De Navorscher,

EEN MIDDEL TOT GEDAOHTE WISSELING EN LETTERKUNDIG VERKEER,

TUSSCJXEN ALLEN DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN REBBEN, OF IETS KUNNEN OPLOSSEN,

P. LEENDERTZ, Wa.

VIER EN TWINTIQSTE JAARQANQ.

NIEUWE SERIE. zevenat Jaargang.

TE AMBTERDAM, b;j J. C. LOMAN JR. 1874. DE NAVOiSCHER. xworscher 1 li 74 VRACMN.

Huis te Teylingen. In 1605 werd er ernstig gedacht aan eene restauratie. De heer van Warmond, als houtvester van Holland, verzocht de staten Bhet Huys te Teylingen jegens alle verdere verval, ruïne ende inwateringe wat te repareren, als synde de eenige antiquiteyt van Rollandt.” Elierop werd de volgende reso- lutie genomen : ,De Staten enz. lasten ende ordonneren die van de Kamer van de Reeckeninge in Hollandt, ten minsten koste ende meesten oorbaer sulcke voorsieninghe te doen, dat den thoorn ende het vorder van den Huyse van. .Teylingen jegens alle meer- dere verval ende inwateringhe magh wesen bewaert, totdat daer- naer de ghelegentheydt van den lande sal konnen lyden, vordere onkosten tot de reparatie nodigh synde, ghedaan te worden.” Was er in die dagen nog meer van het oude slot over dan thans? Weet men ook hoeverre die restauratie zich toen heeft uitgestrekt, en of er later meer aan gedaan is? E.

&nont van Zuylen van Ngvelt was kolonel bg het statenleger in 1602, en in 1603 kommandant van ‘s Gravenweert. Waar hem te plaatsen in de genealogie der van Zuylens 3 E.

Kerokelycke historie, vertaald door Jan Fruytiers. In het Biogra- . phisch Woordenboek van van der Aa wordt hiervan geen gewag gemaakt. Toch lees ik in de Resolutien van de Staten Generaal 17 juli 1599: >Op de requeste van Jacob Vennecool cum suis, boeckdrucker, verzoeckende octroy om te mogen drucken de Kerc- kelycke Historie, soo die in Duytsche vuyte Francoysche sprake is overgeseth door Johan Fruytiers, totten jaere vierentseventich, is 2 VRAQEN. geordonneert, dat men desen bouck eerst aal stellen in handen van Merula, historieschryver, om denzelven tot costen van de druckers te visiteren, ende voornementlyck te letten op tgene dat daerinne gescreven werdt van den staet van dese landen, mitsga- ders op de waerheyt van de historie, om dheeren staten tsynder tydt daervan rapport te doen.” Blikbaar had men, door de uit- gave van de Historien van van Meteren voorzichtigheid geleerd. Er wordt in de Resolutien van dit boek verder niet gesproken. Heeft Merula het afgekeurd? Hebben de staten de uitgave om eenige reden tegengehouden? Welk was het fransche werk? H. c. ROOaE.

Onderwijzer-koopman in zout. In sommige lagere scholen in Zeeland, o. a. in Goeree, had de onderwgzer het monopolie of althans de bevoegdheid tot het leveren van zout aan de ingeze- tenen. Daartoe stond in het schoollokaal eene kist, waaruit de gevraagde hoeveelheid telkens genomen werd, zonder dat dit tot eenig oponthoud of stoornis aanleiding gaf. Alleen werd dan de stok, dien de meester steeds in handen had, neergelegd en verder het onderwis weder voortgezet. Dit had nog plaats in den tgd van . 1840 tot 1850. Mijn berigtgever meent, dat het eene vergoeding was voor het verlies van emolumenten sedert den franschen tid. Indien ik dit niet wist uit de mededeeling van een ooggetuige, ik zou het haast niet gelooven. Was dit ook elders het geval ? en waaruit nam het zin oorsprong? Wie weet dat? D. C. J.

Paardenschoeisel. In een, niet in den boekhandel verkrggbaar, geschriftjen, getiteld: A four-days tour in Holland in the summer of 1834, by Mrs. Gunn, wordt op bl. 12 vermeld, dat in Holland, vrij algemeen, in’ gebruik is de paarden met ijzeren pottingen, onderschoenen, holblokken (pattens) te voorzien : zi zan veel grooter dan de pooten van het beest en worden met een lederen band vastgehecht. Waar kan mrs. Gunn dit gezien hebben ? bg Rot- terdam? in moerassige landen bg het ploegen? J. D. L. VRAQEN. 3

ctravin van Ross. Qp het kerkhof te Diemerbrug ligt begraven: B Johanna Catharina Gravin van Ross geb. de Schubert, * 10 Dec. L772 + 15 April 1814.” Behalve haar wapen met de spreuk, pin magnis voluisse sat est”, staan op haar graf nog de volgende woorden: »Het vaderland te helpen bevcajden en menschenrampen ver- Pminderen was het beroep waarin zi stierf.” Waar en hoe oefende deze gravin haar Bberoep” uit en wat is er van hare levensgeschiedenis bekend? AZ.

Adriaan de Vin. Wie kan mi eenige aanwi,jzing geven tot het bekomen van het volgende werkjen? ,De gezalfde Christen, begG- pende vele Christel. Gezangen. Vermeerderd met een 2de deel onder den naam van den Xeeuwschen Akker, en een Aanhangsel. Alle op meest bekende zangwgzen. Door Adriaan de Vin (in leven) schoolmr. en voorzi. te St. Laurens, in den eilinde van Walcheren. Naar den 3e druk, Svo., te Middelburg bi Adriaan de Vin, 1769. Ook te bekomen te bg M. de Bruyn. En wie weet mi ‘een en ander ten aanzien van dien schriver en drukker de Vin en hunne familie mede te deelen ? Wolfaartsdijlc. J. VAN DER BAAN.

Joan Canter. Volgens Schelhorns Amoenitates 1. 503, schreef Philomusus aan den geneesheer Richardu@, dat de Friezen Joan Canter en’ Dirk Ulsenius goede aanteekeningen gemaakt hadden, de eene op Galenus, de andere op Hippocrates. Deze Joan Canterus schreef in 1593 te Rome in het album van J. 1. Pontanus (zie Levensbgz. v. Pontan. door Bode1 Ngenhuis bl. 89) en was een zoon van den geleerden Utrechtenaar Theod. Canterus. V. d. Aa vermeldt hem niet in zin Biogr. woordenb. Weet iemand iets meer van hem en van Dirk Ulsenius, wiens gro- ningsch geslacht, zoo ik meen, met dat van de Oanter verwant was? Q. A. SIX. 4 VRABEN.

Joachim Botill. Behoorde Joachim Roëll, 1592-1606 abt van Hersfeld, de geleerde vriend van landgraaf Maurits vau Hessen, die hem in een latgnsch gedicht in 1603 ter jagt noodigde (zie v. Rommel Gesch. v. Hessen VI. 518), tot het thans in Nederland bekende geslacht van dien naam, waarvan Herm. Alex. Roëll, geboren in het graafschap Mark, zoo ik meen, de eerste was die zich, in 1679 als hofprediker van Elisabeth van de Palz, hier te lande vestigde 3 a. A. SIX.

Geslacht de Witt. Kan iemand mij ook mededeelen, of Pieter Janzn. de Witt, getrouwd met Geertruyd de Haze, een zoon is geweest van Jan Pieterzn. de Witt, van 1609-30 schepen- en raad te Amsterdam, en van Susanna Catharina Ros, dochter van Michiel Ros, drossaart van Purmerend? Zoo ja, welk wapen voerde dan het geslacht Ros? N.

aeslacht van Borneren. (vgl. XXIIl. bl. 580). Is Willem van Someren, zoon van Jan uit diens 2de huwelijk met Maria v. Wijdenes, ongehuwd en zonder (wettige) nakomelingen gestorven ? Jan van. Someren, Willemszoon, uit diens huwelgk met Elisabeth de Leeuw, huwt te.. . . . en wie? Mr. Jacob van Someren, geb. 23 sept. 1652 en Mr. Corns. van Someren, geb. 26 sept. 1650 te , beide zonen van Johan, (zie v. Balen in v. v. Someren) gehuwd te.. . . .? met . . ...? en overleden te.....? V. d. Aa vermeldt in zjjne Kasteelen van Oud-Nederland, jhr. Melchior Joost, baron van Someren van Vrjjenes, heer van Croy, gehuwd met Aletta Wilhelmina Tulleken, aan wie hij het huis Croy - c na zinen dood opdraagt (Zie in v. Croy). Welk wapen voerde hg, en Vanwaar droeg hg eenen adelljjken titel 3 Is het wapen der gemeente Someren in Noordbrabant hetzelfde dat de familie van dien naam te Dordrecht, of dat de familie te Utrecht gevoerd heeft 3 R. VRdQRN. 5

&sla&t v. Noordwijk. Gaarne zou men vernemen, wie de ouders waren van- mr. Johan v. Noordwik, raad en rentmeester der domeinen van Utrecht, met opgave van geboorte- huwelUks- en sterfjaar en der gevoerde wapens.

S.

Geslacht Brouwer. Wie waren de ouders van Arnoldina Brouwer, echtgenoot van Erans v. d. Duin, in 1616 ‘eigenaar van het, huis ten Donck, in den Biederwaard ? 5. . Wapen van het geslacht Apeldoorn. Welk wapen voerde Peter V: Apeldoorn, burgetn. van Elburg, getr. met Ferme v. Holthe? (Zie Ferwerda Geneal v. Holthe 5de gen.) 8.

Aardbevingen ín Nederland. Men weet dat de aardbeving, die in de vorige eeuw Lissabon verwoestte, ook in ons vaderland is ge- voeld. Vroeger en later zin er hier te lande meermaIen aardbe- vingen waargenomen, ofschoon men ook wel eens kleine plaatselgke bewegingen, waarschijnlijk het gevolg van eene grondverschuiving, voor aardbevingen heeft gehouden. Zou het niet van belang zin, de berichten omtrent werkelijke aardbevingen, hier te lande gevoeld in vroegere eeuwen, bijeen te brengen, door eenvoudig te vermelden door welke geschiedschrgvers of in welke boeken er gewag van gemaakt wordt? Zulke mededeelingen, misschiep aangevuld uit aanteekeningen van tidgenooten, uit brieven, of uit geschriften waarin men niet vermoeden zou dienaangaande iets te vinden, zullen bouwstoffen leveren voor een wetenschappelik onderzoek. Om met iets te beginnen, wil ik de aandacht vestigen op de aardbeving van 2 januari 1602. Wagenaar maakt er gewag van. In de staten-resolutiën van Holland wordt gezegd, dat de schok plaats had ‘s middags op slag van t.waalven en door vele personen op verscheidene plaatsen is gevoeld. Is toen hetzelfde verschgnsel ook waargenomen in andere landen3 R. 6 ANTWOORDEN. Luchtverschijnsel. Toen ik in 1840 te . studeerde en op een zomermorgen vroegtgclig naar buiten wandelde om te herbori- seren, zag ik, buiten de Rhgnsburgerpoort op den weg naar Endegeest gekomen, bij eene eenigzins benevelde lucht terwgl de zon opkwam, loodrecht boven mlJn hoofd de zonneschif in al hare praoht schÿnen, even als men dit bë het opkomen der zon aai de kim ziet. Dit treffend en voor mi onvergetelik schouwspel was geen ge- wone bijzon, zoo als die wel eens naast of rondom de zon. wordt waargenomen, Ik zou zulk eene zonneterugkaatsing tegenzon noemen. Is dit verschijnsel dikwils waargenomen en in welk natuurkundig werk kan men er eene beschr$ving van vinden ? 8. 8. SIX.

ANTWOORDEN.

,$Wlepenning. (1X, bl. 70.) Ter aangehaalder plaatse wordt op- heldering gevraagd over eenen geelkoperen gildepenning waarvan de voorzgde een zeilend scheepje (tjalk) vertoont, waaronder men leest: gq moet scheppe, en de keerzgde eene schop, regtstandig op eenen grond met eenige grashalmpjes. Links eene C en regts eene S. Daarboven 203. Alles gegraveerd. - Die opheldering kan twee- ledig zin. - Vooreerst kan het Gij moet scheppe en de schop op den (veen)grond geplaatst zinspelen op ‘het bedrijf van den schipper, die den uit het veen geschepten of gestoken turf vervoerde. Het kan dus een turfschippers gildepenning zin van een groot gild, gelik de no. 203 aanduidt. Maar omdat er niet vermeld wordt, dat de tjalk een bovenlast heeft van teven, zoo als bij den gebag gerden of gestoken turf vervoerende schepen het geval is, zoo wil eene andere uitlegging‘ ons meer toelachen. De schop was in 1786 en daaromstreeks een Oranje-symbool. In het Vervolg van Loon, 1X bl. 375-376, pl. LXXI no. 742 is een Oranjeschopje van 1786 afgebeeld en beschreven, op welks steel gegraveerd staat : ANTWOORDEN. 7 .

Ter eere van dien braave Vorst Omdat z$i!u eere wodt bemorst Wie. dagt ooit aan een scheppe tijd Ik draag een wapen van verwijt.

In de aanteekening t. a. p. leest men: >La Pelle était une distinction des partisans du prince d’orange ~auxquels on donna le sobriquet de schoppen.” - Onze tjalkschipper, in navolging van het vivent les gueux, liet bg zijnen naam C. S. en onder het middel van zin bedrijf het: ,G$i moet scheppe” graveren. Het zeevolk, de binnenlandsche schippers en de scheeps- timmerlieden en het wervenvolk, vooral te Amsterdam, was zeer Oranjegezind in de dagen toen deze penning vervaardigd werd. Maar van waar die bUnaam schoppen? J. -D. L.

Treurspel Jan Jacob. (XXIII, bl. 243; vgl. bl. 446). Aangaande dit onderwerp ontvingen wi eenen brief van den heer J. van Oosterwik Bruin te Amsterdam. Het volgende, daarin voorkomende, -geeft een volledig antwoord op de vraag. BESTUUR. BDit stuk is door mij vervaardigd in 1813 - en niet in den handel gekomen, omdat het daarvoor niet bestemd was. - Daar- enboven had de uitgever, die het bij vergissing gedrukt had zonder mirre toestemming, er het aangevoerde motto bggevoegd, waardoor de verkeerde gedachte is ontstaan, dat het bespotten der regie min doel was geweest. - Jan Jacob is alleen bestemd geweest tot voordragt in een kunstlievenden vriendenkring, die ook reeds lang opgehouden heeft te bestaan. De tabak was de inkleeding der parodie. - Het heeft mi niet weinig verwonderd na 60 jaren herinnerd te worden aan een werk van rngne jeugd, waarvan ik destgds veel genoegen heb gehad, hoewel het geheel ontbloot is van’ dichterlgke ‘waarde.”

Kraam, (Vgl. XX. bl. 375; XXI. bl. 49, 371; XXÍI. bl. 39,204, 636.) Dat kraam het ledekant beteekent, waarin de kraamvrouw na de bevalling eenigen tid doorbrengt, wordt vooral duidelik be- wezen door de spreekwgze uit de kraarn komen of gaan. De heer 8 ARTWOBRDEN. van Doorninck deelde daarvan (t. 1. a. pl.) een voorbeeld mede uit de 14e eeuw; ik vond het ook nog in de 17e, in het volgende verhaal van Baudartius (Apophthegmata Christiana, dl. 11 bl. 164.) >Als Gulielmus de Koningh ‘van Engelant in Normandyen ge- komen was met een geweldigh Leger, eer hy yet uytrechtede, soo is hy kranck gheworden, en bleef lange’te bedde liggen. Philippus de koning van Vranckrgck met desen tocht spottende, seyde: De Koningh van Engelant Zeyt te Rowaen ijs de kraenz. Als dese moorden den Koningh van Engelandt overgebracht Wierden, soo antwoorde hy: AZs ick uyt de kraem gae, en m$inen Kerck-gangh doe 80 sul- lender in Vranckrick duysent‘keersen branden. Het is alsoo ge- schiet, want so haest als desen Koningh op de beenen quam, so heeft hy met Vyer en Sweert Vranckrijok jammerlgck verwoest.” P. LEENDERTZ WE

Qeslaoht Leydekker-Zeyendekker. (Vgl. XXIII, bl. 268, 476; alsmede X1X, bl. 590 ; XX, bl. 382.) Johannes Leyendekker, als prop. pred. te Zoetemeer 1650, te Naarden 1655 en aldaar overl. 1694. Xin broeder Isaak Leyendekker, als prop. pred. te Schip- luiden 1658, te Purmerend 1668, ald. em. act. 1699 en overl. febr. 1706. (Soermans, Z. Holl. Pred. bl. 46; Veeris & de Paauw, Ker- bel. Alphab. van N. Holl. bl. 124.) Johannes Leyendekker, als prop. aangesteld tot ambass. pred. te Stokholm 1691, ber. ‘s Hertogenbosch 31 maart en bev. 30 act. 1701, teffens prof. ling. orient. et philologiae 1710 et philos. 1718, overl. ald. 5 aug. 1722, in zi$ 55e jaar (Boekz. aug. 1722, bl. 241-243). Z&re zoons: a. Carolus, geb. ‘s Hertogcnboich, als prop., ber. tot adj. pred. te Boxtel en Eech 16 nov. 1735 en bev. 26 febr. 1736, trad in vollen dienst ald. 30 april 1746, en overl. te dier plaatse 25 jung 1764, oud bijna 52 jaar en na ruim 28 jaar dienst, nalatende eene weduwe en 5 kinderen. (Boekz. juli 1764, bl. 107.) b. Jacobus, geb. ‘s Hertogenbosch 3 jan. 1709, als prop. ber. te Bemmel in sept. en bev. 6 dec. 1733, over). ald. 8 nov. 1755, oud 46 jaar, 10 maanden, 5 dagen, nalatende weduwe en 6 kin- deren (Boeke. nov. 1755, bl. 629-630 en inzonderheid de Jongh, Geld. Synode, bl. 354-355.) ANTWOORDEN. 9

Cornelis Petrus Leyendekker, zoon van (a), geb. te Boxtel, werd prop. bij de cl. ‘s Hertogenbosch 5 dec. 1780 en tot pred. te Hooge en Lage Mierde beroepen 27 nov. 1781, vertr. van daar naar Egmond binnen en den Hoef en vervolgens in 1789 naar Sassenheim. (Boekz. dec. 1780, bl. 155-156, ib. dec. 1781, bl. 754, ib. act. en nov. 1789, bl. 458, 580-581.) A. J. Leydeckers, j. u. d. praeceptor aan de lat. school te Har- dcrwik, werd benoemd in 1789 tot rector aan de lat. school te Wageningen. (Boekz. dec. 1789, bl. 692-693.) Gerardus Nicolaus Leydeckers oreerde aan de lat. school te Aruhem 10 sept. 1781. (Boeke. act. 1781, bl. 508.)

Wolfaartsdz;k. J. VAN DER BA AN.

Gieslacht Spiering en Oudheusden. (Vgl. XXIII, bl, 38, 41, 10’2, 103, 264, 267, 412,415, 416, 528-530.) Petrus Spiering, geboortig van Columbo, werd prop. bg de class. van Utrecht 25 act. 1774. Als ber. tot pred. te Doorn, perempt. geëxamineerd bij de class. Rhenen en W1Jk 8 nov. 1774 en bevest. te Doorn 18 dec. 1774, vervolgens te Bergambacht 1782; van daar beroepen te Wisse- kerke in N. Beveland 2 dec. 1785 en bevest. 14 mei 1786, nam hi er afsch. 5 juli 1789, als beroepen naar Leerdam 7 mei 1789, waar hi 19 juli 1789 bevestigd werd, Als emeritus, nam hg af- scheid van die gemeente 26 febr. 1815, en overl. aan het einde van datzelfde jaar, wordende de likreden over hem gedaan 10 dec. 1815. (Boekzaalberigten.) WolfaartsdQk. J. VAN DER BAAN.

AANTEEKENINGEN.

Eene spotprent uit de 16e eeuw. Het z1Jn niet enkel de Neder- landers; die, zoo als uit een aantal spotprenten blikt,. hun land gaarne onder het beeld van een melkgevende koe voorstellen. Wg zien er hier een voorbeeld van. De zeldzame prent, die hier een 10 AANTBEKENINQEN.

weinig verkleind wordt weergegeven, is van duitschen oorsprong. De heer Fred. Muller zegt in z@re Catal. van historieprenten op bl. 966, dat ei waarschgnlgk gegraveerd is door een, der vele keulsche graveurs Quadus of Bussemecher. Zij heeft het volgende onderschrift:

. Hie wirdt das Volckreich Niderlandt, Durch alle Welt gants wol bekhandt Ver-gliechen einer faisten Khue Dar umb drey thuen grosse muhe. 1 Den Ein sie milcht biss an das blut, . In Holland den man preysen thut. 2 Der ander khumbt auss Teutschem land, Schlacht an Ir horn Seine hand.

3 Der dritt auss franckhreich fleugt herein, Ver maint allein die Khue ware sein. 4 Der viert helts aber bey den schwants, (Dems ghört) den andern fahlt die schants.

Dan der von Parm en küener helt, Macht dass die drey vor aller welt, Met khleiner ehr, das Land geraumbt: Und sich mit fliehen nicht gesaumbt.

De maker van de prent stelt hier de koe voor te midden van al de potentaten die zich haar of hare melk wensohten toe te eigenen. De Duitscher, aartshertog Matthias, vat het dier bg de horens. Eene tweede poging wordt gewaagd door den Franschman, den hertog van Anjou, die het aan een touw zoekt vooruit te trekken. Doch de eigenaar, Philips van Spanje, op de prent kenbaar aan de koningskroon die hg op het hoofd heeft, laat niet los, hg houdt zijne koe bg den staart. Er is evenwel nog een derde die hem in het vaarwater zit, de Engelschman namelijk, Anglus et Scotus, zoo als hg in het lat@+ sche distichon geheeten wordt. Aan welken Engelschman wf, hier te denken hebben, behoeft niemand te vragen die hem op de AANTEPKINGEN. 11

prent afgebeeld ziet. Men herkent terstond Leiceater. Maar die Iooze Engelschman heeft wat anders in den zin. Matthias eerst, en daarna Anjou wilde zich de koe toeeigenen, doch ‘t gelukte hun niet: niet alleen trok Philips haar met meer kracht naar achteren dan zi naar voren, maar het weerbarstige dier wilde zelf ook liever bltiven waar het was en het bleek hun te sterk te zin. Bovendien vreesde de Engelschman dat het bezit der koe hem een aantal moeielgkheden en ongelegenheden zou veroorzaken, meer dan het dier waard was. Hi stelt zich daarom tevreden met de melk, maar melkt het dan ook ten bloede toe. Veel baat het hem niet: want de verstoorde koe schopt den melkpot om en Leicester mag met de kous op den kop naar huis gaan. Nu, begrgpt onze teekenaar, is de ontknooping van het treur- spel eerlang te verwachten. Na drie zoo jammerlgk mislukte po- gingen zal niemand lust hebben eene vierde te wagen. .Der von Parm” heeft gemaakt dat de drie stroopers met schande het land ruimden, en - al zegt hi het niet, hg denkt het er zonder twgfel bi - zal spoedig zlJn werk voltooien en zorgen dat de koe weer bi Philips, adems ghört”, op stal staat. Tot welken tgd die prent behoort is niet twijfelachtig. ‘t Is het begin van 1588. Leicester had in het laatst des voorgaanden jaars Nederland voor goed vaarwel gezegd en had het in veel treuriger toestand achtergelaten dan waarin hij het gevonden had. Din geen twintig jaar” - zegt prof. Fruin in ztin voortreffelijk boek, dat e aan al onze lezers bekend mogen achten - Bhad de kans ooit hachelgker gestaan. Minachting voor de regering bij het volk, tweedragt der regenten onderling, verwarring en uitputting der financiën, muiterjj onder het krggsvolk, volslagen gemis aan beproefde veldheeren ; zoo was de toestand der republiek bg het begin van het jaar 1588.” Wel had dan de teekenaar grond voor zin verwachting. Toch is zi niet vervuld. Philips bleef wel trek- ken en Parma hielp hem getrouw, maar de dwaze koning maakte er zulk een misbaar bg en sloeg en dreigde, dat er geen Duitscher of Franschman meer noodig was om hem de koe te onthalen. Het arme dier werd schichtig en zelf ontliep het nu zijnen meester. Eene splinternieuwe manier van zelfmoord, In het hoofdartikel 12 AAWJ!EEKBNIDTQlSN.

van het Nieuws van den dig van 20 november 1873 wordt ver- slag gegeven van een stuk van den heer mr. J. D. Veegens in den ’ Gids van november en o. a. gezegd (er is daar sprake van onze Tweede Kamer) : >De schriver wenscht, dot het initiatief tot deze nieuwe part& vorming van de leden der liberale part8 zelve uitga. Deze moeten zich, als bzj’ stz’lzuz..gem?e overeenkomst, in tweeën splitsen.” Van ,zulk eene operatie is de dood het onvermgde&jke gevolg. Indien dus deze raad, zoo gul en\welwillend gegeven ‘) wordt op- gevolgd, zal er voor hen, die gaarne in onze Tweede, kamer zit- ting zouden nemen, eene schoone gelegenheid tijn om tot hunnen wensch te komen.

Bellen blazen. Het bellen blazen is al een oud kinderspel ; men , deed het reeds in de 16de eeuw. Toen gebruikte men hiervoor nog geen goudsGhe pipjes natnurlgk, maar mosselschelpen. Dit bleek mi uit eece preek van Wtenbogaart, waarin niemand het zeker zoeken zou. Daar wordt gelezen: >De mensch is niet dan een bobbelken, soodanighe de kinderen weten op te blasen in een mosselschulp, ‘t welck staet in ‘t ront en glinstert, dat het een lust is te sien, als of het wat sonderlings waer, ende in minder als een ooghenblick verdwijnt ende wegh is, dat men gantsch niet daervan en siet.” W. 0. ROGQE.

‘) Ik geloof dat die gegeven wordt door den schrijver, van het genoemde hoofd- artikel. Ik heb er althans in het stuk van den heer Veegens vruchteloos naar gezocht. VRAGEN.

l!ederlandsche Hervormde gemeente te nieuw-Hanau Op eene catalogus van boeken, verkocht door Ma& Nijhoff, 3 nov. 1873, staat op no. 829: van Marle, Verzameling van het merkwaar- dige, dat in de Ned. Hervormde gemeente te Nieuw-Hanan is voorgevallen, 1601-1791, hs. van 194 blz., 40. B1J een vluchtig inzien scheen het mi belangrgk en zag ik onder an- deren, dat die gemeente te haren kosten eenen jongeling op het staten-collegie te Leiden liet studeeren, in de hoop dien later als predikant te verkrigen. Bestaat er eene geschiedenis dier ge- meente, behalve hetgeen Le Long, die daar zelf predikant was, er van vermeldt in zine Kerken onder het kruis, en is dit hs. reeds gebruikt? 0. A. SIX.

Baljuw van Middelburg. Had de baljuw van Middelburg het recht om, zoo als hij deed,. bi nalatigheid van den baljuw van Arne- muiden, de rust aldaar te herstellen, die in 1487 verstoord was door den bloedigen oploop tusschen het scheepsvolk van de Spanjaar- den en Oosterlingen? Zie de Stoppelaar, Arch. v. Middelb. bl, 154. Want eerst in 1493 werd Middelburg door koop meester van Ar- nemuiden.

Jeux de tables. Wat zijn jeux de tables, die Johan Clemensot, volgens vergunning van Karel van Bourgondië, te Middelburg mogt houden? Zie de Stoppelaar ter aang. pl. bl. 113.

Xargierders. Waarvan is de benaming der stede kargierders, die huisraad verkoopen in sterfhuizen, ontleend3 Waren zi keucrgaaT- ders, d. i. boeteïnners? Zie de Stoppelaar ter aang. pl. bl. 92.

Spreekwijze: Iemand veel blaauwe bloemen uG,je maken. lk las dit in de overzetting van Hortensius, Hist. der Utr. oorl. door Strick, 2 14 VlLAQEN.

bl. 117. Zou het leveren van korenbloemen, in plaats van koren, zoo als Harrebomée opgeeft, de ware afleiding van deze spreek- wgze zin? ct. A. SIX.

Spreekwijze : Spelen om des keizers baard. Van waar de spreek- wize : VVi hebben gespeeld om den keizer zin baard, als men in het eene of andere spel niet gewonnen noch verloren heeft? J. C. K. [Wij hoorden het steeds in een ander geval bezigen, Als bg den aanvang van een spel dat gewooqlgk om geld gespeeld wordt, gevraagd werd, BWaar spelen wi om 2” antwoordde men, om te kennen te geven, dat men ditmaal niet om geld spelen zou, som den keizer zijn baard; wie hem wint, mag hem zelve gaan halen.” Men wilde er mede te kennen geven, dat de winner van z$ne winst evenmin iets in den zak zou steken, als wanneer men om des kei- zers baard had gespeeld, een voorwerp, dat men met geene moge- lgkheid in zin bezit Zou kunnen krijgen.1

Spijbelen - op zun voorman gezet worden. BG de Erven Loosjes te Haarlem verscheen onlangs In het Doolhof, door Mrs. Henry Wood. Naar het Engelsch door mevrouw Teding van Berkhout- Chappuis. 2 dln. In het le deel van dit werk komt op blz. 288 het volgende voor: ,Na het middagmaal ging juffrouw Blake uit. Torn Pepp, die in zijne tusschenuren tot klokkenluider van St. Jerome was aan- gesteld, had in de vroegmetten loopen spibelen, en moest dus op zin voorman gezet worden: dat ging zij nu doen.” Omtrent dezen volzin wensch ik twee vragen in het middel te brengen. De eerste geldt het woord spijbelen. Uit den zamenhang blijkt duidelëk genoeg, dat het zoo veel zeggen moet als heen en weder loopen, drentelen en hierdoor niets uitvoeren. Doch is het een goed en gewettigd nederlandsch woord? Een provincialisme mis- schien? En heeft het ook eene andere beteekenis? Ik herinner mlJ niet het ooit ergens gelezen te hebben. De andere vraag betreft de uitdrukking :hg moest op zij, voorman gezet worden. De mee- ning zal zin: hij moest te Tegt gesteld, bestraft word&. Maar de VRAQEN. 15 spreekwijs zelf - van waar is z;j ontleend, en welk verband be- staat er tusschen haren oorsprong en hare overdragtelgke bedui- ding 3 Leeuwarden. L. PROES. [Spijbelen is eene van de vele benamingen voor heimelijk school- verzuim. In deu aangehaalden volzin wil het zeggen, dat de daar genoemde persoon, in plaats van daar te zin, waar B1Jn werk hem riep, niets doende had rondgeloopen. De andere spreekwgze heb ik enkele malen gehoord. Zi is mi niet duidelik. In het werk van Harrebomée vind ik haar niet.]

Geslacht Baalde. Zoude iemand kunnen opgeven en dan zoo goed willen zlJn mij mede te deelen, wie de moeder en grootouders, moederszide, en grootmoeder, vaderszide, was van Maria Baalde, die weduwe Dirk Blok zinJe, hertrouwd is met Jeronimus de Witt, weduwnaar van Christin& .Gerardsz., en welke hunne wapens wa- ren? Kan dat van hare moeder ook geweest zin: een veld van sabel met zes fasces van goud ? N.

Geslacht van der QIeulen. In het jaar 1738 werd geboren Johanna Maria van der Meulen, dochter van Dirk van der Meulen en Jo- hanna Maria Xchelte Isaaksdr. Zoude men ook kunnen opgeven, wie de ouders waren van dezen D. v. d. M., en wie de moeder was van J. M. S., Isksdr., als- mede hunne geslachtwapens 2

Qeslacht Qeus, Rengers, van der Laan, enz. Den inzenders van de opgaven der geslachtwapens van de familiën van der Laan, Rengers, Boel en van Eyssel, 23e deel, blz. 316 en 472, in ant- woord op vragen ald. blz. 206 en 217, wordt daarvoor dank gezegd. Zoude men echter nu Iiog behulpzaam willen zeu om de beant- woording te vinden der overige vragen, die hieronder volgen? Wie waren de ouders van Jacob Geus, in 1675 commandeur en equipagemeester generaal van Ned. Ind. en geboren in 1637P. Wie waren de ouders van z$ne vrouw Aletta (niet Metta)Ren- gers, geboren in 16451 Wie waren de ouders van Hendrik Boel, den ouden, en van 16 VlZAQEN.

zijne huisvrouw Elisabeth Donkers (niet Dankers)? deze laatste overleden in 1718, 66 jaar oud. Hoe waren de geslachtwapens van bovengenoemden J. Geus, van de moeder van A. Rengers, van de moeder van H. Boel d. o. en van de ouders van E. Donkers 3 Welk wapen voerde het geslacht van Merken? Wie was de moeder en grootmoeder van moederszijde en de grootmoeder van vaderszgde van Margaretha de Vries Symonsdr. en hoe hare geslachtwapens? Wie was de moeder van Elizabeth van der T>aan, en wie de moeder van Elisabeth van Eyssel, en hoe waren beider geslacht- wapens ? Welke der drie opgegevene wapens (XXíII, blz. 316) der familie Boel werd gevoerd door bovengenoemden Hendrik Boel den ouden, of door Hendrik Boel den jongen, geboren in 1672, overleden in 1704, den 4den september 1696 getrouwd mét Cornelia Geus? Het volgende kan daartoe welligt eenig spoor aanwgzen. Hendrik Boel en Cornelia Geus. Kinderen : Johanna Boel, geb. juli 1697, getr. met.. . . Aletta Boel, geb. junQ 1699, overleden 17 januari 1731, was getrouwd 25 junij 1721 met Willem van Doorn. Hendrik Boel, geb. october 1703, overl. ja?‘. 1759, was getrouwd den 13den mei 1725 met Kornelia van Leeuwen. N.

Steenen hoofden in romeinsche doodkisten. Op bl. 501 van den Nav. 1873 deed ik navraag omtrent wassen hoofden bg schedel- looze geraamten in graven te Cumae geplaatst. Nu zie ik uit Schoepflini Alsatia illustr. 11, dat ba Straatsburg gevonden zlJn in eene romeinsche steenen doodkist, behalve twee urnen met asch, ook twee hoofden van steen uitgehouwen. Stelden deze de afbeel- dingen der aldaar begravene personen voor? 0. A. SIX.

Oude namen van ‘planten, In het prachtwerk van de Bastard, Peintures & ornements des manuscr. depuis le IV siècle, Par. 1835 & an. suiv. 16 livr. in fol. max. avec pl. col., door koning Willem I VRAGIEN. 17 aan de Kon. bibl. te ‘s Gravenhage geschonken en waarvan iedere afl. f 900 gekost heeft, wordt eene plaat gevonden, waarop, uit een handschrift van de 8ste of 9de eeuw, een aantal planten en dieren met daaronder geplaatste namen zijn afgebeeld. Ik geloof, dat deze plaat eene geïllustreerde lijst bevat van geneeskundige planten tegen verschillende giftige dierbeten : achorus tegen wes- pen, herba orbicularis tegen schorpioenensteek, asplenis tegen slangengift, enz. In de Annales ordinis St. Benedicti van Mabillon komt eeue plaat voor, waarop een kruidtuin van die monniken- orde is afgebeeld, met opgave der aldaar gekweekte planten, Mis- schien zijn aldaar sommige der hierboven vermelde plantnamen, opgegeven ; maar ik kan dit werk nu niet nazien. De list der planten, die Hildegarde, abdis van het klooster te Bingen, kweekte, kan hier niet helpen, dewijl daar de meeste namen van kruiden in het Duitsch ztin aangegeven. De ma onbekende namen geef ik hier op, hopende, dat iemand mij daarvan uitleg zal kunnen ge- ven. Bovenaan is een man, die eene plant plukt, waaronder staat: Scolapius clui vetonicam invenit, en daarbij een snel loopende hond, waaronder: canis rabiens. Dit zal moeten beduiden Aesculapius, die betonica tegen hondsdolheid plukt. Verder vliegen of bgeu, die rondom eene laag groeiende plant zwermen, waaronder herba achorum. De plant hjkt niet veel op acorus calamus (kalmus), de vrucht wel iets op een komkommer (~yyou~coc); maar wat bedui- den ~ de insekten daarbg ? Eene plant met bolvormigen wortel, in houding en blad op varkensbrood (cyclamen hederafolium) ge- ljjkende, waaronder herba orbicularis ; daarbg eene slang, waaron- der serpens J’ecir. Dan volgt eene plant asplenis, zeker wel sco- lopendrum vulgare. Eindelik drie planten, waaronder herba sim- phoniaca, herba verminatia vel columbaria en herba agrimoaia. De eerste naam is mij geheel onbekend, de tweede beduidt mogelijk scabiosa columbaria, de derde gelikt veel op agrimonia eupatoria. Op de list der plantsoorten, die op bevel van Karel den Grooten op zijne landhuizen moesten gekweekt, en volgens z&re capitularia. in Curt Sprengel Histor. rei herbar. I. p. 219 opgegeven, komen deze namen niet voor. 0. A SIX. 18 VlXAQIDi

Ver- van keizer Leopold 1. In de eerste jaargangen van den Navorscher wordt herhaaldelik gehandeld over de vergiftiging van keizer Leopold 1 in 1670 door het branden van waskaarsen, waarvan de pitten met rattenkruid waren besmeerd, op zëne slaap- kamer, en waarvan hem de italiaansche rondreizende gelukzoeker en geneesheer Borri zou genezen hebben. Dit verhaal kwam mi verdacht voor en de Geschied. v. Oostenrijk door graaf Mailath, Hamb. 1848, naziende, zag ik deze zaak zeer uitvoerig behandeld in dl. IV, bl. 98-124. Dewijl Borri verhaalt dat hg den keizer van 28 april tot 27 mei te Weenen behandelde en Mailath daar- entegen bewijst dat Leopold den 23 april te Laxenburg was en van daar nog op 8 mei schrift en daarop naar Maria-Ze11 reist, . vanwaar hg eerst op 22 mei naar Heiligenkreuz terugkomt, ZOO is het dnidelyk, dat het geheele vert.elsel van Borri eene logen is, daar de keizer toen juist gezond en buiten Weenen op reis was. Q. A. SIX.

Drie wapens gevraagd. Op, Wiardastate is een snQwerk van eikenhout, met een mans- en vrouwenwapenschild. Het manswa- pen, waarbi eene S. staat, is écartelé: 1 en 4, het bovendeel van een gekleed mensch, 2 en 3, twee boven elkaar geplaatste tijen, ieder van drie Andreas kruisen. Het .vrouwenwapen, waarbg eene J. staat, is in tweeën gedeeld: het bovendeel twee gekruiste met de punt naar beneden gekeerde zwaarden in elk der hierdoor ont- stane vier hoeken een klaverblad (van Loo?): het onderdeel heeft een staanden leeuw. Bi deze wapens staat anno 1619. Het volgende wapen zag ik aldaar op antieke chinesche thee- kopjes geschilderd: op een rood veld staat in het midden een witte toren met blaauw spits dak; rechts daarvan eene zilveren staande halve maan, links twee boven elkaar geplaatste gouden sterren. Boven het wapen twee olifantssnuiten, waartusschen eene halve maan en 2 sterrer zoo als in het wapen. Kan iemand mi opgeven tot welke geslachten deze wapens be- hooren 7 a. A. SIX.

Voorwerpen door hout geheel omgroeid. In den Hortus Botanicus VRAOEN. 19 te Leiden toont men eene drietandige izeren groote spade of grijp, stekende uit een doorgezaagden dikken stam. Iets dergelijks vond men te Newport bi het zagen van een boóm, waarbg de zaag op een goudstuk stiet en dit bi het doorzagen zwaar beschadigde. Lee, in zin Museum of Antiquities at Caerleon p. 131, vermoedt dat het een ring was, Zti de holte van den boom nedergelegd. Moet men zoo ook de grijp te Leiden verklaren ? J. D. L.

Fríenche tooversage. In de Jakbzïcher des Vereina von Alterthums- freunden im Rheinlande, X. s. 226. ‘Bonn, 1847 wordt gewaagd van Bdie Mittbeilung einer friesischen Zaubersage n e uli c b im Janus, wo die boll$ìndischen Gelehrten den Vorwurf hinnehmen mussten, daas sie sicb in ihrem classischen Stolze zu vornehm deucbten, eine solcbe Perle vom Boden aufzuheben.” Wie kan dien friescben parel mededeelen aan J. D. L.

Zonderlinge oude engelsche zegels. In het belangrijke werk: Isca Silarum or an illustrated catalogue of the museum of antiquities at Caerleon, p. 119, (London 1862) worden vier oude zegels be- schreven, vermoedelijk door dezelfde band gesneden, - Het eerste (afgebeeld op plaat XLVII, fig. 12) stelt eenen baan en eenen baas voor die in eenen boogen pot kiken> Omschrift : HER IS NA HARE BOTE COK POT HARE. (Hìer is niet meer at8 een haan, pot en haas). Het tweede vertoont eenen aap, zittende op eenen ezel; op zijne band draagt hg, in plaats van eenen valk, eenen uil. Omschrift : HER IS NO LASS APE VLE AND As5 (Hier is Niets minder al8 een aaip, uil en eeeZ). Een derde dergelik zegel bevat eenen aap, schr$ings ge- zeten op eenen beer. Een uil is op z@e vuist in plaats van eenen valk. Omschrift: ALLONE Y RYDE. HAP. 1. NO. SVAYN. (swain) (Ik; w$d alleen zonder jongen). Een vierde zegel van dezelfde band ver- toont eenen bond en haas dobbelende. Twee dier zegels zin, zonder twgfel, geridiculiseerde vallcenjag- ten. Op het derde deelt ons de valkenjager-aap mede, dat hU 20 ANTWOORDEN. zonder dien page of jongen ter jagt gaat, dien men anders steeds nevens het paard dravende ziet afgebeeld. Zin er ook elders zulke zegels gevonden? J. D. L.

ANTWOORDEN,

Huguetan. (XXIII, bl. 292, 487.) In een der laatste nommers der Vaderlandsche Letteroefeningen voor 1871, heb ik een klein opstel geplaatst over Jean Henri Huguetan, naar aanleiding vau eenige processtukken in het Riks-archief. Dit rechtsgeding wordt gevoerd tegen personen, die hem in den Haag moesten oplichten en naar Frankrijk voeren, Het zou zeer gewaagd zijn een hard oordeel over dezen belangrijken man uit te spreken, alleen op grond van dezen misdadigen toeleg of van eenige allerhevigste schotschriften. Huguetan stierf in Denemarken als graaf vau Gyl- denstein; de groote wiskundige van Swinden was zin petekind. Van andere leden zijner familie heb ik mede iets kunnen vinden, onder anderen, dat eene dochter van zijn broeder het gebouw stichtte der tegenwoordige koninklcke bibliotheek omtrent 1734. Men kan hierover raadplegen het leven van den bibliothecaris Holtrop, door zgn amhtsvolger, den heer Campbell. Het zal echter niet zoo ge- makkelijk zin, uit de niet rijke en zeker niet altid zuivere bron- nen, omtrent Huguetan eene gevestigde meening te erlangen. Indien steller der geheel ongeteekende vraag dit deel der Letter- oefeningen niet bg de hand mocht hebben, zal ik aan z&r mi kenbaar gemaakt verlangen voldoen, door hem een overdruk van miu verhaal ter lezing te zenden. Zutfen. J. 0. PREDEIIIKS.

Veroverde vaandels. (Vgl. Alg. Reg. 11.) Dec. 1650. »Hollandt was nu ontbloot van Stadhouder, waerdoor de Verkiesinge der Regenten, Vroedschappen en Officieren, weder tot de Steden keer- den die stemmen in ‘t Hof hebben. De Guarde van a&e Hoog- ANTWOORDEN. 21 heyt hoogl. Memorie, wierde beledigt sen de Staten van Hollandt van déwelcke sy hare betalinge hadden. Men dede ook een gene- rale beschrijvinge van alle de Provintien, waartoe de Groote Zale op ‘t Hof in den Hage wiert beregt, de aldaer staande Winckels afgebroken, ende in de plaatse Bancken 6 boven malkanderen gemaeckt, die met gedekte Kussens en blaeu Laecken gedeckt xin geworden, staende een tafel in ‘t midden derselver : Ende alhoewel dese Zale van outs met de Vendelen (in den Slagh van Vlaenderen verovert) seer verciert was, soo heeft het doch vele gescheelt met de tegenwoordige hoedanigheyt, aengesien niet alleen deselve ver- hangen, maer oock vermeerdert zijn met alle Standaerden en Ven- delen uyt het Arzenael van sijne Hoogheyt hoogl. Memorie, daer onder die Zegeteeckenen, voor desen in Thienen van den Grave Lambog verkregen.” (Hollantse Mercurius. Haarlem 1651. 4”. bl. 60.) . FR. D. 0. OBREEN. Zinspreuk, Sustine & abstine. (Xx111, bl. 447). De heer G. A. Six yraagt, waaraan die latinsche zinspreuk ontleend is, terwil hi de gissing gewaagd heeft dat zij uit den Bijbel zoude ztin en zoo ja, vraagt hg uit we1.k gedeelte ? Het is de zeer bekende levensregel van den stoicijnschen wijs- geér Epictetus van Hierapolis in Phrygie, een slaaf van Epaphro- ditus, die zelf weder een onderhoorige en slaafsch gunsteling van Nero was. Hij leefde en leerde het eerst te Rome en daarna, nadat Domitianus de w@geeren verbannen had, te Nicopolis, eene stad in Epirus, door Augustus gesticht tot aandenken aan de over- winning bg Actium. Weinig is van zijn leven bekend, behalve dat hg op een vriendschappelijken voet st#ond met Hadrianus, het- welk aanleiding gegeven heeft tot de zamenstelling van de Al- tercatio Hadriani cum Epicteto, dat hij lam en zeer arm was en schier geene behoeften kenden. Arrianus zin leerling had van hem eene uitvoerige levensbe- schriving zamengesteld, die echter verloren is gegaan. De geleerde J. Schweighauser heeft in 1799 en 1800? in zes deelen in 8O., alles wat ons omtrent Epictetus overgebleven is nit- gegeven onder den titel van Epicteteae Philosophiae Monumenta, post Uptoni aliorumque curas. 22 ANTWOORDEN.

Wie verder iets van hem weten wil sla de Biographie Univer- selle of Conversations lexicons op, maar bovenal het artikel vm Christian A Brandis, prof. aan de universiteit te Bonn in den Dic- tionary of Greek and Roman Biography and Mythology, London 1850, in voce. De hier besproken spreuk is in het grieksch heel aardig, c&&o xai oindp. Deze spreuk werd als het ware na de middeleeuwen weder eerst wereldkundig door de Adagia van Erasmus, >Not only a monu- ment of vast learning, but a rich repository of anecdotes, quota- tions, and biographical sketches,” zoo als Robert Blackley Drum- mond in zijne onlangs t,e Londen bij Smith Elder & Co. in twee 8O. deelen uitgekomen leven van Erasmus zich uitdrukt en voor de zamenstelling van welke eerstgenoemd werk men aldaar bl. 272 en volgende zeer merkwaardige mededeelingen vindt. Van deze Adagia bestaat een tal van uitgaven; de oudste is die van Parijs in 1500 gedrukt, welke in vergelijking met de latere met regt, zoo als Erasmus zelf haar stempelde, een »opus jejunum atque mops” mag genoemd worden. Eerst de ald$nsche druk er van mag geroemd worden als een werk van eenige volmaking, maar evenaart de latere nog op verre na. niet. Het is een van die boeken, waar men steeds met het grootste genoegen in bladert en altijd weer iets nuttigs uit leert. De uitgaaf der Adagia van 1617 te Hanover in folio -is door z+e uitmuntende Indices aanbevelenswaardig.

Rotterdam. J. H. s.

De Hoopman van Narheit, (XXIII blz. 394). Het door Az. be- schrevene plaatje, waarvan mede een exemplaar in mine prentver- zameling over nederl. geschiedenis berust, is een spotportret van den hertog van Alva, vervaardigd door Th. de Bri of de Brij. In Flögels Geschichte des Grotesk-komischen, neu bearbeitet von Dr. Fried. W. Ebeling m. 40 Abbild. Leipzig bei A. Wei1 1862 8”. vindt men op Taf. XXII eene gelithografeerde copi van dit prentje. en verder op pag. 463 het navolgende: BVon den berühmten Kupferstecher, Aetzer, Zeichner und Gold- ANTWOORDEN. 23 schmiéde Theodor de Brij (1528-1598) haben wir zwei Blätter in Niello-manier und in 40. hier namhaft zu machen, welche ZU- gleich zu den vorzüglichsten seiner Leistungen gehören. >~Das eine enthält in den Mitte die Worte Orgeuil et Folie, das andere de Hopmann van Narrheit, ein Spotbild auf den Elerzog von Alba. Beide sind sehr selten und die Leser wiirde es uns .da- bei Dank wissen, von dem letsten wenigstens eine Nachbildung zu sehen (XXII), wobei die im Original in alt-französischer und holländischer sprache abgefastte Umschrifl zum leichtem Verstiind- niss deutsch gegeben ist.” Van deze plaat bestaat ook een pendant getiteld: aDe Hoopman van Weisheyt.” ,Le capitaine Prudent.” Zinde een portret van Prins Willem 1, borstbeeld, geharnast, blootshoofds, en profil regts, eveneens omgeven met een randwerk op zwarten grond, waarin nevens vele andere figuren, eene voor- stelling van Salomo% regt en voorts de navolgende verzen: »De Dieu vient toute sapience DC’est de lui seul quelle comence, BEt demeure, infailliblement, SAvec lui éternellement. >Le vray commenoement dicelle BC’est, craindre Dieu du ardat Zele.” en .De Wysheyt welck geweest heeft voor alle tgden »Soeckt godsalighe Vrede tot slandts bevriden BEn hout de Prinschen in een gherusten Staet. aSy bemint de Waerheyt en wilt gheensins liden wLeughen noch bedroch; rechtveerdigh is al haer daet w Salich is d’overheijt diese behout in den raet.”

Onder bij het portret staat: >The De Bri. F. et EX. J. Wolff. exc. Ook deze plaat is in min bezit. Dordrecht Mr. 8. vm QIJN.

Cornelis Gentman Leydecker. (XxX11, bl. 268 en 476). Zin vader ds. Jacobus Leydécker, geb. te Middelburg 9 mei 1656, werd prop. 24 ANTWOORDEW.

bij de class. van Zieriksee in sept. 1676, pred. te Ritthem 10 april 1678, in de Willemstad 4 act. 1682, te Heusden 11 mei 1692, en te Middelburg 27 april 1698, waar hg 1 mei 1729 overleed, als wed. naintende Machtilda Gentman, bi wie hg elf kinderen verwekte, van welke toen nog in leven waren vier, n. 1. Mach- thilda Jacoba, Johanna, Cornelis Gentman, & Adriaan. (Zie Boekz. april 1728, bl. 505-506 en juli 1729, bl. 111-117). De zoon, Cornelis Gentman Leydecker, werd eerst pred. te Lief- kenshoek 17 . . . van daar ber. te Ritthetu 9 act. 1715, bev. 29 maart 1716 en afsch. 1 jan. 1730; te Sas van Gent ber. 27 sept. 1729, bev. 8 jan. 1730 en afsch. 14 act. 1736; te Bergen-op-Zoom ber. 14 aug. 1736, bev. act. 1736, ald. emerit. 24 act. 1760, afsch. 30 nov. 1760, overl. 1 maart 1761, begr. 6 do. en lijkpredicatie 8 do. (Zie Kerker. ,actab. van Ritthem en Sas v. Gent, alsmede Boekz. nov. 1729, bl. 629-630, aug. 1736, bl 244-245, act. 1736, bl. 495,nov. 1760, bl. 649, dec. 1760, bl. 771 en maart 1761, bl. 379-380). In de Boekzaal wordt zijn geboorteplaats en -tgd, evenmin als zin ouderdom bij overl&len, vermeld, gelijk ook daarin geen le- vensberigt van hem is opgenomen. Uit zijne kerkelijke loopbaan meen ik evenwel te mogen opma- ken, dat hQ tusschen 1682 en 1692 geboren is, zoodat de Wil- lemstad hoogst vermoedelik z$e geboorteplaats zal zin, Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht Mo~ijen. (vgl; Xx111, bl. 44.) J. Mooien komt voor als drukker te Harderwijk, in Boekz. dec. 1776, bl. 729 en sept. 1777, bl 330. J. M. Mooijen komt voor, 20 sept. 1781, als leerling op de lat. school te IJsselstein, in Boekz. act. 1781, bl 511. Wo~aartsdz$ J. VAN DER BAAN. VRAGEN.

Junius, secretaris van Leicester. In de twisten van de holland- sche staten met den engelschen gouverneur generaal neemt debrief aan Junius eene plaats in. Wie weet omtrent dezen persoon iets meer te berichten 3 Van Meteren noemt hem een zoon van dr. Jan Junius. Is hg soms dezelfde persoon, die later als secre- taris van Frederik Hendrik voorkomt?

Het huis ‘t Crabbetje, op WolfaartsQk. Behalve eene afteekening van den ridderburgt Muyden of de Piet, in Westerker Ambacht op het eiland Wolfaartsdik, hetwelk door den vloed van 16 nov. 1377 verloren is gegaan, - zag ik dezer dagen ook twee aftee- keningen, zoowel de voor- als de aohterzgde van het huis, ‘t Crabbetje genaamd, dat, volgens het onderschrift, mede daar gestaan moet hebben. Weet iemand mi daaromtrent eenige aan- wizing te geven, of iets bgzonders van dit voormaals bestaan hebbende aanzienlijke heerenhuis mede te deelen? Wolfaavtadtjk. J. VAN DE& BAAN.

De heilige graal.. Halbertsma vertelt in zinen Naoogst 1, bl. 4, dat de Franschen, toen zij Genua veroverden, dezen beker hebben medegenomen : en dat zin vriend Hoekstra hem in 1808 nog op het Luxembourg te Paris zag. r>Waar hij thans is, kan ik niet zeggen,” voegt Halbertsma er bg. Weet iemand anders het? Is de afleiding, die H. van het woord graal geeft, juist?

abonumenten voor Lodewijk XVII, madame Elisabeth, lKarie Antoi- nette en den hertog vau Enghien. De fransche kamers besloten in 1816, dat voor deze .vier personen, slagtofTers van de revolutie en het keizertik, monumenten zouden worden opgerigt. Is het geschied? Bestaan zij nog? 26 VBAGJJN.

Eene hollandsche Edda. Van welke deelen der Edda bestaan er vertalingen en waar te vinden ?

Werken van J. le Francq van Berkhey. Wie verschaft aan de navorschers in den Nsvorscher eene lijst van de werken enz. van J. le Francq van Berkhey ? De opgave in van Doornincks Bibliotheek ,is ook voor de anoniem verschenene, naar ik meen, niet compleet.

Hengelrik. Eet volgende berigtje uit een der bladen deelen wi mede, om den zeker weinig bekenden naam hier aan te teekenen, en te gelgker tid naar de afkomst tc vragen. > Uit de omstreken van Barneveld wordt gemeld, dat men al- daar enkele stukken rogge, voordat deze rip was, heeft moeten - maaien, om het stroo te behoaden. Als oorzaak wordt genoemd een teeder onkruidplantje ~hengeZ&‘P’ genoemd, dat tusschen het stroo opgroeit en in gewone gevallen weinig kwaad doet, maar wordt de rogge door regen of wind of door beide neergeslagen zich zoo ongelooflijk snel er boven verheft, dat het veld zich na drie of vier dagen groen in plaats van geel vertoont, terwil door de verbazende menigte van ‘t onkruid de rogge zich niet meer kan oprigten en bg nat weder aan rotting ten prooi wordt.”

Roka van Brederode. Mg is ergens voorgekomen de naam van Roka van Brederode. Wie kan ma uit de registers van dit ge- slacht eenige aanwgzing ten opzigte van dezen persoon geven?

Wolfaartsdfjk. J. VAN DER BAAN.

Geelacht Hoogeveen, enz. Uit eenige notities van eene familie Ockhugzen ontwaar ik: dat Hendrik Ockhugsen, geb. in 1679, den 16en juli 1705 te Loenen is getrouwd met Maria Bodisko of Bo- disco, geb. in 1683; dat hunne dochter Johanna, geb. in 1708, op den 3en act. 1730 te Loenen is getrouwd met Joris Sanderson,schout van Loeien en Nieuwersluis ; dat eene dochter van deze, Hendrins Johanna Sanderson, was getrouwd met Cornelis Hoogeveen, baljuw van Kroonenburg en Loenen, hoogheemraad van Zeeburg en Diemerdgk. VRAGEN. + 27

Zonde men mi ook kunnen opgeven de ouders van bovenge- noemden Joris Sanderson, alsmede zlJne grootouders, hunne geslacht- wapens en de wapens der familiën Ockhu@en en Bodisco. Ook nog de ouders en grootouders van Cornelis Hoogeveen, bovenge- meld, en de ontbrekende geslachtwapens. Die van Sanderson en Hoogeveen zin mi bekend. N.

Thonia Jansz. van Dordreoht. In de Utrechtsche jaarboeken van Burman, dl. III, blz. 516, wordt Thonis Jansz. van Dordrecht ver- meld onder degene, die de stad Utrecht in soldg heeft aangeno- men tot den oorlog tegen Maximiliaan van Oostenrijk als graaf van Holland, in 1481. Bestond dit ‘geslacht van Dordrecht nog in het laatst der 17e eeuw? Zin dienaangaande bizonderheden bekend? [Is het zeker dat dit van Dordrecht familienaam was 31

ANTWOOR,DEN. .

Zillesen, Geschied. der Vereenigde Nederl. sedert de oorlogsverkl. aan Engeland tot 1798 (XXIII, bl. 501.) Is de Ctel juist opgege- ven, dan blgf ik het antwoord schuldig. Maar wordt bedoeld : Zil- lesen, Geschied. der Vereen. -Nederl. nevens de voorn. gebeurtemken in Europa (,&dert den jctare 1793 voorgevallen), dan kan ik den vrager mededeelen, dat het Be of laatste deel in januari 1803 te ‘s Gravenhage bi J. C. Leeuwesteen verschenen is. Het bevat te- vens een algemeen Register op het geheele werk. J. 1. VAN DOORNINCK. [Het antwoord van J. C. K. komt hiermede overeen.]

Willem Barendsz. (Xx111, bl. 396). Of de afbeelding van het schip in Lacroix’ Vie milit. et relig. au moyen age, haren oorsprong te danken heeft aan de hand van Willem Barendsz., den beroemden zeevaarder, zal met zekerheid wel niet uit te maken zijn. Dat er 28 ANTWOORDEN.

waarschgnlgkheid bestaat, dat hb er de vervaardiger van is,blijkt dunkt mi, daaruit, dat op de oude en zeer zeldzame gravure, waar Lacroix’ afbeelding naar gevolgd schgnt, behalve de woorden : BPe- trus Kaerius Excudit Guilielmus Barentsoen delineavit,” ook het jaartal 1594 vermeld wordt, een bewis, dat de teekoning gemaakt is, in een tgd, toen Willem Barendsz., de latere held van Nova- Zembla, in zine kracht was, en er dus tegen de onderstelling, dat hg de teekenaar is, althans geene bezwaren van chronologischen aard bestaan. Dr. Broers, uit wiens collectie een exemplaar dezer-prent in min bezit overging, vraagt in z$e Bgdragen tot de Geschiede- , nis v. h. Nederl. Zeewezen, w8ar hg op bl. 28 deze plaat be- schrijft, of deze afbeelding ook het vaartuig zoude kunnen voorstel- le n, waarmede de beroemde togt naar het Noorden ondernomen werd. De loopende leeuw achter op den spiegel zou welligt, als sym- bool van den naam van het schip, het antwoord op deze vraag kunnen doen vinden ; doch ongelukkigerwgze wordt, zoo ik rnff wel herinner, in het verhaal der overwintering op Nova-Zembla de naam van Heemskerks bodem niet genoemd, en -vervalt daar- door dit punt van confrontatie. Mi schijnt het afgebeelde vaartuig meer toe een oorlogsschip te zin, en wel op grond ziner bewapening: het telt toch 52 stuk- ken geschut en heeft krggsvolk binnen scheepsboord, en ofschoon men nu uit ‘het verhaal van Heemskerks en Barends togt opma- ken kan, dat ook hun schip van geschut voorzien is geweest, zoo betwgfel ik echter of daarbi aan eene bewapening moet gedacht worden, zocì sterk als de hier afgebeelde. Dordrecht. MI. S. VAN RIJN.

Willem Barendsz. De prent, waarvan de afbeelding in het werk van Lacroix misschien eene navolging is, kwam voor in de ver- zameling van dr. H. J. Broers (catalogus no. 2733). Zij stelt voor een zeilend schip met vlaggen en wimpels; op de hoofdvlag de leeuw up een wit (gouden P) veld. De wimpels cn een kleine vlag met het wapen van Amsterdam. In de bovenhoeken van de prent de wapens van Nassau en Amsterdam. Links beneden leest men : Petrug Xaerius excudit. GuiIiebu8 Barentsoen dehheavit 1594. De prent is hoog 0.36, breed 0.43. Nu vraag ik op mijn beurt: Behoort deze prent in eenig ge- drukt werk (kaartboek 9) t’huis ? En bestaan er afdrukken met den naam van Yisscher? P. A. TIELE. (feslaat Wentholt. (XXII, bl. 271,429). Onder dankbetuigiug voor de gegevene inlichting, moet ik den heer v. Breugel Douglas doen opmerken, dat Eva en Hendrik’ Nilant geen zuster en broeder geweest kunnen Z$JI, daar Hendrik tot ouders had Henrik Nilant en Maria van Boekholt, J. 1. VAN .DOORNINCK.

Geslacht Weetreenen. (XXIII, bl. 43, 371, 527,) Toen E. in den Navorscher van het vorige jaar, bl. 43, Gne vragen plaatste om- trent het geslacht v. Westreenen, was er zooveel mi bekend is, geene genealogie van dit geslacht uitgegeven. Door dezen eersten aanstoot werd -Janid uitgelokt om op bl. 371 eene geslaGhtlgst van de Westreenens, die van ‘Hendrik v. W. en Benedieta v. Mal- sen afstamden, te doen drukken. Vooraf gaf hi eene kritiek van E.‘s schets van de eerste afstammelingen van voornogmden Hen- drik. Dat Janid evenwel zelf feilen in zine genealogie beging, heeft Mo., t. 1. a. pl., beweAen en daarenboven aangetoond dat Janids zoogenaamde verbeteringen van E.‘s schets soms fouten waren, zoo als b$. door Emma v. Schaaak in SchawGk te willen ver- anderen. i) Eene oude, tot omtrent 1t)SO gaande, genealogie van de West- reenens, in handschrift op het prov. archief te Utrecht berustende, eene tweede tot in deze eeuw loopende, bij den raad van ‘Adel te ‘s Gravenhage voorhanden en eene derde in de nalatenschap van van den baron v. Westreenen v. Tiellant in zin museum Meer- manniano-Westreenianum aanwezig, komen overeen met de ‘door E. gegevene schets, zoodat ik daarin meer vertrouwen stel dan in de opgaaf van Janid. Zie hier hetgeen de 3 bovengenoemde genealogiën vaststellen.

‘) Is Schawijk en Schaijck niet hetzelfde? HEBT. Hendrik Duwer, schepen van Amersfoort, 1432. I Jan Doawer, gen. v. Westreenen, schepen v. Amersf.. 1481-83.

Hendrik Douwer, gen. v. W. t 1563, Jan v. Westr., raad v. Amersf. 1526-28, burgem. 1536, = Benedida Colentis, gen. v. Mal- = N. v. Bijler. Van deze stamde af: 8811, dochter v. Johan en Hadewich Will. Hendr. Jac. bar. v. Westreenen v. Thiellant. v. Hinderstein. (Zie hieronder ) / - \ Jacoba van W. Jan v. W. neemt Herman v. W. be- Cornelis, schep. te Steven, schepen te t 1584, oud 63 j. den ring in zin houdt den ezel in zijn Amersf. 1528. Amersf. 15 30. = Gijsbert Lap, wapen, = 1557 wapen, = Maria med. doet. f 4 jan. Emma Y. Scha@. Schinkel, Corn. Hn- 1574. bertsd.; hare moeder wa8 eene Qtenbroek.

Hendr. v. W. Jan v. W. (0 = . = Anna, Cornelia Alida v. Dolse.) . Gijsbertsd. .

- -. . Jacomina v. W. Johan v. W. Adriaan d. W. Catharins v. W. t = Gillis v. Mn& = 1696 Wendelm. = JohannsDael. 1656, = 16% Jo- den, leefde in 1619. v. Cleef, Lnbbertsd. lm Ploos, 1627 Hu- I brecht v. Diemer. -- Arend v. W. = 1615 Cornelis v. W. t 1660, Lubbert v. W. t 1652, Anna van Pellicorne. = 1614 Cornelio DniJck. = 1626 N. Volbergen, Kinderen bij A. Kiuderen bij B. 1643 Margar. v. Pelli- corne, die later hertr. met Joh. Mamnchet v. Hondringen, weduwen. v. Maria de Velare. A. De kinderen van Arend waren: Winanda = 1663 Joh. van der Menlen, 1668 Jacq. de I’Homme, seign. de la Farre. Johan = 1646 Anne v. PeIlicome, t 1716. Hendrik = 1652 Alida Ploos van Amstel. Pieter. Anna, geb. 1619, t 1648. Margaretha, .geb. 1615, t 1630. B. De kinderen van Comelis waren: Johan, geb. 1648, heeft 2 kinderen gehad. Gerard, geb. te Utr. 1628. en volgens Ms. ook nog: Elisabeth = Frans v. Zegwaard v. Westerbroek. Anthonis, t 1656. C. De kinderen van Lubbert waren : Meerten, geb. te Utr. 1632. Johannes, geb. te Utr. 1638. wiidz = N. v. Willigen.

Ik hoop dat door bovenstaande mede3eeIing de verwarring omtrent de vroegste vertakking van het geslacht V. Wes@nen 0 zal opgeheven zijn. Dewijl bovengenoemde Arend, Lubbert en Johan v. Weatreenen elk met eene Pellirome getrouwd zjn geweest geef ik hier de afstamming dezer 3 vrouwen. Jean Pellicorne = Anna Embert. Henrie Thiebaut = Jeane Kint. Lodew. Collen = &ertr. Pellicorne. I I I Johan Pellicome, 1 1614 = 1685 Anna Thiebaut. Jaspar Collen = Cath. dn Hois. - I Arend v. Westr. = Anna Pellic. Margar. Pel&. = Lubbert v, Westr. Joh. Pellic. = Abigael of Susanna Collen. I Anna Pellic. = Johan v. Westreenen. 32 ABTWOBRDEI.

Stamboom v, Will. Hendr. Jac. bar. v. Westreenen v: Thkellant. Jacob v. W., schepen v. Amerd 1537 = Maria v. Dam. Jan v. W.3 raad van Amersf. 1558 - Everdina Boll. Jacob v. ‘W. = Antonia Boll. Dirk v. -b, = Remburge v. d. geer. Wouter v. W. t te Utr. 1650, = Alida v. Cugck. Dirk v. ’ W. t te Utr. 1668, =- 1641 Adriana Mabeuge van Rogenstein. 1 Hendr. Wouter v. W., geb. te Amsterd. 1643, t 1714, = Adriana Meerman. 1 Gerrit v. W,, geb. te Utr. 1676, t te atav. 1730, = 1. N. Visscher. 2. Ant. Adr. v. Turnhout, geb. 1690, t 1754. Gerrit v. W., geb. te Batav. 1708, + 1742, = J. de Joncheer, geb. I 1708, t 1785 te . Johan A driaan v* W., geb. te Batav. 1742, = 1776 Anna Cath. I Dierkens. Willem dl endr. Jac. bar. v. Westr. v. Thiell. Hij voerde in zin wapen eenen ring met 3 leliën en was in den nederl. adel erkend, hetgeen niet het geval was met Jan André v. Westr., te Utrecht in 1871 overleden, als laatste mannelgke af- stammeling van de Westreenens v. Driebergen, die den ezel in hun wapen voerden. S!I’BLLA DUCE. ’

Qeslachten Borrendamme en Soumans. (Vgl. XV, bl. 377 en Xx111, bl. 538.) Bi de vermelding van het overliden van ds. Jacobus Drnbbels,, als pred te Zonnemaire, blikt, dat deze als weduwe na- liet mej. Theodora van Berrendam. (Zie Boekz. van act. 1780, bl. 533-535.) Wdfaartsd$fk. J. VAN DER BAAN. Geslacht van Adriohem. .(Vgl. Xx111, bl. 540). ,Henricus en Tho- mas Adrianus van Adricbem werden, respectivelgk den 30 aug. ANTWOORDEN. 53

1779 en den 5 maart 1781, aan de latgnsche school hunner ge- boortestad ‘s Hertogenbosch, tot de academische lessen gepromo- veerd. (Boekz. sept. 1779, bl. 364-365, en maart 1781, bl. 296.) Wolfaatid(jk. 5. VAN DER BAAN.

. Gslaht van Ingen. (vgl. Xx111, bl. 540.) Hermanus van Ingen werd prop. te WUk bi Duurstede (class. Rhenen en Wik) 21 maart 1775, beroepen te Ter Borgh, en peremt. geëxamineerd bij de class. Rhenen en Wik 8 nov. 1775, bevest. te Ter Borgh 3 dec. 1775 en afsch. aldaar 22 juni 1788, als zinde 11 april 1788 ber. tot 2den predikant të Hasselt, waar hg 6 juli 1788 bevestigd werd. (Boeke. maart, aug. nov. en dec. 1775, mei, juli en aug. 1788. Hi vertrok van Hasselt naar Wolvega in 1803. (Moonen, Naamketen van Overiss. predikanten, bl. 61). Verdere levensloop n$j onbekend. Hubertue van lngen was pred. te Driebergen van 1674-1681, toen hij overleed (van Rheenen en Voet, Naaml. pred. van de prov. I?trecht, bl. 92.) Hendrik Johan van Ingen (geb. 1785) werd prop. te Breda 1814, pred. te ‘s Heerjansland 1 jan. 1815, te Waarde 1818, te Arnemuiden 1820, te Ouwerkerk in Duiveland 1824, emeritus 1 juli 1856, overl. te Zierksee 25 f&. 1859, oud 73 jaar, terwgl fine vrouw Maria Cannenburg, ruim 61 jaar oud, na 41 jarigen echt, reeds den loden act, 1857 mede te Zieriksee overleden was. Z1Jn zoon Willem Cannenbnrg van Ingen, cand. in N. Brabant 1853, is sedert den 4 jung 1855 pred. te Borselen, geb. te Ouwer- kerk 17 juni 1825, en gehuwd met Johanna Diderica van Eeden. Hendrik van Ingen, geb. te Kampen, cand. in Overgssel 1835, is sedert 23 julij 1837 pred. te Dalen, en vierde den 27 julc 1862 aldaar gedachtenis van 25 jarigen dienst, Hendrik Reindert van Ingen,. werd cand. in Over$sel 1854, doch komt in het Naamregister der pred. van 1867 voor het Iaatst op de candidatenlgst voor. Wolfaartadijle. I. VAN 1IEE BAAN. 34 AANTEEKETjINGEN.

Renatue Desoartes in Utrecht. Het is bekend, dat de beroemde wisgeer René Descartes bij zijne omzwervingen en reizen, zich ook een tijd lang te Utrecht heeft opgehouden ; doch de woning die hij aldaar betrokken had is nimmer juist aangewezen, en ik ‘zou dat ook niet kunnen doen, zoo ik het mi in vroegere jaren mede- gedeelde niet had aangeteekend. De heer mr. Antonie Jti van Mansveld was een ;jverig kunst- beoefenaar, ‘die tevens, bg zine ambtsbetrekking, steeds de teeken- avonden op Kunstliefde bezocht, waardoor ik met hem in kennis was gekomen, Ik ontmoette hem eens in de Maliebaan en het toeval wilde, dat wU juist bleven staan praten op de plaats waar het huis stond door René Descartes bewoond, dat hg mi aanwees, daarbij voegende, dat toen hg nog een jongen was, zin grootva- der het hem dikwils als iets zeer merkwaardigs had aangewezen. De bron waaruit m&re meededeeling vloeit, is dus zuiver en strookt met den tid dat René daar woonde, aangezien mlJn zegs- man in 1757 te Utrecht werd geboren en in 1829 aldaar over- leden is. Dit huis heb ik nog zeer goed gekend. Het stond, als men de Nachtegaalsteeg (thans Nachtegaalstraat) uitgaande in de Malie- baan links omsloeg, eenige roeden verder dan het huis op den hoek, door den bloemist Glim bewoond; van daar af bad men eenen doorgaandeu muur langs den weg, waarin eene poort was en op ongeveer eene roede daar achter stond een zeer fraai beeren-- buis, vgf ramen breed en met bovenverdieping. Het was versierd met steenen glaskozijnen en kroonlijsten er boven, alsmede een frontispies boven de deur, kortom in alles een deftig huis, op het kadaster voor 1820 bekend, doch op de latere liggers niet meer, dew$ alles gesloopt en aan kleine perceelen verkocht is. Er bestaat eene geschilderde afbeelding van dat huis, die ik jaren geleden gezien heb bi den heer A. van der Willigen te Haarlem, een klein stukjen, zeer fraai en door de Ueijer of Pronk geschilderd. Volgens mijne latere informatien is het sedert lang AANTEFKFiNINBEN. 35 verkocht, zonder meer, en wel zeer tot mgne spit, daar ik het voor het stedelik museum zocht machtig te. worden. Verder moet ik hier nog mededeelen, dat de heer mr. J. 1. D. Nepveu, griffier alhier, bg eene BeschGving van het Park op den Cingel over de Heerenstraat zegt, dat René Descartes daar ge- woond heeft, zonder eenig aannemelijk bewis. Als men weet, dat het Park door den vermogenden vromen Jodocns van Lode- stein gebouwd en bewoond werd, die van daar in 1673 door de Franschen als ggzelaar naar Paris werd vervoerd, dan doet zich de vraag op, of Lodestein z@e woning voor eenen philosoof, waar hg eenen afschuw van had als zinde een scheurmaker in het chris- tendom, zou over gehad hebben. Dit Park is later tot eene bnrgerlike buitensociiteit gebruikt en bU het ophouden van het begraven in de kerken, door den notaris Buddingh aangekocht, met het doel om aldaar eene eigene begraafplaats te bezitte;. Door eenen toevalligen zamenloop van omstandigheden werd ook deze bezitter in 1813 met de heeren Perponcher, Ram en Singendonk, even als Lodestein, naar Pa- ris vervoerd. lJ. c. KRAMM. Spreekwijze. Zoo oud als de weg van ICralingen. Harrebomée, Spreekwoordenboek 1, 448 voegt er bij, aook wel: aZs de weg van Rome.” Lj gist, dat met den laatsten eene via Adriani, leidende naar het Forum Adriani, (Voorburg) bedoeld zal z$. Het komt ons voor, dat de veelvuldige pelgrimstogten naar Rome aan- leiding tot dit gezegde hebben gegeven. Ook aan zulke pel- grimato’gten naar Kralingen zal het bovenvermelde gezegde zinen oorsprong te danken hebben en niet, zoo als ik meen, Baan een azoodanigen ouden weg, mogelijk wel een overblifsel eener oude sheirbaan van de Romeinen.” Onder Kralingen toch lag oudtj5ds eene kappel, St. Elbrechts kapel genaamd, die zeer in den reuk van heiligheid stond. ,De Bvisschers eer zy ten haringvangst uitvoeren, quamen hier in *menigte aangeloopen, om een goede zee-reis en voorspoedige vis- Bschery van God en de Heiligen te verzoeken l).”

‘) Oudheden en Gestichten om Zuid-Holland en van Schieland. bl. 644. 36 AANTEEKÉNIHB~.

Zelfs nadat van deze kapel niefstgdan wat puin en vervallen , muurwerk was overgebleven, werd de plaats, volgens het in 1719 uitgegevene en zoo even aangehaalde geschrift, vnoch tegenwoordig - #zeer dikwils van de Katholjjke dorpelingen en boeren bezocht.” J. D. L.

Bprsekwijze, Zoo oud als de weg van Kralingen. Het woord oud kan meer daq oene beteekenis hebben. Het kan beteekenen iets wat lang bestaan heeft, maar ook iets wat sedert lang bekend is. In de spreekwgze 200 oud als de weg van Rome heeft het de laatst- genoemde beteekenis. Het is eene zeer bekende spreekwgze, ik heb haar honderden malen, door allerlei menschen en op ver- schillende plaatsen, hooren bezigen, maar nooit in eene andere beteekenis. Altid wilde men er mede zeggen, arneen niet dat gij ODS wat nieuws komt vertellen, het is oud en bekend, tij hebben het al lang geweten.” Het beteekent dus, ~wij weten het even goed, als wë weten welken weg men moet nemen om te Rome te komen.” Hetzelfde zal men ook willen te kennen geven met »zoo oud als de weg van Kralingen.” W$ zullen dus hierbi wel niet aan . eenen ouden romeinschen weg te denken hebben. Dat de spreek- wize haren oorsprong te danken heeft aan de bedevaarten naar Kralingen, zoo als J. D./L. meent, komt rn$ zeer waarschgn- lik voor. Er is nog eene derde dergelgke spreetijzen, maar die ik in het werk van Harrebommée niet heb gevonden, 200 oud als de weg van Jacatra. De beteekenis is dezelfde als die der twee andere. Den oorsprong kan ik niet. Moet men hier denken aau den weg van Nederland naar Java, die in het begin der 17e eeuw nog nieuw was, maar spoedig zoo druk bevaren werd, dat de hollandsche ieeman dien weinige jaren later reeds oud en bekend noemen mogt? Misschien evenwel weet een onzer medewerkers er eene betere verklaring van te geven. P. LEENDERTZ WZ. VRAGEN.

IZoode vlag, waarop een uit eene wolk stekende ontbloote arm voorkomt, in, de hand hebbende een min of meer gebogen zwaard, met de punt naar den opperarm gekeerd. Onlangs zag ik eene schil- deri van den vlaamechen schilder Bonaventurs Peeters (+ 1642), voorstellende een riviergezigt met schepen. Van een dezer, zijnde een jagt, waait van top de hollandsche vlag en van den spiegel de vlag aan het hoofd dezes beschreven. Het bragt mlJ in herin- nering deze vlag meermalen op teekeningeu en gravures te hebben opgemerkt, o. a. : l”. Opeene gegraveerde prent (gekleurd), zinde een gezigtvan de reede, op de stad en het kasteel Bstavia, door J. Vinckeboons, uit het laatste gedeelte der 17e eeuw. Van de schepen heeft er een het wapen van Amsterdam op den spiegel: van de toppen waait de hollandsche vlag en van den spiegel of kampanje de roode vlag met zwaard als boven. 2O, Het titelblad van Le Neptune Franpois ou Atlas Nouveau des Cartes Marines, Paris, Hubert Jaillot 1693, heeft tot vignet een driemastschip met hollandsche vlaggen? van top. Van den spiegel waait eene vlag, waarop de arm met het zwaard voor- ,komt. Al de vlaggen zin ongekleurd. Het vignet is gegraveerd door J. van Vianen. In de hollandsche uitgave van dezen atlas, in hetzelfde jaar bg Pieter Mortier, ziet men het voornoemde drie- mastschip met dezelfde vlaggen, doch nu gekleurd. Ook deze gra- vure is door J. van Vianen vervaardigd. II 30. Eene teekening, voorstellende een gezigt op Malakka van de reede, waarop verschillende schepen. Van het grootste waait vsn den spiegel de roode vlag met het zwaard; met uitzondering van een schip, dat aan den voortop eene roode vlag met een geel kruis heeft, voeren ze alle hollandsche topvlaggen. 40. Alsvoren een gezigt van de reede van Amboina ; van een der schepen waait van den spiegel de roode vlag met het zwaard, alle schepen voeren hollandache topvlaggen. 38 . VRAGEN.

De teekenaar van no. 3 en 4’ is ons onbekend; doch wë ver- onderstellen, dat zij zijn vervaardigd in het laatst der 17e of in hèt begin der 18e eeuw. . Wie weet ons betreffende deze roocle vlag met het zwaard iets mede te deelen? LABORANTER.

Beschapen tienden, enz. In het Register van over&s. archieven (Zwolle 1873) lees ik op no. 308, van beschapen tienden, en op no. 118, de blanke maat in Angerlobroek te vertinsen met 2 be- kers. Wat beduiden deze uitdrukkingen ? In Enschedes Arch. v. Haarlem, dl. 111, no. 1874a, staat, dat de Roqmsch-katholgken jaarlgks penningen collecteerden tin be- I hoeve der burgemeesters van die stad. Waarom geschiedde dit? Dl. 11, op no. 509, wordt vermeld eene ordonnantie op de beurs of zoogenaamde doode koper, en op no. 2170 worden stukken op- gegeven over de westphaalsche bos. Wat beteekenen deze woorden 2 Zoude met de eerste een fonds voor nagelatene betrekkingen be- doeld worden? , 0. A. SIX.

Kasteel Vredenburg te Utrecht in 16N3. In de genealogie van Herteveld (ms. van Spaen) staat, dat Joost v. Herteveld in 1560 kapitein van het Vreclenburg te Utrecht was. In de Chron. van het utr. hist. genootschap, 1858, bl, 265, leest men, dat Waren- borch, kapitein van ‘t Vorborcht van Vredenburg in 156G, door Joost v. Herteveld beschuldigd werd van verstandhouding met ’ Brederode. Was Herteveld toen nog opperbevelhebber van Vre- denburg, of zou Warenborch dat kasteel hebben kunnen overgeven ? 0. A. SIX.

Afbeelding der regtere van Oldenbarneveld. Ouder welke diernamen zijn de 24 regters van Oldenbarneveld afgebeeld op de oude tee- keningen. en schilderij, vermeld in de Beschriving van nederl. his- torieplaten, door F. Muller, 1, bl. 176. Bi jhr. J. P. Six van Hille- gom berust ook zulk eene schilder! met de regters als dieren voorgesteld. STELLA DUCE, VRAGEN. 39

Spreekwoord. Wie eerst komt, wie eerst maant. Dit bekende spreek- woord, dat mi door het, prospectus van den Navorscher van 1874 herinnerd werd en daarin ook aldus te lezen staat, heeft mi in zëne oorspronkelgke en eigenlgke beteekenis nooit duidelgk wil- len worden. Omtrent den zin en de strekking van het gezegde kan geen twgfel bestaan. Het geeft den voorrang te kennen, welken men aan den eerst komenden boven hen, die hem volgen, behoort . te verleenen. Doch die eerstkomende - wat doet hij ? Manen? Eenen schuldenaar om betaling vragen? Wat eigenaardigs of zinriks van een spreekwoord ligt hierin? En welk bepaald verband be- staat er tusschen het ééne en het andere ? Hierom breng ik de vraag in het midden, of het laatste woord met juistheid uitgesproken en geschreven wordt,’ in dier voege, dat het niet maant, maar maalt, behoort te wezen? De oorsprong van het gezegde zou dan bij bakkers of boeren te zoeken zin, die, kort na elkander, met hun koren aan den molen komen, en van wie de ééne er op aandringt, dat h$Y vóór den anderen geholpen worde. Hem kon de molenaar zan onredelgk verlangen onder het oóg brengen en als regel van orde en billijkheid te gemoet voeren: Wie eerst komt, wie.eerst maalt. - Ligtelgk is door misverstand, be veelvuldig gebruik,, de letter t in eene n verloopen, en van lieverlede eene spreuk in zwang gekomen, die, naar mijne bescheiden meening, een zeer flaauw denkbeeld uitlevert. Doch ik geef deze gissing om beter: wie . . wist deze zaak op houdbare gronden uit? Leeuwarden. L. PROES. [Er zin er, die er anders over denken, o. a. de letterzetter, die maalt, zoo als in de kop5 geschreven was, in maant veranderd heeft. Wij hebben er geene proef van onder de oogen gehad en maant is dus blijven staan. Maar dat de heer Proes, wat de le- zing betreft, gelik heeft, is buiten allen tsgfel. Volgens Harre- bomée Spreekwb., dl. 1, bl, 38, 111, bl. 384, leest men in alle spreekwoordenverzamelingen maalt, en in geene enkele, in plaats daarvan, maant. Ook wat de verklaring betreft, zin wi het met den heer Proes eens.. Er is nog eene andere verklaring. >Maal of male,” zegt Harrebommée, 6. e. a. pl., Bis een verouderd woord, dat men gebruikte als de benaming der plaats, waar men bieen- kwam, om over landszaken te beraadslagen, waardoor malen hier 40 VRAGEN. de beteekenis van regtspreken verkr$t. Dat het hier een ver- schgnen voor den regter, en niet een zak meel bë den molcnsarr geldt, komt rui het waarschënlgkst voor.” Verscheidene uitleggers van den nieuweren tid, waren hem daarin voorgegaan. T. 1. a. pL echter verwerpt hlJ die verklaring en oordeelt,- dat men hier zon- der twi_Jfel aan den molen denken moet, die er ook in verscheidene oude verzamelingen bg genoemd wordt. Men leest daar: >Die eerst ter molen comt, maelt eerst;” of: *Die ierst ter molen Gomt, sal ierst malen.” Ons dunkt, dat hierdoor de oorsprong vau het spreek- woord voldoende bewezen is.]

Wapen gevraagd In de Hervormden kerk van Hontenisse, de oude kapel van ‘t klooster, later huis te Zande, staat een groot wapen- bord. In den rand boven staat: BXIX novr. MDCCXIIJ,” daar onmiddellijk onder: &V.DIDCCIJ,” en onder het bord: ao biit X no- vembris ;” het wapen zelf is: >Écartelé: 1,4, d’ arg: au cerf élan& d’ or (metaal op metaal) ; 2, 3, de sable à 3 fasces d’ or act: de 4,3, 2,1 lis d’ or ; Casq: ouvert et couronné d’ or; Lambr: de gu. et d’ ar&.” Dit wwen, in zilver gesneden, hangt ook, onder meer andere, aan de zilveren breuk van de handboogschutter5 St. Sebastiaan te Kloosterzande. Vrage: Aan wiea behoort dat w~~&I?

Axel. F. CALAND.

AN TW 0 0-RD E N.

Medaille van P. van Abeele. Acht gouden bruiloften in de familie van Loon. (Xx1, bla. 391 en 603.) De heer C. Honigh heeft in den Navorscher, ter laatstgemelder plaatse, de beteekenis medege- deeld van den maam Recif op den goudenbruiloftspenning van A. Graswinkel en A. Halters ten jare 1694, beboorende tot de acht gouden bruiloften, in de familie van Loon gevierd, vgf van dien naam eu drie van de vrouwen. Wij vinden die aanteekening van den heer Honigh thans bevestigd door hetgeen de heer J. F. G. ANTWOORDEN. 41

Meier, directeur van het Koninklik Penningkabinet, in het ge- drukt Verslag omtrent de aanwinsten van dat kabinet gedurende het jaar 1872, gedagteekend ‘s Gravenhage 18 juli 1873, mede- deelt. Onder die aanwinsten namelik behoorde ook een zeldzaam zilveren exemplaar van gezegde medaille van H. Graswinkel en A. Halters. De heer Meier, rm vermeld te hebben, dat ook den ouders het voorrecht van hun gouden bruiloft te vieren, was te beurt gevallen (Cornelis Graswinkel en Maria van der Dusse, 8”. 1659, vr&n welke ook een goudenbruiloftspenning bestaat), merkt voorts het volgende aan : SMerkwaardig is op de voorzijde de afbeelding van eenige gebouwen, waarboven Rscif, welke overeenkomen met de afbeelding van onze laatste bezitting in Brazilië, in het werk van de Laet. De gouden bruiloft, in 1694 gevierd, wist het jaar 1644 als det van het gesloten huweIyk aan. Uit stukken op het Riksarchief blikt, dat in 1643 werd benoemd tot commissaris van kleine zaken Hugo Graswinkel te Maurisstad (Reoif van Fernan- buco), en dat aldaar in hetzelfde jaar Samuel Halters was lid van den raad van justitie en ouderling. Deze was dus hoogstwaarschUn- Ljk de vader der bruid, en het huwelgk aldaar in 1644 gesloten.” W,U meenden deze opmerking van den heér Meijer te meer, ter aanvulling van de aanteekening, t. a. p,, van den heer Honigh, hier te moeten overnemen, omdat gemeld Verslag omtrent de aan- winsten van het Koninklgk Penningkabinet. niet voor het publiek is uitgegeven en buiten. den boekhandel is. WU voegen hier nog bi, dat Dirk Graswinkel Jansz., voornaam rechtsgeleerde en ad- vokaat-fiscaal, op wien eene medaille voorkomt in het penning- werk v8n van Loon, dl. 11, blz. 234, was gehuwd met Geertru$l van Loon. Hi was van Delft geboortig en is in 1666 overleden, oud 66 jaren, en in -de Groote Kerk in ‘s Gravenhage begraven. #indelUk is nog te vermelden, dat later ook nog eene dochter van A. Graswinkel en A, Halters, Agneta genaamd en gehuwd met Pieter van Loon, in 1722 de gouden bruiloft vierde, waarop eene medaille, in ‘t vervolg op van Loon, n”, 71 voorkomt Amsterdam. Jo. DE VBIPS JZ.

Baudart. (Xx111, bl. G04). 1n min Bibliotheek der Contra-Remon- strantzxhe geschriften, Amst. 1365, heb ik, op bl. 23, onder de 42 ANTWOORDEN; werken van Bsndart, ook de eerste (Deventer 1605) en enkele latere drukken van de Apophthegmata Christiana opgegeven. H. C. ROGGE. [Het antwoord van J. C. K. komt hiermede overeen.]

Geslacht van I?yenrode. (Vgl. XXILT, bl. 635.) Den vrager moet ik doen opmerken, dat in de Kronijk van het Utrechtsch Ge- nootschap eene breedvoerige genealogie voorkomt van dit geslacht. Bovendien kan ik hem uit mrj’ne ms. gen. van N. meêdeelen, dat: Otto van N., ridder, a”. 1396, verleid werd met Nyenrode en hij was gehuwd met Heilwig van Vyanen, dochter van Hendrik en van Margaretha van Herlaar. H1J werd a”. 1403, zondag na Can- tate, beleend met het maarschalksembt in Utrecht, enz. Zijne ouders waren Ggsbert van N., vermeld a”. 1334, 1361 en 1391, gehuwd met Catharina van Persijn, wed. Willem van Wesemaele, dochter van Johan en van Jentje van Brederode. Gisbert van N. pachtte a”. 1347 van ‘t kapittel, al de tienden en thinsen van Breukelveen. 1 Febr. 1362 was hg getuige bj eene gift aan Warnar van Dra- kenborch. Maastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

AANTEEKENINGEN.

Gedichten van Pieter Corneliszoon Hooft. (vgl. Alg. tieg. 11; XXI. bl. 65, 498; XXII. bl. le.) In augustus en september 1625 had de drost van Muiden, sedert ruim een jaar weduwnaar, het oog geworpen op de schoone en geestige Susanna van Baerle. Ver- scheidene zijner gedichten dragen er getuigenis van. In een dier gedichten roemt hij hare schoonheid en zegt o. a.: Blixemschutjes, oolgk’ óóghjes ; Relderbrujne lichte lóóchjes, Die, met glimpen van uw swart ‘T gulden geel der starren tart. Maar in het hs. van dit gedicht zien tij eerst bwjne, in de AA'NTEEKENINOEN. 43 tweede regel, in blaeuwe veranderd en later de vier regels ver- vangen door : Blixemschutjes vroolgk’ óóghjes ; Heldere zaffiere lóóohjes, Die met glimpen van uw smalt Boven ‘t goudt der starren bralt. Hieruit maakte ik op, dat Hooft, dit, gedicht nog eens gebruikt had voor eene andere, die niet zoo als Mueanna bruine, maar blaauwe oogen had. Die andere kon niemand zin dan Leonora Hellemans, die in 1627 zine vrouw werd. Prof. Jorissen had mi dit nagezegd. Maar wij vonden tegen- spraak bg den heer Alberdingk Thim, die in den Nederl. Spec- tator van 1871 no. 21 en 26 beweerde: 1”. Dat Leonora Hellemans geene blaauwe, maar bruine oogen gehad heeft, dat derhalve Hooft de veranderingen in dit dichtjen niet, gemaakt, heeft om het Lter aan haar te geven. 20. Dat wë ons jegens den dichter vergrepen hadden door te onderstellen, dat hg een gedicht, oorspronkelijk voor Susanna be- stemd, later nog eens gebruikt en aan Leonora toegezonden had, iets wat Bdoor ieder man van gevoel en smaak eene kleine ge- meenheid behoort genoemd te worden.” 3O. Dat de verandering aldus behoort te worden verklaard: BVan der Burgh wilde zoo veel van Hoofts gedichten in zin. bundel opnemen, als maar eenige eer aan den maker doen kon. Nu was Hooft er niet op gesteld, dat het publiek juist weten ZOU, tot welke teerheid zine bekende waardeering van Susanna (tusschen z$e beide huwelgken) geklommen was. Daar was vooral één persoon onder z$e lezers, voor wie hij reden had dit te ver- bergen: het was eene lezeres: Helionora wist, met het heele Ne- derlandsche volk, dat, Christina van Erp zaliger de eerste vrouw van Hooft is geweest; maar’ tij wist, niet, en Hooft meende ze zou ‘t niet gaarne vernemen, dat er onder de levenden nog één persoontjen was, aan wie heur man, als weduwenaar, in tamelijk vurige bewoordingen zgne liefde verklaard had: daarom werd in de vaerzen, die aan Susanna gericht waren geweest, heur bruin in blond en blaauw veranderd, en zoo doende deze thans thuis -gebracht OP de blonde Christina van Erp” Het was derhalve ,- /

44 .AANTEEKEi'IINC+EN.

