staatkundig en godsdienstig opzicht. O. (1931), 465-559.

A. Moeder- en dochter- Engelen van der Veen, G. ]. van. XI-XVII. kerken in Overijssel. V.M. 42 (1924), Ver Loren, ]. Aan welk volk heeft Lebuinus het Evangelie ver- kondigd? V. 54 (1884), 9-15. Zwarts, Jac. De Joden in Overijssel. —O. (1931), 957-972. B. VII Nanninga Uitterdijk, ]. Valsche aflaatsbullen 1481. (1883), 185-199. Officiatiorium Frederici de Baden 1496-1516. W.

(1872), 1-488. 102

Zijpp, N. van der. De Doopsqezinden in Overijssel. —■ O (1931), 908-912.

Hattink, R. E. Acta visitationis diocesis Daventriensis ab

Aegidio de Monte factae 1571. W. (1888), I- XXVIII, 1-112, 113-232.

Berg, P. W. ]. van den. Het Protestantisme in Overijssel. O. (1931), 890-907.

Rientjes, A. E. Het Katholicisme in Overijssel na 1580. O. (1931), 921-956.

Molhuysen, P. C. Bijdrage tot de geschiedenis der hervorming in Overijssel [1593-1605]. A. (1841), 112-124.

Nanninga Uitterdijk, J. Aanteekeningen uit synodale acten

nopens de Roomsch-Catholieken 1593-1600; 1611-1630. B. 111 (1876), 246-248; IV (1877), 112-124.

Slee, J. C. van. De reformatie ten platten lande inde classis Deventer. V.M. XLIII (1926), 1-25.

Schrijven van de gedeputeerde predikanten van Over-

ijssel op de Synode te [l6lB]. A. (1848), 224-228.

Hoefer, F. A. Eene bijdrage tot de geschiedenis der vervolging

der remonstranten. B. XIII (1901), 86-93. Nanninga Uitterdijk, J. Werkzaamheid der Jesuiten in Over- ijssel, 1638. B. VIII (1886), 173-175.

Doorninck, J. I. van. Plaatsen waar oudtijds de R. C. gods-

dienst uitgeoefend is [lijst van 1778], B. VIII (1886), 176-179.

Bouwman, H. De Gereformeerde kerken in Overijssel. O. (1931), 913-920.

14. ONDERWIJS. SCHOONE KUNSTEN.

Garritsen, H. ƒ. Het onderwijs in Overijssel. O. (1931). 973-1026.

Doorninck, ]. I. van. Bouwstoffen voor eene geschiedenis van het Onderwijs in Overijssel. B. IV (1877), 67-83, HO-157, 233-250; B. V (1879), 50-65, 117-138, 363-364; 103

VI (1880), 48-59, 167-171, 193-218; VII (1883), 87-91, 97-120; IX (1888), 29-61, 97-117; X (1890) 74-85,

93-109. het Bijsterbos, J. C. Mededeelingen over den toestand van

inde 16de eeuw onderwijs en opleiding van jongelieden [in Overijssel]. V. 68 (1891), 6-22.

Houck, M. E. Mededeelingen over aan buitenlandsche uni-

versiteiten gestudeerd hebbende Overijsselaars (1531- 1627). V. 77 (1896), 9-14.

studenten te Orleans Doorninck, ]. I. van. Nederlandsche [l6de eeuw], B. VIII (1886), 362-365.

in Doorninck, ]. I. van. Schrijfkunst [analphabeten Overijssel 1796], B. X (1890), 167.

bouwkunst. Marle, T. W. van. Krochten en bijzantijnsche A. (1841), 288-294. A. Gratama, S. lets over krochten en crypten. (1844),

189-196.

in Made, T. W. van. Oud metselwerk [Oude gebouwen

Overijssel en elders]. A. (1845), 99-112. Nanninga Uitterdijk, J. Nederlandsche bouwmeesters uit de XIV 16de eeuw. B. XI (1896), 256-257; (1907),

362-363. ]ans, ). Landelijke bouwkunst in Overijssel. O. (1931), 238-254.