Beene zeer vergeefelike afleiding, die ten doel had den naiver ziner huisvrouw, zonder eenige booze bedoeling, te sparen.” Be het schrijven van de Bivoegsels en Verbeteringen op mijne uitgave van Hoofts Gedichten, aan dit gedicht gekomen zijnde, heb ik het daar bg een paar regels gelaten, en den lezer naar deze bladziden van den Navorscher verwezen. Om de zaak goed in het licht te stellen had ik eenige bladzgden noodig, en zoo veel ruimte mogk ik er niet voor nemen in een werk, dat aan de inteekenaren voor een bepaalden prgs wordt geleverd, en dat toch reeds grooter is geworden dan in den beginne geraamd was. Bier dus ten aan- zien de opmerkingen van den heer A. Th. het volgende: 1’. Ik heb verzuimd, eer ik over Leonora schreef haar goed in de oogen te zien. Het is zoo, zlJ was niet blond, maar bruin. De reden, waarom Hooft in het genoemde gedicht verandering ge- maakt heeft, kan daarom niet die zin, welke ik opgaf. Ik dank den heer A. Th. voor zgne teregtwijzing, hi heeft volkomen gelik. 2”. Het komt mi voor, dat de heer A. Th., om Hooft vri te pleiten van eene in zin oog ongeoorloofde daad, hem eene veel ergere te laste legt. Het zou al erg genoeg geweest zin, indien de drost, na zes of acht jaren getrouwd te ztin geweest, zan uiterste best gedaan had voor zine vrouw te verbergen wat hi twee jaren eer hij op haar hart eenen aanslag waagde, voor eene andere gevoeld had. Het moet geen gelukkig huwelgk. zin, waar tusschen de echtgenooten zoo weinig opregtheid en vertrouwen heerscht. Maar nog veel erger zou het zin, indien-Hooft veranderingen gemaakt had in zijne verzen aan Susanna, om zjne vrouw in den waan te brengen, dat in die verzen Christina van Erp, zijne eerste gade, verheerlgkt werd. Ik althans kan dat met eerlgkheid en goede trouw niet rgmen, ik zou het een bedrog heeten, waarvoor Hooft, hadde hij ‘het gepleegd, zich had moeten schamen. Ik heb ook te goede gedachte van Leonoraas verstand en hart, om te kunnen gelooven, dat in- 1636, toen haar man vcf en vëftig jaren oud was, het lezen der gedichten aan Susanna van Baerle jalouzg in haar zou hebben opgewekt. Daarentegen zie ik niet zulk een groot kwaad in datgene, wat de heer 8. Th. Beene kleinegemeenheid” noemde, Was het hem zoo kwalik te nemen, dat h& wanneer hg een meisjen aansprak, aan wie hi precies hetzelfde te zeggen AANTF,EKBNINC4EN. 45 had, als eenige jaren vroeger aan een ander, dezelfde woorden en maten en tijmen bezigde? Hooft was, zoo min als ieder ander dichter, ieder oogenblik in staat een goed gedicht te scheppec: en het is, dunkt m$, zijnen verzen aan te zien, dat hiJ Ze niet zeer gemakkelgk schreef. Maar genoeg: onze lezers hebben er weinig belang te weten, hoe ik over dat onderwerp denk. Liever zullen zU weten hoe Hooft er over gedacht heeft. Ik ben in staat hen daaromtrent, in te lichten. Hnoft was een zuinig man. Om zëne Histonen in klad te schrijven nam- hg geen schoon vel papier, zoolang hQ nog brieven van zijne vrienden had, wier keerzijde onbeschreven was. Ja, ai stonden. er een paar regels of een adres op, ii waren daarom nog wel bruikbaar. Even zuinig was hi ten opzigte van z&e gedichten. Moesten deze voor de tweede maal dienst doen, hg vond daar geen bezwaar in. Zoo werkte hg het eerste gedeelte van zin bruiloftdicht voor PI. J. Hoofd, (Gedichten dl. 1. bl, 29) om, toen hi twee en twintig jaren later Reaels huwelgk moest bezingen (ald. bÍ. 281). Maar er zgn ook minnedichten, die meer dan eenmaal gediend hebben. Op bl, 58 vinden wij er een, dat eindigt met de regels: Hoochloffelgcke vrouw, die goedich, vroedich, moedich, Soo diepe weelde baert in m@, als jck u jon, Voor u bedenckt de May haer maexels overvloedich Van bloemen, voor u blinckt het goud, en licht de Zon. Het is begonnen den 6en en voltooid den 20en mei 1606 en reeds dit zegt voor wie het bestemd was ; maar bovendien staan er de letters onder M. V. A. J. S., dat, is Me Vrouwe Anna Jans- dochter Spiegels. Doch er staat nog meer onder: iets lager namelak 5 staat, D. 1. A, 1608. Het is dus gegeven aan D. 1. A., dat is 29 Christina van Erp l), den 29en mei 1608, denzelfden dag, waarop hg het eerste gedicht schreef, -waarin hij aan haar dacht (bl. 77). Onder een ander gedicht, van januari 1606 (T gemoedt her- wenscht verlooren vrolickheden, bl. 55) en derhalve insgeliks voor Electra bestemd, staat datzelfde D. 1. A., .wnaruit blijkt, dat Christina er de tweede lezeres van geweest is.

*) Wel te onderscheiden van Dia, want daacmede is Ida Quekcle gemeend, Z;j is dat van nog een, wat ouder gedicht geweest, van »Amaryl de deken sacht” (bl. 39). Amaril in dit en het voorgaande gedicht is Ida Quekel. Maar daaronder leest men de letters, waarmede de dichter gewoon was Christina van Erp aan te duiden. Onder het gedicht Ach Amaryllis staat (bl. 39) D. J. Q. en daaronder D. 1. A., doch hierin is eene drukfout. In het hs. staat geen kapitale 1, maar eene gewone met een stip sr boven. Hier is dus Ida ge- meend. Heb ik mi dan vergist, toen ik beweerde, dat Hooft aan zijne tweede vrouw gedichten gaf, die vroeger reeds voor Susanna van Baerle gediend hadden, - wat ik hem heb toegedicht, is iets waar hg niet het minste kwaad in zag, en mat hg in vroegere jaren meermalen gedaan had. 3O. Ik kom nu tot de vraag, waarom heeft dan Hooft de bruine oogen in blaauwe herschapen 3 Mi dunkt de reden is niet verre te zoeken. De zevenentwintigjarige Susanna had den weduwnaar, die reeds vier en veertig jaren telde afgewezen, en het duurde niet lang, of deze zelf begreep, dat hi eene dwaasheid gedaan had. Maar zou hij die nu aan de klok hangen ? Daartoe had hij, zoo min als iemand, lust. Toen hi gereed was zijne Gedichten in de wereld te zenden, begreep hij, dat, had het geval ook weinig gerucht ge- maakt en waren er niet zeer vele die er van wisten, er onder die, weinige toch konden gevonden worden, ondeugend genoeg om in de Zangen rond te snuffelen, op hoop, om daar te ontdekken, wat he in zine verliefde bui van en tot Susanna had gezegd. Maar dat genoegen gunde hi hun niet; hg deed integendeel wat hg kon om hen van het spoor te brengen. Vier middelen bezigde hg hiertoe, De naam Arbele werd, overal waar die voorkwam, weggenomen, behalve in een paar onschuldige sonnetten (bl. 261 en 270.) Wel verving he in Qén gedicht den naam Clorinde door Arbele (bl. 265,) maar hë veranderde den titel #Op het gedicht van Clorinde,” zoo als die in het hs. luidt, door BAen ,Arbele, datse haere Rijmen ‘t licht gunne,” om nog beter te doen uitkomen, dat niet z1J zelve, maar hare poëzij het onderwerp was van zin gedicht. Waren aan dien naam Clorinde misschien minder aangename herinneringen verbonden? Want ook in het gedicht Yvooren hooft (bl. 268) is hij geschrapt en door Rozemondt vervangen, even als in andere Chlo- AANTEEKENINQEN. 47 ris (zoo als Susanna daar geheeten wordt) in Doris. Mogelik zou- den Susannaas gedichten daaromtrent opheldering kunnen ge- ven. Zin die nog ergens verscholen 3 In het hs. is onder alle gedichten aan Susanna, voor ,zoo verre die gedateerd zin, de datum doorgehaald, zoodat die slechts met moeite leesbaar is, Overal, waar van bruine oogen of donker haar gesproken werd, ztin die niet in blaauw of blond omgeschapen, maar is er zoo ver- anderd, dat nu geene kleur genoemd werd. In het sonnet Doen ’ d’eerste mael verscheen, enz. (bl. 264) is voor krujvend git, krujfde zid in plaats gekomen. Van den zang, op bl. 268, is het eerste cou- plet geheel veranderd. Eerst was het : Yvooren hóóft gekroont met ragh van gitte, Bejd’ eeven glad, ‘t een wit, en ‘t ander swart. -. Helaes! wat doet gbg hijghen mi, van hitte Nae minen aem, en slibberen min hart ! Maer wat wil ‘t brujn dier levendighe kraelen? Ick geef rngn geest den geesten, die zi straelen. De latere lezing is : Wtheemsche schoont’, o aenschin rik van glooring, Dat mi ‘t gemoedt doet scheemren met uw licht! 0 óóghen vol van kracht en van bekooring, Die fellen brandt in minen boezem sticht! Wat bujt op mij wil dat paer starren haelen ? j Ick geef min’ geest, den geesten, die zU straelen. Alleen in den zang Zuiver’ hebbelgke handtjes, dus, z&r de helderbruyne lóóchjes eerst in blaeuwe, naderhand in zaífiere ver- anderd, zeker omdat de dichter geene kans zag om er op eene andere wgze iets goeds van te maken. Hier toch zou de uitdrukking aan levendigheid verloren hebben, indien er geene kleur genoemd werd. En nu dit eenmaal geschied was, kon het geen kwaad het wel wat flaauwe >welgevlochte dunne draetjes” op de volgende bladzide te vervangen door het schilderachtige BGoude kroon van dunne draetjes.” Maar op andere plaatsen in dezen zelfden zang is hetzelfde gebchied als in de zoo even genoemde gedichten. De volgende regels: 48 AANTEERININGEN.

Die met glimpen van uw swart, ‘T Gulden geel den atarren tart, zen vervangen door: ,Die met glimpen van uw smalt Boven ‘t goudt den starren bralt, en verder z&.r de ebbe booghjes in smalle booghjes, en het rach van gitte in geestesweepjes veranderd. Be& genoeg, dunkt mij dat het Hooft niet te doen is geweest om Leonora of wien anders ook te bedriegen, maar alleen om alles weg te nemen wat zinen le. zers aanwgzen zou, dat in deze gedichten Susanna van Baerle be- zongen werd. Eindelijk is bg de Zangen, zoo als die in van der Burghsuitgave voorkomen, niet alleen geene tgdarde in acht genomen, maar het schgnt, dat zi met opzet door elkander geworpen zin, opdat geen lezer zou begripen, wanneer z1J gedicht en voor wie zi bestemd waren. De eerste zin: Heilighe Venus, van 1619, Vluchtige .Nimf en Galaetea, van 1602 of 3, Kraft met smeekende geluyen ;en Roozemondt had ik hair uyt uw tuytjen, van 1621, Waer heenen Amaril, van 1619, Wrang’ Amaril, van 1621, In het Idalisch dal, van 1619, 0 Doris, zoo ghy licht kunt overwinnen, van 1602 of 3, Zal nemmermeer gebeuren, van 1605, ,t Gemoedt herwenscht, van 1606, Velddeuntjes van 1611. En zoo gaat het voort. De vgf zangen aan Susanna van Baerle staan één voor één tusschen andere in. Van de v$f sonnetten vinden wij er slechts twee naast elkander. Van de overige minnedichten, die op haar betrekking hebben zen er vgf onder de Verscheyde dichten bg elkander gevoegd, doch dit kon niet anders. ZU zin alle van gelgksoortigen inhoud, in dezelfde manier, in dezelfde versmaat. Zi mogten dus niet gescheiden worden in eene verzameling, waarin men ook drie dergelike ge- dichten aan Leouora, de likdichten, de bijschriften, de bruiloft- dichten alle bU elkander vindt. Waarsch@gkis het den dichter gelukt zine minnedichten van 1625 eoo onkenbaar te maken en onder andere te verschuilen, dat geen ziner tidgenooten ze er uit wist te schiften. Dat het ons twee eeuwen later gelukt is, hebben we aan hem zelven te danken, wiens na- gelaten handschriften ons den weg hebben gewezen. P. LEENDERTZ WZ. - Simon Beu&. (XVII, bl. 163.) Een geestig en vinnig hekelschrift tegen Granvelle maakte onder zijne vijanden vrij wat opgang. De kar- dinaal schreef het aan Simon Renard toe, en, zoo het schijnt, niet ten onregte. Want bij gelegenheid der feesten, welke Mansfeld in 1564 te Luxemburg gaf, werd ook een kardinaal te paard vertoond, achter wien een duivel liep, die hem met eene zweep van vossestaarten geducht geesclde. Ieder toeschouwer begreep, dat die kardinaal Granvelle voor- stelde, en dat in die zweep van vossestaarten eene toespeling lag op den naam van Simon Renard, wiens bijtend schimpdicht hem zoo ge- voelig getroffen had. Dat schimpdicht moet in dien tijd vrij bekend ge- weest zijn , er waren verscheidene afschriften van in omloop, en het gewigt dat Granvelle er aan hechtte en de bitterheid, waarmede hij gedurig van Renard spreekt, bewijzen dat het of veel waarheid bevatte, wat niet onmogelijk is, daar Renard vroeger op zeer goeden voet met den kardinaal gestaan had en misschien dingen wist die aan andereñ onbekend waren gebleven, of dat het met veel bekwaamheld en vernuft geschreven was, misschien wel beide. Is dat schimpdicht, het zij gedrukt, het zij in handschrift, nog in wrzen? bfotley, die vrij uitvoerig over de zaak spreekt, schijnt het niet onder de oogen gehad te hebben.

ONZE BBJEVEIUBUS.

H. M. C. v. 0. Eene vraag, van denzelfden inhoud als de uwe, zult gij, met het antwoord, in dit nommer vinden.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

A. M. MOLENAAR, FRED. MULLER, E. C. GROENEVELD, J”. DE VRIESJZN.,

A. E. C. VAN SOMEREN, LABORANTER , H. M. C., v. O., V. D. N. no. 2. 50 ANTtVOOLDEN.

De fiere brit schiep moet, het naeste jaer daeraen l), Maer wier& in ‘t eyge nest verrast, verbrant, geplondert*); Wi plantede in @n Rijck “) de zgde Onznjevaen, En schatteden haer landt, geen boeren nijtgesondert. Taelman werd te Gouda geboren; volgens vers 3 ging hij op zin achtste jaar, met het schip Oosterwijck, kapitein Gideon de Wíldt, voor kajuitsjongen de eerste reis naar Indië, de tweede mede als kajuitsjongen bg zlJn broeder aan boord van de Harde- rin. - Hg overleed den 14 juni 1696. LABORANTER.

IJzers in het huis te Britten gevonden (XXIII, bl. 548.) Hierover is gehandeld Nav. 11, bl. 220, 111, bl. 235, Bibl. 1855, bl. xx. Op de catalogus van het Mauritshuis zin ze. niet opgegeven. Men zou kunnen vragen, waartoe die 450 pond zware ijzeren voet- stukken, afgebeeld bg Pars Katw. oudh. bl. 103, gediend hebben 4. A. SIX.

Caspar Casparius (XIV, bl. 361; vgl. XV, bl. 329). Tot aanvul- ling van hetgeen t. 1. a. pl. is medegedeeld in antwoord op de vraag van den heer P. 8. Tiele, diene nog deze aanteekening in de Resolutiën van de Staten Generaal 1599, 1 febr.: ~1s den Con- rector ~ van Delft, genoempt Caspar Casparius, toegeleet achttien guld. voor seecker boecxken, by hem d’heeren Staten generael gepresenteert, geintituleert Princeps Auriacus sive libertas defensa. Tragoedia nova.” R. C. ROWE.

Vicar of Wakefield (XXIII, bl. 393, 559). In 1768 verscheen te Deventer kg Lucas Leemhorst eene vertaling, welke bezorgd was door Simon de Vries, ofschoon hij zich niet noemt als vertaler. J. 1. VAN DOORNINCK.

Wentelteef (XX, bl. 312; XXIII, bl. 153, 620). T. 1. a. pl. poogt de heer Kramm eene verklaring te geven van het woord

‘) 1667. 2, Chattam. 3) Sheerness. .

ANTWOORDEN. 51 wentelteef, en vermeldt dat het onderste gedeelte van den op z& plat doorgesneden beschuitbol, in melk en eieren gewenteld en daarna gebakken, de teef van den beschuitbol voorstelt, terwijl het bovenste gedeelte, de reu, daartoe niet gebezigd wordt. Is de bekende verklaring van Bilderdgk niet veel aanneemliker? In de middeleeuwen *lieten de ridders voor onverwachte gasten duiven uit de til halen en aan het spit braden, die dan wentelduà- ven -werden genoemd. In navolging daarvan gebruikten de lëf- eigenen of boeren gesneden brood, en noemden die gebraden of gebakken stukken insgelgks wentelduiven, waarvan de juiste betee- kenis verloren is gegaan en verbasterd tot wentelteven. Zulke ver- basteringen zlJn er in menigte in onze taal : bgv. in de spreekwis hij heeft kind noch krsaai is kraai klaarblikelgk verbastering van krast, curaat, curutus, voogd&chap. Zou op dezelfde wize het dordsche draaireuen niet uit draairee&, reeën aan het spit gebra- den, kunnen ontstaan zin? J. H. N. [Ons integendeel komt de verklaring van den heer Kramm zeer eenvoudig en natuurlik voor. Wat die van Bilderdgk betreft, reeds op zich zelven zouden wlJ haar minder aannemelik achten, Maar al heeft men in de middeneeuwen dikwils duiven aan het spit gebraden, wat wel mogelik is, wi twgfelen toch of men ze in dit geval wentelduiven heette. Wg hebben dien naam nooit ontmoet en Bilderdgk behoort niet tot de menschen die men -op hun woord gelooven kan. De verklaring van baat, in de spreek- wlJze kind noch kraat, door Bilderdijk gegeven, vinden w$ ‘wat gezocht. Het bewgs dat curatue voogdti kan beteekenen, is hij schuldig, gebleven. Voogdij klinkt ook wat vreemd in eene spreek- wijze als deze. Wi zouden hier eerder den naam van een persoon of van een dier verwachten. Bovendien is het nog de vraag hoe deze spreekwgze oorspronkelgk luidde. Craet vindt men eenmaal in den roman van Limborch ; een tweede voorbeeld is ons niet bekend. Algemeen zegt men evenwel kind noch kraai. In de oudste spreekwoordenverzamelingen schant het niet voor te komen. De Variant kind noch kuiken, die men ook menigmaal hoort, wordt reeds bU Sartorius gevonden.] 52 ANTWOORDEN.

Wapen van Eeemskerck. (XXHI, bl. 617.) Willem van Heems- kerck zal wel den blaauwen leeuw op een zilveren veld gevoerd hebben, zoo als zijne voorouders. Hg werd geboren den 6 april 1718 en stierf 28 aug. 1784, na gehuwd te zijn geweest: 1”. den 6 october 1744 met Hadewina Antonia Backer, die stierf in act. 1764 en dochter was van mr. Willem B. en van Christina van der Giesen. Hij huwde 2O. 12 januari 1766 met Cornelia Jacoba van Schuylenburgh, geboren 1 nov. 1727, dochter van mr. Wil- lem v. S. en van Elisabeth Magdalena Gevaerts. Maastricht. A. A. VORBTERMAN VAN OIJEN.

Geslacht van Westreenen te Lienden en omstreken (vgl. XXIII, bl. 43, 371, 527 ; XXIV, bl. 29). A. Elisabet v. Westreenen trd, lein 1711 Bendrik Cornelissen. 20 Hendrik Aertse. 3~ Hendrik Ggsbert Keulekamp. Hendrik v. Westrenen trd. Hillegonda Otten v. Ewik. Einderen : l” Jerephaas, geb. 1711, trd. Hendrika Catharina v. d. Linden. Kinderen : l” Jan, geb. 1751. 5” Otto geb. 1757. 2O Hillegonda B 1753. 6O Margareta » 1759. 3O Dirk a 1755. 7” Henderske D 1760. 4” Jan > 1756. 8” Marie .s 1768. 2O Hendrik geb. 1714. 3” otto > 1717,. vermoedeek naar Amsterdam vertrokken, trd. aldaar Maria v. Velsen; zfi + 12 dec. 1772, begraven in de Nieuwe Kerk, hebbende éénen zoon, Hendrik v. W., trd., Bartina Frantzen (geb.? $ 9 dec. 1791.) Kinderen : l” Otto v. Westreenen, geb. te Amst. 17 act. 1774, sneuvelt als kapitein in den togt naar Rusland in 1812. 2” Arend Herman v. W. geb. te Amst. 3 act. 1779; verdere afstamming bekend. 4” Johanna geb. 1719. Eio Herbertus geb. 1720. Catherina v. Westreenen trd. Jan Otten v. Etijk. ANTWOORDEN. 53

Kinderen: l” Dirk geb. 1710. 4” Johanna geb. 1714. 2” Otto B 1711. 5O Jan s 1719. 3” Hendersken * 1712. 6O Jerephaas 2 1721, trd. in 1751 met Johanna v. Westreenen, wonende te Amst., geb. te Lienden. 7” Hilleke > 1725. B. Jan van Westreenën trd. Gisbertje de Haas. Kinderen: 1 Johanna 1750.4 Ggsbertjel754.7 Sanderina 1759.lOAdrianus 1764. 2 Johannesl751. 5 Willem 1756. 8Peternella1762. 1lSander 1766. 3Johanna 1753.6Sander 1758.9 Sander 1764.12Jan 1769. C. Jan v. Westreenen, schepen, trd. Wilhelmina Sebastiaanse + te Erichem 1730. Kinderen : l” Jan v. Westreenen. 20 Arie van Westreenen, wonende nabij het Elsterveer, trd. Geertruida v. Hattum, hebbende één zoon Wouterus geb. 1729. 3O Tobias v. Westreenen, schepen in de Marsch, wonende op de Weerd te Lienden, trd. le Johanna Mana v. Rossum. zusters. 2e in 1731 Johanna van Rossum l wonende te As&. Kinderen : l” Wilhelmina geb. 1729. 6“ Antonie geb. 1740, trd. 1771 Robberdina Eraayenbrink. 2O Johanna Catherina > 1730. 79 Hillegonda Theodora geb. 1743. 3O Jan a 1732. 8O Tobias ;P 1746. 4O Willem B 1734. go Johanna Maria P 1748. 5” Jan B 1738. 10. Theod. Adrianus > 1752. f te ‘s Gravenhage 1819. D. Jan v. Westreenen. Zoon, Antoni v. Westreenen. Kinderen, Gosen v. Westreenen, geb. 1645 te Lienden, Gerrit v. Westreenen, geb. 1652.

Rutger Cornelia v. Westreenen, wonende te Maurik, trd- 1656 te Eienden met Willem de Wit.

Godert v. Westreenen, burgem. en raad van de stad Kampen. Zoon, Arnout v. Westreenen, trd. Christina van Brederode 1608: 2 zoons. In de St. Maartens kerk te Tiel is gevonden, dat den. ‘23 juni 54 ANTWOORDEbI.

1652 is ontslapen: Hilleke de Man, huisvrouw van Herbert Ger- ritsen van Westreenen. Kan iemand mi ook opgeven wie de voorouders waren van de onder A, B, C en D voorkomende v. Westreenen, welk wapen zij voerden, tot welken tak zij behooren en in hoevérre de aangetrouwde familie v. Ewgk afstamt van die Ewijken, welke volgens de ge- nealogie van v. Speen, schout te Lienden en schepen te Buren geweest zin ? Otto v. Ewgk door Hertog Karel tot schout van Lienden aan- gesteld in 1520. Jacob v. Ewÿk, burgemeester v. Buren 1596.

Anker als familiewapen. (Xx111, bl. 408). Heeft het anker in het wapen van Grevelink, daar dat geslacht toch vele zeelieden gele- verd heeft, eenige betrekking op het vaarwater sde Grevelingen” bg Brouwershaven? A. W. BISSCHOP QEEVELINK

Cinq, van Crimpen, Minne en Souburah, (Xx111, bl. 44). Qondsche regeringsgeslachten. Cinq. Mr. Claes Cinq, vroedschap 1550. Jan C. Claeszn., burgem. 1575, getr. met Marritje Corneliidr, Floris 0. Claeszn., schepen tusschen 1583-98, + in 1601 als fabriekmeester. Harmen C. Pietersen, vroedschap 1575. Pieter C. Harmenszn., schep., fabriekmeester, tresor. en burgem. tuaschen 1602-37, t 1653. Gerrit C. Pieterszn., fabriekmeest. en schepen tussohen 1657-60 t. Mr. Gerrit C., burgem., schepen en tresor. tussohen 1625-64 +. Beleend met Kalverbroek in ‘t land van Steyn 3 januarij 1650. Mr. Harmen C., fabriekmeester en schepen tusschen 1636-38, getr. met Maria de Lange Dircksdr. Harmen C. Wantslaeger, fabriekmeest. en tr’esor. tussohen 1647 -61, $ 1662. Harmen C. tresor. 1662. Govert ‘C. Corneliszn., fabriekmeest., schepen en tresor. tusschen 1650-60. ANTWOORDEN. 55

Gerard C. bnrgem. en schepen tusschen 1565-72. ,Mr. Floris C. burgem., fabriekmeest. en schepen tuaschen 1667- 77, t 1680. Gisbert C. Gijsbertszn, vermeld 1655. Dr. Gisbert C. burgem., fabriekmeest. en schepen tusschen 1675-84$ Govert C. fabriekmeest. en schepen tusschen 1711-13. Cornelis C., vermeld in 1700. van Crimpen. Dirk v. Crimpen Claeszn., burgem., tusschen 1494-97. Claes v. C. Dirckszn., schepen tusschen 1499-1505. Adrìaen v. C. Dirckszn., schepen en schout, tusschen 1517-56. Jan v. C. Janszn., burgem. tusschen 1508-23. Minne. Dirck Minne, pastoor van de parochiekerk te Rinsburg in 1354. Jacob M. burgem. 1405. Floris M. schepen tusschen 1430-47. Jan M. Floriszn., burgem. en schepen tusschen 1456-67. Jacob M. Jansen., burgem. en schepen tusschen 1497--1531. Aelbert M. Jacobszn., schepen 1505. Jacob M., burgem. tusschen 1513-20. Floris M. Claeszn., vroedschap 1560. Alijt M. Florisdr., getr. met Cornelis Dirck Pieterszn., schepen. Z;J waren de ouders van den historieschrgver Pieter Corneliszn. Bockenberg, geb. 1548. Klaare M., non in het St. Catharina klooster te Gouda in 1560. Aelbert M. Adriaenszn., schepen tusschen 1607-14. Daem M. Aelbertszn., fabriekmeester, schepen, tresor. en burgem. tusachen 1618-40. Souburg. Jan van Souburg, Dirok Hoenszn., burgem. 1567. Hendrik van S., vicaris van de St. Jans kerk te Gouda in 1590. Gerrit van 8. Govertszn., schepen 1585-86, t 1596. Ruth v. S. Govertszn., vermeld in 1624. Dirok v. S. Hoenszn., burgem. 1590. H. 0. VAN BAPKTSNEB, 56 AwlWooRDEN.

Cteslacht Borrendamme & Sonmans. (Vgl. XV, bl. 377; xX111, bl. 538 ; XXIV, bl. 32). Ds. Georgius van Borrendamme werd, als prop., tot pred. te Zieriksee beroepen in 1669, den 2 febr. 1708 aldaar emeritus verklaard, en overleed 1715.

Wolfaartsdqk. - J. VAN DER BA.AN.

Qeslacht d’orville. (Vgl. XXIII, bl. 370, 632). In de gelegenheid zinde van dat geslaoht iets meer op te geven, voldoe ik gaarne aan de daartoe gedane uitnoodiging. Gilles Alewijn, 6e kind van Gilles 8. en van Maria Cornelia van Loon, is geboren te Amsterdam 19 augustus 1782, sterft te Hanau 29 februarij 1824, was gehuwd te Hanau 31 januari 1808 met Maria Anna Justina Bisdom Waltersdr., geboren te Utrecht 2 november 1785, die sterft te Offenbach 2 mei 1850, wonnen 5 kinderen. 2e kind Walter Gustaaf Alewgn Gillesz, geboren te Offenbach 26 september 1810, sterft te . . . den . . was gehuwd te Offen- bach 4 juni 1823 met Jeannette Elisabeth d’orville, geboren te Cffenbach 16 maart 1810, sterft te Offenbach 23 december 1859, dochter van Pieter. George d’orville geboren te Offenbach 10 aug. 1783, sterft te Oftenbach 4 maart 1853 en van Maria Fuchs, ge- boren te Frankfort à,/M. 6 september 1788, sterft te Offenbach 17 september 18.. Walter Gustaaf Alewgn Gillesz., werd 12 april 1829 2e luitenant in dienst van Z. K. H. den groothertog van Hessen-Darmstadt, le luitenant 10 januari 1838, kapitein 24 februari, 1847, later geemploieerd aan het ministerie van buitenl. zaken; 24 december 1852, attaché bij de legatie van den Duitschen Bond 14 juli 1853; geemploieerd aan het ministerie van oorlog 22 februari 1855 ; majoor 29 december 1858. 4e kind, Cornelia Ida Agatha Alewgn Gillisdr.. geboren te Offenbach den 29 october 1815, ‘sterft te Pau (Frankrijk) 25 maart 1861, begraven te Offenbach 8 april 1861, was gehuwd te Offenbach 24 september 1842 met Jacob Philip Theodoor d’orville, zoon van Pieter George d’orville en van Maria Fuchs (zie hierboven). Uit dit huwelak één zoon ; Emile George Alexandre Theodore d’arville, geboren te Offenbach januari 1848, associé van het huis Bernard te Offenbach. ANTWOORDEN. 97

Het geslacht d’orville is van fransche afkomst en heeft gedu- rende eenen geruimen tlJd in Nederland gewoond. Van daar hebben @j zich in Duitschland gevestigd, waarheen ook vele, vooral in- dustrieelen, door de scbandelike herroeping van het edict van Nantes door Lodewik XIV zin gevlugt. P. OPPEBDOES ALEWIJI.

Schaarwapens. (Vgi. XXIII, bl. 103, 410). In eene geschrevene genealogie van Van der Burch komt een wapen voor: in zilver drie roode scharen, behoorende aan de familie van Baenixoort. - Als kwartier kwam het voor op een glas in de kerk van Voor- burg, van eene van Castello, geh. met eenen van Matenesse. Axel. F. CALAND.

Qeslacht Turcq. (Vgl, XXII, bl. 380, 634.) Het geslacht Turcq uit Bergen-op-Zoom en Tholen stamt af van doctor Pasoasius Turcq, die volgens .resolutie van 28 act. 1562 door mgnheeren drossaert, schout, burg. en schepenen van B. a. Z. aangenomen werd als xdeser stad medecfjn meester;” hg wordt genoemd doctor in de medec@en geboren uit Vlaei[deren] en hem werd een jaar’geld toe- gestaan van XVIII car. gld. benevens een tabbaert. In de rek: van 1661-62, komt hij al voor als lid van ‘t gilde van St. Anton!, zoodat bij misschien al eenigen tgd in Bergen- op-Zoom woonde eer hi stadsdoctor werd ; in 1563-64 komt hg voor als schepen. . Hi liet eenen zoon na (misschien wel meer kinderen, maar mi onbekend) Israel Pascasii, die drie malen geh. is : l”. met.. . . 2”. 2 apr. 1595 Eliz. Willems, dr. van burg. Will. Fransz. l). 3”. 16 febr. 1605 Janneke Dierikx. Kan de heer van 01Jen nu zijne ms. genealogie met dit weinige nog niet aansluiten, meerdere berichten kan hg dan vinden in de Geschiedenis van Eecloo van den heer Nelemans, mi echter onbe- kend, waarin gezegd wordt, dat doctor Paso. Turcq geboren is te Eecloo, wat door den inhoud der bovenstaande resolutie wel be- waarheid wordt.

*) Denltel~k zoon van François, moetschap ook burg. van B. o. Z. 58 ANTWOORDEN.

Wanneer doctor P. Turcq in dienst van de markies v. B. o. Z. gegaan is, heb ik niet kunnen vinden; alleen vond ik, dat bij resolutie van 1568 ,als medecijnmeester werd aangenomen mr. Jan Jastus, doctor in de medecinen, geb. van Balen en dat hi nn(d~r ouder costutie hebben zal »van elcken watere te besiene” 1 stuiver. Atiel. . FRED. CALAND.

VEREENlGING VOOR NOORD-NEDERLANDS MUZIEK- GESCHIEDENIS.

Joannes Tollius Amorfortius. Onze bekwame medewerker Robert Eitner te Berlijn, houdt zich op het oogenblik onledig met het in partituur brengen van eene, tot nog toe gebeel onbekende verza- meling Sstemmige motetten van Tollius, waarvan w1J het origineel ‘onlangs in de bibliotheek te Hessen-Kassel vonden. De titel luidt als volgt!

Joannis Tol& Amers-f fortii Belgaej Motettorum quinque vocuml Liber secundusj Nuper Eda’tus.1 Venetijs apud Aljgelum Gardanuml MDLXXXXIl. Dit werk bevat als voorreden twee opdragten in de latinsche taal en wel de eerste aan den bisschop van Padua en de tweede aan de amerfoordsche muziekliefhebbers. Deze laatste moge hier woordelëk eene plaats vinden. Nobilissimis et excellent&.. Musicis Amorsfortiis S, P. D. Omnibus & natura insitum est Nobilissimi et Exellentissimi Musici Vt cum a Patria longe absint, patriae se’llper recordentur, et ad patriam sempementem, cogitationemq. convertant. Quod in me ipso experior ; qui cum tot annis a patria absim nullus tamen fere dies est, quo de patria non cogitem, et quo eidem & Deo Opt. Max. vera bona precibus non contendam. Quod de patria dito, de vobis precipue dito; a quibus dum istic eram, multis maximisq benefioiis &ectus sum : sed illo in primis oujus memoria AANTEEKENINQEN. 59 ab ‘animo meo nunquam discedet, quod me tune temporis in ipso adolescentiae meae flore inter tot, quibus ego in hac facultate longè inferior eram, Musices Moderatorem in Ecclesia D. Mariae Virginis concordibus sufIragijs constituere voluistis. Quod tantum apud me valuit, vt editurus tenues quosdam ingeni mei fetus vos mihi praecipue delegerim, quibus hos ex animo dicarem. Hos adem vos ita accipiat,is volo, ut vobis et patriae multo majora me debiturum esse sciatis: nam parum prudens sim, si tanta debita leuidensi munusculo persoluere me posse putem. Valete. Patavg XV Hal. Jung MDLXXXXI. Joa. Tollius.

Wi hopen later op dit werk terug te komen. Zeker is het echter nu, dat hij zijne jeugd in Amersfoord gesleten, later ver- moedelik in Amsterdam verblgf gehouden (zie Bouw s te en en 1 bl. 49) en sedert in Padua geleefd heeft. HEIJE.

Jan Pietersz, Bi de onlangs door onze Vereeniging aangekóchte Hymnologische verzameling van w$en dr. R. Bennink Janssonius, bevindt zich een Psalmboek, uitgegeven te Amsterdam b$ de Wed. Paulus van Ravestegn 1658, waar op den titel vermeld staat dat .dat de muziek is door JAN PIETEBSZ. Weet ook iemand iets van een componist van dien naam die in dat tgdvak geleefd heeft? Eet is niet vermoedelik dat hier aan Sweelinck te denken z& tenz! het een herdruk is, waarvan echter geene aanduiding in het Psalmboek voorkomt. De heer Ed. Gregoir vermeldt op bl. 37 van z@e Schetsen VU% Nederlandsde Toonkzmstemmrs, Antwerpen z.j., dezelfden toonkun- stenaar, waarbg hij het volgende aanteekent: BToonkunstenaar te Amsterdam, beeft in 1656 uitgegeven : De CL Psalmen des Propheten DavZds; en andere Lofzangen. Uii den ~Franco@chen in Nederlandschen Dichte overgezet door P. Dathewn. ,(sic.) En tot gemack der Sangers de Muszjkk (sic) Noten op eenen rpsleutel gestelt door Jan Pietersz. Music@. Mitsgaders den christe- B lycken Catechismus, Ceremonien ewTe Gebeten. ‘t Amsterdam, gedruckt ,by die Wed. van Sal. Paulus van Ravenste@a (sic) 1656 In Duodez. ,In 1658 heeft dezelfde Weduwe van Ravesteijn de CL Psalmen 60 AANTEEKBNINGEN. smet eenige andere Lofzangen van P. Pietersz. uitgegeven in octavo.” - Met het laatste is zeker bedoeld het bovenvermelde aan -ons toebehoorende Psalmboek en de voorletter P. een drukfout. Die in staat is eenige inlichting hieromtrent te geven, zal ons verpligten. HEIJB.

Amaterdameche organisten. Tot aanvulling der reeds in de List van nederlandsche toonkunstenaars vermelde organisten diene de volgende kerkswgze zaamgestelde opgaxen, door mi uit de ste- delike tlrchieven getrokken. Oude kerk. Simeon van Ulft, aangesteld 30 jan. 1692, verplaatst naar de Nieuwe kerk 10 juni 1692. Nicolaas de Koning, aangesteld 10 juni 1692, t 5 act. 1723. Everard Haverkamp, > 8 nov. 1723, t 2 act. 1727. Johannes Ulhoorn, D 1 aug. 1728, i 18 maart 1742. Coenr. Fred. Hurlebos ‘), s 22 febr. 1743, $ 17 dec. 1765. Jacobus Potholt, W 28 jan. 1766. Nieuwe kerk. Hendrik Rgpelberg, aangesteld 29 jan. 1692, + 3 maart 1692. Simeon v. Ulft, w 10 juni 1692, + 6 mei 1702. Jan Jac. d. Graaf, )) $16 april 1738. Barend Hen&. Linsen, a 5 mei 1739. Weeter kerk. Jurriaan Beuf 2) (heeft spoedig bedankt). Jan Jansz. Baoker, aangesteld 29 jan. 1691. + 1 jan. 1708. Johannes Clermont » 13 sept. 1708, t 1 jan. 1743. Adolph Stechwei W 27 maart 1766. N. Z. Kapel. Jasper Swaan , aangesteld 31 jan. 1703, ontslagen 29 jan. 1717. Jacobus v. Eoorn, > 29 jan. 1717, $ 28 sept. 1750. Johannes Chalon, w 2 jan. 1754, bedankt)5 febr. 1763. Leonard Frischmuth, * 26 jul$ 1763, + 3 oot. 1764. Dr. P. SCJZELTEMA.

‘3 Deze spelling is niet juist, hd heette Conrad Friedrich Hnrlebuech. 3 r* e Buff. VRAGEN.

»Monsr. F. fl6gers en deszelfs Conatnbernaal W. van Hoorn” contra Jan Wagenaar. Ofschoon het hieronder volgende vers wat vorm en taal betreft, veel te wenschen overlaat, en wat inhoud betreft meer op eene Ijst van scheldwoorden dan op een hekeldicht ge- likt, is het welligt voor de geschiedenis der vorige eeuw en meer in het bijzonder voor het leven van Wagenaar, van eenig belang. De schrgver toch trekt partti voor Wagenaar tegen zekere heeren Ségers ‘) en van Hoorn, die den historieschrg ver schgnen beleedigd te hebben door het uitgeven van het eene of andere ge- schrift. Wie weet iets meer omtretit deze geheele zaak ? Wie geeft antwoord op de door mi geplaatste vraagteekens? Ik geef het vers Zetterlijlc volgens het voor mi liggend origineel: MUILBAND vom DE DICHT-MONSTERS ONZER EEUW. Hékeldicht Tegen de verloope, onbezonne, lompe, plompe, eg lasterzieke Onrust-kraaiers, Krukkedansers, Doezin-Poëeten en taalrâbraakers. Den zeer Discreeten, WelwUzen, Booggeëerden, doch wynig getelden Monsr. F. SÉGERS. En deszelfs Coastubernaal W. VAN HOORN, alias Dichtzon, Heilstar, Diamanten rots, Atlas, Lands- fenix, glansch, Palinuur, Hemëltelg en al watje wilt der heden- daagsche Taal en Poezy enz. enz. enz. enz. Bignunr laude uirm kfvsa vetat INSOPT. HORAT. omen heeft om Monsters niet te reizen ,Naar Afrika BEurope broetze in haar Paleizen ~Vol ongena. 3

1) Floris Seegera volgens Witsen Geysbeek een dichter #wiens vier tooneelatuk- “ken nog enkel op naamrollen bekend zijn.” *) Deze vier. regels zijn van Vondel en de eerae vzn een ziiner hekeldichten 62 VIUQEN.

Dus schreef de groote Agripjher Als hU in deftig klinkend dicht, Een kunst en waarheid-ondermgner ‘) Weleer vol moeds vloog in ‘t gezicht. En zeker, zi die onze eeuwen, Gok eens gelieven na te gaan, Zien overal een nest vol spreeuwen Eu Lettermonsters vol van waan. Dies hoeven we ook niet ver te reizen Om monsters naar ‘t Hyrkauer-woud : Die nachtharpijen die steeds deizen Voor ‘t licht der reeden, durven stout Zich ook in onze Nederlanden, x* Inzonderheid aan ‘t praalrUk Y Vertoonen, scherp van muil en tanden, En tuk op dolle razerny ; Kunstmonsters zin het, Rimbarbaaren, En breekebeenen van Parnas De glori van wiers feniksblaêren Is toegeweidt aan rook en asch. ‘t Zin krukkedansers, tweedrachtstookers Beunhazen, schenders van elks eer, Wier pilen, elk uit helschen kokers Getrokken, treffen op hun zeer. ,Zoo een brullend nest vol spreeuwen, PZgn de Monsters onzer eeuwen. * * * Het drieste schuim dier aterlingen Van ‘t Tijgerdom Huischt tans, als door geen muur te dwingen Op de Overtorn. “)

(van Lenncp, Vond& werken VI. bl. 75, Nal. bl. 9). Van dit gedicht, waarin Vondel onder de monsters sdner eeuw ook Cromwell en Willem 11 noemt, ver- scheen eone uitgave in folio, zonder jaartal of naam van drukker. Het vers van I’atrocinor verscheen in denzelfden vorm. [) uan een “kunst en waarheid ondermijner” is in Vondels gedicht geen spoor te vinden. ,*) Monsr. F. Ségers wounde dus op den Overtoom; wa8 hij misschienverbonden VRAUEN. 63

Daar schendt dat hoofd de Vloekgedrogten Op Tqitussen onzer tijd Wien reeds laurieren zin gevlogten Aan der onsterf’lijkheid gewydt.. Op Mannen, roem van Gisbrechts vesten! Die hg zo woedend, snood, als laf Uitmaakt als Staat- en Burgerpesten: Daar hi onthutst voor loon noch straf Hen aanranet, scheldt en vloekt en lasterdt, In mank en mislik Kreupeldicht; Dat lomp en plomp, verwaand, verbastert, Voor ‘t uitschot zelf van prulproos, ‘) zwicht. De groote WAUENAAR, wiens iver Al ‘t oog van Neerland tot zich trekt; Als Land en Stadhistorischrgver Befaamd zoo wit zin glori strekt: Is ‘t doelwit van dien godvergeeten Naamrover, konsttiran, spion, “)

Met held VAN HOORN voorlang versmeeten c En weggeschopt van Helikolh Doch hg is naauwelgks antwoord waardig: >En ‘t moedig Ros, dat haastig rendt, ~1s immers (zegt een Dichter, 3) aardig,) ,Het bassen van een Hond gewend. P Wie vreest dien Uil dan van de spreeuwen »Het grootste Monster onzer eeuwen? 9 * *

aan den aldaar (van 1750-1754) gevestigden Franschcn schouwburg? (Zie Wy- brands, Het Amst. tooneel, bl. 190.) Had deze schouwburg ook iets met den ont- stanen twist te maken:? Het nmon8r.” in verband met eenige straks volgende regels, waarin over den schouwburg en zijne regenten wordt gesproken, brengt rnu deze gissing in de gedachte. l) Prul-proza. *) Waarom is dit woord cnrsijf gedrukt ? Deze liefelijkheden zijn aan het adres van Monsr. Ségers. s) Wie is die aardige dichter? 64 VRALOEN .

Maar zo hij dolder slaat aan ‘t woeden, En in ons land Al verder wraak en schimp wil voeden Moet hij aan band.

Wg hebben hier meê zekere POORTEN ') (Het LAZ’~I~RUI~ is toch te goed) Voor zulke alom verwaten zoorten Van Nachtgespens en vuil gebroed, Waar men die Jarig ontmenschte. beesten Dat plonderrot dat elk braveerd, Die twist- en lasterzieke Geesten Wel eensjes f$nder zingen leerdt, Hier legge men die bitze monden Nu van hun gal uitbraaken moê: Gemuilband als de bleekers honden Gelijk een Kamnpo en B**** “) Gekerkert, om voor ‘t loon te beeven Faamrovers oudtijds toegekeurd, Daar dat gespuis hun woelig leven In een bepaald vierkant betreurd. En dat te recht, want zulke wigten Der hel en helsche ieveraars Past geenen ander loon voor ‘t dichten Van zulk een een vuig en grievend vaars. Waar Visdiet, 3) Wijnbeek ‘) en val1 Gyzen 5, Zo wel als Rotterdammer Jan, 6,

*) Het rasphuis? 1) Met Kumpo zal wel bedoeld worden de beruchte Jacob Campo Weyerman (t 1747). Wie is B.. .(oel? s) Welke T&&t wordt hier bedoeld7 mr. Meinard van Visvliet, geb. 13 dec. 1702, pensionaris van Middelburg t 1799 of mr. Egbert Pieter, een ervaren ge- neeskundige t 1799? Van beide is mij bekënd dat 29 bekwame staatslieden waren, niet dat zij zich aan poësij te buiten gingen. ‘) Abraham Wijnbeek, een weinig bekend dichter; zijn vooroaomste dichtwerk, het treurspel Albonos cn Rosemond, verscheen 1770. 6, Jan van Gijzen (1668-1722). Van 1711-1722 gaf bij ,,de Amsterdamsche Mercurius” uit. 8) Rotterdammer Jan? VRAGEN.

Wien alle kommengen pryzen ‘t In Dichtkunst nooit bë haalen kan. BLacht dan al gjj Hékelspreeuwen POm die Monsters onzer eeuwen. * * * B Wilt dan niet om Monsters reizen ,Na&r Afrika, ,Men koesterdt die zelfs aan paleizen ‘) ~Vol ongene. En hun geteem hoe slegt ‘t mag wezen Hoe lam en uit elkner gerukt Vindt, op dat elk dat fraais zou leezen Noch c+l een boekwurm die het drukt; En dus koomt het in ieders handen Daar ieder roept vol wederwraak: >Men moest zoo’n prulpaskwil verbranden »Of slaan dat schenschrift aan de kaak. Laat JocAem Uitroep 2) in tijn BRIEVEN ; “) Lactm&a 2) in zin’ HAXPOEN ; 7 De schouwburg, en Regenten grieven. En laat Pornomastiz 2) het Woên Der ontucht gees’len. Laat de Honden In ‘t Hondsmirakcl 2, vreemd van zwier, Van zielspedanten aangeschonden, Ons ‘t denken toonen van een dier. Laat vri Paulatinus 2) de SPOOKEN “) ( Ontmommen. -S Maar Gjj Febus kroost ! BWilt nooit byzonderen bestookeu >Dat gij op hen uw schenlust loost. »Want zuik gebroed van lasterpleegers adat ieder op de toonen treedt:

‘) Waarom is deze regel aldus vernndcrd? ( zie hierboven rrg. 3) Stonden Segers en van Hoorn soms in betrekking met het stadhouderlijk hof; zoo als bekend is, had dit geen redcn om bijzonder met Wngenaar te zijn ingenomen. 2) Geen dezer schrijvers noch hunne werken zijn mij bekend. Zijn de Brieven vrtn Jochem Uitroep en de Harpoen van Lactnntius voor de tooneelgescbiedenis van belang ? 66 VRAGEN.

BNoemt elk als nu VAN HOORN en SÉQERS ,,EEN DOL EN RAZEND PRULPOBET. ,En ieder wacht zich voor de spreeuwen, ;gAls groote monsters onzer eeuwen. PATROCIN OR. Zin te bekomen te Amsterdam bij de voornaamste boekverkopers. Az. [Naar Paulatinas en zlJn boek, De bespookte Waereld ontspookt, Amst. bg G. Bom z. j., is gevraagd Nar. Vl. bl. 237. Die vraag is evenwel onbeantwoord gebleven. Met het Hondsmirakel, drie regels vroeger, meent de poëet waarsch$Uk Amsterdams Honden- mirakel, of de geest van Schout Bondt, enz. z.j., van welk werkjen verslag gegeven is Nav. X1X. bl. 351-353.1

Jean Froissart. Van de verkorting zinei Krongk, in het Latin, door Joh. Sleidanus, verscheiden malen uitgegeven, schgnt eene vlaamsche vertaling te bestaan door Gerrit Potter van der Loo, welke echter niet gedrukt iB. (Zie de Wind, Bibliotheek enz. bl. 515; L. G. Visscher Handboek voor de Gesch. d. Nederlanden. Bronnen litteratuur bl. 18; Pottharst, Bibliotheca Historica &ledii aevi p. 323.) Wie is nu Ad, V N A, die in 1587 te Leyden, by Jan Paedts Jaoobszoon ende Jan Bnuwenszoon, uitgaf Cort Verhael eude be- grip van de gheheele Historie van den Hooch-beroemden ver- maerden Francho$chen Historischrijver Frossart, wt de Fran- choijsche tale eerst by een ghetrocken iut Latyn, door Joannem Slegdanum, ende nu cortelyck in onse Nederdugtsche sprake over- ghestelt, door Ad. V N A. Met een Tafel van de merckelycste Historien, seer prof$elijck voor den aendachtighen Leser ? 0. P. L.

Burggraven van Zeeland. In Collection de tombes, épitaphes et blasons, recueillis dans les églises et couvents de la Hesbai,je, par le Bon Léon de Herckenrode, lees ik op bl. 177: »Anceau de Hamal prit le nom et les armes de sa mère de Trasegnies. 11 fut seigneur et baron de Trasegnies, Sills, La Chapelle, Merlemont, Heppignies, et pair da Hainaut. 11 épousa Marie, héritière d’Arne- mugden, en Zélande, vicomtesse de Zélande, etc. De ce mariage VRAGEN. 67 descendent les marquis de Trasegnies modernes. (Vgl. te Water, Hoog Adelëk en Adelrgk Zeeland 11. bl. 119.) Wie was deze Maria van Arnetnuijden, en hoe kwam z1J aan den titel van burggravin van Zeeland? Op geene der bekende listen dèr burggraven toch komt, voor zooveel mi bekend is, de naam van Arnemugden voor. 0. P. L.

ANTWOORDEN.

Aardbevingen in Nederland. (XXIV. blz. 5.) Behalve de ook in Nederland waargenomene aardbeving te Lissabon, in Wagenaars Vervolg dl. XXII, blz. 236 volgg. vermeld, komt, ook die vaa 1804 in aanmerking, aldaar dl. XLVI blz. 143 volgg. beschreven; ook herinneren wij de bekende uitslaande plaat, de ontsteltenis afbeeldende in de Luthersche Oude kerk te Amsterdam, onder de godsdienstoefening, ba het in beweging komen der kerkkronen. Amsterdam. Jo DE VRIES JZN. [Deze plaat in kleineren vorm bi Stuart, Vader]. hist. dl. 1. bl. 292. Hetgeen er op voorgesteld wordt, gebeurde den 18dan febr. 1756. De uitvoerigste berigten omtrent de aardbevingen van dat en het voorgaande jaar zullen wel in de fiederl. jaarboeken te vinden zijn,] . Aardbevingen in 19ederlam-l. In 1756 verscheen bi Jack. Love- ringh te Amsterdam een Kortbondig en merkwaardig historisch Krongksken, van verre de meeste en gewigtigste aardbevingen, met derzelver uitwerkingen, die er t’ zedert de scheppinge der Waereld tot op heden zyn geweest. Daarin komt ook het eene en andere omtrent Nederland voor. c. P. 1,.

Gravin van Rose. (XXIV. blz. 3.) De vraag naar de levensgeschie- denis dezer vrouw, in verband met het grafschrift voor haar op het kerkhof te Diemerbrug, vindt men gedeeltelik reeds beant- woord in den Navorscher XVIe deel, blz. 70, in een artikel, 68 ANTWOORDEN.

ingezonden door J. T. B. N. (mr. J. T. Bode1 Nienhuis) naar aan- leiding van eene medaille op haar overlgden, ten jare 1814 te Berlijn door Loos vervaardigd, hoewel zij van nederduitsche in- scripties is voorzien en waarvan wij de beschriving hierna zullen laten volgen. Omstandiger is over haar gehandeld in den Recen- sent ook der Recensenten, VIIe deel, 2e stuk (Mengelwerk) ten jare 1814, onder den titel van: DDe verlossing van ons vaderland, krachtdadig door eene edele Hollandsche vrouw buiten ‘s lands bevorderd ; medegedeeld door mevrouw Maria Petronella Woest- hoven” (gescheiden huisvrouw van den notaris Samuel Elter te Amsterdam, schoonzuster van Bilderdgk door zijn eerste huwelijk). Daar, na 60 jaren, laatstgemeld tgdschrift slechts door enkelen zal kunnen geraadpleegd worden, deelen mi daaruit hier enkele bizonderheden mede. De gravin Johanna Catharina de Schubert, douairière van Ross, was te Ngmegen 10 dec. 1772 geboren. Haar echtgenoot, van duitsche afkomst, was een hoog geplaatst neder- landsoh ambtenaar. Zi had in Indië geleefd, maar verwisselde later, na de inliving van Nederland, hare woonplaats Amsterdam met Wilna, in Russisch Polen, later Warschau, vergezeld van haren eenigen zoon. Aldaar trok zij zich in 1812 de in hospitalen of krijgsgevangenschap verkeerende Hollanders krachtig aan, ver- kreeg door hare tusschenkomst van den russischen keizer de be- vrëding van laatstgemelden, op voorwaarde, om in de russische gelederen te dienen. Met haren zoon wgdde zS te Warschau, in de twintig bange jaren onzer verdrukking en slavern& haar aanzienlgk vermogen aan de zaak des vaderlands, en richtte met de zich in Rusland bevindende Hollanders, onder aanvoering van een dapper en ervaren generaal, een corps op, cm haar vaderland te hulp te komen. De belangen van dat vaderland voerden haar on- derscheidene malen in het strenge jaaraaisoen van Warschau naar Be+ en zi bevorderde alles, wat tot bevrgding van dat vader- land strekken kon, dat ook aan den czar Alexander 1 bekend werd en er toe bijdroeg, om hem Nederland te hulp te doen komen. Wen- schende het bevrgde vaderland terug te zien, reisde zti derwaarts, maar overleed plotseling te Amsterdam den 25 april 1814, in den ouderdom van 41 jaren, in afwezigheid van haren zoon, den getrouwen medewerker en uitvoerder van hare edele oogmerken, \ ANTWOORDEN. 69

daar hg eene noodzakelgke reis naar het vorstelik hof in den Haag deed. ZU werd op 30 april op het Diemer kerkhof begraven, waar een wit marmeren zerk haren grafkelder dekt, voorzien van de inscriptie door Az. in het vermeld artikel, dat tot deze onze bidrage aanleiding gaf. Zeer fraai is de zilveren medaille, op haar overlijden vervaardigd; de voorzide vertoont hare verhevene beel- tenis, door een bliksemstraal getroffen, als xiunebeeld, door haren zoon gekozen, van haar plotseling overliden; boven die beeltenis een sterrekrans; de omschriften melden den datum van hare geboorte en haar sterven; onder het borstbeeld : in magnis voluisse. sst est; daaronder de wapenschilden van vau Ross en de Schubert, het eene met drie links klimmende leeuwen, het andere met drie staande vogeltjes ; voorts een pelikaan, die zlJne jongen voedt met zijn bloed, een kruis met stralen en een slang, die zich in de I staart bijt, als zinnebeeld der eeuwigheid; voorts nog een lofbo- zuin ; onder de beeltenis staat de naam van den berlijnschen medailleur Loos. De keersade heeft hetzelfde opschrift als de zerk: liet vaderland helpen bevrzjden en mens&enrampe,a verminderen was het beroep waarin + stierf. In de afsnede: aan alle edelen haares geslachts; bovenaan twee sterren met de letters 8. en F. W. zinde de nasmc~fers van den keizer aller ‘Russen Alexander 1 en koning Friedrich Wilhelm 111 van Pruisen; onderaan zes vaandels met de volgende woorden : vertrouwen, religie, volharding, moed, ofer, eendragt. Een leeuwenkop, met een. zwaard en een bundel p$en in de klauwen, daar boven een weegschaal met Alziend Oog, de russische en Pruisische adelaar, een wapenschild met kruisen en een drietand, aan de zëden een liggend schaap en een schildpad.

Amsterdam. Jo. DE VRIES JZN.

De Hoopman van Narheit. (XXlII, bl. 394; XXIV, bl. 22.) De beschriving van deze prent is door den heer Az. medegedeeld, en tevens de vraag gedaan : »wie de Hoopman is”. Het antwoord daarop geeft de even zoo zeldzame wederga, t. w. die van den Hoopman van Weksheijt. De maat en afdeelingen der voorstelling zlJ‘n alle gelijk aan die van de prent van Az. De binnencirkel stelt printi Willem 1 geharnast voor in protil. Het borststuk van het harnas bestaat uit het ‘hoofd van eenen leeuw; om dit borst- 70 ANTWOORDEN. stuk De Hoopman van .weiAeyt, Le capitainc Prudent. In den breeden rand bevinden zich, even als in de éerstgenoemde prent, drie hoofdgroepen. a. Onder een troonhemel Salomoos eerste recht, waarnevens de moederlgke liefde en de gekroonde fortuin door zwemtiende meerminnen met pilen beschoten. b. Onder een tweeden troonhemel, een gr@aard die biddend voor eene tafel zit, waarop >?Let Paaschlam” enz., links een duivel die hem met een blaasbalg in het oor blaast en regts de dood die hem eene drinkschaal aanbiedt. Verder twee engelen houdende eene duif, waaronder twee slangen die aan vorstelgke panaches knagen. c. Onder den derden troonhemel de justitie ; regts en links van den president een pleitbezorger die voor eenen man en eene vrouw procedeert enz. Door dit alles heen is het met loof en bloemen versierd. Mijn ex. is zeer kunstig met kleuren afgezet, de grond donker, waardoor het zich als een basrelief zeer duidelik verheven vertoont. Om het geheel leest men: . »De wyshegt welck gheweest voor alle tijden” enz. Boven den breeden rand: ,De Dieu vient toute sapience” enz. beide op bl. 23 reeds medegedeeld. Daar staat onder de buste: THX DE BRI F. ET EX. en met latere hand nog J. Wolf ex. Het zal nu wel overbodig zijn, de beteekenia dezer twee bg elkander behcorende prenten verder te omschrijven. Zg zullen wel te beschouwen z@ als de zinnebeeldig voorgestelde tweeledige strijd in de Nederlanden, ten tide van Alva en Willem van Nassau. De bij uitnemendheid gevierde kunstenaar, tevens boekdrukker en handelaar, werd in 1528 te Luik geboren en vestigde zich te Frankfort a/M. waar hg in 1598 is overleden. Hi wak dus een man uit den tid toen men meer dacht dan sprak, en van daar de groote bekwaamheid om alles in beeldspraak te kunnen mededeelen. Deze bekwaamheid heeft nog tot in het begin der XVIIe eeuw zoo wat stand gehouden, doch is door de vrijheid van spreken genoegzaam verdwenen. Eene eeuw daarna heeft men die vrgheid zoo wat met de fabelen de revue doen passeeren. Zin laatste werk verscheen te Fra.nkfort 1590-1598, bestaande uit 123 prenten in klein rond formaat, tot modellen voor de zilver- ANTWOORDEN. 71

smeden vervaardigd, met den titel : Narratio Regionum indicatorzcm per Hispanoe quondam devastatarum yerissima. Ik geloof dat de boven beschrevene ronde platen wel tot dat werk zullen behooren. u. C. KRAMM.

Qeslacht van Veen. (XXIII, bl, 637). De vraag door B. v. Le ge- steld kan bevestigend worden beantwoord, want Emmerentia van Veen was de oudste zuster van Geertrugd van V., die stierf den 29 november 1692. De grootouders van Emm. en Geertr. waren Jacob van V. en Emmeren tia Rugchaver eu hunne kwartieren waren : van Veen v. Foreest Rugchaver Hattnm Heemskerk Beiers Oudschoten W&k van der Woert.

MaastTzcAL 8. A. VOBSTERMAN VAN OIJEN.

Oeelacht Moojen. (Vgl. XXIII, bl. 44; XXIV, bl. 24.) Henricus Moojen, zoon van Jacobus, pred. te Mastenbroek, werd prop. bi_J de cl. van Kampen in mei 1764. Bercepen te Kwadgk 30 sept. 1764, werd hg 3 dec. van dat jaar peremptoir geëxamineerd .bU de cl. van Hoorn, en 13 januari 1765 tot pred. te Kc\Yaclgk beves- tigd door zinen broeder Johs. Gerards., pred. te Hypolitushoef en Westerland op Wieringen. (Boekz. van mei 1764, bl. 637 -638, act. 1764, bl. 505 -506, en dec. 1764, bl. 760). Andreas Moojen, Harderovico-Gelrus, werd aan het gymnasium te Harderwik den 16 au& 3 763 tot de academische lessen bevor- derd, met eene oratie de Vetere Atheniensium Academia. (Boekz. sept. 1763, bl. 346.) Als theol. stud. heeft hg den 30 mei 1770 aan de hoogeschool te Harderwik, onder voorzitting van prof. Everhardus Scheidius, verdedigd de Iste dissertatio philologico exegetica, ad loca Jes. 8 : 20 et Ezech. 7 : 7. (Boekz. juli 1770, bl. 100.) Johannes of Jan Moojen was, volgens Boekz. April 1762, bl 477, reeds sedert vele jaren drukker, en speciaal academie-drukker, te Harderwijk. Als zoodanig komt hg dan ook nog voor in Boekz. aug. 1762, bl. 207, dec. 1776, bl. 729, en sept. 1777, bl. 330). 72 ANTWOORDEN.

J. M. Moojen komt voor, den 20 sept. 1781, als leerling op de lat. school te IJsselstein. (Boekz. act. 1781, bl. 511.) WolfaartsdZjle. J. VAN DBIR BAAN.

\ --- AANTEEKENINGEN.

Kakographie. Na den dood ~$8 vaders vielen al zine bezittingen op de zoons. Hetgeen ik op het pog heb, Gel voor in de synodale vergade- ring van 1825. Zal iemand het ver&, tot mi richten, dat ik wil omverwerpen eene geschiedenis van bgna t.achtig jaren, dat ik wil afbreken het moeilijk werk, door zoo vele bekwame maunen tot stand gebracht I ZU mengen hop en honig en water ondereen, en vervaardigen er, ook na de ondergane gisting, mee of honigdrank van. Dan worden de jongelingen aangevuurd om de grootheid der vaderen te evenaren. Ten ware er iets onverwachts of schieliks voorviel. Zi namen de onderbrokene draad telkens weder op en sponnen haar voort. En goot met volle teugen den balsem des troosts in zijn ‘hart. In die herhaalde oorlogen, waarin nu eens de Franken, dan weer hunne vianden zegevierden, werden de paleu van het gebied der Friezen bg afwisseling uitgezet of beperkt. ZlJ [de graven] moedigden de ngverheid, de handelszucht, de arbeidzaamheid der landzaten op alle mogelgke wgzen aan. Maar z1Jn zoon en opvolger Floris, door een even uitnemenden geest bezield als zlJn vader, rigt gelukkig zine voetstappen naar het schoone voorbeeld dat hem te vroeg ontvallen is. De snoode vorst liet degenen, die de lading moesten overbren- gen, op de meest ontmenschte w$s verdrinken, De persoon, dien hë kt zich had, was met verschillende orde- teekenen omhangen. VRAGEN.

Drie teekeningen. Onlangs zag ik in een kunstboek van den heer Snellen v. Vollenhoven te ‘s Gravenhage drie stukken, die mij toeschenen waardig te zin om meer algemeen bekend te worden. l”.- Eene fraaie teekening en daarnaar geëtste plaat van J. Louis, voorstellende een Ecce homo. Aan weerszgden van Christus is op de teekening een medelijdzame jood en een bespottende kegsman ; op de ets is de krijgsman weggelaten, maar in het verschiet twee soldaten. De stukken van Louis zin weinig in aantal en zeldzaam. Kramm geeft eenige etsen van hem op, maar daaronder komt boven ver- meld stukje niet voor. 2”. Eene sarkastische teekening op de wize van Teniers met diergroepen, waarsch&.$jk op eene politieke gebeurtenis doelende. Op den achtergrond eene stad met zonderlinge koepelvormige ge- bouwen, gelegen aan zee waarin brandende schepen. Langs het strand koopgoederen en een troep dieren die een boomstam? sch$en voort te trekken. Op den hoogen voorgrond een staande bevelhebber of vorst met de hand in de zide, met bokkenkop, langen baard en groote horens. Hg beheeracht het geheele tooneel, maar is,te verheven om er zich mede in te laten. Daarvoor een troep dieren die een schaap met een houten kraag om den hals wegvoeren, dat ontmoet en aangegrgnsd wordt door zwijnen, jak- halzen, enz. (het gepeupel). Op het midden, geheel op den voor- grond, zitten een hond, aap en vos in gesprek; slimme politieke gezigten, die te fatsoenlijk zin om met het gemeen mede te doen, maar do aanstokers van het gebeurde schynen te z$n en er wel- behagen in hebben. 14 VRAGEN. .

Ik dacht eerst dat het op den dood van Oldenbarneveld zag, die dan door het schaap voorgesteld zou worden. De bevelhebber zou dan Maurits en de drie politici Franc. v. Aerssen, Reinier Pau%v en Adr. Ploos voorstellen ; maar wat beduiden dan de brandende schepen ? Zon het ook de inneming van la Rochelle kunnen voorstellen? Het schaap den hervormden godsdienst in Frankrijk, opgeofferd aan politieke belangen 3 De bevelhebber zou dan Frederik Hendrik zin. Kan iemand eenen beteren uitleg geven ? De ten opzigte van historieprenten zoo ervaren heer Bode1 Ngen- huis wist er de beteekenis niet van. De uitvoering van de teekening is ílink en karakteristiek. 3O. Eene fraaie gekleurde teekening door A. Schouman, voor- stellende een vink met twee halzen en koppen, den eenen van een mannetje, den anderen van een w$je. Deze vink, op het einde van de vorige eeuw op eene vinkebaan bi ‘s Gravenhage gevangen, wordt nog, op het museum te Lelden op sterk water bewaaard. GeofEr. St. Hilaire zegt in zijne Hist. des anomal., 111, p. 131, dat er bi de schrgvers twee of drie voorbeelden van kippen en duiven bekend ztin die met twee koppen geboren zgn, maar gelooft niet dat ze geleefd hebben. Het is dus zeer merkwaardig, dat deze vink, die in de vrije natuur aan zoo vele gevaren was blootgesteld, als volwassen vogel ,heeft kunnen leven. CL A. SIX.

Onze vooronders en wij, Bgaldien een der lezers van den Na- vorscher den ondergeteekenden den naam mogt kunnen mede- deelen des dichters van het hieronder geplaatste stukje, Onze voorouders en w$, zou het hem hoogst aangenaam zijn, en wel omdat hi in het onzekere is of het van zinen hooggeschatten vader is, of niet. - Die onzekerheid weerhield hem dan ook het op te nemen in àe Nagelaten Verhandelingen en Gedichten van Mr. J. C. C. den Beer Poortugael, die hg het genoegen had in 1826 bU J. Immerzeel Jr. te Rotterdam uit te geven. D. J. DEN BEER POORTUGARL. VRABEN.

ONZE VOOROUDERS EN WIJ.

Der vadren moed schonk Neerland ‘t leven ; Den trotsohen nabuur te doen beven Dat konden zU; Maar naar het eermetaal te dingen, Door hunne daden te bezingen, Dit kunnen wg.

Door ngverheid een schat vergaren, Dien voor .den naneef te besparen, Dat konden z1J; Maar weelde en wellust na te jagen, En over slegten tgd te klagen, Dit kunnen w+j. . Bi matig teeren, eerlik handelen, En met een goed geweten wandelen, Dat konden z$j ; Mankeeren en accoorden treffen, En maken alles eensklaps eft’en, Dit kunnen wu.

Den Godsdienst van den Staat vereeren, Maar ook geen vreemden eerdienst weren, Dat konden @j ; Maar meer verlicht, in later jaaren, Het alles even goed verklaren, Dit kunnen w&

Vol moeds op Oost- en Westerstranden, Den rUken Spanjaard aan te randen, Dat konden zlJ; De kust versterken, veilig wgken, Voorzigtig en bg t$ds te strijken, Dit kunnen w& Een dapper Vorst tot schutsheer kiezen, En toch de VnJheid niet verliezen, Dat konden zi; Maar wikvergaderingen vormen, En met kanon den raad bestormen, Dit kunnen wi.

Matrozen werven, handen reppen, In weinig weken vloten scheppen, Dat konden zi; Maar naauw gezet op schoone klanken, ‘t Ervaren zeevolk af te danken, Dit kunnen w$.

Den vrede een vijand af te dwingen, En ‘t Vaderland triumph te zingen, Dat konden zi; Het Land verliezen zonder vechten, De Vrijheid tot den grond te slechten, Dit kunnen w$

De Noordsche Mogendheden stuiten, Met Wassenaar de Zond te sluiten, Dat konden zi; Behendig over Katwik sluiken, En vreemde vlaggen slinks gebruiken, Dit kunnen w&

B1J Duìns den vijand aan te randen, De vloot op Chattam te verbranden, Dat konden ei; In ‘t Vlìe het Vaderland verraden, D&I Bk% m& bati ti Mdf veizsxlen, IDìt ikunnen wti.

Zich onaf&ankelCjk verklaren, En str$jden tachtig bange jaren, Dat konden zU ; VRAGEN. 77

Maar veiligheid en rust verlangen, Een koning kiezen ? neen, ontvangen, Dit kunnen wi. , Op vreemden bodem lauren plukken, En ‘s viands standert neer te rukken, Dat konden zij; Maar laag in ‘t eige niet verzonken, Als kindren met een stander+ pronken, Dit kunnen w$

Voor ‘t Land met roem zich te overdekken, En wonden tot sieraad doen strekken, Dat konden zi ; Maar kruipen als nieuwbakke edelen, Heelhuids om lint en kruissen bedelen, Dit kunnen wi. 1807.

Arnemuiden. De staten van Zeeland gaven den 26 juli 1756 vergunning, Born binnen deze provincie aan alle collegen; hooge en lage standspersonen boeltjes te presenteren, en met redenen daartoe dienende, hunne genegenheid trachten te verwekken, om tot den opbouw van kerk en toren, als een goed en pieus werk te willen inteekenen.” De uitvoering werd aan den predikant (An- thonis Ia Motthe Wz.) opgedragen; die naar wensch slaagde.- Ter gedachtenis van de daarop aan de kerk uitgevoerde her- stelling, vervaardigde de bekende P. de la Rue een t&lrijm, en bood dit in. 1762 het stadsbestuur aan, om het, in een steen gé- houwen, in den voorgevel der kerk te plaatsen ; wat echter niet is geschied. Wie kan mi mededeelen, of nog ergens één der bedoeldeboekjea bewaard wordt en wie kent het gezegde tidrgm? Donaburg. H. M, KESTELOO.

Joost van Lalain van Hontigny. Welk belang hadden de holland- sohe edelen v. Egmond, v. Wassenaer en v. Zevenbergen om o&ll 78 VXAQW. hIaximili88n en Maria in 1480 te verzoeken, dat een vreemdeling, Joost van Lalaing v. Montigny tot stedehouder-generaal van Hol- land en Zeeland zou worden aangesteld? (Zie Sontendam, Invent. der chart. v. Delft, bl. 33.) Rekenden z3 geen hollrtndschen edel- man tot die betrekking bekwasm?

Octrooi door RIazcimiliaan en Maria aan die vm Holland gegeven. Maximiliaan en M8ria gaven in 1490 octrooi a8n die van Holland, dat si niet mogten geciteerd worden bg de universiteiten van “c.nlen en Leuven (Soutendam, 1. c. bl. 33.) Indien dit eene vrijheid vtlz1 geloofsinquisitie ~88, om niet buitenslands te regt te startn, w8s z$ dan niet ten minsten voor Delft overbodig, detijl reeds in 1310 graaf Willem verklaard hsd, niet te zullen toelaten, dat poorters v. Delft en die v8n het baljuwsch8p van Delft en Sohie- land gepind en gedaagd zouden worden voor den geestelijken regter te Utrecht?

Vrijdom van stadslazten 88n den sohont toegekend. In 1522 ver- langde Jan de Hu$er, schout van Delft, van burgemeesters vrijdom van stadslasten (Soutendam,.Reg. der besch. bl. 9). Vroeg hiJ dit sis gunst of had hij en hadden de schouten van andere steden, als grsfebke ambtenaren, dsar regt op 3 4. A. 8.

Platonis& jaar. Volgens Erasmus Nederl. spreekw., door Suringar bl. 4, beduidt enne magno Platonis, hetzelfde 819, wanneer twee zondagen in eene week komen, dus, nooit; m88r wat is dat groote jmmr van Plet0 3 0. A. SEC,

ProBmus ardet Uaalegon. In Paris histor. van Charles Nodier, artik. CloBre de Cluny, wordt een dreigend gevaar door de spreek- w$ze, proximUs ardet Ucalegon, aangeduid. In Reckers Elassiscb woordenb. is het woord Ucalegou niet opgegeven. Wat beduidt het 0 In de Adagia v8n Erasmus vond ik dit spreekwoord niet. Q. A. SIX. [r-let z& woorden van Virgilins, Aen. 11. 311. Aeneas verhaalt VRAGEN. 79 darar de inneming en verbranding van Troje. w zegt, Jam Deiphobi dedit ampla ruinam, Vulcano Superante, domus: jam proxumus ardet Ucalt3gon. Het beteekent: reeds staat het huis van den naasten buurman, Ucalegon, in brand. Even als zoo menig ander gezegde van Vir- gilius is proxumus ardet Ucalegon spreekwize geworden en betee- kent .dan, er is groot gevaar. Wg hebben het spreekwoord, als uw buurmans huis brandt is het t$d om uit te zien. Gebruikt Horatius, als hij zegt, Ep. T. 18. 84, tua re8 agitur. paries cum proximns ardet, ook een spreekwoord?]

Sakkerdaanhout. In een stukje in den Ouden Gd, dec. 1873, getiteld : Een tentoonstellingsgebouw, wordt gesproken van meubels van saccerdaanhout. Bi Sepp. Afb. van houten. pl. XVI. f. 7 en 9, is deze soort afgebeeld als roodbrnin van kleur en daar wordt opgegeven, dat zi welriekend is en uit Indië komt. Is hiermede bedoeld Oostindië, en is het soms afkomstig van de stad Succa- dans op de Z. W. kust van Borneo? Ik wsnechte den wetenschap- peGken lat@schen naam van dit hout te weten. 0. A. 8,

Zoooolanti. Volgens eenen brief van Sonnevelt, onzen agent te Venetië (Utr. Kron. 1861 p. 429) bood de generaal der Zocoolanti in 1645 den paus aan, om met 10,000 monniken zgner orde te- gen de Turken te gaan striden. Bad deze orde van strijdvaardige monniken eenen anderen meer bekenden naam? 0. A. 8.

ANTWOORDEN.

Willem Barentsz (Xx111, bl. 396, XFIV, bl. 27.) Naar aanleiding der afbeelding van een zeer oud oorlogschip, door Laorois ver- 1 80 ANTWOORDEN.

meld, dessin6 par Guill. Barentsz gravé par Visser, vraagt de heer G. A. Six, of men hier aan den held van Nova Zembla moet denken 3 Zie hier de beschrgving van de zeer merkwaardige en zeldzame prent, die Laoroix bedoelt en ik voor mi heb liggen. Zg stelt een oorlogschip voor, met vier masten, als in statie opgetuigd. Op de zeilen is afgebeeld .de fortuin in den handel, eene sirene met , spiegel en kam in de handen en Neptunus op een zeepaard. Dit alles te zamen schijnt mlJ toe te beteekenen, dat dit schip of dit land beheerscher is van de zee. Aan den grooten mast staat het wapen van Holland, waaronder de wimpel met het wapen van Amsterdam. Deze vlag staat op den achtermast, en op de twee andere masten de dubbele staten- of prinsenvlag. rC;S het roer dezelfde vlag met een kwis (bourgondisch) ; dit, komt mi voor, een der kruisen te ztin van het wapen van Amsterdam daarop ge- legd. Mijns inziens stelt het vaartuig het. SC?+ van staat voor, waar de prins zelf aan boord sch$t te zin, dew$ de herauten op den achtersteven blazen en de genoemde prinsenvlag op het verdek wordt in de hand geheven, en door muskettiers salutschoten wor- den gedaan. Boven in de plaat een groot wapen van Oranje Nassau en dat van Amsterdam. Op den ingang van het voor- onder is het wapen van Muiden aangebragt, welligt de naam van het schip, Onder de plaat staat Guilielmus Barentsen, delineavet 1594, 6’. J. F’iisscher stulp. Petrus Aaerius excudit. Verder heb ik nog in mlJn werk De Hollandsche en Vlaamsche kunstenaars enz., op het nog nadere Aanhangsel bi dit artikel gevoegd de afbeelding van een gezigt in Amsterdam (Oude Dam) door Willem Ba- rendsen delin. in 8O. Daar hier alles zoo amsterdamsch is, komt het mij voor, dat hg, even als Dirk, een zoon kan geweest zin van Dooven Barend. U.‘ C. KRAMY. [De gissing van den heer Kramm is niet onwaarschijnl~k. Mis- schien dat er nog andere werken valc den door hem vermelden Willem Barends gevonden worden, en de vergelgking daarvan met de .afbeelding van het schip ona nader aan de waarheid brengt. An- ders zal het wel moeielik zin tot zekerheid te komen. Want ANTWOORDEN. 81

Willem en Barend zin namen die toen, even als nu, alles be- halve zeldzaam waren, al werd misschien de eerste niet zoo vaak, . de laatste wat meer gehoord dan in onzen tijd. De naam Willem Barends zal dus nog al eena voorgekomen zin. W$ kennen nu reeds den zeeman van dien naam, door zine togten naar het Noor- den beroemd en den teekenaar, van wien de heer Kramm ons meldt, dat hg eene afbeelding gemaakt heeft van den ouden Dam, en die dus ook misschien een Amsterdammer was. Ik kan er eenen derden uit denzelfden t$ bgvoegen, (maar die zeker wel da man niet is wien die vraag betreft), dien Willem Barents, die door zijne verregaande gierigheid be alle Amsterdammers bekend was, en van wien Pontanas ons het eene en andere mededeelt. Mogelijk woonden er toen in Amsterdam nog wel meer die zoo heetten.]

Onbekende schilderij. De schilderij van -Democr-iet en Heracliet, (van Adr. Bakker?) in een boerenherberg gevonden (Navorseh. X1. bl. 56,) waarop Ger. Brandt een bischrift maakte (ald. bl. 3’70) was in 1681 op Honselaarsdijk voorhanden, dewgl de Hennin ze daar zag, en in zjjne Qf sinnen, beschrift. 0. A. SIX.

Bbannetje op de admirs&eitskamer te Rotterdam, 1809. (XXIII. bl. 502). Als m.en op de groote plaat ‘van Dirk Langendijk, De beroemde onderneming op de rivieren van Londen en Rocheeter voor- stellende, ‘op greote schaal het schip The Royal Charles ziet afge- beeld, en op den voorgrond stelt dat de kunstenaar te Rotterdam woonde, dan blikt dat hg van alles wat aldaar van genoemd schip ’ voorhanden was, getrouw gebruik heeft gemaakt. Bi de opvraag om het monument van the ORoyal ‘Charles naar Amsterdam te zenden, was ti om Let wapen van Engeland te doen, ten einde het bg de teekenen der overwinning eene plaaits te geven ; maar de af.beelding vm .het mannetje m,oest te Rotterdam bliven. Die afbeelding zal wël niemand anders hebben voorgesteld dan Karel zelven, die trouwens in vol harnas met den koninkliken mantel omhangen en gekroond, de hoofdfiguur achter aan den spiegel van het schip uitmaakt, waaronder The Ro,yal Clrarles gemeld staat. Het komt rnjj voor, dat de afbeelding van het mannetje niet anders 82 ANTWOORDBIN. is dan het bedoelde beeld, dat thans niet bij de overwinningstee- kenen geplaatst mogt of kon worden. De intendant, die waar- schgnlgk het beeld niet heeft gezien en zich een klein popje voor- gesteld, heeft zich onthouden den waren naam van het beeld te noemen, en het is niet ver van de hand om te Rotterdam dat mannetje te gaan zien, hetwelk ik stellig geloof het afbeeldsel van Karel U te zin. u. C. KRAMM.

G!esIacht Weveringh. (XXIII. bl. 638). Omtrent het gevraagde kan ik mededeelen, dat mr. Hendrik Weveringh, geb. 10 maart 1762, huwde ab. 1805P Maria Wilhelmina Backer die sterft in juni 1805, dochter van Maarten B. en Henriette ltegina van Hoorn. Mr. 8. W. was zoon van Maarten W., geb. 9 april 1737, st. 8 nov. 1777, schepen en raad te Amsterdam, huwde 14 maart 1761 Jacoba Elisabeth Verbeek, geb. 16 december 1742, sterft 27 october 1803, na hertrouwd te z@ met mr. Engelbert Fran- gois van Berckel, en aas dochter van Hendrik V., raad en burge- meester te Utrecht en van Justina Clara van Royen. Zijne .groot- ouders waren mr. Anthony W. heer van Holy, rentmeester van de domeinen van Brabant [geb. 1708, t 17371 en Emmerentia van Speeck, dochter van Hendrik van S. en Catharina van Oosten. Zijne overgrootouders, mr. Maarten W. tr. [1704] Susanna Backer, [geb. 16791. Maast&ht. A. A. VORSTERMAPT VAN OIJEN. [Eet tusschen [ ] gestelde is er door ons ingevoegd uit het antwoord dat wg op deze vraag ontvingen van K. v. 8.1

Geslacht van Ingen. (Vgl. XXIII, bl. 540.) Hermanns van Ingen werd als prop. tot pred. te Ter Burg beroepen in de laatste helft van 1775. (Boekz. januarij 1776). Henricus van Ingen, zoon van mr. Pelgrim van Ingen, burge- meester te Kampen, werd aan de lat. school te Kampen, den 18 jolij 1775 tot de academische lessen bevorderd. (Boekz. julij 1775, bl. 99.) Wo&arbd$k. J. VAN DER BAAN. 83

'AANTEEKENINGEN.

Aanslag op Amsterdam. Declaratif van tghene dat biden E. heer Drost van Muiden is vermist op den laten Augusti 1650 lees- leden door de inlegheringhe van de soldaten op den h&e te Muiden. Vooreerst twee silvere echencktellooren, geëstimeert op. f ’ 160.- Vijf ailvere tafeltelloren, ‘t stuk 30 gl. , . . . P 150.- Twee silvere gegraveerde soutvaten...... s 140.- Een en twintich silvere lepels & 6 gl. 5 st. . . . B 131. 5 Vif silvere forketten...... B 30.- Een behangsel van een ledikant. . . . , . . . B llO.- Een en dertig servetten & 2.10. ‘t stuk, . . . . B 77.10 Twee pistolen met silver ingelegt en beslaghen. . B 40.- Twee langhe roers. . . . , ...... B 32.- Een gedreven silver deghen...... B 38.- Een silver vergulde deghen...... v 16.- Een goude hoedbandt. . . , ...... w 18.- Een spieghel. , ...... B 26.- Aen verscheide tinne schotels en cop. blaekers . . I) 18.- Neghen hembden...... B 45.- Eenighe.beffen ende ponsetten met kant. . . . . w 42.- Drie slaeplakens...... , . . . . . 3 27.- Ses sloopen...... , . . . . , . . , v 24.- Drie peulelakens...... s 12.- V;jf paer linde kousen. . . . . , , , . . . B 12.- Een langhe handdoek. , . . . , . . . , . w 6.- Drie camerdoeckse kragen met kant...... B 18.- Vif linde schorteldoeken. . . . , . , . . . B 15.- Drie neusdoeken met kant ...... n 4.10 Een paer linde mouwen . . . . . , . , . . l l.- Vier veerstucken 1) . . . , . . . , . . . . 8 3.10

1) Bussens? [Waard@dij’k moet er mtasn neeraden, ene roert WUI hek doeken. BEBT.] 84 AANTEEKENINGEN,

Een lakensche borstrock...... f 12.10 Een witte linde borstrook...... a 4.10 Twee goude ringhen...... B 28.- Twee lakensche mantels...... B 30,- Een pack kleeren...... B 24.- Drie schotels...... B 18.- 2 elle laken...... 5.- . Een paar saijette kousen...... B 7.- Twee stoelkussens ...... B 12.- ‘Ja aem tijnsche w@r...... B 46.- 1 Okshooft fra. wijn ...... B 42.- Een anker .... wijn ...... B 27.- Uit de kasse genomen, die opgebrooken is, aen silvere en goude specie...... o 748.- f 2198.15

Het bovenstaande document trof ik in afschrift aan, onder oude familie papieren die mij eenigen tgd geleden ter inzage waren ge- geven. Voor zoo ver ik kon nagaan, is ‘t onuitgegeven, en kan als bijdrage dienen tot de geschiedenis van den aanslag op Am- sterdam door Willem 11. De soldaten die blikbaar zoo zeer gesteld waren op een souvenir aan hun’ verblijf te Muiden, stonden onder commando van den heer van Suijlesteyn, althans dit mag men opmaken uit den Hol- landsen Mercurius van 1650 bl. 33, alwaar gezegd wordt: Bon- derwylen quamen ,de Buarnisoenen van Doesburgh, Swolle, Sutphen, Deventer, Nimwegen, en Amersfoort bij de soldaten, die hun te Weesp, Moyden, en Ouwerkerk neder geslagen hadden, dap- per afgemat van marcheren: op ‘t Muyderslot had den heer van Suglesteyn residentie” enz. Met den Bheer van Suijlesteyn” zal men waarsch@$k-bedoelen jonkh. Frederik van Nassau, heer van Zuilestein, natuurlgken zoon van Frederik Hendrik. Hg + 1672 bg Woerden, tegen de Franschen. -Botterdam. Fa. D. 0. OBREEN. VRAGEN.

In de beurs blazen. Deze uitdrukking wordt gebezigd van hen, die eene ruime geldsom in een of ander geval uitgeven. Maar moest men dan niet veeleer zeggen: de beurs ledigen? Of betee- kent het, de beurs zoo te ledigen dat men haar opblazen kan? E. A. P. [De spreektijze is, in de bus blazen. Zoo heb ik altad hooren zeggen, zoo wordt zj.j opgegeven door Harrebomée en ook Nav. DI, bl. 223, en IV, bl. 185. Ter laatstgen. plaatse worden een paar verklaringen gegeven. Ik twgfel echter, of zg E. 8. P. zul- len v#doen. Mi althans voldoen zi niet en het zal mi aangenaam z$n indi& een der lezers van dit tlJdschrift eene betere weet te geven.]

Politieke tinnegieter. Van waar deze spreekwize? Welk verband is er tusschen tinnegieter en politiek? E. A. P. [De spreekwijze is ontleend aan een blgspel van dien naam van Holberg, dat ook in het Hollandsch vertaald is. Bie Nav. 1. bl. 306.1

Pannekoeken. In het kluchtspel Loon naar Werk, uitgegeven in de werken van het kunstgenootschap Ni1 volentibus arduum, lees ik op bl. 8: Nou moest ik om oliekoeken, Taart, of waaffels op te zoeken. Dan eens na ‘t Beginhof, om Pannekoeken in de kom Koud gemaakt, die de Begyntjee .Lekker bakken, en wel fyntjes By het pond verkoopen. Kan iemand mi ook zeggen, wat pannekoeken zin in de kom koud gimaakt 8 J. HARTOQ. 86 ANTWOORDEN.

Van Beverwaerde, genaamd Pers@. In Wagenaars Beschr. v. Amst. komen in de laatste helft der 150 en het begin der 16e eeuw onder de schepenen, raden en burgemeesters voor eenige v. Be- verwaerdes, bijgenaamd Pers@. Kan iemand mi mededeelen, hoe genoemd geslacht dien bgnaam verkreeg?

ANTWOORD'EN.

Rtie bQ lKaastricht. In 1859 nam de Navorscher (negende deel, bladz. 100) eene door mij opgezondene vraag op, aangaande eene, door mlJ in de omstreken van Maastricht gevondene ruïne. Zoo ver ik weet, is die vraag nooit toegelicht; mogt ik mi dienaangaande niet vergissen, dan ben ik nu zelve in staat mgne vraag te beantwoorden. Ik verzuimde in der tijd, de plek waar ik die ruïne ontdekte nader op te geven; ik herstel dat verzuim heden: ik vond die buiten het belgische dorp Sussen, hetwelk met Sichen en Bolré ééne gemeente vormt. Dezer dagen het 70 deel van xLes publications de la SociétB d’Histoire & d’Archéologie dans le Duché de Limbourg doorbladerende, vond ik, in eene in dat werk opgenomen Cronyk der Landen van Overmaas etc. door eenen inwoner van Beek bg Maastricht, op bladz. 216 het volgende : Inden joer dusent IIIJC inde LXXXIJ, omtrent in der quartere temper, in der advent ouer korsmissen, so hadde dyesse her Wyllem van Arenberch, dee den edelen Here Lodewëch van Bor- boen vuer Lugdicke vermorde off doet sloeghe, s$ volcke inge- noemen e@ cleyn alt castelke by Trijcht, (Maastricht) geheytten Zijchen, inde dede vuer Tr&&t groetten schaede inde laest; also dat die van Trioht @t toeghen ser herlicke m$ groetten volcke inde ser groetten geschegtte van bussen, oem dat te keren inde dat vuile ne@ (nest) aeteff te werppen. Inde dat vernaem Her Wyllem van Arenberch in de Lugdickers, inde toghen terstont uytter Luijdick, sonder merren, (talmen) nee Z@hen, oem hoen vrunde inde getrouwe dijeners, die doer op loeghen in ,honnen naeme, te ontsetten off te verloesen. Als ANTWOOltDEN. 87 die van Trscht vernoemen dat die LuFjdickers uit waeren inde derwaertz nae hoen quamen, och laessii ! due worden sij doer van ser ververt, inde naemen die vlucht noe hun staet van Trjcht, inde meijnden doerin te vluwen, Mer och las@ ! Her Everardt van Arenberch, her Wijllems vurs. broder, capitegn der boeffven off ruitter van Luidick, ondergynck hoen den wech, inde ver- moerde sij also jamerlicken, in der vlucht, al louppende over dat velt inde by den wegbe. Al haert by Tricht, tot by der portten, so woerden doet geslaeghen inde gevanghen, sonder e$$ghe barmhertigbeyt, al te ser voele inde guede erbaer burger van der staet van Trgcht. Also dat men des anderen dachs die arme doede corperen, die langest den wech in de straetten al naect ontclegdt laeghen, mijt oustwaeghenen (oogstwagens) te Trgcht inbracht. Inde aldoer socht doe eyn ederlycke ssne vrnnden mijt ser groetter drueffheyt inde bitterlicke rouwe. Inde ser groette drueffheyt waes op die tyt bynnen der staet van Tricht, inde eijn ellicke mytten sinen. Gat ontfrtrme der zeelen. Men sacht due overal binnen Trgcht, dat doer wael doet blepffven waeren uytter staet van Trijcht, aen gueder erbargger burger in- de ser fijner jongher mannen, omtrent by de VIJG mannen. Item in den joere van LXXXV so bleyff ouch doet die felle maen Ker Wyllem van’ Arenberch; te Trijcht opter straetten (op het Vrythof) wart sinen hals affgeslaeghen. Tot zooverré de Cronyk. Die felle maen, die in 1485 te Maas- tricht onthoofd werd, was het bekende wilde zw@ der Ardennen en de voorvader van onzen beruchten Lumey. Hg wordt door onzen krongksohrijver bi afwisseling genoemd Her Wyllem van der Mercke mytten barde of Her Wyllem van Arenberch. Hg schint niet tegenwoordig te zin geweest bij het ontzetten van den burcht te Zichen, hetwelk den armen Maastrichtenaars zoo duur te staan kwam. Ten minsten t. a. p. van gemelde krongk (bladz. 67) wordt gemeld dat het aHer Everart van Arenberch” was, die te Luik *s$ quaet vol&” vergaderde om de boeven van Zichem te ontsetten. Er is te dier plaatse van Her W$lem met den baard geene sprake. Hoewel z1J het ware van de zaak niet meer wisten, kreeg ik, door het vinden van de aangehaalde plaats uit den: krongk- 88 ANTWOORDEN. schtijver van Beek, .een nieuw bew@, hoe eeuwen lang eene be- langrijke gebeurtenis, alleen door mededeeling van vader aan zoon, op het land kan voortleven. * V. D. N. Do. 2

Cornelis Gentman Leydecker (vgl. Xx111, bl. 263, 476 ; XXIV, bl. 23). B1J resol. der Staten van Zeeland van 23 julij 1714 werd ds. Cornelie Bruynvisch, pred. te Liefkenshoek, emeritus verklaard. Bi resol. van 11 nov. 1715 werd aan ds. C. GentmanLeydecker vergund, van Liefkenshoek naar Ritthem te vertrekken, ofschoon op eerstgemelde standplaats zgnen tijd niet uitgediend hebbende. Uit deze twee besluiten blikt, dat ds. C. Gentman Leydecker op zijne eerste standplaats, Liefkenshoek, in 1714 gekomen en in 1715 van daar naar Ritthem verroepen is. Indien hij nu zlJne kerkelgke loopbaan op 23jarigen leeftijd is ingetreden, dan valt het niet meer te betwgfelen, of hij is vóór 1692, en bg gevolg in de Willemstad geboren. WoZfaartsd@k. J. VAN D.ER BAAN.

aeslacht van Adrichem (vgl. XXIII, bl. 540 ; XXIV, bl. 32). Thomas van Adrichem werd van Zuidland beroepen naar West- Zaandam 6 maart 1741 en aldaar bevestigd den 30 april daaraan- volgende. Hi overleed te Westzaandam den 17 febr. 1753, na eene ziekte van ruim 18 weken, oud 45 jaar, 9 maanden en 24 dagen, eene weduwe nalatende. (Boekz. maart 1741, bl. 374, mei 1741, bl. 591, febr. 1753, bl. 220). Georgius van Adrichem overl. te Alkmaar den 14 sept. 1794, oud bgna 75 jaar, als em. pred. sedert 1789 van St. Maarten, waar hi ongeveer 47 jaar stond, en werd 20 dito te St. Maarten begraven. Wolfa&tsd2jk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht van Laren. (Vgl. 8. R. II. ; XXIII, bl. 41.) Judocus van Laren, Amstelaedamensis, werd aan de academie te Utrecht, den 26 febr. 1766, in de regten gepromoveerd. (Boekz. Maart 1766, bl. 311). W&$aartsdgk. J. VAN DER BAAN. . 89 AANTEEKENINGEN.