Frans, W. Het muziekleven in Overijssel. O. (1931),

1045-1055.

Proost, K. F. Letterkunde in Overijssel. O. (1931), 1027-

1044. Bladvulling: [kunstvoorwerpen].—V.M. XXV (1909),

119.

15. ETYMOLOGIE. TAAL VAN OVERIJSSEL. DIALECTEN.

Vloten, J. van. Etymologisch-historische aanteekeningen om- Over- trent den ouden staat en wording van Sallant en ijssel. V.M. 111 (1865), 53-60. 104

Halbertsma, ]. H. Voces quaedam Nervaricae, et cum aliis,

et cum Germanicis comparatae. A. (1843), 298-309.

Sloet tot Oldhuis, B. W. A. E. „Arriaan, klikspaan!” A. (1841), 243-252.

Buitenrust Hettema, F. Mededeelingen over de afleidkunde

van plaatsnamen. V.M. 34 (1916), XXV-XXVII.

Doorninck, ]. I. van. Oude plaatsnamen in Overijssel. B. VII (1883), 29-33; X (1890), 368.

Vloten, J. van. Over eenige naamsverklaringen van Racer en de zoogenaamde Heyen of Hyen. V. M. II (1862),

1-16.

V.M. IV Vloten, J. van. Nog iets over hyen en tegeders. (1867), 14-17.

Hogeman, J. Mededeelingen over de beteekenis van de woor-

den: mansus, hoba, hoeve, hoefslag en tij. V. 56 (1885), 12-17.

Weeling, ]. Over den oorsprong van het woord goedbloed. A. (1838), 1-28.

Weeling, J. De afleiding van het woord kerk. A. (1840), 1-14.

Kloeke, G. G. De taal van Overijssel. O. (1931), 820-851.

Marle, T. W. van. Overijsselsche taalbijzonderheden. A. (1841), 298-299.

Doorninck, J. I. van. Het Overijsselsch [volgens Bilderdijk] B. 111 (1876), 264.

Bijsterbos, ]. C. Oude Overijsselsche uitgaven van verzame-

lingen van spreekwoorden. V.M. XIX (1896), 33-37.

Halbertsma, J. H. Woordenboekje van het Overijsselsch. —- A. (1836), 184-[256].

Helderman, ]. Overijsselsche en Twentsche woorden en uit- drukkingen. A. (1840), 15-34.

Halbertsma, J. H. De Y een Nederlandsche letter. A. (1853), 177-214. 105

Halbertsma, ]. H. De oudste vertaling der psalmen in het Ne- derlands. A. (1838), 274-321.

Made, T. W. van. De moedertaal, A. (1836), 136-148. Halbertsma, J. H. De stijl. A. (1842), 176-199.

Halbertsma, J. H. De tongvallen in Nederland. A. (1846),

49-51. XLVIII Dingeldein, W. H. Köppien en Köppken. V.M. (1931), 37-61. Guillon, Ch. Roermonder tongval. A. (1846), 101-104. dem eeselwurdi- Eyn schön Westfools gedicht ter eeren

in Westfoolen. A. gen Beerent von Galen, bijschaup, (1840), 217-219.

Thouars, G. A. C. W. de. Breef van Swooflings Hinte oet

Amsterdam an zien volk inde Lutte by Oldenzel. A. (1840), 128-144. A. Marle, T. W. van. De bruid en de wedevrouwe. (1839),

285-288.

Thouars, G. A. C. W. de. Soamensproake tusschen Geert en

en Luuks an de Rammelbekke tusschen Dennenkamp Nothoorne. A. (1839), 270-277. A. Linde Hz., W. van der. „De wonderdocter.” (1838),

322-324.

A. Made, T. W. van. „Wat snorrepijperijjen." (1838),

246-256, 329.

Behrns, ]. H. „Fier.” A. (1837), 216.