Nalezing op de Be aflevering van Oudemans’ B@lrage tot een Iy[iddel- en Oud-Nederlanhch Woordenboek, (Vervolg van XXIII. bl. 619.)

Hertsheldich. Moedig, heldhaftig. Vlaerd. Reder. berch : Neemt dit ten goeden aen met hertshsldiger min, En segt Noyt meerder vreucht gesticht en is in trouwen, Dan dat de reyne Maecht ‘s Lants welvaert soeckt te houwen. geur. Uur. - Van Vloten, Nederl. Geschiedz. 11. 248: Mechelen heeft hy oock verlost van treuren, Dendermonde hilt hy met ghewelt tot allen hewren, Audenaerde en oost hem niemandt ontwinden. Hierentussen, Ondertusschen. - Dr. Verwijs, Epis. uit Hooft’e Ned. Hist., bl. 47: Graaf Luidewyk, hierentusseti, had eenighe schuiten, op de Eems, om kundschap, gezonden. J?$gi;jen. Kleine hgging. - Huygens, Korenbl. 11. 476: Ghy tradt min Hofwgck om, in spijt van ‘t zeere beentje, En ‘t kosten u somtgds een /@gijen en een steentje, Maer lust en yver won ‘t. Hylicken, Ongetrouwd samenleven. - Bredero, Sp. Brab. vs. 1523: Want ick ben een besteedster, kgnt, wat dat beduyt, En die ick niet verhuur die maeck iek stracks de bruyt. Waerom sou ick aers vryers en weeunaers an houwen? 0 ‘t is sulcken volckjen I sy willen wel hyylicken, maar niet trouwen. Men zie op dit woord de belangrgke aanteekening van dr. Verw$. HZmp-hamp. Strompelaar. -Westerbaen, Gedichten, 1. 61: Wonder monster van ons daegen Kreupel over al s$i leen: Krieken, krieken, helpt het dragen Eer den himp-hamp val daer heen. H&!even. Verhinderd worden, ophouden. - Der Lek. Spieg, B. 1. C. X11. vs. 13: Worpmen daer een aenbilt in, het smoute, Alse oft ware een snee, 90 AANTEEKENINRl!iN.

Al lieper dor die zee, Ter zouder en twint of hindren En zoude blusschen noch mindren. Hinderschap. Verhindering, hinder. - Coornhert, Werken, dl. 1. 554 recto b.: Het bewgs der af-brekers dat snlck haer werck sonder bouwen niemant schade@ mach vallen of hivlderschap in-voeren soude, is nodich ende licht om doen. Hinderwaert varen. Verloren gaan, omkomen. - Will. v. Hild. Gedichten, bl. 136, vs. 234: Want der boesheit is beschaert Int leste te varen hinderwaert Totter vreseliker laghen. HippeLhap, Vlugge sprong. - V. d. Venne, Belacch Werelt, bl. 48: Die (hase-winden) het wilt bespringen knap Mit een sprongh doen h$peZ-hap. Hoe ...... ghedaen. Hoedanig. Reis v. St. Brand. vs. 148: Doe bemaendgt wel diere Bi Gode vele sciere, Dat hi hem dade verstaen Hoe zin leven was ghedaen. Hoede (in crancker) dalen. Diep neervallen. Will. v. Hild. Ge- dichten, bl. 89, vs. 11: Daer is menich man die hoghe rijst Ende daelt daer nae in craacker hoede. Eoede (in crancker) staen. Akelig gesteld zijn. -- Will. v. Hild. Gedichten, bl. 112, vs. 104. Nu versamen si menich pont Die ghierighe vander heiligher kercken, _ Om hoor hoveerde mede te stercken; Waut sonder @cheit, mit armoede Stonde hoveerde in crancker hoede. In denzelfden zin bl. 113, vs. 176.

l Hoedtstofeepder. Hoedemaker. - Brandt, Lev. v. Vondel, bl. 6: Joost van den Vondel,, ...... hadt een’ vader van den zelven naam, schrander van geest, een’ Boedtstofeerder t’ Antwerpen, daar hy gebooren was en woonde. AANTEEKENINGEN. 91

Hìghe (an). Verbl$l, vrool$k. - Walewein, vs. 10575: Gram was Walewein ende niet an hoghe Dattene so moyde die hertoghe. Hoge mime. Liefde voor eene aanzienlgke jonkvrouw. - Prof. Moltzer, Biblioth. v. Middeln. Letterk. 11. bl. 21, vs. 522: Dat ic met minen lichame sal Dien tornoi verwinnen al, Ende daer selke slage slaen, Dat Alexanders sal verstaen Ane dobbeleren van minen slagen, Dat ic hoge rninne drage. Hoghen ofte meeman. Woekerwinst nemen. - Will. v. Hildeg. Gedichten, bl. 41, vs. 128. Die coopman die is oeck gheneghen In sinen comanschap te dreghen Rechte mate ende anders niet; Ja ende neen is hoer bediet . Die hem mit comanschap gheneren. Sonder hoghen ofte meerren Wort nu comanschap bescheiden. Hoy (den) hebben. Tegenzin hebben, afkeer hebben. - Huygens, Korenbl. 1. 500: Hay is me twintigh moôl ontfallen of ontschote; Stoit tegen elcken stieen, en rolt in alle gote; Woôr ‘t nie voor Moy, die Hoer, die ‘ck nie vergete kan, Wat dad ick Camfers eet, ‘k had ick den hoy der van, Dan trouwens, ‘t is nou euyt. - .EockeZingh. Vrouw. - Huygens, Korenbl. 1. 550: Mans p#pen en Mans singen, Mans heeten Voogden ; maer, och Heer, de lïockelingen Sie ‘ck meest door ‘t heele Land recht over ‘t hoeckje staen Daer ‘t Mann en Vooghd versoeckt. In deze beteekenis heeft de Bijdrage het woord niet. Hocklinghschap. Huwelgksstaat. - Huygens, Korenbloemen 1. 550 : Soo gold ‘t op Rotterdam: elck hiel sich bly van geest; Schoon elck te Rotterdam syn’ buyck vol1 was geweest: Ja van de Vrouwtjens aelf en wasser geen die morden: 92 AANTEEKENTNQEN.

Elck docht het lZocklingh.echap kost ook slJn beurt eens worden. Hockelplaets. Bergplaats. - J. Soet, Jochem Jool (1637) bl. 3: Reb ick geen bequamer hockelplaets kunnen vinden om dat selve te berghen, dan de Schaduw-r&ke Lommer van uw E, bescheydenheyd. Hocken. 1“. Porphyre en Cyprine. - (Mechelen, 1621) bl. 15: Dan ben ick oock een craey, om te gelderen en te troeven, Om te trossenteren, te hocken en te snoeven, Ick wou wel eens proeven, die my meester waer, Bi Oudemans, Woordenb. op Bred. vind ik alleen troeven als zeker soort van kaartspel vermeld. Aangaande de andere woorden heb ik geene behoorlgke verklaring kunnen vinden. Ik bezit het treurspel niet meer en kan dus het verband niet nazien. Aange- naam zou het mij ztin nadere inlichting te ontvangen. Hocketa. 2”. Valsch spelen. - Huygens, Korenbl. II. 254: Jan kreegh- een’ swaren Hick, dat deed’ hem Hit onthouwen ; Hy sagh een Heck in ‘t veld, daer by onthiel hy Haec, Hy hoekte met de kaert, dat deed’ hem Hoc behouwen, ‘t Was geen quaed overslagh voor een’ geslagen Geck. Waarschijnlijk zlJn beide woorden dezelfde. Holm. Helm. - Will. v. Hildeg. Gedichten, bl. 168, vs. 361: Menichwerven met groten daghen, Stoutelijc sonder versaghen, Soe dattet bloet, door dhelme stoef. Waar de tekst helm heeft, daar leest men in de var. holm. Hondertich. Honderd. - Tsmeken, Tspel v. d. Heil. Sacr. vs. 734: Den doven doen horen, den stommen spreken, Ende hondertid ander ghebreken, Den menschen met gracien hebt afgenomen. Hoofde (teenen) comen. Tot eene eindbeslissing komen. - Floris en Blanchef. vs. 3501: uwerlgc heeft hier sonderlinghe @jn vonneaae gheaeit ende sinen wille. doet wel ende swighet stille, ende latet teenen hoofde comen. Irfoefizonde. Doodzonde. - Will. v. Hildeg. Gedichten, bl. 44, vs. 130: Tander punt, verstaet wel dit Vanden man die twater pit AANTF,EKlNIB’QEN, 93

Int vat, dat qualic was ghebonden,, Dat si~%se die in hoeft zonden Ligghen ende langhe s$ verweseu. Hoofd-uoor-hoofde. Persoonlik. - Huygens, Korenbl. 1. 196 : - de trage scheidensuer, Die den naesmaeck van dit suer Drencken zal in stadigh bly-zin, Door het hoofd-voor-hoofdse by-zin, En het eewige gesicht Van din onbegrepen licht. Hoofs. Wat het hof betreft, staatkundig. - Huygens, Cluys- Werck, vs. 150: Soo slaep ick, en soo niet, naer ‘t pas geeft. Meest den morgen Bested’ ick aenden plicht van hoofsen raed en sorgen : Voor ‘t eerste aen ‘t gehoor van ryck en arm, wie ‘t z& Die ‘s printen recht of gunst bejagen will’ door my. In deze zijne eerste beteekenis komt het woord in de Bajdmge niet voor. Hoogh bestmn. Overmoed. - Brandt, Lev. v. Vondel, bl. 89: . . En in ‘t, treurspel van Faëton (hadt hy) naer % oordeel van zommige scherpziende Kunstminners, het oog gehadt, op het hoogh beetaan des Konings van Vranckryk tegens den Paus ; toen zyne Majesteit voldoening eischte van ‘t ongelyk hem in den persoon van zynen Gezant aangedaan. Hoogdravend. Verheven. - Brandt, Lev. v. Vondel, bl. 5: (Hooft) bragt zulke hoogdravende dichten voort, dat men van hem schreef, dat hy door de wolken wandelde, en de starren genaakte. Hooghmoedich. Moedig, dapper. - Van Vloten, Nederl. Ge- schiede. 11. 107: De governeur van Vlissinghen moedich Monsieur Boisot gheheeten is, Zin broeder was admirael hoochrnoedich, Die volbracht heeft dit feyt ghewis. Hooghsel. Hoogte in eene schilderij.- Brandt, Lev. v. Vond. bl. 26 : In ‘t werk zelf zaagen ze den man...... met zoo veel levende verwen, en hoogheels en diepsels van kuust afgemaalt, dat ze hem en zyn onschuldt als met handen meenden te kunnen tasten. Hooghete. Hoogte, hooge plaats. - Brandt, Leven v. Vond. bl. 76 : 94 AANTEEKENINBEN.

Die (den Schonburg met de tooneelspelen) noemende scboolen der ydelheit, zondige hooghslen, overblgfsels van ‘t Heidendom. Toespeling op de gewoonte, die onder Israel heerschte, van op de hoogten aan de afgoden te offeren. Hoonaert. Bespotter, berisper. - Huygens, Korenbl. 1. 325: Hey ! daer ick pijlen noem en magh ick noch niet wegh: ‘k Heb noch meer wederwercks ten Noorden van den wegh. Gebueren in ‘t Zuyd-west, beleefde Mann en Vrouwen, Leen-volgher van den naem die niet en sal verouwen, Soo lang daer Ròonaerts zijn van ondeughd, die den lof Uws Vaders machtigh zijn te scheiden nyt sijn stoff. Hoonen. Trotseeren. - De schadt-kiste der Philos. ende Poetent bl. 229: - de dieren ons dat toonen, De Mieren en de Bie, haer wonning net gehecht, En met sorchvuldicheyt hun winter-dagen Aoonen. flossebossen. Zin spel drgven. - J. Soet, Jochem Jool. bl. 7: En d’Amstel-Jonckertjes gaen sulcken ghelt vermalle Met dat ghesplete tuygh, ja wie weet wat het kost, Wanneermen (‘k sie je wel) een reysje hossebost. ZOO ook bl. 11 en Bredero, Sp. Brab. vs. 1748. Hossen. Haar spel drijven. - J. Soet, Jochem Jool, bl. 10: eek Vrou wert nu door droomen Wel lightelijck met kind, jnloursheyt is om niet, Soo nou een Vrou eens host, ‘t is in haer droom gheschiet. Houden. Toekomen. - Dr. Verwis, Epis. uit Hooft’s Ned. Hist. bl. 39: Voorts vondt men raadt, om hem een kofferken te doen hou- den, met gesloopte en hervoeghbaare ladders; oft, zy moghten van koorden Zen. Houden vun. Gelgken op, aarden naar. - Huygens, Korenbl. 1.521: Is ‘t t’ uwent averechts en soeckt ghy allenthalven, Waer, wien, waer met, wanneer te slaen, en niet te salven, En houdt ghy ?)an den aerd van die daer nacht en dagh Soeckt door Gods Schepselen welck hy verslindeu magh. Houden (den zelven voet). Eveneens handelen. - Dr. Verwis, Episod. uit Hooft’s Ned. Hist. bl. 91: AANTEEHENINTtEN. 95

De verstikte menschen (een yslyk toonneel) hingen en greenzen in de boomgaarden onder de stadt, en kromden met hun getal en zwaarte, in plaats van ‘t vroolyk ooft, de telghen. Aan d’ andre zgde hield men den zsluen voet. Houden op iemand. Iemand houden voor. - Brandt, LW. v. Vond. bl. 73: De Heer Pieter de Groot, Hugoos zoon, was lang by hem ver- dacht: daarna hieldt hy ‘t ook óp alzdepen, zonder den rechten man te konnen vinden, Houttuyn. Bewaarplaats voor hout. - Dr. Verwis, Epis. uit Booft’s Ned. Hist. bl. 101: ‘s Prinsen aanhang echter flaauwde niet. Zy rotten t’ eenen daaghe, in een’ houttuyn, aan de Noorderhaaven, byeen. Nuge noch Thomas. Niet Jan Alleman, niet alle menschen. - Prof. Moltzer, Bibl. v. Middeln. Letterk. 11. 54: Die coninc seide doe: BYhesonie, Segt mi, dat u goet gescie, Ocht gi iemenne wet ende kint, Dien u herte met trouwen mint.” - BHere,” seit ai, vrouwe Phesonas, »lc bem Huge noch Thomas, Niemenne sone wilt mi minnen, Ende inne wille niemenne lief gewinnen.” Men zie over deze zonderlinge spreekwis de uitvoerige aantee- kening achter den tekst geplaatst. Hugen (up) bank ‘setten. Tot hoorndrager maken. Prof. Moltzer, Biblioth. v. Middeln. Letterk. IV en V, bl. 36, VS. 60 : Dat ic hier coem, dats op een proeven. Die jonghelinc sinen cluppel swanc, Hi sprac: aQuade vrou, God moet u bedroeven; Ghi set uwen man up Hugen banc,” Omtrent .deze niet minder vreemde uitdrukking zie men insge- lgks het glossar, op Huge. Huya-besorghd. Met huiselijke zorgen vervuld. - Huygens, Korenbl. 1. 23: Die sin’ genegentheit kan dwingende verachten, In woord en wercken kuysch, van herten onbesmet4 96 AAHTEEKENINOEN.

Onthoude siJne jeughd van ‘t Huwelickse bed, Veel beter konnen My de kommerloose sinnen Dan ‘t hu,ys-besorghde hert believen en beminnen. Huyshouw. Huishouden. - Huygens, Korenbl. 11. 194: Klaes had s+ Bruygoms naem verloren, En Neel, hiet Neel, als van ‘te voren. Sy wilden t’samen overslaen Hoe ‘t met den Hzqshouw best souw gaen. Euyssitte. Behoeftige. - Bredero, Sp. Brab. vs. 1168: Sy z@r de oorsaeck van der rechter armen noot, Die trenrichlijck verkoopt s@ schaemt om dat drooch broot. En onder alle die de huyssitten hier spisen, En suldy gheen twintich Burgers kinderen wisen. &$eoe. 0 help. - Tsmeken. Tspel v. d. Heil. Sacr. vs. 298: Hulpe, hoe aal hi scuymbecken, Als hi ons siet! Hulp-re@. Hulpmiddel. -. Rodenburgh, Poëet.-Borst w. bl. 149 : Dit is de eenichste middel, en hulp-re$ck der dwaze, ongod- zalighe, en laf-hertighe menschen. Hulpsamich. Behulpzaam. - Vlaerd. Rederijck-bergh : T’is recht ghetrouwen Raat, daarom ghy oook myn deer Eerst weten moet, om dan bequaam middel te soucken Waar door men het ghebreck hulpsamich mach vercloucken. Hurck. Hoek, einde ? - Van Vloten,‘Nederl. Geschiede. 1.218 : Ghg laecht op u luympken sen elcken hwxk, Om volc te gecrijgen duer bedroch, Ghi sondt gaen bevichten den grooten Turck, Daer duer oreegdi veel ruyters noch. Ia dit hurck soms een basterdvorm van horneck, of is het de stam van hurcken, dat in de Bij&ags met de beteekenis van Eu&+ teren staat aangeteekend ? E~usloes. Zonder huis. - Maerl. Spieg. Hist. 16. 52 : 45 : Die gode moetti huusloes maken, Ende aerme moetti naken, Ende du moets hebben langen verst Enten euweliken derst. A. MI. YOLEXAAR. VRAGEN.

Jan Pinae. In de Ieabella, door Hooft begonnen en door Coster voortgezet en voltooid, wordt de voorreden uitgesproken door de Min. Deze zegt daar, dat hg naar Pinas ging om zgn portret te latjen maken. Zie Gedichten van P. Ce. Hooft dl. 11, bl. 345 l). In de uitgave echter van 1619 komt de naam van Pinas niet voor; er wordt daar slechts van eenen schilder gesproken. Dit doet mij vermoeden, dat Eooft aan eene schilde@ of eene plaat, denkt, die in dien t&l algemeen bekend was. Heb ik gelik? Be- staat of bestond er een Cupido van Jan Pinas ? P. LlGENDliXLTZ WZ.

AN T W 0 0 R-D E N.

Dr. Samnel Coster. (Xx111, bl. 394, 509.) De heer J.,H. Rössing heeft enkele bgzonderheden medegedeeld aangaande dr. S. Coster, en ons zin plan kenbaar gemaakt, eerlang eene levensschets van dien dichter in ‘t licht te geven. Misschien kan hem daarbg ‘t volgende van dienst zgn. Coster woonde in 1622 (vermoedelijk ook al in 1617) op de Prinsengracht tusschen Beeren- en Runstraat, vlak achter de Aka- demie. Dit blikt uit de volgende woorden van de ~Overdracht van de Akademie aan de Regenten van het Weeshuis, den 14 september 1622”, door mij opgenomen in min Amsterdamsch Tooneel onder Bijlage C, blz. 225-26, waar 213 misschien minder in ‘t oog zou- den loopen, werd er niet met voordacht op gewezen : B Wy Michael Pauw ende Hendrick Rudde Schepenen in Amstelrede. Oirconden ende kennen dat voor ons gecompareert is Doctor Samael Coster. Ende geliede vercoft, opgedragen ende quytge- ‘schonden te hebben den Regenten van den Weeshuyse deser l) In de lsntate aflevering, die ter perse is. 98 AXTWOORDJk

Stede, ten behouve van den selven Huyse, een erf gelegen opte westzyde van de Keysersgraft, - - - - - genaemt de Duyt- sche Akademie, Daer lendenen van zyn Hendrick Bruynen metselaer sec zuytzyde, ende Staets meyer ende Pouwels de pree aende noort- zyde, streckende voor van de straet tot achter aen hem Comparant, welverstaande dat de deure & Vengster van dit getimmert, respondereñ achter opt’ erve van hem Comparant, gestopt moeten werden, ende de muyr altyt da’cht blyven,” enz. enz. Bovendien bl$kt uit deze woorden, dat Coster dus, zoolang hjj nog aan ‘t hoofd der Akademie stond, aan zijn huis een achter- uitgang had, waardoor hi in de Akademie kon komen. -De heer Rössing heeft ook gevraagd wat toch de reden mag zijn, waarom Coster omstreeks\ 1622 zich van de Akademie heeft willen ontdoen 2 Het volgende komt mij niet onwaarschgnlijk voor, maar. . . . ik geef ‘t slechts als gissing: Toen Coster in 1617 de Akademie oprigtte Bholpen zsmmige liefhebbers der poëzye de kosten dragen”. Kan onder deze ook Jan Willemsz Bogaert behoord hebben 3 Hij was > een welhebbend zeép- zieder”, en wat meer zegt, hetzij oom, hetzij neef van Coster. Immers Vondel noemt Coster (Een Otter in ‘t Bolwerk. Uitg. v. Lennep. 111, blz. 83) een neef van de bruid, terwijl Bogaert haar vader was. In de acte van 23 september 1617, gesloten tusschen de regenten van het Burgerweeshuis en Samuel Coster (zie min Amsterdamsch Tooneel, blz. 36-37) treedt genoemde Bogaert, ofschoon zelf regent van ‘t weeshuis, namens Coster op. Hg zou, volgens dit contract, het door de Akademie ontvangen geld bewaren en de regenten van ‘t Weeshuis den sleutel der kist waarin het geld was, terwil van tgd tot tijd eene verdeeling van dat geld tusschen Coster en ‘t Weeshuis zou plaats hebben. Blgkbaar was Bogaert dus in 1617 zeer bevriend met zjjn neef Coster. Evenwel komt Bogaert bg de onlusten in ‘t begin van 1617, en ook later nog, als een verklaard Contra-Remonstrant voor, en wordt daarom door Vondel van 1626- 32 bgv. voortdu- rend over den hekel gehaald. ‘t Kon derhalve niet lang uitblgven, of hg moest met zin neef en diens Akademie in twist geraken. Uit Vondels Otter in ‘t Bolwerk-zien w;ii dan ook dat zja omstreeks 1630 in onmin leefden. ANTWOORDEN. 99

Nu is mirre gissing deze: In 1617 zin Bogaert en Coster bevriend met elkander, in 1630 tijn zë vianden. Die vijandschap borst uit in 1622 en Bogaert vroeg zin neef ‘t hem voor ‘t oprigten der Akademie geleende geld terug. Daarom moest Coster zlJn aandeel in de Akademie verkoopen. 0. N. WYBRANDS.

Draaikooi enz. (Xx11, blz. 485). Zeer wetenswaardige badregen over dit en drie andere strsftuigen zijn door den zeer geleerden heer Mo. gegeven. Ik heb. gemeend eene opmerking ten opzigte der draaikooi hierbg te voegen. - Het is waar, dat die iseren strafkooi ook wel draaikooi genoemd wordt, doch de ware bena- ming is dvilkooi en wel omdat hij, dien men heen en weer draaide, gedrild werd, terwil draaien alleen aan eene beweging gelijk die van een, rad doet denken. In vele steden bestond buiten de stad een vri veld, dat drilveld werd genaamd, omdat aldaar de execu. tie met de drilkooi plaats had (anders zou het draaiveld genoemd zin) tot groot genoegen van het volk, dat niet weinig nieuws- gierig was naar zulk een schouwspel en vooral van de jongens, die alsdan dol van pleizier waren. De ongelukkige ligte vrouw slingerde in de kooi heen en weêr tot dat de tjjd der straf ver- streken was. Te TJtrecht was een zoodanig drilveld, en heeft dien naam behouden, tot dat het stedelik bestuur daarop de gasfabrijk buiten de Wittevrouwenpoort heeft doen bouwen. Die drilvelden waren .tevens militaire exercitieplaatsen, waardoor die oefeningen de naam van drillen verkregen hebben. Trouwens de eerste hunner bewegingen aldaar komen overeen met drillen ; daar waar geen drilveld bestond, werd de exercitieplaats de pasbaan genoemd. Jeren geleden heb ik te ‘s Hertogenbosch ook het stadhuis bezocht en op den zolder eene massa foltertuigen van vroegere dagen, en daarbg ook die akelige drilkooi gezien. u. 0. KRAMN.

Afbeelding van het inzakken eener brug te Utreaht (XXIII, bl. 396). Het komt rng voor, dat de vraag van den heer G. A. Six zeer gegrond is : want ook door mi is dat feit, als te Utrecht te zin gebeurd, bij niemand vermeld gevonden. Veel malen heb ik opgemerkt,dat 100 ANTWOORDEN.

vreemde auteurs, vooral fransche, Amsterdam met Antwerpen of an- dersom verwisselen, en ook Maastricht met Utrecht, vooral waar de naam in het oorspronkelgke in het Latiin genoemd wordt, verwarren’ Zegerus Conincxbergen in zijn Journael ofte Daeghelijcsche Ti+ rekeninghe meldt »op 17 juni 1273. De brugge te Mastricht over de, Mase ligghende stort in en verdrincken omtrent 200 menschen, die daerop ginghen dansen. .Nauclerus;” Hij noemt daarbij zijne bron. Het feit is hier hetzelfde; waar nu de fout in jaren schuilt, kan ik nog niet beslissen. Zeker is het, dat Joannes Nauclerus een der vertnaardste geleerden van zijnen tijd is geweest, die in 1477 van zijne jerusalemsche reis teruggekeerd tot professor in de regtsgeleerdheid te Tubingen werd benoemd. Bij leefde nog in 1501. Moreri zegt van hem: aI1 a fait paroitre dans sa chronique beaucoup plus d’exaotitude et de justesse d’esprit, que la pluspart des autres chronologues.” 17. C. KRAMM.

Afbeelding van het inzakken eener brug te Utrecht. De Utrechtsche Erongk van Beka op het jaar 1277 naziende en niets hiervan vermeld vindende, heb ik gevraagd, waar dit verhaal het eerst . voorkwam. Ik heb nu de zeldzame kronijk van Schedel (latijnsche uitg. van 1493) op de kon. bibl. te ‘s Gravenhage nagezien en bevonden, dat P. Lacroix de lezers van zijne Vie relig. au moy. age door oppervlakkigheid misleid heeft. In die latijnsche uitgave staat wel, dat dit te Trajectum voorviel, maar tevens dat de god- delooze dansers in de Maas vielen en het is dus niet te Utrecht maar te Maastricht gebeurd. 0. A. SIX.

Antonie van Leeuwenhoek. (Vgl. Xx111, bl. 594). Arnoldus Swalmius (Henrici fil.) werd eerst pred. te Westmaas 1592 en vertrok 1603 naar ‘s Gravesande, waar hg 1634 emeritus werd. Zin zoon Johannes was alleen pred. te Valkenburg, van 1621- . 1661 toen hij overleed Een predikant’ te Strgen, die den naam van Lerfken voerde, vind ik niet vermeld Zie Soermans, Kerkel. register van Z. Holl., bl. 21, 130, 60 en 19.

Wolfaartsd(ik. J. VAN DEB BAAN. ANTWOORDEN. 101 ,

Geslacht Marcelis en de Bas (XXILI, bl. 637). In m$e vr$ breed- voerige genealogie de Bas kan ik Sophia de Bas niet vinden. In de genealogie Backer staat alleen opgeteekend, dat zi Lodewgks dochter was. De wapens van beide genoemde geslachten z;jn Lg Rietstap te vinden. Maastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

Drie aronijke van Hollant, Zeelant ende Vrieslant. . . . in’t corte enz. (Xx11, bl. 21, 171). Aan de reeds gegevenelisten kunnen worden toegevoegd de beide volgende uitgaven in kl. 8O. 1603. Amst. Herman Jansz. Muller (Bi me). 1630. ibid. Hans Walsohaert (BLJ mi). c. P. L.

Jacob Cfadelle (Alg. Reg. I), Van dezen schrgfkunstenaar bezit ik een boek in 4O, bevattende, behalve den titel, 12 bladen (fijn perkament) met geschriften. De titel luidt: >Spieghel van verscheijde geschriften, met groote neerstighegt geinventeert, geschreven en gestelt, door Pacob Ga- delle, schrijf m’. binnen de vermaarde koopstad Amsterdm. 1689”;. terw$l op het volgende blad deze opdragt voorkomt: .M$r Juffr. Anna Somer May 5 UE. Gehoorzamen dr. Gadelle”. Domburg. H. M. KESTELOO.

ETichael ab Isselt (Xx11, bl. 22). Reeds in de Kron$jk .van W* van Gouthoeven wordt hg genoemd als de schrgver van Mercurius Gal10 belgicus, 0. P. L.

Wilhelm Maij (X11, bl. 89). Z1Jne Polemographia Belgica werd in 1613 door W. Lutzenkirchen te Keulen herdrukt. De vervolgen door Dodt van Flensburg vermeld (Pogingen enz. bl. 53) z;-Jn niet van zijne hand, maar de uitgever heeft die uit verschillende ge- schiedschrivers doen zamenstellen. C, P. LEIWROBK. 102 AANTitEKENING,EN.

Eet getal dertien (vgl. A. R. ‘1; Xx11, bl. 61.) Men zie nog J. B. de Salgues: Des erreucs et des préjugés répandus dans la soci&é, Par. 1810, p. 416-421: Du Vendredi, du nombre Treize, et de quelques autres bagatelles. ,Je connois - zegt hjj o. a. aldaar - des personnes qui out poussé l'irrelif$On jusqu’à rester à table quand elles étoient treize; ellee prétendent qn’il ne leur en est rien arrivé ; mais il ne faut pas qu’elles s’y fient ; rarb antecedentem ecelestum, a dit Horace, deseruit pede pena claudo. Le chatiment ne manque jamais sen homme, je leur prédis donc qu’elles mourront tôt ou tard.” In de 4me édit., Brux. 1830 vindt men, t. 1, p. 252, deze waarschuwing niet, maar daarentegen in noot: >Le célèbre gastronome, N. de la Reynière, prétend que le nombre treize n’est dangereux a table que quand il n’y a 0 diner que pour douze.” Een ander opstel hierover levert Pastor Rotermund, te Horne- burg, in Neues Hannoverisches Magazin, lOltes Stück, Freitag den 19en Decemb. 1794, S. 1606, onder het opschrift: Vom Aberglauben, wenn ihrer dreizehn bei Tische sind. Frans Graffer spreekt er ook van in z@e Historische Raritäten, 2to Au&, Wien 1819, 5. 186, 3tte Aufl., Wien 1836, 11. Thl. S. 18. Zie ook Diotionn. crit. de biogr. et ,d’hist. par A. Jal, op +Fsucon. uo .

.Kermisgebruiken. (XXH. bl. 571.) T. a. pl. zegt: de heer W. A. de Hond o. a. ook dit: ,Te Krommenie gaat men op den laatsten dag een bokje koopen.” Dit bestaat nu in een slokje nemen. ’ BVroeger moet daar op dien dag een botermarkt gehouden zin.” Lk ben zoo vr$ de juistheid van deze verklaring van de uit- drukking Been bokje koopen” in twijfel te trekken. Zelfs een Zaan- sche van geboorte en nog een paar jaren te Krommenie gewoond hebbende, zal ik wel niet van aanmaiiging beschuldigd worden als ik eene andere, zoo ik meen, juistere verklaring vangenoemde AANTEERENINQEN. 103 uitdrukking voordraag. En dan begin ik met de mededeeling dat, een bokje te koopen dáar niet behoort tot de kermisgebruiken, (wel . de zaak, die er door aangeduid wordt, die is in bovenstaande aan- haling niet geheel onjuist, maar ook niet geheel juist wedergege- ven). Ik heb ten minsten die spreekwgze daar nooit met betrekking tot de kermis hooren bezigen. Zij dankt haar ontstaan aan iets anders. Op een der maandagen in de maand october of november (daar wil ik af zin, dit is mi ontgaan) wordt elk jaar te Krom- menie varkenmarkt gehouden. Die dag is daar een feestdag voor groot en klein en, zoo als het gewoonlgk gaat bi dergelgkegele- genheden, ook de alcohol ontbreekt dan niet. Dat er onder de marktgangers ook wel ztin, die op dien dag meer spiritus gebrui- ken dan hun dienstig is, iB niet te verwonderen. Wie nu ten ge- volge van het overmatig gebruik van alcoholischen drank tot den toestand van beschonkenheid geraakt is, wordt alsdan gezegd Been bokje gekocht t,e hebben.” Niet wie een enkel slokje, maar wie te veel slokjes genomen beeft, heef heen bokje gekocht”, en alleen op dien dag wordt de dronkenschap met dien term aangeduid. Nu ligt dunkt mlJ de verklaring voor de hand. Men behoeft de toevlugt niet te nemen tot een bokkenmarkt van vroegeren tid. Ik ben zeer geneigd te vermoeden, dat die markt alleen bestaan heeft in de wereld der legende. Maar in gemelde uitdrukking zie ik alleen eene ironie. Wie van de varkenmarkt dronken te huis komt, heeft het doel van zin marktbezoek gemist, daar hg geen varken, maar, zoo als hem spottenderwgs nagegeven wordt, heen bokje” heeft gekocht. Ook wat de geëerde inzender mededeelt’van een kermisgebruik te Zaandam, nl. dat daar de jongens op den dag vóór de kermis aan een touw trekken en daarbg roepen: vlouw! Louw! trek aan ‘t touw,” komt mi voor eenige rectificatie noodig te hebben. Niet alleen te Zaandam, ook aan andere plaatsen aan of in de nabgheid van de Zaan, zoovele die in het voorregt (P) deelen jaarlgks kermis te hebben, bestaat die gewoonte. Xaar de touw- trekkende jeugd (of heeft ZB geen touw beschikbaar, dan gaat het even goed zonder dat) zingt dan ook nog iets meer dan genoemde woorden. Deze zlJn de eerste regel van een distichon, dat in Z& geheel aldus luidt : 104 AANTEEKENINQEN.

> Louw! Louw! trek aan ‘t touw, ,Over een week is ‘t kermis.”

De tweede regel geeft al wederom aanleiding tot het vermoeden, dat de mededeeling, dat deze regelen op den dag vóór de kermis - door de jeugd gezongen worden, minder juist is. Ik meen mi nog te herinneren, dat dit geschiedde in den loop van de geheele week, niet juist bepaald op den deg die aan de kermis voorafging. Is het nog der moeite waardig den oorsprong van dit gebruik op te sporen - wie kan mij dan inlichting geven ? Q. OLDEMAN.

Kermisgebrniken. Onze taal is buitengemeen rijk aan spreekwizen die te kennen geven, dat iemand dronken is. In den Navorsoher kan men er eeae groote verzameling van vinden, die evenwel nog niet compleet is. Daartoe behoort ook >hg heeft een bok aan hei touw.” Een bok is een koppig en weerbarstig dier; wie hem aan een touw moet voortleiden, wordt door ziju rukken en springen dan naar den eenen dan naar den anderen kant getrokken, en slingert over den weg op dezelfde manier als iemand die dronken is. Hij heeft een bokje gekocht,” wat men te Krommenie zegt, doch alleen bij gelegenheid der varkenmarkt, zoo als de heer Ol- deman ons mededeelt, heeft zonder twifel denzelfden oorsprong. Het vermelde kermialiedjen word% ook in Waterland gezongen. Ik heb daar bijna tien jaren gewoond en altlJd of b$a altid hooren zingen,

Louw, Louw, trek aan ‘t touw Morgen is het kermis. Het is nog op vele plaatsen in gebruik, dat de kermis op den dag voor dat die begint, ingeluid wordt. Het touw, waaraan de kinderen willen laten trekken, is dus het touw van de klok, die den aanvang der kermis zal aankondigen. De jeugd dacht evenwel al lang vooruit aan de kermis, en, begon zij er eene week te voren van te zingen, dan moest natuurlUk het liedjen luiden: Bever een week is ‘t kermis.” Of werd op sommige plaatsen de kermis eene week te voren ingeluid? 2. LEEliDEBTZ WZ. AANTBEKKNINltEN. 165

Rekenmachine (Xx111, bl. 425). Onder de daar opgenoemde vindt ik niet : Nystrom’s Calculator, waarvan eene perspectivische afbeel- ding voorkomt in: Pocketboek of Mechanics ‘and Engineering etc. by John W. Nijstrom, C. E. Tenth Edition, revised. Philadelphia: J. B. Lippincott & Co. London: Trubner & Co. 1866. De afbeelding gaat verseld van het volgende berigt: >All calcnlations ia this pocketboek have been computed by this Instrument. It consists of a silvered brass plate on which are fined two moveable arms, extending from the centre to the peri- phery. On the plate are engraved a number of curved lines in such form and divisions, that by their intersections with the arms, numbers are read and problems solved. The arrangement for trigonometrical calculationa is such that it is not necessary to notice sine, eosine, tang, etc., operating only by the angles themselves expressed in degrees and minutes. This makes trigonometrieal solutions so easy, that any one who un- derstands simple Arithmetic, wil1 be able to solve trigonometrieal questions. Calculations are performed by it almost instantly, no matter how complicated they may be, while there is nothing intricate in its use. The author of this book, who is the inventor, has thoroughly tested its practica1 utility. Without this instrument not one-tenth of the calculations and tables which he is conti- nually bringing out, could be produced, Advertisement. The attention of Engeneers, ship buìlders, and al1 whose business requires frequent and extensive caloulations is called to Nystrom’s Calculator, Price $ 20. To be obtained., with deseription by ap- plying to John W. Nystrom, Philadelphia. Communications wil1 be promptly attended to. This calculator received the Fimt PTemium at the Franklin Institute Exhibition. Wm! J. Young Mathematica& Optica1 and Calculating Machine Manufacturer 48 N. 7th. St., Philadelphia. A. W. BJSSSCHOP GREVELINK. 106 AANTEEKENINGEN.

Geslacht Spiering en Ouaheusden (Xx111, bl. 38, enz.). Wordt be- leend met de ambachtsheerl. Wik (Land v. Heusden) in 1435. Jan Spiring, bij overgifte v. Adriaan van der Poele. 1443. Willem Spiring, Jans zone. 1455. Dirk Spiring v. Welle, Willems zone. 1460. Heer Pieter v. Damme, abt. v. 0. L. V. te Middelburg, bg overgifte v. Dirk Spiring. P. Halma. Toon. der Ver. Nederl. op W$k. 1403. Heer Arnoud Haak v. Oud-Heusden woont onder hertog Albrechts bevelen de belegering van Gorkum b& F. Halma. Toon. der Ver. Nederl. op Jan X111 v. Arkel. J. D. WAQNEH.

VEREENIGING VOOR NOORD-NEDERLANDS MUXIEK- GESCHIEDENIS.

Toonkunstenaars te Amsterdam. Als bidrage tot de lijst van neder- landsche toonkunstenaars, heb ik het volgende bijeen verzameld uit de stads Puy-boeken en elders.

Alberdingk Thijm, Joann. Franciscus. komponist, organist, enz. geb. 22 oktober 17SS, t 15 april 1858; trouwt 4 mei 1810 Elisab. Reydon, 29 okt. 1819 Catharins Thijm. Alles te Amsterdam, Hij was een zoon van Johannes Frederik Alberdingk en Cath. Elisabeth Been. Hij heeft een meermalen uitgevoerde Mis voor vol or- chest c:l ook een, evenzeer ten gehoore gebrachte, orgelmis gekomponeerd. Het Trol- maakt akkoord, waarvan hij een der oprichters was, heeft cenige liederen van hem uitge:oven en Zetter & Cs. te Parijs eenige pianomuziek. Hij was IeerlingvanBer- telman en Bernard Koch. *

Bolhamer, Hendrick. geb. te Amst. in 1612, woont in de Calverstraet, is ooder- loos als hij, 16 jan. 1642, de bruigom wordt van Marritie Jelis, geb. 1614, te Amst., onderloos, woont Lelijenburghwal. Hij is ,,musicus.”

Dokkum, Aris VEIL I&‘augmeesrer” geb. te Amst. trouwt Rebecca van dor Storck; gaat, ten 2e maal, ter ondertrouw 16 jan. 1693 met Levina van Hoorn.

Eeckhout, Anthony. geb. te ‘Am&. in 1662. Zijn vader Rocus Eeckhout adaisteert bij zijne ondertrouw 30 aug. 1687, met Margo de Martinelly geb. te Gent 1665 woont met haar vader Csrlo de Martinelly op de Reguliersgracht. Anth,E. was K&s&znt. AANTEEEENINQEN.

Etter, Pieter. geb. 1673 te Roermond, woont met zijn vader Hendrik E. op het Fransepad, ondertrouwt 28 jan. 1696 met Pieternella Jans van Houten. dliusicant.

Fochon, Jan. van Turin, I&eelder”, ondertrouwt 4 okt. 1670.

Fremy, Claude. v. Wintemwijk, klockegieter, aan de katuysers, ondertr. met Cata- rins te Weege v. Boekholt, 3 febr. 1684. geb. 1646.

Hacquart, Philips. van Brugge, geb. 1645, woont in de Romeijnearmsteeg, ondertr. 24 aug. 1674 met Luduwina Cleyn, v. Amet. 18 jr. Musìcant. Heeremans, Livinus. v. Gent, geb.. .., eerst getr. met Isabella Nijt; woont op de Prinsegr. en ondertr. 7 juni 1687 Anna van Elten, tegen den zin harer moeder. Woont ook Prinsegr. Zij is eene Amsterdamsche. l Musicant.”

Hemony, François Oomzegger v. Pieter, geb. te Amst. 1643, ondertr. alh. 11 nov. 1673. Getrup Maria Therese van Soest, van der Goude; hij woont Keysersgraft. Ouders dood.

Hemony, Pieter. vermeld 11 nov. 1673, als in leven.

Housaart, François Ignace. geb. te Luyck 1661, ondertr, 18 mrt. 1679met Maria van de Nest. Musicant. Schrbft mooi.

Carpel, Nicolaee van. v. Antwerpen, ~linavecingelmaecker,” woont 16 mei 1637 te Amsterdam en wordt de bruigom. Hij kan niet schrijven.

Rock, Anthonius Ignatius. zoon van Lambertus en Eliaab. Maria Francisca Xaveria Guérin, geb. 6 nov. 1783, t 25 aug. 1855, trouwt 3 mei 1821 met Antoinette Française Catheriue Elisabeth Cavalini: alles te Amsterdam. Zanger en uiolist.

Couck, Maria. geb. te Amst. t 1655. Zie v. Lennep Vondel, VI, 178. Zangeres. Dochter van Nicolaea Heymensen C. eu Maria Broers. In 1663 gehuwd met Joan van Papenbroeck.

Linden, Anthoni van der. geb. te Breda, Mwicant, woont in de Huyssittensteeg 28 aug. 1688 en neemt in 2e huwl.. Geertruyd te Weeg, geb. 1666 te Boekholt. Hij was weduwnaar. Hij schrijft goed. Geertruyd kan niet schrijven. Meylink, Joann. Gerardus. geb. te Amst. 15 april 1788, overl. te Haarlefn 11 maart 1856, aoon v. Wilhelmus Meylink en Christina Meua; gehuwd met Anna Hermins Alberdingk, dr. v. Frederik Alb. en Cath. Elisab. Been. Uitstekend Organist.

Moubagh, Abraham geelgieter, ondertr. 22 mrt. 1686 Anna Outman. Hij is geb. te Amst. 1662. Beiden schrijven keurig.

Muller, Andreas. ‘v. Waltershause, geb. 1651, woont Bierkaay, ondertr. 22 oktob. 1677 met Nicoletta Maria van der Laeu, wed. Estienne Hugla, WU Am& woont Bleuveniersbw. iUusicant. Een deftig huweldk. 108 AANTEElíEWlWQE~.

Noordt,Jacobus van. geb. te Amst. 1619, zoon van Sybrant van Noordt, woom 1 jan. 1648 in de Nieuwe Doelenstr., teekent aan met Elsgen Corven, van Amst. Haar moeder is Claesgen Cornelisdr. Verwers. Hij is w Organist deser stede.”

Pannekoeck, Antoni. v. Venlo, ,,tis~canY; 8 jan. 1661 bruigom van Annitie Pieters Gent, beiden wonen te Amst. Zij schrijven goed

Pers, Pieter Dircksz. geb. te Amst. 1615, woont 24 sept. 1655 op de Kaysersgraft, bruigom van Catharina Verpoorten, v. Amst. oud 29 jr., dochter van Anna Stalparts en Jacob Verpoorten, woont Warmoesstr. Hij is ouderloos.

Pieterszoon (Sweelink) mr. Jan, Organist der onder kercken dezer stede, oudt omtr. 28 jaar, woont in de Kalverstrate, 28 april 1590.

Postolle dit l’Arche, Jacq. geb. te Meaux in Frankr. oud 30 jr. teekent aan 25 sept 16~9 (woont in de Pensionarissteeg) met Diewertien Pottay,geb. te Amst. 21 jr. bud, woont 0. Z. achterburgwal. De moeder consenteert ongaarne. Bruid en BrnSgom ‘schrijven fraai. Hij is - Dafwmeester.

Pottay, Maria. geb. te Amst. 1638. (Zangeres -Zie Jan Vos 11, 452. Zii trouwt Pieter Colthoff; gaat 25 jan. 1664 ter ondertrouw met Michiel Couck. t Dec. 1668.

Raffelgom, Pieter van. geb. te Amst. belleverkooper, ondertr. 4 mei 1686.

Rosier, Arnoud. van Bonn, Musican2, geb. 1672, zoon v. Carel R. te Rotterdam, ondertrouwt met Susanna de Grande Maison, geb. te hmst. 1672, den 11 april 1698.

Santer, Nicoles. geb. 1671 te Chaslee, cMwicant” ondertr. 25 aug. 1696 met Cornelia Eeckhout, geb. te Amst. wed. Jac. Schut. Hij woont op den Fluweelen- burgwal, zij in de Runstraat.

Schonat, Hans WolK van ,,Kitsinge am Mein”, orgelmaker, woont te Amst , hoeck Gravenstr., bruidegom 21 febr. 1662 met Cath. Rudigers.

Vigne, Nicolas Martin dict La. geb. te Chalon 1643, Müsicant teeksnt, aan 14 april 1668, met Anna Pointel, geb. 1648. Vader Mich. P., in de Nes.

Watjouw, Jan Babtista. v. Reijsel, geb. 1672, woont in de St. Pieters strt. is rmusi- cant” en ondertrouwt met Janna Boesijo v. Delft 29 sept. 1691.

Willem, Meester. (Aertsen) organist, vermeld in ‘t Begraef-boek der nieuwe kerk 2 nov. 1590, als hebbende bij de ,Ronde Bagdnen” een kind begraven. Andermaal 24 junij, 1592.

Willem Corneliszoon, harpslager, 21 jaar, woont in de Lijnbaenssteech, 7 julij 1594. Moeder Anna Willemsdr.

Zaffri, Pierre. geb. te Utrecht, is 6 maart 1663 weduwnaar - Dansmeester.

J. A. ALBERDINGIK TH1JT.L \.

VRAQEN.

Geheime papieren van Qustaaf III koning van Zweden. In den winter van 1814 was J. T. James te Upsel, waar men hem in de boekerë der universiteit een verzegelden koffer aanwees, aldaar geplaatst met de uitdrukkelike bepaling, dat die niet dan 50 jaren na líet overliden van Gustaaf 111, koning vau. Zweden, vermoord in 1792, mogt geopend worden. Is zulks in 1842 ge- schied en- is de inhoud der papieren ook door den druk bekend geworden ? J. D. 14.

Zwaard, waarmede Oldenbarneveld onthoofd is. Wien bedoelde Langendik met N. N. in zlJa puntdicht Bvoor het stamboek van sden Reere N. N. die het zwaard, daar J. van Oldenbarneveld smede onthoofd is, in zin kabinet heeft,” - luidende: ,Dit zwaard, dat Barneveld van ‘t leven heeft beroofd, BJoeg Neêrlande grootsten held metéén de kroon van ‘t hoofd.” SNWPELAAE.

Een uithangteeken. Eet propectus van den Huisvriend bevat eene plaat, voorstellende een huis waarvoor een man (kastelein?) op den stoep staat. Dat huis is versierd met eene tralie, uitloopendé in eenen vogel, uit wiens bek eene figuur hangt, bestaande uit twee driehoeken over elkander gelegd, zoo dat z1J eene figuur vormen, gelijkende op eene zeepuntige ster. Wat moet dat uithangteeken voorst ellen 3

Geslacht de Sitter. (VIII, blz. 57, 119). Wie geeft de ouders en de vrouw op van Pieter de Sitter Jacobzn.? HU was zeekapitein onder de Ruiter, en werd te Gouda in de groote kerk begraven. Mattheus de Sitter, van Utrecht, trouwde 29 dec. 1680 met Jan. netje van der Houten, en wonnen Willem de S., waarvan in re& Qja afstamt de familie de S. te Groningen.. Beataat er verband 110 VRAQEN.

tusschen Pieter en Mattheus? Elke aanvulling, hoe gering ook, zal mlJ genoegen doen. Welligt zìjn op de archiven te Gouda en Utrecht renseignementen te vinden, Maastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJE’M.

ANTWOORDEN.

Arias Bbontanue (Xx111, blz. 494) Deze beroemde spaansche ge- leerde is onder den naam van Benedictus Arias Montanus bekend. He verstond de grieksche en lat$sche taal, maar had bovendien het Hebreeuwsch, Syrisch en Chaldeeuwsch, benevens vele levende talen beoefend. Filips 11 van Spanje had het oog op hem gevestigd en zond hem naar de Nederlanden om een nieuwen Bijbel, naar dien van Alcala door de zorg van den kardinaal Ximenes uitgege- ven te Antwerpen bij Plantijn te doen drukken, onder het opper- toezicht van Montanus van misvattingen gezuiverd en ten gerieve der universiteiten. x.Deze Biblia Pdyglotta is in veelderhande talen ende als de moeder van alle Bybels om de translatie te confe- reren”, zegt E. van Meteren. Het kolossale werk is in 1569-1572 in acht deelen in fo.. voltooid. Koning Philips had daaraan dertig duizend dukaten te koste gelegd en het werd de Konings-bgbel genoemd. Meerbeeck, Cronyck zegt daarover: BDaer wierde twaalf van dezelve gedrukt op parkement, twelck te Leyden getocht wierd, ende daer wierd voor getelt zesse hondert ponden groot vlaem- scher munten.” De verdere bgzonderheden vindt men bi Moréri, Hoogstraten en anderen in het kort vermeld en als eene merk- waardigheid daarbg gevoegd, dat hi nooit win dronk en zelden vleestih nuttigde. Het is wel denkelik; dat Arias zeer onafhankelijk van de Jezuïten en als Spanjaard in de beroerde Nederlanden z$de, z$ne meening wel aan Philips zal hebben kenbaar ge- maakt. Plant@ heeft uitgegeven: Regi seculor. immortali s. Llic- manae salutis Monumenta B. Ariae Montani studio constructa et decantata. Antverja. ex prototypographia Regia. - Piorum animb rscTean&. Christoph. Plantinus D, S. P. F. C. 1571 in gr. 8O. met schoone gravuren van de beste vlaamache meesters, bij uit- ANTWOORDEN. 111 nemendheid fraai. M&I exemplaar is nog in den ouden band, ver- guld op snede, en slechts eenmaal is mij een tweede voorgekomen in de Catalogus Borht de Noortdonck, 1 no. 1381. u. 0. KW.

Lijken zonder hoofd. (XXIII, blz. 501; vgl blz. 595). De lezers van den Navorächer en ik in het bizonder zin den heer Groe- neveld’ dank schuldig voor de moeite van het vertalen der deen- sche verhandeling hierover in het Eollandsch. Ik meen nu, dat de zorg bg verschillende volken waargenomen, dat vooral de hoofden bi het begraven der liken aanwezig zin, hetz! in natura of in was of steen nagebootst, een bewgs is dat zi aan een leven hiernamaals gelooven. Het hoofd, als zetel der hersens en dus van den geest, meet daarom vooral bewaard bli- ven. Zoo verbranden de Doesonners op Borneo wel den romp der laken van vrije personen, maar kappen eerat het hoofd af, dat nevens de asch in, een houten kistjen bewaard wordt. Het lik van den slaaf die tegelijk met zinen meester gedood is, wordt ook wel onthoofd, doch de romp niet verbrand, maar begraven, dewijl zin lichaam moet bewaard blgven om zinen meester in de andere wereld te kunnen dienen. Zie de Reis op Borneo gedaan in 1790 door Hartman, in de Kron. van h. Utr. gen. 1865 bl. 386. 0. A. SIX.

Laken scheuren, (Xx111, blz. 481) Bi deftige begrafenissen te Utrecht was het veelal gebruikelik, dat een nieuw tikkleed de lijkkist bedekte, en nadat die kist in den kelder of de aarde ge- zonken was, werd door de lgkbezorgers dat laken in twee deelen gescheurd en aan z$ne bestemming, hetzg aan wees- gods- of gasthuis, overhandigd. Veelmalen heb ik zulks gezien, doch in later tid is dit gebruik zeldzamer geworden. IIet laatst heeft dat alhier plaats gehad bg de begrafenis van welen jonkheer H. F. van Teylingen van Kamerik, generaal majoor en lid van het hoog militair geregtshof. Het slot der vraag van den heer J. G. de G. J. Jr. kan ik niet beantwoorden. u. 0-. 112 ANTWOORDEN.

Hengelrik. (XXIV, blz. 26). Omtrent de naameafleiding kan ik niets meêdeelen. Doch zou de plant welke hier genoemd wordt niet zlJn de wilde gekleurde convolvulus (winde) 3 ‘t Is slechts eene gissing, die ik ten besten geef, en die misschien kan helpen. v. 0. no. 2

~engelrik. Van Hall zegt in zijnen Nederl. plantenschat of be- * schrgving der onkruiden blz. 20, dat de hederik of hering, de mostaardplant, sinapis arvensis is, welke men soms in ongeloof- lgke menigte tusschen haver en andere zomergewassen ziet groeien, zoodat zulk een akker dan het aanzien van een koolzaad- of mos- _ terdveld heeft. Ik denk dus, dat dit het bedoelde onkruid is. 0. A. SIX.

Heilige dagen. (vlg. Xx111, blz. 34; vgl. blz. 407,519) De verkla- ring door den heer J. M. V. J. gegeven is juist, en ik voeg er aan toe, dat het bij de huisschilders te Utrecht een overoud ge- bruik is, wanneer er ongedekte plekken bg het verwen voorko- men, die als heilige dagen aan te wijzen. Niets is geschikter om die gebreken aan het werkvolk onder de oogen te brengen dan deze ironische vermaning, daar bij hen allen de almanak be- kend is, waarin de heilige dagen door gekleurde letters zijn aangeduid, dus zeer in het oog vallend. Qan daar dat ook juist bij het kwas- tenvak die vergelgkende naam van heilige dagen gebezigd wordt. u. 0. KRAM?&

Op zijn voorman gezet worden. (XXIV, blz. 14). Ik ken den oorsprong dezer spreekwize niet, maar ik waag de gissing, dat z$ aan het krigsbedrijf ontleend is. Ik stel rnB eene rij man- schappen voor, waarvan ieder rust op Qéue knie: een tweede ge- lid staat daarachter. Nu heeft ieder man van het tweede gelid .z+ voorma?a. Maar, staat hi niet op zjjn plaat,s of niet in de vereischte rigting, dan moet hi op z#n voorman gezet worden. Waarom op en niet achter? Ik vermoed, dat dit op te verklaren is uit de knielende houding van het eerste gelid, waardoor de voorovergebogen soldaat van het tweede gelid als ‘t ware op Z&I voorman zich vertoont. Is deze gissing juist? of, wie weet iets beters ? E. LAURILLARD. Am!wooRDNN. 11s

Helleveeg. (XV, blz. 125). Er is vroeger, t. 8. p., naw de aflei- ding van dit woord gevraagd en die vraag is onlangs herhaald. Ik geef hierop wat ik vind in den Fakkel van Tninman: j>LIeZZe- veeg is samengelascht van helle en veeg, van vegen, wagen. Dit wil zeggen zulk eene, die de helle kan vegen, schoon maken, dat is, de duivelen daaruit jagen. Hiermede komt overeen, die eenen roof voor de hel kan weghalen,” E. LAURILLARD.

Wapen van het geelacht Apeldoorn: (XXIV, blz. 5). Zou deze Peter v&n A. niet gevoerd hebben, goud met eenen rooden arend, op de borst een zilveren sleutel en fasce ? Zie d’Ablaing van Giessenburg, De ridderschap van de Veluwe. Daarin komen toch een groot aantal leden van die familie voor met den voornaam Peter. ‘t Is slechts eene veronderstelling van mi. Maast&ht. A. A. VORSTEFLMAN VAN OIJEN.

Wapen van het geslacht Apeldoorn. Het overijsselsch en gel- dersch geslacht waartoe de elburger burgemeester Peter van A. behoorde, voerde een rooden adelaar met zilverenliggenden aleutel op de borst, op gouden veld. J. 1. VAN DOORNINCK.

Joachim Roëll. (XXIV, blz. 4). Mogelik kan den vrager de mededeeling op den weg helpen, dat Berm. Alex. Röell, in 1653 bi Unna in het graafschap Mark geboren, een zoon was van Johan Röell, heer van Dölberg en van Elisabeth Bruggemans. J. 1. VAN DOORNINCK.

Geslacht de Hnyter, v. Oudheusden, v. Bruheze en Quarebbe. (XXIII bl. 33 enz.). Russent de Huyter (dochter v. Willem en Catharina v. Voorhout Pietersdr.) getr. met Eerstand v. Alkemade Dirkszn. Hack v. Oudheusden, raad v. Jan v. Beieren, bisschop v. Luik, Jan v. O., knaap, rentmeester generaal van de grafelijke heer- likheden (v. Leeuwen Bat. 111. p. 1408), Wouter v. O., ambachtsheer van den Alblasserweard, 1520. Jan v. O., als voren 1559. Margaretha Hack v. O., (dochter v. Joost en N. v. d. Colve) 114 A‘NTWOORDEN. ge&. met Maarten v. d. Goes Simonszn. Aart v. d. G., advocaat van Holland en Westfriesland, was hun zoon. Antonie v. O., te Rotterdam, heer van Zevenhuizen in de 17e eeuw, Cornelis v. O., in 1725 regent van het diaconiegasthuis te ‘s Gravenhage, getr. met Johanna Bol. Agnes van Bruheze, getr. met Daniël v. Merwede, t 1612, bastaardzoon van Dirk v. M. Dirkszn. Elisabeth v. B. Pietersdr., getr. met Cornelis v. d. Velde Dammasz., t 1530, burgem. v. Dordrecht 1490. Eustacia v. Quarebbe, echtgenoot van Justinus v. Egmond, (vgl. Nav. XXIII bl. 587) huwde 14 augs. 1649, en was eenen dochter van Eustaas v. Q. en Margaretha v. d. Vegt. H. C. VAN BAKKENES.

Geslacht Spiering en Onaheusaen. (Vgl. Xx111, bl. 38, 41, 102, 103, 264, 267, 412, 415, 416.) W. Spieringh werd den 10 sug. 1813 prop. bg de cl. van Zaltbommel. (Boekz. Sept. 18L3, bl. 350-360.) Wolfaartsd$k. J. VAN DER BAAN,

AANTEEKENINGEN,

Houten geiienkpenningen of tocoodille schijven. Reeds meermalen (zie de beide Algemeen6 registers op deel I-XX) is in den Na- vorscher onder de artikels Tokkodielje Trictrac en Verkeerbord dit spel behandeld geworden. Ook fraai gestempelde schijven, som- tgds voor dit spel gebezigd, z$n beschreven. - Gewoonlck vindt men bij een trictrac-, ook tictacbord genoemd, 30 schgven en 2 markeerpenningen. - Onlangs vertoonde jbr. W. L. B. van Panhugs te Leeuwarden ons 32 zulke gestempelde schijven, 16 gele en 16 zwarte, de eerste van palmhout, de laatste van pokhout. - Vele dier schgven komen overeen, hetzi aan beide zijden of aan de eene zijde met de reeds in den Navorscher be- YI AANTBEKEMNBEN. lis schrevene stukken. Het blikt, dat men, even als soms bg wezenlike metalen penningen, ook voor- en keerziden verwisselde. Om her- haling te‘ vermëden en ter bekorting vewgzen tij, wat de reeds beschrevene stukken betreft, naar. den Navorscher t. a. p. Gele schr@en. Uitstekend geconserveerd. 1. Voor- en keerzade als in Navorscher X1, blz. 348. De aldaar als *niet zigtbaar” vermelde voorwerpen, Z&I rotsen. Ook zin al de woorden, als bij vele volgende, met punkten gescheiden. 2. Voorzgde ‘als X1, blz. 348 (TI) no. 7, keerzide. Het zLyn in- derdaad teugels waaraan gebitten hangen. Keerzijde als X1, blz. 349 no. 14. 3. Een wedrenwagen met een palmtak als teeken van overwin- ning versierd: Soli c0nceditv~ vni. Keerzgde als X1, blz. 348 no. 11. 4. Begts gewend gelauwerd borstbeeld; Joan. III, d. g. rex polowiaru,m. Keerzijde. Stadsgezigt van Weenen. Daarboven twee gekroonde adelaars, waarvan de eene eene halve maan met de klaauwen vast- houdt, de andere daartegen over geplaatst eenen hoorn (?) Daar- boven: Net luna duabus In de afsnede omringd door legertenten een ovaal, waarin men leest: VieBna Iiberata. a: 1683, die 12 Sept. 5. Voorzgde = Nav. X1, bl. 348, 11 no. 3, voorzijde. Keerzgde = Kav. XTI, bl. 313, no. 13, keerzgde, met Jfens ment0 (J fronte manuque. 6. Venus en Adonis. In het verschiet een wild zw@. Perdite a 77enerel adamatur Adonis: of omgekeerd te lezen. Keerzijde : een herder die op de fluit blaast en eene herderin die zegt: Tva @vla dvlcis. 7. Een hermesbeeld, de torso van Hercules, kenbaar aan Z&I knods, leeuwenhuid en lauwerkrans : Virtvs. contraria. fato. Keerzgde, als Nav. XT, bl. 349, no. 9, keerzgde. Het welgel& kend borstbeeld van prins Willem 111, regts gewend. Onder den geknotten arm MB Gvilm. III. d. g. prin. avr. hol. et. wes. gv. Deze penning moet vóór 1689 door M. EB. gesneden ztin, het wes voor westfr verraadt ook den buitenlandschen oorsprong. geerzijde. Als boven: Frid: Wilh. d. g. mare. br. et etector. l). ‘) Links dawvan: 1. C. M. dat is Christoph Miiller, atempelenijder in Stuttgart i16 AANTEEKENINQEN.

9. Eeraclitus met eenen wereldbol voor zich: Flets. evnt. omnia. digna. Keerzgde Democritvs als boven: Omnia 8vvnt rz’svs. Deze beeldjes tijn uitstekend gesneden door 1. C. M. Op Terhorne. of Martena state bij Beetgum (waar deze s?h@en jaren lang gebmikt werden) vindt men aan den ingang deze voorstellingen, door twee beeldjes met onderschriften uitgedrukt, terug, 10. Voor- en keerzide als Nav. X1 bl. 348, no. 14; maar te lezen : Non temnere parvos. 11. Vooregde. -Een leeuw rustende op een korenschoof, waaruit een haan korrels pikt: Vigili nimivm ne crede aopoti. Keerzgde in acht regels: Trau nicht dm appetìt die ktirner aua zu picken. Es konte dir die Zust in einer klau emticken. 12. Regts gewend borstbeeld: Leopoldvs. Avg. Imp. Caesar p : f. Keerzgde. Links gewend borstbeeld : Eleonora. Mag. Teres. c. p. T. b. i. c. e. m. d. ram. imperat. Onder den geknotten arm: 1678. 13. Een geopend tiktakbord, staande op eene tafel. Daarboven eene hand, die eenen omgekeerden of ledigen buidel vasthoudt. Freqvens. tibi. dissipat. avrvm. Keertijde als Nav. XI bl. 349, no. ll. 14. Voorzide als Nav. X1, bl. 348, (1) no. 8, keertijde, *de zeer verbaasde vrouw.” Keeregde als Nav. X1, bl. 348, (11) no. 3, keeregde: maar al- daar, waarsch@dik door den minder gunstigen toestand der stukken, niet goed beschreven. Het geheel is de feitelgke aardige voorstelling van de spreuk daarboven: Sic prosunt darnnosa. - Drie naakte personen, smeden of vulcanen. De eene gebruikt een degen als spit om een varkentje of zoo iets te braden : de andere hecht een sabel aan eenen ploeg als ploegstaart, de derde steunt met zijn hellebaard eenen stok waarop drie kippen en eene duif zitten. Een aan een boom opgehangen vizierhelm dient baen tot korf of woning. De penning is in 1679 gesneden.

1670 -16~5. Boonzajer, Nev. X11, blz. 28 P. H. M., dat is Philipp Heinrich Mullm Miller of Myler, stempelsnJdsr te Angpbarg 1630, t 1712 @aar. AANTEBKEl4INQEN. 117

15. Voorzajde = Nav. X1, bl. 349, no. 13, waarbjd de dame zegt: Ne svtor vkra ciep)idarn. Keerzide. Een barrevoeter monnik met eene vrouw op de vlugt : daarbjj eene kerk en een hard loopende hond: achter hen een man met een opgeheven vlegel, waarop zinspeelt: Ppoait vtm??qVe. 16. Eene vesting die met bommen beschoten wordt. Op den voorgrond een bord, waarop men leest : 9/iO Aug.. 1685. Omschrift:

neVheVeL IMperatorI LeopoLDo a88erItVr Igne et enslbv8 fo!rtIter host18 perIIt t VrpIter. Chronogram van 1685. Verge$jk den penning, mede op het beleg voor Neuhuesel, in den Nav. X1, bl. 348, (1) no. 7. Keerzide als Nav. X11, bl. 23, no. 1 keeregde. Zwarte schijven. 17. Voorzide als Nav. X1, bl. 348, (1) no. 6 keerzijde. Keerzjjde. Een door hemellicht beschenen engel met eene bloe- menmand en eenen ruiker: op den achtergrond een tuin. Grata. super. venìet. 18. Eene koord, die breekt terwil een knaap daarop zal dansen. Zine houding en zijn gelaat drukken angst uit. Hij heeft, zoo het schgnt, het bovenste gedeelte van stelten onder zijne voeten, ter- wil de balanceerstok steekt tusschen banden van’ z1Jn linker been. Ad lapevm tollitur. Keerzide als Nav. XI, bl. 348 (1) no. 8 voorzijde. 19. Regts gewend borstbeeld: Em. Rvdì com. starr. 8. c. m. c. c. b. g. o. m. vienn. comm. Keerzijde. Een geboeide Turk tusschen allerlei krggstuig. Daar- boven, in vgf regels: Wie,, 60 Tage lang die grö8te wuth auehielte Mucht das der Turk zelt geEd, feld-sttick u. gliick verspìelte 1683. 20. Venus die Cupido eenige bilslagen toedient. Op den aohter- grond twee trekkende duiven. Peccat iJZe verberatvr. Keerzijde. Venus gekust door Amor. IZZe jocatvs anzatur. 21. Voorzgde als Nav. X1, bl. 348, (11) no. 7 keerzgde. Keerzëde. Een wild zw@ en een jagthond in gevecht. In het verschiet een vlugtende haas. Net timide net tvmide. 22. Voor- en keerzjjde als Nav. XI, bl. 349, no. 12. 118 AANTEEKENINQEN

23. Voorzgde als Nav. XIII, bl. 313, no. 13 voorzade. , Keerzijde als Nav. XIIT, bl. 313. no. 16 keerzgde. 24. Een bekranste krgger bg eenen bOenkorf, lier en hoorn van overvloed gezeten. In z$e regterhand een mirtentak waarb;j een papavcrstengel is gevoegd. Fortvnata qvies. Keerzlj’de. Een man met schaatsen onder de voeten, die uit een boom valt. Boven hem een hoed en halve maan? waarnaar hij nog grijpt: Per casvus. ad. pasavs. 25. Een omkranste beschilderde pot met dekstil, rustende op twee pootjes: Akmvm Zaxare Zicebit. Keerzijde. Als Nav. X1, bl. 349, no. 10 voorzgde. 26. Weenen. Op den voorgrond een kamp, waaronder 1683. Omschrift: VJenna a YstrIae 4/14 IVLII ab aChMet 11 obsessa 2112 Sept. eXInsperato Deserta est. = 1683. Keerzide. Een ruitergevecht tusschen de keizerlgken en Turken. Onderaan 1683. A domino venit pax Q Victoria. 27. Een woud: boven den grooten boom, op den voorgrond, eene hoorn. Regem te poscimvs omnes. Keerzide. Een staande knaap, steunende met zine linkerhand op een bergwerkershouweel en dragende in zijne regterhand een bergwerkers lampje. Nvnqvam nihil. 28. Voor- en keerzgde als Nav. X1, bl. 348 (1) no. 4, voorzgde. 29. Regts gewend borstbeeld: Carolvs X1 d. g. rex sveci~. Keerzijde. Een staande leeuw met schild en opgeheven zwaard. Eic. ferit. ille. tegit. 30. Voor- en keerzijde als Nav. X1, bl. 348, (TI) no. 2. 31. Voor- en keerzijde als Nav. X1, bl. 348, no. 9. 32. Drie staande beelden, de wgsheid met eenen spiegel waarom eene slang kronkelt, de godsdienst met het kruis op den schouder, en de geregtigheid: Jvngitvr hac triga novis intvs et foris. Keerzgde : een band die allerlei zinnebeelden van kunsten en wetenschappen omslingert en waarop men leest: Arte et Eabore fpvitvr Sonore. Onderaan links MB. als op den penning Nav. X11, bl. 313, no. 9. Deze MB. komt ook voor op den penning door vau Loon 11, bl. 203 op 1632 geplaatst, bie in beelden en krans geheel overeenkomt met onzen no. 32. In plaats van het wapen van Amsterdam, ziet men op no. 32 drie wapens als: AARTEEXENINOEN. 119

bovenaan, dat van Oosten@k en daaronder die van Polen en Saksen aaneengestrengeld, en daarboven op een lint: Sub hocjlope, terwil men op den amsterdamschen penning leest: Svb hoc tuta. Vermits nu al de 32 houten penningen vallen tusschen 1678- 1683 en de penning b$ van Loon op het jaar 1632 geplaatst, geen jaartal heeft, zoo komt het ons niet onwaarsch@$k voor,, dat de penning bg van Loon op 1632 geplaatst, te huis behoort be 1682, en bi het eerste halve eeuwfeest door M. B. is gegra- veerd. Van Orden (v. d. Chys, Tgdschrift 11, bl. 460) zegt, dat op de keerzide van den penning b$ van Loon B. M. staat te lezen, maar ons exemplaar heeft en op de voor- en op de keeregde de samengevoegde MB. Ei zegt, het is moeielijk te bepalen, wie door deze letters wordt aangeduid Bsommigen willen Maybusch, anderen Martin Brunner ‘) welke beide zich aldus teekenden en, eenige jaren in Breslau, Praag en later in Neurenberg arbeidden....” Van Orden kent ook dezen penning niet aan Brunner toe, omdat hg vele jaren later eerst voorkomt als graveur van den keurpalt- sischen penning op het huwelijk van Karel 11 van Spanje. Maar dit valt ook juist op het jaar 1679. Wg houden het er voor, dat M. B. in 16811, en den penning van Loon 11, 203 en onzen no. 32 vervaardigde. De laatste s) is veel kleiner (v, Celder muntmeter 40 en 35). Met den houten rand zin ZU even groot. J. D. *

Bijgeloof. In januari 1748/9 werd zekere Willem Jackson te Chicester in Engeland beschuldigd en bewezen een moord te heb- ben gepleegd. FIg werd tot de galg verwezen om, in ketens ge- klonken, te worden opgehangen. Rij stierf echter in de gevau- genis, weinige uren na het uitspreken van zijn vonnis, tere1 men op hem de maat der ketens nam. Op zijn 1lJf vond men

*) Maybwch leefde in Stockholm en Kopenhagen 16’i’8-1701, maar Martin Braa- ner, geb. 1869, in Neurenberg, waar hg in 1735 stierf. ‘De eerste kan niet in aanmerking komen. 3 Dat M. B. betrekking op prins Willem 111 v66r 1689 had en een buiten- lander waa, hebbea wij reeds bU no. 8 kunnen opmerken. 120 AANTEEKENINGEN.

een gedrukt papiertje (met eene afbeelding der drie koningen in aanbidding, boven hen de ster en beneden hen de stad Keulen) van dezen inhoud: F. San& Tres reges GASPAR, ~ELCHIOB, BASTHASAB, Orale pro nobis nunc et in hora mortis nostrae ‘). Ces Billets ont touche aux trois testes/ des Saints RoJsr, & Cologne ils Sant/ pour les voyageurs, contre les malheurs/ des chemins, maux de teste, mal caduyve, fièures, sorcellerie, toute eorte de malefice et mort subite. Men merkte toenmaals op, dat het bewaren voor eenen scbiel$ ken dood niet was geschied, maar juist het tegendeel was gebeurd. Daarentegen waren er sommigen, die toch nog volhielden dat het briefje hem voor hangen bewaard had! Uit de Collectanea antiqua by C. Rouch Smith. vol. 1, p. 122, (alwaar de afbeelding) London 1844. J. D. L.

Een vreemd onthaal. Een vreemd berigt vinden wij in het Nieuws van den dag van 21 febr. bl., namelik dat de armen te Oostzaan op spek, boonen, rist en turf onthaald zijn. Wel is’ het jammer, dat er niet bigevoegd is, hoe ‘laatstgenoemde lek- kern3 behoort te worden toebereid. Apicius spreekt er niet van en men verzekert mi, dat er ook in hollandsche kookboeken geen recept voor te vinden is. Maar hoe onvolledig ook, het berigt is toch van belang. Wÿ kunnen nu de nuttige vermaning, die het Vaderlandsch A-B-boek geeft, Turf is vaderlandsche brand, stookt toch niet te veel, nog krachtiger maken door brand in kost te veranderen. -- ‘) Heilige drie koningen, Kasper, Melchior, Baltlm~r, bidt-voq om nu en in het nar vsn omen dood. VRAOEN.

Geslacht van Dorp. Beleefdelijk verzoek ik inlichtingen omtrent het geslacht van D., dat voerde, een blaauw veld, beladen meteen gouden band, waarop drie staande, verkorte kruisjes van goud, op de manier als Bakenesse, Om het antwoorden gemakkelgk te ma- ken, voeg ik hierbg de navolgende genealogie. I. Cornelis van D., geb. omstreeks 1520 te Leiden, huwde met? wie waren zin ouders? - ZlJ wonnen: 1” Hendrik van Dorp, die volgt II. 2” Quirijn van Dorp, die volgt IIbis. II. Hendrik van Dorp, huwt met Clara Mannaert, geb. te Ant- werpen den 20 sept. 1556, dr. van Hieronimus en van Anna de Jonge, (zij waren om de religie gevlugt uit Antwerpen& HU stierf 30 october 1607 en liet na: r 1” Anna van Dorp, die huwde met Cornelis van Warmend? veer- tigraad en burgemeester te Leiden, hij stierf den 29 mei 1637. 2” Cornelis van Dorp, volgt 111. 3” Cecilia van Dorp, geb. 1595, en stierf te Leiden, huwde a” 1624 Hendrik Brouwer van Amsterdam, die stierf a” 1636. 4O Hendrik van Dorp, sterft ongehuwd 27 sept. 1624. DI. Cornelis van Dorp, geb. 1587, ‘st. 22 nor. 1640, veertigraad en schepen te Leiden, huwt aO 1623 Judith van Luttelgeest, geb. 6 aug. 1612, sterft 4 september 1669. (Zie omtrent hem de Wa- penkaart van Leiden door G. v. R’@khuyzen). Zi wonnen: i” Maria van Dorp, geb. 7 maart ‘1625, huwde 17 jan. 1645 mr. Gerrit van Alphen, geb. 17 febr. 1619, secretaris van de reken- kamer en daarna griffier te Leiden. 2O Clara van Dorp, geb. 2 maart 1626, huwt 17 juni 1653 Daniel Massis, med. dr. te Leiden. 3O Geertruid van Dorp, geb. 18 jan. 1650, sterft 2 juni 1725, huwt 24 act. 1651 mr. Pieter van der Maarsche, griffier van Lei- den, geb. 15 sept. 1623, st. 3. febr. 1683. 122 VRAlïEN

4O Hendrik van Dorp,’ r,neb. 4 aug. 1634, st. ongehuwd in Indië 21 nov. 1668. 5” Anna van Dorp, geb. 4 jan. 1636, huwt 15 aug 1656 David Schoockfenne, koopman te Rouaan in Frankrgk. 6” Mr. Simon van Dorp, geb. 14 febr. 1640, sterft ongehuwd 11 nov. 1669 als veertigraad en schepen te Leiden. (Zie omtrent hem genoemde wapenkaart van G. van Rgckhuyzen). II?. Quirijn van Dorp, sterft 9 sept. 1655, huwt 12 april 1633 Maartje Roos Pietersdr. en st. 1 act. 1655. Hieruit één zoon, die volgt 111. ID. Mr. Pieter van Dorp, geb. 8 febr. 1644, sterft 6 jan. 1713, veertigraad en burgemeester te Leiden en gecommiteerd ter staten vergadering (zie genoemde wapenkaart van Rgckhuyzen). Hg huwt (1) den 24 jan. 1668 Catharina van Hogermos, geb. 26 jan. 1646, st. 30 maart 1682, hg tr. (2) Maria van der Maas, geb. 23 mei - 1639, st. 7 febr. 1689, wed. van Bernardus van Tongeren. Hij huwt (3) Anna van der Linden, geb. 1644, st. 2 febr. 1736, dr. van Johannes Antonius v. d. L., geb. te Enkhuizen 3 jan. 1609, st. te Leiden 5 maart 1664 als professor in de medicijnen en van i Belena Grondt. Uit het le en 2” huwelgk slechts kinderen. 1 bed. 1” Maria van Dorp, geb. 25 mei 1673, st. 18 dec. 1757, huwt 14 dec. 1700 Jan de Witt, die sterft 16 maart 1718. 2O Mr. Cornelis van Dorp, die volgt IY. 2 bed. 3” Jacob van Dorp, geb. 31 maart 1685, st. 9 nov. 1729, huwt 3 maart 1720 Ester Catharina Hennebo, die stierf 29 juni 1776. Uit hun huwelijk : A. Mr. Pieter van Dorp, geb. 11 nov. 1712, kerkmeester te Leiden, tr. 5 mei 1745 Cornelia van Alphen, geb. 30 jung 1711, waaruit : Esther Catharina van Dorp, geb. 16 sept. 1748, st. 29 nov. 1770, B. Mr. Jacob van Dorp, geb. 12 april 1717, -st. ongehuwd 19 nova 1783. C. Maria van Dorp, geb. 17 april 1727, sterft kort daarna. IV. Mr. Cornelis van Dorp, geb. 30 junij 1675, st. 15 mei 1744, VRAOEXf. 123 veertigraad en schepen te Leiden. (Zie zin wapen bg Rÿckhuyzen op meergenoemde wapenkaart). Ha huwde (1) 1 jan. 1702 Maria Premeaux, geb. 6 april 1679, st. 24 aug. 1706; hij huwt (2) Clara van der Linden; hU huwt (3) Helena Barbara van der of à Mark, die aa 1743 stierf. Uit het le huwelUk slechts kinderen: l” Mr. Pieter van Dorp, geh. 25 nov. 1702, st. 4 febr. 1760, veertigraad en schepen te. Leiden (zie Rgckhnyzen 1. c.), hg huwde Sara van Rummelman (Rammelman?) wed. van den heer Jongerens, zij stierf 25 mei 1753. 2” Maria Catharina van Dorp, geb. 12 julg 1706, huwt 1754 Michiel van den Berg, raad in de vroedschap te Rotterdam, geb. 23 mei 1708. Wie heeft nu de goedheid de ontbrekende datums aan te vullen, en de ouders en de wapens op te geven van de aangehuwden, alsmede eene aansluiting te geven met de. navolgende leden van dit geslacht: Pieter van Dorp Adriaanszn, geb. te‘? den?, st. te? den?, huwde te? den? Margaretha Hoepelingh, geb. te? den?, st. te? deu?, dr. van? en van?; uit hunnen echt werden te Kampen geboren: 1” Adrianus van ~Dorp den 18 sept. 1737. 2” Pieter van Dorp den 19 april 1739, st. te Dordrecht 14 act. 1799, huwt te? den? .V.N. dr. van? en van? Hg werd a” 1767 te Delft beroepen tot praeceptor der le en 2e klasse en in 1769 in plaats van z?jnen broeder naar Amsterdam der 3” en 48 klasse ; a” 1774 conrector te Dordrecht. (Zie A. J. van der Aa, Biogra- phisch woordenboek). Heeft hg afstammelingen nagelaten? 3” Johanna Elisabeth, den 21 act. 1740. 4” Margaretha Theodora, den 21 nov. 1742. 5O Jan Diederik van Dorp, geb. 24 net. 1744, st. te? den?, gehuwd te? den? met Wilhelmina van Waenen, geb. te? den?, dr. van ? en van ?, waaruit o. a. l0 Bartholomeus Christiaan van Dorp, bij van der Aa genoemd, geb. te Delft 6 jan. 1793; was 1115 gehuwd en heeft hij kinderen nagelaten? 2” Jacob Pieter van Dorp, met wie gehuwd? en waaruit een talrijk nakroost. 6O Maria Gerarda van Dorp, geb. 29 aug. 1746. 7O Jacob van Dorp, geb. te Kampen, 20 aug. 1748. Verzoeke opgaaf van datums-en afstammelingen. 124 VRAQEN.

Wie was Ottelina Philippina van Dorp, die te Leiden stierf 29 sept. 1791 en gehuwd was met Frederik Hendrik van den Boetselaer, zoon van? en van? - Volgens de genealogie van het geslacht van Dorp, hetwelk voert rood met een balk van goud, die voorkomen in Gouthoeven, Eek, Vaderl. Woordenb., Eek, Geslacht- stam- en wapenboek, J. van Leeuwen, Batavia Illustrata, J. W. te Water, Verbond der edelen, z$n mi bekend, doch komen natuurlijk hier niet in aanmerking. MaastricJzt. A. II. VORSTERMAN VAN 0IJ.E.N.

Troon. In meer dan één Passionaal lees ik be het verhaal van de geboorte van Jezus : Wät welneer hadden die heyden ên ma- nier, dat si telken als die troen keerde, dat is inde somer, omtrent sint jan baptisten daghe, en inden winter omtrent karsavont, dat si dan plaghen te waken des nacht,es om die eer vander sonne. Een van mijne Spectators verklaart troen door wending (de Ned. Spectator 11, 8); de zon begon dan een arderen loop te nemen. Sommige mgner vrienden willen die verklaring niet goedkeuren, zonder dat za echter in staat z;jn eene betere te geven. Ean de Navorscher m$ ook helpen. J. HABTOU. [Y’roon is hemel, zoowel in de beteekenis van woonplaats Gods, b. v. Hildegaersberch bl. 124, vs. 87. Hier om sel hem dat loen gheburen, Die vreedsaem si& in aertrijck, Een kint te wesen ewelgck Mitten vader inden troon, I als in de beteekenis van uitspansel, b. v. - Der minnen loep, 1, 2958. Vol sberren was des hemels troen. Caerl e. Eleg., 199, Die sterren lichten anden trone. Wap. Ma&., 111, 170. Dese God, daer wi af leren, Doet sonne, troen ende sterren keren,. Ende al dat roerende si.] 125 ANTWOORDEN.

De heilige graal (Xx111, bl. 25). T. a. pl. wordt gevraagd naar den naamsoorsprong v%n den heiligen Graal en of deze nog te Paris zou zin. De heilige Graal is de schotel, waaruit Christus met zlJne disci- . pelen voor het laatst avondmaal hield. Hi ontleent zijnen naam aan het keltische woord Gral, dat schaal beduidt en berust thans, nadat hg door Perceval in het parad@ bg het paleis van priester Johan is gebragt, in den burgt Monh Salvar, welke in de stra- len van de opkomende zon derwaart,s is verplaatst. Deze echte Graal kan dus nooit te Paria geweest zgn, maar wel misschien de prachtige door Constantinopolitanen nagemaakte; Graal, welke evenwel de kracht niet bezit om, zoo ais de echte, na drie malen rondom eene tafel gedragen te z$n, dien van spijzen te voorzien. (Zie von der Hagen, Heldenbilder). 0. A. SIX.

De heilige graal. Men vraagt t. a. p. waar de zoogenaamde ?teilige graal thans is. Hoogst waarschgnlgk is deze schotel, in het jaar 1815, teruggegeven aan de Genuezen. In den Noaveau guide général du voyageur en Italie par Edmond Renaudin, in 1859. uitgegeven, wordt de Sacro Catino vermeld als teruggegeven in genoemd jaar en toen te zien in de koster! van den dom van Genua, den St-Lorenzo. Zie p. 291 (l). Zeer uitvoerig en grondig, als altid, behandelt A. L. Millin den Sacro Catino in zin Voyage en Savoie en Piémont & Nice et .à Gènes. Paris 1816, t. 11, p. 166-175, terwil hu nog p. 171(2) verwist naar eene Notice sur le Sacro Catino, geplaatst in het door hem uitgegevene uitstekende Magazin Encyolopédique, Janvier 1807, ook overgenomen in den Ráoniteur van die maand. Dit artikel schreef Millin naar aanlei- ding van de toen medegedeelde uitspraak der commissie uit de leden van het Instituut, belast om te onderzoeken of de Sacro

(1) Baedeker (1863) zwijgt er van, even als van het Campo asnto. 126 AN'lVOORDEN.

Catino een smaragd was. BElle’ decicla”, zegt Millin (p, 1711, Bque la matière du Catino n’était que du verre coloré”. De vrager in den Navorscher, noemt den heiligen graal eenen b&er. Voor Millin liet Fra Gaetano in zen werk: 11 Cntino di Smeraldo orientale, etc. (Genova 1727, 4O 308 en XXXVII pp.) deze Bgemma consecrata da N. S. Jesu Christo nell’ ultima cena” afbeelden, maar niet naauwkeurig, zoodat Millin bij zijne Notice, in 1807, eene betere voegde, die ook door Bossi, in zine Obser- vations sur le vaae que l’on conservoit a Gènes sous le nom de Sacro Catino et SUT la Note publiée sur ce vase par M. Millin etc. (Turin 1807, in 4O), met de note werd overgenomen. De overleve- ring zegt, dat men in den sacro catino het paaschlam opzette aan den avonddisch, maar Millin zegt, 11, p. 167-168: ~11 est cependant difficile que, sans un miracle, on y put placer un ngneau, quelque petit qu’il ait été. Ons exemplaar van het Magasin En- cyclopédique begint juist één jaar later, met 1808. Wg noodigen den bezitter van het januarijnrrmmer 1807 uit, om in den Navor- scher mede te deelen, of de sacro catino schotel- of bekervormig is. Wij kunnen het uit Millin, p. 172, niet opmaken. Hij zegt,, dat Bce vase n’est pas indigne de curiosité, . . . ” Verder vermeldt hij, dat de beschrgving die Jehan d’dutun (anno 1502) in zijne Chro- nique MSS. de Louis X11 van den sacro catino geeft, over een komt met die van den Fra Gaetano en zoo vervolgt hij: ,Et comme Jean d’Autun l’appelle le Saint, Graal, on en a conclu que le Saint Graal et le Sacro Catino étoient la même chose. C’est l’opi- nion de M. de Roquefort au mot Graal de son Dictionnaire de la laugue Romane. Cependant si le mot Graal, dans l’ancien lan- gage franpais a la même acception que le mot Catino dans l’an- tien langage genois, parce que toos deux signifient un vase, soit & boire, soit à servir des viandes: ce n’est pas une raison pour ce que ces deux mots désignent le même vase et Jean d’Autun l’a employé, parce qu’il devoit substituer un mot français à un mot italien.” Onder den naam van sacro catino kennen deItalianen (want ca&o, is het fransche plat, bassin, écuelle) alleen den smaragdkleurigen schotel. Den naam Xaint Graal geven de oude fransche geschiedschrijvers en dichters slechts zelden daaraan, maar bgua altid aan eene soort van ANTW OORDBN . 127 kelk in welke zi beweren, dat Josef van Arimathea het bloed van Jesus Christus verzamelde en dien hi naar Britannia overbragt. Daar betwistten verscheidene steden elkander de eer van het bezit en >de heilige graal” zegt Millin ten slotte, B was het onderwerp van een ridderroman,” (Manuscrits de 1’Eglise de Paria, n” VIII, foll. 4, col. 2). Ook in andere Arthurromans wordt van den (of liever het) @aal melding gemaakt. In den Ferguut biv. bl. 3, lezen wg Bdat Josef van Arimathea den beker bi het laatste avondmaal gebruikt, toen het eigendom van Simon den Melaatschen en van dezen door hem gekocht om daarin het bloed des Heilands, toen hg aan het kruis hing, op te vangen, naar Brittnnnia overbragt. Josef, zoo luidt verder de legende, liet dien beloer met bloed aan z$nen zoon en naamgenoot den bisschop Josef, die het eerst de orde van den heiligen belcer of van de ronde tafel instelde. Dezen beker verwierf Perceval : Een goet ridder was Perchevael ; Hi vant dat precioese grael.” De vrager in den Navorscher wil eindelik vernemen, of Hal- bertsma’s afleiding van gvaal goed is. Grael zegt IJ. »is eigenlik niet de beker maar het bloed daarin, of Sanctw Sanguis reuk, Saint Saing real. Ter vermijding vau de herhaling van saz’n zeide men saint’g Teal en door eene tweede verkorting alleen g’ real of graal?” Ik durf het niet beslissen, maar Millin zegt 11, p. 114(4) ~Graal est probablement un ancien mot celtique ou franc, et n’est pas pris pour sang real ou sang agrdable.” J. D.

Werken van J. le Francq van Berkhey. (XXIV, bl. 26.) Men vtaagt t, a. p. eene lijst van de werken enz. J. le Francq van Berkhey. Die lijst zal lang moeten zin, want in de catalogus J. van Lenuep komen onder no. 1059 honderd twintig ! banden werken en geschrif- ten van J. le Francq van Berkhey voor: bovendien onder no. 1060 nog 57 stukken, waarin enkele niet in no. 1059 voorkomende. Zie ook het register op Franbq achter het Vervolg op van Loon’s Nederlandsche Historiepenningen. Stuk V-X bevatten ook het eene en andere over .of van dien zeer protiven schrëver. J. D. L. 128 ANTWOORDEN.

Eene hollandsche Edda, (XXIV, blz. 26). Aldaar leest men: van welke deelen der Edda bestaan er vertalingen en waar te vinden? In onze aanteekeningen vonden ai over de Edda’s het volgende : G. T. Leg& Alkuna Leipzig 1831, vertaald doof D. Buddingh, Edd,aleer, Utrecht 1837. Het utrechtsche handschrift der Snorra J$dda of jongere Edda, verzameld door Snorro Sturleson, (geb. 1178) en bevattende zijne proza gedenkschriften, trok de aandacht van mr. C. L. Sehiiller tot Peursum in 1846: zie zijne Voorlezing over IJsland en z$e letterkunde (Alg. Lett. Maandschrift 1846, blz. 473) eri zlJn ver- slag over genoemd handschrift in de Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht, blz. 167-174. Graaf Maurin Nahuys gaf het facsimile van eene bladzëde van dit handschrift in: Le Héraut d’Armes, Bruxelles et Utricht 1869, t. 1. p. 8, als toevoegsel ziner verhandeliup: Bl’Edda” aldaar, blz. 1-35. Van de oude Eddn, verzameling van noordsche volksliederen, door Saemund Sigfuson, priester te Odde op IJsland (geb. onge- veer in 1056 : gest, ongeveer in 1133) is eene der beste uitgaven met de latijnsche vertaling, die welke te Kopenhagen in 1787 en 1818, in twee deelen verscheen. Het laatste of derde deel gaf Finn Magnussen in 1828 op nieuw uit ‘). Dit zoogenaamd derde deel is een latijnsch lexicon der oude noordsche mythologie. Zie Letterl. Maandschrift 1847.1, blz. 44. In de catalogus ‘van Tricht is het geheele werk genoteerd op 90 franken; in drie deelen. De bekende schrijver G. T. Legis hield zich zeer met de beide Eddaas onledig. Hiervan getuigen z$e geschriften, Edda, die Stammmiitter der Poesie und der Weisheit des Nordens, Leip- zig 1829 1, zijne Alkuna, Leipzig 1831 en hetgeen hij in zin Handbuch der altdeutschen und nordischen Götterlehre, Leip-

1) De titel is: Edda Saemnndar hina .l?~~da. Edda rythmica seu antiquior vnlgo Saemnndina dicta cum interpretatione Latina, notis, glossario votum et indice rerum ,,.. Vol, 1, 1787, vol. 11 1818: het in laatste deel opgenomen woordenboek, is ook afzonderlijk afgedrukt onder den titel van: Priscae veterum borealinm my- thologise lexicon ed. Finn Magnussen, Hafniae 1828. Tusschen 1787-1818 ver- schenen nog: P. E. Muller, Ueber die Aechtheit der Asalehre nnd der Werth der Snorroischen Edda. Kop. 1811, 92 Seiten en Die Edda u. s. w von Fr. Riihs, Berlin 1812. 268 Seiten 8”. 6 ANTWOOBDEN. 120 ’ zig 3,&83 S.’ 150 u. s. w. daarover opnam. - K.. Simrock gaf te $tuttgart in 1851 uit: Die Edda die Altere und Jungere nebst de& mythischer? Erzahlungen der Scalda. - Om van andere ge- schriften, zoo. als b. v. C. F. Koeppen, Literarische Einleitung in die Nordiec%e Mythologie, Berlin 1837, niet te gewagen. J. D. L.

AANTEEKENINGEN.

(tedichten van Pieter Cornz. ltllooft. (Vgl. Alg. Reg. II; XXI, bl. 65, 498; Xx11, bl, 18; XXIV, bl. 42). Onder de namen der per- sonen in Hoofts Granida zin Tisiphernes en Artabanus bekendc persische of parthische. Palemon - hij behoort, niet tot de dramatis personae, maar wordt in het eerste deel genoemd - is een griek- sche. Of Ostrobas misschien een naam is aan eenen of anderen Part11 ontleend, of van Hoofts eigene vinding, weet ik niet. Maar ,- de overige dier namen, Granida, Dorilea en Daifilo, klinken vreemd, ’ de laatste vooral. Lang zijn z4 mij onverklaarbaar gebleven. Ik I I meen nu echter de verklaring gevonden te hebben. Is die verkla- ring juist, dan verspreidt xij tevens eenig licht over den oorsprong in den inhoud van het spel. Het handschrift dat wij bezitten is, zoo als ik in de inleiding voor de Gedichten gezegd heb, een afschrift, door den dichter zelven gemaakt niet lang nadat het stuk af was. In dat hs. vinden wi eene merkwaardige lezing. In het derde deel (zie de uitgave dl. 11, bl. 178) zegt Granida tot de voedster, Daer gaet Daifllo, treedt eens wt. Doch in ons hs. schreef Hooft, ,Daer gaet Cephalo”, maar zoo dra hg dat laatste woord geschreven had, haalde hi het door en zette er .Daifilo” achter. . Ik meen de gissing te mogen wagen, dat oorspronkelijk in dit stuk de herder, ‘die er de hoofdrol in speelt, Cephalo geheeten heeft, en dat deze naam later door dien van Daifilo vervangen is. Bg het overschrijven ziner gedichten vergiste Hooft zich zeer zel- 130 AANTEEKENINULN. den, maar hier viel hem bij ongeluk dit Cephalo nog eens uit de pen. Hoe kwam he aan Cephalo? Het is eene vertaling van den naam Hooft (grieksch xsy&~). Hij zelf is dus de herder, die in het, eind de dochter des konings van Persiën trouwt. Naar mijn oor- deel speelt die herder hier eene alles behalve fraaie rol. Het is een vrG sentimenteel en te gelijk een vrij gemeelt persoontje. Hij ziet Granida, die bij geval onder het jagen verdwaald is, en wordt zoo door haar bekoord, dat hij zijne herderin Dorilea iu den steek laat om aan het hof te gaan dienen en zoo steeds in de nabijheid van Granida te zijn, Hij erlangt eenen dienst bi Tisiphernes, een aanzienl$ man, die naar Granidaas hand staat. Maar er is een mededinger, een parthische prins, Ostrobas geheeten. De koning be- sluit dat deze twee om den schoonen prijs vechten zullen. Tisi- phernes, die de moedigste niet is, neemt Daifiloos voorstel aan, om in zine plaats den Parth te bevechten. Daifilo doet het, overwint en wordt door niemand herkend. Als 114 kort daarop Granidaas venster voorbijgaat? hoort deze zijne verliefde alleenspraak, roept hem binnen en stelt hem voor met haar te vlugten. Terstond wordt dit plan volvoerd, en den koning en zijnen hovelingen door de voedster op den mouw gespeld, dat Granida door eenen God geschaakt is. Daifilo keert naar het hof terug. Als hij Tisiphernes ontmoet, wenscht de valschaard hem, dat hij heden het hoogst’e geluk mag genieten, en als Tisiphernes, na het praatjen vernomen te hebben, mistroostig wordt, openlijk vertelt wat Daifilo voor hem gedaan heeft en hem zijnen vorstelijken staat, waarvan hij nu warsch is, aanbiedt, zegt Daifilo heel nederig, dat hij dat niet begeert en verzekert, dat hij altijd zijn trouwe dienaar zal blijven. Eindelijk wordt het bedrog ontdekt, Daifilo valt in handen van Tisiphernes en verschoont zich nu door de schuld op Granida te werpen. - Hooft evenwel heeft daar blijkbaar anders over gedacht. Met de dweepende liefde vau den herder, die hem bereid maakt alles op te offeren, alles te wagen, alles te doen, liegen en bedriegen niet uitgezonderd, was de dichter, schijnt het, zoo zeer ingenomen, dat hg het minder loffelijke door de vingeren zag. Heeft nu Hooft in dezen Cephalo zich zelven naar het leven af- gebeeld ? Zijne begrippen van zedelikheid waren er misschien in AANTEEKENINBEN. 131

Italië niet beter op geworden. Maar wat wi van hem weten geeft ons toch geen re& hem tot zulke laagheden in staat te achten, als w$ hier in den hoofdpersoon van zin spel aanschouwen. Toen hi dezen zijnen eigenen naam gaf, had hg waarschijnlgk nog slechts de ruwe schets gereed. Daarenboven is alleen wat in het eerste deel van het spel wordt voorgesteld, uit zin eigen leven ontleend. Het blijft dus de vraag, of hg hetgeen Cephalo of Daifilo verder zegt, en doet, voor z+e rekening zou hebben willen nemen. Dat Hooft door Cephalo, den hoofdpersoon in de Granida, zich zelven wil aanduiden, blikt, dunkt mi, hieruit, dat hij zich ook in andere gedichten dezen naam geeft, en wel in gedichten uit denzelfden tijd. Hi doet dit in twee zangen, namelik Ach Ama- rillis, en Amaryl de deken sacht (Gedicht. dl. 1, bl. 37 en 39). Beide zijn aan Ida Quekels. Wanneer zfine vrijerj met haar aanving en eindigde, weten wU niet. Het eenige gedicht aan haar dat eenen datum draagt, is van 23 nov. 1603. Voor deze en na zene terug- komst uit Italië, 8 mei 1601, vallen de gedichten aan Galatea, Chariclea en Diana. Z1Jne kennismaking met Brechje Spiegels begon zegt h& doe min jaeren vgf wtbrachten op drie sessen, derhalve na 16 maart 1604, op welken dag hg 23 jaar werd. W$ zullen dus niet verre van de waarheid zin, indien wi zgne ge- dichten aan Ida stellen in de laatste helft van 1603 en de eerste helft van het volgende jaar. Granida is voltooid 1 maart 1605. Is het stuk begonnen toen Cephalo de minnaar was van -Amaryllis, dan is het een jaar, of wat langer of korter onder handen geweest. Doch die naam Cephalo was wat al te duidelik. Vooral in den tgd toen het werd overgeschreven, waarschinlijk kort nadat het af was, toen de betrekking tusschen den dichter en Ida reeds lang was afgebroken en zi op het punt stond met Willem Janszaon Hooft in het huwelgk te treden of misschien reeds gehuwd was, wilde de dichter dien naam niet laten staan. H1JI moest dus ver- anderd worden. Maar dat was niet zeer gemakkelgk. Want de naam die er voor in plaats kwam, moest er een zin, die, was het dan ook wat minder duidelik, zijne betrekking tot Ida te kennen gaf. Voorts van drie lettergrepen, met den klemtoon op de eerste, de tweede toonloos, de derde op eene vocaal uitgaande, zoodat zi met een vol-’ 132 AANTh’EKENINQEN.

gend woord dat met eene vocaal aanving, kon zamensmelten. Hooft dacht er over en met vernieuwing der eerste en eene kleine verandering in de tweede lettergreep, maakte hij er Daifilo van. F’ilo is het grieksche &os, Dai omzetting van Ida: I)a$lo derhalve is Haas vriend. Eene flasuwe aardigheid, eene ongelukkige woordspeling, zegt mis- schien iemand. lk wil het niet tegenspreken. Maar Hooft was, vooral in dien t$d, een liefhebber van zulke kunstjens. Den naam van zine Brechje (Brechia) zette hg om in Charibe, en toen hem dit wat barbaarsch in de ooren klonk, maakte hë er Charife van, zoo als onder eenige gedichten aan haar te lezen staat. H1J beproefde het ook eenige jaren later met den naam van ztin Christina. Zie hier het magere resultaat van zijne moeite en hoofdbreken. CHBISTINA VAN ERP bij verstelling van letteren RARTENVANC PRIJS RIJC VAN HARTEN S P schieten over RIJP VAN BARTEN S C schieten over PRIJS VAN HARTEN C schiet over. Ik geloof dat deze voorbeelden voldoende zullen zijn om mëne verklaring van den naam Daifilo te regtvaardigen. Granida is dus Ida, en ik geloof dat deze naam met opzet ge- kozen of gemaakt is, omdat de laatste drie letters haren naam uit- maken. Het schgnt evenwel, dat deze persoon in het spel van den beginne af eenen naam van drie lettergrepen gehad heeft. _Dorilea is dan het meisje, dat Hooft vaarwel zeide toen Idaas schoonheid hem aantrok. Ik vermoed, dat het J(uffrouw) of D(ame) M. V. S. zal geweest zën, die by hem Chariclea heet. Chariclea is een naam van evenveel lettergrepen en met dezelfde klemtoonen als Dorilea, en kon ,daarom in een vers zeer geschikt, door dezen laatsten vervangen worden. Beide eindigen op Zea. Is miin vermoeden juist, dan verhaalt ons het eerste deel der Granida, hoe de dichter voor Ida Quekels, Chariclea heeft verlaten, dan is dit spel begonnen in de laatste helft van 1603 of de eerste helft van 1604 en zijn de gedichten aan Chariclea jonger dan die aan Diana, en hadden dus in m@e uitgave na deze behooren te staan. P. LEINDERTZ WZ. VRAGEN.

ZJTederlandsche dichters. Wie kan mlJ eenige narigteb geven of levensbgzonderheden mededeelen van Jacob Luyt, advocaat en notaris te Middelburg, die in de 17de eeuw leefde; zoo mede van Pieter Spoormaker, die in genoemde eeuw lid was van de veersche redergkerskamers, »de witte lely” en Bde blaauwe accole@n” ? Gaarne ontving ik ook eene korte proeve van stichtelgke poëzg uit de dichtwerken van Andreas Andriessen, geboren te Schoon- dijke en 12 januarij 1768 te Veere overleden. Wolfaartsd$k. J. VAN DER BAAN.

Kappetoris. Aan de Zaan zegt men kappetoris voor een om- slag, zoo als kinderen om schoolboeken doen en in denzelfden zin, whebt ge uw boek al gekaft”, er een omslag over gedaan. Van waar kunnen deze uitdrukkingen worden afgeleid 3 A. 0. J. E. H. [Kappetoris, ook wel kappetorie, kaptorie en Kaftorie, is het latijn- sche coopertorium, bedeksel. Kaft, wat de schoolkinderen aan de Zaan en elders in Noordholland in dezelfde beteekenis gebruiken, is er eene verkorting van.]

CIeslacht de Feijter. Het geslacht de F. is in ‘t land van Axel en Bulst zeer talrik. Volgens overlevering kömt het uit Frankrgk. - ‘t Kan waar zijn ; doch ‘een grafsteen in de kerk van Hulst doet me daaraan twijfelen : want ik meen den daaronder begravenen Robert de Feittere gezegd Salewin voor den stamvader te mogen houden en het wapen, op de eene of andere wijze gebroken, van. Salewin, voor het familiewapen. Het grafschrift luidt aldus: wHier ligt begraven Robbert de Fegttere fa. Stevens ghesept Salewin in sën leven bailluw va Hulster ambacht eE Sinte Prs. neffens Ghendt, ovl: 30 april 1611 eE joncvr. Paesschgn Perseveg sijne le huisvr. sterf 1583.” Vrage : wie deelt mij ‘t wapen van Salewgn mede? 134 VRAGEN.

Wie weet me meer ven ‘t geslacht de Peijter te melden 3 Axel. F. CALAND.

Cfeslacht Fremeanx. Gaarne ontving ik mededeelingen omtrent dit geslacht. Het volgende is mi bekend. 0 E’remeaux geb. over1 . gehuwd? 1. Elisabeth Fremeaux komt voor als getuige en moey van Nicolas Fremeaux in 1732. 2. Isaac . F. komt in 1706 voor als getuige van het huwe- ljsk van Maria, hij wordt daar waren niet z$e kinderen ? genoemd directeur van den le- 4. Issac. vantschen handel te Rotterdam. 5. Nicolas. Met wie was hg gehuwd ? overl. te Am&. 22 nov. 1753, 3. Maria Fremeaux, gehuwd te Leiden 13 juli 1706 met mr. Cornelis van Dorp. 4. lsaac Fremeaux geb. te Smirna den ? overl. te Amsterdam 27 nov. 1770, geh. te Haarlem 18 juni 1737 met Geertruida Johanna i 6. Wilhelma Maria. la Clé, geb. te Haarlem 12 febr. 1716 overl. te? I 5. Nicolas Fremeaux geb. te i Smirna 22 jun$ 1707, overl. ti3 ‘s Gravenhage 14 aug. 1788, begr. te Leiden. Eoopman te Leiden, directeur i 7. Geemuida Johanna. van den levantschen handel en de navigatie op de Middellandsche zee; geh. te Leiden, sept. 1732 met Maria Catharina Fris Jacobsdr. ,, VEAQEN. 135 geb. te? overl. te? hg hertr. 10 sept. 1754 met Catharina van Poot Abraham&.; 8. Abraham Pieter. geb. te Leiden 22 juni 1719, 9. Adriana Cornelia. overl. te Leiden 10 jan. 1777. 6. Wilhelma Maria Fremeaux geb. te? 1740, overl. te Amsterdam 21 febr. 1774; geh. Marianne Wilhelmina Ne ël, geh Amsterdam 18 mei 1762 met met H. J. Koenen. Robert Jan Neël, geb. te Am- sterdam 2 act. 1730, overl. te Amsterdam 3 dec. 1772. Gerarda Petronella, geb. 7, Geertruida Johanna Fr+ juni 1776, geh. aug. 1793 nleaux geb. te? act. 1748, geh. met Jacob Johan de Bruijn. 3 mei 1774 met mr. Willem van baljuw van Middelburg. Citters, schepen en raad der stad Maria Catharina, geb. Middelburg, gecommitteerd in de 1780, geh. met J. Snouck Hur- Staten Generaal. gronje secret-gen. van Zeeland. 8. Mr. Abraham Pieter Freme\aux, geb. te Leiden 17 nov. 1755, advocaat voor den Eove van justitie te ‘s Gravenhage, in 1788 raadsheer in den Hoogen raad tot 1795, ongehuwd te Gouda ge- storven 27 aug. 1798, begr. te Leiden. 9. Adriana Cornelia Fremeaux, geb. 8 jan. 1759, ongeh. overl. te Gouda 20 mei 1800 begr. te Leiden. Nog tref ik aan: mr. Pieter Jan Fremeaux, gehuwd 11 febr. 1733 in de Nieuwe kerk te Amsterdam met Catharina Jacoba Westerveen. Hi was waarsch@$k een broeder of neef van Isaac no. 4 en Nicolas no. 5. In de registers te Amsterdam komen voor als overleden: 16 dec. 1739 Claudina Fremeaux. 13 act. 1739 Jan Fremeaux. 31 jan. 1741 Elisabeth Fremeaux. 22 nov. 1753 Isaak Fremeaux. 15 april 1761 Pieter Jan Fremeaux. 27 nov. 1770 Isaak Fremeaux. 20 juli 1774 Jan Isaak Premeaux. 21 febr. 1774 Wilhelma Maria Fremeaux. 136 ANTWOORDEN.

Baljuw van Middelburg. (XXIV, blz. 13). Over de jurisdictie van den baljuw van Middelburg, kan de vrager nazien: Costumen, ordonnantiën en statuten der stad Middelburg, met aanteekeningen van J. de Timmerman en C. Ver&& blz. ll. Niettegenstaande hetgeen dáár aangevoerd wordt om het regt van jurisdictie van den baljuw van Middelburg, op Arnsmuiden, te bewgzen, is het steeds duister hoe dat regt op ï%uw-Arne- muiden werd overgebragt, vóór dat Middelburg daarvan eigenaar werd, en schgnt het of dit regt, dat op Oud-Arnemuiden deugde- lijk bezeten werd, stilzwijgend tot het Geuwe werd uitgebreid. Steller dezes herinnert zich opgemerkt te hebben in eene me- morie betrekkelik -eene der vele procedures tusschen Middelburg en de Arnemuidenaars, in de eerste helft der 1Ge eeuw, (aanwezig in het gemeente-archief van Middelburg, zonder dat het hem thans mogelijk zou zfin de juiste plaats op te geven), dat men toen geene oorkonden tot staving van dat regt wist bij te brengen, maar zich van de zaak trachtte af te maken met te wizen op immemoriale possessie of iets dergelijks

Renatus Descartes in Utrecht. (XXIV, blz. 35) De heer C. Kramm, van het huis sprekende, waar de beroemde wisgeer te Utrecht zou gewoond hebben, zegt daarna woordel$k het volgende: BVerder moet ik hier nog mededeelen, dat de heer J. 1. D. Nepveu, grif- fier alhier, bij eene Beschrijving van het Park op den Cingel over de Heerenstrsat, zegt, dat René Descartes dá&- gewoond heeft, zonder eenig aannemelgk bewijs.” - Ik zou kunnen volstaan met eenvoudig te antwoorden, dat ik nooit ergens hoegenaamd eenige Beschrijving van dat Park heb gegeven en dus ook de daaruit voortvloeiende gevolgtrekkingen, voor zoo ver mij betreft, onge- grond zin. Maar er is zoo veel meer waarschgnlgk onjuist in des heereu Kramms aanteekening, dat ik mij niet kan weerhouden om- trent deze zaak nog het eene en andere in het midden te brengen. - Zie .hier wat aanleiding kan hebben gegeven tot de verkeerde voorstelling van den heer Kramm nopens min aandeel in de ANTWOORDEN. 137 kwestie, waar het huis, door Descartes te Utrecht bewoond, ZOU gestaan hebben. In den Utrechtschen Volksalmanak voor 1850 komt, van de hand van den toenmaligen uitgever L. E. Bosch, een artikel voor, getiteld: Het Park (J. van Lodensteyn) met eene plaat. Deze plaat’stelt voor eene afbeelding van het Park, buiten Utrecht, zoo als het zich vroeger zal vertoond hebben en is waar- schijnlëk gelithographeerd naar eene daarvan nog bestaande ori- ginele teekening of schilder! (mogelgk wel dezelfde, welke door den heer Kramm gezien is). In dat artikel zegt de heer Bosch: BDit gebouw stond tusschen de Wittevrouwen- en de gewezen Maliepoort, omtrent over de Heerenstraat. Aan het houten hek op den cingel vindt men nog staan den naam het Park La. 1 no. 212f213 en ziet men op een kleinen afstand een houten afschutsel met eene deur, door welke men links af naar het Park kwam. Het gebouw zag men aan de Maliebaan, westzgde, boven het ge- boomte uitsteken.” Het was bU de aankondiging van dien Almanak, dat ik in m@e toenmalige kwaliteit van hoofdredacteur van het Algemeen Letterlievend Maandschrift (34e jaargang 1850 blz. 127) de aan- merking maakte, dat de heer .Bosch bi zijne korte Beschrijving van het Park, mijns bedunkens, wel had kunnen vermelden, shoe het waarschzjnlajk is dat ook in dat gebouw de beroemde Descartes eenigen tijd gewoond heeft” - zie daar al wat ooit dienaangaande uit mlJne pen gevloeid is. - Ik zeide toenmaals waarschijnlijlc, want zeker weet dit niemand meer. Mg was het evenwel door even geloofwaardige en bejaarde lieden, als de heer mr. Antonie Jan van Mansveld, op wien de heer Kramm zich beroept, alzoo verzekerd en ik meende dus, daar de sage, dat Descartes in het huis, het Park genoemd, gewoond zou hebben, in mine jeugd en later nog al even verbreid was als de overlevering, dat de Croe- selaan meestal Philosophenlaan genoemd wordt, omdat Descartes gezegd wordt dáár veelal gewandeld te hebben, tot m&e aap- merking allezins geregtigd te zin en had althans weinig gedacht, dat mijne onschuldige aankondiging in een nu haast vergeten tijdschrift zulke gevolgen zou hebben en ik rng ná zoo vele jaren nog een artikel zou toegedicht zien, waarvan ik nooit eene letter had geschreven. 138 ANTWQORDEN.

Maar nu nog iets over de zaak zelve. De heer Kramm zegt, dat het huis, waar Descartes zou gewoond hebben, stond, als men de Nachtegaalstraat uitgaande in de Maliebaan links omsloeg, eenige roeden verder dan het huis op .den hoek, door den bloemist Glgm bewoond aen voorts”, dat het was een zeer fraai heerenhuis, vijf ramen breed en met eene bovenverdieping, enz.” - Volgens m@e bewering en steunende op wat ik met eigen oogen jaren lang heb gezien, stond daarentegen het hnis in het terrein, het Park ge- naamd, als men de Nachtegaalstraat uitgaande in de Maliebaan * regts omsloeg, Volgens mijne herinneringen was het een klein, oud huis, mogelijk vijf. ramen breed en zeker met esne bovenverdie- ping, maar in mijne jeugd was het althans geheel anders dan de afbeelding, die de heer Bosch daarvan geeft en vermoed ik dat, toen ik het nog gezien heb, alleen het middenste stuk nog aan- wezig zal geweest zin. - Het komt mij niet onwaarschgnlik voor, dat de heer Kramm mogelik een geheel ander huis bedoelt, dat ergens in de Maliebaan gestaan heeft en hem door den heer van Mansveld is aangewezen als de plaats, waar Descartes zou gewoond hebben. Maar het huis het Park genaamd, kan het dan onmogelijk geweest zijn ; de gronden, waar dit huis heeft gestaan, zlJn eerst verleden jaar door de familie Buddingh publiek verkocht en liggen, zoo als algemeen bekend is, vlak over ‘de Heerenstraat en regts, als men de Nachtegaalstraat uitgaat. Ik moet ten slotte nog ééne opmerking maken. De heer Kramm zegt verder in zene Aanteekeningen : ;Pals men weet dat het Park door den vermogenden vromen Jodocus van Lodensteyn gebouwd en bewoond werd, dan doet zich de vraag op, of Lodensteynzijne woning voor eenen philasoof, waar hij een afschuw van had, als zinde een scheurmaker in het Christendom, zou over gehad heb- ben.” Ik antwoord daarop eenvoudig dit (daargelaten of men wel kan aannemen, dat het huis, het Park genoemd, door Lodensteyn zou gebouwd zin). Descartes is op zin laatst in 1649 uit de Nederlanden (niet uit Utrecht) vertrokken en overleed in 1650 te Stockholm. Lodensteyn werd predikant te Utrecht in 1655, dus zes jaren of veel meer nog, nádat Descartes voor goed uit de stad was afgereisd, zoodat er van Lodensteyns afschuw om z$ne wo- ning over te hebben voor een philosoof en scheurmaker in het ANTWOOYitDEN. 139

Christendom, als Decartes was, zeker wel geene de minste sprake kan zijn. Utrecht. J. 1. D. NEPVEU.

Qeslacht Fagel. (vgl. XV, blz. 357; XVI, blz. 216, 284, 318, 379; XVII, blz. 122, 154, 256). Het wapen der oude Fagheles uit Vlaanderen ia: d’azur au chevron d’argent chargé de 5 étoiles à 6 rais de sable, accompagné de 3 lions naissants d’argent ar- més et lampaesés de gueules et couronnés d’or. Het heeft dus niets gemeens met het wapen der hollandsche Fagels, dat bestaat uit twee chevrons van goud, verzeld en chef van’ twee kemphanen. Vroeger reeds (XVI, blz. 379) zag ik connexiteit tusschen deze twee vogels en den familienaam, waaronder de vader van den raadsheer Frans Fagel (volgens z$e doopacte van 30 mei 1585) te Amst.erdam bekend was, en dien nieuwsgierigen aldaar op dien datum kunnen aantreffen. Dit een en ander doet mij nog steeds twijfelen aan parentage met de oude Fagheles; waaraan dan ook geene behoefte is in een geslacht, welks bekendheid en aanzien ruim 200 jaren geleden met genoemden raadsheer aanving en later historisch werd. Volgens vroegere mededeelingen van eene in het laatst der vorige eeuw in Zeeland gevestigde dame, die bg hare bevalling in aanraking kwam met iemand van dien naam, werd toenmaals de tak, waarnaar gevraagd is, aldaar beschouwd als tot het ge- slacht te behooren. En waarom niet? Vele geslachten hebben takken, die in minderen stand geraakt ztin, en waarvan de origine door de aanzie+k gebleven takken, bg gebrek van aanteekeningen, soms zonder eenig opzet ontkend of betwgfeld wordt. -- Of de bedoelde tak van H. F. en M. R. komt, is mi onbekend. Het zou mogelik zin, dat die afstamde van een broeder van den ge- noemden raadsheer, doch steeds in nederigen hand gebleven wa3 ; - de familiebetrekking, hoewel bestaande, zou dan uiterst verwiderd zin met den aanzienliken nog voortlevenden tak. s. 8.

Roka van Brederode, (Vgl. XXIV. bl. 26). Zonder meer bizonder- heden zal het moeielgk zin den heer van der Baan te helpen. 140 ANTWOORDEN.

Om Roka van B. uit te vinden, zou ik mijne acht genealogiën van dit geslacht moeten napluizen, en genoemde heer zal de ondoen- lijkheid daarvan volgaarne inzien. Maastricht. A. A. VORSTERlAN VAN OIJEN.

Arnout van Zuylen van Nyevelt. (Vgl. XXIV, bl. 1.) Zou met hem niet bedoeld zijn Arent van Z. v. N., lid der ridderschap van Utrecht, gouverneur van Schenkenschans, waarvoor de admirant van Arragon a”. 1599 het hoofd stiet. Hij st’ierf ongehuwd 1626. - Zie Gaillard, La maison de Zuylen, p. 72. Maastm’cht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

Qeslacht van Ingen. (Vgl. XXIII, bl. 540: XXIV, bl. 33). Den belangstellenden vrager dien ik te verwijzen naar het hoogstbe- lsngr~ke werk van mr. J. van Doornînck, getiteld : Geslachtskundige aanteekeningen ten aanzien van de gecommitteerden ten landdage in Overijssel. Deventer 1869. Daarin vindt ‘men heel veel opgeteekend omtrent dit geslacht. Maastricht. A. A. VORSTERMAN YAN OIJEN.

Cornelius Centman Leydekker. (Xx111, blz. 268, 476; XXIV, blz. 23, 88). Ofschoon ik vroeger wel geschriften van Jacobus Leydecker, o. a. zijn 50jnrig jubilé of testament aan Middelburg, gelezen heb, zoo is mij nogtans das,rin niet,s aangaande de ge- boorte van ‘s mans zoon Coraelius Gentman Leydecker voorgekomen. Desniettegenstaande zelf ook begeerig, geboortetid en -plaats van dien persoon op te sporen, om, zoo mogelik, daardoor teveus aan het verlangen van den heer Fokker te voldoen, zoo stelde ik daartoe een onderzoek in, waarin ik zoo gelukkig geslaagd ben, dat de geboorteplaats nu als zeker - en de geboortet$ nage- noeg bekend is. Op de geboorteplaats nadenkende, vermoedde ik aldra, dat Gent- man Leydecker, sedert zin vader in 1698 als predikant te Mid. delburg was gekomen, aldaar bij zijne ouders als jongeling zal verkeerd - en ook tiel denkelik het voorbereidend onderwas zal ontvangen hebben, gelijk het mlJ reeds bekend was, dat hg, na volbragte studie, ook te Middelburg bi de clasis Walcheren den 4$NTWOORDEN. 141

27 sept. 1714 tot den predikdienst werd toegelaten. Daarbg uit m&e aanteekeningen wetende, dat Gentman Leydecker gehuwd is geweest met Jozina de Bak, wier vader te Middelburg woonde, zoo werd ik uit dit alles naar Middelburg verwezen, als wel waar- sch&rlgk de plaats, waar dit huwelijk voltrokken werd. En nu bi gelegenheid daarop het trouwregister van dien tijd te Middelburg nagaande, vond ik al zeer spoedig deze huwelijksaanteekening: BOndertrouwd, Middelburg 10 mei 1715, Getrouwd, Middelburg 29 mei 1715: mr. Cornelius Gentman Leydecker, j. m. van Heusden, predikant van Liefkenshoek, en Josina de Bak, j. d. van Middelburg. Get. mr. Jacobus Leydekker, pred. te Middelburg, vader. \ en de hr. Paulus de Bak, vader. Alzoo is het uitgemaakt : Cornelius Gentman Leydecker werd te Heusden geboren, en was dus geen Zeeuw. En nu de geboortetid. In hoop op goeden uitslag meende ik ook dit nu wel te zullen opsporen. Ik schreef daartoe naar Heusden. Het antwoord evenwel verijdelde mijne hoop, omdat aldaar vóór 1700 geene aanteekeningen van geboorten schgnen te ~$1. Wi kunnen nu evenwel den geboortetijd van Gentman Legdecker nagenoeg bepalen. - Wij hebben daartoe twee vaste bakens, nl. 11 mei 16!)2, de bevestiging des vaders te Heusden, (zie de lijst achter J. Leydeckers testament aan Middelburg) en 27 sept. 1714, toen hij bij’ classis Walcheren tot den predikdienst werd geregtigd. - Nu weet men uit de classicale wetten van dien tgd, dat men, om als predikant op eenig dorp te mogen optreden, ten minsten den ouderdom van 22 jaren moest bereikt hebben. Werd uu Gentman Leydecker den 27 sept.- 171.4. tot den dienst beroepbaar gesteld, gelijk hij ook kort daarop te Liefkenshoek werd be- roepen en bevestigd, dan moet hij ook destijds 22 jaren oud ge- weest zin. Men heeft alzoo van dien tgd slechts 22 jaren af te trekken om ‘s mans geboorte tusschen 11 mei en 27 sept. 1692 (dus juist als de proef op de som passende) bepaald te vinden. P. FRET.

Cornelis Gentman Leydecker. Doordien dr. Jacobus Leydecker 142 ANTWOORDEN. van 1692-1698 te Heusden stond, is zijn zoon Cornelis Gent- man’ aldaar geboren, wat ons. het opschrift van zinen grafsteen te Bergen op Zoom leert: Vivimus ut moriamur . Ut vivimus moriamur Hier ligt begraven de WelEerw. Heer Cornelis Gentman Lei- dekker, in zin leven bedienaar van Gods Woord laatstelijk binnen deze stad. geb. XXIII julij MDCXCIV ovl. 1 maart MDCCLXI Spe (s) me (a) Christus. Hi overleed dus in den ouderdom van b@a 67 jaren. Corn. Gentman Leidekker zal te Sas van Gent beroepen ge- ‘worden zijn door bemiddeling van dr. Theodorus de Kemp, die van 1714 daar reeds predikant was en van wien ik vind, dat h5 Bbroeder was van ds, C. Gentman Leidekker”. Was Theodoor de Kemp dan gehuwd met eene der dochters van ds. Jacobus? met welke ? Verder vind ik van de familie Leidekker in mine aanteekenin- gen uit Goes: Jan Jacobus Leidekker de Bruin van Middelburg werd 1767 poorter. Jobs. Leydecker Begraven : Isabella Huggens 1723 3 juïij dr. van burgr. Jacobus ovl.julij 1678 rekenmr. Jac. Leydecker. 1734 mr. Joh. Leidekker. Corna. ged. 2 febr. 1659 Jacob ged. 5 jan. 16G2- (1) Johannes ged. 6 sept. 1671. Isabella LeUdecker. Mattheus Eversdik (burgr.). Nicolas ged. 4 junij- 1683. Johan 21 24 febr. 2686. Joha. B 23 mei 1688. Isabella > 28aug. 1689. (get.) Jac. Legdeoker. ANTWOORDEN. 143

Mr. Jac. Legdekker (denkelik 1) Corns. Rontvis (of -vis&). - Isabella ged. 15 jan. 1692. Joha. a 23 mei 1698. Axel. F. CALAND. [Het blikt dus, dat of de classicale wet, door den heer Fret vermeld, niet streng is toegepast, en dat men daarvan althans ten opzigte van Leydekker is afgeweken, of dat de heer Caland zich heeft vergist bg het lezen van het grafschrift. Het ontbreken van twee letters in de laatste regel bewgst, dat het vri wat afgesleten is. Voorts kan ik nog om- trent C. Gentman: Leydekker mededeelen, dat er een lofdicht van hem staat voor Tuinmans Ned. Spreekwoorden Middelb. 1726. Heeft hij meer verzen gemaakt, en waren zi van hetzelfde gehalte als dit, dan heeft hi verstandig gedaan met ze niet uit te geven. Voor het genoemde werk schreef ook Jacobus Leydekker een lofdicht.]

AANTEERENINGEN.

Een opligter i% den Wde eeuw. De volgende brief, voor enkele jaren door rn% afgeschreven naar het oorspronkelgke handschrift, dat, zoo ik meen, berust in het synodaal archief van de Neder- landsche hervormde kerk, kwam mij dezer dage weer in handen. Eersame, discrete ende seer lieve broeders. Ons is te voren gekomen, dat hier alomme door ‘t land loopt eenen sekeren bedrieger, die met schoone woorden den kercken ende goethertige predikanten het gelt afftroggelt, misbru&kende daartoe den naem van andere predikanten, die hy te voren ange- sproken heeft, als oft hy sonderlinge kennisse aen deselve hadde. Ende nademael dat wy bevinden dat hy dit continueert te doen (byna sedert een jaer herwaerts) op deen plaetse voor ende d’an- der naer, in steden ende in dorpen (als nog onlangs geschiet) so hebben wy goet gevonden de classen alomme hiervan advertentie te doen, opdat iegelick een toesie, ende oft hem sulck een ver- schene, niet alleen hem geen gelooff en geve, maar oock den officier, iet mogelick, aenbrenge, ten eynde hy gestrafft synde, den 144 AANTEEKENINQBN. armen op sulcker wyse niet meer en ontstele. Ende opdat de broeders te sekerder hem mogen kennen, dit is syne gelegentheyt: het is een man van middelòaren stature, vol van aensicht, dickach- tich van lichaem ende leden, blondachtich van baert, lieffelick van sprake, hebbende een goet ende eerlick opsien (dat wonder is in sulcken boeve). Hy geefft hem mt voor een coopman van Cuelen (oock meldt hem syn spraeck des oorts geboortich te syn) en segt dat hy is gevangen ende offgeset geweest, nu hier ende dan daer. Hy gaet oock int bloote wambes, sonder mantel. Hy weet te ver- halen alle gelegenheyt van de heymelioke gemeenten tot Cuelen, Aken, Goch, Gennep, Emmerick, Rees eude andere, so wel de ge- legenheyt der predikanten aengaende, als den standt der kercken, geefft hem wt voor een swager als nu van sulcken predikant als dan van sulcken. Somwylen vryt hy oock der predikanten dochte- ren, hem wtgevende voor een ryck coopmans gesel, die ‘met wy- nen .omgaet, ende weet te noemen de voornaemste predikanten in Hollandt ende Zeelandt. Hy geefft syn selven verscheyden na- men, dan heet hy Bartel Verbeeck, dan Bartelmeus van Ra, dan Balthasar Bariens ; schryfft somtyts een brieffken aen den pre- dikant (dien hy bedriegen wil) quanssuys wt scheemte, ende dat so wel in Latyn als in Duytsch; want sulcke brieven syn voorhan- den. Het ware te lang om schryven alle die parten, die hy, so in Hollandt (ende merckelick tot Amsterdam) als oock in Zeelandt ende int Sticht voortgestelt heefft. Wy hebben oock sekere vercla- ringe van goeder handt, dat hy tot Cuelen is wtgegeesselt, om syne quade feyten wipen. De broeders sal gelieven dit voor een waerschuwinge te nemen, al1 iat wat late; men meynde hy was lang wech. Maer corts heeft hy het noch iewers geopenbaert met syn luegenen. Tware goet dat hy eens betrapt machte worden. Blijfft den H.eere bevolen. Wt Delff desen 29sten’September 1593. De Gedep”” der Suytholl. Synode ende wt aller name W. Helmichius. Eersamen, discreten ende godsaligen D. Henrico Corputio, dienaer des goddelicken woorts tot Dordrecht, om te communiceren den dienaren des geheelen Classis van Dordrecht. H. C. FLOQGE. VRAGEN,

Een kalender en een huwe~ksregister. Door koop‘ben ik in het bezit gekomen vau een kalender, met een hnwehjksregister in den- zelfden band gebonden. Het eerste blad vermeldt als eigenaar S. Men- _ deringh, a”. 1699; daarna: >Me jam possidet P. C. Baerken A. D. 1742.” De kalender ia op perkament geschreven en bevat op het eerste blad : ,In kalendario aequenti sunt memorie signate quas cu- ratus habet facere annuatim expensis snis cum quinque panibns et lagena vini. BHenric van Dulc, bis in die agitur memoria supra sepulchrum eius. ,Item domini Johannis van Luer, bis in die agitur memoria supra 8epuìchrum.” - Aan de andere zijde van dit blad : >Frai tres ordinis huius defuncti ab Anno ~cccc~vP. ,Her Johan van Naelwyck, qui fuit pastor ende commenduer, ,Her Claews Rnyck, presbiter, ,Her (fhysbert Matheusz., presbiter, ,Her Henrick Vosch, Her Jan Koen, commenduer, ‘#Heer Willem van Haestreoht, commenduer, Z+ Heer Cornelis Vtenham, commenduer, \ BHeer van Haemen, *Heer Johan van Baerdwyck, komptner, ~Heer Johan Worms, commenduer.” Daarna volgt eene list van personen, *qui contulerunt nobia annuoa redditus,” bevattende o. a. de volgende : BJohan die Roede, Frederic die Roede ende desser twier wiue; Dirc van Engehusen, Vrou Johan syn wyff; Herman van Engehusen Dircks soen, Joncfer Johan ende Joncfer Aleit syne wiue; Joncfer Griete van Kamp- husen ; Dirc van Hekern ende Gysberta syn wyff; Goderd van Delff, Eildegard syn wyff, Geryd van. Delff oer soene; Heer Jo- han van Ghemen ; Heer Johan Koen a”. domini LXXXII q. ob. do. minica post festum puerornm; Maes van Batenborch, Lambert .Maessoen van Batenborch, Johan syn broeder;” - verder komen 146 VRAGEN. nog de volgende namen voor: Boye, van Holthusen, van Renwyc, van Bingherden, van Keppel, van Voerden, Stalpart, van Luer, van Ghent, Nagel, van Hese, then Grotenhuys, van Trier, van Biuar- den, van Remuend, van Millinghen, Tegnagel, Opten Oirt, Wem- mer van Berckem, Bernt van Berckem, Scaeps, van Lennep, enz. De kalender vermeldt hier en daar slechts enkele personen, o. a.: Aleydis Hoefsleghers, Ghyselbmta van Hekeren Daembs moder, Joufrou Styn van Voerden, Gheurt van Biuorden ende Aleyt syn wyff, Vrou Jan Dircx wyf, van Enghusen, Aernt van LOOI, Her Johan Heer van Ghemen, Jutte Bekkers, Woube van Gulick, Gheer- truyd Vrederix Roden wyf, Hadewich Moelinx, Griete ten Voerde, Johan die Rode, Johan des Rode wyf, Griete Gryps, Herman van Engehusen, Ricold van Camphusen, Jan Stalpart, Domicella Ka- therina de Vorst, Euert Wydemon, Dirc van Hekeren, Heylwich van Tryer, Elizabeth van Keppel; Simon Baerken, Joncker Zwe- der van Voerst ende Joncfrow Elizabet zyn wyf, allen cum tribus of quinque panibus et lagena vini. Op 25 jun1J is aangeteekend: Dominioa post festum Johannis bapt. semper est hit dedicatie ecclesie ; - op 21 november: Bernarda te Huerstel cum quin- que enz., que contulit domui de Doesborch viginti flor. aur.” Onmiddellijk na den kalender staan de dagen van de wgding van meer dan’ 20 altaren en daartusschen: dedicacio eccleaie est dominica prima ante festum Margarete, en: Bdedicacio hospitalis est proxima dominica post festum natiuitatis beate Marie et est consecratum in honorem Georgii martiris.” Deze list schgnt on- geveer gelijktijdig met den kalender geschreven te zijn. De aan- teekeningen op 25 jnn,J en’ 21 november ztin veel jonger. Het huwelgbsregister is op papier geschreven en voor den ka- lender gebonden. Het bevat de »matrimonio coniungendi” van 1559 a festo assumptionis tot 1579 a festo pasche, en van 1585 a festo paschae tot 1586 a festo epiphanie. Achter de namen staat: co- pulati, of: literas testimoniales habent, of bg eenigen: capulati in Drempt, in Zutphen, in Angerlo, Calcarie, Dauentrie, in Zeuender, in Grol& in-Ellinchem, in Aerchem, in Steender, Zelm. Bi enkelen is niets aangeteekend, zoodat z$ niet gehuwd zijn, of de pastor van hun elders gesloten huwelgk geen kennis heeft gedragen. De volgende namen komen in dit register o. a. voor: VRAGEN. 147

Kloeck, van Ulleft, Scheuynck, Moelraets, Lettynck, Vpten Oer&, Koenen, Slueters, van Verssen, Schaep, van Lennep, Bennynck, Auynckx, Mellynck, Ansynck, van Hern, Vaeckx, ten Broeyll, ten Putt, ten Bergh, van Baerll, Smelynck, Vpter Straeten, Gruyter, Stederinck, Baerken, Wassyngk, ten Sandt, van Remunde, Noe- rinks, van Tyll, Mockynckx, then Grotenhuys, then Velde, Mas- tynck, van Keppel, Wiltinck, Lensinck, Giginck, van der Heyden, . then Nyenhuys, t#hen Dam, Willinck, van Wanraey, ther Stege van Mallen, Noyden, Wicherinck, van Vierssen, Sweers, van Stra: len, Coops, van Nahnyss, van Kercken, van Ghendt, Haeck, de Raidt, van Poelwick, Noirdinck, Stenderinck, Smeynck, tho Boe- cop, van Heerd, van Trier, Euerwyns, van Smaleuelt, van Suirhuys van Kessel, van Reness, van Santen, Pothofs, Blanckebyls, Warnt: zinck, van der Borch, van Bremt, van Wynbergen, Meyerinck, van Dam, then Herenhoeff, Vrythof, van Tuyll, van Voirst, Vbbekynck, Mom, Vatebender, Duusbergs, van Essen, van der Beeck, van Marwyck, van Sweeten, Rensen, van Eek, van Munster, van Ar- sen, Polman, van Rossum, van Boeckholth, van Waldenbarch, van Wy, van der Capell, van Berckhem, enz. Kan iemand bronnen aanwizen, waaruit met de bovenstaande gegevens met zekerheid te bepalen is, voor welke kerken of gees- telgke gestichten (te Doesborch P) de kalender gediend heeft en tot welke gemeente het huweliksregister behoort P X.

Een matrozen-kapelaan in 1638. De Jezuït Karel Berchmans van Diest komt in 1638 als matrozen-kapelaan op de list der zende- lingen ter zee voor, in Allards St.-Clemens-kerkje op Ameland, bl. 12. Werden er toen roomsch-katholijke geéstelgken op noord- nederlandsche oorlogsschepen toegelaten, of zou zulk een pastoor vermomd medegevaren zin 2

Slaven te Konatantinopel. In 1632 schreef Haga, onze gezant te Konstantinopel, dat de sultan uit de Bustanzins (tuinknapen) en Azamogla&n (slaven en kinderen van tribuut, die allom in ‘s kei- zers hoven dienen) eenige nieuwe Janitsaren gemaakt had, om dsarmede de Sipatien (inners der belastingen) tot hunnen pligt te brengen. Waren de Isoglanen, die in de Seraylies opgevoed wor- . .

148 VRAGEN.

den, dezelfde als de Azamoglanep,. en zoo ja, van waar waren deze soorteu van slaven afkomstig ?

Mahdi. Prof. Dozy schtijft in -zgne Hist. des Muselrn. en EP- pagne 111, p. 28, dat in 901 Ahmed ibn Moawia aan het hoofd der Berben bU Zamora t.egen de Christenen onder Alphonsus 111 ,streed, en zich voor den door Mohamed beloofden Illal& uitgaf. Was deze Mahdi eene soort van Messias, en verwachten de Mu- .selmannen hem nog? 0. A. SIX.

Afbealding van St. Augustinus. Aegidius Daalmans schrijft in z$ne reis in Indlë, dat drie m$en van Satraspatnam een pagode is met een beeld in bisschoppelijk gewaad met een klein kind aan z&e voeten, ‘twelk water uit de zee schept in een klein putje, even als men den H. Augustinus afbeeldt. Deze man had daar gewoond en wilde de wonderen Gods te diep doorgronden. Wsarom is de H. Augustinus met een waterscheppend kindje afgebeeld?

Schilderij in 167% Toen de Franschen in 1672 te Utrecht wa- ren, kwamen di hertogen van Orleans en van Moumont bg den heer Olie, om eene schoone schilderij te zien, welke hun zeer beviel. ‘s Anderen daags vereerde de eigenaar haar aan Lade- wik XIV, die daarvoor zijn portret, met diamanten omzet, waard f 10,000, schonk. Door wien was deze schilderij gemaakt, wat stelde z;j voor, en waar is ze thans ?

Kalfdansers. In 1555 komen de Lalfdans~a te Axel het laatst voor in de processlën (Chron. v. Utr. gen. 1869, bl. 407). Van welken oorsprong waren deze dansers en staan zij in verband met het spreekwoord : met St. Jutmis, als de kalveren op het ijs dansen? Indien er te Utrecht ook zulke kalverdansen plaats gehad heb- ben, zou dsn de gevelsteen voor een winkel op de Oudegracht al- daar, nu nog aanwezig, daarop betrekking hebben?

Kleindoohter van Lodewijk den Vromen. Op eene der gravuren van het fraaie plaatwerk van Sadeler, Bavaria Sancta, ziet men VRAQfirN. 149 de dochter van koning Lodewijk, zoon van Lodewik den Vromen, in vlammen gehuld voor het bed v8n haren slapènden vader ver- schgnen, hem verzoekende voor hare verlossing uit het vagevuur te willen bidden. Wat verhaalt de geschiedenis of legende van hare levenswgze, waarvoor zU zoo zwaar moest boeten? In het bijgevoegde gedicht van den Jezuït Rader staat slechts: ,Expungo foedas pectoris igne notas.”

Qeslacht Camper. De bekende hoogleeraar I’ieter Camper, gebo- ren 11 mei 1722, was de zoon van Florentius, predikant te Bata- via, geboren 10 jun$ 1675 te (. . . . . ?), overleden 25 augustus 1748 te Leiden en van Sar8 Geertruyd Ketting; de ouders van Floren- tius heetten Florentius en Susanna (.;. . .?). Is iemand in staat de juiste namen, datums en plaatsen van geboorte, huwelgk en over- liden op te geven van de twee laatste en van beider ouders, be- nevens de betrekkingen, die z1J bekleedden9 Wie was Gilles csmper, wiens kwartieren waren : Camper, Bou- chellion, van Schuylder en Huntly P - N.

ANTWOORDEN,

Lambertus Bosboom. (Verg. XXII, bl. 277.) Volgens Boekzaal- berigten, geboren te Wijk bë Duarstede, werd h;j 12 maart 1755 bij de classis Amersfoord tot proponent bevorderd. Achtereenvol- gens w8s h;3 predikant eerst te Zuilichem en Nieawaal van 19 mei 1766 tot 18 juui 1769, te Zuidzande van 25 juni 1769 tot 2janU 1771, te Biezelinge van 9 juni 1771 tot 8 sept. 1776, en te Zou- telande van 15 sept. 1776 tot 9 maart 1779, wanneer een gereg- telijk vonnis, over hem geveld, een einde 88n zin dienstwerk te Zoutelande maakte. Dat de Boekzaal en andere, publieke bladen van dien tid niets biizonders aangaande deze zaak van L. Bosboom opleveren, zal 150 ANTWOORDEN, niemand verwonderen, die nadenkt hoe raadzaam het zwggen is, terwijl oproerige volkspartien aan het woelen en, woeden zin. - Juist het niet in acht nemen van deze voorzigtigheìd door Bos- boom, heeft hem ten val gebragt. In de classicale acten van Walcheren schijnt men zulke voorzìg- tìgheìd wel in het oog gehouden en ds. Bosboom nog gespaard te hebben, daar men van hem en z1Jne zaak in deze acten alleen aangeteekend vindt : ~1 April 1779. De kerkeraad van Zoutelande geeft kennis, dat hun van wege het geregt te Vlissingen ter ìn- formatie was toegezonden copie authentiek van de sententie den 9 maart ll., ten laste van ds. Lam- bertus Bosboom geslagen. Meteen raad vragende, hoe in dezen te handelen, waarop de classis voor alsnog deze zaak aanhield. 6 Mei 1779. De kerkeraad van Zoutelande middelerwt den 26 april in hunne vergadering den toestand hun- ner gemeente en de kracht der sententie’tegen Bosboom overwogen hebbende, leggen extract hun- ner handelingen, als ook copie. der bewuste sen- tentie in deze classicale vergadering ter tafel, we- der raad vragende, waarop besloten werd zich nog eenìgen tijd stil te houden. 3 Juni 1779. De kerkeraad van Zoutelande dringt bi de clas- sis sterker aan om bg omstandigheden, uit de zaak van Bosboom voortvloeiende, niet langer meer stil te blijven, maar in het belang der gemeente tot handelen te komen. Hierop nu adviseert de vergadering, de predikantsbetrekking te Zoutelande voor vacant te houden, en voorts den gewonen weg ter vervulling dezer vacature in te slaan. 1 Juli 1779. De kerkeraad van Zoutelande verzoekt handope- ning tot het beroepen van eenen anderen leeraar, in plaats van Bosboom. Wordt toegestaan. 1 Sept. 1779. De kerkeraad van Zoutelande, den 9 aug. 1779 een beroep uitgebragt hebbende op Johan Meier Cluwen, proponent bij ds classis Amersfoort, ANTWOORDEN. 151

wordt dit beroep heden ter classis ingebragt en geapprobeerd.” Alzoo is de zakelike inhoud van alles, wat in de classicale aan- teekeningen nopens de zaak van L. Bosboom te vinden is. Dan, met dat al wordt nog weinig licht over de politieke uitzetting van dezen persoon verspreid. Uit een tweetal andere, onz&lige en geloofwaardige berigten omtrent de oproerige bewegingen op Walcheren van 1774 tot 1779 tegen burgerlgke en kerkelijke besturen, komen w$ meer aan- gaande de zaak van Boeboom te weten, n. 1. Twee brieven van een zeeuwsch heer aan zin vriend, Amsterdam, b;j Albert van der Kroe, 1779, en Nederlandsche Jaarboeken, sept,. 1779, welke beide berigten al zeer na over een komen. Nadat den 31 juli 1774 te Westkapelle, door den toenmaligen predikant 8. A. Tollé, de nieuwe psalmbergming was ingevoerd, ‘begonnen de landlieden zich al dadelik daartegen te verzetten, waarvan de volgende predikant J. F. v. d. Sloot alle moeielgkhe- den moest ondervinden. De zamenspanning, ook met landlieden van andere dorpen, sloeg over tot rustverstorende bewegingen, be- schuldigingen en bedreiginge,n tegen overheidspersonen, zoo te Westkapelle, als verder op Walcheren. De staten van Zeeland, be- dacht op mogetike gevolgen, voorzagen Middelburg en Westka- pelle van ktijgsmagt. Ook dit wekte ontevredenheid. En toen men den 11 maart 1776 te Westkapelle besloot, om nevens de nieuwe psalmbergming tevens een verbeterd kerkgezang, op korter maat, in te voeren, barstte de woede op nieuw los ; de tegenkanting en verwarring werden zoo groot en gingen tegen kerkelëke en bur- gerhjke overheden zoo verre, dat de regterlike magt te Westka- pelle den 18 juni 1777 overging, om den voornaamsten rustver- stoorder IJsbrand Leinse Borggraaf, een timmerman, uit de stad en jurisdictie vau Westkapelle te verbannen.. Maar ook daarmede, was de rust niet hersteld. Integendeel, de zamenspanning tot ver- dere onrust breidde zich van liever lede uit. De gebannen Borggraaf nam de tijk naar Zoutelande, waar h;j ook het vuur van part+ schap wist aan te blazen, en voor hem en zgnen aanhang koos, helaas, ook de predikant L. Bosboom part!, waardoor geheel Zoutelande in onrust en verwarring geraakte. 152 ANTWOOILDEN.

Te Vlissingen, waar het tusschen de regering en de burgerg ook gansch niet rustig was, maakten de burgers zoodanige op- schudding tegen een besluit der regering van 25 juli 1778, in- houdende vergunning aan de Roomsch-katholijken om een kerkge- bouw te stichten, dat de regering zich genoodzaakt zag den 15 act. 1778 deze vergunning weder als vroeger in te trekken en de ge- opende hulpkerk te doen sluiten. Deze overwinning aan de zijde der burgers van Vlissingen vuurde den moedwil der misnoegden aan, en nu maakten landlieden en burgers gemeene zaak tegen de overheid. ZU vonden in den franschen predikant te Vlissingen, J. de Fontaine, eenen 1Jverigen aanvoerder. De landlieden wilden zich nu ook te Westkapelle wreken. Met groote magt, waar- bg ook ds. Boshoom, perste men den 27 act. 1778 met zware bedreigingen de regering om de resolutie van 18 junu des vorigen jaars in te trekken en om den gebannen timmerman bg openbare afkondiging in zine eer en schadeloos te stellen. Het bestuur moest toegeven, en de muitzuchtige Borggraaf werd, te paard ge- zeten en versierd, door de dolzinnige menigte als in triumf te Westkapelle teruggevoerd. Daarop volgde belangreke versterking van krijgsmagt en ge- vangenneming van verscheidene voorname drgvers, waarbi ook de predikant was, die, november 1778, door geregte%ke magt des nachts uit zin huis gehaald en te Vlissingen in de gevangenis overgebragt werd. Toen begonnen de gemoederen allerwege te bedaren, en de rust werd van liever lede hersteld. Daar het nu bìj verscheidene verhooren voor den regter maar al te zeker uitkwam, dat ds. Bosboom eene voorname rol in deze oproertooneelen gespeeld had, werd den 9 maart 1779 een gereg- telik vonnis over hem geveld, waarbij hi eer, ambt en vrëheid verloor; doch hg heeft daarna niet lang meer geleefd, want vol- geus classicale aanteekening werd zìjne weduwe in mei 1781 nog, - dus waarsch+lik reeds in 1780 - uit het weduwfonds bedeeld. Vlis&2gen. P. FRET.

Platonisch jaar. (XXIV, bl. 78). De vraag, wat het groote pla- tonische jaar is, kan uiet met aauwkeurigheid worden beantwoord ANTWOORDE1N. 153 zonder eeno sterrekundige uitweiding, voor welke het hier de plaats minder schgnt. ‘t Z;j voor het doel der vraag genoegzaam, te zeg- gen, dat het eene per’iode is vau ruim 25000 jaren, na welke ieder punt van den aardbol juist weder naar hetzelfde punt aan den ster- renhemel gericht is. Door de aantrekking der zon nametijk valt’het punt, waar het vlak van de loopbaan der aarde het vlak van ha- ren equator sGdt, telken jare iets meer westelgk. Dit verschijnsel, bekend onder den naam van teruggang der nachteveningen, laat zich het best aanschouwe&k voorstellen, als men een min of meer schijf- vormig lichaam, b. v. het deksel van een trekpot, snel op den knop laat draaien, Het bovenvlak van het deksel blgft dan niet even- widig met de tafel, maar is in eene schommelende beweging. Of- schoon nu die teruggang der nachteveningen slechts ruim 50 se- conden boogs in een jaar bedraagt, en daardoor over een klein tijdvak slechts voor scherpe waarnemingen bemerkbaar is, klimt zi in omtrent 70 jaren tot een graad ‘en loopt in omtrent 25700 jaren den geheelen sterrenhemel om. Nadere verklaring vindt men in ieder leerboek der sterrekunde, ook der populaire. R. liI. 0. v. 0.

Qravin & Boss. (XXIV. bl. 3, 67.) Wie was die gravin en wat was haar beroep? Het Neues Preussisches Adels-Lexicon van vrgheer L. v. Zedlitz- fieukirch, Leipzig, 1837, Th. 4. 13..131, geeft daaromtrent inlichting. De familie van Ross is uit Schotland herkomstig en aan eene daar nog aanwezende van dien naam verwant. Alexander Ross begaf zich ten gevolge der religieoorlogen naar de Nederlanden, en van den nederlandschen tak was Johannes Mathias Ross, directeur generaal in Indië, uit wiens huwelgk met jonk- vrouw van Schubert den 28 november 1787 Johannes graaf van Ross geboren is. Deze begaf zich, na het overlgden zins vaders, in ‘t begin dezer eeuw naar Warschau, waar hij in de noodIottige - jaren 1812, 13, 14 met groote opofferingen de zaken van Duitsch- land en bijzonder van Pruissen bevorderde. Door z@e tusschen- komst viel aan menigen franschen en poolschen krigsgevangenen eene zachtere behandeling ten deel ; tot erkenning van welken dienst keizer Alexander hem de St. Anna orde in brilanten ver- 154 ANTWOORDEN. eerde. In 1816 verleende de koning van Pruissen hem een erken- ningsdiploma van aangeborene grafelake waardigheid voor hem en zlJne nakomelingen. Doctor Johan Willem Godfried Ross, ge- boren 7 juni 1772, opperconsistor;aalraad of bisschop der Evan- gelische kerk was een neef van bovengemelden graaf. De naam van Ross was ook bij’ de gereformeerde geestelijkheid van Nederland niet onbekend en in eene naam&st van predikanten uit het laatst der vorige eeuw blikt, dat er in Noordbrabant alleen geliktëdig vgf leeraren van dien naam waren. Johannes Mathias van Ross had, toen hi in december 1782 Indië verliet, aan al zijne slaven de vrgheid geschonken. De roeping der bedoelde gravin schgnt geweest te zijn, zoo veel in haar vermogen was: het lot van ongelukkigen en vooral dat van krigsgevangenen, voor welke zi zich belangrijke opofferingen getroostte en haren invloed en geldmiddelen aanwendde, te ver- zachten, en deze roqing wordt in het grafschrift door het minder gelukkig gekozene woord beroep aangegeven. H. B. MARTINI VAN OEFFEN.

Willem Barentsz. (XXIH, blz. 366; XXIV, blz. 27, 79.) De be- doelde plaat heeft vermoedelijk behoord in de »Nieuwe beschry- vinge ende Caertboeck van de Middellantsche zee, beghinnend daer Lucas J. Waghenaer die gelaten heeft door Willem Barents- zoon” te Amsterdam uitgegeven door Cornelie Claesz. (1595?) en waarvan het Riks Archief een defect exemplaar bezit onder Lt. F. der Zee-Atlassen: Zie den Inventaris der Verzameling Kaarten, berustende in het Riks-Archief le. gedeelte, ‘s Gravenhage Mart. Nghoff 1867. LABORANTER.

Blaauwe bloemetjes. (XXLV, blz. 18). Iemand blaauwe bloemen w$ìs rnakeP& is, geloof ik, de oorspronkelijke uitdrukking niet. Oorspronkelgk zal men berigten van weinig gehalte of waarde blaauwe bloemetje,? hebben genoemd, zeker, gelgk Harrebomée aan- geeft, met zinspeling op de korenbloemen. Daarna zal men wij, maken er aan hebben toegevoegd, omdat men, ofschoon Bblaauwe bloemen” zeggende, toch dacht aan aleugens.” ‘t Is eene soort van constructie ad sensum. Misschien vond de spreekwize nog een ANTWOORDEN. 155 bizonderen steun in de omstandigheid, dat blaauw in de volkstaal meermalen ongunstig voorkomt. Men denke aan blaauwe bisschop, blaauwe begijnen, de blaauwe .schuit, een blaauwboekje, enz. E. LAURILLARD.

Verpligte bedevaarten (vgl. A. R. 1 en 11; XX, bl. 555 ; Xx111, bl. 484, 546). In eene noot wordt t. 1. a. pl. gevraagd: Waar wordt van sinte Willebrorts te Westkappel gewag gemaakt 3 Over de vereering van dien heilige in genoemde plaats, kan de vrager inlichting bekomen in : Tegenwoordige Staat dl. 10, blz. 216 en de dáár vermelde werken, onder anderen v. Reigersberg, Kroniek van Zeeland, door M. Z. van Boxhorn dl. 2, blz. 72. Voorts kan ik nog mededeelen, dat mi uit bescheiden in het gemeentearchief van Westkappel bleek, dat in het midden der 16e eeuw aldaar een gild was, dat Willebrord tot beschermheilige had. Domburg. H. M. KESTELOO.

Eet bijdehandsehe en vandehandsohe paard (vgl. XXII, bl. 224, 432 ; XXlII, bl. 45). Zou de benaming bidehandsche en vande- haodscbe paard ook ontstaan zlJn in den tid, dat de r$uigen nog meest door postillons werden gereden, die op het linker paard zaten 3 A. 0. J. E. H.

Qeslacht Baalde (vgl. XXIV, bl. 15). Te Rotterdam woont de heer Robert Baelde, die voor wapen voert, zwart met een gouden keper, vergezeld van drie zilveren leliën. Aldaar zlJn misschien inlichtingen te verkrigen. Maa&cht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN. 156 AANTEEKENINGEN,

zigeuner8 - cigaren, en!& Dr. E. Rückert in zijn interessant geschrift: ‘) Die Pfahlbauten und Volkergeschichten Osteuropa’s besonders der Donaufürstenthümer, Wumburg 1869, 8: 30-34, beweert, (even als reeds lang geleden Easse, in z$ werk: Die Zigeuner im Herodot) dat de Zigeuners, de Sigynnen van Herodotus (V. 9) +jn. Rückert is zeer ruk in woordafleidingen. Met betrek- king ‘tot de Zigeuners zegt hg onder anderen: ,In Italië noemt men hen Zingaro; zin gezang ZEnga~esca; in het vaderland van Preciosa: Cigaro en daarvan den tabak, dien hg uit gebrek aan pijpen in papier wikkelt, cigarra”. De Franachman noemt het Koe- terwaalsch s, (Rothwelsch) der Zigeuners burogo& van baropue, veldtent: na!rquois, langage de filoux van nargue, uitdrukking van verachting: apgot, dor sprokkelhout, argotier, bedelaar, spitsboef. De Italiaan: gergo (gargo, gargaliatu); de Engelschman : gibberish, gibblegable (gib beteekent snorren, apinnen als- de katten), cant, canticoy (druk en luid gesprek van eene danspart& slang, dieven- taal (van alitag, bommelen). Den Aldebaran noemt hy de Zigeuner ster, enz. J. D. L. Qnlzigheid. Men vindt er nog wel, die heel wat kunnen binnen- trekken, die, zoo als men het noemt, bizonder goed van innemen zin. Toch worden zti alle verre overtroffen door de oude lsraëli- ten, althans indien het waar is w’at wi lezen in een boek, ge- schreven ten dienste van hen die zich tot de lessen bi de Konink- lijke militaire akademie wenschen voor te bereiden. Daar wordt gezegd: ~Mozes stierf nog voordat het beloofde land was bereikt, dat later onder aanvoering van Jozua werd binnengetrokken, en ingenomen door de 12 stammen.”

‘) Men vindt er eene fraaie lithogrsphie in: #Die Zerstörung eines dacischen Pfshlbaudorfes durch Trajan”, genomen van de enil van Trajanua te Rome. Deze onderwierp Dacië in het jear 203. Toen vond men dus aldaar nog bewoonde paaldorpen. 3 Koetenuaalsclr, ven kotten, hutten-boeren-plattelandstaal? of van een ander woord kodl, alijktaal? VRAGEN,

Spreekwoord: Ale men gua zegt, meent men al de hoenderen. Dit spreekwoord komt voor in een voorwoord tot den lezer, bl, X van de catalogus van Schildergen enz. van Gerard Boet, waar hij zich zeer in beklaagt, dat Jan van Gool, in zinen Schouwburg van Nederlandsche Schilders enz., de kunstkoopers hatelik ten toon stelt, tot waarschuwing van de kunstliefhebbers enz., zeggende: Bdat alle de streeken die deze Kandelaars uitdrukken om de kunst der levende Meesters te benadeelen, enkel uit den koker van hun zelfs belang voorkomen, de eerlijke en verstandige aitzonde- rende, maar kwasy op den verachtelijken hoop doelende”; schoon ligt te merken zë, zegt Hoet, Bdat het zeggen bë hem waar is, als pen Gus zegt meent men al de Boenderen”. Ik heb Harrebommées Spreekwoordenboek opgeslagen, doch het daarin niet gevonden, en ik beken dat ik den moed niet heb om alle bgvoegselen enz. daarop na te zien, om te weten of dit spreekwoord meer voorkomt en waf men hier door GW moet ver- staan. Die meer met die afdeeling in de letteren bekend zin, zullen wel eene deugdelijke uitlegging willen geven. u. c. KBAMM. (Het spreekwoord wordt bij Harrebomée opgegeven, dl. 1, bl. 310b. - Tuinman zegt, Nederl. Spreekti. 1, bl. 234: »Al noemt men elk der hoenderen niet, op hen allen past het woordeken gus, om zé weg te jagen”. Ik geloof dat zijne verklaring goed is. In plaat8 van gus heeft de Bruae, Nieuwe wijn enz. bl. 24, bus. Dit gus of bus zal wel hetzelfde zijn als het hoogd. huech. een tusschenwerp- sel, dat men bezigt wanneer men menschen of dieren wegjaagt.]

Zilveren huweqkspenning. Sedert jaren heb ik eenen zilveren penning in -men bezit, klaarb&jkel$k eenen huwelgkspenning, die om den rUkdom en de sierlijkheid van zin beeldwerk melding ver&ent. Hij is groot in doorsnede 68 millim. 158 fBAGE?l.

Aan de eene egde ziet men op den voorgrond eenen boom, waar- tegen eene spade rust. Een engel is bezig met op een der takken een ent te plaatsen. Links van den boom is een haan gverig pikkende, regts zit rustig eene hen, omgeven van hare kiekens. Tusschen beide in ziet men een doodshoofd met beenderen, waar- naast een werktuig, dat misschien een houweel zal voorstellen, hoewel het meer op een ishaak gelikt. In het verschiet ontdekt men eene menigte landhoeven, alsmede eenen landman, die met spit- ten bezig is’ Ter linkerzgde komt uit den rand te voorsch+ een fakkel (bruiloftsfekkel?), ter regterzgde een wijnstok met rgpe tros- sen. Boven het gausche tooneel verheft zich eene wolkrijke lucht, waaruit heldere stralen loodregt naar beneden schieten. In het licht dezer stralen omklemmen twee handen een vlammend hart, waarboven onduidelgke hebreeuwsche karakters, die echter weinig of niet op ÏYJ>~ geliken. Aan den voet van ‘t geheel leest men de letters D. S. B. Een jaartal is niet te vinden. Aan de keerzyde van den penning leest men: Tot teiken van ons vast ver- bont. soo wilt 0 suivere bloem anvaerde M@r trouw d’w$ U lieve mont. YOOF mi het minl@k Jae woort baerde: Trouw dien ik sal ten eind vulstaen off die oppermaoh die straf die kan bemint daer Ghg trouw in Vint.

De k van het cursgf gedrukte woord is op den penning eene vreemde figuur, waarvan ik niets beters weet te maken. Nog ziet men in ‘t zelfde woord tusscheo de a en 9~ eene kleine e geplaatst. Wie verklaart mi den zin der laatste drie regels van het vers? Is nog iemand meer in ‘t bezit van eenen soortgelgken penning? Hoe oud mag de penning zin? Een vriend wil het dubieuse woord als haan lezen en dan doen slaan op den aan de keerzgde afgebeelden haan, Deze verklhng VRh(fEN. 159 herstelt voorzeker het rim; toch komt ZU mi twUfelaohtii voor Wat zegt de Navorschcr er van? W. BOEKHOUDT.

~ Vadermoorders. Waarom worden de heeren-halsboordjes in som- mige tgdschriften vademóorders genoemd? o. a. in Ueber Land und Mehr, 31 band v. 1874, pag. 323. J. 0. K. [Ik meen dat de oorsprong deze is. Fieschi, die na zinen aan- slag op het leven van Louis Philippe de straf der vadermoorders onderging, droeg groote opstaande boorden-met vri ver vooruit- stekende punten. Sedert heeft men die soort van boorden vader- moorders genoemd.]

Popet van J. J. (traswinokel. In het hoogst belangrgke werk van mevr. A. L. G. Bosboom Toussaint, De Delftsohe Wonderdok- ter (J. J. Graswinckel) 26 deel, blz. 357, wordt gemeld, dat z@e vrienden hem, toen hg een lijk was, hebben laten >afconterfe$en,” ‘t welk bU zgn leven van hem niet was te verkrggen. Nu vraag ik, of er van hem ook gedrukte afbeeldingen bestaan? 9. C. K.

C+eslaoht v. Beverwaerde. Kan ook iemand mededeelen, welk wapen’ door de amsterdamsche v. Beverwaerdes werd gevoerd, en of deze behoorden tot het oud adellik, utreohtsch geslacht van dien naam 2 v. B. GIN.

Wapen de Percin de Montgaillard. Kan ook iemand opgeven, welk wapen gevoerd werd door het oud adellik, fransch geslacht de Percin de Montgaillard ? s.

Wapen v. Braet. Welk wapen werd gevoerd door Jan Braet, heer van Zevender en Cabauw, raad, vroedschap en baljuw van Schoonhoven en het land van Blois, t 18021 .< S. 160 VRAQEN.

Geslachten Vossins en Muys v. Roly. Wie was dr. Vossíus (Vor- stios?), wiens stiefdochter (schoondochter i) Ermgaert Muys v. Holy van Alkmaar, in 1602 te Leiden in het huwelijk trad met Claes Andrieszn. Marichal? Wie was de vader van genoemde Ermgaert, en waar moet deze in de genealogie van het geslacht M. v. H. geplaatst worden ? V. B. -- ON.

ANTWOORDEN,

Jan Pinas. (XXIV, blz. 97). Hij heeft veel myt,hologische en bgbelscbe voorstellingen geschilderd. De heer C, Kramm, die mi dit mededeelde, voegde er bij, dat hij vermoedt dat de prenten in Hoofts Emblemata Anatoria, Amst. 1611, naar teekeningen van Jan Pinas gegraveerd zijn. Is dit zoo, dan begripen wjj waarom in de voorafspraak van Hoofts Isabella, de Min juist naar dezen schilder gaat om zin portret te laten maken. P. LEENDERTZ WZ.

Oude namen van planten. (XXIV, blz. 16). Ter beantwoording van de vraag van den heer Six naar de simphoniaca, strekke, dat deze plant de gewone hyoscyamus (bilzenkruid) is, die bjj de \ vroegere schrijvers verschillende namen droeg. Deze vergiftige plant komt in de middeneeuwsche kruidboeken dikwils ouder dezen naam voor en men vindt haar ook nog bij Dodonaeus zoo gehee- ten. - In de salernitaansche kruidboeken droeg zjj doorgaans den naam van jusquiaumus, die in- de hedendaagsche fransche bena- ming jusquiaume is bewaard gebleven. Het bilzenkruid komt als eene in ‘t wild groeiende plant bina in geheel Europa voor. De aanverwante soorten worden in Egypte, Syrië en Klein-Azië aangetroffen. Door z$e vergiftige eigenschappen is het eene der vroegst bekende en gebruikte planten geweest, die reeds door Hippocrates, Dioscorides en Plinius werd aanbevolen. Sommigen hebben het als herba apollinaris, dus als eene plant die ANTWOORDEN. 161 aan Apollo was toegewgd beschreven, terwil anderen het aan Her- cules hadden toegew$l. Er is veel over den oorsprong van den naam hyosoyamos of dyoscyamos geschreven, maar door onze weinige bekendheid met de voor-aziatische talen is hij nooit op voldoende wize opgehel- derd geworden. Volgens Theodor van Heldreioh, (Die Nutzpflanzen Griechenlands. Mit besonderer Berücksiohtiguug der neugrieohischen und polasgischen Vulgarnamen, Athen. 1862, Seite 37) was de pelasgische naam pluk-u. Dodonaeus schrift, dat de naam simphoniacn van Apulejus af- komstig is. De vergiftige eigenschappen van ‘t bilzenkruid waren ook aan de Kelten en Germanen niet onbekend gebleven, en men heeft den germaanschen naam van den gallischen of keltischen zonnengod, Bel of Beel, aan wien deze plant was toegew$, afgeleid. Het oud-germaansche bggeloof schreef aan deze plant een buitengewoon vermogen toe. Het stelde het bilzenkruid geheel ín betrekking voor met den verderver en ‘t booze beginsel. Voor dat de heksen naar den Bloksberg gingen, dronken zi het bilzensap. Met het sap van deze plant bestreken de Galliërs hunne werpspietsen als zë op de hertejagt gingen. In de 4de eeuw moest bU eene langdurige droogte een naakt meisje bilzenkruid zoeken, en nadat zU dit ge- vonden had, dat kruid in de naaste beek in het bad medenemen. (Mone, Nord. Heidenthum, 11, Seite 417. Vergelik Von Perger, Studion über die deutschen namen der in Deutschland heimische pflanzea, in voce, in de Denkschriften der Kaiserlichen Akademie dor Wissenschaften zu Wien, 14e Band. In het Capitulare de Villis van Karel den Grooten uit de 9e eeuw, wordt van het bevel om den hyoscyamus in de tuinen te kweeken waarsch$nlgk daarom geene melding gemaakt, omdat hi algemeen in ‘t wild groeit, en geene bgzondere kweeking noodzakelUk was. In Maerlants Der naturen bloeme, uit het midden der 136 eeuw, komt de hyoscyamus als geneesmiddel onder den naam van bel- senkruid voor. Zaandam. J. W. OLOOTB. [Het woord hyoscyamus is grieksch (60s xva,xoc) en beteekent zw,$sboon,-J 162 ANTWOORDEN.

Op zijn voorman gezet worden. (XXIV, blz. 14, 11%). Dat deze uitdrukking aan het krijgsbedrif ontleend is, is dunkt mij eene juiste gissing van den heer Laurillard. Men gebruikte het kom- mando: *Guides op uw voorman rigt u.” - PDekt n achter of door uw voorman,” kan men hg het oefenen van rekruten nog dikwijls hooren. Den man wordt dan z$e juiste plaats in het 2de gelid (achterste) aangewezen - of achter zin voorman - uit de flank marcherende. - Iemand die te boud of te aanmatigend spreekt of handelt, dient $jne juiste plaats te worden aangewezen. HU dient op zijn voorman gezet of gerigt te worden. BI V. H.

Kargierders. (XXIV. blz. 13). In de stadsrekening van Middelburg van 1450, medegedeeld in : Bidragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen, verzameld door H. Q,. Janssen eu H. J. v. Dale, dl. 111, blz. 112 vv., vindt men op blz. 126 kargivers, wat aldaar met criëerders verklaard wordt. Domburg H. Y. KESTELOO. [Criëerders z;jn waarschgnlgk de oproepers bi publieke ver- koopingen. De heer Six vond ze kargierders genoemd. Kargivers, xoo als ter plaatse door den heer Kesteloo aangehaald wordt ge- lezen, zal dus wel drukfout zrJn voor kargirers.]

Aardbevingen in 19ederland. (XXIV, blz. 5, 67). Ten gevolge van de aardschudding op den 18 februari 1756 scheurde de muur van de kerk te Arnemuiden. (Zie Middelb. Naamwgzer voor 1850). Wolfaartsd$k. J. VAN DER BAAN.

Qeslscht van Adriohem. (vgl. XXIII, blz. 540; XXIV, blz. 32, 88), Doordien in de zierikseesche familie van Adrichem eene Adriana en een Thomas Adriaan voorkomt, zal V. misschien in- lichtingen kunnen kragen be die familie of de daaraan verwante, als Boom, Schuurbeque Boeie, Boogaart en Snouck Hurgronje, beide laatste te Middelburg. F. CALAXD. ANTWOORDEN. 163

Gleslaoht Berrendamme en Sonmans. (XV, blz. 377 ; Xx111, blz, 538 ; YXIV, blz. 32, 56). Uit de doopregisters te Goes teekende ik het volgende aan: Uit jonkhr. Johan Cabbeljau en jonkvr. Adriana van Borrendsrnme zin te Goes geboren, en gedoopt: 17 dec. 1662, Iman. 30 dec. 1664, Willem Jan, getuigen Adriaan Eardemee, raad te Zieriksee en zin echtgen. jonkvr. Helena ven Borrendamme. 17 act. 1666, Anna Willemina. - 17 april 1671. Laurens. WoEfaartsdzjjk. J. VAN DER BAAN.

G)eslacht de Lannoy. (Xx11, blz. 107 ; XXIII, blz. 380). ‘IJit de Naaml. van regeringspersonen te Vlissingen, achter de Inhuldiging van prins Willem V, door te Water, blikt, dat dr. Arnoldus de Lannoy, raad te Vlissingen werd den 28 april 1688 en burgemeester was in 1705 en 1706, ’ en dr. Jan de Lannoy raad ald. werd den 12 odt. 1709, schepen wm3 in 1709 en 1710 en overl. is in 1714. Wolfaartsd$ik. J. VAN DER BAAN.

Marcelis en de Bas. (Xx111, blz. 637; XXIV, blz. 101.) De heer Vorsterman v. 0. kan Sophia de B. in z@e genealogie van de Bas niet vinden. - Za behoorde tot eene andere familie. Haar wapen vond ik later. Het is gevierendeeld: 1 in rood een gouden leeuw ; 2 en 3 in zwart eene gouden lelie ; 4 in rood eene gouden schuinlinks liggende viool. Haar neef Lodewgk de B. schepen van Amsterdam voerde daarenboven in een blaaaw hsrtsohild een gou- den paaschlam. (Velsen?) Dit wapen komt niet voor, meen ik, in Rietstaps Armorial. In ‘t Arm. komen veel wapens voor, ge- voerd door familiën Marcelis, Marselis, enz.; maar welk wapen voerde nu Jan Marcelis? Ik vraag nu nog ; Jan Marcelis, geb. te ? den ? betrekkingen? st. te? den? tr. te? den? SophiB de Bas, geb. te? den? st. te? den? en eene dito opgave hunner ouders en wederzydsche grootouders. B. V. L. 164

AANTEEKENINGEN,

Vrouwenrollen op het tooneel door, vrouwen vervuld, Onder de vele merkwaardige mededeelingen van den heer C. N. Wybrands in zijne Geschiedenis van het Amsterdamsche tooneel, bekleedt eene voorname plaats wat door hem wordt vermeld aangaande het vervullen van vrouwenrollen door vrouwen. (Zie o. a. bl. 85.) De heer Wybrands heeft ons t. a. p. niet alleen Ariana Nozeman doen kennen als de eerste actrice die aan den amsterdamschen schouwburg was verbonden, maar he vermeldt tevens 19 april 1655 als den datum waarop, . en Ariana (in het stuk van dien naam) als de rol waarin zi voor het eerst ten tooneele verscheen. Terwijl ik de waarde van deze mededeeling ten vollen erken, zij mi de opmerking vergund dat reeds vddr Sriana Nozeman vrouwen in onze hoofdstad het tooneel hadden betreden. N&e bron voor deze opmerking is de voorreden van een kluchtspel, uitgegeven door Ni1 Volentibus Arduum, getiteld : BDe wanhebbelike Liefde”. Dit klucht- spel, hoewel ook van verre gevolgd naar Quiuaults Mère Cocquette, had zijnen oorsprong te danken aan »de vreemde, dóch waarach- tige geschiedenis der ongehoorde huwelyken van twé beroemde Néderduitsche tooneelspeelders”, die nl. met elkanders dochters waren gehuwd en dus te gelik elkanders schoonzoons en Bbe- houwdvaders” waren. Beide acteurs wenschten een kluchtspel op te voeren dat een dergelijk huwelgk als het hunne tot onderwerp had, - ter vervulling van dezen wensch werd de Wanhébbelgke Liefde geschreven (omstreeks 1650.) Omtrent bovengenoemde tooneelspelors zegt de voorreden nu verder het volgende : >Deeze getrouwe vrienden waaren zeer naauw saan malkanderen verbonden, om datze veele jaaren in de Néder- ~Ianden, Duitsland, Dénemarken, Pruyssen, Poolen en Zwéden smet malkanderen hadden gereist, én in kérmistÿd, verlóf kreegen seenige weeken hier in onze stad te speelen, daar ze groote toe- ,100~ hadden om de kóstelykheid hunner kleederen, kunstige vtooneelen, goede nieuwe Tooneelstukken, én ordéntelgke uitvoe- ringe, ve~gexéhchapt van déftige speelsters, (waaronder ook hunne AANTEEKENINBF!NW. 165 aeigene vrouwen) in een t;jd dat alle vrouwe-rollen op onzen Schouw- aburg ídg door manspersoonen wieden uitgevoerd.” Vóór Ariana Nozeman waren dus reeds actrices voor het am- sterdamsche publiek opgetreden, maar de vraag bl$t wanneer is dit geschied? Daar er verschillende vreemde troepen omstreeks de helft der zeventiende eeuw te Amsterdam hebben gespeeld (zie Wybrands bl. 93) en daarenboven de hier bedoelde troep niet juist op den schouwburg zine voorstellingen schgnt gegeven te hebben, zal het ántwoord op deze vraag niet. ligt te geven zijn, ook al worden de kostbare documenten door den heer Wybrands uit het Burgerweeshuis opgedolven, geraadpleegd. Een oogenblik is de gedachte bi mi opgekomen, dat de hier bedoelde troep dezelfde zou zin geweest als de troep van aarts- hertog Willem Lodetijk, die in 1653 te Amsterdam voorstellingen gaf (zie van Lennep, Vondels werken VI, bl. 144 ‘en 145), terwil ik aan dit denkbeeld de gissing verbond, dat het optreden der actrices vermeld in de voorrede der Wanhebbelgke Liefde, de aanleiding zoude zin geweest voor het optreden van Ariana Noze- man. Ik erken echter dat deze gissingen meer dan gewaagd zin; de eerste toch zou slechts steunen op het feit, dat beide troepen ongeveer dezelfde landen hebben bezocht, (Vgl. de aangehaalde pbats van Vondels werken.) Al.

Lijst der schildenjen en teekeningen van wylen Mr. Gaspar van Kinschot Antz. in leven Raad en Rentmeester Generaal van de Grafelijkheids Domeinen, opgemaakt den 12 november 1726. Een bloemstuk met een vogelnestje van van Huysum. Een fruitstuk van Roepe1 zynde een blauwe bosch druiven in I een ring hangende. Een dito zinde een bloemstuk, tot wederga. Een bloemstuk van idem. Een dito zinde een wederga met een fluweel kleed daartoe. Van dito twee egale stukken uit de grond geschilderd, zgnde tullepen. Een jagtstuk met honden van Jan van Gool. Van dito een landschap met koetjes. Von dito een landschapje met ossen en koeyen, . 166 AANTEEKENINGEN.

Twee landschappen met ossen en koetjes en figuren. ” Een portret van Philippus de tweede in de manier van Holbein, zeer net. Een groot stuk zynde een stil leven, verbeeldende een tafel met vruchten en musiek instrumenten, geschilderd van Adriaan van Uytrecht. . Een ysgang met de stad van Antwerpen in het verschiet. Een landschap gestoffeert met figuren. Een landschap. Een landschapje gestoffeert met Joseph en Maria vluchtende naar Egipte. Een fruitstuk, vruchten op een tafel. Een offerhande. Een geschilderde paardenkop. Een schildere van het huis ‘te Heemstede. Een groot schildera van de stad Munster. Nog een schilder!. Twee schilderijen verbeeldende de koning en koningin van Engeland. Twee landschapjes. Een boerendorpje. Een wintertje. Een ouwerwets tafelstukje. Een stukje met een zwarte list. Twee stukjes door van Gool, koeyen en honden. Een teekening van Versailles. Een dito van het park van Enghien. Een gedrukt portret van den Raadpensionaris de Witt. Drie landkaarten. Negentien geschilderde familie portretten waaronder die van den overleden Heer van Kinschot en Mevrouw zyne weduwe. Het portret van de moeder van Mevrouw de weduwe. Vier papieren portretten, familie stukken. Een geschilderd goudleer behangsel verbeeldende den triumph van Saul en David. Nog een goudleer behangsel. LABORAHTER. AANTE~KENINQRt. 167

Jamb of I?icolaa& van Campen. Over deze beide bouwmeesters is dezer dagen geschil ontstaaF. Van den heer 0. N. Wybrands is eene verhandeling over de Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg kortelings in het licht verschenen, met uver en kennis vau zaken bewerkt. Daarop is door den heer A. N. Godefroy . (Handelsblad 23 februarij 1874) eene aanmerking gemaakt, namè- 11Jk dat Jacob van Campen den schouwburg niet kan gebouwd hebben, dewil deze beroemde bouwmeester reeds in 1657 overleed. Hierop heeft de heer W. in genoemd blad van 5 maart 1874 getracht door eene uitvoerige verdediging dit nader op te helde- ren. enz. Ik heb in mijn werk, Levens en Werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstenaars enz., onderscheidene van Campens beschreven en daaronder ook Nicolaas van Campen, &en bouwmeester van gemelden schouwburg; en wel op grond van hetgeen Wagenaar, Beschrgving van Amsterdam, 11. bl. 398, heeft aangevoerd. Dezelfde tijst ook op hetgeen mr.. Andries Pels zegt in zen Gebruik en Misbruik des Tooneels, bl. 14, namelgk, dat #de Bouw- meester NICOLAAS van Kampen het werk Schoon klein van omtrek, groot en wid, gelik een kerk Deê schgnen ; en ‘t gemak zoo met de welstand paarde, Dat dit gebouw, versierd met zulk een pracht en waarde, Gelik zoo braaf een’ kunst en groot een’ stad betaamd Een meesterstuk verstrekte, en SCHOUWBURG wierd genaamd.” Deze Pels speelde eene eerste viool onder de letterkundigen van zijnen tlJd, zoo zelfs dat tij een leidraad schreef voor de poëten, en daardoor in openbaren oorlog kwam met den toen gevierden dichter Antonidea. ZlJn laatste werk was - want hg overleed - 1681 -. Didoos Dood. Als men nu slechts overweegt, dat die regtsgeleerde zich dageliks onder dien hoop letterminnaars bewoog, kan men dan onderstellen, dat hi de fout begaan zou om openlik NICOLAAS in plaats van JACOB als den bouwmeester van den schouw- burg te noemen? Dit is ondenkbaar en ik heb mi bg Wagenaar nedergelegd omdat er geene andere meer afdoende bewgzen tot heden zlJn aangevoerd. 168 AANTEEKENiNGEN.

Wat het portret van Jacob van Campen, door Jan Punt gegra- veerd, aangaat, zoo moet ik doen opmerken, dat de massa der bevolking geenen anderen bouwmeester kende dan Jacob, en bi- gevolg was dan ook de schouwburg door Jacob gebouwd. Slechts eenige jaren geleden was er een levensgroot portret, dat voor den schoorsteen in de raadzaal der Kon. Academie prikte. Toen ik dit aldaar opmerkte en vroeg wien het voorstelde, zag men rnu verwonderd aan, en antwoordde: Pwel Jacob van Campen”. Zoo, zeide ik, maar voor mij is dat de afbeelding van Antonius Verbeek, den beroemden klokkenist van Amsterdam. Het portret is van zëne plaats verdwenen en alles met eenen sluier bedekt. Hoe de fouten in de wereld komen en gezag verkregen hebben betreffende Jacob van Campen, heb ik ontdekt bi Theodorus Scbre- velius, wiens Beschrgving der stad Haarlem als het ware eene njeuwe verbeterde en gecommentarieerde uitgave is van Ampzing, in 1648 uitgegeven. Ha vond bë Ampzing Jacob van Campen skonstryk schilder en burger van Haarlem.” Klaar was z$e toe- lichting : BJacob van Campen, soo noble schilder als geswinde Mathematicus en Architect van den Prince van Orangien, s@r Hoogheydt, selfs een man groote middelen enz.” Als Vondel voor onti @n Nagtegael van Amersfoort niet had laten zingen, dan zou waarlik de groote bouwmeester een Raarlemer gebleven zin. Den door Ampzing genoemden heb ik dan ook als een ander persoon dan de Amersfoortsche in min genoemd werk beschreven. u. C. KRAMM.

Spreekwoorden in ouden en nieuwen vorm. BH$ heeft de klok hooren luiden, maar weet niet waar de klepel hangt,” zegt men tegenwoordig. Voor drie eeuwen was men gewoon te zeggen: %Hi heeft hooren luiden, maar weet niet in welke parochie.” Nu zegt men: shet raakt kant noch wal,” toen: 2 het raakt deur noch venster.” H. C. IlOQGE. VRAGEN,

Droge boom. Prof. Mol1 schrijft in Taurels Christ. kunst, bl. 37, dat in een bs. op de stadsboekeri van Arnhem het kruis van Christus in den vorm van eenen boom is afgebeeld, dat dan droge boom, arbre sec wordt genoemd; naar m$e meening zeer oneigen- aardig, dewil zulk een kruis den loom des ZevePzs moet voorstellen ! Zou de naam van de broederschap van 0. L. Vrouw van den drogen boom te Brugge hieraan ook ontleend zinY Mater dolo- rosa aan den voet van het kruis. Ik meen den naam van de Rue de Z’arbre sec te Yar& daarvan ook te kunnen afleiden, dewijl aldaar naast ds Fontaine du tra- hoir een kruis stond, alwaar het geregt van de buurt van St. Ger- main 1’Auxerois gehouden werd. Hendrik 111 daar eens voorbë komende, zou er juist een misda- diger gehangen worden ; toen ha den koning genade vroeg, stond deze hem alleen toe om vooraf z& gebed te doen. Dank u, ant- woordde de snaak, want ik zal zoo vlij zin, dit gebedmgn leven lang uit te stellen. (4. h. SIX.

Jacobus Sorius. In het curieuse plaatwerk, Theatrum crudeli- tatis haereticorum is eene afbeelding van het vermeesteren van een schip met 40 Jezuïten, die als zendelingen naar Brazilië ver- trokken, bg het eiland Madera door den befaamden zeeroover, Jaco- bus Sorius, die deze geestelgken liet verdrinken. Is er meer bekend van dezen Sorius, die, volgens zin voorgeven, op gezag van Jo- hanna d’Albret, koningin van Navarra, als vrgbuiter voer? Q. A. SIX.

Pastoors nalatenschap aan kerkpatronen. Onlangs kwamen rng de Commentaria van Carolus Carafa, de Germania restaurata (Col. Agr. 1639, 8”) in handen, welke uitgave zeldzaam. schint te z@, 170 VRAGEN.

ten minsten op dit exemplaar van de kon. bibl. stond Beditio rarissima”. Deze Carafa, bisschop v. Aversa en pausaelgk nuntius in Dnitschland, verhaalt met veel voldoening al wat het terug- brengen der Hervormden in de oostenrgksche landen tut het r. catholicismus betreft, en vooral is de achter zin werk gevoegde bundel van keizerlike decreten van 1620-29, welke op die bekee- ring betrekking hebben, zeer belangrijk. Uit de daarop volgende lijst van tijke geschenken, door keizer Ferdinand 111 aan kerken en vooral aan kloosters en geestelijken geschonken uit verbeurd verklaarde goederen, kan men afleiden, hoe door die milde giften de geestelijkheid verrgkt, maar het rgk verarmd moest worden. Carafa had veel invloed en zoo bezorgde hi aan de Carmeliten de groote, door de Hervormden gebouwde kerk te Praag, welke men eerst had willen afbreken omdat z$ door ketters was ge- maakt; en door zijn toedoen kreeg de aartsbisschop van Maintz de rike hessische abdi van Hirsfeld. Carefa eindigt zijn werk met te zeggen, dat hij nog veel meer zou kunnen vermelden, maar dat de geschikte tid daartoe nog niet gekomen was en inderdaad heeft hij meer handschriften na- gelaten, welke bgv. door Ranke in zine Furst. n. Volk. v. Snd Eur. XII, 462 en aanhangsel bl. 169 gebruikt zijn. Merkwaardig is het te zien, hoe de regeering er op uit was om de predikanten en hervormde schoolmeesters t,e verwgderen en boeken, vooral geschiedkundige, te verbranden; niet aan de Dominikanen? de eigenlijke kettermeesters, maar aan de Jezuïten moesten de catalogi der kettersche boeken tot onderzoek toegezonden worden, Ik vond er eene zonderlinge gewoonte vermeld, welke door een keizerlik decreet werd verboden, namelik dat de heeren patrones van kerken zich de nalatenschap der pastoors toeeigendm Heeft dit vroeger in andere westersche landen van Europa, bav. in ons land, ook plaats gehad ? G.A.SIX. ,

Boogleeraars door studenten gekozen. Toen de groote koning van Polen, Casimir, in 1364 de universiteit te Krakau stichtte, be- paalde he, dat de hoogleeraars door de studenten gekozen zouden ’ worden. Is dit ook op andere universiteiten in gebruik geweest? VRAQFDT. 171

Opmerkelik is het, dat op deze universiteit de godgeleerdheid, welke overal elders in de middeleeuwen hoofdzaak was, niet werd onderwezen. Zou de zoo verlichte Casimir, die wegens z+e be- scherming aan de boeren tegen den adel verleend, den naam van boerenkoning verwierf en Joden, Grieken en Armeniers godsdienet- vrijheid in zijne landen verleende, ook soms godsdiensttwisten aan z$e nieuwe universiteit hebben willen vermgden en er daarom geene theologische faculteit opgerigt? Niet minder zonderling was het, dat de bisschop van Krakau desniettegenstaande examinator en promotor der academie was, misschien wel om de goedkeuring van den paus te krijgen. Zie J. Caro, Gesch. Polens, II. 336. Q. A. SIX,

J. W. Reid gaf in 1870 het eerste en in 1873 het tweede deel in ‘t licht van zijne Catalogue of prints and drawings in the britisch museum; politica1 and personal satires. Dit belangrgke werk, tot 1733 gaande en bestaande uit 1610 compres gedrukte paginaas gr. act., is ook voor Nederlanders van groot gewigt, dew$ er vele prenten uitvoerig in beschreven worden, die betrek- king hebben op ons vaderland. Voor engelsche geschiedenis en letterkunde levert het eenen schat van wetenswaardige zaken op. Het gaf mi aanleiding tot de navolgende vragen.

1. Spotverzen enz. op den Horatius van Bentley. Waarom werden er zo0 vele spotverzen, spotprenten en spot- penningen gemaakt op de editie vau Horatii opera ex recensione & cum notis atq. emendationib. Rich. Bentleii, Cantab. 1711. 4”? Verdiende deze uitgave zoo veel schimp of bespotte men alleen Bentleys epicurische levenswi&e in het Trinity college te Cam- bridge, zoo als het volgende versje aanduidt: dl. 11, bl. 364. Horace, you now have long enough At Cambridge plaid the Fool, Take back your criticising stuff To Epicurus’ school. Dat de Engelschen toen soms ongepasten schimp bezigden, blikt onder anderen uit de spotplaat in 1724 op Thomas Guy gemaakt, toen hij een hospitaal stichtte en tot onderhoud daarvan 219,499 e 172 VRAUEN. legateerde. Op de prent staat, dat hg aan zin zoon en dochter elk slechts 50 £ ‘s jaars legateerde, terwil het bl$kt dat hë geene kinderen naliet. De satiren in 1709 op de Royal Society gemaakt, waren ook onbillijk, de verdiensten in aanmerking genomen der leden van dit natuurkundig genootschap..