Behrns, J. H. „Leed van’nen olden bèddelman nao L. Uhland.” A. (1837), 214-215.

den keizer van Made, T. W. van. „Een brief aan van

zijnen verklikker te Deventer.” A. (1837), 63-66.

Halbertsma, ]. H. Twenther brul’fteleed [met ophelderingen]. A. (1836), I-XXV. A. Made, T. W. van. „Wat Bromegge al zoo zê.” (1840)

220-223. 106

Marle, T. W. van. ~En vos en en êpken.” A. (1840), 223.

Smelt, H. Breef vannen ingezjattenen van ’t Vriezenvjenne,

an zienne zjunne, dei saldót is vuur de kuennik, eerst op

de cikkedelle bij Antwarpen, en now te Nimwjagen. A. (1842), 67-73.

Schey, A. J. Nen stuksken op sien Hoksebargs. A. (1842), 166-172.

Brake, L. ter. Gesprak tusschen ennige vente, waver nen den

vuerigen aovend biëwaond spinnemaol. - A. (1845), 210-212.

Plat tusschen Lennep, J. van. Amsterdamsch, zamenspraak

Haarlemmerdijkers en Kattenburgers. A. (1845), 213-220.

Halbertsma, ]. H. Aanmerkingen op de platamsterdamsche

samenspraak van Mr. J. van Lennep. A. ( 1845). 221-249.

inden Gébel, C. Verhaal eener gebeurtenis te Scheveningen jare 1697, inden Scheveningschen tongval. A. (1846), 52-59. Gébel, C. De orkaan, inden Scheveningschen tongval. A. (1846), 60-67.

Noordwijk aan Zee [taalkundig], A. (1846), 68-78. Hol- Flaauwe herinneringen aan een bezoek op een

landsch zeedorp tegen het einde der vorige eeuw [taal- kundig]. A. (1846), 79-87.

Marle, T. W. van. Old-Finsch boerenmêkesléèd. A. (1855), 279-281.

Entel, Ten. Zaandammer Guurtje. A. (1846), 88-92.

16. VARIA.

S/oef tot Oldhuis, B. W. A. E. Over de belangrijkheid van den

Nederlandschen bodem voor oudheidkundige naspo-

ringen. A. (1854), 238-256. Mees Az„ G. [Poging tot het samenstellen eener] geschied- 107

A. kundige atlas van Noord-Nederland. (1853), 155-191. Molhuysen, P. C. Eene wereldkaart uit de Middeleeuwen [in Athenaeum-Bibliotheek te De- een handschrift van de venter]. A, (1852), 29-36. door Beyerman, H. Angerona [eene heidensche godheid] Aegidius A'lbertinus. A. (1838), 262-273. Halbertsma, J. H. Shakya Sinha [eene Brahmaansche god- heid], A. (1843), 192-263. Wal, ]. de. Eene volksplanting der Sicambren in Hongarije. A. (1846), 223-224. Weeling, ]. Over de dadsisas [grafheuvels] der Franken. A. (1843), 264-281. Nanninga Uitterdijk, ]. Merkwaardige weersvoorspellingen. B. XIII (1901), 347-352. kachels. B. Nanninga Uitterdijk, ]. Aanteekeningen over XIII (1901), 289-290. Drijvende metselsteen. A. (1848), 244-249. XXII Hattink, R. E. Vluis [een veldgewas], V.M. (1901),

A. Molhuysen, P. C. Belegeringsmanier der 14de eeuw. (1836), 18-24. B. IX Nanninga Uitterdijk, ]. Een geuzenlied [c. 1570], (1888), 94-96. A. Jonckbloet. Vondels „Lucifer” eene politieke allegorie. (1850), 295-342. B. XIII Nanninga Uitterdijk, ]. Oranjelied, 1717. (1901), 367-371.

met van Doorninck, J. van. Het alliantietractaat Frankrijk 16 Mei 1795. A. (1852), 181-256.

Nanninga Uitterdijk, J. [Een verboden pamflet getiteld] moeder in wintermaand, 1807. Klacht eener Vlissingsche B. VIII (1886), 278.

3 *<7/,/