2. Eene wonderbare bevalling. In dl. 11, bl. 635 wordt bg ver- melding van het Surrey wonder (dat Mary Tofts in 1726 van 17 kongnen was bevallen) ook verhaald, dat J. Maubray, m. dr. in Holland, eene vrouw assisteerde, bg wier bevalling eerst eeue soort yaaq mol te voorschgn kwam, zende een diertje met krommen snuit, korten staart, gillend geluid en snel van beweging, dat in Holland onder den naam van suzjser zeer bekend was en reeds door den vermaarden zierikseeschen geneesheer Levinus Lemnius zou be- schreven zin geweest. Dit diertje werd-ook sooterkin (soetekind) genoemd. Wat is de oorsprong van dit sprookje P 0. A. 81X.

Eduard aïonachon was in 1775 kapitein van de infanterie in hollandschen dienst en in garnizoen te Maastricht; zijne genealo- gie en wapen worden gevraagd.

PIK.

Koperen penning van 2742. Een vriend gaf mi onlangs ter verklaring eenen penning van verguld koper, ter grootte van eenen riksdaalder. Op de eene zgde zit eene gekroonde dame (Maria Theresia?) met een gekroond kind (keizer Joseph 111) op haren schoot. In het rond leest men: >De pragmatique sanctie belooft ,En nou van mijn ervelande berooft. 1742.” Aan de keerzgde vertoonen zich drie gekroonde hoofden en een kardinaal (3). Zë hebben eene landkaart voor zich ontrold, waarop men leest : SBoheme”; voorts ten N. van Boheme: BSax. en Siles”; ten N. 0.: BBav”; ten’ Z. 0.: ,Oostenrijk” en ten Z.: B1Jr”. De kardinaal strikt met- een langen staf. over de kaart, alsof hij YRAOEN. 173

bezig is de landen te verdeelen. Rondom dit tooneel leest men: PEede en verbonde gebrooken ,En ‘t vuur alomme aangestooken.” Gaarne zou ik weten, wie van de verbrekers der pragmatike sanctie door deze drie gekroonde hoofden worden voorgesteld? (Welligt de koningen van Pruiseen en Frankrgk, benevens de keurvorst van Beieren?). Wie mag de vierde persoon zin, die wel eenigszins het voor- komen heeft van een kardinaal? Welk land wordt hier door het woord Buu. aangeduid? W. BbEICHOUDT.

Claas Jansz. Vooght, geometra. Van hem ken ik: de TaafYelen sinuum &c. in 8” en 4” - Quadrant - Zeefakkel -. Euclides - Braadboek - Regenboog. Kan iemand mi iets van zijn leven mededeelen? ,Mag ik nog eens verw$en naar mine vraag omtrent hollandsche logarithmentafels, Navorscher XXIII, bl. 3462 D. BIERELPS DE HAAN.

Modet en Taftin beeldstormers ? Z1Jn er echte en geloofbare be- wgzen bg te brengen, om de hervormde predikanten Berm. Modet en Joh. Taffin met waarheid te beschuldigen van het aansporen hunner geloofsgenooten tot beeldstormerij te Antwerpen, wanneer men in de Memoires de Jacq. de Wesembeke, pensionaris van Antwerpen, de verklaring leest, Bque les ministres responderent yue la demolition des dicts images estoiet faite sans leur sceu et qu’ils reprouvoient et détestoient le pillaige et avoient admonesté à la restitution”, vooral dew$ de uitgever Rahlenbeck een o%l- cieel rapport van Margaretna van Parma daarbg aanhaalt (p. 299 noot), waarin deze goedgezindheid der predikanten bevestigd wordt?

Adriaan Manmaker, Zou het waar geweest zin, hetgeen Em. Sueyro in 1619 aan Philips 111 schreef omtrent het plan van Adr. Manmaker, president van den raad van state, om Noord- nederland aan Spanje te onderwerpen 2 Zie Motley, Live of Barnev. 11, 232. ) ,’ 174 VRAQEN.

Aanslagen op het leven van prins Willem 1. Is er iets meer bekend van de moordaanslagen door James Hamilton van Bothwellaugh (den moordenaar van Murray, regent van Schotland) op prins Willem 1 in 1573 en 1575, dan hetgeen Froude daarvan zegt in @ne Hik of Engl. 1X, p. 5771

Frederik van Bohemen, Schotel schrijft in zin Winterkoning, bl. 66, dat, toen aan den koning van Bohemen eenig krijgsvolk was toegeschikt om zin land te verlossen, te Soest een schat van 80.000 riksdaalders voor hem gevonden was. Had Frederik daar dan bezittingen liggen?

Trekwerker. In het amsterdamsch poorterboek van de vorige eeuw staat A. v. Velzen, trekwerker; welk beroep is dit? G. A. SIX.

Portretten in Arends Vaderlandsche geschiedenis. In Arends Va- derl. Gesch. worden een aantal portretten gevonden, waarbg uiet, zoo als bij die van Wagenaars werk, opgegeven is naar welke gravures zij gecopiëerd ~$1. Zou een deskundige zich de moeite willen geven ou te vermelden, wie de oorspronkelgke portretten heeft gegraveerd of geschilderd? De bezitters van Arends werk zouden hem daarvaor zeker dankbaar zgn. G. A. SIX.

Jan v. Linteloo. De heer Kramm zegt in zijn beroemd werk over de nederl. schilders, dat Jan v. Lmteloo, glasschilder, wonende te BoCholt, op last van de Staten Generaal een kerkglas te Win- terswik schilderde en dat er te Bouchout in Staats-Vlaanderen misschien meer van ztin werk te vinden zal zijn. Zou met Bocholt, de woonplaats van Linteloo, niet het stadje van dien naam in Westfalen, niet ver van Winterswijk, bedoeld zijn? Zoo ja, dan zou deze glasschilder eigenlijk geen Nedeylander maar een Duitscher zijn. 0. A. SIX.

C. P. de Vooght van Rijnevelt. Zou de luit. colon. Cornelis Pieter VRAQBN. 175 ’ de Vooght van Rijnevelt, + 9 oot. 1778 en getr. met Ida Lucretia van der Merwede, + 1771, dezelfde persoon geweest zijn als C. P. de V. v. R., die in 1740 majoor was en toen uitgaf EIistorie van den oorlog in Spanje en Portugal door hem zelven gedurende den spaanschen successieoorlog bggewoond? Hg zou dan zeker stokoud geworden zin. ‘Of was de luit. colon. soms een geljbk- namige zoon van den majoor? 0. A. SIX.

ANTWOORDEN,

V. Beverwaerde genaamd Per@ (XXIV, bl, 86). Den vrager z1J medegedeeld, dat Lucas van Beverwaerde, schepen, raad en in 1526 en 1527 burgemeester van Amsterdam, kastelein van Muiden, voor zich en zijne nakomelingen den toenaam Per@ aannam naar zijne vrouw, genaamd Elisabeth van Per@, dochter van Jan v. P. Janszn., in 1502 burgemeester van Amsterdam, en diens eerste echtgenoot, Margaretha v. Berkenrode. v. B. (IN.

Wapen de Jonge (Xx111, 635). Mr. Jan de Jonge, griffier van den hove vau Holland, behoort tot het geslacht de Jonge, waar- van de genealogie bij Balen, Beschrgv. van Dordrecht is opge- nomen en komt daar voor op bladz, 1096. Het wapen is in azuur een dwarsbalk geschakeerd van zilver en keel in twee rien, iedere rij van zeven vakken. R. S.

De Reufville (Alg. Reg. 11). Tot aanvtllling der gegevene ant- woorden kan nog, vooral wat het wapen van Sluysken betreft, het volgende dienen. Susanna de Neufville, -I- 17 dec. 1780, was gehuwd met mr. Frederik Sluysken, heer van ter Horst, president van het hof van 176 ANTWOORDEN. justitie in ‘sGraveahage van Holland, Zeeland en Vriesland, + 11 act. 1710. H1J hertrouwde te Delft 1 julij 1690 met Maria .Hein- sius, dochter van mr. Adriaen Heinsius en van Maria Dedel, welke tweede echt kinderloos bleef, terw$ uit het eerste huwelgk vier kinderen geboren tijn, waarvan twee later gehuwd. Mr. Frederik S. voerde, even als zen vader (zoon van Paul S. en Machteld Canis), de wapens van Sluisken en Canis gevierendeeld aldus; 1 en 4 in azuur een zittenden brak van zilver, gehalsband van goud (Sluisken); 2 en 3 in keel drie palen van vair en in een gouden schildhoofd een springenden windhond van sabel, overtopt met een barensteel van keel (Canis); als middenschild het wapen van ter Horst, golvend gedwarsbalkt van negen stukken goud en keel. R. S.

Koekoek Je uitsteekvenster (Xx11, bl.’ 544 ; XXIII, bl. 28, 204). Na daarover m1Jne verklaring te hebben medegedeeld, is de heer bestuurder van de Navorscher zoo goed geweest daarop eene aan- merking te doen volgen, betreffende al hetgeen daarover ook door anderen is te berde gebragt, en zegt he ten slotte: BDaarentegen bestaan tegen dea heeren Kramm voorgeslagene verklaringen deze bezwaren : l” dat koekoek ~001: waarborg tegen den koekoek eene ongewone metonymia zou zin, en 2O dat koekoek in de beteekenis van indringer niet in gebruik is ; er is ons althans geen voorbeeld van bekend.” Wat l” betreft, moet ik het toevallige dezer dubbelzinnige be-- naming vana koekoek aan de verdere bedenkingen der taalkundi- gen overlaten, en wat 2O betreft, het door mi op den voorgrond gestelde, verder bevestigen ;voorbeelden daarvan z1Jn rng wel bekend en ten overvloede van zeer oude dagteekening. Sebastiaan Brandt (1458--1520) zegt in zen Narren Speelschuyt, ba het 59 exempel, boven de prentafbeelding: BIck sie door die vingheren ende moet gedoogen, > Al dat min wif wilt, die verblint mlJn oogen.” En daar onder: DOmdat een Houwelycx Man en Wijf, Hebben twee sielen ende een lef, Soo wie s$n lijf niet en wil besmetten, ANTWOORDEN. 177

Sal op sins bedde-genoots reynecheyt letten, En sal gheen vreemde eieren broeden, Noch ‘s Koeck-koecx jonghen in syn nest voeden. Overspel besonder van ghehoude vrouwen, Doet menich broeder syn suster trouwen, Menighen besitten onrechtveerdigh goet, Elck salt beletten, is tij wis ofte vroet.” Dit koekoek roepen heb ik dikw$s op personen hooren toe- passen, die Brandt hier als indringers bedoeld heeft. Ten slotte voeg ik er bij, dat thans in Hannover een Pruisisch militair door het volk koekoek wordt genoemd: dit is bg hun dus hetzelfde als een indr&nge?~. uq C. KRAM&

De heilige graal (XXIV, bl. 25, 125). In den Guide du Voysgeur en Italie, Milan 1836, p. 42 lees ik, dat de Genuezen den Sacro Catino te Cesarea hadden gevonden bg het innëmen van die stad in 1101, en Valery zegt in ztin Voyage en Italie 111, 395: l Le fameux Sacro Catino est retourné à la cathedrale de Gènes. 11 était à racommoder chez un ouvrier (où je I’ai VU, car íl fut cassé) un morceau même s’est perdu. 11 était autrefois gardé dans une armoire de fer de la sacristie; on ne l’exposait aux regards qu’une fois I’an ; un prélat le tenait dans ses mains par un cordon; autour étaient rang& les chevaliers Clavigeri; Une loi de 1476 punissait de mort, ceux qui toncheraient la Sacro Catino avec de 1>or ou des pierres. La Condamine y avsit remarqué des balles comme dans le verre fondu; mais fut empeché de le rayer avec un diamant pour prouver qu’il n’était pas d’émeraude. De Joden hadden er evenwel, els pand, eene aanzienlijke som op geleend bi de belegering van Genua. Q. Ah. SIX.

Drinkuitsma-state (XV, bl. 46). Volgens overlevering waren drie broeders eens bi een om hunne staten namen te geven. Dahr zi veel van een goed glas win hielden, vonden zi het best om ze naar het putten (tappen) inschenken en uitdrinken van hunne drinkhorens ; Putsma, Schenkinsma en Driukuitsma te noemen, 178 - ANTWOORDEN.

Twee van die drinkhorens, met zilver gemonteerd, waarin drie hoofden met het omschrift: tres facinnt collegium en het inschrift Schenkinsma, Drinkuitsma, vivant dese pocula, zijn in het bezit van den baron B. T. van Heemstra. (Zie Catal. van de tentoonst. van oudh. te Utrecht, 1857.) Op eene gravure van Bendorp, volgens teekening van Bulthuis, in de Vaderl. Gezichten 1786, staat verkeerdelijk Drinkaitsma onder eene goede afbeelding van het thans nog bestaande Wiar- da-state te Goutum bg Leeuwarden. Drinkuitsma is eene groote boerder! tusschen Goutum en Leeuwarden, heeft lang aan het geslacht van Cammingha behoord, maar is een paar jaar geleden iu andere handen overgegaan. Q. A. SIX. Drinkuitsma-state. Op de vraag naar den oorsprong van dezen pwonderlijken naam”, geef ik ten antwoord hetgeen ik lees in Drank en drinkwinkels in Nederland, door 8. Zeeman, bl. 17: *Niet ver van Leeuwarden hebben twee aanzienlijke huizen gestaan Schenkinsma en Drinkuitsma, gebouwd door twee friesche boeren, die met elkander eene weddenschap haddeu aangegaan, wie van beide in een jaar de meeste ankers wijn gedronken zou hebben.” E. LAURILLARD.

Qeslaoht Waohtendonk. (XXH, bl. 508; XXIlI, blz. 495). Uit de Naaml. van regeringspersonen te Vlissingen, achter te Water, In- huldiging van prins Willem V, blikt, dat Jan Janssen Blocq ald. raad werd in 15!)7, schepen was in 1603, 4, 5, 8, 10 en 13 en burgem. 1606, 7! 9, 11 en 12, en overl. is 21 nov. 1613. Mr. Hugo Blocq werd raad in 1615 en was schepen 1617-1621. Mr. Jacob de Ulocq werd raad 1624. en Simon Blocq id. 1627. Jhr. Jacob Smith, heer van Baarland, werd baljuw van Vlissingen bg commissie van Adolf van Bourgondië, heer van Wackené, in nov. 1558 en werd beëedigd 7 dec. 1558. Uit het gemeente-archief van Goes teekende ik aan: Mr. 11ichiel van Baarland, gehuwd te ‘s Gravenhage in febr. 1601 met jonkvr. Jacoba van Banchem (dochter van Johan en van Anna vau Ruyven). Na 4 jaar weduwnaar geweest te z$n, ANTWOORDEN. 179 hertr. hij te Goes 19 act. 1611 met Maria Cornelisse Matthgssen, j. d. geboortig van Goes. Hij werd baljuw van Goes, bg acte van prins Maurits van 10 april 1610, en overl. alcl. 30 januari 1629, begr. 2 febr. Mr. Johannes van Baarland, gehuwd met Cornelia Kien, volgde zin vader op als baljuw van Goes, bi acte van prins Frederik Hen- drik van 27 febr. 1629, en overl. ald. 13 mei 1654, begr. 20 do. Diens zoon Michiel, geb. te Goes en ald. gedoopt 26 jul$ 1630, was niet alleen regtsgeleerde, maar bespeelde ook de nederduitsche lier, blgkens de dichtbundeltjes, door hem uitgegeven. Hij werd den 10 december 1653 tot secretaris en pensionaris ziner geboor- testad benoemd, en trouwde te Dordrecht 2 dec. 1654 met Gebelia van Gernouw, van Dordrecht geboortig, uit welken echt alleen dochters geboren werden, zoodat het mansoir met hem uitstierf. Ten opzigte van dit geslacht is het uit vele bizonderheden blik- baar, dat deszelfs leden bij de reformatie, alleen om hunne be- trekkingen te kunnen bekleeden, tot, den gereformeerden godsdienst overgingen, doch in hun hart roomschgezind bleven. Van daar dan ook, dat de graaf van Rupelmonde, die tot in 1735 als am- bachtsheer van Baarland, Bakendorp en Oudelande voorkomt, be- paald roomsch-katholiek was. In 1737 evenwel verschgnt Jan van Eek als ambachtsheer op het tooneel; vervolgens in 1748 a 1750 mr. Jan Cornelis LaÏnp- sins, schepen en raad van LMiddelburg; in 1761 mr. Arnoud Willem van Kerchem, die den 21 april 1768 te Amsterdam overleed, waar zijne gade Susanna Catharina Vermeren den 12 juni 1767 ge- storven was. Vervolgens hunne dochter jonkvr. Wilhelmina Elisabeth van Kerchem, in 1776 voorkomende als echtgenoot van mr. Hendrik van der Heim en in 1801 als diens weduwe. In 1804 was deze ambachtsheerlgkheid in het bezit van mr. Hermanus van Bolës; in 1839 van Cornelis Adriaríus van Bolës en mr. Jacobus de Bakker, de eerste te Schiedam en de tweede te Rotterdam, en thans in handen van den heer A. van Hoboken. Zie Boekz. sept. 1746, juni 1761, juli 1767 en mei 1768 en de Goessche Naamwgzer van 1777 tot op heden. WoEfaart&jk. J. VAN DER BAAN. 180

AANTEEKENIiGEN.

Een predikant&stiUateur. Het is bekend dat Caspar Coolhaes van Leiden, na zgne afzetting, distillateur is geworden van bran- dewin en andere spiritualiën. In de Resolutiën van de Staten generaal 12 juni 1600 wordt hetzelfde vermeld van een’ambtge- noot in Friesland. Wij lezen daar: ~1s Johanni Lyndenio, dienaer des heyl. evangelii op Langweer by Sneeck geaccordeert octroy om voor den tyt van twaelf naestcommende jaren alleene in de Vereen. Provincien te doen maecken seecker instrument by hem geinventeert, waermede men, met zeer cleyn vier, alle zoute oick andere vuyle ende onbequame wateren, soet,, reyn, bequaem ende int gebruyck seer gesont lichtelyck sal kunnen maecken, waerdoor veel sieckten, als scheurbuyck ende andere wechgenomen ende den dorst voorgebouwct kan worden, volgende het pourtraict daervan overgegeven .” R. VRAGEN,

Kieremieren. Schotel spreekt in zijn Oud Hollandsch huisgezin bl. 35 van geiZeremierd marcepain. Dit zal beduiden, dat er slangs- w$e suikerfiguren op gemaakt zan ; maar zou men dan niet beter gekierewierd of gekeereweerd zeggen ; dat is heen en weer geslin- gerde figuren van suiker? Want waar zou het woord kieremieren anders van af te leiden zin? STHILLA DUCEl.

ANTWOORDEN.

Qrondslag van een monument voor keizer Napoleon 1 te Vlissingen (V, bl. 36; vr. XXIV). Altid begeerig om vooral het wetens- waardige miner woonplaats op te sporen, stelde ik vroeger deze vraag, betrekkelijk dit monument, en bekwam zi, op miin verzoek, onder andere vragen een plaatsjen in den Navorscher. Tot dus verre heb ik op deze vraag geen antwoord gelezen, en schÿnt er ook niets tot opheldering ingekomen te z@. Thans ben ik evenwel omtrent deze vraag voldoende ingelicht, sedert de Geschiedkundige plaatsbeschrijving van Vlissingen door den heer 8. P. Winkelman in 1873 is uitgegeven. In dit aangename en belangrUke werk leest men, bl. 42, het , volgende, genomen nit de Vlissingsche courant van 4 dec. 1804: ,Aan het einde van het dok, nevens den Peperdijk, wak vroeger ,(v66r de werf van aanbouw bestond) een plein, hetwelk met ,olmenboomen in den vorm eener ster beplant en voorzien was Bvan zandpaden, hier en daar met rustbanken bezet, welk plein shet Boschje werd genoemd. - Qdens het verblijf der Franschen rin 1804 werden de boomen gerooid, het terrein tot een open plein 182 ANTWOORDEN. sgemaakt, Place de la flotille genoemd, en tot het houden van sexercitiën voor ktijgslieden gebezigd. - Op dat plein nu was de DGeneraal Monnet vGornemens, ter gedachtenis aan de krooning avan Keizer Napoleon eene gedenkzuil op te rigten, waarvan hg sop den 2 Dec. 1804, toen deze gebeurtenis plegtig gevierd werd, sden eersten steen gelegd, en ‘s avonds de schets dier te bouwen szuil, met lampions verlicht, voor z$e woning heeft doen stellen. ~Van dit ontwerp is echter door gevolgde tlJdsomstandigheden sniets gekomen.” Alzoo tijn verlangen hiermede bevredigd ziende, wil ik dit nu ook gaarne mededeelen, ten einde daarmede de vroeger gestelde vraag beantwoord te zien. Vliaaingen. P. FRET.

AANTEEKENINGEN.

Vertaling van Hoofts Nederlandsche historie& In het handschrift van Hoofts gedicht,en, ter stads bibliotheek te Amsterdam, wordt eene bladzide gevonden, door Hooft zelven met latijnsch proza beschreven. Het is eene vertaling van het eerste gedeelte zgner Nederlandsche historíen. Heeft hg het voornemen gehad dit werk in het Hollandsch en in het Latijn beide uit te geven? Dan heeft hU dat voornemen zeer spoedig weer laten varen. Heeft hg een klein deel van zin werk in het Latijn vertaald, om eens zeer dui- delijk te zien, in hoe verre zijn stijl met dien van Tacitus, wien & zich tot voorbeeld gesteld had, over een kwam ? Of heeft hU er iets anders mede gewild ? Wi weten het niet. De bladzade .bevat enkel deze vertaling; geen opschrift, aanteekening of wat anders ook, dat ons inlichting geeft. Dit alleen kunnen wi er van zeggen: vooreerst dat het Hollandsch het oorspronkelgke, het Latijn de vertaling is: bi eene eenigzins naauwkeurige vergel& Eng valt dit duidelik in het oog. Ten anderen, dat Hooftniet meer dan dit kleine gedeelte vertaald heeft: want de vertaling eindigt in het midden van eene regel ; terwil wat er volgt in het oor- AANTEEKENINWN. 183

spronkelike (in de uitgave van 1677) niet op eene nieuwe regel begint. De keerzijde der bladzide is niet beschreven. Ik laat hier de vertaling volgen en voeg er ten dienste van die der lezers van den Navorscher, die de Nederl. Historien niet bg de hand hebben, het oorspronkelUke, ter vergelgking, b&

Inferiorem, vulgo Germaniam, Latinis scriptoribns Belgium po- tins a potiori sui parte nuncupatum, a discerpto Romanorum im- perio, in varias ditiones distinctum, plures adstricti legibus principes tenuerunt. Nobilium, civitatumque libertas, per praestita bello, seu promtis pecuniarum collationibus officia, paulatim adolescere meruit. At perpellendo vicinas ad suorum, turbando alienorum conjugia, haud semper citra vim ac malas artes, partim et per haereditates emtionesque, inserere praecipua universae regionis mem- bra, sibiqne subjicere, domui Burgundicae contigit. Haec tanta magnitudo, attolli se supra jus omne rata, precariam velut domi- nationem aspernari, indignumque ducere quod et vel imparibus potentia titulo concederet. Concupitum ergo regii fastigii nomen, tentatumque cuncta commiscere, quo solide juncti obsequentissimique regni modo haberi possent. At morum, linguarum, privilegiorum ante omnia, singulas apud gentes, diversitas, difficultatem affere- bant: cum eae, quae majori libertate gauderent, gravatim passuri viderentur se minus liberis aequari; atque has pari cum illis jure componere ab instituto condendi regni abhorreret. Quin Carolus audax, cui jam sub incude corona, destinata perflceret, in causa iagenium ipsius, promtioris ad belli discrimina, praeruptiorisque, quam qui provisu disposituque rem tantae molis ad finem condnceret.

Het gewest van Nederlandt hebben, naa ‘et sloopen des Room- schen Rijx, verscheide wetplichtighe Vorsten by stukken beheert. De vtijdoom der Etidelen en Steeden is door ridderlyke diensten, en rustigh inwillighen van schattinghen, allengskens aangewonnen. Maar, met zyne huwelyken door te dryven, die van anderen te steuren, niet zonder toedoen van snoodtheit en geweldt, ook \ten deele by erffenis en aankoop, is ‘t den huyze van Borgonje gelukt, zich entlik de trefflyksfe leeden des zelven landschaps in te lyven, ende eenen hoofde t’ onderwerpen. Deeser grootheit, waanende ‘t Recht t’ ontwassen, verdroot het een’ regeering op voorwaarde te voeren: en zelfs in tytel den geenen te wyken die in middelen niet teeghens haar op moghten. Dies viel men in bekooring van koninglyken naame, en leydde toe op t’ zaamensmelten van alles, om het te mooghen houden en handelen4 als een welverknoGht, en gevolghzaam Rijk. Dit had veele voeten in der aarde, om ‘t ver- schil van zeeden, taaie, en booven al, vryheeden der volken : zynde de vryste, op den voet der min vrye, niet te krygen met getnoede, ende ‘t vergelyken van de min vrye met de vryste, der kroone te naa. Dat ‘er Karel de Stoute, dieze, met schepter, en andre sieraaden, merken der majesteit, al gereet had, niet door raakte, schortte aan zynen aardt, bet geneeghen tot de hachlykheit der oorloghe, ende te brnsk, om, door veerzienigheit ende voorberei- ding, dus een stuk te beleiden. P. LEENDERTZ WZ.

Eet utreohteche geslaoht de Coninck. Dit oud geslacht verdient wel uit deszelfs vergetelheid getrokken te worden, dew$ het met verscheidene. aanzienlijke geslachten door huweliken verbonden was, zoo als v. Zuylen v. Nijvelt, de Wael P. Moersbergen, Dra- kenborgh, Pieck, Proeis en ook, door huwelijk van Elisab. de Coninck met Joha. v. Bueren,’ met dat v. Cammingha. De leden van dit geslacht zaten tot aan de hervorming in de regering van Utrecht en speelden als hoofden van de volkspartij eene groote rol. Na de hervorming r. cathol. gebleven, geraakte dit geslacht buiten rege- ringsambten en aan deszelfs leden bleef niets over dan de repu- bliek als officiers te land of ter zee te dienen. Het utrechtsche gesl. de Coninck voerde in zen wapen : zilver met 3 roode markiezenkroonen en moet wel onderscheiden worden van andere geslachten van dien naatn, vooral van het ook aanzienlijke groningache geslacht de Conink. Als’heeren van de ridderhofsteden, Vleuten en Bottestein waren de Conincks in de utrechtsche rid- derschap beschreven (v. Leeuw. Batt. ill. p. 757). Xe Generat. Govert de Coninc, vermeld 1300, 1310. AAaTWKENWOEN’ 185 .

111 gen. 1, Tijdeman de C. was 1330 schepen v. Amersfoord + 1351, tr. Clementia P$l, Engelbertsd. kind A. 2. Jan de C. was 1322 schout te Amersf., kindr. B. III” gen. Godevaert de C. burgem. te Amersf. 1351, door Hendr. v. Bouchout, abt. v. St. Paul te Utr. beleend met Emic- A. laer en Langemoorde ten N. v. Amersf. + 1373, tr. 1 Beatr. v. Arnhem, kind C. 1. Johan. 2. Gerard, kindr. E. B* 3. Godfried, kindr. D. 1 4. Timan. I.Ve ge&. 1. Johan, schep. te Utr. 1399, bel. in 1391, zegelde met 3 kroonen. Meohteld v. R1Jn als z@e vrouw c. vermeld in 1384 en 98, kindr. F. _ 1 2. Geertruid, 1372. 1. Godfried, kindr. G. D. 2. Johannes. l 3. Tideman. I 1. Jan, kind H. E* / 2. Jacob. Hendrik Eliasz. de Coninck ontving in 1387 de tienden van Wolfswickel, leefde nog in 1394, kind 1. V gen. 1. Godevaert, bel. 1454, schep. te Utr. 1415-53, bur- gem. ald. 1454, tr. 1426 Beatr. over de Vecht v. Vliet, Johans en Stephania Schoutensd. Zg $ in 1498, kindr. J. 2, Geertruid tr. Freder. v. Voirde, kind K. 3. Jan, schep. te Utr. 1424-51, tr. 1” Alid. Stevensdr. v. Steens 1437, (haar zust. was getr. met Dirk v. d. Waal), kindr. L. 20 Alid .Proe$ Berntsd., zond. kindr. \ 4. Beatrix, geest. docht. te Oudwfik + 1448. 1. Theodorus, 1407, sticht eene vicar. in de St. Joris G. kerk te Amersf., vermeld in 1419 en 63. l 2. Johan. H. Gerrit, 1. Elias, 1407. 1SS AANi'EEKENIiWEN.

VIe gen. 1. Jan, bel. 1454 + 1482, baljuw v. Abcoude en Vreeland, burgem. v. Utr.; tr. Johanna dr. v. Fred. v. Draken- borch en Coruel. Taets v. Amerongen 1461, kindr. M. J. i 2. Stephania, bel. met de Klinkhove te Ysselst., tr. Jan v. d. Haer Loefsz., kastel. op Gildenburg, is dood 1461. 3. Mechteld, na den dood van hare znst. huis& van 1 Gerrit Mulard. Is dood 1488. K. Godevard v. Voirde de Coninck, tr. 1434 Beatr. v. Anxter Hendriksdr., kindr. N. ’ 1. Jonge Jan, bel. in‘ 1464 met Oudegein, na doode v. Jan Gerritsz. Bouman, zin oudoom en Alät Ste- L. vensdr. v. Steen, schep. te Utr. 1471. 2. Stephauia tr. Bartholorn. de Wael v. Moersbergen, vermeld 1484. VHe gen. 1. Godard, 1494 schep., 1502 baljuw, 1525 burgem., I werd in 1528 onthoofd, tr. 1” 1476 Mecht. Uytenham, dr. v. Johan en N. v. Loenresloot. Z$ bragt ten huwel. 136 morgen lande bg het huis ten Ham gelegen, waard 7300 guld. Ze t 1522, kindr. 0. 2” Johanna van Nienrode Gÿsbertsd. 8. kindr. M. 2. Frederik. canunn. ten Dom te Utr. 1509 $ 1535, kind P. . 3. Cornelia. - 4. Alexander, 1408. 5. Margaretha, non te St. Servaes, t 1525. 6. Elisabeth, 1486. 7. Catharina, non te St. Servaes. ’ 1. Johan v. Voirde de Con. N. 2. Freder. v. V. de C. - i 3. Mabelia tr. Alferd v. Rodenburg Johanse. 1452. VIIT” gen. 1. Cornelis, blind en krankzinnig. 2. Johan, canunn. en scholast. v. St. Pieter, t 1566. 3. Sarris of Alexander, burgem. v. Utr. 1545 t 1575, tr. l” 1529 Beatr. v. W@k dr. v. Willem en Jutte v. Oestrum, wed. v. G@bert v. Coeoerden. 2O’ 1541 Anna Pompejusdr. v. Occo (b,ankier van i Christ. TI v. Denemarken) ex Verburg uit Amsterd., AANTEEKENINGEN. 187

zuster v. Dirk. Zë + ais wed. 1593, beleend met het goed ten Bosch in 1546, kiudr. Q. 4. Godefridus, cannnn. v. St. Pieter + volg. het necrol. v. ten Dael 1578. 5. Lgsbeth, non ten Dael t 1534. 6. Margaretha, non te St. Servaes. 0. 7. Joanna, non te Oudwik. 8. Freder., h. v. Bottestein, balj. v, Alcoude en Vreel., balj. v. Utr., burgem. v. Utr. ; sterft als schout te Culenb. in 1566 en begr; aldaar; tr. Alpharda Proejds, dr. v. Bernard Albertse. en v. Christ. Rugsch. HU bezat de goederen te Emiclaer en Langenoorde. A” 1538 is Bottestein tot ridderhofst. verklaard. Kindr. R. 9. Beatr. t 1522, tr. Freder. de Voocht v. Rinev. A” 1546 is nog vermeld Charles de Con. leenman des, \ domproost& P. Maria tr. Jan Bogaert, waarvan Garert Bog. IX gen. 9 1, huwelik. - 1 . Geertge, joff. te St. Serv., tr. Fred. v, Zuyl. v* NUv. in Langbroek t 1597 (zoon v. Anthon en Bernards Grauward tot Hinderstein). 2 . Comelia, joff. te Leede, t -1663, tr. mr. Dirk Coebel, balj. v.. Ys Gravenhage. 3 . Mechteld, non ten Daele. 2, huwelik. . Godart, h. v. Valthuisoh f 1625, schep. te Utr. 1603, ca. tr. le 1566 Hermanna’ v. Zuilen v. Hermelen en Batest., d. v. Herman en Hase v. d. Bongard. Ze 7 1601. 2O 1602 Johanna Spl$hoff, $ 1637, d. v. Helmicus, burgem. v. Zwol en Varia v. Renesse, kindr. S. 5 . Beatrix t 1618, tr. 1564 Walraven Pieck v. Wols- , werd, z. v.:G+b. en Maria v. Bueren. 6. Elisab. gen. de schoone, tr. 1578 mr. Marten Meys- ter, raad in de rekenkamer v.’ Holl. Z. k. 7. . Johanna t 1612, tr. Jasper v. d. Berghe, adv. in den i hove v. Holl. Z. k. 8. Pompeus, verdronk. $8 A$TEEJSENINQEN.

1. Bernt, koopt 1560 Y. Joh. v. Zuylen het huis. te I Vleuten, draagt 1568 Bottestein op aan mr. Gel@ Schrijvers, + 1602 te Utr. RU tr, Mechteld, dr. v. Jan Jansz. v. Vianen en Marg. Uyteneng. ’ 2. Alfard. cymnn. en schol. v. St. Pieter, + 1597. 3. Elisab., i- jong. 4. Elisab., + 1575, tr. Joh. v. Bneren, z. v, Huib. en Jacoba v. Riemsdik. R, 5. Freder., schout te Breukelen, + 1618, tr. te Montf. ’ Sebastiaantje . . . . 6. Mechteld, non te Oudwijk, 1602. 7. Jan, t jong. 8. Margar. 9. Geert, j- jong. 10. Alexander. ll. Cornelia, jut%. te St. Servaas. !. 12. Yland. X” gen. le huwelijk. 1. Alexaml. + 1633, begr. te St. Jan te Utr , kanun. Ii v. St. Jan, koutvest. v. ‘t Sticht, rekenm. te ‘s Graven- hage, command. ter zee, tr. 1609 Anna de Wael v. Moersb. d. v. Barthol. en Cath. van Merveld, kindr. T. 2. Johan, + te Utr. 1638 kapit., tr. 1618 Maria van Zuylen v. N., d. v. Jan en Elis. SpQjthoff, kindr. U. 3. Mechteld, non te Oudwik, + 1577. 4. Maria, tr. Hugo v. NUhof; zU t 1622; hjS 1624. 5. Pompeus Occo, kapit. ter zee, + ongeh. 1619. S. 6. Elisab., + met haar man aan de pest 10 act. 1636; tr. 1618 mr. Adriaan Helmis v. d. Welle Splintersz. ex Herberta Splgthoff, adv. v. ‘t hof te Utr., later schep. aldaar, extraordin. in hove provinc. 1632-36. Kind V. - 7. Mechteld, tr. 1601 Willem Zuermond, ,z. v. Jacob en Geertr. v. Heerden. 2, huwelijk. , 8. Anna, $ jong 1607. ,9. Barbara. ~NTJJJ&ENING?EN. 189. x1, gen. Anna, tr. Godart v. Meterea, luit. te paard. 2. Go&, kapit. tr. Elisab. v. Munster tot Krechting ; T. hare moeder was eene v. Boetselaer, kindr. W. 3, Catharina Theodora, -i- 1655, tr. George Halkeet, kapit. 4. Bartholomeus, tr. 1650 Jdargar. Y. Ripperda. 1. Elisab., tr. 1” N. zoon Y. Albert Npfelrinck. U. 2’ Peer Tentenier. ! 2. Freder. Willem, luiten. V. Herman Helmis v. Welle, tr. Maria v. d. Wolde, d. V. Joan, schep. v. Dordt en Hester Flenshoorn, waarbg 7 kinders. 1. Anna, j&. te Oudtik. 2. Elisab. 3. Alexand., luiten. te paard, tr. Cornel. Verkuil uit Arnhem, kindr. X. 4. Berend Adolf. 5. Dirk. 6. Dorothea. i 7. Wilhelmina Johanna. XIIP gen. 1. Elisab. 2. Margaretha. 3. Gedard Freder. i , ” 4. Kathar. 5. Eva. 2 6. Sara, Zie hier eenige geschiedkundige bizonderheden betreffende leden van het gesl, de Coninck, voornamelik uit de Utr. jaarb. van Barman. In 1427 was de burgem. Godev. d. C. een der stédel. bevelheb- bers over de Utrechtenaren, die met den postulaat .DiephoIttegen Arnout v. Gelderl. optrok, zijne troepen b;j Maurik versloeg en de Betuwe schrikkelijk verwoestte. De schoonvader van Godev., Johau over de Vecht, die de partti van bissch. Sweder hield, vlugtte uit Utrecht. In 1456 stelde de stadsraad geld op ‘t lif van’ den gebannen schepen jonge Jan de Coninck. In 1477 werd de burgem. Jan de Coninck naar den bisschop 190 AANTEEKENINQEN.

gezonden om herstelling te vragen van de inbreuken op stads regten ; in 1478 werd hi tot aartshertog Maximiliaan gestuurd om te spreken over het verbeteren van de munten. In dat zelfde jaar was he mede zegsman over het geschil tusschen de vrouwe van Brederode en Reinier van Broekhuisen. In 1481 werd hg als bevelhebber van het utrechtsche krggsvolk ter ondersteuning van Amersfoord gezonden, welks burgemeester Jan van Westrenen, in eenen uitval tegen de krigslieden van bisschop David was verslagen. Godart de Coninck, burgemeester van Utrecht en eenige andere voorname Utrechtenaren werden in 1528, na het onderdrukken van den opstand in die stad, op last van bisschop Hendrik van Beieren onthoofd (zie Hortensius). Bernt de Coninck bood in 1566 een request aan Floris van Palland tegen de Rervormden te Cuilenburg aan (Voet v. Oudh. Be- schr. v. Cuil., bl. 251). Als gevaarlik papist werd hu in 1586 met andere edelen door Leycester uit Utrecht verbannen (Kron. Utr. Gen. 1858). Deze aanhalingen bewgzen genoeg dat de de Conincks in de 150 en 16 eeuw te Utrecht veel invloed hadden. (3. A. SIX.

Kermisgebruiken (XXII, bl. 509, 591; XXIII, bl. 168; XXIV, bl. 102). Het kermisliedjen door den heer G. Oldeman medegedeeld, luidt aldus : *Louw ! Louw ! trek aan ‘t touw, *Van daag ‘n week is ‘t kermis.” Als jongen heb ik dat liedjen, eene week voor kermis en wel des zaturdags, meê helpen zingen in mijne geboorteplaats Purmerende. Naar mijn inzien is de oorsprong van dit liedjen aldus: De kermissen in Noordholland gaan vergezeld van groote vee- markten, of liever die markten geven aanleiding tot kermis houden. In het voor- en najaar zin er te P. gedurende de kermis groote veemarkten. Dit vee wordt door de hoeren naar de markt geleid aan een touw, om de horens van de koe geslagen, of beter, de boeren trekken de vaak onwillige beesten naar de markt. De han- delwize van de jongens is dus niets anders dan eene kopie. Veelal loopen er twee jongens aan een touw; de eerste jongen AANTEIWENINQEN. 191 stelt den boer, de tweede de koe voor. Louw of Louwtje was vroeger een algemeene naam voor eenen boer. Het distichon is dus niets anders dan eene oproeping aan de boeren om ter markt te komen met hun vee. Het luiden der klokken met kermis geschiedde en geschiedt nog op vele plaatsen des zondags nsmiddags. Vroeger was het een signsal dat de handel op de mis eenen aanvang mocht nemen. Iets derge&ks kan men nog iedere week op do kaasmarkt te Pnrmerende hooren, wanneer om twaalf uur het zoogenaamde kaasklokjen luidt. Op den zaturdag voor de kermisweek, bestaat of bestond er onder de jongens nog een ander eigenaardig gebruik. Wg noemden dien dag Btijtjesdag”. Ieder jongen had het regt, of matigde zich dat aan, om iedereen, dien G ontmoette, een streep of kruis met wit krijt te geven, onder den uitroep ,kr@,jesdag”. Van waar dat gebruik? Welligt vondt dit ook zinen oorsprong in de veemarkt. De kooplieden, die van heinde en verre toestroo- men, om het prachtige vee, dat uit Waterland, de Beemster, Purmer en Wormer wordt aangevoerd, te koopen, merken hunne gekochte koeien. met ktijt. Die koeien worden in groote driften, veelal door bewoners van den amsterdamschen Jodenhoek, naar hunne verschillende bestemmingen gedreven. De jongens aapten misschien ook hierin de kooplieden na. * Dat het liedjen ook op andere plaaten in Waterland gezongen wordt, onder anderen te Monnikendam, is waai. Misschien hebben vroegere veemarkten, die aldaar gehouden werden en thans te niet ztin gegaan, daartoe aanleiding gegeven. *Louw 1 Louw !” en B kr$jesdag” zin dus kopien van handelingen der bezoekers van de jaarmarkten- of kan iemand mij beter inlichten? Misschien dat de eene of andere vroegere stadgenoot in duode- cimo, die met mei dat liedjen zal zingen en zich reeds dagen te voren van kr$! voorziet, de quaestie beter oplost. Grave. J. H. QEERKE.

Een voetmerk op eenen romeins&en tegel. Onder de vele ge- schriften van wijlen dr. L. J. F. ;I-nssen, behoort ook een (niet in den handel gekomen) stuk, getiteld: Een Romeinsche tegel voorzien van Lat@mch cursiefschrift, gevonden in de nabiheid 192 AANTEEKENINUkN. van Ngmegen. ‘s Gravenhage 1844, 20 bladziden, met eene ge- kleurde afbeelding van den tegel; Eet opschrift luidt : KALIVZVIS QVARTVS LATERCLOS ìvccxIIIr dat is: SOP den Isten jnnq heeft Qnartvs 214 steenen gemaakt.” Maar behalve deze curbive letter8 vindt, men er de indrukken op van seen hiel en van den voet een8 h+ads hetwelk zes jaren oud akan z$n geweest,” bl. 11. Boe men dit zoo precies kan bepa- len, weten w;J niet; maar daar. de eene op eenen grooten en de andere op eenen kleinen voet leefi en zich beweegt, zoo gelooven w& dat men gerust den ouderdom wat hooger kan stellen. Doet men dat, dan is de steen, onzes inziens, volkomen opgehelderd, WlJ hebben hier dan het schrift van een Bticheljongen” (getik men in Friesland zegt), die vermeldt, dat hg, op één dag, 214 steenen heeft vervaardigd. Als oud steenbakker weet ik, even goed sla de genoemde schr$ ver (t. a. p. bl. 15), dat een werkman thans 10,000 en meer - maar dit moet men er bÿ in het oog houden veel kleinen? - steenen per dag kan vormen. Te regt voegt hg er reeds de opmerking bij : sdat het mengen en toebereiden der aarde en het aanreiken der Bruwe klompen klei, die gevormd moeten worden, door anderen verrigt wordt”, b$en vergat er bi te voegen, dat de klei ook aan- gevoerd, opgebragt en de gevormde steenen afgedragen moeten worden, voor welk laatste werk bijiedere tafel ten minsten vier jongens vereischt worden. Een en ander noopt ons aan te nemen, dat Quartus den 214den grooten steen, dien hg legde als het Ginde van z;Bn dagwerk, niet alleen met @n jongensschrift (grafllto) voorzag, maar de volbragte taak ook nog met zin voet- en hiel- merk bezegelde. Och! er is toch niets nieuws onder de zon. Als op m@e steenfabriek de laatste steenen van den rekendag gevormd op .de plaats” lagen, drukten de vier nafdragers”, jongens, en de zopstekeP7 even ale Qvartvs voor 1800 jaren deed, hunne han&n in de natte steenen en menigwerf heb ik zulke gebakken Bhand- steenen” gezien. f. D. L. VRAGEN,

Cteslaoht van den Beroh of van den Bergh. Waar en wanneer werd geboren, huwde en overleed Govaert van den Bergh, geb. te ...... circa 1650, st. te , , . . . .? zoon van ...... tr. te m.,...jonkvr. Maria Magdalena van Damme geb te ...... ? st. te ...... dochter van Jan en Maria de Smeth? Een ziner kinderen was Willem v. d. B ., gehuwd met Barbara Pouwels in 1692 of 93 en woon- achtig te Rotterdam. Alle bgzonderheden aangaande bovenge- noemden, en de juiste beschrUving hunner familiewapens zullen hoogst welkom zin aan J.

Geslacht van Blaanw Sonnevelt. Wie heeft de goedheid, mi ge- nealogische bijdragen te geven omtrent deze familie? Hoe is hun geslachtwapen met de kleuren? J.

ANTWOORDEN,

Spreekwijze. In de bus blazen. In Moltzers Bibl. van Middel Ned. letterk. lste afl. komt eene sotternie voor van een man, die zich op de volgende wis laat beet nemen: een andere man zal hem tegen betaling van den inkoopspr$ van een koe een verjongings- kuur doen ondergaan ; hg laat hem daartoe met alle magt in een bus blazen. Denkende jong en schoon bi zin vrouw te zullen aankomen, wordt de bedrogene echter weinig vriendelijk ontvan- gen, daar zin gezigt pikzwart geworden is. Kan niet door dezeq Bbuskenblaser” de uitdrukking »in den bus blazen” voor aroe- keloos veel geld uitgeven” in gebruik gekomen zin ? P. VAN WIJK JR. 194

AANTEEKENINGEN,

& J. Knijf, doet. med. Qoijlandiae libri duo, Amst. 1621.40 pag. 4”. In een der vorige jaargangen van den Navorscher las ik, dat van dit zeer zeldzame werkje een exemplaar op de Kon. bibl. te ‘s Gravenhage aanwezig was. Na het aldaar gelezen te hebben, schreef ik er eenige stukjes uit af, welke ik hier mededeel voor boekliefhebbers die. geene gelegenheid hebben om het in te zien, en daardoor eenigszins met dien dichter bekend kunnen worden. Ik begin om uit het eerste boek, aan prins Maurits opgedragen en de geschiedeuis van Naarden bevattende, den wreeden moord aan weerlooze vrouwen gepleegd bij het innemen dier stad door de Spanjaarden, mede te deelen.

Postquaui omnis mactatus erat civisq repulsus, Faeminea in poena, cupiunt saciarier auro, Virgineo stupro coguntq. recludere patrum Thesauros, vidua nondum hit ante ora mariti Semianimi, vitam exhalantis vulnere diro, Polluitur vitio, verurn ni ostenditur aurum Pro libituq. satis, suspenditur ubere stricto, Dum demonstrat opes vel mors a stamine pendet. Formosa ex illis deplorans fletibus aevo Abreptum, lectum genialem, non procul ipso A portu, gravidam incestat, sceleratus Iberus, Distendens nervos, violento comprimit actu : Ardor ubi exstinctus, luxu satiatus iniquo, Flammiferis (ardet satiari caede cruenta) Luminibus spectaus, nunc huc nunc flectitur illnc ; Partibus obscaenis, tandem trux, infigit ensem, Dilaniat ventremq. uterum dirumpit, ad auras Secludit faetum, teneros & perforat artus, Cuspide, circum hastam torquentes; anguis et instar Non voces querulas, sed sibila dira gementem: Altera vel pedibus natibusve exponitur igni Nudata, extorquent longis cruciatibus aurum. ,LhNTlCEKENINUEN. 195

In het tweede boek, nan den predikant Herman Anthonis van der Linden opgedragen, geeft Kngf de namen op van omtrent 200 plantensoorten en beschrgft kort en zakelik hare uiterlgke gedaante, groeiplaats en geneeskundige krachten. Een kruidkun- dige, bekend met de Ílora van onzen heigrond, zal de door hem bg Naarden gevondene soorten gemakkelgk herkennen, en zich verwonderen, dat zelfs de kleinst,e en minst in het oog loopende plantjes zeer goed door hem opgemerkt zin, zoo als bijv. het witte draadvarmige woekerplantje: Renibus & spleni cumq. hepate Cuscuta prodest. Of de illecebrum, wiens naam hem ongeschikt voorkomt. quia non allicit ad se, At succo mordace sui dissuadet ab usu. Den ornithopus beschrijft hij juist: Claviculis referens formam pedia altivolantis, Est pecudum esca satis praestans, mortalibus haud est. Het door onzen braven Martinet in zinen Catechismus der natuur met zoo veel voorliefde beschreven en afgebeeld vliegen- vangertje onzer heide, vergeet ook hU niet: Ros solis et undique sparsis Crinibns, & rubea florescens fronde rugosa. De niet algemeene plantago coronopus merkte hg op en geeft de roode en blaauwe verscheidenheid van anagallis goed op: Caeruleo, viget hit croceo quoq. flore anagallis. De fijn uitgesnedene bladeren en bevallige houding van de sophia- waterkers onzer duinen troffen ook hem: Hit teneras profert frondes formosa Sophia, Fluxibus auxilium, pascentia & ulcera sanans. , Deze aanhalingen zin voldoende om dr. KnGf eene eervolle plaats te gunnen onder onze plaatsbeschrgvende kruidkundigen. Ik neem afscheid van hem door een stukje uit ztin gedicht over te nemen, dat op het kerkhof van Laren betrekking heeft. Per campos distans hint passus mille Larinum, Gaudet lanigeris ovibus, non infima regni, Quod tenuit quondam (liceat si credere) Divi Baptistae ob festum: fuit hit in monte sacellum Religione sacrmn, prima haec fundamina namq. 196 hANTEEKIQ4INQEN.

Saepius ágricolae vici iposuere lacuoa, Postera quaeq. dies dabst haec monstrosa videre In montis summa, motiq. hint inde coloni, Extruxere jugo pauper, pro rebus egenis, Fanum, prima ferant utq. hit arvalia votis Instituunt, Baptasq. ornant celebrare puellas: Sic colitur Baptis Baptistae festus iniquis ; Nunc tantum lotus est ad humandum lumine cassos. Het zal mi aangenaam zin indien iemand mij eene verklaring wil geven van de woordspeling Baptis Baytistae. Uit deze schets van Kngfs gedicht ziet men dus, dat hij niet alleen als geschiedschrgver en kruidkundige, maar ook als onder- zoeker van vaderlandsche oudheden en legenden nader verdiende bekend te z&i. 0. A. SIX.

Jacob of Nicolaas van Campen. (XXIV, blz. 167). De heer Kramm schijnt het Handelsblad van 23 febr. on 5 maart niet saauwkeurig te hebben gelezen ; in dat geval toch zou hë voorzeker bemerkt hebben, dat de quaestie door den heer Godefroy wederom te berde gebragt, betrekking heeft op den bouwmeester van den schouwburg zun .1695. Over NICOLAAS van Campen, den regent, onder wiens leiding da schouwburg van 1638 werd gebouwd (Wybrands bl. 70) heerscht geen verschil van opinie. De door den heer K. aange- haalde regels uit Pels: Gebruik on misbruik des tooneels vindt men evenzeer bg Wybrands (bl, 87). Het artikel van den heer Kramm heeft niets met de behandelde quaestie te maken; de on- zekerheid omtrent den bouwmeester van den schouwburg van 16G5 wordt er niet door weggenomen. DE V. AZ.

Over het studeren van noordnederlandsche Katholijken aan de universiteiten van Keulen en Leuven (Xx111, blz. 284, 388, 488). Bi de vermelding van Lambert ten Duyne, domheer te .Utrecht, als stichter eener busse te Leuven, meen ik te kunnen voegen, dat die zelfde ten Duyne ook in 1550 eene gelgke stichting had gevestigd ten voordeele van een burgerkind te Deventer, waarvan men korte berigten vindt bU Revius, Dav. lil., p. 273 en Moonen, Kronyk van Deventer ad a. 1550, terw$ het stuk, waarin de AANTEEKENINQEN. 197 voorwaarden en bizonderheden worden geregeld, te vinden is in het Boek der Concordaten van Deventer van 12 dec. 1550. Voorts kan men omtrent deze en andere prebenden en stichtingen van vroegeren en lateren tgd op andere plaatsen, waarbg Deventer belang had, nazien, hetgeen daaromtrent na een opzettelik on- derzoek opgenomen werd in het Gemeenteverslag van Deventer van 1861. D. 0. J.

Cienealogiache han&driftm van v. Spaen. De baron A.C. Snouc- kaert v. Schauburg (Navorscher XXIIT, bl. 578) schgnt volkomen vertrouwen te stellen in de geslaehtlësten door van Spaen ge- schreven. Ik zelf heb dit uitmuntend reuzenwerk met vrucht ge- bruikt, maar geloof met mr. L. Ph. C. van den Bergh (B$lr. v. vaderl. gesch. door Qjhoff, IV, 259), dat het aaangezien men in de laatste jaren nog vele onbekende oorkonden ontdekt en nitge- geven heeft, eene herziening en aanvulling behoeft”. Deze meening is onder anderen door mr. R. W. Tadama bevestigd geworden, die in zijn verslag over het Bergsche archief te ‘s Reerenberg (bl. 18, 22 en 23) toont dat v. Spaen, hoe verdienstelijk ook, toch niet onfeilbaar was. Daarenboven geeft v. Spaen zelf dikwils in zëne ms. genealogiën openhartig z@ren twgfel te kennen, als hg iets opgeeft dat hg niet genoegzaam kan bewijzen. De tegenwoordige onderzoekers, van genealogiën mogen dus met dankbaarheid de werken van v. Spaen raadplegen, maar het is hun pligt om, willen tij op de hoogte van de wetenschap blijven, de nieuw ontdekte bronnen te gebruiken en zelve onderzoekingen te doen. Dan eerst zullen zU waarlijk het voetspoor van v. Spaen volgen en niet slechts onbekommerd op de lauweren hunner leer- meesters blUven rusten. STELLA DUCE.

Jaarwedden in de 16” eeuw. Be de thans veel besproken wor- dende verhooging der jaarwedden van ambtenaren, vindt men het niet onaardig in herinnering te brengen, welke geringe jaarwed- den in vroegeren tijd aan sommige ambtenaren werden toegekend. Zoo leest men in de ,Beschrgving der stad Schoonhoven” ge- 198 AANTEhKENINGEN. drukt te Gouda bg Ggsbert en Willem de Vri, 1762, in de Eeu- ren, O.rdonnantien, ende Statuten der Steede van Schoonhoven, Anno 1557. Art. IT. Item ; de Bailliuw, ende beyde Burgermeesters zullen des Jaars voor hunne Wedde hebben negen Karoli Guldens, ende nog elk agt-en-veertig Stuyvers, voor hun Hoogtyd Wyn. 111. De .Schout zal Jaarlyks hebben voor zyn Wedde, zes Gulden, en vier-en-twintig Stayvers, voor zyn Hoogtyd geld. IV. De Zeven Schepenen zullen elk hebben, voor hunne Wedde, zes Karoli Guldens, ende elk vier-en-twintig Stayvers voor hunnen Hoogtyd Wyn, ende zullen de Schout, Burgermeesters ende Sche- penen gehouden zyn alle Jaaren, by de meeste opinien, een nieuwe kleedinge te doen maaken, daar op stellende de letteren der Steede, daar mede in de Processie komende, naar ouder herkomen, op poene van de verhaalde Wedde te verbeuren. VIII. De drie Thesauriers zullen elk, voor hunne Wedde, hebben twaalf Earoli Gulden, ende elk vier-en-twintig Stuyvers voor hun Hoogtyd Geld, ofte Wyn . Behalve deze wedden waren eenige emolumenten bepaald, waar- van het bedrag echter bizonder laag was en thans zou geacht worden niet noemenswaardig te zgn. 0. v. 24.

Niet goed begrepen. De Luneburger heide, die men nu in weinige uren doorsnelt, was voor het leggen van den spoorweg en vooral nog vroeger, voor het bestaan der chaussées, de afschrik van alle reizigers in het noordwesten van Duitschland. Een fransch reiziger, die van de daarin omdolende schaapherders had hooren spreken en ze Haidschnucken hoorde noemen, schreef, dat die heide be- volkt was, »par un peuple sauvage, nommé Huidschnuc~en. Een Engelschman, die vernomen had, dat het vervoer in die streken, alleen per as, (auf der Axe) kon geschieden, meldde, dat zulks alleen op een smal -riviertje de Axe genaamd kon plaats hebben AAPYTEEKBNISOIPI’. 199

Meyer, Tafereelen uit het noordelëk gedeelte van Duitschlnnd. Dordr. 1819, bl, 24. J. D. L.

Opschriften op kerkklokken. (vgl. A. R.; XXII, bl. 119, 162, 245, 392, 440, 447; XXIII, bl. 5). Volgens de Beschrgving der stadt Schoonhoven gedrukt te Gouda bg Gisbert en Willem de VrU, 1762, had de groote klok den naam van Bartholomaeus Bin welkers ronde deze woorden te leezen stonden: St. Bartholomaeus is mynen Naam, Tot Geluy wan Gode ben ik bequaam. Willem Moer en Jasper .z,yn Broer hebben my gemaakt in het jaar 1510. Op dezelve is het wapen van Henegouwen en ook dat van Schoonhoven. Op de klok, onder den naam van’ de kleyne klok, staat Maria, Muriae, en het jaartal 1419, zynde de overige letters onleesbaar. Op het Wachtklokje vindt men: St. Salvador is mynen Naam, Myn Geluy zy Gode bequaam. Anno 1540”. 0. V. A.

Uittreksel uit den inventaris van den muntmeester van Dordrecht Uerrit Pietersz. DOU, opgemaakt den 2 december 1660. In het Voorhuis. Een koffer met izer beslagen en daarin bevonden: Een berdeken daar een kind in geschildert is. Een tafereel daar een vrouwen aansicht geschildert is, met vergulde list. Twee ruiten met twee tronies. Een brief van de afzettinge op de Beyde. Benen beschreven brief van de Dood, beslegen. In de Middelkamer. Een tafereelken van een Narrenbeeld. Een brief beslegen van het verloren Schaap. Een tafereel van Thamar. Een brief aan de Zeven Doodzonden, beslegen. 200 AANTICMENINCEN. Op de Achterka&r. Drie tafereelen met vergulde listen daar tronies of aansichten in geschilderd staan, de twee van mans personen en het derde van een vrouwe persoon. Nog een tafereel daar Sinte Pieter in de gevangenis in ge- schilderd is. Nog een tafereel Van de Koninginne van Scheba, daar z1J voor de koning Salomon komt. Nog een tafereelken van de Drievoudigheid. Achter in het klein kamertje aan het klein keukentje. Eenen brief beslegen van Pharao. Twee rondeelkens met tronies. In de groote keuken, Een tafereel van nyemand (?). Op de Achterkamer. Een tafereel van Loth. Een tafereelken van Lucretia. Een steenen Moriaanshoofd. Boven op Zolder. Een brief van Fortuna. Een kaart van India. Eenen brief van Tobias. Een berdeken van het avondmaal. Eenen brief van RIagdalenB. Een berdeken van Onze Lieve Vrouwe. Een berd van den verloren Zoon. Beneden in de Smeltkamer. Eerst in een klein tresoorken, veertien papieren geprente stukjes van de kunst van Frans Floris. In het principaal kantoor, in een schrijflade bevonden. Drie berdekens daar drie tronies in geschilderd staan. In éen huisje met een tuin bevonden de voor- schreven Muntmeester toe te behooren. Nog een tafereel daar den Muntmeester in geconterfeit ataat.

De muntmeester Gerrit Pietersz. Dou komt in het Biografisch AANTEEKENINGEN. 201

Woordenboek niet voor; zoo Gerard of Gerrit Dou, de beroem- de schilder, niet aan hem vermaagschapt was, dan zouden w&i wel willen veronderstellen, dat dit het geval is met Jan Pietersz. Dou den landmeter 1). In het genoemde Woordenboek komt een kunstschilder Floris voor, in de eerste helft der zestiende eeuw, wiens voornaam on- bekend is “), welligt is het Frans Floris, als in den tekst. LABORANTE&. [Over Frans Floris, + 1570, en zinen zoon vau denzelfden naam, vindt men berigten in de werken van Immerzeel en Kramm. De heer mr. J. P. Amersfoordt gaf ten vorigen jare in het Tgdschrift van het Koninklgk Instituut van ingenieurs, een uit- voerig en belangrijk artikel: Een oud plan van doorgraving van Holland op zlJn Smalst, met eenige bijdragen tot de levensbe- schnjving van Jan Pietersz. Dou, Johannes Dou en Jan Johan- nesz. Dou. Van dit geslacht Dou .- een ander dan waartoe de schilder Gerard Dou behoorde - vindt men daar eene stamlëst. Deze echter begint met Pieter Arents Dou, wiens oudste kind geboren werd in 1569, hetzelfde jaar, waarin deze inventaris is opgemaakt. Zi geeft dus geen licht omtrent de vraag, hier door Laboranter gedaan, of de muntmeester Gerrit Pietersz., hetz! tot den schilder, hetzi tot de landmeester van dezelfden naam in familiebetrekking stond.]

Michiel Panneel, predikant te Middelburg. In het Biographisch Woordenboek van van der Aa wordt geen geschrift van hem op- gegeven. Uit de Resolutiën van de Staten Generaal (1600 4 aug.) blgkt, dat h$ heeft uitgegeven: SEen duydelycke verclaringe van de gantsche Openbaringe Johannis des Apostels, ‘t samengestelt in twee tractaten, vuytgegeven by Johan Napeir, heere van Mar- chistoun de jonge, ende nyeuwelyck overgeset vnyt ‘t Engelsche in onse Nederl. spraecke”. lt.

Langwijligheid in regtszaken. Het is algemeen bekend, dat, in vorige tijden de re&spleging somtgds zeer uitvoerig was, vooral

‘) Deel IV, blz. 92. 1) Deel V, blz, 40. als advocaten of procureurs belast waren memoriën of conclusiën schriftelijk in te dienen en de zaak van eenig aanbelang werd geacht. Minder algemeen is het misschien bekend, dat er bepalingen gemaakt zijn om de al te groote uitvoerigheid te voorkomen. Zoo leest men in een onder mij berustend hs. bevattende on- derscheidene bepalingen en opgaven: »De advocaten en procureurs Bvoor dit collegie (te ‘s Gravenhage) postulerende, vermogen huune »advertissementen en deductiën van rechten niet boven de 600 »articulen te extendeeren, als op schriftelijke bewilliginge van deu DRaed, op poene, dat het excedeerende aen hun niet zal werden Bgoedgedaen , of op hetzelve eenigsins zal worden gereflecteerd; ~cermitt door lankw$‘ligheid het recht verward word. .Resole. 25 jan. 1706.” Als nota staat er b;j aangeteekend: BAdvocaat van dit Collegie in ‘s Hage werd aengestelt, mit’z B buyten eenig bezwaer van het Laad. ~tiesole. 26 maart 1712." Het is me echter niet bekend welk collegie hier bedoeld wordt. 0. V. A.

Overvloedige vischvangst. In den winter van 1871/1872 werden in één zegen, tusschen de elf en twaalf duizend, waarsch$lijk oude, ponden karper gevangen in de Oldegaster-brakken of -brek- ken bg Santfirde in Friesland. Deze karpers hielden zich anders ongenaakbaar voor de netten tusschen tallooze stobben of afge- broken boomen in dat meer op, tot dat een storm ze er uit dreef en ze omsingeld en gevangen werden. De ophooping was zon groot, dat zij in de beperkte ruimte kop aau kop stonden. Eenige honderden guldens bragt deze vangst, die meest naar Londen

J. D.

L.

VEREIWIGING VOOR NOORD-NEDERLANDS ~hUJZLEKGESCHIEDENIS.

Mueikaliën in de boekerij van Philips van Marnix van St. Aldegonde. Op den 6clen julij 1599 werd de bibliotheek van Marnix te Leiden AANTEEKENINGIGN. 203 in auctie gebragt. De catalogus, waarvan een exemplaar in de Kon., Akademie van Wetensch. in het Trippenhuis te Amsterdam voorkomt, verscheen onder den titel : Catalogus librorum biZ&othecE Nobilissirni Clarissimique viri pis, memor& D. Thilippi Maw$ii Xnncto-Aldegondii, Lugd. Bat. ex t$pographeio Christophori &joti& CIg. 13. IC. De boekeri was inderdaad een spiegel van de zeer veelzëdige ontwikkeling des beroemden bezitters; en’ de cat.alogus bewust, wat wi trouwens van elders weten, dat Marnix voor zin tijd een waar polyhistor was, wiens hoofd en hart open stond en warm was voor alles, wat in zine eeuw een man van de hoogste beschaving en den meest wetenschappelijken zin belangstelling kon inboezemen. Boeken van theologischen, medischen, historischen en juridischen inhoud, werken over bouw- en andere kunst,en, klassieke auteuren van vroegeren en. lateren tid, enz., waren in grooten getale en blikbaar met zorg en groote geldelgke opoffering door hem zamengebragt. Dat de bewerker der Psalmen Davids ook eenige musikaliën verzamelde, zal de lezer vermoeden en wordt door de catalogus bewezen. Behalve het destijds veel gebruikte werk van Zarlino over de harmonie-leer (Le institutions harmoniche, in Venetia 1561), vind ik onder de rubriek ;9Philosophi, Geometræ, Mathematici et Poet& nog aangeduid: Musica Listenii, Norim- berg@, en vervolgens op een der laatste bladziden van de cata- logus, onder de rubriek: >Libri aliquot Musici”, de l&t, die ik hier overneem : In folio. [l]. Novum pratum Musicum Emanuelis Hadriani, Antw. 1592. [Z]. Cantileme duabus testudinibus accommodat%, manuscriptae, Bassus et Superius, 2 vol. Lond. 1583. In quarto. [3]. Cantileme testudini accommodats et conscriptae a Philip. Marnixio. [4]. Musica nova de Adriano Willard, 7 vol. [5]. Livres de meslanges de C. le Jeune, & 6 parties, Anvers 1585. In octavo. [6]. Psalmi et cantilenae varia a Ph. Marnixio conscript% et testudini accommodat=. [7]. Instabolatura de lauto, in Venetia 1554. 204 AANTEEKENINGEN.

183. 11 libro de madrigali a 4 voc., 2 parties. E’erram 1550. [9]. IvIadrìgali di Aribadelt [Arcadelt P]. Altus et Bassus, in Vinegia 1558. [lO]. Madrigali de Cypriani de Rore. Tenor et Altus, Venetia 1557. [ll]. Instabolatura de lanto, Venetia 1546. - [12]. Octante deux Pseaumes a 4 parties par Cl Marot, Paris 1559. [13]. Contratenor du thresor de musique d’orlande, 1576. [14]. Meslanges d’orlande en cinq parties, Paris 1576. Het opmaken van den toelichtenden commentaar, dien boven- sfaande lijst schgnt te verdienen, laat ik aan meer deskundigen over. Slechts merk ik op, dat de bg no. 3 en 6 opgegevene titels schgnen aau te duiden, dat Marnix ook componist is geweest, al- thans psalmen en andere liederen met accompagnement voor de cither heeft voorzien. w. YOLL.

Geertrui Moniokes. Van deze vrouw #van goeder ridderschap”, eene adellëke derhalve, lees ik in een hs., levensbeschtijvingen van vele diepenveensche nonnen bevattende, dat z& na eenigen tid in een ander klooster non geweest te zijn, omstreeks 1406 in het convent van Brinckerinck te Diepenveen bi,j Deventer opgeno- men en straks tot scantrix” gekozen werd, ;bomdat sie ene schone stemme had, soedat men int hof van Romen daervan wiste te s eggen ; ende dier [stemme] gebl,uyckte sie wal, want doe sie noch in dat werlike cloester was, doe hielt sie dat choer allene op myt twien olden noune. Sie stont wal ende luyde die clocke, ende hielt dat choer mede op.” Jammer, dat het hs. ons niet meer ’ van de talenten dezer zangster berigt. Zg stierf in 1426 op ,Ju- lianen-dach der h. ionferen”, d. i. op 16 februarij. Langs welke wegen haar roem zelfs tot de curie des pausen doordrong, wordt niet verklaard. Welligt maakte z$ gelik andere nonnen van Die- penveen, eene beêvaart naar Rome, en liet zg zich aldaar in eene kloosterkerk hooren. w. MOLL. VRAGEN,

Psalm 161. Wanneer is het eerst melding gemaakt van den apocryfen 15lsten psalm, welke geplaatst is in het aanhangsel van het hs. van het psalmboek (van de @te eeuw?), op de utrechtsche bibliotheek, over welks oudheid onlangs eene beoordeeling met bggevoegde photographische afbeeldingen door Penth. Stanley in Engeland is uitgegeven? Dew$ toch die 15lste psalm niet onmid- dellik achter het psalterium volgt, zou men kunnen meenen, dat die psalm ten tide van het vervaardigen van het hoofdmanuscript nog niet bekend was. [H1J komt reeds voor in de grieksche vertaling van het 0. T., gewoonlgk die der septuaginta geheeten.]

loorsche dans. Even als in Engeland danste men bg ons op pinkstermaandag den rnoorschen dans; meisjes huppelden hand aan hand achter een met bloemen en linten versierd lam, totdat een harer het met de lippen had gegrepen. Den volgenden dag werd het lam geslagt. (Schotel, Openbare eerediensten, bl. 289.) Hoe kwam die christelzjke feestdans aan den naam van moorsden dans; waar had die bi ons te lande plaats en wie heeft daarvan melding gemaakt?

!J!heodorious Ameyden. In Gachard, Arch. du Vatican wordt in den inventaris, p. 158, melding gemaakt van een groot aantal brieven van den koning van Spanje en zijne staatsdienaars aan Theodoricus Ameyden van 1640-48. Wie weet iets meer om- trent dezen Bosechenaar mede te deelen, die, volgens van der Aas Biogr. woordenb., advocaat ba de roomsche curie was? De door Gachard bekend gemaakte inventarissen van het vati- caansche archief doen het bejammeren, dat die schatten, voor de geschiedenis van Europa van zoo groot belang, geheim moeten bliven. Gachard deelt ons het opmerkeljdke feit mede, dat reeds in 206 VRACtEN.

1554 Girolamo Mazzarelli, bisschop van Conza, pauselake nuntius te Brussel, schreef, dat er na den dood van Karel V wel eene omwenteling in de Nederlanden zou kunnen plaats hebben wegens den druk der belastingen. Achttien ja,ren vóór de invoering van den tienden penning voorzag hi dus, wat er in 157% zou gebeuren. In 1810 werd het vaticaansche archief in 3239 kisten, wegende 408,459 kilogrammen, naar Parijs gevoerd. De vrachtkosten be- liepen ruim 600,000 fr. Na 1815 werd het weder naar Rome ge- voerd.

Anathema der grieksche kerk over Lutherschen en Calvinisten. Om welke reden heeft de grieksch-ort,hodoxe kerk op de synode van Bethlehem ia 1672 een anathema over Lutherschen en Calvinisten uitgesproken? Bestond er toe vrees, dat die kerkleer zich in het Heilige Land zoude uitbreiden (Zie Kruif, Geschiedenis van het Anglo -kathol., bl. 91.)

Afbeeldingen van den evangelist Johannes. Waarom is Johannes de evangelist in de middeleeuwsche afbeeldingen voorgesteld met eenen avondmealskelk, waaruit eene slang te voorschgn komt 2 Zin- speelde dit op de slang van het paradijs, die door Christus’ bloed werd te niet gedaan, of was het eene herinnering uit de grieksche mythologie, de slang van Aesculapius, die, nu in een christelgk symbool veranderd, de genezing van de zonde door het gebruik van den avondmaalskelk voorstelde ?

Mary Moders of Stedman. Wie weet de geschiedenis te verha- len van Mary Moders of Stedman, genaamd the german princes, gehuwd met John Carlton, waarop in 1663 in Engeland spotpren- ten werden gemaakt? (Zie Gatal. of prints in the Brit. mus.). Deze gelegenheid neem ik waar om het slot van een gedicht mede te deelen, dat in 1672 in Engeland werd gedrukt op de herstelling van prins Willem IH, en getiteld: The low estate of the low countrey countess of Holland on her death bed. But stay, her comes a Doctor from , A soverayn Doctor, that wil1 cure her plague. She that now sinking is ere long shall swin, VRAOEN. 207

If she does swaer she wilt be rul’d by him. Who knows what virtnes in;an Orange dwell? &I Orange only ‘t is C~KI make her well. 0. A. SIX.

‘A. M. van Schurman. Is het testament van deze vermaarde vrouw, die den 4den mei 1678 te Wieuwerd in Frieslaud overleed, bekend en gedrukt? Zoo ja, wáár kan men het vinden ? In het werk van dr. Schotel, Anna Maria van Schurman, dat in 1853 bg gebrs. Muller te ‘s Hertogenbosch uitgegeven en van vele aanteekeningen en bglagen voorzien is, heb ik het niet aangetroffen. Waar zij zelve, van haar verlangen sprekende, om aan de zijde van hare vriendin Sara Moot begraven te worden, de woorden bezigt: squam etiam velut ultimam voluntatem meam Ecclesiae nostrae deolaravi,” behoeft nog niet, als de heer Schotel wil, aan eene schrij”teZ~ke begeerte gédacht te worden, maar kan eene mondelilzge verklaring bedoeld zijn, en in ieder geval schqnt hier geen sprake van een testament te wezen. Zie het genoemde werk, bl. 255, en aantee- keningen, bl. 43. Leeuwarden. L. PROES.

Schotten in dienst der Staten. Bosscha vermeldt in Nederlands Heldendaden, 1, bl. 143, in de noot, dat de Schotten zich steeds onderscheiden hebben in het vechten, en dat van daar de spreek- wëze, het is er scbotsch toegegaau, ontstaan zoude zin. Het waren altid zeer gewilde troepen; bij van Meteren, Nederl. Hist. 113, d. leest men, dat reeds in 1576 Schotten onder den kolonel Balfour de Spanjaarden bij Luik versloegen; bij Bor, IX, 679, dat 2000 Schotten ín datzelfde jaar Zieriksee poogden te ontzetten, enz., enz. Steeds ,waren er in de volgende eeuwen Schotten in on- zen dienst. Maar wanneer werd de schotsche brigade opgerigt en waarom heette zij juist zoo,? PIK.

De familie Desa. Naar aanleiding vau de badragen over de gravin van Ross in de laatste nummers van den Navorscher, heb ik een paar vragen over de familie Ross te doen. 208 VBAQEN.

1. Is ook iemand in ‘t bezit van een declaratoir van burge- meester, schout en raadsheeren der loffelike stad Tain in het graafschap Ross in Schotland aangaande die familie? Ik vind het vermeld op eenen inventaris van familiebescheiden, zonder dat ech- ter de datum wordt opgegeven. 2. Is er iets bekend omtrent het tijdstip harer overkomst uit Schotland? Dat dit reeds vroeger moet hebben plaats gehad, dan de heer Martini van Geffen vermoedt, maak ik hieruit op, dat reeds v66r 1660 in de doop- eu sterfboeken van Maastricht de naam Ross voorkomt, terwil ik herinneren moet, dat op de wapenkaar- ten bg Smallegange Ros en Ross vermeld worden, met de toe- lichting, $jn edele Schotten.” PIK.

Qeslacht van Vrijberghe, enz. Is ook iemand in de gelegenheid mi aan te geven, aan wien ik mi kan wenden, om te weten te komen, waar en wanneer geboren en overleden is: l”. Elisabeth de Vlaming, gehuwd geweest in eerste huwelgk met Nicolaas van Vrijberghe, kapitein der infanterie (zoon van Marinus van Vrgberghe en Elisabeth de Ruybert). Zij hertrouwde te Bergen op Zoom 6 januari 1680 Patrick Balfour. 2”. Waar en wanneer geboren en overleden (hare dochter uit ‘t eerste bed) Johanna van Vtijberghe, die te Halsteren 19 januar$ 1685 trouwde Jacobus Balfour. Elisabeth de Vlaming was de dochter van Jan de Vlaming (burgemeester van ‘t Vrije van Sluis in Vlaanderen) en Elisabeth de Casembraot. B. B.

Geslacht Lequien. Is het ook iemand bekend, wie de ouders, echt- genoot en kinderen waren van Gerard Lequien, in 1770 boekhande- laar te Amsterdam? Z+ de wapens, door hem, z1Jne echtgenoot en zine moeder gevoerd, ook bekend ? B.

Qe&cht Meurs. Gaarne zou men vernemen, wie de grootouders, ouders en echtgenoot waren van Jan Meurs, conrector te Meppel, predikant te Kolderveen en Dinxterveen van 22 februati 1674-1703, geboren . ...? f 17063 8. ANTWOORDEN. 209

Qeslachten van Wijlick en Roeters. Wie waren de ouders van Salomon van W$ick, geb. te Emmerik 1670, -i- te Amsterdam 1711, en van diens echtgenoot Christin& Roeters, geb. 1670, + te Am- sterdam 1696P Welke wapens werden door de bedoelde personen gevoerd ? 8.

Cfeslaoht Methorst. Kan ook iemand opgeven welk wapen door het amersfoordsche geslacht Methorst werd gevoerd ? 6.

CIeslacht Dedel. Welk wapen werd gevoerd door mr. Joost De- del, in 1607 rentmeester van het St. Nikolaas gasthuis en vanhet Sacramentsgildehuis, in 1608 van het Leprozenhuis en schepen te ‘s Gravenhage, + 1655 2 B.

ANTWOORDEN,

Draaikooi. (vgl. A. R. 11; XXI, bl, 481; XXII, bl. 433, 497; XXIII, bl. 1, 485; XXIV, bl. 99). De heer C. Kramm beweert, dat de ware benaming van dit foltertuig van vroegere jaren is drilkooi, omdat de persoon die men heen en weer draaide gedrild werd, terwijl draaien alleen aan eene beweging gelik die van een rad doet denken, en omdat er plaatsen buiten sommige steden gevonden werden, die men dTiZveZden noemde. Waarin echter dat drillen en de strafoefening met de drilkooi, waarbi de jongens alsdan dol van pleizier waren, bestaan hebben, wordt niet opgegeven. Zoolang nu een en ander niet op voldoende wijze opgehelderd wordt, kan men vertrouwen blgven schenken aan Speeleveldt, die op bl. 22 van z&re brieven over het eiland Walcheren een verhaal heeft gegeven van eene door hem bggewoonde executie van drie vrouwen, die gedraaid werden. Deze executie werd besloten met de fractuur van een arm, die er wel niet immer het gevolg van zal zijn geweest, maar S. besluit zin verhaal met de opmerking, dat niemand van het gemeen - en hiertoe zullen de hierboven bedoelde jongens, die dol van pleizier waren, ook wel behoord heb- ben - vermaak scheen te scheppen in dit wreedaardig schouwspel. 210 AANTEEKEUINQEN.A

Tot de bedoelde opheldering zal gegeven zin, zal het raadzaam wezen, de kenmerkende benaming van draaikooi te behouden. Middelburg. ADE. A. FOKKER. [Hoe men in oudeu tgd, toen dit instrument nog veel in gebruik was, het genoemd heeft, is uit het in den Navorscher medege- deelde nog niet gebleken. W;j weten daaruit alleen dat men het in 1707 te @megen draaikooi en in 1751 te-Zutfen draaikast heette (Nav. XVI, bl. 282, 327). 1Iaar daarentegeu lees ik in den Vermake- liken Avanturier vdn N. H(einsius) dl. 11, bl. 57, de volgende beschriving van zulk een straftuig: >Ten dien einde had hy een houte kooi doen maaken, die van een mans lengte was, en op twee spillen draaide, hetwelk hy den haspel noemde, en daar hy zyn volk wanneerze het verbruid hadden, deed in zetten en zulks door zyn overige knegts zeer ras omdraayen”; en op dezelfde blad- zgde, ~Derhalven gebood hy aanstonds, dat men myn meester in den haspel of dril zetten zou”. Mijne uitgave van dit boek is van 1756, doch het is de achtste druk; de eerste is van 1695. In dezen tid schutren dus beide benamingen in .gebruik te zijn ge- weest. Beide zijn ook goed: tot de beteekenis van drillen rekent Kiliaan ook, en met regt, gyrare, rotare, volvere.] AANTEEKENINGEN,

Ordonnantieboek der Staten Qeneraal 1616-1630. (Vervolg van Xx111, blz. 430). Scheepsbevelhebbers, Admiraliteit, Oost- en West- Indische Compagnie enz. Fol. @x1. Pr. Ariensz Admirael ‘). Die Baden van Staten enz. Ordonneren enz. te betaelen aen Pr. Atijensz Admirael, over die schepen in dienst van de W.-I. C., die de Honduras vaerders ontrent de Havanna hebben geno- men, de somme van hondert vyffttich ponden van x1 gr.; denwelven by ordre van hare Ho. Mo. in erkentenisse van sgne goede dien- sten voor een medaille toegeleit. Ende mits enz. Gedaen enz. den 11 October 1628.

l) Pieter Adriaensr. Ita. AANTEEKENINQEN. 211

Fol. i$xlviij. Vice Admirael Banckert. Die Raden van Staten enz. Ordonneren enz. te betaelen aenHen- riek Mirou, goutsmith de somme van vier hondert en seven ponden, vyfthien schell. ses penningen van x1 gr. over het gout ende fat- soen van een goude keten, daermede de Ho. Mo. St. Gen. den Vice Admirael B. onder de vlagge van den Heer Geaerael Pt. Hein uit- geweest zynde, vereert hebben, volgens enz. den xii5 Februari 1629. Fol. @xxvii. Jannitgen Budde, nagelaten weduwe van wylen Claes Jansz. Die Staten Gener. enz. Ordonneren enz. te betaelen aen J. B. nagelaten weduwe van wylen C. J. in syn leven gewesen Piloot op der stadts diepten tot Campen, beste moeder van de nagelaten kinderen van haer soon genoempt Jan Claesz., in syn leven ten dienst van hare Ho Mo, opt schip van Capiteyn Willem Jansz. int beleg van de stadt Bergen op ten Zoom, alwaer deselve Jan Claesz. in den voorz. dienst met een canonschoot in de halven is geschoten, de somme van vierentwinticb ponden van XL gr. Der- selve toegeleit vuyt commiseratie van de voorz. kinderkens. Ende mits enz. Gedaen den ii December xvic twee en twintich. Fol. L. Willem Jacobsz. Emmenes. Die Staten Gener. enz. Ordonneren enz. te betalen sen W. J. E. Deurwaerder van den ontvanger Pierlinck tot Bergen opten Zoom, de somme van vyfftich ponden van x1 gr.; die hem syn toegeleit in consideratie van de sware quetsure by hem ontfaugen int cruysbeen van zyn lenden, in ‘s Landts dienst op het schip van den Admirael Heemskercke, ende andersints. Ende mits enz. Gedaen enz. den xix Octobris xvjc ende Sesthien. Fol. i$ XVV. Weduwe van wylen Jan Engelen. . Die Raden van Stateu enz. Ordonneren enz. te betalen aen de weduwe van wylen J. E., gewesen Capiteya te water, de somme van hondert ponden van x1. gr. deselve, eens voor al toegeleyt hy ordre van haer Ho. Mo. in aensieniuge vant ontdecken van de grouwelicke conspiratie tegens Ho. Loff. Mem. de Heere Prince van Orangie, bg haer zal. man gedaen. Ende overbrengende enz. Gedaen den 26 Febr. 1628. Fol clxv. Gerrit Gerrits, Capiteyn van de Zeylwagens. Die Staten Gen. enz. Ordonneren enz. te betalen G. G, C. v. d. Z. van 21% AANTEEKLNINOEN.

Schevelinge, veerthien ponden, twaelff schel]. van x1. gr.; daertoe be- loopt de bygevoechde declaratie, over onoosten gedaen om volgende den last van hare Ho. Mo. te dresseren de twee zeylwagens tot Schevelinge tot dienst van den Heere Fresiano, Ambassadeur van de Sereniss. Republicque van Venetien, ende deszelfs geselscnap. Ende mits enz. Gedaen enz. den vj Octobris xvj, twintich. Fol. xxlg. Lambert Lambert Hendricsz l) Die Staten Gener. Ordonneren enz., te betalen aen L. L. H., twee hond& ponden van x1 gr. ; denselven toegeleit in recognitie van de ext,ra ordinaris diensten by hem den Lande gedaen. Ende mits enz. Gedaen enz. den xxj Januari xvjc ende sesthien. Fol. $xxii$. Den schriver van den Commandeur Lambert Hendricxz. “). Die Staten Gener. enz. ordonneren enz. te betalen (als boven) comrúende vuyt de vlote voor de custe van Vlaeuderen, achtien ponden van x1 gr. ; denselven toegeleit tot bodenbroot, voor de ty- dinge die h5 gebracht heeft, van dat, onse schepen van oorloge een van des vyants schepen van oorloge vuyt Oostende gecommen, daertoe geforceert hebben, dattet hem selven het vier int cruyt -heeft doen steken ende doen opblazen, daer door tselve geheelyck is vergaen. Ende mits enz. Gedaen enz. den ij Octobris xvjc twee tin twintich. Fol. $c lxxix. Pr. Heyns (Pieter Pietersz. Hein). Die Raden van Staten enz. Ordonneren dat den Ontf. Gener. in reckeninge geleden worde de somme van drie hondert seven ponden vyff schell. van x1 gr., als namentlyck 195 E 5 schell. en vj gr. voor een goude keten, wegende vj oncen VU engclsen tot 36 JZ 10 schell. de once; 7 $Z 9 schell. vj gr. voort fatsoen à 28 schell. de once ; 104 Z. voor een goude medaille ende ‘noch 10 schell. voor een dose ende sgde lint, waermede Pr. H. Vice Admi- rael van Willekens, by resolutie van de Ho. Mo. HH. St. Gen. in dato ix Aug. lestleden is vereert geworden. Mits dese enz. Ge- daen enz. den vj Novembris 1625. Fol. i$ xlvj. Als voren, te betalen aen Henrick Mirou, goutsmith de somme van derthien hondert drie en vyftich ponden, een schel-

*) BUgenaamd Moy Lambert. 1, Mooi Lsmbert. AANTJGEKENINQEli. 213 ling, over het gout ende fatsoen van een goude keten, daermede door ordre van hare Ho. Mo. HH. St. Gener. Pieter Pieterz. Rein vereert is enz. den 27 Januari 1629. Fol. i$ lj. Pr. Hein en Lonck 1). Die R. v. St. enz. Ordonneren enz., te betalen aan Willem Ver- steech, ysersnyder van de munte van Gelderland, de somme van drie hondert ponden van x1 gr.; denselven by ordre van hare Ho. Mo. geaccordeert, tottet opmaecken van twee goude medaillen daarmede den Generael Pr. H. ende den Admirael L. tot gedach- tenisse vant veroveren van de Silvervloot, boven de goude ket- tingen by hen ontfangen, noch vereert syn. Ende mits enz. Ge- daen enz. den ix april 1629. Fol. XVC. Robert Hudson. Die Staten Gener. enz. Ordonneren enz., te betalen aan R. H. mr. schipper woonende in de Duyns in Engelandt, de somme van vyftich ponden van x1 gr.; denselven toegeleit omme eenige goede consideratien in recompense van seecker aengediende, ten dienste van den Lande by hem aen hare Ho. Mo. gedaen. Ende mits enz. xiii Juli xvj, ende vyffthien. Fol. xx. Cornelis Jansz. Die Staten Gener. enz. Ordonneren den auditeur in de Gene- ralit. rekencamer J. D., in vuytgeven zynder rekeninge te passeren, de somme van hondert ponden van x1 gr., die hy by ordre van hare Ho. Mo. heeft verstreckt aen een gouden medaille, daermede is vereert geworden, den scheepscapiteyn Cornelis Jansz. dienende tot convoy van de visscherye. In consideratie dat hg heeft ver- overt eenen zeeroover, ende denselven met syn schip en inne- hebbende goederen gebracht heeft in de haven Lith (Leith?) Ende mits enz: Gedaen enz. den xxviij Augnsti xvjc ende vyfthien. Fol. i$ xxxi_J. Capiteinen Cornelis ende Henrick de Leeuw. ’ Die R. v. St. enz. Ordonneren enz. te betalen, aan de Capiteinen C. en H. de L. t’ samen, de somme van hondert ponden van x1 gr.; deselve by ordre van haar Ho. Mo. toegevoecht, tot een prae- mium over het veroveren van vier van des vyants chaloupen in

‘) Hendrick Cornelisz. L. 214 AiNTEEKENTNQEN.

de verleden jaeren 1626 ende 1627 betomen. Ende overbr.: enz. Gedaen enz. den 17 Julij 1628. Fol. i& xxxvj. Capit. de Leeuw c. s. Als voren. Aen Capit. de Leeuw cum sociis de somme van tses- tich ponden, voor het veroveren van drie van des vyants chaloupen, elcx van twee dochten, binnen Heusden gebracht en aldaer ver- tocht, tot een praemium den ij September 1628 Fol. iijc xlvj. Ad mirael Lonck. Die R. v. St. enz. Ordonneren enz. te betalen sen Henrick Mirou, goutsmith, de somme van ses hondert dertien ponden, ses- thien schell. van x1. gr., over het gout ende fatsoen van een goude keten, daermede door ordre van hare Ho. Mo. Heeren St. Gener. den Admirael L. v. de W. 1. Compagnie vereert is, volgens enz. Gedaen den xxva Januarij 1629. Fol. iijc lxxxiij. Als voren. Ben Hans Bouwens, goutsmith, de somme van seven hondert twintich ponden, sesthien schell. van x1 gr. over het gout, fatsoen ende opwisselen van een goude keten, daermede den ge- , wesen Generael Lonck, door ordre van hare Ho. Mo. in recompense van syn goede diensten ende debvoir, int veroveren van Ferna- buco vereert is, by hem ten ‘dienste van den Lande gemaeckt ende gelevert, volgens enz. Gedaen enz. ix Octobris 1630. Fol. Uc xxxig. Vier Afatroosen. Die St. Gener. enz. Ordonneren enz.; te betalen aan de vier matroosen, ontdect hebbende de geweldige conspiratie, voorgeno- men tegen den persoon van syne Excell. ende de staet vent Lant, de somme van vierentwintich hondert ponden van x1 gr.; te weten, sen elcken van deselve sess hondert ponden; toegeleit tot eene vereeringe voor deselve heure getrouwe ontdeckinge. Ende mits enz. Gedaen enz. den xj Februarij xvjc dryentwintich. (Den 16 mei 1623 werd aan Jacob van Banchem, kastelein van den Hove van Holland, betaald eene som van 103 L 8 schell. aover de verteringe t synen huyse gedaen bij de vier matrooaen ontdect hebbende enz.“) 2 -: Fol. xxxë. Weduwe van wylen den Capiteyn Louys Oirel. Die Staten Gener. enz. ordonneren enz.; te betalen aen de naer- gelaten wed. van wylen den Capiteyn L. 0. Sa. de somme van AANTEEKENINOEN. 215

hondert ponden van x1 gr. ; deselve by provisie toegeleit, omme goede consideratien, maer voornementlick omme dat den voorz. haren man saliger voor den vyent (vromelyck vechtende) in den notablen slach van Gibraltar eerlyck is gebleven. Ende mits enz. Gedaen enz. den xvj Maert xvjc en sesthien. Fol. xlv& Als voren 100 R den 12 sept. 1626. Fol. i$ li. Assayeur Teylingen. Die R. v. St. enz. Ordonneren enz., te betaelen sen L. v. T. Assayeur Generael van de Munte, de somme van twee hondert acht en tachtich ponden, ses schellingen van- x1 gr. ; over het fat- soen, gout ende silver, van twee triumph-penningen by hun ge- maeckt, ende ter Camer van hare Do. Mo. Heeren St. Gen. over- gelevert, volgens enz. Gedaen den x Aprilis 1629. Fol. iic Ixxij. Marten Tromp. Die R. v. St. Ordonneren, dat den ontf. Gen. Ph. D. in reeckeninge ” geleeden worde ; de somme van hondert twintich ponden van xl gr. tot betalinge van een goude medaille, daermede den Capiteyn Marten Tromp, als genomen hebbende een vyants scheepken, by ordre van hare Ho. Mo. vereert is, mits enz. Gedaen enz. den 29 Maertij 1630. Fol. i+ ix. Maeyken Heynen, weduwe van wylen Pr. Arentsz. Vuyst. Die R. v. St. enz. ordonneren enz., te betalen aen M. H. wed. van wylen P. A. V., de somme van vyff ‘hondert ponden van x1. gr.; deselve by ordre van haer Ho. M.O. van date den xxv Augusti 1626 en van xxiiij Februari 1627 beyde lestleden, eens gereet toegeleit, in aensieninge van haer zal: mans dienst, dat hi den Vice-Admirael van Duynkercken in brant gebracht heeft. Ende overbr. enz. Gedaen enz. den fi Martg 1627. . \_ Fol. i$ Ixix. Dienaars van de W. 1. Compagnie, Die R. v. St. Ordonneren enz.; te betalen aen de >D. V. d. W. . 1. C., de somme van vyftien ponden van x1 gr. ; deselve door ordre van hare Ho. Mo. eens tot eene vereeringe toegeleit, voor de presentatie van de vlaggens ende banieren door wylen den Eeer Generaal Pr. Heyn van de Spaengnaerts verovert enz. Ge- daen den 24 October 1629. 216 AANTEEKERINUEN.

Fol. i@ xlvj. Timmerman van de W. 1. Compagnie. Als, voren. Aen N. timmerman van de W. 1. Compagnie, de somme van vyfentwintich ponden van x1 gr., denselven bij ordre van hare Ho. Mo. eens toegevoecht, voor de gebrachte i$dinge van ‘t arrivement van de acht resterende schepen, van de vloote van den Generael Pr. Hein. Ende enz. Gedaen enz. den 27 Januarij 1629. Fol. xxv. Sibert Sibertsz. Wor. Die Staten Gener. enz. Ordonneren enz. te betalen aen S. S. W. dese Landes, over de sessenderticb jaeren, ende ontrent een- entwintich jaeren als Capiteyn te water gedient hebbende. In welcken dienst hij binnen Oostende ~0.0 gequest ende geschoten is geworden, dat hg daervan een lammicheyt in de recbterzycle, doofheyt ende blintbeyt in zijne rechteroore ende oogen behou- den heeft, de somme van tweehondert ponden van x1 gr. ‘t stuk. Ende dat in twee jaeren naestcomencle, alle half jaeren vyftich ponden, innegaende op heden dat dese aen voorsz. S. S. W, in consederatie van ‘t gene voorsz. is tot zin onderhout toegeleit. Ende mits enz. Gedaen enz. den xvlJ Decembris xvjc ende vyfthien. Als voren. Voor drie jaeren den 31 Januari 1618. fol. i$xxi$ Egbert Woutersz. Die Raden van Staten enz. Ordonneren enz. te betalen aan E. ‘W., de somme van vyfftich ponden van x1 gr. ; denselven bg or- dre van hare Ho. Mo. Heeren St. Gen., voor zijn nieuwe inventie, den scheepsstryt te water aangaende, eens toegeleyt. Ende over- brengende enz. Gedaen enz. den 17 Januari 1628. LABORARTEE.

Zonaerlìnge &&o$,. (Alg. Reg. 1 en 11; Xx11. bl. 63, 160, 354, 403 ; 5X111. bl. 194). Volgens het Nieuws van den Dag van 23 april. Ll. bevat de Nederlandsche Kunstbode No. 5 o. a. Harde mam waTe woorden over Mina Kruseman en haar In man, door Cd. Busken Bi&. Die eerste man bestaat evenwel, tot nog toe, slechts in de verbeelding van den snaakschen letterzetter en van hen die zich door hem b&i den neus lieten nemen. In den Kunstbode staat roman. .

.

. , . VR A GEN,

Tslavacius. Van Rob. van l3ellismo, die in 1095, bjj de belegering van het kasteel v: Willem van Brehenval, eene machine op wielen uitvond, waarmede steenen in de vesting werden geworpen (later ook bg het beleg van Jeruzalem gebruikt) wordt in het Recueil des hist. de F~nce, X11, 656 gezegd: ob duritia jure Tdavmius vocabatur ; wat beduidt dit woord ?

Qeslacht van Leenen. Kan iemand ook opgeven de namen, enz., der grootouders, ouders en echtgenoot van Jacobus van Loenen, ysredikant te Zweelo en te Dalen, geb.. . . P, + te Dalen 14 februarjj

18113 B.

IndrmitaeS Sti. Qniriui et Sti. Comdii. Toen I. A. Njjhoff in 1830 het eerste deel ziner Gedenkw. v. Gelderl. uitgaf, wist. hg niet welke ziekten bedoeld werden, die in de middeneeuwen onder den naam van infirmitates Sti. Quirini et Sti. Cornelii bekend wa- ren. Weet iemand dit tegenwoordig? 0. A. SIX.

,ANTWOORDEN.

Kalfdansers. (XXIV, bl, 148). Vermoedeljjk hebben de twee dan- sende. kalven, afgebeeld op den gevelsteen, te Utrecht nabjj de Jacobi-brug, geen betrekking op deze vraag ; misschien wel op ‘t spreekwoord: POP Sint Juttemis, als de kalveren op ‘t jjs dan- sen ;” dat wil zeggen : ~nimmer” (een uitstel ad kalendas Graecas). Maar er werd van ouds in de kerkelijke omgangèn soms ook een ’ gouden katj rondgevoerd naar ‘t schjjnt, en dat het dansen daarbij gebruikeljjkr was, bewijst ons de mededeeliag van den heer Caland 218 ANTWOORDEN.

in een vroegeren jaargang van dit t&.lschrift i. v. Bomslager. SDat namelik de gezellen der bergenopzoomsche kamer van Rhetoriken in de processie voor ‘t gouden kalf hadden gedanst.” De rederijkers hadden dus hun talenten besteed aan ‘t voorstellen van den dans der Israeliten om ‘t gouden kalf - en waren daar wel kalfdansers in den waren zin. De kalfjes op den gevelsteen te Utrecht daar- entegen zlJn dansende kalveren. Er is dus verschil tusschen kaZwepen- dans en kalfdans. At?&. J. 0. BORSTHUIB.

Jeux de table, (XXIV, bl. 13.) Tafelspelen zijn worptafelen, waarop men met dobbelsteenen wierp. Zij werden ook quaecborden ge- noemd en waren gelijk aan tiktak- of verkeerborden. Zie Schotel, Maatsch. leven, bl. 88 en van Win, Avondst., 11, 104. Hertog Iteinald van Gelder speelde er op in 1342, toen hg te scheep reisde van Ngmegen naar Bommel. Nihoff, Gedenkw. v. Geld. 1, bl. 44. Q. A. SIX.

Roede vlag met een zwaardhoudenden arm (XXIV, bl, 37). In de Vries, Doorl, weer., IIl, f. 38 is de vlag van Polen afgebeeld, , welke geheel overeenkomt met de gevraagde vlag.

Q. A. SIX.

Baljuw van Middelburg (XXIV, bl, 13 ; vgl. bl. 136.) Het ant- woord, hierop gegeven t. 1. a. pl., erkent wel de moeielijkheid der quaestie, maar lost die niet geheel op. Waarschijnlgk zal de baljuw van Middelburg regt gehad hebben om het oproerige scheeps- volk te Arnemuiden tot orde terug te brengen, dew$ in het werk van de Stoppelaer over het middelburgch ‘archief een verdrag voorkomt, eenige jaren vroeger gesloten, waarbg bepaald was, dat Middelburg het regtsgebied over het water voor Arnemuiden zou hebben. Q. A. 8.

Ariaa IKontanus (Xx111, bl. 404; vgl. XXlV, bl. 110). Waar- schgnlik is de door Gieseler vermelde Montanus de geleerde spaan- - sche theoloog Benedictus Arias Montanus, die o. a. ook Nederland heeft bezocht en wien na z+e terugkomst van het concilie te Trente door koning Filips IT de bezorging van eenen nieuwen ANTWOORDEN. 219 druk van den door den kardinaal Ximenes uitgegeven bijbel werd opgedragen, welk werk hem echter zoo vele moeilijkheden berokr kende, dat hg zich genoodzaakt zag eene reis naar Rome te doen. Na het volbrengen van het hem opgedragen werk bood Filips hem een bisdom aan, ‘hetwelk hg echter weigerde. Hij t te Se- villa in 1598 in 71-jarigen ouderdom. v. B. GN.

Aardbevingen in Nederland (XXIV, bl. 5, 67, 162). Aardbevingen zijn 0. a. in Nederland waargenomen den 6 april 1580, 2 en 3 januari 1602, 4 april 1640, 18 september 1693, 1 novetnber, 26 en 27 december 1755, 15 januar1J, 18 februari, 2 en 3 junë en 19 november 1756, 11 augustus 1758, 23 augustus 1759 en 20 januari 1760. Voor bizonderheden wordt, verwezen naar Wage- naar, Vaderl. Rist. dl. VTI, bl. 331, 1X, bl. 116, XIV, bl. 201; Scheuer, Merkwaardigste gebeurtenissen dl. 1, bl. 61, 11, bl. 397; Le Clerq, Nederl. Gesch. dl, 11. bl. 238 ; Nederl. jaarboeken 1755, 1756, 1758, 1759 en 1760; Europ. Mercurius 1751, dl. 11, bl. 118 en Kron. v. Hoorn, uitgegeven door Feyken Ryp, 1706, bl. 108 en 120. Den 23 augustus 1504 werd te N@negen eene aardbeving waar- genomen. H. 0. VAN BAKKENEG.

Qeslacht Cinq (XXIII, bl. 44; XXIV, bl. 54). Gerard Cinq Pieterszn., in 1659 raad, schepen en ontvanger der gemeene lands middelen te Gouda, gehuwd met Catharina van Beverningh Mel- chiorsdr. Uit dit huwelik is o. a. geboren : Adriana Cinq, geb. 17 dec. 1636, + 13 april 1704, gehuwd den 6 febr. 1657 met Jacob van der Dussen, zoon van Bruno en van Elisabeth Veen Adriaansdr., geb. 28 mei 1631, in 1644 raad, in 1665 schepen, in 1677 burgemeester van Gouda, van 1671-94 gecommitteerde raad ter admiraliteit te Amst,erdam, in 1677 be- windhebber der oostindische compagnie aldaar en in 1694 hoog- heemraad van Schieland. V. B. aN. 220 ANTWOOUDEN.

aeslacht de Feyter (XXtV, bl.- 133). Bruin de Feiter te Go- rinchem, kocht in 1509 de ambachtaheerlgkheid Muilkerk van Arent van der Lauwgk. ir. B. CIN.

Familie Thierens. (vgl. XVI, omsl. no. 1 en 2; XVII, omsl. ná: 5; Xx111, bl. 270 ; XXIV, omsl. no. 4 en 11). Professor Frans Bnr- man (geb. 1671 ge& 1719) heeft een autograaf nagelaten, getiteld: ~Geslagtregister van Jan Jacobsz. Thierens, grootvader van min &hoonrader den Heere Johan Anthonysz. Thierens.” De daarin voorkomende bizonderheden doen vermoeden dat hg daarbij van een familie-bëbel gebruik maakte ; het zal dus wel juist zin, - ofschoon ik daarvoor niet kan instaan, aangezien m. i. genealogiën en kwartierstaten slechts de waarde van aanwgzingen of traditie hebben, teneg gestaafd door contemporaine authentieke bescheiden of authentieke afschriften daarvan. Als meer op dergelgke stnkken gewerkt was, zouden wel vele genealogiën, kwartierstaten en wapens (in Noordnederland vooral) er anders uitzien of in ‘t geheel niet -bestaan, maar de waarheid zou daarba gewonnen hebben, inzon- derheid wat den ouderen tid (vóór de reformatie) betreft. Het bedoelde stuk luidt dan aldus: ,Jan Jacobsz. Thierens gebooren te Ghent in Vlaanderen 1 och 1584 op t’ Nieuwland over het Tammerken in het huys genaamd het huys van Lieven, Geeraarts, is gestorven 2 juni 1659, begraven den 5 dito, getrout den 27 sept. 1609 met Süsanna Wouters van Velthove geboren te Antwerpen den 26 sept. 1583 op de Zeenwsche Korenmarkt in het huys genaamd de Ploeg. Zi is gestorven den 25 jan. 1658. Desselvs broeder Jacobus Thierens is gestorven 1 mey ‘1664. Jan Jacobsz. Thierens heefd by gemelde Susanna Wouters van Velthove gehad tien kinderen, als: 1. Jacob, geb. 2 dec. 1610 in ‘t huis van Wouter van Velthoven aan den ouden Delff, getr. 18 nov;;:1636 in Bruinisse in Oost- Duiveland met Adriana van Hartstein, zuster van Jr. Johannes van Hartstein en nichte van Jr, Wilhelm van Sertsbeek, Bail- liaw en Dikgraaf in ,Brninisse; alwh %y‘J%oonagtig was en de Bruiloft gehouden is. Haar vader was &. -Paulus van Hart- ANTWOORDEN. 221

Stein, burgemeester overleden binnen Steenbergen, de moeder Soetgen . , ...... 2. Anthony, geb. 27 febr. woensd. 1613 in t’selve huis, getr. 19 sept. .1638 met Willemins Croesers, dagter van Pieter Adriaansz. Croesers, brouwer in de P., ge& 4 july 1673 dingsdag avond ten 6 uur. 3. Yda, geb. 9 juny 1615 in het huis aan de Korenmarkt in de witte Roos, gest. 16 juny 1615. 4. Pieter, geb. 8 juny 1616 in ‘tselve huis, gest. 20 dito. 5. Yz’eter, geb. 12 july 1617 in ‘tBelve huis, gest. 24 act. 1617. 6. &&rik, geb. 10 act. 1618 in ‘tselve huis, gest. 10 jan. 1619. 7. Yda, geb. 31 dec. 1619 ibidem, gest. 5 april 1705, getr. met Gerrit van Barth ; hunne kinderen zijn : Aafje, getr. met Anthony Bellaart. Pieter, getr. Anna Delfos. Abraham, getr. met Juffr. van den Boogaert. Dina. 8. Judith, geb. 9 febr. 1622 ibid. getr. met . , . Trist, brouwer in de Pauw. Hunne kinderen +jn: Pieter, ongetrout gest. Wendelina, ongetr. geat. den’ 8 sept. 16.3. Susanna. Jan, getr. met Juffr. van Meurs van . . . , . . 9. Szcaanna, geb. jan. 1624 ib. gest. kort daarna. 10. Catharina, geb. 17 febr. 1626 ibid. gest. 13 aug. 1664. Anthony Thiwens is geweest scheepen van Delft. Heeft gehad vier vrouwen : 1. Wilhelmina Croesers, geb. 27 dec. 1617 in den Briel, gest. 21 mei 1653. 2. Philippina Heynsius. 3. Maria Verschoor. 4. Maike Bungvliet. Heeft gewoond in de brouwerU van den Visch, alwaar hem gebooren kinderen uit het eerste bed: 1. Adviana, geb. sept. 1639, ge&. 19 jan. 1640. 2. Jacob&, geb. 11 nov. lti40, ge&. 27 nov. 1644. i 3. Eli-eabeth, geb. 28 jan. 1642, ge&. 13 jul. 1642. 222 ANTviOQBDEN.

4. Pieter, geb. 24 maart 1644 donderdag, gest. 11 act. 1678 ‘s avonds ten half twaalf uur, getr. 17 jan. 1668 in de Nieuwe kerk door Ds. Lupenius met Margaretha Sterk, geb. te Amsterdam den 21 nov. 1650. Haar vader was Jan Sterk, daar Pieter bg woonde. ZlJ hebben gehad vier zoonen, als: 1. Anthony, geb. 6 aug. 1669 op de Brouwersgragt recht over de Keysersgracht het derde huis van de Brouwerstraat daar de Soutmaet in de gevel staat, getr. met Catharina Jacobs, gest. zonder kinderen. 2. Jan, geb. 8 maart ibidem 1671, gest. 7 mei 1671. 3. Jan, geb. 1 mei 1672, getr. met Maria Blommestein. Hunne kinderen waren : 1. Margaretha, getr. met Pieter van Bruggen, gest. zon- der kind. 2. Johanna Maria, getr. met David Guillod, waarvan een zoon: Jan. . 3. Wilhelmina, g&r. met Jan Thierens, zoon van Jan Adriaan, pred. te Delft en Sophia Wevering. 4. Pieter, getr. met Anna Guillod, waarvan: 1. CathaGm, getr. met Jan van Markel. 2. Johanna Maria, getr. met Jacob Hofman, waarvan: Wilhelmina. 3. Margaretha Jacoba. 4, Pieter, geb. 16 mei 1677, gest. 7 aug. 1706 te Alkmaar; was daar ‘getr. : 1. Juffr. van Dijk of Indijk, dr. van Gerrit. 2, Hillegonda van der Goes, gest. zonder kind. 5. Susauna, geb. 13 jan. 1646, gest. 7 jun. 1666. 6. Elisabeth, geb. 3 act. 1647, gest. 22 april 1666. 7. Johannes, geb. 24 nov. 1649, getr. 3 dec. 1673 met Maria van de Well, dogter van den Oud Schepen v. Delft, Gerard van der Wel1 van Wou. Zij is geb. 13 julij 1649, gest. 8 febr. 1692. Hg is geweest, veertigraad en schepen van Delft. Zi hebben gehad 9 kinderen als : 1. Wilhelmina: 2. Gerard. 3. Elz’mbeth, getr. met Frans Burman, prof. AANTEEKENINGEN. 223

4. Anthony, Mr. 40 raad en schepen van Delft. 5. Alaria Catharina. 6. Anna. 7. Nicolaas. 8. Jan Adriaan. 9. Pieter. 8. Johanna, geb. 4 act. 1651, gest. 21 deo, 1653. 9. Alyda, geb. 14 april 1653, gest. 21 dito.” Dit fragment kan worden aangevuld uit de menigvuldige oude aanteekeningen die ik omtrent de Burmans en hunne parentage bezit. C. VAN BREUGEL DOUGLAS.

AANTEEKENINGEN,

Geslacht Bruheze. (Xx111, bl. 369, 473; XXIV, bl. 113). Dit ge- slacht stamt af van Justus van Hoorn, die de heerlgkheid Bruheze van Hendrik van Brabant ontving en getrouwd was met Catharina van Bentheim; hun jonger zoon Aert nam den naam van Bruheze aan, In den Navorscher XIV, bl. 280 zie ik eenen jhr. Jacob Campe van Brohese, in 1666 luiten. kolonel te Biervliet. Zou na het ver- trek van de familie van Bruheze naar Portugal het kasteel van ’ dien naam aan het geslacht Campe gekomen zin? Als kwartieren van Margar. v. Bruheze worden opgegeven: Bru- heze, Gent, Heerman, Pick. Het is zeker, dat haar vader Cornel. v. Bruheze getr. was met Hildegonda Heerman ; maar of haar moederlijke grootvader Heer- man inderdaad met eene Fijck getrouwd was, is onzeker: want als wapen van Kjck ,wordt opgegeven blaauw met 3 pompenbladeren van zilver, terwijl daarentegen op een gekleurden kwartierstaat van Marg. v. Bruheze op het prov. archief te Utrecht, het wapen van hare moederlike grootmoeder, een rood veld met zilveren lelie ver- toont. Welk geslacht voerde dit wapen ? Aldaar wordt het wapen van hare vaderlijke grootmoeder getee- kend, een blaauw veld met gouden rad. Welk gesl. Gent voerde dit wapen? Rietstap geeft een geslacht Gent op: Ec.: au 1 d’azur à 3 poissons dlarg; au 2 d’or a une roue de sable. 224 AAN'I'EEKIMINQEN.

Wie kent de genealogie van dit gesl. Gent? Van Spaen is in zine m. s. genettlogie vau Bruheze omtrent de grootmoeders van genoemde Margr. v. Bruheze ook onzeker. Ik geloof niet, dat van het oude rotterdamsche geslacht Fëck eene genealogie is gedrukt en geef die dus hier volgens een handschrift van delfsche regerings- geslachten, op de Kon. bibl. te ‘s Gravenhage. Jan Fick v. Hoven Boudewin F. v. H. 1427 burgem. te Rotterdam, Adriaan ‘F. v. H. 1450 burgem.; 1455 baljuw te Rotterdam. Adr. F. \. H. 1490 schepen en 1508 burgem. v. Rotterdam, getr. I met Mechtelt Doesd. Col&l. - Adriana F. v. H. tr. Jac. Claas Luitgensz. Ritgenstein gen. Fick, havenmeester te Delft en 1515 regent van het Oud gasthuis. Adriaan F. tr. Geertruid v. d. Burch Adamsd. Adam ‘F. tr. Engeltje Dirksd Hazelaersdik. Jacob ‘F. tr. 1’629 Elisabeth van Ble&wek. I Maria F. Jaoobsd tr. Dirk Evertsz. v. Bleijswik, 1560 veertig raad v. Delft, + 1563. I Adriaan F. Blegswik Dirksz., geb. 155-, + 1612. De naam van het oude rotterdamsche geslacht F&k ging dus door erfdochters over, eerst op het gesl. Ritgenstein, later op dat v. Bleiswik, beide uit Delft. G. A. SIX.

[Later ontvingen w;j van den heer Six de volgende mededeeling omtrent het vrouwen wapen onder de kwartieren -van Margar. van Brnheze voorkomende, rood met zilveren lelie. >Ik zie nu uit het HS. van Schoenmaker, over de gebonwe’n van Utrecht, 2 din. fol. . op de Kon. bibl., dat het behoorde aan Elisabeth Spruit

V. Kriekenbeek, in 1470 getrouwd met Gerrit v. Heerman. ZOO kwem het voor in de Servaeskerk te Utrecht. Schoenmeker geeft ook de 4 kwartieren op van eenen Quarebbe, in 1630 in de Buur- kerk begraven, zoodat +jn vroeger &8ngegeven vermoeden dat di& geslacht ook te Utre&&‘! zou gewoond hebben, bevestigd is. De AAN’IEEKENISGEN. 225 . . 8 kwartieren van een Assueres v. Brakel, zinde v. Brakel, Deelen Boecop, Lennep ; de Voooht v. RUneveld, Coninck, Amerongen, de Htijter, bewgzen dat zijn vader Gaspard Brake1 + 1396, getr. was met eene dochter van Hendr. de Voocht van RUneveld en Agnes van Amerongen.“]

Hoedstoffeerder = hoedemaker. (XXIV bl. 90). Oudteds droeg men hoeden met’ pluimen. De hoedemaker fabriceerde den hoed, maar de hoedstoffeerder monteerde dien. Bjj Lochemj ‘i.. is , een bekend logement s&a alen dollen hoed,” d. i. een hoed metwurmen gemm- teerd of gestoffeerd. I. J. D.

VEREENIGING VOOR NOORD-NEDERLANDS MUZIEKGESCH.IEDENIS.

Jan C3uidoniua. Waarsch$lëk verlokt door de plaats waar boven- , ataa~de schr@er zin werkje uitgaf, maakt Fetis in z;Sne Biogr. UniP.t des Mus. hem tot een dc&csa’n holkaizdais du sekihe .sì’kcle. _ Als zbodanig , is hg dan ook, hoewel met een behoedzaam (3) in de Proeve eener naamlijst ,vau Noordned. Toonkunstenaars enz. opgenomen. Als geboren Noordnederlander behoort hU ona niet, misschien wél door zlJn verblëf of zine betrekking te Maastricht, , wat evenwel nog niet uitgemaakt !s. Uit de artikels die Walther, Forkel en Gerber aan dezen schrg- ver gewid hebben, wiens geboorteplaats zij niet vermelden, wordt men niet w$zer en ai schijnen blijkbaar het werkje niet gekend te . hebben, doordien men bij Walther naar Lipenii Bibl. Philosoph. en bij Forkel en Gerber naar Gat. Bibl. Buen verwezen wordt. De zaak komt echter tot klaarheid door een artikel bë Paquot, tom. XV p. 196. Deze heeft het boekje, blgkens het onderschrift avoyez eet ouvrage,” het nauwkeurig vermelden van titel, formaat en grootte, onder de oogen gehad. Paquots artikel luidt aldus: Jean Guyaux, ou Joaq Guidonius. Humaniste du XVI siècle, était natif de Chatelet, alors village, aujourd’hui petite ville de la Principauté de Liège, sur la rive droite de la Sambre, entre Charleroi et le Prieuré d’ognies. 11.~ a . 226 AANTBEKENINGEN. grande apparente qu’il régentoit la Rhetorique & Mastricht, lorsqu’il publia un petit ouvrage qui n’est pas mal fait, qui a pour titre: MinervaEia Joannis Guldonii, Casteletani, irz quibus Scientk Prce- conium, atque IgnorantU socordia consideratw, Artium Liberalium in Musìcen Becestatio lepida appingitur, et ad vìrtutem calcarproponitur. Trnjecti ad Mosam Jacobus Bathenìus e.wudebat anno M. D. LIV. C’est un in 4”. de 68 feuillets. hlQ” Voyez eet ouvrage. Les Bibliothécaires ne disent Gen. J. C. BOERS.

Baders (Arnold en Tobias), orgelmakers. In tumulam ARNOLD1 BADERS, Paren& mei, me puero mortui, &ri in omnì Littwarum gerlere Exercitatissimi 4 Organahi Celeberrimi. Hos tacitos quicunque lares umbrasque silentûm Transis, huo propius 0ecte viatop iter. Auribas ausculta Divinae cymbala laudis, Organaque human& vix fabricata manu. Hoc tumulo mirare Virum, tantique cadaver Artificis, sus quem tot monumenta probant. Qui junxit Musas arti, inter cymbala solers Cujus Apollineum Dextera scripsit epos. Imbiberat Baders Latiam Grajamque Minervam, Noverat & Sophiae mira reperta Deae. Muta loqui toties qui fecerat arte metalla, Aptaqlte millenis reddidit ora tonis; Hit silet & recubat; Mens hujus oarceris expers Occinit in coelo jubila laeta Deo. - Memoriae Posthumae Patrui 4 Mecaewatis mei unici TOBIAE BADERS. Organìs caeterisque suis Instrumentis Musicis per Zuropam Famigeratissimi. Quisquis es, Artificis qui tot monumenta Tobiae Sub sera quondam posteritate vides; AANTEIKENJNQEN. 227

Ne dubites, accede parum lecture viator, Heic ubi Baderi saxa cadaver habent. Est operae precium tantum lustrare sepulchrum, Ars quo Jubalis tota sepulta jacet. Hujus & immoritur coelestis Musica busto, Hoc sese tumulo dissociasse nequit. Artis & ingenii possent si nomina Parcas Flectere, non potuit succubuisse neci. Dextra jacet, peperit quae tot miracula mundo, lnseruitque suis consona verba tubis. Sic cecidit pars magna mei, sic funere in isto Praevidi studiis aspera fata meis. Nam studiis tranquillla meis dabat otia solus i Quaeque scio, illius gratia scire dedit. Hint me vate vehet tam carum Fama Patronum, Net, quae jam cineres, haec teget urna ‘virum. Organa Divina vivus qnae condidit arte, Haec quoque post obitum nomina tanta canunt. Ernesti Baderi, Leovardiensis, Poemata warii argunzenti. Leov. 1702, p. 138-140. Assen. W. B. 8. BOELBS. NieuwenhuQmn (F.). Van hem bezit ik : Zangst,uk op het afsterven van . . . Johan Dirk baron van der Capellen, heer van den Poll, Appeltern etc. etc. door . . . Meinardus Houtkamp, predikant te Hoogcarspel; in muziek gesteld door Frederich Nieuwenhuijsm, orga- nist en klokkenist van den Dom te Utrecht; Bekroond en op den eersten van Slagtmaand in openbaare uitvoering gebragt door het patriottisch gezelschap te Alkmaar, onder de zinspreuk: YHet Burger hart, aan deugd verpand, *Klopt voor zin Stad en Vaderland.” Te Alkmaar, bg Jan Hogeland, 1784. 8. (De muziek ontbreekt aan mijn exemplaar). Zwolle. J. 1. VAN DOORNINCK. Mr. van Muiden. De heer J. 1. van Doorninck te Zwolle zendt ons het volgende berigt: In de catalogus der H. S. van C. van Alkemade en P. van der Schelling, Amst. 1848, komt voor: 228 AANTIOBIKIdNINQEN.

Blz. 6i, no. 300. Autogr. van mr: van Muiden (Misslagen tegen de Maatslagen in de Muzik). Weet iemand iets omtrent dezen schrijver mede. te deelen? HEIJE. .

Jacob van Haeften. Van dezen prelaat leest men bg Fétis aldus : . ~Ruften QU Haftenius (Bemoit wupz), moiue bénédictin, né en Plandre, #dans les premières annees du dix-septième siècle, entra dans Gordre en 1627, fut ensuite prieur de l’abbaye d’Af&ghem, en ~Brabant, puis abbé de ce monastère. 11 mourut en ce lieu, le ~31 juillet 1648. Joecher cit#e de ce religieux un ouvra$e intitulé: ~Paradiaum seu viridarium catechisticum odis seu cantionibus belgz’co datinis ad musicos tonos cmsitum; mais il n’indiqae ni le .lieu ni ~1s date de 1’impression.I Indien Fétis nevens Joecher ook de Bibliotheca Belgica van z1Jn landsman Foppen8 had pageslagen, had ha daar op blz. 133 kunnen lezen dat Benedictus 1) Haeftenus niet ~+en Flandre” maar te Utrecht, en ook niet Bdans les premières annéea du dix-sep- tième sièole” maar wel in 1588 geboren is. . Op de juistheid der titels der vermelde werken in Foppens Biblioth. Belg. is meestal weinig staat te maken; de gezangen van van Haeften worden b&a gelikluidend als bë Joecher opge- geven, maar Foppens noemt drukker, jaartal en formaat, name- IUki ‘Antverpiae apud Verdussum, 1622, in 4O, enegeeft een door Vermeulen gegraveerd portnet van den schrijver. ’ J. C. BOERS.

C. Poelgeest. Caspar Poelgeest, in de Naamlist vermeld, is den 16 junij 1615 te Franeker als student ingeschreven: Cusparus Lawaberti Poelgeest, Enchusanus, Organista et Ludi magister FT*anekerae. Assen. _ W. B. 8. “BOELES.

1) Deren naain verkreeg van H~~efien bg e$e intrede in de orde der Benediktijnen. .

3 .’

. . - VRAGEN,

Xorte Besohrijvinge van Parys en de X4anieren en Zeden van die haer daer onthouden. Het boekje dat het bovenstaande tot titel heeft werd gedrukt #tot Vlissinghe, bi Abraham .van Laren, ordinaris stadts-drucker, wonende op de Beurs”. Een wapen met de drie fransche leliën prgkt op den titel. De inhoud bestaat uit de volgende gedichten: a. sKo& Beachryvinge van Parya,” etc. waarin vele bizonder- heden omtrent het Paris der 17e eeuw, b. Af-acheyt of Vaer-wel van Parys”, voorafgegaan door een woord aaen den gunstigen leser” (waaruit blikt dat dit gedicht geschre- ven werd in 1666) en twee versjes rraen de Neerlandtsohe Juffers” en Baen de soete Philie.” Wie noemt mi den dichter van deze niet onaardige, hoewel niet juist kiesche gedichten ? Uit het boekje blijkt dat hU Hagenaar was, Was het misschien mr. A. van Overbeke? Het BAfacheyt, Ovidius de arte amandi na-ghevolght,” doet wat den vorm betreft zeer van verre denken aan Huygens Voorhout, meer aan Westerbaens Noodsakelyck Mal. Dat de schrgver de werken van dezen laatsten heeft gekend, bl$kt daarenboven uit het gedicht Baen de Neerlandtsche Juffers” ; hg zegt daarin nl. dat hg in zin Bafscheyt” wel aan de svryers” heeft geleerd Bhoe de vrysters z1Jn te minnen en te winnen”, maar dat 11q onnoodig heeft gevonden de juffers te onderrigten, hoe G met de vriers moeten omgaan, BWant dit vindje net beschreven ,Na het leven >Door den soeten Westerbaen.” De schtijver doelt hier op Westerbaens Avond-school (1669, waarin deze echter zoowel vrgers als vr@ters in de >minne-kunst” onderw&& (Vgl. Westerbaens Werken 1671. 11 bl. 677). DB V. AZ. 230 VRAQEN.

Gedacht Ockhu~aen. Kan ook iemand opgeven waar en wanneer Jacob Ookhuysen of Ochuysen, pachter der gemeene lands midde- len te Leiden, werd geboren, waar en wanneer hij overleed, .wie z&re ouders,- echtgenoot en kinderen waren en welke‘wapens door hem en zgne moeder gevoerd werden? Genoemden Jacob werd in 1748 ruim f 8000 uitgekeerd uit ‘slands kas, als vergoeding voor de hem in dat jaar door plunde- ring berokkende schade. B.

Qeslacht Wolbock (Wolboken). Wie heeft de goedheid, inlichtingen te geven omtrent dit geslacht, oorspronkelijk uit Gelderland en waarvan Claas Wolboken in 1454 schepen van Tiel was. (Zie mr. E. D. Rink, Beschrijving der stad Tiel, Balage M, bl. 20). . Dit geslacht leeft thans voort in Frankrijk, onder den naam Wol- back en voert rood met een gouden balk. MtK&9t?iCAt. A. A. VORSTEItMAN VAN OIJIN.

ANTWOORDEN,

Jacob of 14ioolaas van Campen (XXIV. bl. 167, 196). Ik herinner den heer Kramtn, dat in 1637 een schouwburg gebouwd is, en dat de bouwmeester daarvan Nicolaas van Campen heette ; dat die schouwburg in 1664 is afgebroken, en dat op dezelfde plaats een nieuwe gebouwd is, volgens de plannen van Jacob van Campen. Over dezen nieuwen schouwburg loopt ‘t verschil, niet over dien van 1637. Het citaat uit Pels, door den heer Kramm uit Wagenaar over- genomen, slaat inderdaad op Nicolaas van Campen, maar. . . . even- zeer op den schouwburg van 1637, en heeft dus met de qaaestie niets te maken. Desniettemin wil ik den heer Kramm doen op- merken, dat Pels in die regelen in ‘t geheel geen voornaam noemt, noch Jacob noch Nicolaas, gelik hij, door Wagenaar op ‘t dwaal- spoor geieid, mededeelt. Waarom ‘t verder niet aangaat, gelik de heer Kramm wil, zich bi Wagenaar neer te leggen in zake de geschiedenis van den ANTWOOBDEN. 231

schouwburg, kan hem duidelik worden uit hetgeen ik op bladz. 72 van min BAmsterdamsch Tooneel” schreef. C. N. WYEiRANDS. Pannekoeken (XXIV, bl. 85). In vroeger tiden was een maaltijd van boekweiten pannekoeken een regte smulpart& en in den zomer werden die, bruin en hard gebakken en heet, in eenen diepen schotel met koude gekarnde melk met stroop geworpen, waarna elk daarvan naar hartenlust gebruikte. Deze gewoonte herinner ik rnLJ zeer goed dat in Utrecht nog gebruikelijk is. Eenige jaren geleden heb ik op een zoogenaamd zaadvetje in de provincie Utrecht, op de tafel die voor de arbeid-helpende gasten gereed stond, behalve de noodige hammen enz. vier groote schotels met gekarnde melk met stroop en gebakken pannekoeken daarin, zien staan. Nu komt het mi voor, dat bc de Beginen dergelgke lek- ke+ voor den gaanden en komenden man te bekomen was. Het was een eerhjk bedrif, dat bij zoo veel andere, voor haar die op het Beginhof in afzonderlgke huisjes woonden, geoorloofd was om zoo doende in haar onderhoud te voorzien. u. 0. KRAMM.

AANTEEXENINGEN,

&ordnederlandsche Jeztieten op Zuidnederlandsche schepen. ‘k Heb werkelik geschreven in mijn St. Clemens-kerkje op Brne- land blz. 12 (De WacAter ‘73 No. 9) dat de Jezuïet Karel Berch- mans van Diest in 1638 als matpozen-kapelaan voorkomt op de +‘l@t der zendelingen ter zee: dat kan men, desbelust, gestaafd zien in C. F. Waldack’s Historia provinciae fiandro-bslgicae pag. 22. Naar aanleiding der door mi geschreven woorden vraagt De Nav. blz. 147 : *werden er toen roomsch-katholike geestelgken op Noord- nederlandsche oorlogsschepen toegelaten, of zou zulk een pastoor vermomd medegevaren zgn P” Ik antwoord dat hier Zuidnederlandsche schepen door mi be- doeld werden. Met dit antwoord valt tevens het tweede gedeelte der vraag van De Nav. weg: - aan ‘t meevaren van een *ver- 232 AANTEEKENINCIW. m0md pastoor” viel ook anderszins in geenen deele te denken. Wat zou die vermomming hier gebaat hebben? Ik verwees ter aangehaalde plaats uit den Wachter op mijn Adrianus Pointers S. J. in den Volks-Alnz. v. Ned.-Kath. 1872 blz. 106. De vraag, in den Nav. geplaatst, geeft mi aanleiding om ‘t aldaar reeds vermelde kortelijk hier samen te vatten en tevens eenige wetenswaardige bizonderheden er bi te voegen over NOORDNEDERLMDSCHE Jmmïmm OP ZUIDNEDERLANDSCRE ~CEIE- PEN: - hun getal is aanzienlik. Cm hier niet te gewagen van de genoeg bekende buitenlandsche zendingen - in de 170 eeuw onderscheidden de Jezuïeten vier soorten van binnenlundsche missies: a) de missie of »seyndinge ter zee” of, gelik d’afbeeldinge van d’eerste eeuwe der Xocieteyt Jesu zich uitdrukt Bde missie nae de schepen” (mi~sio nawalis), a) »de missie sen landt” (missio castreltsis), c) ~cle missie nae de peste” (missie ad pestiferos), d) Bde hollandsche seynding” (missio Oatava). Over de eerste dier zendingen, degene waarover hier sprake moet zin, schreef ik min Adrianus Poirters (t. a.p. blz. 105) ongeveer het volgende : Het is bekend dat Alexander van Parma in 1584 te Duinkerken, na de verovering der stad eene Admirali- teit oprichtte, welke reeds in dat zelfde jaar 110 oorlogschepen uitrustte, elk .met 100 koppen bemand 1). Daar de Staten der Ver- eenigde Nederlanden zich in 1587 de echt Pruisische vrijheid ver- oorloofden hunne scheepskapiteins te verplichten, om den gevangen Duinkerkers, als zeeroovers, de voeten te spoelen a), hadden de zuid- nederlandsche zeesoldaten, die aldus voortdurend in levensgevaar verkeerden, aan niets grooter behoefte clan aan geestelgke hulp. Ziedaar de aanleiding en reden, waarom de Jezuïeten met een blgvende missie op. zee werden belast. Dat geschiedde in 1623 onder ‘t bestuur der #oprechte laabel” en ‘t krigsbeleid van Am- brosius Spinola, wiens biechtvader de even krijgs- als dichtkun- dige pater Herman Hugo was 3). »Voor alle des Conings sche- pen - zoo leest men in d’eerste eeuwe der Societeyt 3 -- en wasser

1) G. Groen van Prinsterer Hand. der Vaderl. Gesch. Afd. II, bl. 209. a, Groen t. E.P. bl. 267. 3, De schrijver der Obeidìo Bredana en der Pia Dcsideria. 4, Blz. 608. AANTEEHENINGEN. 233 niet meer dan één Spaensch Capellaen. Wat soude dese onder de Pu’ederlanders uytrechten, welker taele selve hy niet en verstondt? en nogtans (gelgck de haven van Duinkerken sterk altoos van de Hollanders beset was) liepen se nuyt zeewaerts in, sonder groot perijkel van met den viandt te slaen: waartoese dikwils nae langduerige dronkenschap en ontucht soo onbereydt te schepe gingen, datter schier niemandt op sijne saligheydt en peysde - ik laete staen, gebiecht of gecommuniceert soude hebben, Dit ver- lies van soo vele sielen (wantse bynae dagelgks slaegs quamen) seurde 1) den Marquis Spinola, alstoen Admirael van de zee : ende de doodt van descn Capellaen (die in ‘t jaer dry-en-twintig verscheydde) waernemende, dient haere Hoogheydt d’lnfhnte Isa- bella aen, van desen voortaen de Patres van de Societeyt over te setten ; hetwelk alsoo op den elfsten november van ‘t selve jaer gebeurde.” Tot dusverre over den oorsprong, de instelling en het doel der zeemissie in ‘t algemeen, waaraan Pr. Adrianus Poirters de zeer eigenaardige verskens gewijd heeft : Al vlotten wy op zee door winden en door golven Al werden wy geklampt oft in den grond gedolven - Wi vraegen noch naer zee, noch windt, noch vrees, noch pin, Als wy maer voor uw vloot gewisse baecken zin. Treden we thans in eenige bijzonderheden. ‘t Schgnt wel dat de uit Noordnederland afkomstige Jezuïeten bij voorkeur voor de watertochten en ten dienste der matrozen bestemd waren. Zoo lees ik in de Acts Missionis over den Delve- naar Petrus Sandelin (geb. 1584 $ 25 jan. 1626 te Winoxbergen) dat hg arneer dan 200 Hollandsche katholiekc matrozen, te Winox- bergen in een engen kerker onder veel andersdenkenden opge- sloten, als de goede herder verzorgde, t,en gevolge waarvan hij zich een kwaadaardige koorts op den hals haalde, die hem binnen 9 dagen naar ‘t graf sleepte.” De slachtoffers waren ook elders zeer talrik. Er bestaat een onvolledig necrologium of doodenlijst der op zee bezweken aalmoeze- niers 2). Wi deelen dat stuk, volgens tgdsorde van overl$den,

*) Kilian: eooren, soren, aeuren, ulcerare, angere etc. 2) Te vinden in de &&cis historiques van Ed. Terwecoren, 1889, pag. 515. 234 AANTEEEFNINCtEB. hier mede, en vlechten er eenige levensbijzonderheden tusschen bg de namen der Noordnederlandsche matrozenkapelaans. 1@24 Pr. Franciscus Bray, een Ier ‘) . . .$ 15 october. 1626 Pr. Dirk Schoonman ...... t 30 mei. Deze Amsterdammer werd den 29sten april 1598 uit aanzienlgke en volgverige katbolieke ouders geboren: zin vader heette Dirk, zijne moeder Cecilia Cornelissen. Na z@e lagere studiën, vermoe- delgk in zine geboortestad, voltrokken te hebben, trad hg, drie dagen na den Z. Joannes Berchmans, Karels broeder, den 29sten sept. des jaars 1616 te Mechelen in de Societeit van Jezus. Daar eene bloedbraking hem ongeschikt had gemaakt voor zware studies werd hij vroegtijdig priester gewijd. De koninklike vloot te Duin- kerken scheen hem nu een heerlëk veld voor zin priesterlijken ijver: hij vroeg en verkreeg die zending. Met de grootate blimoe; digheid ondernam hi zëne taak, en wist de meest weerstrevenden zelf tot een zedelijk leven over te halen. In den strgd boezemde hij hun moed in, en zoodra er iemand gewond was, verleende hg zin geestelike hulp en droeg hem dikwerf, .zoo er niemand aan- wezig was, op eigen schouders buiten gevaar naar de heelmees- ters. Moest er een hand of been afgezet worden, dan bleef h$ er bi tegenwoordig en hield de ban? of voet vast, zoodat hi niet zelden geheel met bloed bemorst was. Aldus hield hg eens een scheepsjongetje, wiens arm moest afgezet worden, op zijne knieën en koesterde het met vaderlgke liefde aan de borst. Hij was een trooster der gewonden, bereidde met eigen handen hun voedsel en diende het hun zelf toe; voor hun versnapering gebruikte tij wat hem zelven voor z$e borstkwaal gegeven was. Doch zijne zwakke gezondheid was, helaas ! niet lang bestand tegen zogveel menschlievende zelfopoffering. Ha bezweek, nog slechts 28 jaren oud, op een schip te Duinkerken en werd door niemand meer betreurd dan door den ontroostbaren scheepskapitein, die ver- klaarde Bdat ha oock om thien-dobbele gagie sulcke moeyte niet en soude aengaen, als die goede man nu menighen tgdt in den dienst der siecke ghenomen hadde.”

*) Zie BEerste Eeuwe bl. 612. Naast en met den Spaanschen vlootvoogd Didacos de Olivera, door een kogel getroffen. AANTlGEKJlNINC)ENN. 235

1627 Petrus Stanihurst, een Brassela8r, geb. in 1599 $ in mei. lp Nicolaas Brouwers ...... + 24 juni (juli). N, Brouwers werd den laten nov. des jsars 1594 te Middelburg geboren uit Nicolaas B. en Catharina Uyttenwingaerde. Hi werd Jezuïet den 30sten juli 1614. Tot de zeemissie toegelaten, bezweek hU reeds op zin eersten tocht, in den nog jeugdigen 1eeftUd V8n 32 jaren. 1627 Hendrik De Vriese . . , . , . t 30 (20) juli. Deze zeemissionaris werd den SIsten januari 1593 geboren in ‘t Noordbrabantsche Lith, of wellicht te Lithoyen, eertëds ook Klein fith genaamd. Z@I vader Gerrit de V. was schout in Hendriks geboorteplaats en z@e moeder heette Margarita Jansdr. Lam- brechts. HU werd Jezuïet den 18(len nov. 1618 en stierf, in volle zee, nog slechts 34 jaren oud. 1636 Joannes (Jacobus?) De Boey of Boye . . + 8 mei. > Antonius PUl@er , ...... + 13 mei. Deze twee aalmoezeniers, die elkander zoo spoedig in ‘t graf volgden, stierven in ‘t geleide der koninklgke vloot naar Spanje ‘), en wel te Corunna, aan de baai van Betanzas, vanwaar in 1588 de onverwinneleke spaausche Armada onder zeil ging 2). De eerste was een kloeke Zeeuw en werd den 8sten febr. 1588 te Zieriksee geboren. Hij trad den loden aug. des jaars 1626 in de Societeit van Jezus en schint op de Sp88nSChe vloot den naam gedragen te hebben van Jacobus de Rey. Of de tweede een Noordneder- lander w8.s, heb ik niet kunnen achterhalen: hg wordt genoemd StegrensZs, waarmede wellicht ‘het Friesche dorp Steggerda bedoeld wordt 8). Den Qden juli 1602 geboren, werd hë op 18-jarigen leef- tid in ‘t Gezelschap opgenomen. Op de lijst der zendelingen ter zee - zoo schreef ik in rn$r Achianus Poidem “) - stonden in 1638 zeven namen opgetee-

‘) Zie van der Heuden’s Verhaul van de usrrigtingen der JaauFeten in Friesland bl, 181. s, “In de groote Armaede van Spangien teghen Engelandt, daer het al mede deerlijck afliep, verdronckender 8 van d’onse, twee ontqnamen ‘t op een plancke” . zegt d’Eereta Eauce bl. 608. Deze waren echter geen Nederlanders. - a, ‘t Zon ook &eege~~ kunnen Z@I in Fransch Vlaanderen. ‘) t. a. p. bl. 106. Ik verwees aldaar naar Waldack’s Eistoria provinciac $andro- b6@Ca6 pag. 2% 236 AANTEEKENINGEN.

kend: de paters Adrianus Poirt.ers, Karel Berchmans, Karel Du- breul, Karel Porret, Cornelis Sylvius (van den Bosch), Hendrik van Olmen en Petrus Simonis. - Hoe verblijdend de vruchten waren; iu dat jaar door de zendelingen ingeoogst, kan men t. a.p. lezen. De eerste der hierboven opgenoemde, onze Oisterwgksche volksdichter, schijnt echter niet lang aan de zee-missie verbonden te zin geweest, daar hij zich in ‘t jaar 1639 en ‘40 met een letter- kundigen arbeid onledig hield, weinig strookend en moeilik ver- eenigbaar met zulk een geesteleken werkkring, te weten de ver- tolking der rrnugo primi saeculi. - Over Karel Berchmans, die ook van 1639 tot 1650 als zendeling te Harlingen arbeidde en den 17den jan. 1666 te Oudenaarden overleed, .is reeds in den aanvang van dit opstel gesproken - Karel De of Dubreuil was eeri Brusselaar. - Een zoon van Magdalena van Torre en Eeryck van der Putte (Erycius Puteanus) Lipsius’ opvolger aan de Leuven- sche Academie, te weten Pr. Stephanus Puteanus, nog jeugdig van jaren, maar reeds een vergrijsd zee-missionaris, stierf den 2Os@n maart des jaars 1638 te Duinkerken ‘). De kloeke Gouwenaar, Cornelis Sylvius (van den Bosch?) die den 13den november van ‘t zelfde jaar als schipbreukeling den dood vond in de baren bij Vlieland, verdient eene bgzondere vermelding. Ha was den 5den november des jaars 1608 geboren uit Cornelis S. (door ztin zoon procurator genoemd) en Sara Sandelin 2). Den 30sten september des jaars 1624 werd hij Jezuïet en als zoodanig ’ met de geestelijke verzorging der Duinkerker matrozen belast. Z1Jn heldhaftigen dood verhaalt Pr. Cornelis Eazart in dezer voege 3, : BIn ‘t jaer 1638 wiert omtrent de kusten van Hollandt een coninksch schip op een sant-plate gesmeten omtrent S. Pieters Vlie achter Hollandt. ‘t Was een duystere nacht met een grouwelgck ghehuyl van de baeren en winden: te vergeefs Wierden de riemen, zeylen en de ankers gebruyckt. ‘t Was ghedaen met het schip, waeruyt een groot ghekerm ende deerlëck ghejammer ontstont. - P. Cor-

‘) Zijn necrologium bij Waldack pag. 23. Verg. mijn poirters t. a. p. bl. 100. 2, Wel waarschijnlijk vermaagschapt met den Delvenaar Pr. Petrus Sandelin. Zie hierboven bl. 233. Vaak komt de naam op regenteolijsten voor. 3, KërckeZ$e ZMoGe vmn NederZandt 111, bl. 205. Dc afbeelding der gebenrte- nis tegenover bl. 207. . AANTEEKENINGEN. 237. nelius Sylvius gheboortigh van Tergouw, zynde een jonck man ende in de jeught van slJne jaeren, nog op de zee niet bedreven, hielt s@r ghemoet altgdt even onversaeft ende onbeweeghlqck tusschen alle dese droeve spectakels. ‘t En is nu - riep hy - gheen tgdt van weenen of kermen, maer op s@e conscientie te dencken ende te biechten. Nu moet ghy toonen dat ghe couragie hebt, die ghy tusschen soo vele pergckelen dickwils op andere tijden ghetoont hebt. Ghy moet sterven, maer tot dien eynde waert ghy gheboren ; ghy moet nog van daegh sterven - wat is er aen geleghen, van daegh of morghen? Ghy moet sterven op zee: - daer en is ook niet aengeleghen waer dat ghe begraeven wordt, als maer de ziele geraekt tot haer vaderlandt. Wel hoe? Kan u. 1. meerder troost ghebeuren als dat ghe in de noot eenen pries- ter by de handt hebt? Sa dan, als kloeke mannen en Christenen, stelt de saligheydt van uwe zielen vóór dit sterflick leven, ende maeckt u ghereedt te sterven. pDe schippers en de matroosen, door dese aanspraeke verkloekt, hebben elck in ‘t besander gebiecht. Dit gedaen wesende, bindt P. Cornelius den ghewgden kelck aen sirren hals, kust het kruys met groote devotie, sonder de minste onsteltenisse ende geeft het ook aen alle de ander te kussen, sprekende een yegelyck seer vriendelgck ende godvruetel$ck aen, tusschen het ijsselijck ghe- druys en ghedommel van het tempeest. Het schip ginck ‘daeren- tusschen allenskens ten gronde. Nu Étonden sy tot de knieën, dan tot den riem toe in ‘t water, vele sich veerdrgh houdende om sich te begheven tot swemmen, andere verwachtende een sekere doodt. Daerentusschen badt Pr. Cornelius, by sooverre eenige de doodt ontquamen, dat sy wilden biechten ende het Alderh, Sacrament ontfanghen in onse kerke te Duynkerke, ‘t welck sy allegaer heb- ben ghesworen te doen. ,Dit schroomelick spectakel duerde vier uren lanck, tot dat ten lesten het schip is m stucken gesmeten ende te gronde ge- gaen: weynigen ontquamen ‘t, de reste met P. Cornelius ver- droncken. Die het ontquamen, spracken met volle monden ende overvloedighe traenen van de ongewoonlicke vroomigheydt ende standvastigheydt van P. Cornelius. Daer waren op ‘t schip meer als hondert en dertigh persoonen, die wel bereydt tot de doodt, door 238 AANNTEEKEAINQEN. het toedoen van den voorseyden Pater, met hope van hunne salig- heydt quaemen te sterven” ‘). d’Eerste’eeuwe der Societeyt Jen, die op bl. 610 hetzelfde onge- val. verhaalt, voegt er ten slotte zeer nàief bc : >Hy vischte met één treck hondert en dertigh sielen, die hy nae den hemel sondt. Was ‘t niet een goede seude [zode, zooi] ende de pijne weerdt daerom in zee te gaen, jae ook te sterven, om soo vele menschen het eeuwigh leven te besorgen?” In ‘t jaar 1639 bezweken wederom eenige Noordnederlandsche Jezuïeten in dienst der Zuidnederlandsche matrozen. Den 2den juni namelik stierf te Oorunna #in Spanje Pr. Petrus Simonis. Hij was den llden nov. 1602 te Edam geboren, werd den 30sten sept. i620 Jezuïet en, na priester gewgd te zin den 15den april des jaars 1634, wlj’dde hi zich geheel en onverdeeld aan de zeemissie. Gelijk twee reeds voornoemde ordebroeders stierf hij in ‘t geleide eener spaansch-belgische vloot in de reeds vermelde spaansche zeehaven. Te zelver plaats overleed den laten september deszelfden jaars Pr. Karel Porret =), niet te verwarren met zin broeder en ordebroeder Cornelis, die jaren lang in de Hollandsche missie, te Enkhuizen te NUmegen en te Etten is werkzaam geweest. Karel was den alsten febr. 1601 te Leiden geboren en had tot ouders Christiaen P. en Bavona van Berckel 4. Den Isten act. des jaars 1619 had hg zich aan de zonen van Loyola aangesloten. Hij wordt door C. Hazart t. a. p. eervol vermeld : sB0 Corn. Sylvius magh ik wel voegen P. Carolus Porret, die op zee, daer hy de maeten bgstont, van de Hollanders ghevangen zgnde [en te Vlissingen ingekerkerd] daerna verlost, heeft eene pestilentiële sieokte behaelt by de ma- troosen, ende is in Spaegniën daervan ghestorven *).” Een derde offer vorderde de zeedienst in datzelfde jaar, en ‘t lot viel weder op een Noordnederlander, Cornelis Sarcerius, naar wiens echt hol-

t) Verg. het verhaal bij Waldeck t.a.p. waaruit wij vernemen, dat eene vloot van 90 spaans& oorlogsschepen, waarop 7 aalmoezeniers, de havens van Ostende en Duinkerken verlaten had. Eerst raakte zij slaags met 17 vijandelijke schepen, vervolgens met de stormen, waarin 4 bodems vergingen doch 6 aalmoezeniers gered werden; de 7de was C’ornelis. 9 Zie Van der Heyden t. 8, p. bl. 196. 3) In de Genealogie van het oud-adelijk geslacht van Berkel, door Alb. Thljm in de D. Warande 1X tegenover bl. 164 geleverd, komt die naam echter niet voor. 4) Verg. over hem d’Eersts Eeuwe bl. 614. AANTEEICENINdEN. 239

landschen naam het niet zoo licht is te gissen. Cornelis, een zoon van Joannes S. en Aletta Cuypers werd den 19den sept. 1600 te Utrecht geboren. Vier en een half jaar’ legde hb zich met de borst op de studie der fraaie letteren toe, oefende zich vervolgens een half jaar in de praktik van ‘t burgerlik recht, daarenboven twee en een half jaar in de rechten ‘). Den laden october des jaars 1622 (10) werd hij te Mechelen in de Societeit opgenomen, sfu- deerde 2 jaren lang in de wgsbegeerte te Leuven, gaf te Antwer- pen de herhalingslessen en gedurende 2 jaren te Duinkerken het onderwijs in de beginselen der Grammatica en Syntaxis. Vier jaren studeerde hij in de godgeleerdheid te Leuven en werd den loden april lG32 te Mechelen priester gewid door den aartsbis- schop J. Boonen. Reeds in ‘t volgend jaar trok hg als zendeling naar Friesland, waar hU te Leeuwarden den edelman Pr. Joris van Bronkhorst opvolgde 9). Ten jare 1634 bevond hi zich in Oost- dongeradeel en te Dokkum, waar h$ ten huize van Tzietse Pegma werd gevangen genomen, maar door toedoen van diens echtge- noote Cath. van der Muelen in vfiheid gesteld. Om zgne gezond- heid te herstellen, is hi in 1636 naar Holland teruggeroepen; hg arbeidde intusschen te Bodegraven en Oudewater. In mei des jaars -1637 nogmaals naar Friesland wedergekeerd, trad bU andermaal als zendeling op in fiongeradeel, Dantumadeel en Kollumerland, doch zag zich, uithoofde van voortdurende zwakte, genoodzaakt de Brabantsche lucht te gaan inademen. Een weinig bekomen, werd hU als zeemissionaris aangesteld, in welke betrekking echter hg niet lang werkzaam geweest kan zin, daar hg reeds bÿ de terugkomst der vloot den 16den sept. 1639 overleed. 1641 Joannes Du Rieu (waarsch$ullj’k geen N.-Nederlander) $ te Corunna 29 Mei. In ‘t jaar 1643, den 3 Sept., stierf, in den dienst der matrozen, Pr. Otto Canisius een gewelddadigen dood. Otto, niet te verwarren met zijn broeder Petrus “), aas in ‘t eerste I) De zanteekenzars op W. V. der Heyden’z VerIs&, waaruit deze bizonderheden grootendeele getrokken zijn, maken de gezonde opmerking, dat hier wellicht het kano- niek recht bedoeld wordt, in tegenstelling van ‘t pas genoemde burgeruk recht (ja civile). 2) Zie over hem mijn Adrianue Ccsijns S. L een historisch-letterkundige schete, Bijlage IIl. Deze Joris is niet te verwarren met den Gentenaar Andrese v.Bronk- horst S. J. zoon van Willem v. B. en Nzris de Wzrfusee, noch met denAmzter* dsmmer Willem v. Br. S. J. 3, En deze Petrne wel te onderecheiden vzn den overbekenden Petrus Canisair .” 240 AANTEEKENINBEN. tiental der 17e eeuw te Huissen geboren uit Joannes Canis, wiens vader Otto in 1572 burgemeester te Arnhem was, ‘) en Christin& Schoensteyn. In de orde van Loyola getreden wadde hc zgnlust en zlJn leven aan de zeemissie. .P. Otto Oanisius - zoo verhaalt C. Hazart t.- a. p. - is, met schip en alle de reste die daarop waren, soo ‘t vyer in ‘t poeder geraakt was, in de lacht gespron- ghen op de kusten van Siciliën.” In het laatste jaar v6ór ‘t sluiten van den Munsterschen vrede ontmoet ik nog een noordnederlandschen matrozenkapelaan : deze was Benderik Pau of Paeu, ook wel Petersen of Pietersen genaamd. Hendrik werd in 1613 te Groningen geboren uit Petrus Hendrix- sen P. en Margarita Franssen. Hg werd Jezuïet den 24 Nov. 1632 en stierf in zeedienst op de kusten van Napels den 28sten Juli 1647. In ‘t zelfde jaar, ter zelver plaatse, overleed de zuidneder- lander Jan Valcke 8. J. Na den Munsterschen vrede hield de Bseyndinge ter zee” wel niet op, doch boezemt ons natuurlijk minder belangstelling in. Ik vergenceg m$ dus met de doodenl@t, die ik tot nu toe gevolgd heb, zonder meer af te schrgven. 1652 Florentius Grevenbroeck . , . , . + 9 Aug. 1654 Jan de Meel ...... , t 25 Febr. 1656 Joannes Aurelius (Jan ter Gouw 3). . -/- 23 Jan. 1662 Rogier Gilles ...... + 18 April, > Franciscus de Fine (van den Eyade?) t 26 Sept. 1667 Antonius Du Meny ...... $ 18 Jan. 1674 Frans de Witte, in Sicilie , . . . t 2 Maart. 1680 J. B. De la Porte, in Spanje . . . t 27 Febr. 1701 Philips Regaus, bg Willemstad . . . t 9 Febr. De laatste heeft echter nimmer den last der Jan-Maat-zielen gedragen. Hg was een Duinkerkenaar. Xemisarìe Ktdnbu~g, H, J. ALLARD. April ‘74.

S. J. van Nijmegen (1521 t 1597 te Friburg in Zwitserland); ook van Petrus Canis S. J. die, een zoon van den beroemden Jan van Weer& en Joanna Canis, den naam ziner moeder aannam. Geb. te Nijm. 22 act. 1597 t te Roermond 10 april 1621. Er zijn ten minste 6 of 7 Canissen S. J. ‘) Doch ,,van wege die van Arem ten respecte van de Rooms Catholieke religie uitgewezen” vestigde Yu zich te Huissen. VRAGEN,

Allerheiligenvloed. Anno 1570 was er in ons land een gruwelgke watersnood, bekend onder den naam van Allerheiligenvloed, om- dat hU den laten november plaats had. BZommige veenlanden scheurden van een en Wierden met de huizen weggespoeld, tijnde op andere plaatsen weder neergezet. Eenige veenlanden quamën uit VriesZand in het Sticht aandrUven, zetten zich met heuvels te Maarsseveen enz. neder; dog doen die van Vriealand naderhand het haare quamen eischen, gaven die van Utrecht ten antwoord, dat ze binnen 24 uren haar goed zouden hebben weg te haalen en de schade daardoor veroorzaakt vergoeden op poene van ver- stek.” Zie (J. Wagenaap) AanhangeeC van eene Hist. beechrijving van duure tijden, hongersnooden, en wel voornamelZjk een Nauwkeurig vervolg der Watervloeden enz., Amsterdam, A. van Hulsteen enz. 1741, kl. 8”. Is het bg die wederz@Ische eischen gebleven of is de zaak nog nader in regten vervolgd; zoo ja, hoe is toen de uit- spraak geweest P u. 0. KRAMM.

Aflaat. In eene courant wordt gelezen: *Bi pausseliken brief is aan vele fransche dames voor een geheel jaar aflaat van zonden verleend, met vriheid om dien aflaat van hare zijde ook te ver- leenen aan andere vrouwen, bij gedrukt of geschreven notariëel contract.” - Is er van zulk eene vr+eid al vroeger in de ge- schiedenis een voorbeeld 2

Qraven, markgraven, baronnen, Men leest van een marquisaat van Bergen op Zoom, eene baronie van Breda, een graafschap Zutfen, enz. Waren in de middeleeuwen de rangen van mar- quis, baron enz. verschillend? Zoo ja, welke waren de repten en pligten, waaruit het verschil blijkt 3 242 BBAQEN.

Willem de Clercq. Eet voorregt is mi te beurt gevallen een exemplaar te krijgen van Willem de Clercq. Naar @in dagboek (niet in den handel.) Ik heb naar aanleiding van dat hoogstbe- langrgke werk, dat door de naauwkeurige zorg van A. Pierson is in het licht gekomen, het eene en andere te vragen. Een of ander lezer van den Navorscher, ook in ‘t bezit van een exemplaar dezer merkwaardige levensbeschrijving van den Beenigen” improvisator W. de Clercq, moge de goedheid hebben die vragen te beant- woorden. 1) Wat is er geworden van die stichting op Fgenoord, waar- van gesproken wordt op blz. 51-55, en die toen zoo voorbeeldig beheerd werd door den heer ter Hoeve? 2) Welke toespraak van Minerva aan Perseus wordt er bedoeld blz. 92 bovenaan ? en waar is die te vinden ? 3) blz. 197 van onderen. Wie was toen predikant te Muiderberg? 4) blz. 299. a. >De oude politieman van Amsterdam.” Wie is dat? Wordt daar de Stassart meê bedoeld? 5) blz. 325 b. >Het was de eenige letterkundige floskel dien wi hoorden.” Wat is $oshel? 6) blz. 369 a. DGeen souscription Berryer.” Wat is dat? 7) blz. 109 a. Op onderscheidene plaatsen wordt er gesproken van de Clercqs handel. Waarin handelde hij, v6ór dat G secre- taris der Handelmaatschappg was? 8) bl. 246. c. De uitdrukking : ~Monumentum aere perenniws” is een dikwils gebruikt citaat, Van wien is het ontleend? 9) Bestaat er (in den handel) een portret van W. de Clercq? Bi wien te bekomen of door wien uitgegeven 3 10) De stenografie bestond immers al in den bloeitgd van de Clercqs improviseeren ? Waarom is die, in der tijd, niet aange- wend? Met welke gebrekkige gegevens moet nu het nageslacht zich te vreden stellen ! 11) Hoe veel exemplaren zin er van deze autobiografie gedrukt? 12) Zin de Olercqs Voorlezingen over de Jesuïter., over den Cid en over de nieuwe Grieken gedrukt? In de werken van het Koninblik Instituut is immers z+e verhandeling, Over den in- vloed der vreemde letterkunde op de onze opgenomen? ik bedoel : uitgegeven ? t

VRAGEN, 243

.13) blz. 454 a. De improvisaties over den dood van Socrates en over het ‘Vaderland, wanneer ztin die gehouden? 14) blz. 177. a. BMen verzoekt- de Clercq te improviseeren. Het onderwerp hem opgegeven, was de zee”. Vergist J. v. Oosterwik Brr+ zich ook? en was het niet het buskruid? Zie de Clercqs eigen berigt bij de Holl. Maatschappi 1820, blz. 416. Over de zee improviseerde hg (blz. 420) 20 sept. 1823. 15) Waar staat (in de l$st blz. 415-431) de improvisatie over Cornelia Kolff? J. v. Oosterwik Brugn spreekt daarover op blz. 477. c. Bedoelt hij (blz. 421) 17 febr. 18241

[De vr. 12 genoemde Verhandeling van de Clercq is inderdaad in de werken van het Kon. Inst. uitgegeven. - Exegi monumentum aere perennius is het begin van lib. 111 ocl. 30 van Eoratius.]

Muzi$mooten. In Spincllers Jood (H.I. 264) staat het begin van het latinsche versje, wat aanleiding heeft gegeven tot de namen der muzgknooten ut, Te, mi, enz. Waar is het geheel te vinden? En hoe kwam men er toe die tioorden voor de nootennamen te kiezen?

[De vrager kan het o. a. vinden in den Navorscher, dl. 1, blz. 49 -50.1

Wapens met leliën. Sedert vele jaren heb ik ma bezig gehouden met het verzamelen van familiewapens, waar leliën in voorkomen. Reeds een groot aantal zjjn er door mi bg een gebragt, daar ik de meest bekende bronnen, zoo als Ferwerda, Kok, de Haan Hettema, Weleveld, Rietstap, de Genealogische kwartierstaten van nederl. geslachten, geconsulteerd heb. Mogten de lezers van den Navorscher soms bjj hunne studiën familiewapens ontdekken, die leliën als heraldiek figuur hebben, enkel of gecombineerd met an- dere heraldieke meubelen, zi gelieven daarvan in dit tijdschrift mecledeeling te doen. Wien zijn nog werken bekend, waarin over de leliën gesproken wordt? Op den omslag van no. 20 z$ door mi een.ige werken genoemd; voorts bezit ik: BRecherches sur les fleurs de Lys et sur les villes, les maisons et les familles qui portent des 244‘ VRAQEN. fleurs de lys dans leurs srmes ;” dit bevindt zich in het derde deel van den Dictionnaire généalogique, hérttldique, chronologique et historiquh, etc., door M. D. L. C. D. B. Paris, 1757. ,Le véritable art du blason ou l’ussge des armoiries.” Paris, 1673. Chapitre XII. In een van de uitgaven van de heraldische werkjes van P. Me- nestrier moet ook eene verhandeling over de leliën voorkomen; die uitgave echter is mi onbekend. Een onzer medewerkers heeft, zoo het sch$nt, eene verzameling gemaakt van de familiewapens, waarin ankers voorkomen: hoogst belangrijk zou het zin, indien de geheele lijst hiervan kon gepubliceerd worden. Gaarne zal ik ook later den uitslag m.$er nasporingen omtrent de leliën open- baar maken. Afaastricht. A. A. VORSTEBUN VAN OIJEN.

Wapen gevraagd. Welke familie voert eenen balk waarop drie zes- puntige sterren, de balk vergezeld van drie hekken, zoo als in de wapens van den Velden en Veeckens ? Wat zin de kleuren? ANDANTN.

Familie van Trigtveldt. De ondergeteekende verzoekt beleefdelik g’ènealogische bescheiden betreffende dit geslacht en vraagt welk wapen ‘LG voeren? ANDANTE.

Qeslacht Braet. Wie kan de ouders opgeven van Jan Braet, heer van Zevender en Cabaauw, baljuw van Schoonhoven en Haastrecht? H1J werd waarschënlgk geboren 27 maart 1722, geboorteplaats onbekend; te Schoonhoven gehuwd met Paulina Maria Scheltus. HU had eenen broeder, Pieter Braet, gotiverrieur van Suriname. J. DE M. ANTWOORDEN,

Talavacius. (XXIV. bl. 217.) Nu ik Carpentiera uitgave van Du- canges Glossarium heb kunnen gebruiken, zie ik dat talavacius (van talare = scindere) en het fransche taillevacier, paedator beduidt. Ret scheldwoord talebot, voor een ruw mensch gebruikt, is daar ook van afgeleid. De schrandere maar onmeedogende Bellismo (hg zette onder anderen zine vrouw gevangen) kreeg dus te regt den banaam van talavacius, wegens zine hardheid. 0. A. SIX.

Aantal der bij den schouwburgbrand omgekomene personen. (XXIV, omslag no. 12 en 17.) De heer V. B. meent, dat bg den schouw- burgbrand in 1772 niet achttien personen zouden omgekomen tijn, gelik ik verhaald heb, maar een-en-dertig. Een kolossaal verschil ! Jammer dat V. B. ztin bron niet noemt, iets, dat bi de ontdek- king van zulk een groven misslag, als he mlJ te laste legt, toch wel een eerst vereischte is. Verder vraagt tij naar de namen der door hem aangeduide personen, welke hi, niettegenstaande al zin zoeken, maar niet kan opsporen. Ik geloof hem den raad te mo- gen geven maar niet langer te zoeken, aangezien het vruchtelooze moeite zin zou; er z1Jn gelukkig niet nog meer personen bg den brand omgekomen dan achttien. Ret volgende als opheldering. Gedurende en kort na den verschrikkelgken brand was geheel Amsterdam in beroering. Geen wonder! in het tgdsverloop van een paar uren, was de prachtige schouwburg, op welks bezit ieder Amsterdammer te regt roem droeg, geheel door de vlammen ver- teerd. Bovendien wist men reeds gedurende den brand, dat ver- scheidene lieden in de vlammen waren omgekomen, en het gerucht breidde het aantal aanmerkelgk uit. Reeds den volgenden morgen verschenen eenige pamfletten met een *kort maar waarachtig ver- haal” van den brand en dageliks zagen er meer het licht, zoodat 246 ANTIOOBDEN. hun aantal weldra eenige honderden bedroeg. Gelik gewoonlik, waren vooral de eerste berigten vol van allerlei onnaanwkeurig- heden, voornamelgk betrekkelik de omgekomen personen, wier aantal in ‘t begin zeer overdreven, allengs moest inkrimpen tot achttien. Langzamerhand kwam men tot kalmte, en, wat meer zegt., beter op de hoogte van de zaak. B$a al de later verschenen pamflet- ten noemen achttien personen, en die de namen opgeven, noemen steeds dezelfde. Op die listen heb ik te meer vertrouwen: 1”. omdat zij zelfs opgeven op welken dag en op welk uur de lijken in de puinhoopen gevonden zijn, soms zelfs waar zi zin begraven : 2”. omdat ook van verschillende zeden ‘t berìgt tot ons is ge- komen, dat het puin van den afgebranden schouwbdrg in tegen- woordigheid van twee regenten werd gezeefd om de kleinooden niet te loor te doen gaan. Men vond zelfs horologies terug, hoe zouden dan de liken der zoogezegde vermiste personen niet te regt gekomen zin? Onder de zeer kort na den brand verschenen pamfletten is er een, getiteld : -Afgeperste Missive, dienende tot Antwoort op de Brief van, enz. enz. waarin een dergelgke list voorkomt als V. 13. ons ten besten gegeven heeft. (Is dat misschien ook hetzelfde stuk als ‘t door hem bedoelde ?) Hoe onvast de schrgver van bedoeld - stuk is in z$e berigten, moge uit de volgende voorbeelden bfij- ken ; het zijn aanmerkingen, door hem gevoegd bg de door hem als omgekomen opgegeven personen. Een Deensch of (!) Hoogduitsch officier, Onbekendt. Een Heer uit Groningen, zoo men denkt! Twee Zaankanters. Onbekend. Twê Alkmaarders, onbekend zpo mew zegt. Ten overvloede wlJs ik op de volgende regelen uit de BHìstorìe van den Amsterdamschen Schouwburg”, Amst. Warnars en den Hengst. 1772. bladz. 73 en v. v. .Alle Personen, welke men vermist en aangegeven heeft, zyn ’ ook gevonden geworden ; derzelver getal beloopt (hoe groot het ook moge gemaakt zyn) niet meer dan zestien, waarvan vier om- trent het Tooneel, en twaalf aan de Zuìdzyde van den Bak, op ANTWOORDEN. 247 of omtrent de Staanplaats omgekomen zyn. Des Dingsdags had men de vermiste Personen reeds aangegeven, en zy waren noch meer, noch anderen dan de gevondenen. Voor het levendig te regt brengen van twee derzelven zyu honderd Gouden Ryders beloofd geworden. Wy meenen zoo wel wegens de juistheid van het op- gegeven getal overtuigd te zyn, dat wy alle berichten, die het grooter maken, gernstelyk als onnaauwkeurig beschouwen durven. Velen der arbeideren hebben verklaard bereid te zyn om de regt- matigheid dezer opgaven ten allen tyde met eede te bevestigen. De lysten, waarin meer lyken geteld worden, zyn uit losse gerug- ten overgenomen. Dus heeft men, by voorbeeld, eenen persoon uit Alkmaar genoemd ; doch uit verscheide verzekeringen, welke wy van luiden die te Alkmaar woonen, ontvangen hebben, is ons gebleken dat niemand uit die Stad is vermist geworden. Ook heeft men (om van anderen niet te reppen) mede zonder eenigen grond, gesproken van eenen Harlinger Schipper; en eindelyk heeft men luiden onder de vermisten geteld, welke zekerlyk niet tot derzelver getal behoorden gebragt te worden, als, by voorbeeld, den ver- drongen Persoon en den Pypgast, welke men (gelyk uit ons ver- haal genoegzaam is op te maken) niet onder de gesneuvelden in den Schouwburg kan rekenen. Het is egter geenszins te verwon- deren dat, in de eerste hevigheid der ontroeringe voor het veron- gelukken van vele menschen is gevreesd geworden, om dat de Schouwplaats met eene meenigte van Aanschouweren vervuld was, en het gerngt.doorgaans zeer voorbarig is met bloote waarschyn- Iykheden, ja zelfs .loutere gissingen, als waarheden te verspreiden. Dus heeft men, onder anderen, verteld dat eenige verbrande Per- sonen op den Voorbhrgwal in eene Schuit gebragt, en vervolgens naar Saandam gevoerd waren; doch by naauwkeuriger onderzoek is bevonden dat het eenige Tapyten geweest zyn, die naar de Vulmolen gezonden werden”. De schrijver dier regelen maakt onderscheid tusschen de per- sonen it~ en ten gevolge VCZ~ den brand omgekomen; vau daar noemt hg zestien; de twee laatste der door mi opgegevene zijn dan ook gestomen Buiten den schouwburg. JOHANNES Roos is ,bGna dood- getrapt” in ‘t gedrang, en, hoewel nog levende uit den schouw- burg gebracht, weinige oogenblikken later overleden. GERRIT KUIK 248 ANTWOORDEN. waz een pUpgast, die zich op een dak te ver naar voren waagde, naar beneden stortte,en zoo omkwam.

Naar aanleiding van de vraag van V. B. zag ik nog eens het eene en andere na met betrekking tot de omgekomen personen. Zoo doende kreeg ik op nieuw een collectie begrafenisbriefjes van eenige dier ongelukkigen in banden, waardoor ik in staat ben toch voor een klein deel aan de weetgierigheid van V. B. te voldoen. De naam van no. 7, door mij (zie bladz. 211 van mijn Arnette+ damsch Tooneel,) opgegeven als Bdocbter van Anthony Wyland” was: MARGARJJTHA VAN WEYLAND; die van no. 14, door me op- gegeven als *knecht van den heer Verhamme” was: HENDRIK WIETSES. Verder staat bg vergissing bij no. 8: Abraham de Haas, dit moet zijn WILLEM DE BAAS. 0. N. WYBRANDS.

Spreekwijze: Iemand veel blaauwe bloemen wijs maken (XXIV bl. 13). Be ware afleiding van deze spreekwijze vind ik bg HOrtenSiUS aangewezen. ELU beschrijft den benarden toestand van Utrecht, vooral onder den bisschop Philippus, toen de rekenmeesters van al de lands- goederen een naauwkeurig verslag moesten inleveren; echter waren er vele die met boeten gestraft werden voor hunne daden ; even- zoo moest. dit van de kerkelgke goederen volgen. Dit laatste was een ongehoorde eisch en de bisschop en zine partg zag dat er gevolg aan gegeven zoude worden, waardoor Deze begosten deck- mantels voor haer te soeoken, de onw@e gemeynte veel blaeuwe blommerz wijsnakende en alsoo te vrede st,ellende, opdat si hare goederen met gro:+r schandt des geestelyckheyts niet verliesen en souden, want velen van heer dat waren vreesende. Een ygelyok was groote moeyten doende, voor zich selfs dat de reeckeningen gheabrumpeert souden worden” enz. Daar het hier alleen eene zaak van bepaalden tijd en plaats geldt, was het voor Hortensius genoeg, te melden wat al vrome en gebloemde taal er gepredikt werd om de kudde tot christelbke ANTWOORDFiN. 249 zachtzinnige liefde- te leiden, en he heeft het zelfs noodig geacht als toegift een pamflet achter zin werk te voegen tot opheldering van veel zaken, die desteds alles behalve moesten vermeld worden: Van den Conroetsen t Utrecht Anno 1528 eer die ‘sta& was inge- nonaen le Julzj’, waarvan het 11 en 16 couplet tot verklaring van deze spreekwijs helpen kunnen. >Melis Broeder myns Heeren geswooren Sprack met zyne vrienden in als Onsen bZaeuwen Bisschop komt ryden hier voeren Sluyt toe die poorte ‘tgelt ons alle gader den hals, Wy hebben hem met verraderye verwracht Omdat wy belet hebben de Reeckeninge vrye. ‘t Is wonder dat gy niet en hebt bedacht Wat last dat kommen mach deur u valsche partye.”

BAdam van Diemen U suster weduwinne Hadde van herten seer groot verlangen Dat sy noch souden mogen spinnen Den bast daermen den bZaeuw,en Bisschop aen mocht hangen. Hoe mochtse syn 800 qualyck bedacht Sy komter noch in last om segtet haer vrye. ‘t Is wonder enz.” Alzoo werden toen de blaauwe bloemen door den blaauwen bis- schop gestrooid, en waarom dit gezegd wordt is duidelik: er w0rdt toch gesproken van David en zlJn broeder Philippus en blaauw was de grondkleur van het wapen van Bourgondië. Alles doelt hier dus op de destgds blaauwe vganden van het kapitt,el van het bisdom Utrecht, waar & met de hooge hulp van dispensatie, den zoon van hertog Philips zoo wederregtelgk op den bidschoppetijken zetel wisten te dringen. u. 0. KR-.

Kraam. (Vgl. XX. bl. 375; XXI. bl. 49, 371; XXII bl. 39, 204, 636; XXIV. bl. 7). Van al de verklaringen over kvaana enz. heeft de laatste door den heer P. Leendertz Wz. gegevene, naar min inzien het meest tot den oorsprong daarvan geleid. 250 ANTWOORDEN.

B1J vele vorstendommen in Europa was, en is het nog de on- verzettelgke wil des volks, door geen vreemden vorst geregeerd te worden, en daarvan rinden wij reeds in de X111 eeuw een merkwaardig blik in Wales, omtrent den engelschen troon. Eduard 1 werd volstrekt als vreemdeling geweigerd om over Wales te re- geeren. Hi laat zijne zwangere echtgenoot naar Wales komen, die aldaar eenen zoon baarde, waarop de koning de edelen en aan- zienlijken des lands deed bijeenroepen en hen plegtig afvraagde: >Of zi zich aan hst. bewind van eenen jongen vorst onderwerpen zouden: die in Wales geboren was, en geen woord Engelsch kon spreken?” Toen zi dat vrolgk, doch verbaasd, met ja beant- woordden, bood Eduard hun zijn eigen pasgeboren zoon aan, terwil hg in gebroken Gaalsch uitriep : BEich dyn,” dat is; »zie- daar uwen man $’ welke woorden naderhand in ,Ich dien,” het motto van het engelsche wapen, verbasterd ~$1 geworden. Het is bekend, dat daarna de oudste zoon des konings den titel van prins van Wales voerde. Wat Wales eischte, eischte men in En- geland eveneens, ja dit was daar nog niet voldoende, want men moest daar zelve de geboorte zien, en daardoor is het gebruik ontstaan, om die bevalling in het openbaar, op plein of markt te doen plaats hebben, wanneer er een opvolger van den troon moest geboren worden. Dat hier alles uitgedacht zal ztin om door schut- ten, tenthemel, enz. de verlossing zoo gemakkelgk mogelik te maken, laat zich begrijpen; doch het geschiedde al@d zoo, dat het publiek, als het ware, goed kon toezien wat er voorviel. Van daar dat,, wanneer zulks in den winter moest plaats hebben, het nog al bezorgdheid verwekte. Zoo doende is het langzamerhand gebruik geworden om de geboorte in St. James, te Londen, te doen plaats hebben, en daar in eene afzonderlijke zaal de ge- wone kraamschutten enz. zoo te plaatsen, dat het ZOO veel mo- gelijk was als vroeger, en de grooten van het rijk, die in de zaal vertoefden, zoo vlij waren, dat z1J ook binnen de kraamschutten konden zien ; alles was dus volgens de wet, en men kon verze- kerd zijn, dat er geen sprake kon zin van een ondergeschoven kind. (Toch heeft Jacobus 11, zoo gemeend wordt, eenen zoon van eenen molenaar voor den zijnen binnen gesmokkeld.) Uit het eene en andere blikt de hooge oudheid, die mede bewezen wordt door ANTWOORDEN. 251 de aangehaalde gebeurtenis uit de X1 eeuw door Beudartius ver- meld, toen Williem 1, koning van Engeland, eenen inval in Nor- mandie deed, eu later ten gevolge van den val ven zin paard in 1087 te Rouaan overleed. De dubbelzinnige ironie van koning Philippus bU de ziekte van William spreekt hier duidelijk, als hg William bg eene zwakke VUTOUW vergelijkt, die nu in de kraam, zlJne legertent, lag, even als bij zijne geboorte in het openbaar had plaats gehad, en waar uit hm een koninkrijkje geboren moest worden. Naar mijne meening zijn de kraamkamers, kraamschutten enz., bi ons algemeen bekend, in verband te beschouwen met de boven vermelde oude gebruiken; doch bi ons hebben zij het te- genovergestelde doel, namelik om niets van de bevalling te laten zien. Wel wordt dat alles, even als bg de ouden, na het gebruik weggeruimd. Even zoo is het met alle kramen, die slechts tijdelik en zonder veste bestemming zin opgeslagen. u. G.KRAMBl. [Ik heb t. 1. a. pl. de door Baudart verhaalde anecdot,e mede- gedeeld, omdat de daar voorkomende uitdrukking uit de kraam gaan, zoo ik meen, de verklaring die ik vroeger van het woord kraam gegeven heb, bevestigt. Een ander voorbeeld uit de eerste helft der 17e eeuw vindt men in Hoofts Isabella (Ged. dl. 11. bl. 395) waar de Min zegt: Ick heeten al ; laet leggen ‘t haghje : Eer moertje n.och was wt de kraem.]

Adriaan de Vin. (XXIII, omslag no. 12.) Van het daar bedoelde werkje, bevindt zich een exemplaar in de bibliotheek van het Zeeuwsoh Genootschap der Wetenschappen te Middelburg (cats- logus, 2e vervolg, blz. 38). Het is in klein 8”. en bevat 271 blad- zijden. Het vangt aan met de opdragt aan de schoolmeesterenen voorzangeren binnen Walcheren, dd”. Sint Laurens, 30 juni 1723, waarop volgt een gedicht op den Zen druk, door Hendrik de Vin. Op blz. 76 vindt men een Klaaglied van den auteur over ‘t ver- lies van zinen zoon Nehemia, die uit Oostindië komende, op de reis is gebleven met den Samson, in januarij 1722 ; hU was voor 3en meester derwaarts vertrokken (blz. 81). De Gezalfde Christen loopt tot blz. 86, de Zeeuwsche akker 252 AMTWOORDEN.

V.TUI blz. 87-202, en hierop volgt een Aanhangsel van diverse stichtehjke liederen, waaronder: een gezang op den brand van den abdijtoren te Middelburg, 1 augustus 1712 ; Schoolmeesters-rust, voor eene nieuwejaarsgift voor de confraters, in hun collegie te Middelburg gelezen, 13 januari 1718 (blz. 261); Nieuwejaarskost, opgedischt voor het college der schoolmeesters van ‘t platte land van Walcheren, vergaderd te Middelburg, 9 januarij 1716. De titel van het 2e gedeelte is: Zeenwsche akker, omdat de ge-

zangen meest veldvruchten tot onderwerp hebben, b. Y. een aantal op wìtte en andere boonen. De smaak is verschillend (de schrijver van het hier bedoelde werkje schgnt wel veel van witte boonen gehouden te hebben) maar mi is het onbegripelqk, hoe dergelike rimelarfi een derden druk beleefde. Het eenige merkwaardige er van is, naar min inzien, dat men er uit te weten komt, dat er toen reeds een onderw$zers-gezel- schap te Middelburg was, en wel van schoolmeesters ten platten lande. Domburg. H. M. KEBTELOO.

Eerste predikant te Colijnsplaat. (XXII, blz. 600.) Het volgende kan strekken tot gedeeltehjke beantwoording van het ter aangehaalde plaats door den heer van der Baan gevraagde. In de bibliotheek van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen te Middelburg (catalogus 2e vervolg, blz. 29) bevindt zich een werkje, dat dezen titel heeft: ,Kort en waarachtig verhaal van een zeker gesprek, gehouden te Col$splaat, op den 5 november 1606, tussohen Dierick van Ecke, Frans de Knu$, Victor N. Zeemverkooper en Klaas Roone, van de zide der Wederdoopers, en Eduardus Adriani Booms, Henricus Brandt Willemsz. en Anthonius Laurentii Stam- pers, respective ministers van Colgnsplaat, Zierikzee en Dreisohor, van de tijde der Gereformeerde Gemeente.” Het blikt dus, dat Booms in 1606 te Colijnsplaat predikant was; zoodat het vermelde door van der Aa: Aardriks woordenb., dat L. Coutreels aldaar van 1601-1625 stond, waarsch$n$jk onjuist ís. Domburg. H. M. KISTELOO. VRAGEN,

Geslacht Ruys of Raysch. Indien men het Armorial gknéral van den kundigen heraldicus Rietstap openslaat, vindt men op Ruys verschillende geslachten, o. a. Ruys en Ruysch, beide voerende zilver met eene blaauwe roos, klaarblgkelgk één geslacht; voorts Ruysch (ook Ruys geschreven) voerende rood met een gouden St. Andries kruis; voorts Ruysch, zilver met twee zwarte bokken, die een schild vasthouden van goud, waarop een staand rood kruis. Beide eerstgenoemde geslachten behooren tot den nederlandschen adelstand en leven voort in Limburg onder den naam Ruys van Beerenbroeck en in Duitschland onder den naam van van Ruys Bee- renbroeck; leden van het tweede geslacht leven voort te Amsterdapl en Rotterdam, terwil het derde geslacht, dat vooral te Dordrecht. heeft te huis behoord en den 19 april 1649 geadeld is, reeds voor lang is uitgestorven. Nu verzoekt men beleefdel$r genealogische opgaven, met aanduiding welk wapen z1J voeren. De genealogische gedrukte werken zgn bekend. Men verzoekt om opgaven uit hand- schriften. Complete genealogiën zullen den vrager nog aangena- mer Z&I. ANDANTE.

Gedacht van Everdingen. Genealogische inlichtingen worden ver- zocht omtrent dit geslacht, dat vooral te Tiel heeft te huis behoord. . Eenige wapenborden dezer familie zijn mö ter bezigtiging aan- geboden en daarvan heb ik het navolgende opgeteekend. Van Everdingen voert: geschuinbalkt van goud en zwart. Dekkleeden goud en zwart, helm zilver, goud geboord en getralied, rood ge- voerd, daarop een gouden kroon, als helmteeken een vlugt van rood en goud. Een lid van dit geslacht trouwde met eene dame, die voor wapen voerde drie gouden dwarsfluiten- op goud. (3) Een andere trouwde eene vrouw, die voerde: gekw. 1 kw., goud met eene natuurlike hinde, 2 kw. zilver met drie roode roezen, 3 kw. goud met een rooden arend, 4 kw. blaauw met zilveren leeuw. 254 VRAGEN.

Ook behoorde hierbg een kwartierbord, waarop het wapen van Boekhoven met de volgende vier kwartieren: Boekhoven, de Greve, van der Wonde. van der Hagen. Voorts een ander kwartierbord van Hermanus van Boekhoven, die trouwde eene dame, welke voerde.: zilver met een geschulpt zwart kruis. Zin devies was BMon espoir est en Dieu” en daarbg stond het jaartal 1652. Wie heeft de goedheid de ontbrekende familienamen aan te vullen? Xaastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

ANTWOORDEN,

Droge boom. (XXIV, bl. 169). Sedert 1464 bestond te Bever bij Oudenaarde een broederschap van Redergkers, die bekend was onder den naam van de Ghesellen van den droghen bome. (Zie van der Straeten, Théatre villageois en Flandre, p. 20 en 46, waar de schrijver aanteekent : BCompagnons de 1’Arbre sec, c’est&dire de la croix, en d’autres termes: Confrères de la Passion”.) Men zal, geloof ik, waar van den drogen boom gesproken wordt, óók moeten. denken aan de legenden op aardrijkskundig gebied, die vooral sedert den tijd der kruistochten algemeen verbreid waren. Tn Jan Bodel’s Jus de Saint Nicholai (geseculariseerd legen- denspel uit het midden der 130 eeuw, waarin eene legende van St. Nikolaas wordt gespeeld te midden der Sarracenen) komt, . onder de opperhoofden der ongeloovigen ook voor: Li Amiraus du Sec-Arbre, een allerhardnekkigst Mahomedaan. Hij is uit het verste Oosten gekomen, om den koning van Afrika tegen de Chris- tenen te helpen. Want aan het oostelgk einde der aarde moet men den drogen boom zoeken. Michel teekende bij den tekst van Jean Bode1 (in Monmerqué et Michel, TheBtre français au Moyen-Age, p. 17i) ‘t volgende aan uit een fransch h. s. van Mandevijls reizen : .Et a U lieues d’Ebron est le sepulcre de Lot qui fu filz au \

ANTWOOBDEN. 255

frere Abraham, et assez près dEbron est le mont de Membré de qui la valée prent son nom. Là y a un arbre de chein que les Sarrazins appellent supe, qui est du temps Alozohuy, que on ap- pelle 1’ A rbre-seeh; et dit-on que cel arbre ia la esté depuis le commencement du monde, et estoit tous jours vert et feuillu jusques a taut que Notre-Seigneur mourust en la croix ; et lors il secha, et si íìrent tous les arbres adonc par universel monde, ou il cheïrent, ou le cuer dedens pourrist, et demourerent du tout vuit et tous creux par dedens, dont il y en a encore maint par le monde. De E’Arbrtdech. De l’brbre-Sech dient aucunes prophesies que un seigneur, prince d’occident, gaingnera la terre de promission avec l’aide des crestiens, et fera chanter messe dessoubs eet Arbre-Sech ; et puis l’brbre raverdira et portera fueille, et pour le miraole mams Sar- razins et mains Juifs se convert,iront à ia loy crestienne: et pour ce a-on l’drbre à grant reverenco et le garde - on bien et chicre- ment; et combien qu’il soit sec, neant moins il porte grans verlus ; car qui en porte un pou sur li, -il garist de la cadula, du chinal, et ne peut estre enfondez ; et plusieurs autres vertui3 y 8, pour I quoy on le tient vertueux et precieux.” Hoorn. AEY. W. TWBRANDS.

Cfeslaoht van Vrijberghe. (XXIV, bl. 208) Ue heer jhr. Schuur- becque Boege Seuior is gehuwd met jkvr. van Vrgberghe, wonende te ‘s Gravenhage en zal hieromtrent wel inlichtingen kunnen geven, zoo ook de heer Balfour van Burleigh, Westerstraat te Utrecht of J. U. van der Meulen, te ‘s Gravenhage, Boekhorststraat, die. door het huwelgk van een der leden ziner familie aan de Balfours verwant is, en vele genealogiön bezit. VAN BLAAUW BONNEVELT VAN DEN BERQH.

Qeslachtwapen van mr Joost Dedel (XXIV, bl. 209). Hij zal voor- zeker, even als alle leden van dat geslacht (ik heb ten minsten van dat geslacht nooit verschillende wapens ontmoet) gevoerd hebben in groen drie zilveren lel&. VAN BLAAUW SONNEVELT VAN DEN BERGH. 256 ANTWOORDEN.

Qeslacht Methorst (XXIV-, bl. 209). Zie Armorial v. Rietstap, pag. 704. Coupé au 1 d’arg. & trois cerises de gu. tigt?es et, feuillées de sin., rangées en fasce, les tiges en haut; au 2 d’arg. ii une croix ancrée de gu. Het was verwant aan de geslachten Offerhaus, van Brinkesteyn, Kol& van Geyn, van de Pol, de Bie, van Hoei, van Goudoever enz. In min bezit is eeu, zoo ik geloof niet volledig, extract,. Utrecht. VAIi BLAAUW SONNEVELT VAN DEN BERQH.

Vadermoorders. (XXIV. bl. 159). T. a. pl. komt eene verklaring voor van den oorsprong der benaming vadermoorders. Een vriend gaf mij daarvan eene andere, namelijk, dat een student bij zine wel- komst t’huis, zijnen vader zoo hartelik had omhelsd, dat hij met, zijne scherpe hooge boorden hem in ‘t oog hadt geraakt, ‘t welk daardoor zoo erg ontstak, dat er zin dood op volgde. J. C. K.

AANTEEKENINGEN,

Bijgeloof. (Vgl. XXIV, blz. 119) De Koninklijke bibliotheek te ‘s Gravenhage bewaart twee strookjes papier, in het laatst, der vorige eeuw of in den aanvang van de tegenwoordige bedrukt met J. D. soortgelijke bezweeringsformulieren als er een door - is mede- L. gedeeld. Het eerste, geheel gegraveerd, bevat, links, eene afbeelding van de drie Koningen en, rechts, het formulier, dat ik opschrijf omdat ’ het sommige onduidelijkbeden oplost die op blz. 120 voorkomen. Dit luidt aldus: FANCTI TRES REGES CASPBR MELCHIOR BALTASAR ORATE PRO NOBIS NVNC ET IN HORA MORTIS NOSTRZE Ces Billets ont touche aux trois testes des Saints Hoys a Cologne. AA~EKBNINQEN. 257

11s sont pour les voyageurs contre les malleurs des chemins, maux de -teste, mal caduque, fieure, sorcellerie, tout sorte de malefiec (voor malefice) et mort subite. Het tweede bevat tweemaal het formulier, in de nederlandsche taal, als volgt: H. Dry Coningen Caspar, Melchior, Baltbasar, Bidt voor ons nu en in de Ure onser Doot. Dit Beidt is geraeckt an de Hoofden van de H. Dry Coningen tot Geulen, is goet voor rysenden Persoonen tegen de Ongelucken der wegeu, Hoofdpgn, vallende Sieckte Cortsen Trooveye, alle soorten van Qualen, ende een haestige Doot. De beide teksten verschillen alleen in de spelling( waar de eene voor tovey heeft trooveye, heeft de andere tooveye) maar voor elken tekst staat eene houtsnede en deze verschillen onderling, ofschoon ze beide op de H. drie Koningen en op Keulen betrekking hebben, Onder de curiosa van dien zelfden aard berust in de Koninklike boekerg ook een strook papier, welke tot titel dit opschrift heeft: SZekere en ware lengte van onze lieven Heere Jesu Christi. Gelik Hi op Aarde en aan’het H. Kruis geweest is, en de Lengte is gevonden te Jeruzalem b;j het H. Graf, wanneer men heeft ge- teld 1655 gelyk den Paus Clemens den VIII, van dien Naam zulks heeft gemeld en alles bevestigd.” De kerkelgke goedkeuring komt aan het slot voor, als volgt: Approbatio, vidit M. A. Syben Lib. Censor, - Actum. Antw. den 2 July 1766, en daar onder:’ Gedrukt bU J. Wende1 en Zoon, te Amsterdam. De strook bevat eene reeks gebeden svan den heiligen Vader Franciscus, der lengte Jesu Christi” en deelt overigens mede, dat elk huis waarin deze Blengte” zich zal bevinden, gevrgwaard ia voor vuur en water enz. enz. Het opmerkelgke van deze strook ligt niet zoo zeer in den inhoud, die in verband met het jaartal 1766 niet zoo vreemd is, maar in de omstandigheid dat dit exemplaar het eigendom der riksboekeri werd, toen,? in 1856, een nieuwe druk daarvan was bezorgd door een typograaf in Noordholland, die vergat het model exemplaar terug te geven en het aan de boekeG in den Haag schonk. Y. . 258 AANTEEKENINQEN.

aeslacht Quarebbe. Door de vriendeleke mededeeling vau de kwartieren van eenen Quarebbe door V. (Navorsch. 1873, bl. 632) ben ik op weg geholpen om na te gaan wie deze was. In de hs. genealogiën van v. Spaen ontbreken wel is waar Quarebbe en Tiepma, maar dewil die van Herteveld en v. Hemert aldaar aan- wezig zgn, heb ik daaruit de volgende afstamming kunnen opma- ken. Voor het kwartier Buenem zou dan van Braexen moeten gelezen worden. Quarebbe. x kind bg A. Dogenborg. (wap. zwart, waarop een gekarteld gouden schild met 3 roode zuilen, 2 en 1.) Joost v, Herteveld, kapit. op Vredenburg te Utrecht in 1560, zoon v. Steven, rigter te Asperen (wap. rood hert op zilver) en van Hille v. Baerl vr. v. R$swgk (wap. een bok- kenkop); na haren dood hertr. Steven v. Herteveld met Cathar. Cloeck. x kind b$ B. Margar. v. Braexen, d. v. Hendr. en Francis Valckanaer t 1560; na haren dood hertr. Joost met N. N. Wellandt. dr. v. N. Wellandt en N. Heins te Utrecht, be wie hi 2 zoons heeft, Steven Herteveld command, ‘v. d. Maltheser orde te Iugen en Frans Herteveld x 1609 Geertr. v. Zuilen v. Nievelt. Otto v. Hemert, z. v. Stees, geb. te Bommel, in 1501 bel. met Wadenoyen, schepen te Tiel in 1504, x eerst Maria Hinckaert ; na haar dood hertr. Stees met Theodors v. Waerdenburg, d. v. Joh. en Wilhelmina v. Erp. x kind bg de tweede vrouw. C. Johanna v. Gendt, d. v. Hendr. en Johanna v. Schragen. Tiepma. x kind bij D. Thool. A. Jacob v. Quarebbe. x kind bij El. ll. Francia Herteveld. (Zie over de heer]. Herteveld be Kleef, Nihoff, Gedenkw. 1. bl. 202. AANTEEKENINBEN. 259

C. Stees van Hemert (had eenen broeder Hendrik in 1578-98 op de ridderdagen te Nimegeu, l.14 werd doodgestoken, x N. Tuil tot Est.) x kind bU F. D. N. Tiepma. E. Pieter v. Quarebbe. x kind by G. F. Eustacia v. Hemert. Zi hertr. in 1612 Johan de Cock v. Del- winen v. Wadenoyen en is dood in 1614, zonder kinderen. G. Eustaas v. Q. t 4 juli 1624 x Margar. v. d. Vegt, hadden eene dochter Eustacia Q. x Justinus v. Egmont. De 16 kwartieren v. Otto v. Hemert en +jne twee zusters Henrica en Johanna zijn: Hemert, Tuijl, Jode, Beest, Braeckel, Everdingen, Hees, Over@, ” Weerdenburg, Erp, Tuijl, Pieck, Drongelen, .Snoog, Egmond, Ackojd. Cl. A. SIX. . Cteslaohten de Selis en de Vaea. (XXIll’, bl. 536). T. it. p. gaf ik eene genealogie dezer geslachtex Ik vond later nog, dat Michel de Selis en Anna Elisabeth de Vrients de ouders waren van Mar. Gertr. de S., die getr. was met J. P. de Selis, en dat Micb. Henri de Schroots en Joh. Mar. de Vaes de ouders waren van Joh. Mar. Barb. de Schroots, die getr. was met André Joseph de Vaes. In Suringars Regeringsvorm v. Maastricht (Leiden 1873) bl. 197, zie ik, dat, Mat,t. Car. Lenarts, luiksche secretaris van den raad van Maastricht, en bl. 27, dat ztin broeder Lamb. Em. Jas, Lenarts, j. u. lic., luiksche fourrier v. Maastricht was. De laatste schreef aanmerkingen nopens Maastricht. Zoude een dezer broeders die Lenarts zin, die met Maria Adriana de Vaes getrouwd was? 0. Ab. SIX.

Aute hospitaal. De inkomsten van het Ayta hospitaal, door Viglius eb A$a te Zwic’hem in Vriesland gesticht, bedroegen over het jaar 1789-90 f 1000, waarvoor gealimenteerden ter keuze der familie v. Cammingha werden onderhouden. De schoolmeester ont- 260 AANTEEKENINQEN. ving er jaarlijks f40 van. Onder de fransche regering werden deze inkomsten ont,nomen. i B. A. SIX. Bouwwapens. Dat aan rouwwapens, eertëds b;j begrafenissen van aanzienlgken gebruikt en na 1795 tot spit der genealogisten meestal verdwenen, geene kosten gespaard werden, bewast de vol- gende opgave. Yoor het rouwwapen van jonkh. Gerrit v. Cam- mingha, in de laatste helft der vorige eeuw op Wiardastate over- leden, werd betaald f64.00, voor het sngden daarvan f 112.00, voor het schilderen f 71.00, te zamen f247. Eene aanzienlijke som in vergelëking der zielnìissen, die f 350 bedroegen. Q. A. SIX.

De zonnebloem. Tot mirre bevreemding lees ik in H. Consciences werk, Eenige bladzijden uit het boek der Natuur, fol. uitgave te Leiden, bl, 300: Bdat de zonnebloem dageliks met de zon, van het Oosten naar het Westen draait.” Tot deze dwaling heeft de fransohe benaming tournesol waarsohUn@k aanleiding gegeven. J. C. K. De bijen. In hetzelfde werk maakt H. Conscience zich aan eene andere dwaling schuldig, blz. 339, als hij beweert: Bdat de onge- wapende mannekens of hommels, na de bevruchting der koningin, door de werksters worden doorstoken en wreedelijk met hunne angels vermoord. Het is bekend dat den hommels door de werk- bgen, onder eenen der:vleugels met den mond eene doodelike wonde wordt toegebragt. Zi weten zeer goed dat zi met den angel’ ook het leven verliezen. J. 0. K. Een groote sleutel. SJesaia 22: 15-25 wordt Sebna, de onwaar- s dige schatmeester van het koninklike huis, met afzetting bedreigd. Bln z$e plaats zal Eljakim worden aangesteld, wien het hoogste *gezag in den lande zal worden opgedragen, figuurlik Bwien de *sleutel van David op den achouder gelegd wordt.” vs. 22. Deze opheldering gaf min vriend E. H. L. mi op m&re vraag, of het waar was, dat de Israeliten hunne huizen met zulke groote sleu- tels verzekerden, dat men ze op den schouder droeg, gelik mi was medegedeeld. J. D. L. AANTEEKENINGEN. 261

Hockelingh = vrouw. (XXIV bl. 91). Zou het door Huygens hier niet gebezigd zin in den zin van de duitsche Backjwhen?

Hoeken = valsoh spelen. (XXIV bl. 91). »Hg Aochte met de kaert.” Hocken of hokken is een kaartspel,., bg oude lui nog bekend. Er bl&ren eenige kaarten liggen, waarbë men hokt, dat is gestuit wordt,, en dan zegt men Bhet hokt.” HU, bU wien het hokt, be- gint dan zëne kaarten uit te spelen.

Houttuyn. (XXIV bl. 95). Wagenaar Amsterdams Geschiedenissen, TI: 440: . 1507 bevolen aal het hout uit de houttuinen tnsschen BScreyhoeck en de Sint Oloffs poort weg te doen.” Zie ook t. a. p. 1. 60. J. D. L.

Eene vrouw met eene vrouw getrouwd. (vgl. XXI. bl. 318; XXII bl. 317; XXIIT, bl. 658). Int eynde february (1571) so ist tot antwerpen int licht gecomen dat een vrouwe hebbende van haer jonge daghen in mans cleederen gegaen, haer verstoute een vrouwe te trouwen ; maer haest dede de vrouwe haer beclach aen de vrin- den, dia’t den paep claechden diese getrout hadde, ende werdt gevangen; ende mits het so bevonden werdt, werdt sy metter doot gedreycht, maer men lietse gaen loopen, ende de ander vrouwe mocht haer daeraf houden. Onuitgegeven Chronik van Godfried van Haecht. u. 0. KRAM&

Qeslacht den Otter. Dit geslacht behoort tot die oude holland- sche familiën, die reeds lang voor de hervorming in de stedelgke regeringen aanzienlgke ambten bekleedden, maar die door Hoog- straten, Ferwerda, Kok enz. onvermeld z&.r gelaten en dus tegen- woordig bijna vergeten zgn. Terwijl anderen om de gdelheid van het thans levende geslacht te streelen, listen opmaken van familiën die eerst na de hervor- ming opkwamen, wil ik die oudere geslachten, die ten minsten 262 AAN’CEEKENIYOEN L . reeds twee eeuwen vroeger bloeiden, uit het duister te voorsch~n brengen, waarin ze zoo onverdiend verscholen zin. Sedert ik op Wiardastate de op koper geschilderde portretjes van de voorouders van Lucia Eruierentia v. Ornija, vrouw van Tiberius Pepiuus v. Emingha aantrof, heb ik fragmenten verza- meld van de genealogiën den Otter, Ornija en Stuiver. Door de welwillende mededeeling van den heer J. A. Alberdingk Thgm ben ik nu in staat gesteld eene volledige genealogie van de ge- slachten den Otter en Stuiver hiernevens aan te bieden. Op een der bovengemelde portretjes is het wapen van den Otter:, gevierendeeld: 1 en 4 een springende otter, 2 en 3 een bonte kraai op een tak, onder aan de punt 3 in een gevlochten jagt- hoorns; dit laatste ontleend aan het wapen van Gerrit v. Hoorn, burgemeester van Amsterdam, moederlijken grootvader van Floris den Otter. Ik herinner hier tevens, dat Gerrit Hendriksz. Stuijver (over- grootvader van Ermke St. getr. met Hillebr. den Otter) burgem. v. Haarlem, een rgk en kunstlievend man was, zoo als blikt uit de lijst zijner verzameling schilderstukken, waaronder van v. Schoorl, Luc. v. Leiden, Maarten v. Heemskerk enz., die door de Span- jaarden in 1573 werd weggevoerd (zie de aant. achter Capelle, Beleg v. Haarlem.) Claes Wouterx. den Otter v. Purmerend, in 1470 door Eduard IV van Engeland tot ridder geslagen x Maria Pieterse We&s. Hun zoon Jan t vóór z&l vader, x Rengemoer Jansd. v. Mon- nikendam. Za hebben drie -kinderen : 1 Hillebrant (A.), 2 Margriet, 3 Floris, burgem. te Amsterdam in 1505, x Alit Jansd. Beth. Deze hebben zes kinderen: 1 Grietje + ongeh.; 2 Ermken x Hillebr. Jans, die vier zoons hebben; 3 jonge Grietge x mr. Jan Teding, schepen te Amsterdam 1521, raad 1535; 4 Haesgen, begin; 5 Cattijn, begin; 6 Maria x Willem Hermans Rodenburg. A. Hillebrant, schep. te Amsterdam 1504, burgen]. 1521, 30, weesm. 1512, 39, x Grietge Dirksd. Boelens. Zi hebben zes kin- deren : 1 Dirk (B); 2 tnr. Claes, priester, sticht de Otterskapel; 3 Pieter x Aeff Gerrit Argsd. Zij hebben twee kinderen : 1 Aechtge x Willem Adr. Suiderhoeff; 2 Hillebrant x Hillegonde Dirksd., AANTEEKENINUEN. 263 daarna in 1594 Lgsbeth Willems Black, geb. 1561; 4 Catrin x Frans v. Campen, hunne kleinkinderen nemen den naam van den Otter aan; 5 Grietje x Claes Dirksz. v. Legden; ‘6 jonge Grietje x Cornelis Gerbr. Ruisch, hebben 2 kinderen. ‘B. Dirk, burgem. 1545, 74, weesm. 1567, 78, x Ttijn Gerrit Aris v. Hoorn, burgem. v. Amsterdam. Zi hebben vier kinderen: 1 Floris (C); 2 Grietge + 1580, x Pieter Jacobsz. Schaep t 1574 op Croesbeek; 3 Aegte x Gerbr. Pietersz. Rugsch, die drie kin- deren hebben ; 4 Claes x Aeltje Jans Hangsie, 2% hebben drie kinderen ; 1 Claes + ongeh. ; 2 Margtge x Jochem Dirkx, hebben vier kinderen; 3 Aegte x Cornel. Pietersz. Kan, hebben vier kinderen. C. Floris, geb. 1530 f 1590, schep. 1562, 77, uitgezet 1587, x Lucia Olfferts Fugck, geb. 1544 f 1594 ; zlJ hebben zeven kin- deren: 1 Olffert, geb. 1562 -f 1615 x 1599 Aeltgen. v. Swieten (dochter van (‘laes, schepen te Leiden 1553) geb. 1565, zond. kind. ; 2 Hillebrant (D); 3 Catharina f ongeh.; 4 S$ge t ongeh.; 5 Claes, geb. 1574 + 1598 x Cornelia Stuivers, geb. 1573. ZlJ hebben vier kinderen (F); 6 Baertgen, geb. 1572 x 1592 Jan Gerritsz. Stuiver, geb. te Haarlem 1572; 7 Magdalena x N. v. Swieten. D. Hillebrandt, test. 1639 t 5 jan. 1643, heer v. Vrjjenes, am- bachtsheer v. Sluijpw&k, Oud en Nieuw Gravencoop en Vromade, woonde op Quarebbe bi Utrecht x te Haarlem 6 sept. 1592 Ermke Stuijvers -f te Amst. 1616; zIJ timmerden 9 huisjes achter de Brouwersgracht en hadden zes kinderen: 1 Floris t ongeh.; 2 Hillebrant op Ypenburg zond. kind. ; 3 Magdalena CE) ; 4 Catharina + ongeh.; 5 Elisabeth f- ongeh.; 6 Lucia geb. 1602 X 1629 Jan Degman Lambertsz. geb. 1601. Zg hebben eene dochter, Emerentia Deiman x 1663 Gerbrand Ornia, geb. 1627 t 1692, wedr. eerst v. Maria Bicker v. Swieten, daarna van Ermer. van Zell. E. Magdalena vr. van Ravensberg, geb. 1598 f 1637 X mr. Jacob v. Ze11 heer v. Sluijpw$k t te Amst. 1654. Hunne dochter Emerentia v. Zeil, geb. 1634 t 1722 x 1673 Gerbrand Ornia. Deze hadden drie kinderen: 1 Lucia Ermer. -f vóór 1704 x Tiberius Pepin. van Emingha + 1733 kinderloos ; 2 Maria Magdal. geb. 1657, barones in 1724, ‘X 1674 Bern. Moens geb. 1640 t 1718. Zi hebben eenen zoon, Hendrik Moens, geb. 1675 x Luc. Erm. ,

264 AANTEEKENINGEN.

Elis. Fr. Delph. van Burmania ; 3 Cath. Ermer. t 1721, x Jacob Sprongh f vóór 1721. F. Kinderen van Claes den Otter en Cornelia StuUvers: 1 Floris x Anna Wijntgens Caspardsd. te Hoorn (hertr. Bucho v. Schroge- Stein); hun zoon Nicol. den Otter x Wilhelmina van Arckel. Deze hadden drie kinderen: Nicol. den Otter, page ba den keurvorst van Trier; Theresia den Otter x kapitein de Moor; Geertrui x een engelsch kapitein. 2. Gerard x Wijntje Cuijper te Weesp; zlJ hebben vier kinderen: Hillebr., Nicolaas, Elisabeth x Dirk v. Naerden, bg wien eene dochter Wenina v. N., Cornelia x Cornelis v. d. Hoock, bë wien een zoon en twee dochters. 3. Mr. Dirk den Otter x Wendela Cuëp, gen. Lap. v. Waveren te ‘s Gravenhage. 4. Magdalena x Rogier Ramsden. ff. A. SIX

Qeslacht van Stuijver. Hendrik Stuiver Dirksz. in 1450 x N. Grebber; wapen eene lelie in den regter bovenhoek. Hendr. Gerritsz. Stuiver, beleend met Ravensberg in 1583 bij doode van zinen grootvader Gerrit Hendrikse, x Ermgart Opmeer, dochter van Dirk en W1Jnanda Hollesloot. Hun zoon Gerrit, in 1591 heer v. Ravensb., t 1601 x Magdal. v. Ravensberg dochter van Gerrit. @j hebben zes kinderen : 1 Hendrik x Magdal. Caspar; 2 Ermgard in 1601 vr. v. Ravensb., wapen zilv. zwaan met rooden bek en pooten op lazuur t 1616 x Hillebr. Florisz. den Otter heer v. Vrijenes in 1617 heer v. Ravensb.; 3 Lgsbet x Quir$ de Witte; 4 Claes x Bel v. Biesten; 5 Jan, geb. lb72 x Baertgen Florisd. den Otter; zU hebben 3 kinderen: Alida x Pieter Groen (hebben 2 zoons en 3 dochters); Elisabeth, geestelgke; en Cor- nelia x Hendr. Soutman (hebben een zoon Nicolaas, f jong); 6 Cornelia, geb. 1573 x Claes Florisz den Otter.

a. A. SIX. VRAGEN.

Uitgang in achter eigennamen. In de Biicher van den Civie- stand in Duitschland vindt men veelal den uitgang ‘in gevolgd achter den eigennaam of van: bijv. Lang wordt als vrouwennaam Langin. Van waar dit gebruik? ztin daarvan ook by ons voor- beelden ? PIK.

Qele en roede aarde in grafheuvels. Wat beteekent de gele en roode aarde, die in zoo vele noordsche grafheuvels, afgezonderd van de gewone aarde wordt gevonden 3 D.

ANTWOORDEN,

Schotsch. (XXIV. bl. 207). Van Bossoha wordt de gissing meê- . gedeeld, dat de spreekwgze: het i8 er sc&sch toegegaan ontstaan is uit het krachtige vechten der Schotten. Die spreekwis heb ik nooit gehoord. Wel heb ik dikwils den term hooren gebruiken: scheef en schotsch, of: schuin en schotsch. En dan heb ik altgd ge- dacht aan de schuin dooreengewerkte ruiten van de verschillende schotsche clans, - terwil ik de verbinding vm schotsch met schuin of scheef dan toeschreef aan de zucht naar alliteratie, die in de spreektaal zoo menigvuldig zich openbaart. Heb ik goed gedacht of niet? E. LAUBJLLARD. 266 ANTWOOR.DBN.

Afbeeldingen van de evangelist Johannes (XXIV. bl. 206). De slang van Aesculapius heb ik wel eens meer aangewend gezien ter verklaring van de bedoelde afbeelding. Men kan echter ook denken aan de oude legende, dat Johannes eens een beker vol gif uitdronk, zonder er letsel van te bekomen. En dan mag daarbi herinnerd worden, dat de heilige Norbert en de heilige Bernhard van Constanz, tot attribuut hebben een kelk met een spin er boven, omdat van beide verhaald wordt, dat er, toen zij den avondmaalswgn dronken, in den beker een giftige spin zat, die werd ingeslikt, maar hun toch niet schaadde. E. LAURILLbRD.

Familie Thierens. (Vgl. XVI, omsl. no. 1 en 2; XVII, omsl. no. 5, XXIII, bl. 270, XXIV, omsl. no. 4 en 11, bl. 220). Abraham Thierens was pred. bij de Nederd. gemeente te Batavia, van 1648 tot 1650, vervolgens bij de gecombineerde gemeente van Haam- stede en Burgh van 1655 tot aan zin overl. in 1658. Eene fraaie zerk dekt zin graf in de kerk van Haamstede. (Xie Buddingh, Naaml. der pred. in 0. Indië, bl. 2; en Nieuwhof, Gedenkb. van Haamstede.) WoGfaartsdzjk. J. .VAN DER BAAN.

Qeslacht van Loenen (XXlV, bl. 217). 1. Jacobus van Loenen, geb. te Groningen in 1759, werd eerst pred. te Zweeloo 16 juni 1782, vervolgens te Dalen 9 act. 1784 en overl. ald. 14 febr. 1811, oud 51 jaar 8 md. 2. Ztin broeder, Johannes Bernhardus van Loenen, geb. te Groningen 18 maart 1739, werd eerst pred. te Borger 19 aug. 1764, vertr. naar Marssum 1 nov. 1767, Noordwolde c. a. 1777 de Joure 1793 en overl. ald. 21 april 1810. Zonen van Jacobus, no. l., waren: a. Winandus Isaak v. L., geb. te Dalen, eerst pred. te Ruiner- wold 3 juni 1810 en vervolgens te Anloo 11 act. 1818, over- 11Jdende ald. 13 juni 1850, oud ruim 63 jaar. b. Lucas Lubbertus v. L., geb. te Dalen 1794, eerst pred. te Goingarijp c. a. 5 mei 1821 en te Beilen 4 act. 1829, werd in 1866 emeritus. Ztin zoon Jacobus, theol. doet., cand. in Drenthe ANTWOORDEN. 267

1862, eerst pred. te Weidum 22 febr. 1863, en thans te Harde- garip sedert 29 sept. 186’7. (Zie. Romein, De Herv. Pred. van Drenthe, bl. 29, 38, 224, 262, 269 en 322, en Naamreg. der Herv. Pred. van 1872.) Of de volgende mede tot, die familie behoort, is mi niet gebleken: Cornelius van Loenen, als prop. ber. tot pred. te Vuren en Dalem in april 2700, en te Koedgk 7 act. 1703, alwaar hg overl. 12 act. 1742. (Veeris en de l?aauw, Kerkel. Alphab. van N. Holl., bl. 128 en H. de Jongh, Gelclersch Synode, bl. 358). Wolfaartsdgk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht Schuurbeque. (Vgl. Xx11, bl. 209,429, 556.) Het wapen van bovengenoemde familie kan ik niet mededeel&, doordien het in de manuscript genealogie niet wordt opgegeven. De fam. Schuur- beque komt uit, het oude zierikaeesche geslacht Oole, ‘waarvan ons Smallegange den eersten noemt P. Ooles, in 1335 burgr. Leonard Oole huwde te Zieriksee in 1518 Cornelia Wittelle, dr. van Iman Wittele [1530 burgr. van Zierikzee] overl. in 1534 en Cornelia IJmans, overl. in 1524, Uit dit huwelik werd geb. lman Leonardz. Oole, die l”. in 1584 huwde met Digna Rochus en 2O. in 1$91 met, Neeltje Corndr. de Waal, overl. 1641. Uit dit huwelik werden 5 kinderen geboren. 1. Leendert, geb. 1592, is de eerste geweest die den naam van Schuurbeecq heeft aangenomen en dien van Oolese verlaten l), geh. met Vrouling (Jooper dr. van Willem Cornz. en *) Neeltje Jacdr. Cocq. Van de 7 kindereu uit dit huw. meld ik alleen: Willem Leendertz. geb. 2 jan. 1631, doordien deze den naam Schuurbeque verliet en dien van Cooper aannam. De kleindr. van dezen Willem Leende&. Cooper, Maria Cath. gen., huwde 26 april 1724 met Corn. Schuurbecque, kleinzoon van (IV) Cornelis. (Nav. Xx11, bl. 557.)

‘) Door al ziJne broeders is die verandering gevolgd. 2, Willem Cornz. Cooper was zoon van Corn. Cornz. Cooper, kleinzoon van Corn. Cornz. Ouwe Cooper burg. van Zieriksee in 1670 - en van Vroaling Wil- lems Symonse Cromstrien, dr. van ...... , kleindochter van Willem Simon Maartenae, heer van Stavenisse en Cromstrien, stamvader dier beide geslachten, die tot vrouw had NN., dr. van Com. Eewouts van Duiveland. 268 ANTWOORDl!iN.

11. Clara geh. met Pieter den Breen. 111. Jan geh. met NN.

1. Iman. 2. Leena, geh. met Nic. van 3. Maria geh. met IJsselstein, kleinzoon van Jac- Job der Weduwen. ques den stamvader van ‘t zie- rikseesche geslacht. IV. Cornelis, geb. 1-09, geh. nov. 1637 met Neeltje Adriaans. V. Lieven, geh. met Johanna de Both, van Colijnsplaat. In het register huwt Johan Bcege 22 maart 1746 met Anna (niet Jacoba) S ch uur be que, geb. 15 dec. 1725, dr. van Iman Cornz. S., burg., raad, thesaurier van Zieriksee en Helena van den Russe. Uit dit huw. werden geboren: 9 mei 1747, Jacomina, die dan aal gehuwd zijn met mr. Jan van Vrijberghe; en 23 act. 1748, Iman Boeie, die dan de stamvader zal zijn der tegenwoordige familie Schuurbecque Boeie. Voerde de oude fam. Hole een wapen? Naar alle waarschijnli,jk- heid zal dat van Schuurbequè daar niet -veel van verschillen. Wil de heer L. v. IJsselstein nog meerdere inlichting, volgaarne wil / ik ze hem verstrekken. Axel. F. OALAND.

Qealaaht .Y~LII Adrichem. (XXIT.1, bl. 540.) De voorouders van be- doelden Adn. van Adrichem ken ik niet; uit mijne aanteekeningen zie ik, dat op ‘t laatst der vorige eeuw eene familie van Adrichem te ‘s Hertogenbosch woonde, waar dan misschien meer inlichtingen zullen te verkrijgen zijn. Jau van IJsselstein, heer van Itenesse en Moermont, rentm. van Zeeland beöosten Schelde, huwde: 1”...... 2O. 25 maart 1784 te. ‘s Hertogenbosch Margaretha Catharina van Adrichem, geb. 1762, overl. 24 jan. 1788, dr. van Hendrik Albert van Adcichem en Anna Maria Beusechem van der Linden. Hendrik van Adrichem, geb. , . julij 1762, overl. 11 dec. 1841, president der regtbank te Zieriksee, huwde 1 mei 1801 Helena - van IJsselstegn, dr. van Gillis en Adriana B$. Uit dit huwelak twee zoons, Hendrik Albert, wiens zoon in Zieriksee woont en ANTWOORDEN. 269

Thomas Adriaau, op 22 jarigen leeftijd overleden, beneveus drie dochters die te Zieriksee ep te Middelburg gehuwd zbn. Op eenen zegelring der familie van IJsselstegn vond ik naast het wapen v?n die familie, een: .in blaauw een gouden slang”, wat het wapen is eener familie van Adrichem, waarvan de boven- genoemde dan afstammelingen zullen zin. Axel. F. CALAND.

Geslacht Pipenpoij. (Vgl. XXIII, bl. 270,461.) In 1412 woonde te Bergen op foom Katheline van Pipenpoye, die XX fi liftogt trok. Axel. F. CALND.

Geslachten Borrendamme en Sonmans. (Vgl. XV, bl. 377; Xx111, bl. 538; XXIV, bl. 32.) In mijne aanteekeningen vond ik van dat zierikseesche geslacht nog : Sara van Borrendamme, huwt Cornelis den Breeu, weduwenaar van Anna van Axele. /~.----‘-..- . Antonie den Breen. Adriana, geh. met Agaï Schenk. Suzanna Maarsen. ----___IIc-- Sara den Breen. Job van Borrendamme. Zonder kinderen. Axel. F. CALAXD.

Qeslachten Vos en Bake. (vgl. Xx111, bl. 635) Op ‘t einde der vorige eeuw woonde eene familie Bake te Hulst, waarvan ik dexe aanteekeningen heb : Isabella Petronella Rake (van Hulst) huwt 24 mei 1789 te Bergen op Zoom, Charles Stewa,rt,, j. m. v. Sluis, luitenant. Clasina Wilhelmina Abrahamina Bake (van Hulst) huwt 2 mei 1789 te Bergen op Zoom, Charles lienri Jean de Laet, van Maas- tricht, j. m. kapitein. ----- .~ Martha Magd. Christina Joh., ged. Bergen op Zoom 29 maart 1789, geh. Martha Magd. de Dompierre de Joncqui$re, wed. de Laet.

Elizabeth Bake, j. d. v. Hulst, huwt 13 ‘feb. 1798 Antonie Hendrik Verster j. m. van Oorschot. 270 ANTWOORDEN.

Misschien waren zij dochters van Adriaan Bake, schepen van Hulst en Piet,&. Christina Spiering. Axel. P. CALAND.

Geslacht Leijdekker-Leijendekker. (Vgl. Xx111, bl. 268,476, XXIV, bl. 8.) Ds. Nikolaas van Overveld, pred. te Filippine, was geh. met Izabella Anna Leiendekker, dr. van ds. en prof. te ‘s Herto- genbosch, d. i. van Johannes; of hi kinderen heeft nagelaten, weet ik niet. Axel. P. CALAND.

Wapen van Braet. (XXIV, bl. 159.) Het wapen van de familie Braet heeft drie witte vogels (vermoedelik duiven), twee en een! op blaauw veld. In dit wapen stonden de wapens der heerlikheden op kleine schildjes, naast elkander op het middenschild. Zevender, in gouden . veld, twee zwarte hoekige dwarsbalken, Cabauw, drie zilveren ster- ren, twee en een, op groen veld. J. D. Y.

AANTEEKENINGEN,

~Voorspel vertoond tot opening van de Schouwburg [te Amsterdam] in Sprokkelmaand 1678.” Hoeveel nieuws in den laatsten tijd op het gebied der tooneelgeschiedenis aan het licht moge gebracht zijn, toch zin de tot heden verschenen werken uit den aard der zaak voor aanvulling vatbaar. De geschiedenis der sluiting van den schouwburg in 1672 en der heropening in 1678 b. v. wordt door von Hellwald (wiens boek veel van zijne waarde verliest door de schier totale afwezigheid van bronnenopgave) in een paar regels, door Wi,jbrands veel uitvoeriger, maar toch niet volledig behan- deld. Door genen der beide heeren wordt gewag gemaakt van bovengenoemd >voorspel”, dat wegens den inhoud een korte ver- melding toch voorzeker verdiende. Het spel is te vinden in de AANTEEKENINGEN. 271 gedichten van J. Pluimer 1) uitg. bë de Erven 8. Mapus 1692; een woord >aan den lezer gaat vooraf, waarin wordt medegedeeld dat Bdit voorspel gepast is op het treurspel van Geeraard van STelzen en ‘t kluchtspel van Waarenar met de Pot, omdat ‘die aspelen voor de allereerste maal na de opening der Schouwburg Bvertoond zin.” Een kort overzicht vau het spel vinde hier een plaats : #Het tooneel verbeeld een zeer wellustig (!) landschap somtrent de berg Parnassus”; DE FAAM, na medegedeeld te hebben waar z1J zich bevindt, Bbazuind Men zal op hoop van vreede en onder nieuwe wetten BTot leerzaam tidverdrgf de Schouwburg open zetten.” Na dit bazuinen komen KIJPIDO, als Pekelharing (de hollandsche Pierrot) en YOMUS, als Kalchas gekleed, vol blgdschap op. Kupido zegt dat h& toen hiJ het groote nieuws hoorde, juist gereed was Born in een pakhrais met de jonge maats te speelen B Voor Pekelharing” uit welke mededeeling schgnt te blijken dat de acteurs, even als gedurende de verbouwing van 1664, hunne voorstellingen niet hadden gestaakt. Momus die zich in het kleed van Kalchas heeft gestoken, *Om weêr de waereld door te strijken in die schin ,Eo ‘t volk te kwetsen met zin overdekt fen$,” zoo als Kupido zegt, berispt dezen, wil hi Bde menschen doed ,in dart’le lusten branden” en door zich dagelijks in Bprooze- kluchten” te mengen de jeugd ontsticht en onteert. Kupido, die niet van standjes schgnt te houden, sust Momus met de woorden : DLaat ons malkand’ren niet, maar laat ons and’re raaken. ~Gij hebt veel opgegaard tot last van staat en kerk, ,En kunt...... ” >Weêr ieder eens gebrek doen druipen in ztin oogen.” De beide Bmaats” worden gestoord door de Faam, die de komst van Minerva aankondigt en deze woorden doet hooren: BDaer word een and’re taal gevoerd van hooger hand: r-Men zal van nu voortaan u houden in den band.” I) Pluimer was 1670-81 regent, van 1681-87 huurder van den schouwburg, íu 1688 werd hij, even als Bernagie, aangesteld tot directeur of adsistent. (Zie Wy- brand8 bl. 230.) 272 AANTEEKENINGEN.

MELPOXENE en TBALIA verschijnen en Rupido en Momus, die geen geloof slaan aan de woorden der Faam en zioh vleien als van ouds op het tooneel te heerschen, worden door de Muzen in dienst genomen, echter onder vclorbehoud van ISIINERVA’S goedkeu- ring. Deze laatste verschijnt Bschoon ‘t vuur des oorelogs (haar) »nacht en dag doet waaken” en houdt een speech, waaraan wi het volgende ontleenen : »Dat dan de schouwburg nooit op godsdienst.schempe of smaal, BNoch zich bemoeue met geloof of kerkgesahillen, ,Of leer, of leeven van de leeraars te bedillen : ‘t Verwekt maar gramschap, en onlesschelUke haat: >PZ~J konnen zelf hun twist vereenen. .‘t Is een kwaad *Dat ongeneeslijk is, en nimmer goed te maaken b, Wanneer de Schouwburg zich bemoeid met zulke zaaken, BEen oorzaak, dat men ‘t spel tot noch toe heeft veracht. ;PTen and’ren wil ik ook dat ieder eea zich wacht >Om de regeering, of regeerders aan te roeren: n0f iets aanstootelijks op ‘t Schouwtooneel te voeren, adat stad of staaten raakt. Daar boven wil ik niet BDat in het minste iets aan bezondere geschied, »Dat spat of schimp geigkt ...... BWeest g$ liên raadslui. Reikt, die struikeld, eer de hand. wverlicht door redenen het onverst.and der blinden.” Melpomene en Thalia, die zich nog beklagen over B’t haatelijk misbruik, begaan van tijd tot tgd” ten opzichte van »de t,oestel,” beloven zich te zullen houden aan de vastgestelde bepalingen. Momus en Kupido, die bernerken dat de Faam gelijk heeft gehad, krijgen insgeliks hunne instructies. De eerste wordt uit het treur- spel gebannen en mag in het bl$pel niet’ ~schempen of smaaleu op het volk”. Tot Cupido zegt Minerva: DBedwing uw geil gezigt, dat lokaas vol fenyneu ,‘t Geen korte vreugd verschaft en eiudelooze pynen ...... * ...... »Maar als @j liefde stookt, stook liefde die uit deugd »Alleen haar oorsprong neemt. Myd alle vuile treeken. > Van Yroozekiuchten wil ik nooit meer hooren spreeken.” AANTEEKENINQEN. 273

Nadat Mjnerva nog eene >Anspielung” heeft gemaakt op de beide stukken van Hooft, die dien avond zullen worden vertoond en verder den wensoh heeft geuit: »in ‘t kort hier weêr met F’Teede te verschënen” vaart zij ten hemel, ,de Faam vliegt weg, de overigen gaan binnen.” DE V. AZ.

Samuel Sohaaz, een Hagenaar (?) en’ de universiteit te Kiel. In het Zeitschrift der Gesellschaft für die Geschichte der Herzogthümer Schleswig, Holstein und Lauenburg III. 1. (Kiel 1872) vindt men een uitgebreid (21 bl.) artikel, »Das Schassianum”van Rudolf Insinger. Vermits het eenen, ons tot, hiertoe onbekenden Hollander gedeelte- 11Jk betreft, zoo deelen wg den aanvang daarvan alhier mede. .In het jaar 1682 vernamen de hoogleeraren in Kiel,, dat aan hunne universiteit door Saomel Schasz (voor omstreeks zeven jaren overleden) een aanzienlgk kapitaal was vermaakt. De testator was een rike Hollander. Als jongeling reeds veel belang stellende in geleerde studie, besloot hi door reizen in Italië en Frankrik z+e ontwikkeling te voltooien. Op aanbeve- ling van den geleerden Gronovius werd hem, in het jaar 1669, Marquard Gude als reisbegeleider en onderwgzer toegevoegd. Schasz geheel toekomstig leven kreeg hierdoor eene vaste bestemming. ‘) Gude (geboren te Rendsburg den 1 februarij 1635) was zelf nog jong: hij had, nadat hij het hamburger gymnasium bezocht had, ter naauwernood zijne universiteit+studiën in Jena, Erfurt en Leipzig volbragt, toen hg, reeds vreezende dat hij zijne geleerde studiën vaarwel moest zeggen, deze plaats bG den jongen Schasz bekwam. Zg verschafte hem bg eene geheel vrije positie, een goed inkomen, het genot van eenen bediende te hebhen en de gewenschte mogelgkheid, om de belangrgkste boekerijen van Europa voor de wetenschap te gebruiken. Eene innige vriendschap, die reeds na korten tad de beide jonge mannen verbond, verhoogde voor beide nog het genot van een gemeenschappelijk, geheel aan de studie gewgd leven. De persoonlijkheid van Sanluel Schasz zal zulks gemäkkelgk gemaakt hebben. Ha schgnt een zachtzinnig, zich

‘) Hierop heeft blijkbaar de brief van Gude aan Gronovius betrekking. Epistolae ’ Gudii id. Burman. Ultraj. 1697. 40 pag. 24. 274 AANTEEZCENINGEN. gemakkelëk aan anderen aansluitend jongeling van aangenaam uiter- lik te zijn geweest. Hij genoot echter geene goede gezondheid, zoo- dat herhaaldelik de vrees opkwam, dat hij de vruchten van zijne geleerde opvoeding niet zoude genieten. Gude moet voor hem een trouwe medelijdende verpleger geweest zgn: met hem bevriende geleerden betuigden hem althans in warme bewoordingen hunne deelnemiug, als de lichaamstoestand van den jongeling niet gunstig was. Hierdoor, gevoegd .bij den aard der betrekkingen tot zgne eigene familie, moest Samuel Schasz er nog meer toe gebragt worden om zich vast aan Gude aan te sluiten. Met die familie toch had hij processen ter zake van zan vermogen moeten voeren, waarbij hem wederom de vriend, radend en helpend ter zijde stond. ‘) Op hunne reizen bezochten de beide jonge geleerden vele boeke- rGen om die voor hunne studiën te gebruiken. Een groote menigte handschriftelgk materiaal werd door hen bieen verzameld. Ook gaf het vermogen van Schasz hem de middelen, om zich zelf eene boeketij aan te schaffen, waarvan men later zeide, dat geene andere private boekerij daarmede gel$k stond. 2, Zij bood zeker eenigen troost aan, toen het dolende reizen eindelijk door de vrienden moeat opgegeven worden. Evenwel zetten ze het zamenleven, eerst meest op een landgoed van Schasz, in de nabìjheid van ‘s Graven- hage, later in Holstein voort, waar Gude (1671) vorstelijk raad en bibliothecaris te Gottorf werd. Schasz volgde hem in het Bon- gastvrij cimbrisch Noorden, en toefde hier nu, zoo als het schgnt onder toenemende krankte, steeds in Gudes buis. Reeds vroeg moet zich bij hem de gedachte ontwikkeld hebben, otn den begaaf- den vriend en lange jaren onafscheidelgken levensgezel zin ge- heele vermclgen te vermaken. Dat hi met zijne bloedverwanten op eenen slechten voet stond, heeft zulk een besluit zeker gemak- ~-- .- ‘) Vergelijk epist 11 en 26: al de andere berigten zijn ook aan deze briefwiu- seling ontleend. Zie p. 44, 45, 47, 48, 55 en vooral p. ‘72. a, Wat er van die boekerij geworden is, blijkt uit Jöcher, 1. 135 5, die op het artikel Marquardus Gudius berigt, dat diens boekerij verstrooid werd, maar dat zijne handschriften meest in de weimarsche boekerij zijn gekomon. Als universeel erfgenaam kwam Scbssz boekerij natuurlijk aan Gudius. Men zal dus in Weimar welligt nog iets over of van Schasz kunnen vinden. AANTEEKBNINQEN. 275 kehjker gemaakt. Evenwel werd de. zaak slechts kort vóór den dood van Schasz in orde gebragt; want het testament is eerst den 13 november 1675 te Gottorf gemaakt en dat schint slechts weinige dagen voor zinen dood geschied te zijn. Gude werd tot universeelen erfgenaam benoemd. Hg moest echter (misschien op eigen aanraden) althans één aanmerkelgk legaat aan de universiteit te Kiel uitkeeren, over hetwelk hem nogtans ook de beschikking werd gegeven. Zoo had Schasz zelf bepaald, die zgnen vriend ook tot executeur van het testament benoemd had. Voor dat Gude nog iets in deze zaak gedaan had, werd op het aan de universiteit vermaakte kapitaal door de broeders van den overledenen beslag gelegd. De executeur moest een proces beginnen om dit los te maken. Daar h;j echter tegen de kosten opzag, zweeg hg liever over de geheele zaak. En zoo kwam het, dat het consistorium der universiteit te Kiel (gelijk ws boven opmerkten) eerst zeven jaren na de vermaking kennis van het legaat bekwam. Zoo lang als Gude leefde kon moeieltk van de zgde der universiteit iets geschieden om zich in het bezit van het legaat te stellen. De zaak werd anders, toen Gudius den 26 nov. 1689 was gestorven. Toen trok de regering zich de zaak aan en gaf aan het consislorium hiervan, den 30 jan. 1690, kennis! Een ge- volg daarvan was, dat het nu eindelik gelukte, een extract uit het testament te bekomen, dat woordelgk aldus luidde: ,,Er legirt zum stetswahrenden Stipendia studiosorum optimarum Zitterarum 10,000 fl. fur der Universiteit Kiel; doch sol1 der I Herr Gude hierüber zeit seines Lebens die Inspection haben und dieses Stipendium ad bonarum artium incrementum breiter einrichten.” Nog volgden twee bepalingen, dat de som bestond Bin zwei in dem Comptoir Haag stehenden Obligationen (van f 8000 en f2000) en xnaoh Gude’s Tode sol1 aber die Academie zu Kiel die In- spection haben. Kiels universiteit verkocht hare vordering (11 april 1696) aan dr. Hamelau voor 3000 gouden duitsche kroonen = $14 der f 10,000. Nog heden werpt het legaat goede vruchten af. J. D. L. 276 AAXTEEkEXIfWEN

Huislook OP; de daken, als voorbehoedmiddel tegen het onweder. In Priesland en elders vindt men, vooral op oude huizen met riet gedekt, dikwerf huislook geplant. Eet is een heilzaam middel tot dooving van ringvuur; maar het werd oorspronkelik, en welligt ook nu nog, niet met dat doel alleen gekweekt. Oorspronkelijk is de plant uit Zuidduitschland afkomstig, zoo als althans prof. Chr. Petersen in zijne interessante verhandeling der Donnerbesen (Kíel. 1862) S. 19 vermeldt. Men beschouwt deze plant als een behoedmiddel tegen het onweder, Kuhn in zëne Sagen aus West- phalen II Q 281. S. 90, (door Petersen t. a. p. aangehaald) zegt, dat dit Semper vivum tectorum in de Wittgensteinsche en Sie- gensche st.reken, alsmede in Holstein, daarom op het dak ge- plant werd. J. D. L.

Parkwil van 1664. Het volgende paskwil vond ik onlangs onder eenige papieren, behoorende tot het jaar 1654. WAT EENIGRK TIJT GELEDEN GEPLACT WERT (AAN HET) STADTSHUYS; TOT UTRECHT. Ghy Repubblyck van Nederlant, U macht die is in Cromwels hant, Cromwel stelt u een Gouverneur, Dat’s Brederood, met groot getreur. Obdsm sal syn syn Lieutenant, Nu móet Orangen wt het Lant. Noch vler secrete Raedts syn daer, Dat’s Myl en valsen Wasseneer. De twee die syn in Engelent, Dat’s Blaeck en Sir Hollant. TOEYGENING. Het sweert door Brederodens crop, Om Obdams hals een kennip strop, En een pistool vÓor Mylens kop, En Wassenaer van galg, op stock of stop.

Altyt met sulcke scehnen. -~.- LABORANTER. VRAGEN,

Petrus Roscam. Wie kan van dezen regtsgeleerde, die in het laatst der vorige eeuw hoogleersar te Harderwik en te Utrecht is geweest, ted en plaats van geboorte opgeven ? L)e heeren Heringa en Bon- man hebben er te vergeefs onderzoek naar gedaan. Zie Bouman, Geschied. van de voormalige Geldersche Hoogeschool, 11, 347.

Bandleiding tot het maken van latijneche en grieksche verzen. In Engeland wordt, zoo als bekend is, heel veel gedaan op de scholen aan het maken van, latgnsche en grieksche verzen. Heeft men daar te lande, behalve de bekende werken over metriek, er ook een speciaal school- of handboek voor? K. B. J. K.

Ontbijten. Van waar het woord ontbgten, en wat beteekent het eigenlik ? [Antwoord volgt op bl. 278.1 J. Staats. Eene zeer fraaie teekening naar eene schildere van van Huisum, in m;jn bezit, is door den teekenaar onderaan ge- merkt: J. Staats 1771. Kan iemand inlichting geven, wie deze J. Staats was? H.

Willem Barends. Zou een der medewerkers van den Navorscher te Amsterdam, in de doopboeken aldaar willen nasporen, of daarin omstreeks 1555-65 (welligt iets vroeger) de doop is vermeld van den zeevaarder Willem Barends en van zëne zuster (P) Angeniet Barends, - en of deze Angeniet aldaar wordt vermeld omstreeks 1530 (iets vroeger of later) als de moeder van Sara, Abigael, Jacob en Johanna? Ter zelfder tijd sch@rt te Amsterdam een schilder Willem Barends geleefd te hebben. p. .

Glozlacht de Witt te Amsterdam. Bi W. van Goudhoeven, Bijvoegsel op de Holl. Eronijk, bl. 209 komt voor mr. Jan de Witt, te 278 VBAUEN.

Amsterdam, en men voegt hem dan als huisvrouw toe Susanna Catharina Ros, dochter van Michiel Ros, drossaart van Purmerend. Zoude iemand ook kunnen opgeven, wie de huisvrouw was van dezen Michiel Ros, en hoedanig beider geslachtwapen? In welke familiebetrekking kan bovengenoemde mr. Jan de Witt gestaan hebben tot Jan Pieterszn. de Witt, van 1609 tot 1620 schepen en raad te Amsterdam. - Zoude men ook kunnen opgeven, wie de moeder was van Pieter Janszn. de Witt, heer van Rozenburg, en haar geslachtwapen? Zin vader wordt gezegd te zijn geweest Jan Pieterszn. de Witt, van 1609 tot 1620 raad en schepen van Amsterdam, zoon van Pieter Jansn. de Witt en Etgen Sybrands Buijk, en moet twee- malen gehuwd zijn geweest le. met Grietje Dominicus, overleden in 1582 en daarna met ...... , dochter van Herman Myndertz. N.

ANTWOORDEN,

Ontbijten. (XXIV, bl. 277) Ontbijten is zamengesteld uit ont en bijten. Bijten vinden wij en in het middennederlandsch en in de overige duitsche talen steeds in dezelfde beteekenis die het nu nog heeft. Omtrent het voorvoegsel ont zal het hier voldoende zijn te her- inneren, dat het aan de werkwoorden waarmede het zamengesteld wordt, dikwijls inchoative beteekenis geeft. Zijn het intransitiva, dan geven zi het komen in eenen nieuwen toestasd te kennen. Ontbranden, ontdooien, ontglimmen, ontgloeien, ontkiemen, ontplc#eA, ontspruiten, ontubmmen, ontvonken, odwaken beteekenen beginnen te branden, te dooien, te glimmen, te gloeien, te kiemen, te ploffen, te spruiten, te vlammen, te vonken, te waken. Ontslapen, dat vroeger eene algemeenere beteekenis had, wordt nu alleen van het beginnen van den langen slaap, den slaap des doods, gezegd, en ontspringen, alleen van rivieren, die beginnen te sprin- gen, dat is uit den grond op te komen. ANTWOORDEN. 279

Ontstaan’ is beginnen te zijn .X+2 en staar& zin verwante be- grippen. Wi gehruiken nog bestaan in de beteekenis van zijn, het fransche être en het spaansche esiar (z@I) beteekenen oorspron- kelgk staan, en de Itidlianen gebruiken het deelwoord dato (gestaan) in .de beteekenis van geweest. Ontbreken is beginnen te breken. Breken gebruiken wij in deze bet.eekenis niet meer. Maar onze voorvaderen gebruikten het. Zoo zegt Willem v. Hildegaersberch, bl. 144 VU. 137, Hi liet om horen wille maken Wat dat daer brac in enigen zaken In den clooster al omtrent. wat dner brac is wat er ontbrak. Gnthutsen heeft de beteekenis van verschrikken, en ontvoeren die van aangedaan worden. Maar eigenlijk geven zij het gevolg daarvan te kennen. Want onthutsen is beginnen te hutsen, te schudden, en ontroeren beginnen te roeren, te bewegen. Zijn het transitive werkwoorden, dan geven zi het brengen in eenen nieuwen toestand te kennen. Ontblooten is eenen aanvang maken met blooten, ook een woord aan vroegere geslachten beter bekend dan aan ons, die het, meen ik, nog slechts bezigen in vellen blooten, de vellen van de wol ontdoen. - Iets ontgelden is beginnen iets te gelden, te betalen. - Ontvangen is even zoo be- ginnen te vangen: geld vungen zegt men in Noordholland nog. - Men steekt eene kaaro, of een stuk hout in de vlam om ze te doen ’ branden : wie begint dat te doen, ontsteekt ze. - Urn de beteekenis van ontwerpen wel te vatten, moeten w$ denken aan onze zegswijze, iets op het papier werpen, voor iets haástig op het papier brengen. Onze ouders gebruikten ook het woord werpen in die beteekenis maar zonder er het denkbeeld van haast aan te verbinden. Wi lezen Cassamus in 1286. Die camere was in allen sinna Wel gescreven van finen goude, Ende van lasure menichfoude, Daer in geworpen stonden jeesten, Die IC therseggene en conde geleesten. ‘)-

‘) Op deze verzon hoop ik de volgende week terug te’komen. 280 ANTWOORDHN.

De dichter spreekt daar van eene kamer waar, op de wanden, in goud en blaauw geschiedenissen geschilderd stonden. Ontwerpen is dus beginnen met iets op papier, doek of wat anders ook te bren- gen. Dat begin bestaat gewoonlgk in het teekenen der omtrekken en andere hoofdlanen. Vandaar dat ontwerpen de beteekenis heeft van eene schets, een. plan maken. ,- Bieden beteekent in het alge- meen aanbieden, voorleggen, voorhuuden. Iemand voorhouden wat men denkt of verlangt is hem dat te kennen geven, eene betee- kenis die duidelik uitkomt in de afgeleide woorden bode en bood- schap, in saluut bieden, heil wenschen, groeten, (salutem dicere, zeiden de Romeinen), Minnenl. 2308. Des morghens ghinc si heymelic uut Ende boot den ooninc groot saluut; goeden day bieden, goeden dag wenschen of zeggen, al& 11, 1315; onschult bieden, zijne onschuld te kennen geven, zich verontschul- digen, Gest. Rom. cap. 27, Mer hi en sal dan niet moghen weder- segghen of versaken of onschult bieden. Is hij die zin verlangen te kennen geeft, een man die magt heeft, drtn is zlJn woord een bevel. Bieden is dus ook bevelen, Hildegaersb. 8, 251, Want’ tselve gebot, dat hi hem biet Dat breken si ende houdens niet. Dez. 153, 8. Ende wat hi biet dat moet gheschien. Ontbieden is, bg gevolg, te kennm geven, -b.v. Ferguut vs. 847, Een ridder hilt daer met mi S&I sceren; Moet ic leven, het sal hem deren, Ende segt, dat iet hem ontbiede, Dat hj.js aal hebben sine miede, (d.i. zeg hem, dat ik hem laat weten dat hg er v$jn loon voor ontvangen zal), - en gebieden. In onzen tijd is de beteekenis van ontbieden wat naauwer beperkt, WU bezigen het alleen voor eene kennisgeving of een gebod om tot ons te komen, en sedert het die beteekenis van tot On8 doen komen heeft gekregen, passen wi het niet enkel op personen, maar ook op levenlooze voorwerpen toe. - Ontmoeten is van het nu verouderde, maar bU Elooft en Bredero nog voorkomende moeten, te gemoet komen. - Ontginnen is van ginnen, dat in geene der duitsche talen, voor zoo verre wij die ANTWOORDEN. 281 kennen, meer zonder voorvoegsel gevonden wordt en welks betee- kenis daarom niet met stellige zekerheid kan aangewezen worden. Ik vermoed, dat het die van open gaan, en vervolgens van aan- vangen zal gehad hebben. Ontbgten is dus beginnen te b$en en bij gevolg beginnen te eten, Want het woord wordt alleen van menschen gebezigd en de mensch gebruikt zijne tanden zelden tot iets anders dan tot eten. Maar ter@1 in sommige der vermelde werkwoorden met ent, de kracht van dat voorvoegsel zeer duidelgk uitkomt - b. v. in ontbranden, ontvlammen, ontwaken, die het begin van eene werking te kennen geven en daardoor verschillen van branden, vlammen, waken, die een langer of korter voortduren van die werking te kennen ge- ven - zin er andere waarin dat het geval, niet is. - Door begin en einde verstaan w$ niet &ijd juist de uiterste grenzen van eene zaak. Wij zeggen BA. woont aan het begin van het dorp;’ en zin huis is eerst het zevende of achtste: pdie woorden staan in het begin van het boek,” en men moet ze daar op bladz. 10 of 12 zoe- ken: Bmen is begonnen aan het uitmalen van dien plas” en men is er reeds drie weken mede bezig geweest. Zoo geven ook de werkwoorden uit ont zamengesteld niet altijd naauwkeurig den aanvang te kennen, en vandaar dat, wanneer een werkwoord zonder ont eene werking te kennen geeft die gewoonlgk binnen korten t&l volbragt is, het onderscheid van beteekenis tusschen simplex en compositum doorgaans wegvalt. Op die wgze zlJn blooten en ontblooten, moeten en ontmoeten, bieden en ontbieden woorden van dezelfde beteekenis geworden. Dat is vervolgens ook gescl+ed met breken en ontbreken, gelden en ontgelden, vangen en ontvangen. Ontbijten heeft in dat lot gedeeld. B1J onze oude schrijvers vinden wi het eenvoudig voor eter&. WU lezen b. v. Lekensp. 1, 28, 62, Hi ontbeet8 zelve cume een goet morseel. (Hi at er zelve ter naauwer nood een goed stuk van.) Wi gebruiken het woord ontbijten uitslu+end van onzen ochtend- mealtgd. Meenden onze voorvaderen er hetzelfde mede ? Men zou dat misschien meenen, indien men het woord slechts kende uit het gedicht van Willem van Hildegaersberch, Vanden avontmae2 (bl. 199-203). In den droom, zegt hij daar, zag ik twee tafels; aan de eene zou des avonds feest gehouden worden, en wie daaraan 282 hNTWOORDEN. deel zoudeu nemen moesten tot aan den avond vasten, aan de andere kon men zich terstond te goed doen. Als hi nu van het eten aan die laatste tafel, derhalve van het eten des morgens spreekt, gebruikt hg altgd het woord ontbiten. Hij zegt b. v.: Men sal thants ontbiten reiden Optie tafel ront daer by. Daer moechdi allen tasten toe Met vryen wille sonder bedwanc, Ende ontbiten smorghens vroe, Wye dattet beiden is te lanc.

Mar als tontbiten is ghedaen Soe sel u hongher groot becliven. Maar verscheidene andere plaatsen doen zien, dat de dichter het woord in zoo beperkte beteekenis niet verstaan kan hebben. Ha zelf zegt bl. 172, vs. 100, Blck beyaecht wel slJn ontbiten, Die bidden oan om Gade broot, d. i. zelfs een bedelaar loopt zinen kost wel op.

In Der Ystorien Bloemen wordt van Jacobus gezegd, VS. 3583, Hine dranc noit citer no win Ende noit en ontbeet die mont sin Vleesoh , Dat wil niet zeggen dat 11i nooit met vleesch ontbeet, zoo als wij het zouden noemen, maar dat hg in het geheel geen vleesch at. Selc es heremite ende en ontbit Nemmermeer spise die wel smaect, d.i. eet nooit iets lekkers, zegt Jan van Boendale,Teesteye, VS 2155. Van Theophilus wordt in het gedicht van dien naam, vs. 1026, verhaald, dat hi drie dagen doorbragt, Dat hi op hem selven niet en achte Ende dat hine gheens goets ontbeet, d. i. niets at. En in den Esopet, XL, vs. 5, roemt de vlieg, Wer soe men 1 beeste spit I C ben dierste diere onbit. d. i. die er van eet. Zelfs weken onze ouden nog wel eens verder van de oorspron- ANTSOORDEN. 283 keljjke beteekenis van het woord af en gebruikten het in de be- teekenis van drinken. Van Ferguut wordt vs. 2466 verhaald: Bi reet den dach dore totter noene Int foreest dwers ende lancs, Dat hi en onbeet aets no drancs. En bij Maerlant Sp. Hist. 1, 7, 41, 30, zegt Petrus op den Pinksterdag, Ghi heren, ghi man ! Ne waent niet dat wi dronken sin, Wine ontbeten noch heden u$‘n. d. i. wij hebben heden nog geenen win gedronken. Kiliaan vertaalt ontbijten door jentare, en het latijnsche jentare is, wat wi nu ontbgten heeten, den ochtendmaaltëd houden. Ook Hooft denkt ’ aan het ochtendmaal als hQ in zinen 920en Brief schrift: BDezen morgen komt my mijn Hujsvrouw, met een ver- baast en bestorven aanschin, tot een bitter ontbzj’t brengen het deel, dat U. E. gelieft, by schrgven van gister, ons sen U. E. droefheit te gunnen.” Maar dat men het toen toch nog niet altijd in eene zoo beperkte beteekenis nam, blikt uit de woorden van denzelfden schr~ver in zijnen Baeto (Ged. 11, bl. 351), Een worrem neemt tot slJn ontb2jt Het harte van een groot Tyran, waar ontb$t maaltijd of spis beteekent, even als bij Huygens Korenbl., I, bl. 153, Dien hitsigen ontbijt en kan hy niet verswelgen, waar wi voor ontbijt zeggen zouden, brok of beet.

Ontbijten heeft dus eerst de beteekenis gehad van beginnen te eten, later die van eten, manM@d houden, nu heeft het die van ‘smorgens eten. Hoe komt dat? W$ hebben gezien waarom verscheidene zamenstellingen met ont hare inchoative beteekenis verloren hebben. Daart,oe behoort ook ontbijtela. Van toen af beteekenden ontbijlen en eten of maaltijd houden, ontb$l en maal of maaltzj’d hetzelfde. Maar echte synonyma kunnen niet lang leven. Heeft eene taal twee woorden die geheel hetzelfde uitdrukken, dan duurt het niet lang of het volk behoudt er één en werpt het anderesals onnutten ballast over boord. Of 284 AWTWOOBDEN. wel het wizigt de beteekenis van het eene, soms van beide, en maakt ze zoo bruikbaar. Het laatste is geschied met maalt$ of naaal en ontbijt. Het eerste heeft de beteekenís gekregen van eenen overvloedigen, het laatste van eenen eenvoudigen maaltijd. ‘s Middags is onze tafel het best voorzien: dat noemen wi dan ook nooit ontbijt, maar middagmaal of maaltgd. ‘s Avonds wordt bi velen wel zoo ruim niet opgedischt als ‘s míddags, maar het ís toch anders en beter dan ‘s morgens; vandaar dat de naam van ontb6jt tot dien laatsten maaltgd, den eenvoudigsten van alle be- perkt is geworden. Doch in de dorpen van Noordholland, waar, enkele feestdagen uitgezonderd, ‘s avonds niets anders op tafel komt dan brood, boter en kaas, even als ‘s morgens, spreekt men ook nog, en zeer juist, van het avondontbijt. P. LEENDERTZ WZ.

AANTEEKENINGEN,

Qeslaohten lKoens en Ornia. De 8 kwartieren van Bern. Moens. Henri Moens (zoon v. Anthoni en Anna Govaerts) geb. 1527, j- 1586. x kind bg.A.. Anna Snellinck, (d. v. Joost en Anna Verleësen) j- 1594. Bernard di Bonanomí van Milaan, komt als hoofdman van 400 Italianen naar Brabant. x kind bij B. Johanna Schol, d. v. Cornelis en Cathar. Neefs. Martin v. Papenbroeck, j- 1613, sticht het Jacobs hospitaal te Antwerpen. x kind bi C. Marjanta Lu$en, t 7606. Jacob v. Bancken, z. v. Otto Geurts en Aleid Pancras. x kind bij D. Agatha Pancras Pietersd. 8. Hendrik Moens, geb. 1558, j- 1625 te Antwerpen. x kind bij E. AANTEIGíENl~QMN. .

B. Constantia di Ronanomi, geb. 1570, t 1642. U. Martin Papenbroeck. x kind bg F. D. Elisabeth Bancken. E. Bernard Moens, geb. 1605, t 1641. x kind bg G. F. Anna Papenbroeck. G. Bernard Moens, geb. 1640, t 1718, x 1693 Maria Magdalena v. Ornia. De 8 hartieren van Maria Magd. v. Ornia. _ Gerbrant Ornia, Gozewinz. (zoon van Upcke, zoon van Savert, vertrekt naar Friesland in 1594.) x kind bi H. Titia Tritzum, dochter van Douwe, (zoon van Circk, burgem. v. Dokkum.) Hendrik Houtloock, Hendrikse.9 test. te Amst. in 1588. x kind bU 1. Isabella v. Roswinckel, dochter van Herman en Cath. Willems van Alkmaar. Pieter v. Zell, zoon van Martin en Cath. Ysbrandts v. d. Hem. x kind bg K. Cathar. Heeremans, dochter van IJim Gisbrechts N, Appelman. Hillebrant den Otter. x kind L. Emke Stuivers Gerritsd H. Goswijn Ornia, t te Am& 1656. x kind bi M. 1. Cathar. Houtloock, geb. te Dokkum. K. Jacob Ze11 t te Amst. 1654. x kind bi N. L. Magdal. den Otter,-geb. 1598, t 1637. .M. Gerbrand Ornia, geb 1637, t 1692. x kind bi 0. N. Ermerentia v. Zell, geb. 1634, t 1662. 0. Maria LMagdal. v. Ornia, geb. 25 jan. 1637, x Bern. Moens. Q. A, SIX. 286 MITZIEKGESCHIEDENIS.

VEREENIGJNG VOOR NOORD-NEDERLANDS MUZIEKGESCHTEDENTS.

Hayo Donwes orgelmaker. AD HAIONEM DOMINICUM. Organopoetm. Note mihi primis Haio saluebis ab annis, Eia agedum quoniam Donlinumque Deumque fatigas Cernuus, arrectis iam nunc oratio quid sit Auribus accipias, imaque in mente recondas. Est ea colloquium summo cum principe mentis Ardens, quo grates agimus, vel numinis iram Tollimus, ac lassi morbis bona cuncta precamur. Vnde patet sperni, quibus est fiducia nulla, Vel trepido impuras protendunt pectore palmas. Non sic orauit Moses, non Josua, nee Anna, Non Dominus Christus, net Elias aut Helisaeus, Non David, Patriarcha Abraham. Simeon, Jacobus, Isaacus, Domini mater. sanctique Prophetae. HOS imitare viros summo feruore beatos, Quandocumque preces fundis vel clausus in arcto Conclaui, vel templa petens minitantia coelo. Sic animae tandem fassae peccata remittet Omnipotens genitor, rerum cui summa potestas. Sit tibi spes Christus, ne te contagin laedant Mundi, et stelliferi quo fias incola coeli. Jo. Fungeri, Leovardieasis Frisii,. Sylva Carminum, Antv. 1585, p. 141; Franek. 1607, p. 145. Hayo Douwes zal dus een friesch orgelmaker zijn geweest, waarschijnlijk te Leeuwarden. Assen. W. B. 9. BOELES.

Orgels en organisten te Dordrecht. Ingevolge art. 50 der provin- ciale synode te Dordrecht 16-28 juni 1574, schafte men in die gemeente het gebruik der orgelen af. In 1579 kwam mpn echter aldaar hiervan terug, zoo als blijkt uit de Tres. rek. van dat jaar, waarin gemeld wordt, dat Cornelis Jansz. van Tongeren 12 & over MTJZIEKC+E8CHIEDENTS. 287

1 jaar weddens ontving van de Organen ten Augustinen te blasen, en Gherrit van Grippe 9 2 van dat hy die Organen ten Augu- stinen gespeelt heeft. Dit orgel werd, volgens Tres. rek. 1589-1590, hernieuwd door zekeren orgelmaker, die Gl $ tot loon en reisgeld ontving, en op stads kosten, ten huize van de weduwe van Ger- rardt van Grip, in Martio 1590, werd onthaald. Ook vindt men omstreeks dien tgd voor het eerst melding gemaakt van eenen orgelist der Groote Kerk te Dordrecht, Arie Servaes, die voor 1 jaar spelens’ in het vrouwenkoor, na de predicatie, 18 & ont- ving. Nog in 1598 werd er alleen voor en na de predicatie ge- speeld, en de orgelisten door den kerkeraad geboden, terstond na de predicatie met de psalmen te beginnen, en die 5 of 6 maal te achtervolgen, en zoo zy dan musicale stucxkens wilden spelen, . mogten zy het doen, mits dat zy grave, stichtelyke stucxkens speel- den en notetten en ligtvaardige achterwegen lieten.” Tot in den aanvang der 17de eeuw hield men hiermede vol, maar sedert werd het achterwege gelaten, totdat in 1638 den burgemeester door den kerkenraad werd afgevraagd, sof hy oock niet stichtelyc ende oir- baerlyc en soude achten het ghebruyck der orgelen wederom te herstellen, ende onder het singen der psalmen te ghebruycken.” (Schotel, Kerkel. Dordrecht, deel 1, bl. 105-106.) Het midden der 17de eeuw was voor de stad Dordrecht een gul- den tijdperk. In de zang- en toonkunst hadden Theodorus Tegel- bergh, Cornelia Blanckenburgh, »uytnemende in de Musyck,” Anna van Blocklandt en Anna Roemers, toen hunne wedergade alleen in het magtige Amsterdam. De eerstgenoemde, Theod. Tegelbergh was de leermeester van Margaretha Godewyck, die z+e kunst zeer roemt. Ook maakte toen naam Fortunatus Riet: In de Tres. rek. \ 1630 lezen wij van hem >Fortunatus Riet, Mr. in Musyck, 50 & tot eene vereeringe, dat hy aen de E. heeren met syne kinderen heeft doen hooren eene sonderlinge harmonie.” (ald. dl. 1, bl. 337). ,Int jaer 1638, op ,den 25 jan. (volgens eene M.S. Beschr. v. Dordrecht) zynde Pauli Bekeeringe, heeft men begonnen, binnen Dordrecht, op den orgel te spelen, onder het zingen der psalmen, vóór en na de predicatie. In de Groote kerk speelde men sondachs smorgens, onder het zingen, en na den middag in de Augustyne, en voorts de gantsche week in d’avondpredicatie.” ,Harman Barmansz. Coster in de Augustyne kerck, als voor- sanger en voorleser in deselve kerck, trok 108 & ; mr. Qerbrant Theunis, organist, ontving boven de 150 &, die hij van de kerk genoot, nog 250 & van de stad, en Corns. Hulstman, over 1 jaar weddens, als blaser van orgelen in de Augustynen kerck, 30 & en van orgelen in de Groote kerk 10 &, en Hendrik Hechter- mans, voorleaer en voorsanger in de Groote kerck, jaerliks 80 &. Volgens Kerk. Acte, 24 jan. 1669, werd in den kerkenraad beslot&, dat de organist, trekkende f37,lO jaarlëks, behoort gebragt te worden ten laste van de kerck.” (ald. dl. 1, bl. 363). ,Het maecken van den orgel [in de Groote kerk te Dordrecht], ofte van de instrumenten met den gevolge en aankleve van dien is aen meester Nicolaes van Rage (van Antwerpen) aenbesteet ge- worden voor 9 duysent carolus guldens, met bedingh aen de d’eene syde, dat het voorsz. orgel binnen ‘2 jaren (1670-1672) compleet soude moeten werden opgelevert, en belofte aen d’andere sijde, dat den voorm. meester, gedurende de voorsz. tyt vtijdom van huys- huire soude genieten, ende dat hem oock een plaets soude werden aengewesen om syn instrument te prepareren, Ende is naderhandt besteedt gewerden het maecken van de gront van den orgel met de -verdere onkosten daerover gevallen, voor eene somme van 366 carolns guldens. Het maecken van een kasse ende vorder werck tot het stellen van de voorsz. orgel voor eene somme van 19 hon- dert carolus guldens. Het gesnedene werck aen de voorsz orgel, voor 475 carolus guldens. Ende het maecken van de ysere tralyen om de pedestallen, voir 610 gelycke guldens. Monterende alle de voorsz. bestedinge te samen ter somme van twaelf duysent drie hondert een en vijftich guldens, - volgens Deductie ende ver- toogh by mr. Jacob van Beveren. De eerste organist van het nieuwe orgel was Uerel Jaeobse Pellereyn, die met een bierboom begunstigd werd, sonder sen de stad de gestelde recognitie te be- talen, mits het resterende werck aen het orgel te perfectioneren,- volgens Resol. van den Oudraad, 1 act. 1678, (Sch&,el, ald. dl. L[, bl. 167-169).

J. VAN DER BAAN. VRAGEN,

Lex Phaath. ln 867 gaf koning Lodewgk 11, de Duitscher, aan lieden bU de Rodenzee kw$sohelding van pacht, ut eis liceret habere plenam legem, qnae vulgo dicitur Phaat~, sicut ceteri Ala- manni (Böhmer, Regesta Carolor. p. 84.) Wat behelsde die wet?

Bezitregt gestaafd door het zweren van eenen eed. In 873 stond dezelfde Lodewik 11 aan het klooster St. Gallen toe om z&.r be- zitregt door eedzwehag te staven en in 874 maakte Sigehard, abt van Fulda, van een gelik regt gebruik, zelfs tegen Liuperd, aarts- bisschop van Mainz en werd door eedzwering in het bezit van betwiste tienden gehandhaafd. ’ Zin er in ona land ook kloosters geweest, die dit groote voor- regt genoten en kon de keizer alleen of konden ook andere landheeren dit schenken? 0. A. SIX. . Jodenbelasting. Reinold van Gelder had, na zëue verheffing tot de waardigheid van hertog, van den keizer ook de jodenbelasting in ztin land gekregen ; wegens dit jus fisci werden de Joden onder anderen in 1446 te Arnhem vegesteld van pandschatting, dew$ die alleen door vee lieden kon toegestaan worden. (Nijhoff, Ge- denkw. IV. 221.) Maar hoe kon dan Ruprecht, roomsch koning, in 1408 aan z@e zuster Anna, hertogin van Beieren en van Berg, voor haar leven den gouden offerpenning van de Joden in de landen van Gelder en Gulik schenken? (Zie Chmel, Regesta Ruperti, p. 153.) Of moet die offerpenning onderscheiden worden van de eigenlike belasting en hadden de keizers zich den eersten voor- behouden bi het afstaan der laatste? Het schijnt dat de keizers, vooral in het belang van de gere- gelde opbrengst dezer belasting, niet gaarne zagen, dat er onder 290 VRAQEN. de Joden twist ontstond, wie hun hoogmeester zou zin. Ruprecht beval hen in 1407, Israhel als hunnen hoogmeester te erkennen boven anderen die zich daartoe hadden opgeworpen; maar het blikt toch, dat de Joden zelve, zoowel in Duitschland als elders, het regt hadden om hunne hoogmeesters te kiezen: want in 1027 werd de geleerde Samuel te Grenada door de Joden tot hun naghid of prins verkozen. Veel zonderlinger schijnt het zeker, dat Habbous, koning van Grenada, dezen Samuel tot vizir en kanselier verkoos. Dat in eenen muzelmanschen staat zoo iets kon plaats hebben, was deels toe te schrijven aan het groot aantal van Joden die te Grenada woonden! waarom zi dan ook de jodenstad genoemd werd, maar ook, volgens prof. Doz&- (Hist. des Musulm. IV. 29), demi1 er toen te Grenada onder de aldaar heerschende Berben geene bekwame en geletterde mannen werden aangetroffen, zoodat het geen wonder was, dat de in alle opzigten uitmuntende Samuel door Habbous tot zijn eerste staatsminister werd benoemd. Prof. Dozij zegt, dat het misschien het eenigste voorbeeld was, dat zoo iets in een muzelmanschen staat voorviel; maar uit Baride, Les Juifs en France en Italie et en Espagne, p. 99, zie ik, dat ook reeds vroeger, in de tiende eeuw, de rabbin Chasdai als minister van den kalif Abderame voorkomt, Gi. A. SIX. -

Kapittelgoederen te Boxtel. Door eene resolutie der staten van 1650 moesten aan protestantsche jongelingen, studerende in. de godgeleerdheid, uitkeeringen gedaan worden uit de kapittelgoederen van Boxtel. In 1759 evenwel bestond het kapittel uit de volgende protes- tanten: mr. Martin, mr. van Assendelft, mr. v. Borselen enz. Hoe kwam het, dat deze heeren, die zeker geene theologanten waren, met die kanunniksplaatsen waren begunstigd 2 Schutjes zegt in z&ie Geschied. van het bisd. v. ‘9 Hertogenbosch, niet, aan wien de inkomsten dier kapittelgoederen na 1795 zijn gekomen. Heeft het domein ze toen aan zich getrokken? G. 4. SIX. VRAUEN. 291

Zonderlinge strafoefening. In december 1705 kwam eene vrouw aandrijven op de schans St. Andries, stroomaf van Keulen, met handen en voeten gebonden op balkjes en haar hoofd op een plankje waaronder twee leege vaten om het zinken te beletten, bi zich hebbende de sententie waarbij ze door de magistraat van Keulen tot die straf was veroordeeld, omdat zij drie kinderen bg haar eigen vader had gehad en waarin gelast werd dat men deze per- soon niet mogt aanhaleq maar wel voeden, zoo als de gouverneur van St. Andries ook deed. Te Dordt spoelde z1J dood aan (Schut- jes ID. 82.) Is deze zonderlinge en wreede straf meer in gebruik geweest of was zi eene bijzondere uitvinding van den keulsehen magistraat voor dit exceptioneel geval? 13. A. SIX.

St. Jans kruid. Van Hall, in zin Neerlands Plantenschat (Leeuwar- den 1854, bl. 83) vermeldt, dat het St. Jans kruid, (een knollig huislook) door vele landlieden uit den grond genomen en met het worteleinde aan den zolder opgehangen wordt. Het blgft zin voedsel uit de lucht trekken Ben begint met St. Jan te bloezijen.” Is hiermede de vraag van Petersen (der Donnerbesen S. 20) be- antwoord: Bhaben so viele Pflanzen den Namen von Johannis, wei1 sic. urn diese Zeit bliihen, oder ist Johannis an die Stelle eines heidnischen Gottes getreten?” J. 1). L.

Ib Vivat. Wie is de dichter en de componist van het lied Iö Vivat?

Spreekwijze. Door de wol geverwd. Moet dat niet wezen: »IN de wol,” daar de wollen stoffen niet verschieten?

[Ik geloof dat de vrager gelik heeft. In de verzamelingen die ik er op na kan zien, die van Sartorius en Tuinman, staat ook Zn de wol. De laatste zegt er van: >~dit wordt toegepast op ymand die niet te veranderen is, gelik ‘t geen in de wol geverwt, en uit- de natuur is niet verschiet.“] 292 ANTWOORDEN,

Willem de Clerq. (Vgl. XXIV, bl. 242). Ter beantwoording van de vraag no. 12 diene, dat de verhandeling: BKorte geschiedenis van de Orde der Jezuiten, en onderzoek in hoeverre hun bestaan eenen voor- of nadeeligen/ invloed gehad heeft op godsdienst, menschengeluk en beschaving, gedrukt is in van Kampens Maga- zen voor wetenschappen, kunsten en letteren, dl. IV, bl. 347; die Over den Cid als ideaal van den held der middeleeuwen, ald. dl. DI, bl. 193; die Over de Grieken der nieuwere geschiedenis, ald. dl. 1, bladz. 39. In dezelfde verzameling, dl. 1, bl. 408, staat van W. d. C. eene Herinnering aan Petersburg, en dl. 111, bl. 157, een Dichtstuk aan John Bowríng. Haarlem. R. M. CL VAN OOSTERZEE.

Sn de bus blazen. (XXTV, bl. 85; vgl. bl. 193.) Daar de spreek- wijze in de bus blazen zeer oud is, moet men zich herinneren, dat er in de meeste steden van ons land op de wallen of forten steeds bussen gereed laden om in onvoorzienen nood dadelik hulp te kanuen verschaffen. Wanneer men de afbeeldingen van zulk een toestand beschouwt, ziet men dat er een brandende lont aan het schiet- of lontgat wordt gehouden, de man blaast op de lont om het kruid vuur te doen vatten en de bus brandt los. Men vindt zulke voorstellingen op prenten door Jan van de Velde lettertik afgebeeld. Wat moesten de inwoners anders doen dan maar flink in de bus te blazen, om de zaak, hoe dan ook, nog te redden. Zou dit feit in de zamenlevíng niet aanleiding hebben gegeven om van ieder die in dergelike omstandigheden verkeert te zeggen : hg moet maar in de bus blazen ? u. C. KRAYM.

Een kalender en een huwelijksregister. (XXIV$ bl. 145.) T. a. pl. doet X eene mededeeling omtrent een ín zijn bezit zinden ouden kalender en huwelgksregister en wenscht te weten, van waar die afkomstig zin, (denkelik van Doesburg.) Daar onder de daarin ANTWOORDEN. 293 opgenoemde namen ook die van mijne familie voorkomt, ben ik zoo vrg X te vragen, of daar ook meer van vermeld is. Volgens familiepapieren bevond zich onze familie in den gevraagden tid, 1559, nog niet in Gelderland. Ik vind daar de eerste p. m. 1600, als gehuwd met Girard de Bergeries, volgens acte geteekend te Cleve 1647. Ik moet dus onderstellen, dat het handschrift niet te Doesburg te huis behoort, maar van eene nabggelegene gemeente of vroeger klooster afkomstig is ; te meer daar onder de opgegevene namen niet voorkomt de familie (thans uitgestorven) miner moeder, van Rouwenoort, welke sinds 1300 altjJd in de onmiddellijke nabgheid van Doesburg heeft gewoond. Wel komen onder de namen vele geslachten voor, met deze familie geparenteerd en thans ook meestal uitgestorven, de geslachten de Gru$er t 1559, van Kes- sel, van Heerd, van Bremt, Mom, van de Cappel, van Enghuyzen, van Heukelom. Deze woonden echter, zoo verre bekend is, niet te Doesburg, maar in de nabgheid, onder Didam, Keppel, Wehl, enz. De familie Baerken, als eigenaar in 1742 opgegeven, is eene zeer oude geldersche en was vroeger te Doesburg woonachtig; of z1J daar nu nog woont weet ik niet. R. mei 1874. VAN DER BICIRCH.

Cornelis Uentman Leydecker. (Vgl. XXIII, bl. 268, 476; XXIV, bl. 23, 88, 140.) Toen ik te huis de grafschriften had afgeschre- ven, ben ik met het boek naar de kerk gegaan om te verbeteren wat er te verbeteren was. Ik geloof dus niet, dat ik mi heb ver- gist in de jaartallen. Den 12 sept. 1650 werden te Xieriksee als poorters ingeschre- ven: @.arinus Leidekker, van Tholen, met tijne kinderen, Hu& bert 9, Melohior 6, Nikolaas 4 en Maria 1 jaar oud, En huwde aldaar den 29 ju& 1706, mr. François Leydekker, van St. Maartensdik, met Jacoba Cornelia de Huijbert. Afiel. F. CALAND.

Hoogeveen. (Vgl. XXIV, bl. 26). Op eene tot 1400 opklimmende (tusschen 1730 en 1740 geschrevene) genealogie dezer familie, 294 AANTEEKENINBEX - uit welke de amba~hteheerl~kheid Hoogeveen op de van der Meers overging, (omstreeks 1680 P) vind ik geen Cornelis Hooge- veen gehuwd met H. J. Sanderson. Cl. V. B. D.

TEKSTKRTTIEK.

1. Cassamus vs. 1290. Ik beloofde, bl. 279, op deze plaats terug te komen. Zg luidt: Die camere was in allen sinne Wel gescreven van finen goude Ende van lasure menichfoude, Daer in geworpen stonden jeesten, Die ic therseggene en conde geleesten. Geleestht verklaart de uitgever door Dten uitvoer brengen” en die verklaring is goed. Derhalve verhaalt de dichter, dat de wan- den der kamer blaauw en goudkleurig waren, waarin geschiedenis- sen geschilderd stonden, die ik, zegt hij, niet zou kunnen tsn uitvoer brengen na te vertellen. Men ziet, die laatste regel is brabbeltaal: aan Bherseggen conde” hebben wa genoeg ; Bgeleesten” is het vgfde rad aan den wagen. Maar laten wij het den dichter niet w$en: want ik houd mi verzekerd, dat niet hg hier schuld heeft, maar een afschrijver, die eerst uit eene ligt vergeefeluke onacht- zaamheid eene kleine fout heeft gemaakt, maar er later, wat mia- der te verschoonen is, om die kleine fout te bedekken, eene grootere aan heeft toegevoegd. Ik geloof dat de dichter geschre- ven heeft, Daer in jeesten geworpen stonden, Die ic niet herseggen en conde. De afschrgver, aan vs. 1289 bezig zinde, schreef, aDaer in geworpen stonden”. Eerst toen dit op zin perkament stond, bespeurde hg AANTEEKENINGEN. 295 dat hÿ het woord gjeesten” uitgelaten had. H1J zette dit woord nu aan het einde van het vers. Het stond daar goed, maar het rijmde niet met con& van het volgende vers. Dit moest nu eindigen met een woord op eesten en onze afschrijver wist er niets anders op, dan -‘hemeggen conde te veranderen in themeggsne conde geleesten. Een slordig lezer zou het leelgke vers niet opmerken, een aan- dachtig lezer zou er misschien den dichter de schuld van geven. In ieder geval, de fout was hersteld zonder dat er doorhaling noodig was geweest, doorhaling, die de afschrgvers de leelgkste fout in een handschrift achtten en waartoe tij niet overgingen zoolang zg zich nog op eene andere tijze wisten te redden. Laat ik, nu toch met dit onderwerp bezig zinde, hier iets bij- voegen omtrent een paar andere plaatsen.

11.

Veithem 1, cap. 12, vs. 1. Arabien was wout ende metel, Doen die kinder van lsrael Daer in lagen. Een ben~densvaardig man, die Isaac le Long: uitgever der krongk van heer Lodewëk van Velthem! Geen woord, of hg weet het te verklaren. Zelfs voor het fraaie vers in boek 1, cap. 34, Archer me en besciet geen plardecken, waar de taalkenners van onzen tgd kop noch staart aan vreten te vinden, staat hi niet; hi weet te zeggen wat het beteekent. Eet woord metel, dat wij hier in vers 1 lezen, was hem zeker nooit voorgekomen. Maar het st.aat hier nevens wout : de dichter zegt later, Over die zee daer Moyses quam Eest nu al wout, als iet vernam ; derhalve, begreep le Long, kon het woord, dat hier van Arabië gezegd wordt, niet wel iets anders beteekenen dan wildernis, en onbeschroomd schtijft hg naast wout ende metel, Bbosch en wil- dernisse”. De heer Oudemans schijnt er een ander oog op te hebben : hg schgnt er een adjectivum in te zien. Althans hi schr$t in zijne Bijdrage, waar hi deze plaats aanhaalt : BMetel, woest, onbebouwd”. Zoolang ik echter geene bewazen heb voor het hetgene de genoemde heeren beweren, blëf ik gelooven, dat hetzg de afschrijver, hetzi 396 AANTIEEKENINGEN. le Long hier eene fout gemaakt hebben, zoo als dikwils door af- schrijvers en uitgevers gemaakt is, dat zë namelik ni voor m aangezien hebben, en dat heer Lodewgk geschreven heeft, Arabien was wout ende niet el, d. i. Arabië was woud en niets anders.

111.

Va?& vrouwen ende van minno, bl. 70. vs. 19. Het is mei, en de dichter noemt hier op, wat verschillende menschen gaan doen nu die aangename t.id gekomen is, Die maechden, die die cleyder gaen vuyken, Gaen nu ten bom met haren cruken ; Die vischers setten oec haren vuyken In twater, daer die visch in duken; Die pluumgravc wil sin swaenkuken Gaen corten, merken ende fnuken. Vu$en, in het eerste dezer verzen, is, zegt de uitgever in het glossarium, Bwaarsch$lgk slaan, kloppen, stampen, zoo als men wel het linnen doet, dat men wil wasschen. F u y ck en, bij KIL. pellere, trudere, quatere, pulsare”. Het is waar, dat stampen in de waschtobbe heeft somtgds plaats, maar het is toch de gewone manier van wasschen niet, en vooral was het dit niet in vroegeren tijd. >De kleederen gaan stampen” voor de kleederen gaan wasschen, zoo als hier dan gezegd wordt, zou dus nog al een vreemde uitdruk- king zin. Voorts weet ik niet, of dit stampen in de waschkuip, wat nu wel eens geschiedt en misschien in vroegeren tgd ook wel ge- schiedde, ooit fuiken genoemd is. Eindelijk, wij hebben hier een aan- tal regels, die alle denzelfden rijmklank hebben. Reeds twee regels _ verder komt vuyken nog eens voor, wel in eene andere beteekenis; maar ik geloof toch, dat de dichter zoo iets niet gaarne zou gedaan hebben, indien het niet volstrekt noodig was. Ik houd het er dus voor dat er eene fout is. In het eerste vers heeft de dichter zonder twijfel geschreven buyken. Het is een woord, dat ook rijmt en dat - al zou vuyken hier kunnen staan, wat mogelik is - des dichters meening duidelgker uitdrukt. Want buycken is, volgens Eiliaan, lintea lixivio purgare sive lavare, en het daarvan afgeleide bu,yckater, lotrix. De kleederen buycken, is dus de kleederen was.schen. AANTEE@NINCSN 237

Als wg ons herinneren hoe weinig ‘6 en b in vorm verschillen, begripen w$ dat een afschriver de eene wel eens voor de andere aanzie@ kon. IV. Veno$is, Bloemlezing, dl. 111, bl. 129, vs. 13. Eenen groten racghinen cant Es arde wel s$ gevouch, Dien neimt hi in s+ hant . Als hi wil gaen ter plouch. De dichter spreekt van defi kerel, den dorper, den boer. BEenen groten racghinen cant, zegt hg, voegt hem wel, is wel naarzgnen zin. Dien peemt hU in z&e hand als hi gaat ploegen”. Maar wat neemt hg dan? Kunt, zegt de uitgever in z$ne woordenlgst, is homp, korst van brood, en bij pacgh+a geeft hi op, met spinragen voorzien, verschimmeld; maar deze laatste verklaring voldoet hem toch niet, hi zet er een vraagteeken achter. Met reden: want laten de kerels van dien tid zoo woest en onbeschaafd zijn geweest als zi hier voorgesteld worden - ik voor mi vermoed, dat de dichter. ze hier wat al te zwart maakt - dan geloof ik toch niet, dat z$ met beschimmeld brood te vreden zullen geweest zin. Wg weten dat ZU die b+a niets eten dan roggenbrood en aardappelen, op die spgzen doorgaans keuriger zin dan andere, die maar voor een gedeelte daarvan leven. Verder is met spinrag voo+ziell, wat de eerste beteekenis van het woord zou zin, heel iets anders dan beschimmeld. EindelUk de uitgang $n, dien het adjectivum racgzj’n heeft, wist ons aan dat het een stoffelik adjectivum is. Het zou dus moeten beteekenen uit spinrag bestaande, van spinrag gemaakt, wat hier geenen goeden zin geeft. De plaats is, zoo als G die hier lezen, onverstaanbaar. Een afschriver heeft daar de schuld van, die eene o of u voor eene a heeft aangezien. De dichter heeft geschreven rocghineti of mis- schien Tucghinen, want de geslotene o en w wisselen dikwils. Rogg$ is een stoffelik adjectivum, dat beteekent wat uit rogge bestaat of van vogge gemaakt is, en een vocghinen cant is dus een korst rog- genbrood. WU vindep diezelfde uitdrukking in een rimpjen in het Belg.

. 298 AANTEEKENINGEN.

Museum, 11, bl. 315, waarin de Brabanters als matig en wakker geroemd en als zoodanig tegen de overige Nederlanders over ge- steld worden. Van de Hollanders b. v. wordt daar gezegd: Groote platteelen, Lecker morseelen Ende vrouch ande banck: Dat zlJn de drinckebuucken van Hollant. Van de Brabanters : Een groe? raepkin, Een vuurt scaepkin, Eade den rogghenen cant: Dat zin de pruesschaerts van Brabant. P. LEENDERTZ WZ.

VEREENIGING VOOR NOORD NEDERLANDSE. MUZIEKGESCHIEDENIS.

Orgelmakers en organisten. Inwijding kerkorgel te Sommelsdik 8 dec: 1775, vervaardigd door Jacobus Robbers, orgelmaker te Rotterdam, geëxamineerd door P. A. van Hagen, organist in de Groote kerk te Rotterdam, J. M. Heinricks, organist in de Groote -kerk te Goes, en Jan Robbers, organist in de Fransche kerk te Rotterdam, - bespeeld door P. ,J. áe Zager, organist te Sommels- dik. (Boekz. januari 1776). Jacob Potholt was organist in de Oude kerk te Amsterdam, gaf uit bg Joh. Wessing Willemsz. te Amsterdam, bg inteek. & f 7 en buiten inteek. % f 8,50, De voizen der 150 Psalmen en Lofz., geschikt naar den nieuwsten zangtrant, met prae- en inter- ludiums en met beciferde Bassen, op nieuw zamengesteld en ge- componeerd voor het orgel, klavier en andere speel-instrumenten. (Boekz. febr. 1776, bl. 106). Het nieuwe orgel ín de Augnstgnenkerk te Dordrecht is ver- vaardigd door H. H. Hess, orgelm. te Gouda. (Boekz. febr. 1776). J. Z. Triemer wordt vermeld, als hebbende de Psalmberiming WJZIEKGESOHIEDENIS. 299

van N. Tate en N, Brady, met de nevensgevoegde Lofzangen van J. Stennet, J. Watts, S. Browne en J. Mason, in muziek ge- bragt en in druk verschenen, met octrooi, te Amsterdam. De oudere engelsche psalmberiming, ber,$md door Thomas Sternhold, John Hopkins en anderen, was op muziek gebragt door John Playford te Londen. (Boeke. febr. 1776). Inwiding kerkorgel te Axel 27 febr., 1776, geëxamineerd door J. C. Heinrichs, organist der Gr. kerk te Goes. (Boekz. mei 1776). Inwgding kerkorgel te Damwoude 26 januari 1777, vervaar- digd door Heina, orgelmaker te Groningen. (Boeke. maart 1777). Peesch, organist te Zoelen, vermeld Boekz. sept. 1777. Inw$ing kerkorgel in de St. Jans kerk te Maastricht 5 nov. 1780, .vervaardigd door Lambert Houtappel en Joseph Bienvegniet en comp. aldaar. (Boekz. nov. 1780). Inwgding kerkorgel te Apeldoorn 13 aug. 1780, vervaardigd door J. Schelling, orgelmaker en organist in de Luth. kerk te Deventer. (Boekz. aug. sept. en act. 1780). Inwiding kerkorgel te Berlikum, in Friesl., 16 juli 1780, ver- vaardigd door Johannes Lklittenreyther, orgelmaker te Leiden, en geëxamineerd door Jan Feddema, organist te Harlingen. (Boekz. aug. 1870.) In@ding kerkorgel te Leiderdorp, 15 juli 1781, vervaardigd door Joh. Mettereither te Leiden. (Boekz. juli 1781). IawjSding kerkorgel te Bolsward, 28 juni 1781, vervaardigd door A. 8. Heinz, orgelm. te Gouda, geëxamineerd door de orga- nisten Johannes Tammen te Groningen, en Jan Feddema te Har- lingen. Een gedicht van Jan 8. Bakker, op muziek gebragt door C. E. Graaf, werd toen uitgevoerd. (Boekz. aug. 1781). Inwgding kerkorgel te Midwolder Hamrik, 11 nov. 1787, ver- vaardigd door Went+, orgelmaker te Embden, geëxamineerd en bespeeld door J. H. Tammen, klokkenist en organist te Groningen. (Boekz. maart 1788). Inwiding kerkorgel te Bergum in Friesland, 26 act. 1788, ver- vaardigd door Lambertus van Dam te Leeuwarden, bespeeld door mr. Nicolaas Arnoldi Knock, en geëxamineerd door dezen en H. B. Idzerda, organist te Groningen. (Boekz. nov. 1788). Inwiding kerkorgel te Hilversum, 30 juli 1788, vervaardigd . 300 MUZIEKGESCHIEDENIS. door Abraham Meere, orgelmaker te Utrecht, geëxamineerd door F. Nieuwenhuizen, organist en klokkenist te Utrecht, en A. Mun- nikhuizen, organist der Luth. Oude kerk te Amsterdam. (Boekz. sept. 1788).x Beunis was organist te Oudenbosch in 1789. (Boekz. juli 1789). Inwgding kerkorgel te Wieuwerd in Friesland, 30 jung 1788, geëxamineerd en bespeeld door N. 8. Knock, grietman over Stei- lingwerf-Oosteinde, en G. de Vries, organist en klokkenist te Leeuwarden, vervaardigd door Budolf Knol, geboortig van Norden in Oostfriesland. (Boekz. juli 1788). Wolfaartsdqlc. J. VAN DER BAAN.

Orgauisten, orgelmakers. In 1662 had te Oldenzaal eene reparatie aan het orgel in de St. Plechelmi kerk plaats, welke ruim flOO0 kostte. Als orgelmaker vond ik Jan Smidt genoemd. Op 16 nov. 1759 wordt, daar de stadsorganist Hendr. Sano overleden was, Mich. Heernlein tot organist der’ St. Plech. kerk aangesteld op een tractement van f 200 per jaar. J. 1. VAN DOORNIN&.

Klokkenspel en orgel te Sneek. Het klokkenspel in het torentje op de Martini kerk te Sneek, zeer uitvoerig beschreven door E. Nap- jus, Historisch Chronyk of Beschr. van Oud en Nieuw Sneek, Sneek 1772, bl. 121, is gegoten door J. Burghart, te Enkhuizen, onder het opzigt van J. Brunier, beroemd organist en klokkenist mede aldaar, in 1771, en opgenomen door S. de Vries, organist en klokkenist te Leeuwarden en mr. Coppenhuisen, musicus aldaar, In dezelfde kerk is in 1710 en 1711 een fraai orgel gemaakt door Arp Snitger, mede t. a. p. uitvoerig beschreven, welk orgel gevisiteerd is door de deskundigen Petrus Havinga en Johan Etzen, beroemde organisten te Groningen. Napjas, bl. 122, 123. ASW?%. W. B. 8. BOELES. VRAGEN,

Trippenhuis te Amsterdam. De naam Trippenhuis, van waar komt die ? Is het een huis geweest van zekeren heer Trip ?

[Het is genoemd naar de eigenaars en bewoners, de familie Trip. Eene geslachtlëst dier familie vindt men bg Eek Woor- denboek o. h. w.]

Schrikkeljaar. Van waar het bggeloof, dat de huwbare meisjes, gedurende een schrikkel,jaar uit vrijen mogen gaan, dat in som- mige streken van Gelderland en misschien ook elders heerscht? J. C. K.

Niezen. Vanwaar het »proficiat” zeggen, of BGod zegene u,” of het hoed of pet afnemen voor iemand, als men hem ziet niezen?

[Omdat het niezen voor een kwaad voorteeken gehouden werd. Doch waarom hield men het daarvoor ?]

Vertaling van Dante door Hacke van Mynden. Hoeveel exemplaren zlJn er gedrukt van Dantes Comedia Divina, door Hacke van Mynden bewerkt 3

Hollandsch-latijnsch-chineesch woordenboek enz. 16%X De predi- kant Justus Heurnius schrijft den 2 nov. 1628 van Batavia aan de vergadering van de l’ien (0. 1. C.) te Amsterdam: >Wy hebben door behulp van een Sinees die Latyn verstaet, een Dictionaire gemaeckt in ‘t welcke de Duitsche ende Latijnsche woorden vooraeu staen ende daernevens de Sinesche charncteren met de uytdruckinge haerder eygenschappen. Soo hebben wy mede het Gelove, de X Geboden ende ‘t Gebedt des Heeren, met een Cow! beg$p der Chrìstelycke Religie in Sinees laeten stellen. Hier heb- 302 VRAUENN.

ben wy sorg voor gedragen want selden dusdanige Sinesen voor- komen; ende het is een werk dat den nacomelingen soo den Sinesen handel - als wy verhopen - open gaet, grotelicx te passe comen sal.” Zijn de bovengenoemde stukken ooit door den druk bekend

geworden ? LABORANTER.

Spreekwijze : Qeen kwartier geven. De spreekwgze geen kwartier geven, beteekent niemand sparen ; van waar is zi ?

[Hetjkwartier van den soldaat is de plaats, waar hij gedurende eenen zekeren tid zin verblUf houdt. Heeft nu een krigsman zich in den slag overgegeven, dan laat men hem niet vrjj; maar of men geeft hem kwartier, d. i. men geeft hem eene plaats waar hg als gevangene zijn verblijf moet houden, dus men laat hem leven; of men geeft hem geen kwartier, met andere woorden, men slaat hem dood.]

Kakographie. De uitdrukkingen Bdit weegt tegen dat op,” w iemand uan iets te herinneren” en wik heb er niets op tegen” zin tegen- woordig zoo algemeen, dat men bijna zou meenen dat het zoo behoorde. Wat te doen om daarin verandering te weeg te brengen? Of behoeft dat niet?

[Mag ik den vrager doen opmerken, dat de uitdrukking, iemand aan iets herinneren, eenen zeer bekwamen verdediger gevonden heeft in dr. A. de Jager. Tot nu toe heeft hg mi evenwel niet kunnen overtuigen. In de eerstvolgende aflevering van zijn Woordenboek der frequentativa zal het woord inneren en bijgevolg ook herinneren waarschjjnlijk aan de beurt komen. Misschien dat het mjj aanlei- ding geeft, het onder+verp in den Navorscher nog eens ter sprake te brengen.]

Plaatsing der telwoorden in den zin. Ik zie en hoor dikwijls met ptijzenswaardige keurigheid : ,de eerste drie verzen” etc., niet : pde drie eerst,e,” omdat er maar één het eerste kan zgn. Doch als er nu vgf zijn? Dan is, mjjns bedunkens, wde eerste drie” evenmin juist, daar er geen wtweede drie” aanwezig zin. Is er een taal- VBAOBN. 303 regel, die aanwijst, welken weg veilig te kiezen? l&j dunkt, in het Fransch geldt) dan ook hetzelfde bezwaar, en toch ver- nam ik nimmer: >Les premiers trois” of iets dergelgks. Wie geeft mij licht? FAYULUS.

[De zwarigheid waar Famulus van gewaagt, bestaat, geloof ik, niet. Wi denken aan een gedicht, dat uit vgf verzen bestaat. Spreek ik nu van de eerste verzen, dan meen ik niet, dat het gedicht twee of meer verzen heeft, die alle het eerst,e zin. Dit is iets onmogelgks en niemand zal ook mrJne woorden zoo op- vatten. Ik meen het eerste en een of meer volgende verzen. Maar hoeveel? Urn dit te kennen te geven zeg ik, de eerste drie verzen. In dezen zin is drie bepaling van de eerste. Ik spreek van de eerste verzen en deze zin hier drie in getal. Ik mag dus zoo spre- ken, al zin de overblgvende verzen minder dan drie. Maar ik kan in dit geval ook zeggen de drie eerste vemen. Ik spreek dan van -drie verzen van het gedicht. Van welke? van die drie, die te zamen genomen de eerste verzen uitmaken. Niemand zal mi misverstaan als ik zoo spreek en bovendien in een aantal andere gevallen spreken wi zoo. Wij spreken b. v. van de eerste jaren van 0~1s leven, en wlJ meenen dan het eerste, tweede en misschien nog meer jaren, van onze oudste kinderen, al zlJn het geene twee- of drielingen, de naaste dorpen, al ligt het eene een half uur verder van ons af dan het’ andere, de hoogste boórnen in het bosch, al steekt ook de eene eenige voeten boven den anderen uit. En even goed als w;j zeggen, de drie grootste soldaten van het regiment, de twee vetste varkens uit het hok, de twee bovenste zolders van het pakhuis, ofschoon die soldaten in grootte, die varkens in gewigt verschillen en de eene van deze zolders boven den anderen is, mogen mi ook zeggen de drie eerste verzen van het gedicht, enz. Er zijn evenwel gevallen, waarin het niet onverschillig is, welk van beide woorden men vooraan plaatst. In eene straat b. v. aan beide zaden bebouxyd, ,kunnen twee huizeu staan die beide het eerste huis zijn, het eene aan de regter- het andere aan de linker- zijde. Daar zia de eerste twee huizen het eerste tweetal, het eerste huis en dat wat daarop volgt, maar de twee eerste huizen, het eerste huis aan de eene zide en het eerste huis aan de andere.] 304 VRAGEN.

Woorden met het achtervoegsel baar. Waarom schrift men: (on)feilbaar en strijdbaar? De achtervoeging buur geeft anders altoos iets lijdelijks te kennen, maar bg feilen kan toch niemand of niets het voorwerp der rede zin; ‘t is een onzijdig werkwoord. »Een onstrijdbare strijd” zou overdragtelgk nog kunnen. Ik kan geen ander voorbeeld meer vinden, en verneem gaarne hoe dat baar hier heengedwaald is. FAMULUS.

Geslacht Kinschot. (Vgl. XSIV, blz. 165.) Gaspar van Kinschot, raad en rentmeester generaal van de grafelikheids domeinen in Noordholland, geboren 7 januarij 1679, obiit 4 october 1726 zon- der kinderen na te laten, was de zoon van Anthony Gunter en Álida Pauw : hij was gehuwd met Catherina Amelia Abbema, overleden 8 febr. 1771 te Utrecht. Is aan Laboranter bekend, waar de genoemde familieportretten zijn gebleven, en welke personen ze in ‘t bizonder voorstelden? Waar is de lijst opgemaakt? Ik weet niet in welke plaats Gaspar v. K. overleden is. v. K.

Een kalender en een huwelijksregister. (Vgl. XXlV, bl. 146.) Zou de bezitter van dit hs. wel de goedheid willen hebben, mi meê te deelen wat daarin omtrent de geslachten van Rossum, van Kessel, van Waldenbnrch en Vr$hof is aangeteekend? Maastricht. A. A. VORSTELMAN VAN OIJEN.

Onbekend wapen gevraagd. Op een portret komt het navolgende . wapen voor. Gedeeld: 1 herdeeld, a. zwart met eeo zilveren bril, b. goud met een rood ankerkruis, waarop een zilveren dekschild ; 2 gekw.: 1 en 4 kw. zilver met drie zwarte loopende leeuwen boven elkander; 2 en 3 kw. rood met een gouden stru’isvogel; dekschild over de kwartieren, gekw.; 1 en 4 km. rood met eene zilveren lelie; 2 en 3 kw. rood met eene zilveren zwaan. Het por- tret is geschilderd door Molenaer ae. 1633. Wie kent dit wapen? ANDANTE .

Huis Holland. In de Lijst van de voornaamste vorsten en regenten uit de oude, middel en nieuwe geschiedenis enz., in 1866 uitge- VRAQEN. 305 geven door den heer Rogge, werd als gemalin van Arnoud, graaf van Holland, opgegeven Luitgaard, dochter van den griekschen keizer Rpmanus. In de 2de uitgave (1869) dier list wordt echter genoemde Luitgaard eene dochter genoemd van Siegfried, graaf van Luxemburg. Zoowel het eene als het andere treft men bg vroegere schrivers aan, om welke reden, met het oog op de in de 2de uitgave van de aangehaalde lijst gebragte verandering, gevraagd wordt, of men thans zekerheid heeft, dat genoemde Luitgaard eene dochter van den graaf v. Luxemburg is geweest? B.

ANTWOORDEN,

Stalbroeders. (XXIV, bl. 49.) Mathaeus zegt in z+e Analecta, 1, 677, dat deze zoo genoemd werden omdat zë krggskamaraden waren, die als het ware tot denzelfden stal behoorde, of, zoo als de Romeinsn zeiden, contubernales, tentkamaraden. Hertog Arnold nam het eerst in 1458 stalbroeders in dienst; deze waren in oorlogstijden als goede strgders zeer gezocht; maar bij het sluiten van vrede trachtte men zich van hen te ontdoen, dewijl zij dtin het platte land afstroopten. Zoo gaf de rigter van Arnhem in 1459 bevel om de stalbroeders overal op te vangen, maar daarentegen in 1467 nam de heer van Egmond 52 stalbroeders aan om den stadswal van Arnhem te bewaken. Onder deee schgr,en aanzienlgke inlanders behoord te hebben, want Hendrik van Doirnick, raad en schepen van Arnhem, komt onder anderen als stalbroeder voor. (Nghoff, Gedenkw. IV, 310, noot.)

Afbeelding van St. Augustinus. (XXIV, bl. 148.) Kort nadat ik m$e vraag hieromtrent deed, kreeg ik inzage van het belangrijke en kostbare werk van Weigels, Anfange der Druckerkunst, waarin ik las, dat Petrus de Natalibus in zine Catalogus sanctorum, uitge- geven in 1493, de eerst,e was die verhaalde, dat Christus als een kind aan Augustinus verscheen en hem onder het oog bragt, dat het even onmogel$k was, het geheim van de Drieëenigheid in 306 ANTWOORDEN. een boek te vervatten, zoo als Augustinus beproefd had, als de zee in eene kom over te gieten. 0. A. SIX.

Kleindochter van Lodewijk den Vromen. (XXIV, bl. 148.) In Böhmers Regesta Carolorum komen twee dochters van Lodewijk den Dnitscher voor: Hildegard, die in 853 abdis van St. Felix en Regula te Zurioh werd, en Berta, die in 857 het klooster te Swarzach in levenslang bezit kreeg en ook nog in 869 vermeld wordt. Zoude eene dezer het helsche vuur verdiend hebben?

AANTEEKENINGEN,

Geslachten van Bueren, Oudheusden, Bruheze, Spierinck (xX111, bl. 75 enz). Ik heb den raad van Mo (Xx111, bl. 414) opgevolgd en met vriendelijke toestemming van den heer mr. H. A. Piepers de genealogische handschriften van v. Spaen bij den raad van adel geraadpleegd. Daaruit deel ik hier het volgende, mij tot nu toe onbekende, mede, omtrent de geslachten van v. Bueren, Oud- heusden, Spiering en Bruheze. Arnt v. Bueren te Bueren in 1460 x Nachteld de Haese van Gennep Hermansd., schout in de Nederbetuwe. Bun zoon, Joost, verdedigt in 1517, als kastelein van Medemblik, het slot tegen de Gelderschen ; schout van Culemburg in 1538 ; maarschalk van het Sticht in 1530, x Anna Culemburg, docht. v. Hubert en 4.Y . v. Turnhout. Bun zoon: Hubert x Jacoba v, Riemsdik, Johansd. Hun zoon, Johan x 1 Elìsab. de Cock v. Opijnen; (hare zuster Meid X Hendr. v. Bueren); 2 Elisab. de Coninck; 3 Johanna v. Avesaet. Hi heeft bg zijne tweede vrouw 7 kinderen: Hubert, in 1649 als medeerfgen. v. Jacob Hove v. Z$, heer v. Amelisweerd, sterft kinderloos. Hìeronymus. Frederik X N. Rovalesca, docht. v. C;aspard en Johanna Y. Valkendael. AANTEEKENINOEN. 307

Balthasar, volgt bg A. Jacob, kanun. v. St. Pieter in 1615. Elisabeth, geestelijke. Johanna x 1628 Jacob v. Z$l, heer v. Amelisweerd. Zg t kinderl. Johan v. B. had bi z&re 3de vrouw eene dochter Johanna x Johan de Cock v. Opijnen. A. Balthasar v. B. was verloofd aan Jacoba Paris v. Zuydoort, maar zij stierf voór het huwelik en .maakte Zuidoort aan Balthasar. Hg trouwde toen Beatrix de Wael v. Vronestein, bi wie hg had : Frederik Ignatius v. B. (voor een deel erfgenaam van Maria v. Winsen v. Hoencoop in 1669 weduwe v. Hendr. Pieck); x Charl. Jul. dc Huijter; hi j- 1706. Hunne kinderen waren : Balthasar v. B., geb. 1687 t 1710, na zijns vaders dood heer v Amelisweerd. Johan Freder. v. B.. geb. 1694 j- 1743; na zins broeders dood heer v. Amelisw., dat hg aan Jacob v. Deelen verkoopt. Petronella Johanna v. B. x Valerius Vitus v. Cammingha. .

Jan v. Oudheusden (had eenen broeder Godschalck, die in 1497 nog leefde) x N. v. Oversteeg, bi wie 2 kinders: j- 1497. 1. Johan 1498 heer v. Alblasserdam, x 1505 Maria Beuckelaers, docht. v. Thomas en ‘N. Bessoge vr. v. Alblasserdam; kinderen bg A. 2. Cornelia v. 0. H., x Eduard Numan, audientier v. aartshertog Philip. A. 1. Godschalk, heer v. Alblasserdam en 0. H. in 1533, x lda of Maria Hijver. 2. Mr. Johan, j- 1527. 3. Jan, beleend 1527 j- 1542, x Margar. Steenwegh, kind. bi B. 4. Anna x 1513 Johan de Bie, j- 1558. 5. Maria x 1513 Godefr: de Jeger, bij wien eene docht. Maria x Walth. Draeck. B. 1. Wouter, beleend met Oudh. 1548, x Cornelia Spierinck, kinderen b$ C. 2. Claes, bel. 1568, t 1576, x N. v. Eick v. Blaeshem (bij wie 2 zoons: Rogier bel. 1576, lR98 + 1623, en Jan, bel. 1598 j- 1619). 3. Jan x Lucia v. d. Berge (bij wie 3 kindr.: Jan, Margar. x Pieter Adriaansz., bel. 1598, en Johanna). 308 AANTEEKENTNQEN.

4. Floris x Sophia Buis (b$ wie 4 kindr.: 1. Jan, bel. 1598, wiens zoon Nicolaas bel. werd in 1658 en wiens kleinz. Jan bg zins vaders dood in 1622, 26 jaren oud was; 2. Margar. bel met Alblasserd. in 1643 ua doode van haar zuster Magd. en broed. Jan ; zi $ 1658; 3. Magdalena; 4. Maria). 5. Anna x Arnout Coebel, ontvanger generaal v. Holland in 1541 t 1569; zi is vr. v. Alblass. in 1564 en heeft eenen zoon Nicolaas die t 1585. 6 Maria x Sebastiaan v. Warendorp. Zi is wed. in 1598. C. Jan, bel. 1593. Gerhard, bel. 1625, t 1641, kind bg D. Godschalck. D. Maria bel. met Alblass. in 1644, x Pieter de Huiter.

Iwan v. Oudh. heeft 2 zoons: 1. Hack, koopt land te Aelborg in 1538. 2. Johan, commandeur v. Doesburg t 1541.

Anthong v. Oudh., beleend bg overgifte v. Aert Ywgnsz. Spiering 1441.

Hendrik, bel. bg dood z?jns vaders 1478.

Mr. Jan, bel. bij dood zins vaders 1508.

Hendrik, beleend 1528, x Anna Falquiers; ‘) hare moeder was eene Spiering; zij erft van haren oom, Frans Spiering v. Aelborg in 1577, wordt bel. in 1577, bij dood haars zoons Steven en sterft 1592. Zi hadden 4 kinders. .l. Jan, bel. 1557 bi dood z$s vaders. 2. Steven, bel. bg dood Z@IS broeders Jan in 1573. 3. Hendr. t 1787. 4. Catharina, x Anth. Berswordt; hi t 1612; zij 1616, begra- ven te Eindhoven. \ --

‘) Hendrik Y. Gent Willemsz. kreeg in 1541: o& den dood wn Jean Faulquier heer tot Commenailleu, het erfkamorlingschap Y. Gelre. Was deze een broeder y&n Anna Falq.? AANTEEKBNINGEIU'. 309

Jan v. Bruheze, drost en kastelein v. Gorkum, tr. Roberta de Bevere, (z’lj hertr. Mathijs v. d.-Poorten). Volgens v. Leeuwen, Bat. Bl., was hi kinderloos, maar hg schijnt toch eenen zoon gehad te hebben, Anthonie v. Bruh., drost van Gorkum 1539, die in 1552 deze kwartieran voerde: Bruheze, Noorden (zilv. leeuw op rood), Erpen (fasce et 3 pals), Boele; Bevere, Veen (3 leeuwen), Monnix, Spiering. N. v. Bruh. tr. N. v. Gemert (zw. met 3 zilv. pompebladeren); hun zoon Elendr v. Br. tr. Agnes de Beckere, docht. v. Hendr. en Agnes v. Berlaert. N. v. Bruh., tr. N. Carabeels (echiqueté d’arg. & de gu.), volgens andren N. Fick (blaauw met 3 pompebladen v. zilv.). Hun zoon Cornelis v. Br., heer v. ‘s Gravenmoer in 1479, -l- 1503, tr. Hilde- gonda v. Heerman v. Oestgeest, docht. v. Gerrit en Elisab. Spruit v. Kriekenbeek. Hunne kinderen z$n : 1. Jan v. Bruh., domheer te Utrecht. 2. Margriet., (tr. Jan deHuijter). Hunne kwartieren zin : Bruheze, v. Gent (zilveren rad op blaauw) ; Heerman, Spruijt v. Kriekenbeek. 3. Hendr. v. Br., heer v. ‘s Gravenmoer in 1503, t 1539; zijne kinderen zijn: Agatha, vr. v. ‘s Gravenmoer, -t- 1536, tr. Nicol. V. Assendelf 1555, (hun zoon Nicol. bel. 1663). 4 Anthonie v. Bruh., bel. in 1503 en 1505. 5 Otto v. Br., schout v. ter Heide, tr. Maria v. Diemen 1509, testeert 1530; z1J is docht. v. Johan en N. v. Selbach en is dood in 1534. Hun zoon, Frans v. Br. testeert 1535, tr. Elisab. v. d. Vorst, dr. v. Jan v. d. V., heer van Loon- beek en Johanna v. Thielt 1532. Hun zoon, Johan v. Br., geb. in 1527, na zijne grootmoeder met goederen iu Altena beleend in 1540, + in 1600 als aartsbisschop v. Utrecht. (Was Engelbert V* Bruheze, kanunnik ter Dom v. Utrecht 1572, zin broeder?) Zin broeder jhr. Robert v. Br., bg transport v. Joost v. d. Vorst, heer v. Vroonhove, met goederen in Altena beleend in 1610, is dood in 1618; kinderen: 1. Johan, bel. te Altena 1618, tr. Innes de Rugte ; 2 Willem, schout v. Antwerpen in 1618; Johanna, tr. Gijsbrecht Daniels v. Zutfen. De kinderen van Johan, zinde Lodewgk, Louize, Wilhelmina en Maria, gaan naar Lissabon en trouwen daar Portugezen in 1653. 310 AANTIEKEIiING'EN.

In dezen tgd leefden Pieter v. Br., getr. met Isabella de Haze, Michiel v. Br., burgem. v. Veere 1621’32, en Sophia v. Br. die in 1653 eene beurs te Leuven stichtte (zie Schuttjes, Gesch. v. h. bisdom ‘s Hertogenbosch). . Arnold v. Rareschot kreeg de heerl. van de Vijf hoeven na overl. en making v. Agatha v. Br. in 1634, zijne nicht, die daar aan gekomen was bij het overl. van haren vader, Anthonie (zie de leenreg. op ‘s rijks archief.

Hetgeen ik in den Navorscher, dl. XXXIII, bl. 39, mededeelde omtrent Johan v. Oudheusden v. Est en Donck, die zine on- waardige zoons onterfde ten behoeve zrjner dochter, zag ik beves- tigd door de volgende opgaven van v. Spaen: Nicol. v. 0. H. heer v. Donck, trouwde Ida de Rovere Hendriksd. Zij hadden eenen zoon, Johan, h. v. Est en Donck na zijns vaders dood in 1644, mondig in 1662, j- 1710; tr. Anna Cathar. Tengnagel, Alexandersd. en Geertruids V. Boetzelaer in 1681; zrj hadden 3 kinderen: 1. Nicolaas Alexander erft van zijne zuster en verkoopt de veer- stad van Zoelen in 1717, x Cath. de Heem. 2. Johan erft van zijne zuster. 3. Geertr. Maria x Arent Carel v. Hammerstein, beleend met de veerstad v. Zoelen in 1710, t 1717.

Van Spaen zegt, dat het bijna onmogelijk is, eene geregelde geslachtl$t v. Spiering uit de door hem verzamelde oorkonden en leenregisters op te maken. Dit is zeker de reden, waarom hij soms verschilt van de geneal. v. Spiering v. Aelborg, welke ik uit de leenreg. heb getracht op te stellen en in den Nav. Xx111, bl. 415 heb uitgegeven. Van Spaen geeft het volgende op: Jan Oogen had een zoon Jan 1382-84, x Hesnien (?), getocht 1384, en eene dochter Geertruid, x Dirk v. Wijck Arntsz..1429. Verders Jan Sp. v. Aelb. 1381, bel. ten behoeve zijns zoons in 1390, j- 1405, x Aleid in 1392. Hun zoon Jan bel. 1426, + 1429, x 1413 Agnes. - Claes Sp. bel. te Aelb. 1388, drost te Heusden, koopt 1393, verk. 1396, + 1399. Zijn broeder Jan Ooge, bel. tot 1413, x Lisb. v. Wgek Hugosd. Hun zoon Hugo, bel. te Heesbeen, x Aleid Sp. Arensd. 1431-36. AANTEEKENINGEN. 311

Hieruit zou dus blijken, dat Claes + 1399 van mine Igst niet een broeder, maar een zoon v. Jan zou zin, en dat Jan Sp. Jansz. op Cregenveldt niet tot eerste vrouw zou gehad hebben Aleid, maar dat deze getr. zou geweest zin met zinen vader Jan. Van Spaen geeft eene genealog. van een mi geheel onbekenden tak van Spiering, die met aanzienlijke hollandsche geslachten verwant was en die ik daarom hier mededeel, Wolter v. Eeusden. v. Spier. + 1216 x Anna v. d. Leek Hendriksd. Hun zoon N. Spier. -t 1236 x Margr. v. Arkel Arnoldsd. Hnn zoon Ant. Sp., ridder in 1269, x Magdal. v. Gennep Johansd. Hun zoon Frans t 1287, x N. Dikbier Johans gr. v. Megen docht,er. Run zoon Nicolaas voegt Z$I moeders wapen bij het zgne, is aan het hof v. kon. Willem gr. v. Hall., + 1316, x Elisab. van Egmond Gerhardsd. Hun zoon Floris t 1347, x 1. Maria de Flogen Johansd. 2. Elisab. v. d. Dussen Arnoldsd. Bi de eerste vr. heeft hg Nicolaas, Adriaan (j- 1370, x Margar. v. Heemskerk), Arnold, Sophia, Anna. Ook geeft v. Spaen op een Johan Sp. x 1. Cathar. vau Waaltijck, 2. Adriana v. Wijden; kinderen: 1. Nicol. (x 1407 Elisab. v. Becht), 2. Maria, 3. Cathrtr. ; verders nog eenen Ulaes Sp., schepen v. Zuilichem 1464, kind : Anthoni Sp. t 1502, x 1. Anna v. Flodorp 2. Margar. v. Erp Johansd. ff. A. SIX.

VEREENIGING VOOR NOORD-NEDERLANDS MUZIEKGESCHIEDENIS.

Van Dijk en Teniers. Op de blz. der DToevoegingen en Verbe- teringen” van het onlangs verschenen tweede Jaarboek onzer ver- eeniging, leest men onderaan : Van Dik, Troisième recueil d’ariettes arrangés pour le sixtre. Buiten dit recueil bezit ik nog het eerste, tweede en vierde. De titels zin: Premier recueil d’hriettes avec accompagnement, Menuets, M-arches, Allemandes, etc. Arrangés pour le Sixtre, ou Guitarre Angloise. Dedié à Monsienr Archibald Hope, par Mr. David Leon. van Dik, Mnitre de Musique pour la Vocale et la Guitarre d’ Amsterdam. Prix f3-10. A Amster- dam, chez L’Editeur sur le Heeren Gracht entre le Warmoes Gracht et la Drie Konings straat et chés J. Mol Marchand Libraire et 312 MUZIEKGIESCHIEDENIS.

d’Estampes dans le Raamsteeg. Pre. Mol Graveur de Musique. Breed 4”., 30 blz. zonder jaartal. De zangstukjes zin uit het laatst der voorgaande eeuw. Eet tweede recueil is insgelijks aan Hope opgedragen, maar te r koop Chés Pierre den Hengst, Libraire dans le Kalverstraat. Prix f 3- 10, zelfde formaat, 29 blz. Troisième recueil d’briettes, Arrangés pour le Sixtre ou Gui- tarre Angloise, dedié a Monsieur Jean Franpois Cellier, Docteur en Droit etc. Par Mr. D. L. van Dijk, A Amsterdam, chez l’Edi- teur D. L. van Dijk, sur le Regnliersgracht, entre le Heere et Keysersgracht. Prix f 3-10, ze!fde formaat, 29 blz. Quatrième Recueil. D’Ariettes, Menuets, Marche, Allemandes etc. aranges pour le Sixtre ou Guitarre Angloise. Dedie a Monsieur *** Par M. D. L. van Dyk. a Amsterdam Chez Arend Fokke, Librnire sur le Marché aux Fleurs. Prix f 3-10, 33 blz. Zou de oorzaak der opdragt dezer vierde verzameling aanmijn- heer drie sterretjes ook hierin gelegen zijn, dat er zich in het recueil een paar gezangen: Le Frelintin tin en La gnitarre Angloise be- vinden, die niet door zeer kiesche bewoordingen uitblinken, en zoo wat het gehalte zijn, als: I Het was een maec.ht in vruechden ryck, Si wilde leren bonghen ; en De vedele es van so zoeter aert; die onder de ns. XXXYIII en CXXl in de Oude Vlaemsche lie- deren te vinden zin.

In de naamlist van toonkunstenaars staat achter Teniers: (werken onbekend.) Ik kan de navolgende vermelden: 1“. 3 concerten voor viool. Amsterdam by Hummel. 2O. 3 Airs français, varies pour violon avec accomp. de Basse. La Haye, Hummel. 3O. Trois Sonates ponr I’Alto Obligato avec accomp. d’alto. Eamburg. Böhme. 4’. Ouverture, Jean de Paris, arrangée pour deux violons. J. C. BOERS. VRAGEN,

Lange maanden. Toen Villers in 1593 voor Ronaan lag om die stad voor Hendrik IV te helpen innemen, vroeg hë aan de 8taten van Utrecht, ter wier repartitie zin ltijgsvolk stond, om niet in lange maanden van 48 dagen, maar liever, even als de hollandsche vendels, iu korte maanden betaald te worden. Wat waren die lange maanden 3 0. A. SIX.

[De lange maanden waren, zoo als in de vraag gezegd wordt, - maanden van 48 dagen. De korte daarentegen, volgens welke in Holland de soldij betaald werd, van 42 dageti of zes weken. Zulke ulaanden, zoo als men ze rekende bij het betalen der sold$ aan het heer, heette daarom ook wel heeremaanden. (Zie Nsv. ‘VI, bl. 109, 31’7). Ln andere gevallen nam men de maand wel eens korter dan gewoonlijk. Te Amsterdam b. v. werd eene halve eeuw geleden - misschien is het nog wel zoo - b$ het verhuren van pakhuizen of pakhuiszolders de maand gerekend op vier weken. Had dus voor den soldaat het jaar acht à negen maanden, voor den eigenaar van pakhuizen had het er dertien.]

Anna Roemers Visscher en de dordreohtsche dichterschool. Ver- scheidene betrouwbare bronnen deelen mede, dat deze dichteres zich na haar huwelgk met den heer Dominicus Booth van Wezel te Dordrecht vestigde. Van Lennep komt in het zesde deel van Vondel terug op een in het tweede deel uitgesproken bewering, en bewgst uit goede bronnen, dat Anna na haar huwelijk in den Wieringerwaard woonde. Op welke gronden berust de andere al- gemeen aangenomen meening ; toch niet alleen op de omstandig- heid, dat er ‘Van Wesels te Dordrecht woonden ? In een onuitgegeven dichterlik dagboek van Margaretha Gode- wyck, de dordrechtsche dichteres, komen een paar verjaardichtjee voor op Maria van Wesel. Dat deze eene dochter van Anna 314 VRAQEN.

Roemers was, is niet waarschijnlgk: immers de geschiedenis weet slechts van twee zoons van Anna. Daarbij spreekt Margaretha elders, nl. in een albumvers voor het astamboek” van BSr. J. P. M.” van een BRoemers kind”, dat in de buurt van Amsterdam woonde : En wout ghg u vernoegen, Soo most ghi u gaen voegen, Al na de Amstel stroomen; Daer woont een Roemers kint, Van Pallas seer bemint, Uwt Clio voort ghekomen. Dit stukje werd waarschgnlgk in 1643 a 1644 geschreven. A. C. LOFFELT.

Leonardus Qouwerack, een utrechtsch liederdiohter. Nergetis vind 5k iets vermeld van dien dichter, noch van zijn 12O oblong lieder- boekje, getiteld : Ernto; omhelst van versche@ Mhne-Deuntjens, Sangh-rympjens ende Nieu-quelige Veewjens. Op geofert aen de Vtrechtsche Nimphjens. Utrecht, gedruckt b,q Lambert Roeck, Boeck- drucker inde Lange-Nieustraet, 1646. 12’ oblong, 257 blz. met portret en prentjes. Het portret stelt voor het gelauwerde hoofd van den dichter, omgeven door een lauwerkrans. Daarbuiten staat: sanno 1646, Etatis sue 22 Leonardus Gouwerack.” Tegenover den titel een gedicht op de stad Utrecht. Na de opdracht w Aen de Utrechtsche soete Juffrouwen” volgen eenige lofverzen op den dichter, hem toegezongen door utrechtsche dames: Goudina van Woerdt, Joffr. A. M., Margrieta Elisabeth van W. Ook bezingen de heeren Pet. Pesser van Velsen, J. Leyendecker, Symon de Vries, Johannis Blicyn, Gysbertus Benningh en G. D. Visscher, (Gestadigh in hoop) zlJn roem. Gaarne zou ik iets omtrent den dichter en zlJn werk vernemen. Berust het boekje in eene of andere openbare of bëzondere bibliotheek? In geen der catalogi van be- kende verzamelingen van liederboekjes vind ik het vermeld. A. C. LOFFELT.

Huis Savoye-Carignan. In de beide uitgaven van de bl. 304 aan- gehaalde List van vorsten en regenten enz., wordt Karel Albert V, VRAUEN. 315 koning van Sardinië 1831--1839, een zoon genoemd van koning Victor Emanuel 1. Dewil aan de juistheid dezer opgave wordt getwgfeld, vraagt men, of genoemde Karel Albert, met wien het huis Savoye-Carignan op den troon kwam, niet een aohterklein- zoon was van Victor Amadeus, T 1741, kleinzoon van Thomas van Savoye, stamvader van de linie Savoye-Carignan? B.

Qeslacht van Bieuwenhoven. Wie waren de ou(iers en vooron- ders van Cornelia van Nieuwenhoven, ontslapen tot Leyden den 18 november 16692 Zie begrafenispenning, beschreven in Nav. VI, bl. 260.

Qeslacht Qhaas& David Hendrik baron Chassé, in leven generaal der infanterie, commandant van de citadel van Antwerpen. Wie waren zijne ouders en voorouders?

Qeslacht Boon van Ostade. Wie waren de ouders van Jacob Boon v. Ostade, burgemeester van Gouda in de Ze helft der vorige eeuw? Welke wapens werden door hen gevoerd? 8.

Qeslacht Qromme. Gaarne zoude men opgave ontvangen van het wapen, gevoerd door het geslacht Grommé. 8.

ANTWOORDEN,

Qardes d’ honneur. (Vgl. XXII, bl. 117 ; Xx111, bl. 59.) Eet BDagblad van ‘t departement der monden van de Maas” d.d. Vridag 18 jun$ 1813, bevat 96 namen van de gardes d’ honneur uit dat departement. Den 18 jung 1863 is door nu w$en den heer M. A. F. H. Hoffman, lid der Tweede Kamer, aan de toen nog in leven zinde gardes uit genoemd departement een diner aangeboden, waaraan ruim een twintigtal deelnam, terwil een gelik getal, nog in leven, afwezig was. Ter herinnering aan die bijeenkomst is eenigen tgd 31.6 ANTWOORDEN. later een zilveren penning gezonden door nu wijlen den heer HoogendUk van Dompselaer, overleden te Tiel 1873 (of 1874). Op de eene zgde van die medaille staat het nederl. wapen, op de andere zede de namen der toen nog in leven z&nle gardes uit genoemd departement, met opgave wie op die bijeenkomst tegen- woordig waren. De voornaamste bijzonderheden schijnen verzameld te zijn door voornoemden heer Hoffman, wiens eenige dochter gehuwd is met den baron van Wassenaer Catwijck. Voorts zijn vele bijzonder- heden (aanteekeningen enz.) verzameld door den heer Suermondt te Utrecht. Een exemplaar van voornoemd dagblad en van den penning berusten met eenige meerdere bijzonderheden bij den heer A. van Driel, burgemeester te Puttershoek. Voorts bezat de heer D. W. L. van Mierop, overleden te Rotterdam 22 februarij 1872, een exemplaar van dat dagblad, waarop steeds door hem de namen der overledenen werden aangeteekend. Ik vermoed, dat dit exem- plaar nog wel door zijne zoons zal bewaard zijn. In Zeeland behoorde tot de gardes cl’ honneur wijlen mr. Becius, wiens eenige dochter is de weduwe van Teylingen. In Drenthe behoorde tot de gardes d’ honneur jhr. P. van der WUck van de Klenke (thans wonende te Zwolle) die in dienst was voor zinen broeder nu wijlen jhr. mr. Hendrik van der Wijck. De gardes d’ honneur waren niet alleen uit Nederland, maar ook uit andere landen. Uit Oostenrijk was, o. a. als garde de tegenwoordige paus Pius.

G)raven, markgraven, baronnen. (XXIV, bl. 241). Zeker duiden deze namen verschillende rangen of althans betrekkingen aan. Een baron (‘t middeneenwsche buro) staat gelijk met het duitsche Freiherr, onafhankelijk heer. Graaf, oorspronkelijk een betrekkin,, werd later een adelliJke titel met grondeigendom verbonden ; marl%- graaf was de naam van den graaf, in een of ander mark- of grens- district werkzaam. In Italië namen echter de graven die eigenaars en heeren van hun graafschap werden, sedert de lle eeuw reeds algemeen den naam markgraaf (‘t fr. m ar yuis) aan, om zich van de kerkelijke lee-raven te onderscheiden. v. VL. ANTWOORDEN. 317

Spotverzen op Bentley. (XXW, bl. 171). Onlangs zag ik in het fraaie werk, The Gallery of portraits, Londen 1333, eene levens- beschrgving met afbeelding van Bentley, waarin opgegeven wordt, dat niettegenstaande hij Horatius zeer besnoeide (even als later onze Peerlkamp ook deed) zlJne editie ‘zeer veel goeds bevatte. Verder wordt vermeld, dat Bin his private character he was what Johnson likes a good hater; there was much arrogante and no little obstinacy in his comportation, but he had many high and amiable qualities.” H1J schreef een stuk om zich te verdedigen tegen de beschuldiging van slechte administratie van zlJn collegie; nadat deze zaak jaren lang hangende was gebleven, werd hU eindelik geheel vri gesproken. 0. A. SIX.

Lied. Ach mein lieber Augustiu. (vgl. XXIII, bl. 296). M1J is door een musicus verzekerd, dat de componist van dit lied ZOU zijn C. Claudiusz, schoonvader van Kar1 Wilhelm, den componist van >Die Wacht am Rhein”, die 26 aug. 1873 in het thuringsche stadje Smalkalden overleden is. Wolfaartsd$%. J. VAN DER BAAN.

Woorden met het achtervoegsel baar. (XXlV, bl. 303). De vraag van Famulus betreft alleen die woorden, waarin baar achter den stam van een werkwoord gevoegd is. Ik zal mi dus, zoo veel mogelijk, daartoe bepalen. Er bestaat over dit achtervoegsel en de woorden daarmede verwant eene uitvoerige en degelike ver- handeling van te Winkel, die de vrager zeker met belangstelling zal lezen. !Zq wordt gevonden in de Jagers Archief, dl. 11 bl. 137-168. Ik zou dus kunnen volstaan hem daarheen te vertijzen, indien te Winkels betoog mij in allen deele voldeed. Doch dat is het geval niet en juist vooral ten opzigte van de woorden waar Famulus naar vraagt, ben ik het niet met hem eens. Bilderdijk dacht er heel anders over. Ha zegt o. a. in. z+e Aanmerkingen op Huydecopers Proeve, bl. 156, ,De uitgang bau~ is zoo wel van active als passive kracht, en daar is geen grond, als wij twee of meer uitdrukkingen voor een zelfde denkbeeld hebben, één van die te verwerpen, als ware zi te veel. Dit ver- armen van de taal heeft te veel plaats gevonden en ‘t is t$d, het 318 AN’M OORDEN. te stuiten. Eetbaar is niets anders dan het sten dragende, d. i. er onderhevig nan z1Jnde. Zoo is vergangbaar, het aergaan onder- hevig zinde ; want gang is niet anders dan het gaan. Even xoo is ook verwelkbaar, het verwelk (d. i. de verwelking) onderhevig tinde.” Wi weten, dat Bilderdgk ook niet schroomde, allerlei woorden op baar van verba afgeleid, in active zoo wel als in pas- sive beteekenis te bezigen. Hg is daarin eenigen tid lang nog al nagevolgd. Nu geloof ik, is men vru algemeen overtuigd, dat hij in dit opzigt geene navolging verdient. Zen gevoelen is ook niet houdbaar. Eerst in betrekkelijk laten tid vinden wi adjectiva op baar van transitiva afgeleid met active beteekenis. Het, zou ook zeer vreemd en aan de verstaanbaarheid van onze taal niet bevorderlik ztin, indien een geheele reeks van tioorden twee zulke geheel uit elkander loopende beteekenissen had, indien b. v. een beweegbaar rad een rad kon beteekenen dat bewogen kan worden, of een dat iets anders in beweging kan brengen, of in- dien eene eetbare koe niet alleen eene koe was, malsch en vet die een smakelgk vleesch zal opleveren, maar ook eene koe die goeden eetlust heeft. Lulofs dacht er zoo niet over. >Men niet”, zegt hij, Gronden der nederl. woordafleidkunde, bl. 117, Bdat achter een werkwoord, zoo als eetbaar, hoorbaar van ik eet, ik hoop, baar meer een lijdend of passief begrip, soms ook met een moeten, zÓo als in stmfbaar, gepaard, aanduidt. Zelden komt het deswege achter onzadige werkwoorden (verba neutra) voor, wil deze geen passief hebben. Slechts vloeibaar en een enkel soortgelijk woord maken hierop eene uitzonderin& ZOO zelfs vloei hier niet voor eene veranderde uitspraak van vloed, en dus niet voor het werkwoord ik vloei, maar voor het substantief vloed te houden zij, zoodat vloeibaar deor vloedbaar moet uitgelegd worden.” Dat enkele andere woord echter noemt hij niet. Te Winkel leidt het achtervoegsel baar van het oude beren af en kent aan dit werkwoord zesderlei beteekenis toe. Nadat, hi er vier van heeft opgenoemd zegt, hij : >De volgeude beteekenis van baTen, die van het dragen van moeielzjkheden en bezwaren, het Zijden van eenen van buiten komenden invloed, heeft, ook het compositum gsberen, dat ik slechts eenmaal asngetroffen heb, nameltik in het ANTWOORDEN. $19

gedicht V. d. Lev. o. Her. vers 3122; aldaar zegt de verstokte moordenaar tot Jezus : ,Du gebeeps al, oft ware dan wille” Gi verdraagt alles, als of het uw wil ware” Maar vooral openbaart deze beteekenis zich in het bgvoegelgke naamwoord baar, dat, achter àen st,am van transitieve werkwoor- den gevoegd, de mogelijleheid van te 12jden uitdrukt. Zoo noemt men eetbaar, hoorbaar, hetgeen gegeten, gehoord kan worden, het- geen 1 geschikt is om de werking van eten en hooren te beren, te dragen. Deze woorden geven derhalve de geschiktheid om iets te doen, (het dmgen n,amelgk), te kennen.” Al komt het mij voor, dat te Winkel de door hem aangehaalde plaats niet goed verklaard heeft - want geberen beteekent daar, meen ik, zich aanstellen, zich houden, zich gedragen - beren had de door hem opgegevene beteekenis, zoo niet in onze taal, dan in oude duitsche talen en dit zou hier voldoende zin, indien wi voor het overige met des schrijvers betoog vrede konden hebben. Maar ook onder de andere vgf beteekenissen van beren, die hij opgeeft, vindt hg er geene, die toelaat het woord baar achter den stam van intransitiva te voegen. Toch is hrJ wel genoodzaakt eene enkele uitzondering toe te geven. »De werkwoorden achter wier stam baar gevoegd wordt,” zegt hi, >zën in den regel alle transitief, omdat het bijv. naamw. te kennen geeft, dat de per- soon of het ding, waarvan het geprediceerd wordt, eene werking verduren kan, die door iets anders op hem wordt uitgeoefend. - Doch @den wordt, inzonderheid in de noordelgke gewesten van ons land, ook wel gebruikt om toe 1 at en in hèt algemeen, ook van iets, dat ons niet direct treft, uit te drukken. Men zal daar b. v. tot een kind zeggen: Bgg moogt dat niet doen, uw vader wil het niet @den.” Ten gevolge eener zoodanige uitbreiding van beteekenis is het woord rekbaar, van weg en weder gesproken, onberispelik ; pe%sbaar weder en een reisbare weg zin weder en een weg, die het reizen t oel at,en. (Huydecoper, Proeve, 111. 273). De -werking van reizen wordt dan natuurlik niet verricht door het ding, waaraan de reisbaarheid toegeschreven wordt, maar door iets, dat van den weg en het weder verschillend is. Om deze reden kan ik vrede hebben met Bilderdiks blijfare haven, 320 ANTWOORDEN.

d. i. eene hayen, die het blijven toelaaf. Onverklaarbaar zijn daar- entegen verdorbaar, onverwelkbaar en soortgelijke, vermits hier noch het veroorzaken, noch het toelaten, noch het verduren eener werking aangeduid wordt. Deze en dergelijke woorden zin daarom ontegenzeggelijk af te keuren.” M1J dunkt, menig lezer, die taalgevoel heeft, zal bij het lezen dezer woorden zijne brilleglazen afvegen en nog eens zien of te Winkel inderdaad zegt, dat eene haven die het blijven toelaat, eene blijfbars haven mag genoemd worden. Is het zoo, dan ver- biedt ons niets van eene zitbars stoel, eéne baadbare beek, een speelbaar schoolplein, een wandelbaar bosch enz. enz. te spreken. Zin wij hierdoor wakker gemaakt, dan zien wi dat reisbaar, het andere woord waar hier over gesproken wordt, maar half verklaard is. Want te Winkel spreekt hier wel van reisbaar weder en eenen reisbaren weg, maar niet van eenen reisbaren man. Waarschijnlijk zweeg hij van de laatste uitdrukking omdat hij haar afkeurde, even als Huydecoper, dien hij er bij aanhaalt; maar hij had toch niet moeten vergeten, dat zij niet alleen bij Vondel en zijne tijd- genooten voorkomt, maar ook in Friesland tot de volkstaal behoort en daarin zeker niet uit de schrijftaal is overgenomen. Wat te Winkel van het spoor heeft gebragt, is, naar mijn ge- , voelen, dit, dat hg verzuimd heeft zich behoorlijk rekenschap te geven van den aard van dit baar, eh zijne geschiedenis na te sporen. H1J noemt het t. 1. a. pl. een bijv. naamwoord. Dit kan het niet zgn. Het wordt gevoegd achter zelfst. naamwoorden, bijv. naam- woorden,. en stammen van werkwoorden. LMaar in schijnbaar, vrucht- baar enz. staat, volgens te Winkels verklaring, het eerste der woorden tot baar in de betrekking van den accusativus. Alle dergelgke woorden evenwel, voor zoo verre zij niet te verklaren ztin door alb, b. v. grasgroen, kurkdroog, moeten verklaard worden door den genitivus, den dativus, of eene praepositie. Eerwaardig en doodschuldig ztin der eere waardig en des doods schuldig, vriendhoud (nu veelal verbasterd tot vriendhoudend) en godegeZ$ik, den vriende houd en Gode gelik, reisvaardig vaardig ter reize, slaapdronken en schaamrood dronken door slaap en rood door schame (wti zeggen nu schaamte), gasfvrg en Zongziek vrij, (edel, mild) ten opzigte van gasten en ziek wat de longen betreft. Doch ANTIOOFtDEN. 321 woorden van deze xoort die door den accusativus verklaard moeten worden, ken ik niet. - Van eigenlzjke zamenstelling van bgv. naamw. met biijv. naamw. ken ik in onze taal geen enkel voor- beeld. - De zamenstellingen van werkwoorden met biv. naam- woorden zin niet zeer vele in getal, en ook onder deze is er geene, die de verklaring door eenen accusativus toelaat. De stam van een werkwoord kan baar evenmin zijn. Wel heb- ben wij in zamenstelling stammen van werkwoorden achter ze@%. naamwoorden, b. v. in ooievaar, helleveeg, maar achter bijv. naam- woorden ken ik ze niet en achter stammen van werkwoorden zin zi onmogeljjk. Voor een zelfstandig naamwoord wordt baar, zoo ver ik weet, door niemand gehouden. Wat is het dan? De geschiedenis der taal moet ons hier licht geven. Als wij de woorden op baar overzien, die in het Oudhoog- duitsch, -voor zoo verre wi dat kennen, voorkomen (Graff Sprachsch. ID. 128) dan merken mjj op : 10. Dat in al die woorden. behalve in oj’anbari, frambari en suntarbari (openbaar, voorbaar el1 zonclerbaar), woorden die wi hier voorbij kunnen gaan, baar steeds gevoegd wordt achter een zelf&. naamwoord. Zij kunnen althans alle ongedwongen op deze wijze worden verklaard. 2”. Sommige van, die woorden gaan uit op bh, andere op bhíg. Ik meen daaruit te mogen opmaken: 1”. Dat baar in het eerst wel achter zelfst. naamwoorden, maar niet achter stammen van werkwoorden gevoegd werd. 2’. Dat b&ig de oudste vorm van het achtervoegsel is geweest. Het heeft nog lang stand gehouden. Si onze oude schrëvers vinden wij dien ouderen vorm nog nu en dan, b. v. Gesta Rom. cap. 177, PEnde den onuruchtbarigen boom dede hy weder vruchten brengen”, en zelfs Eiliaan geeft~ nog wichthaerig = ponderosus op. Ik houd dezen vorm voor den oudsten, omdat wi hem nevens baar in den oudsten tijd vinden, en hjj eene goede verklaring toelaat, terw$ baar onverklaarbaar is. De woorden op harig behooren dan tot die welke afgeleid zijn niet van een zamengesteld woord, maar van twee bjj elkander behoorende, het eene door het andere be- paalde woorden. Even als b. v. als waterdrager en- linnenwever af- 322 ANTWOORDEN.

leidingen zijn van water dragen en linnen weven, ooo zijn schijnbatig en vruchtbatig dit van schijn buren en vrucht baren. De lange a, die het achtervoegsel in het Oudhoogd. heeft, bewast dat wi hier niet aan het sterke werkw. beren, maar aan het zwakke, daarvan afgeleide baren, met lange a, te denken hebben. De beteekenis is duidelijk: baren is dragen (vgl. baar, met lange a, werktuig om te dragen) : schijnbaar is dus wat schijn draagt, schgn heeft,’ vruchtbaar wat vrucht draagt, vrucht kan ,geven enz. Dit barig, wi hebben het gezien, werd reeds vroeg afgekort tot baar. Hebben in eenen tgd toen alle schrijvers Latijn kenden, deze er het voorbeeld van gegeven, om zoo doende het achtervoegsel aan het lat$sche -fer en -ger, die geheel dezelfde beteekenis heb- ben, meer gelik te maken 3 Of behaagden die woordvormen aan het volk niet? Opmerking verdient het, dat de woorden van deze soort, die wij nog b$ Kiliaan vinden, of buiten gebruik geraakt Z@I, als bondbrekig, eedbrekig, dingvluchtig, landruimig, of door andere, voor een deel minder goede woordvormen vervangen zin, als dagschuw@, mensc?henschuwig, huishoudig, veelzeggig, kwaadsprekig, waarvoor men nu dagschuw, menschenscAuw, huishoudelijlc, veelzeg- gend, kwaadsprekend zegt. ( Wordt vervolgd.) - P. LEENDERTZ WZ.

Spreekwijze: garen uithalen, (XVIII, bl. 113 ; herh. XXIV, Omsl. no. 19). Naar ‘t mi voorkomt, hebben de samenstellers van het Woordenboek bg hun bilderdgkiaansche verklaring dezer uitdruk- king, alleen Bilderdik zelf en zan gedachteloozen naschrijver Har- rebomée gevolgd. Anders zouden zij, die zoo kwistig met hun aanhalingen zin, zeer zeker een plaats hebben weten aan te halen, waar die voorkwam. Buitendien is het geheel volgens den stelre- gel van den hoofdredacteur, die, bij gelegenheid der steenplaatsing in Den Haag, met ronde woorden verklaard heeft, dat er in al de uit de lucht gegrepen, averechtsche woordverklaringen van Bilderdijk een schat van wijsheid stak. Zeer zeker ziju ze intusschen nu verplicht, bij de eerst,e gelegenheid de beste, den grond voor hun beweren aan te geven. De zoo eenvoudige en alles ophelderende verklaring van Hoofts woorden door Leendertz laat niets te wenschen over, en stelt Bilderdijks misvatting in ‘t volle licht. v. VL. SohsWh. (XXIV, bl. 165). Zou de door Bosscha aangehaalde spreekwis niet een verwarring met apatandi ~1Jn?’ Het ziet er spaansch uit, is althans een vri gebrnikelgke uitdrukking. Laurillard heeft, dunkt mi. in elk geval volkomen gelUk, wat ziae opvatting en verklaring betreft. v. VL.

Qeslacht van Beverwaerde. (Vgl. XXIV, bl. 86, 159 en 175). Dit geslacht voerde : zilver met een halven rooden leeuw gekroond van goud. na het huwelijk van Lucas met B. met Elisabeth van Persin hebben z;-J dit wapen gecombineerd gevoerd met dat van Per@, Maastricht. A. 8. VOBSTERIt#N ViA8 OIJEN.

Qeslacht Menrs. (Vgl. XXIV, bl. 208). Jan Meurs is geboren te Groningen, - volgens Romein, IIerv. pred. in Drenthe, bl,, 203. Wolfaartsdijk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht v. Everdingen., (XXIV, bl, 2534. Wrecht (Elubrecht) v. Everdingen en diens zoon Wrecht bleven in 1285 aan Floris V, graaf v. Holland enz., borg voor het goed gedrag van. Willem v. Amstel, proost v. St Jan t,e Utrecht, van Gisbrecht en van Arnoud v. -Amstel. Graaf Floris V. en de bisschop van Utrecht waren in 1287 borgen voor Wrecht v. E. en diens zoon Hubrecht. In het verdrag tusschen Floris, graaf v. Holland enz. en Jan bisschop van Utrecht 1294, was Hubrecht v. E., ridder, een der borgen van graaf Floris. Den 12 act. 1304 verdronken in de Lek bi Beusichem Jan en Wessel v. E.. Hubrecht v. E.. droeg aan Hubrecht Schenk, heer v. Culemborg, de heerlgkheid Z1Jderveld op. De opdragtbrief is gezegeld door hem en zinen broeder Diderik Splinter v. E. in 1332. Giselbert v. E., domdeken te Utrecht 1330, proost v. Elst 1337, $ 28 mei 134. . Behalve de vermelde leden van het geslacht v. Everdingen, hetwelk voerde geschuinbalkt van goud en sabel van zeven stukken, heb ik nog de volgende personen van dien naam vermeld gevonden, van wier verwant- schap met het opgenoemde geslacht mi echter niets is gebleken, tw: Cornelis Louszn. v. E., geb. te Utrecht, kapitein van de Watergeuzen ; Jan v. E., secretaris van de stad Alkmaar; Cesar 324 AITTWOQRDEN. v. E., zoon des vorigen, geb. te Alkmaar 1606, t 1679, schilder; Allard v. E., broeder des vorigen, geb. te Alkmaar, j- 1675, schilder, nalatende drie zonen, alle schilders en Jan v. E. broe- der des vorigen, procureur, welke laatste de schilderkunst slechts tot uitspanning beoefende. H. C. VAN BAKKENES.

Qeslacht van Everdingen. Mogt de heer A. 8. Vorsterman van Oijen of iemand anders genegen zijn. het geslachtregister enz., van v. Everdingen over te nemen, dan ztin daarvoor inlichtingen te bekomen bg den ondergeteekenden, wiens adres bij de redactie van dit tgdschrift bekend is. LABORANTER.

Wapen van het geslacht Dedel. (XXIV, bl. 255). Den inzender van het antwoord op mijne vraag betreffende het wapen van mr. Joost Dedel dankzeggende, acht ik het, met het oog op zgne opmerking, dat door hem nooit verschillende wapens van dat ge- slacht zaJn aangetroffen, niet ondienstig hem mede te deelen, dat S. v. Leeuwen (Bat. 111. pa 1025 en 1026) behalve van het opge- gevene wapen met de drie leliën, nog van een ander door leden van het geslacht Dedel gevoerd wapen, met drie weerhaken, mel- ding maakt, welk laatstvermelde wapen zou zin gevoerd door Jan Dedel Tgmanszn. en diens nakomelingen. Genoemde Jan Dedel Timanszn., overgrootvader in mannelgke linie van paus Adriaan VI, was een broeder van Lambert Dedel Timanszn., die, even als zijn vader, drie leliën voerende, volgens den aange- haalden schrgver p. 1183, de stamvader was van den te ‘s Gravenhage gewoond hebbenden tak van ztin geslacht. ,’ B. VRAGEN,

Bederlandsoh krijgswezen. Merkwaardig is de reden, waarom prins Maurits, toen Mendoza Bommel belegerde, mede weigerde dien veldheer slag te leveren, namelijk dat het grootste deel ziner troe- pen uit Nederlanders bestond en dus eene nederlaag droefheid en rouw in vele buisgezinnen brengen zoude. Wie kan eene list opgeven der regimenten, toen onder zin bevel? Mi dunkt dit feit, bU van Meteren geboekt, is merkwaardig : vooral omdat door velen beweerd wordt, dat de Nederlanders wei- nig soldaten geleverd hebben in den spaanschen oorlog, maar meest door hulp van vreemden den vgand hebben weerstaan. OORNELIUS LIKA.

Qeschiede& der Zwitsers in nederlandschen dienst. Zonde iemand in staat zin eene list te geven der zwitsersche regimenten in nederlandschen dienst, sedert het begin der statenregering tot op de afdanking der laatste onder koning Willem l? COBNNLIUS LIKA.

Arohief van het leenhof van Brabant. Het leenhof van Brabant resideerde na den munsterechen vrede te ‘s Gravenhage. Waar is het archief van dat leenhaf gebleven ? Het moet belangrike be- scheiden bevatten betreffende de geschiedenis van Noordbrabant. A. J. C. KRJ!DdEP.

Roede vaan, Ik herinner rn$ ergens gelezen te hebben, dat de Friezen eene pheilige vaan” hadden, die rood van kleur was en te -Staveren bewaard werd. Is er soms ook eene legende aan die vlag verbonden P Waar is 4 gebleven ? Weet iemand er meer van ‘2 A. J. C. KREMER.

Joh. Anspach. In het bezit zinde van een portretje, niet on- verdienstelUk in het jaar 1804 geschilderd door Joh. Anspach, 326 VRAUEN.

wensch ik te weten, of er 1evensbUzonderheden van dien schil- i der bekend zin. BïI'. J. 1. VAN DOORNIIWK.

[BHoewel een Duitscher van geboorte, heeft hij echter zijnen meesten tid in de Nederlanden doorgebragt, en van stad tot stad zich tidelik gevestigd tot het vervaardigen van portretten, in crayon of pastel, die goed gelikend en zeer gewild waren in die dagen, toen deze kunst zeer schaarsch. en, over het algemeen, op geen hoog standpunt geplaatst was.” Kramm, Levens en Werken der hall. en vl. kunstschilders, enz., bl. 19.1

Van Eussen. Is deze schilder een onzer groote meesters? .Ik heb een bloemstuk van hem gezien, dat zeer schoon was. Waar kan men bijzonderheden aangaande van Eussen vinden? CORNEIJUS LIXA.

Dubbelzinnige uitdrukking. Als ik zeg: BVerscheidene lieden ga- ven bgdragen, de rgken niet het minst”, ligt er dan niet tweeërlei zin in het laatste lid, of der rgken mildheid, ,of hunne karigheid te kennen gevende? Up iets dergelgks stuit men menigmaal, vooral in de dagbladen. Moet er ook door bgvoeging eener e onderscheid gemaakt wor- den, of is andere woordvoeging een vereischte ? FAMULUS.

[Famulus vergist zich hier. Er is in de door hem opgegevene uitdrukking geene dubbelzinnigheid. Ik zie althans niet, dat zi op meer dan ééne wize kan verklaard worden. Wanneer bi een biv. naamwoord een bepalend lidwoord gevoegd wordt, heeft het zwakke declinatie. Bëgevolg kan minst hier geen bijv. naamwoord zin. Het is een bgwoord. Wel schint het daarvoor staande lid- woord dit’ tegen te spreken. Maar dit is toch slechts schgn.. De bgwoorden, die den vorm en de kracht van den superlativus heb- ben, hadden oudtgds geen lidwoord bg zich. Men zeide b. v., die langst eet lan’gst leeft, wie eerst komt eerst maalt. Later heeft men er veeltids een lidwoord aan toegevoegd. Nu doet men het .VRAGEN. 327 doorgaans en zegt b. v. hjj schreeuwt het hardst, hg loopt het snelst, hij komt het eerst. Maar dit lidwoord is een voorvoegsel zonder eenige beteekenis. Misschien hebben wi het aan het Fransch te danken. Niet het minst kan dus geene bepaling zlJn van het zelf&. naamw. bzj’dragen, omdat het een biwoord is. Het kan ook geene bepaling zin van gaven: dit zou mogelijk zjjn, indien er stond het mildst, Jtit karigst, of iets dergelëks; maar het minst eou bij gaven alleen kunnen beteekenen de minste malen, en het is ,dui- delijk, dat hieraan niet gedacht wordt. Niet het minst moet dus, er bl+ niets anders over, eene bspa- ling zjjn van den geheelen zin en vooral, inzonderheid beteekenen. Bivoeging van eene e, 200 als Famulus voorstelt, zou niet al- leen de beteekenis veranderen, maar zou ook den zin bederven, want dan zouden wij inderdaad eene dubbelzinnige uitdrukking bekomen. Zeggen we: varschea’dene lieden gave18 @dragen, de r#ke niet het minste, dan kan het biwoord niet eene bepaling zin van het bjjv. naamw. het minste, maar het kan ook bepaling zjjn van het werkwoord gaven. Wij weten dan niet, of onze berigtgever zeg- gen wil: wat de rijke gaven was niet het minste, z1J gaven meer dan de meeste of dan alle andere, of de Gjke gaven niet, z$ ga- ven zelfs het minste niet. Zulke zinnen zijn slecht, omdat zi niet voldoen aan het eerste vereischte van eenen goeden zin, namelik duidelgkheid. Om verstaanbaar te zijn, zouden wa ons anders moeten uitdrukken, en b. v. in het eene geval zeggen: verscheidene Gede?& gaven bijdragen en de rgke niet de kleinste; in het andere geval : verschddene lieden gaven bzjdragen, maar de mjke niet het allerminste.1

1 wil pledge your grace up the Dntoh, lees ik in The Tempest ed. John Dryden. Londen, 1710, scene 11 0). Wat beteekent dat: Biemand op zijn hollandsch huldigen?” ‘t Wordt blijkbaar ironice gezegd. CCRNELIUS LIXA.

Eigennamen beginnende of eindigende met wijn. Wzlligt zal dit listje aangevuld kunnen worden. Voorheen werd aan den win- bouw ook in ons land gedaan. Vandaar welligt dat vele eigen- I f 328 VBAOEN.

namen ontleend zijn aan w@. (Zie Publications de la société d’ his- toire et d’ archeologie du Limbourg. t. 111 (1866) p, 380. Over den wi&bouw in Nederlandsch en Belgisch Limburg gedurende vroegere eeuwen.) de Win. W&mchenk. W&rand. Winstok. Wijnandts. W+stoks. Winants. W@stroom. Wijnberg. W$souw. Wijnbergen. Winrok. Wijnbrands. Wijnveld. Wijndels. W&rveldt. Wijndorp. Wijnvelt. Wgngaerden. W&tjens, Wijngaard. Alew@. Wijngaerts. Dellew&r. Wijnen. Dillewijn. Wijnhoven. Ever+@. Winkoop. Halewijn. Winman. Salewijn. Winmalen. Sollew&. Maastricht. A. A. VORSTEiRMAN VAN OIJEN.

[Het is mogelgk, dat deze list voor uitbreiding vatbaar is. Blaar aan de andere zgde is het zeker, dat, zal zi iets bewgzen voor den vroegeren winbouw in ons vaderland, zi aanmerkelijk zal moeten worden ingekort. In de eerste plaats is de vraag, zin er ook hoog- of neder- duitsche namen onder? Gedurende de laatste eeuwen hebben zich vele Duitschers in ons land neergezet, en in den tid, toen men op de spelling van den naam niet veel acht gaf, hebben de namen van sommige hunner eenen nederlandschen vorm aangenomen. Voorts zlJn er onder de gemelde namen waarin werkelijk het woord wijn voorkomt, sommige die even goed kunnen ontstaan z&r in eene streek, waar men geenen w;jn bouwde. Wzjnschonk, b. v. - indien dit inderdaad een naam van nederlandschen oor- sprong is, waaraan ik twëfel - beteekent den man, die wijih VBAQEH. 329 sde&, den herbergier, en zulke vindt men overal. W@man is de man die zich met win bezig houdt: dit kan de winbouwer, maar ook de wgnkooper tijn. Wijnkoap is misschien oorspronke- lijk een spot,naam. Den winkoop noemt men in Noordholland, misschien ook elders, het gelag, dat na eene publieke verkooping ten koste der koopers gehouden wordt - een oud misbruik, dat al lang behoorde opgeruimd te zin, en dat de reeds zeer zware kosten der verkooping nog zwaarder maakt. Misschien is de naam Wz@koop het eerst door iemand gedragen, die zich bi gelege& heid of naar aanleiding van zulk eene partij wat vreemd had ge- dragen. WCjnrok zal wel tot dezelfde soort van namen behooren. Er is meer dan eene plaats is ons land, die Wgngaarden heet. Vandaar, geloof ik, dat de familienamen Wingaarden en van Wijngaarden afkomstig zgn. Eindelik ztin er onder de opgegevene namen eenige, waarin het woord w&a (vinum) niet voorkomt. In de laatste lettergreep van Alewtjn, Halew@a en Everw@ is de ij ontstaat uit korte i: het is eigenlik w&n, en win aan het einde van deze en andere dergelike namen zal wel het oudhoogd. wine, angels. vine? oudnoordsch vinr, d. i. vriend, tijn. Tot diezelfde soort van namen behooren waar- schgnlgk ook Dellew~n, Dillewijn, SalewEjn en SolEew+. In WaJnand behoort de n tot het tweede deel der zamenstelling ; hetzelfde pzand, dat wg ook in XFerdinand vinden. Van W@,and is W@ verkorting en W@tje verkleining en van deze ,woorden zijn W$en en Wzjn- tjens genitiven.]

Stekel. In het Gotisch beteekent stihls, waaraan ndl. stekel beantwoordt, s beker.” De verklaring, die Fick in Kuhn’s Zeit- schrift, 20, 361 er van geeft, komt me tamelgk gezocht voor. Ik vermoed, dat stìkla eigenlik niets anders dan horen en dus in de tweede plaats drixkhoren beteekent, als zijnde een afleidsel van atikan, ndl. steken, dat in onze oude taal, evenals nog in de dialec- ten ook Bstooten” beduidt: Bde koe steekt” voor ,stoot” wordt nog algemeen gebruikt. Stikls is dus in den grond niets anders dan swerktuig om te steken,” dus ook om te stooten. M$ne .ver- klaring kan natuurlijk dan eerst voldoende zekerheid hebben, wan- neer we het woord stekel in den zin van horen kunnen aanwizen. 330 VLAGEN.

Is het soms aan iemand in dien zin bekend? Het zou me niet verwonderen, als het nog in die beteekenis in een of ander dialect voortleefde. P. J. COSIJN.

Wapen van het geslacht Hunthum. Kan ook iemand opgeven welk wapen gevoerd werd door Cornelia Hunthum Pietersdr., den 21 nov. 1656 gehuwd met Adriaan v. Loon Nicolaaszn, 2 B.

&slaoht xethorst. Kan de inzender der opgave van het wapen van het geslacht Methorst (XXIV, bl. 256) ook genealogische op- gaven verstrekken aangaande A. Methorst, dochter van. . . . en echtgenoot van Pieter v. Lockhorst, 171OP 8.

Geslacht Ockhuysen. Zoo het den inzender der vraag, betreffende Jacob Ockhuysen of Ochuysen, bekend mogt zBn, of en dan hoe- danig deze J. 6. in familiebetrekking stond tot Hendrik Ockhuy sen, zoon van Adriaan Ockhuysen en Johanna Klok, geb. 26 nov. 1679 en 16 juli 1705 getrouwd met Maria Bodisco, dr. van Ja- cobus Bodisco en Maria Regerson, zoude ik gaarne daarvan eenige mededeeling ontvangen. A?&7?2. J. 3. NOLTHENIUS, JR.

Oraaf van Zevenaer: baron van Euyssen. Is iemand ook iets be- kend van eenen graaf van Zevenaer en eenen baron van Huyssen, titularissen door koning Lodewgk in der t$d benoemd, naar men mi verzekerde, zonder evenwel te kunnen opgeven, wie door den Blammen koning” graaf van Zevenaer of baron van Huyssen ge- maakt is. Zoo ik mij niet zeer vergis, was de vader van den thans nog levenden heer mr. G. Groen van Prinsterer, ‘s konings Qfarts en droeg den titel van ridder; had hij dien titel wegens deorde ran van de unie of was dat een adellgke titel 3 Op listen, gemaakt gedurende de regering van den koning van Holland, vind ik nu en dan namen van personen, die later als baron voorkomen, ver- VRAQEIS. 331 meld, met het praedicaat ridder. Wie weet omtrent ‘t eene of andere iets op te helderen 2 A. J. C. KREMER.

Mercator. Welk wapen voerde de cosmograaf Gerard Mercator, geb. 5 maart 1512 te Rupelmonde, gest. te Duisburg 2 dec. 15941 Hg was gehuwd in 1536 te Leuven met Barbara Schelleken. Ik meen, dat. het wapen van Schelleken voorkomt in Henne et Wou- ters, Histoire de la ville de Bruxelles. Kan mi dit iemand opgeven ? Mercator heette eigenlik Kremer. Hi had de volgende kinderen. Arnold, geb. te Leuven. Bartholemaeus studeerde in de theologie te Heidelberg, stierf 1568. Rumold, uitgever te Duisburg, stierf na 1600. Emerentia, gehuwd met Molanus (van der Mile.) Katharina en Dorothea. Zin er afstammelingen bekend van Arnold ? Waarschgnlgk was hi predikant ergens in Westfalen. CORNILIUS LIXA.

ANTWOORDEN,

M.ary aloders of Stedman, DThe Verman Princess.” (XXlV, bl. 206.) Gaarne zal ik den heer Six mededeelen, wat ik van deze zeven- tiendeëeuwsche Bech,y #harp geboekt vind en wat ik mij van haar herinner. Op 29 mei 1663 en 7 juni teekent Pepys in zijn beroemde Diary op: 2 Went to see the German Princess,” en Bafter church (went) to Sir W. Betten% ; where my Lady Batten enveighed migh- tily against the German Princesse, and 1 as high in the defence of her wit and spirit, and glad that she is cleared at the Sessions.” Eindelijk vinden wi op 15 april 1664: >To the Duke’s house, and there aaw 7% German Y&ncesse acted, by the woman herself; but never was anything so wel1 done in earnest, worse performed in jest upon the the stage.” Om uit deze drie aanteekeningen de 332 ANTwOORDEN.

geschiedenis van Mary Moders op te maken, zou minder doenlijk zin, dan uit een enkel botje van een voorwereldlik dier tot de kennis van ‘t geheele monster te geraken. Gelukkig dat Chambers in zin Book of Days meer aangaande deze befaamde bedriegster heeft medegedeeld, die in haar tijd, even als in onze dagen Orton, alias Tichborne, hare bewonderaars en aanhangers had en als om strijd door vriend en vëand werd bezongen, bespot en Befgekon- terfeit.” Mary Modem was de dochter van een vioolspeler te Can- terbury. Na eenigen tid als kamenier op het vaste land gereisd te hebben, en een vernisje van vreemde talen te hebben opgedaan, besloot ze in Londen hare talenten aan de markt te brengen. Zi nam haar intrek in The .&cA~nge Tuvern, waar een mr. King lo- gementhouder was. Zin vrouw deelde ze in ‘t geheim mede, dat ze Henriëtta Maria de Wolway was, eenige dochter en erfgenaam van John de Wolway, Earl of Roscia, in Colonia, Duitschland, en dat ze van huis gevlugt was, omdat ze niet met een ouden graaf wilde huwen. Mogten mr. en mrs. King eerst al eenigen twijfel koesteren, die werd geheel weggenomen door een brief aan hen van den rentmeester des graven, waarin hij hun dank zei voor de vriendelijkheid jegens zijn jonge meesteres. Mrs. King had een broer, en deze werd bg gelegenhad aan de voorname logé voor- gesteld, als een jong edelman. John Carleton, advokaat aan de Middle Temple, speelde zin rol uitstekend, overlaadde haar met . geschenken en betuigde eindelik het slagtoffer te zijn van belan- gelooze liefde. Op Paaschdag stelde hij haar voor het orgel in de Sint. Panls kerk te gaan hooren, dat dien dag een koor van prach- tige stemmen zou begeleiden. Op weg haalde hij haar over hem naar de Sint Bartholemeüs kerk te vergezellen, waar de geestelgke ger66d stond en zij Mrs. Carleton zou worden. Het huwelijk had plaats. Groote vreugde onder de familie King en Carleton. Het gelukkige paar ging een dag of wrat. te Barnet doorbrengen, om daarna in behoorlijken vorm over te huwen. Den eersten tijd ging alles uitmuntend, al vond de advokaat zin gades begrippen van zuinigheid en huishoudelgkheid meer geschikt voor een princes, dan voor de vrouw van een Bjonger broer.” Toen de Carletons nog maar geene voordeelen zagen opdoemen, namen ze eenige vrienden in den arm, die een enquête instelden. Niet lang dsaana, ANTWOORDEN. 933

ontving de oude beer Carleton een brief uit. Dover, waaruit bleek, dat zin schoondochter een sluwe bedriegster was, die in genoemde stad reeds twee echtgenooten had en voor bigamie had te regt ge- staan. Daar bi het regtsgeding slechts één der echtgenooten was opgekomen, was zi aan den kerker ontkomen. De verontwaar- diging der familie wae groot, toen zi bemerkten, dat ze zelf in den kuil waren gevallen, dien ze voor een ander hadden gegraven. Carleton senior, aan het hoofd eener bende mannelgke en vrouwe- lgke familieleden marcheerde naar Durham Yard, de woonplaats der jonge echtelieden. Na&uwelgks binnengelaten, vielen zij op de princes aan, ontnamen haar al de valsche ringen, paarlen, braceletten, \ en zelfs haar kleedingstukken, en lieten haar zoo naakt als moe- der Eva, Bere the invention of the apron”, achter.‘ Ofschoon krach- tig hare identiteit met, het meisje van Dover loochenende, werd zi voor den magistraat gebragt en op het Gatehouse, Westmin- ster geïnstalleerd. Zes weken lang hield zi dagelgks haar levée en verbaasde de voorname nieuwsgierigen met haar geest en ge- vatheid. Toen iemand haar complimenteerde met haar beschaving en goede opvoeding, antwoordde zti : ~Die heb ik achtergelaten bj_J mgne betrekkingen, want die hebben ze van noode;” en toen een heer opmerkte, dat trouwen en hangen door ‘t noodlot beschikt werd, antwoordde ze: »Zoo heb ik min hnmelgk aan ‘t noodlot, te danken ; wie weet of gg nog niet gehangen wordt.” Haar proces, te vinden in The Great Tyal and Arraignment of the late Distressed Lady, otherwise called the late Verman Prìncess, noemt haar Mary Moders, en de aanklagt luidt: het huwen van John Carleton, ter- wijl z$ reeds twee mannen had, Ford en Stedman. Zij gedroeg zich dapper voor de balie en betooverde met haar handig gebruik van den waaier regters en auditorium, steeds gebroken Engelsch sprekende. Zij hield vol, dat ze Duitsche van geboorte was, naar Engeland Was gekomen om haar positie te verbeteren, en, in- dien er al bedrog had plaats gehad, dit geheel aan de zijde van haren echtgenoot kwam. Zi werd tot groote vreugde van alle beschaafden in den lande vrigesproken, daar de voornaamste be- wgzen van hare schuld, de twee mannen, niet op kwamen dagen. Een dichter bewierookte haar geest, haar onschuld en baar schoon- heid in An Encomdick Poem. De heer Carleton nam haar echter 334 ANTWOORDEN. niet meer als vrouw aan, en riep haar in zin Ultima Vale een laatst vaarwel toe. In april 1664 verscheen zij in den. schouw- burg van Duke op de planken als The German Princess in het stuk van dien naam. Het is zeker opmerkelijk, dat zë de rol, in de werkel@kheid zoo uitstekend gespeeld, op het tooneel niet zoo goed vervulde (zie Pepys hierboven), eene bijzonderheid, die voor den tooneclkundige niet zonder waarde is. Deze loopbaan werd even spoedig verlaten, en kort daarop maakte het geregt op nieuw kennis met LMary Carleton als diefegge. Zi wordt schuldig bevon- den en veroordeeld tot transportatie naar Jamaica. Op schip ont- dekt zg een aanslag tegen ‘t leven van den kapitein, en wordt tot , belooning te Port Royal aan land gezet. In Engeland teruggekeerd begon zi het oude leventje. Schuldig bevonden aan een diefstal van 600 pond sterling aan horloges, wordt zij ten laatsten tot de galg veroordeeld. Den 22 januarij 1672-73 onderging zi haar straf op Tyburn ; te gelik met vif jonge mannen, met hun zessen naauwelgks het jarental 120 uitmakende. Zij zelf was 37 jaren oud. Haar vrienden begroeven haar op het St. Martins kerkhof. In Luttrell’s Collection of Eulogies and Elegies is een Elegie on the Famous and Renowned Lady, 1Madame Mary Carleton, te vinden, eindigende met : Her Epitaph. Here lieth one was hurried hence, To make the world a recompense For actions wrought by wit and lust, Whose closet now is in the dust. Then let her sleep, for she hath wit, Wil1 give disturbers hit for hit. Dordrecht. A. 0. LOFFELT.

Jean Froissart. (XXIV, bl. 66). Onder de letters Ad. V. N. A. heeft Adolphus Venator of de Jager vertalingen in het licht ge- geven, waaronder ik ook het werk van Froissart rangschik. J 1. V. DOORNINCK.

Droge boom. (XXIV, bl. 169; vgl. bl. 254). Toen ik de benaming van dorren boom voor het kruis van Christus besprak, gaf ik ANTWOORDEN. 335 mQne meerring te kennen, dat dit eerder levensboom zou hebben moeten genoemd worden. In het werk van Weigel Anf. der buohdr. II, 336, is eepe afbeelding van het kruis in de gedaante van eenen boom, welks ver uitgespreide takken met bloemen en bladen beladen qjn, zoodat men lin de middeleeuwen er ook het denk- beeld van levensboom aan schgnt gehecht te hebben. 0. A. SIX.

AANTEEKENINGEN,

Heokeling = vrouw. (XXIV bl. 91 en 261). De op laatstge- melde plaats geuite gissing van “9 wordt door de personen weêr- sproken op welke Huygens en aud. het woord toepassen ; dat waren toch geen Backjìschen maar getrouwde vrouwen. Hokken heeft hier eenvoudig de beteekenis van huizerz, gelik ook Betje Wolf?, toen zi met ds. Wohf ging trouwen aan een harer vrienden schreef, dat ZU met een oud man in de Beemster ging hokken. Een hokkelbg wordt b;-J Huygens dan ook van een vrouw gebe- zigd, die met een ander huist of hokt d. i. als huisvrouw gepaard is, met klankspeling natuurlik - gelik tij daar van hield - op het vee, met dien naam aangeduid. v. VL.

Qeslacht Spiering en Oudheusden. (Vgl. XXIII, bl. 38, 41, 102, 103, 264, 267, 412, 415, 416; XXIV, bl. 114). Petronella Spiering, vrouw van Balo! en Keut, te ‘s Hertogenbosch begraven, dochter van N. ? en van N. ? van Egck. ZlJ tr. Herberen van Oten, heer van Balgoy, s,” 1479, die reeds in 1489 overleden was, zoon van Willem van 0. en van jvr. N. van Welderen. (Zie v. Spaen, In- leiding tot de Historie van Gelderland, van Hasselt, Geld. maandw. 1, Thane, Cöln. geslechter, Burman, -Jaarboeken. Maastricht, A. 8, VORSTERMAN VAN OIJEN.

Woorden in de Meierij van den Bosch in gebruik (Vgl. 8. B. I ;

X1, bl. 20). Niet instemmen kan ik met de door H. M. C. V. 0. gemaakte opmerkingen. 336 AAN!KENINQEN.

Beusselke is wel degelik : heen zeer klein boschje,” ‘t zi een gebonden bundel ris of atroo, ‘t zu eene te velde staande ver- eeniging van opgaand geboomte en struikgewas. In de laatste beteekenis vond ik het zelfs op eenen notarieelen inventaris van vast goed. Hoort, hortje is peellandsch; in de Kempen zegt men Zuteke. (De door mi opgegevene woorden Z&I peellandsch). Krommenerm. - De afleiding van dit woord geeft H. M. C. v. 0. juist. De beteekenis echter is kraamgeschenk. Men zegt; w% hadde veur en krommenerm gekregen 3 Als men b.v. den pastoor een geschenk brengt, zegt niemand dat men met den krommen- erm gaat. Labeuren is het land bearbeiden. - Dit woord wordt van geenen anderen zwaren arbeid gebruikt; alleen deze beteekenis van-het la$.jnsche woord Zaborare schijnt stand gehouden te hebben, Zoo ook in het Fransch. Labourer bet. ploegen en labou~eur, landman. Labourer als verbe neutre is alleen als marineterm in g&uik in den zin van moeite hebben, b.v. om tegen den stroom op te geraken. J#ik is brood van bloem van meel. Schort, vrouwenrok. VrouwenFak is of eene sohr$Teil of eene drukfout. Ook elders is dit woord in gebruik. Aangaande de opmerking heb ik dit aan te merken. Men zegt in peelland wel zeer zeker van eene koe, dat ahij veel melk geeft” en het bezitt. voornw. gebruikt men altijd manneli_k, bv. >de koe zlJn hoorn.” Men regelt zich verder in de meeste gevallen naar . het geslacht van het woord en niet naar dat van den persoon. Vandaar het onzidige lidwoord en voornaam+oord na deminutiva of waar deze gedacht worden, als: *het (kind - meisje - of d. gl.) is een hel spinneke.” A. J. CL KREMER. VRAGEN,

Kessel. Zie hier wat ik vond van het geslacht Kessel. 1082. Hendrik graaf van Kessel, sterft 1114. 1144. Walther gr. V.K., bij Fahne geheeten zu Broich(Grevenbroek.) voogd van St. Pantaleon. 1144~1174. Walther gr. v. K. 1172. Hendrik gr. v. K. 1197-1218. Hendrik gr. v. K. 1240-1254. Willem gr. v. Kessel, is dood 1262. 1271. Wahaaf van Kessel, h. v. Kranendonk enz. was geh. met Catharina, dochter van Hilger van de Stessen van Wickerat’h en Grevenbroek. Hunne dochter Hedwig huwt Willem UI van Hornes, die stierf 1262. 1288. Willem van Kessel sneuvelt bg Woeringen. - Hi was gehuwd met Machteld van Geffen. Van dezen stamt de adellgke familie van Kessel. Wapen: »d’argent % ciny losenges de gueulles posées en. croix.” Eene zuster van Willem, die stierf 1262, was gehuwd aan Gerhard van Limburg, heer van Wassenberg en hare kinderen, A. Hendrik van Kessel, stierf 17 act. 1.279, zegelt 1274 met eenen gekroonden leeuw. B. Walraaf gr. van Kessel, heer van Kranbndonk en Gre- venbroek, leeft nog 1271, van wien Hendrik van Kessel, die Kessel verkoopt aan graaf Reinoud van Gelre. Zekere Matheus van Kessel, ridder, wordt door graaf Reinoud met Kessel beleend: misschien was dez,e eeq zoon of neef van Hendrik. Van Spaen acht den eersten graaf van Kessel eenen zoon van Gerard 1 van Gelre en denzelfden als die voorkomt onder den naam van Hendrik graaf van Kriekenbeek in 1104. Roewel het gewaagd is tegen van Spaen op te komen, onderste1 ik afkomst uit paltsgraaf Ezo of diens broeder Hendrik. Henricus graaf van Casle, was kerkvoogd van St. Pantaleon te Keulen. Hg ontvangt als zoodanig eene gift van Irmgard van 338 VRAGRN.

Zutfen en bevestigt die tosschen 1082 en 1121 (zie v. Spaen, 11. 114, Bondam en Sloet.) St. Pant,eleon was gesticht door Herman, aartsbisschop van Keulen 1035-1056, zoon van paltsgraaf Ezo (Ehrenfried). De eerste advocaten van gestichten werden in den regel genomen uit de naaste bloedverwanten van den stichter. Verder vermoed ik, dat de eerst bekende heereu van Heeze en Leende, graven van $essel waren, want ik vind 1135 Walther de Heeze et Cuno frater ejus, 1172 Herbert de Heeze, 1194 Hen- . drik de Heeze. In 1203 is Willem 11 v. Hornes, geh. met Margaretha van Mompelgaard, heer van Heeze? Of geraakte Heeze in ‘t bezit der Hornes door het huwelgk van Hedwig, dochter van Walraaf van Kessel en Catharina van de Stessen ? A. J. C. KREMER.

Assuerus Balinga. Clarissimus Vir Dominus Assuerus Salinga Frisius, Jurisconsultus celeberrimus, Illustriss. Print. RC Dom. Dn. Lo~ovrc~, Ducis Wirt. & Tecc. Com. Montisbel. Consiliarirls, moritur Mindelhemii, in Commissione Ducali, Anno 1590. Mens. Aug. die 12. Hoc tumulo quiescenti & generalem mortuornm Resurrectionem expectanti, Hmredes mcesti hóc monumentum condiderunt. Pd. 116. Non moriar, sed vivam & narrabo opera Domini. Eva W e s z 1 in, Schorndorfensis, Clariss. Viri Dn. Salingm, Jur. cjons. celeberr. &c. Conjux honestissima, moritur An. Chr. Salv. Nostri 1591. X1X. April, Stutgardim. Nostra autem conversatie in @lis est, unde etiam Salvatorem Expectamus, Dominum nostrum Jesum Christum, reformabit Corpus humilitatis, &c. Dit grafschrift treft men aan in Christoph Schorers Memmin- gisoher Gottes-Acker, Ulm 1664, Seite 44. Is er meer van hem bekend ? YO. 339 ANTWOORDEN,

Hazen-aas. (X1, bl. 35). Onze speelkaarten met de bekende vier *kleuren”, ‘waren in vroegeren tijd niet de eenige die men ge- bruikte. Voor bgzondere spelen had men bgzondere kaarten. (Elders, in Spanje b.v., wordt nog kaart gespeeld met spellen, waarin bi ons te lande onbekende ;Pkleuren” voorkomen.) Lang- zamerhand schgnen of die spellen naar de thans in gebruik zinde kaarten veranderd, of wel geheel vergeten te zijn. Tot een der nog niet vergetene mag het door den heer J. H. van Lennep be- schrevene gediend hebben. Nog nl. laat men vaak door harten-aas beslissen wie iets winnen of verliezen zal. Dit kan ligtelëk aan- leiding gegeven hebben tot het maken van kaarten, waarop harten- aas door eenen haas werd vervangen. Het .opschrift : Aver mi drinkt men wijn, enz. en het bggevoegde versje duiden, dunkt me, duide- lijk op een s. v. v. kroeg-calembourg. Viel de aas, dan werd deze overluid door het drinken van eene flesch, even alsof er een haas gevallen was. - De geestigheid schgnt echter geen blijvenden in- druk gemaakt te hebben en heeft de hazen niet in het spel kunnen houden; zij waren er ook door valsche aanblazingen ingebragt. A. J. C. KREYER.

St. Jans kruid. (XXIV, bl. 291). In betrekking tot de vraag van Petersen, aangehaald door *!$, kan welligt het volgende van dienst z&r. Dat in de St.- Jans-gebruiken en -overleveringen ten deele het Heidendom speelt, wordt aangetoond door Grimm (Deutsche Myth. 582.) Intusschen hebben christelgke legenden zich daar doorheen gewonden. De Johannesbroodboom heet aldus, omdat uit den vroeger onvruchtbaren boom plotseling eetbare spruiten schoten, om Johannes, in de woestin, te voeden. De Johannis- beeren (aalbessen) ziju zoo genoemd, omdat ze aan een doornstruik gingen groeien, waaraan de Dooper zich gekwetst had, en die alzoo met zijn bloed was bevochtigd. Zoo is de glimworm Johan- niswürnachen genaamd, omdat, toen Johannes eens zulk een diertje, opdat het niet vertrápt zou worden, op een bloem had gezet, het 340 Afil’WOORDEN. beestje bij zijne aanraking ‘t vermogen ontving, om licht te doen uitstralen. - Overigens is ‘t niet onbelangrijk, te vermelden, dat men in de datums van St. Jan en van Jezus, (24 jnnij en 25 dec.) een terugslag wil vinden op het woord des Doopers: >Hij moet wassen, maar ik minder worden.” (Joh. II% : 30). Immers omstreeks den St.- Jans-dag beginnen de dagen te korten, en oms:reeks den Christusdag neemt het lengen der dagen een aanvang. 1. LAURILLIRD.

Paardenschoeisel. (Vgl. XXIV, bl. 2). Dergelik schoeisel zag ik gebruiken in de Peel te Asten op de boekweitvelden ; men gaf echter aan houten schoenen de voorkeur. CORNELIUS LIXA.

Wapen gevraagd. (Vgl. XXIV, bl. 40). Was dat wapen te Houte- nisse misschien ook dat van eenen kolonel der Zwitsers, nl. Hirzel? CORNELIUS LIXA.

Wapen van M[. A. de Ruiter. Misschien kan vergelijking van de Ruiters wapen met dat van le Huiter of le Huiter d’ Argenteau tot iets omtrent de afkomst van de Ruiters moeder voeren, zoo de Ruiter wezenlik naar z1Jne moeders geslachtnaam genoemd werd. - Sommige leden van ‘t geslacht le Huiter werden genoemd de Ruiter. Ook was onder Karel V bevelhebber der nederlandsche schepen op ‘s keizers togt tegen de barbarische roovers, zekere admiraal Frans de Ruiter. -- Zoude de Ruiter wel van geringe afkomst geweest zgn? - Dat hij als jongen in een lijnbaan ge- werkt heeft, bewijs wel dat zijne ouders (of moederj arm of ver- armd waren, maar niet dat hi van lage afkomst was. Al wat men van de Ruiter leest, getuigt te veel van zeer fijne beschaving, dan dat men. onderstellen kan, dat zijne ouders lieden waren uit de geringste klasse. CORNELIUS LIXA.

Infirmitaba St. Cornelii et St. Quirini. (XXLV, bl. 117). Nadat, ik mine vraag ingezonden had, las ik bij Schutjes, Gesch. van het bisdom ‘s Hertogenbosch, 1, 358, dat bij Luik een klooster van den berg Cornelius (Mont Cornillon) lag, aan hetwelk de . verpleging der melaatschen was opgedragen. Zou melaatschheid ANT IOOR.DEN . 341

ook soms de bedoelde ziekte geweest zijn? Eene 1evensbeschrUving van St. Quirinus heb ik niet kunnen vinden, zelfs niet in de laatste uitgaaf van de Biographie universelle. Alleen zag ik uit het werk van Weigel Anf. der Druckerk., dat de reliquiën van St. Quirinns in 754 in een crypt van het klooster Tegernsee begezet z$n en in 1473 aldaar teruggevonden werden. Wjne vraag is daar- mede nog niet beantwoord, maar deze aanteekening kan misschien dienen om haar te helpen oplojsen. Q. A. 81X.

De uitgaande manifesten der 0. 1. Comp. (Vgl. 8. R. I; X1, bl. 79). Wat Cene&@ is weet ik niet. De beide andere met? geteekende woorden geloof ,ik te tijn : Petoten (waarsch$dik petont-sé) : veldspaath, - steenen _van welke het chineesche porcelein gemaakt wordt. .Spinsllen zin bleek roode robÿnen. A. J. C. KREMER.

Staart als bi+aam van den Engelschman. (Vgl. 8. R. 1. II; XXIT.1, bl. 201). Naar de beteekenis ven dezen scheldnaam en de ge- schiedenis van het woord werd. tot heden vergeefs. gevraagd, want de antwoorden er op ingekomen berustten hocfdzakelgk op gis- singen . Alleen maakte de heer -21 (XV. 302) terecht opmerkzaam op de hooge oudheid van het woord en den latijnschen term caudati. In de twaalfde en zelfs nog in de zestiende eeuw bestond het volksbegrip, dat, wanneer de ruwe en onbeschaafde eilandbe- woners van Groot Brittannië hun woeste gronden verlieten, en als het ware @delik het dierentijk vaarwel zeiden, om zich onder de menschen te mengen, zi gedoemd waren hun staart met zich te voeren. Grieken, Sicilianen en Franschen, ‘t gepeupel, soldaten, ridders, vorsten, geschiedschrgvers en dichters begroetten de En- gelschen met den naam Caudati, staartdragers; en deze kreet weer- klonk oudtgds in de straten, op de muren van belegerde steden, aan’ de hoven, op het slagveld, in het klooster en werd zelfs in het studeervertrek gebruikt. Toen in lP91 Richard 1 door de straten van Messina reed, werden hg en zin volgelingen, op weg naar het Heilige land, door eenige Grieken en Sicilianen nage- 342 ANTWOORDl!23. schreeuwd met het woord Caudati. Het, sohgnt, dat den Engelschen in ‘t bijzonder die naam gegeven werd, want toan z1J in 1296 Dunbar belegerden en zij door een schotsch leger werden aange- vallen, vertoonden de verheugde en overmoedige belegerden zich op de muren, deden hun vlaggen en banieren wapperen, en riepen den Engelschen toe: ~Now ye English dogs, we wil1 slay you and cut off your tails !” De Fransche dichter Eustache Deschamps, bijgenaamd Morel, de vriend van Chaucer, zinspeelt in een ziner rondeaux op den bgnaam, uit bitterheid en wraak daartoe opgewekt door der En- gelschen krachtbetoon bg Crecy en Poitiers : Certes plus fors sont les Anglès Que 16s Francoiz communément.

1. l .., . . * . . . Car deux tonneaux portent adés Et une queue proprement. Die *deug tonneaux” is een zinspeling op de drinktalenten waarom de Engelschen reeds toen berucht waren. Tn een ballade van denzelfden ouden franschen dichter vindt men nog: Ce sont deux tonneaulx de despin, C’est voir, et la queue de lèz...... Franche dogue, dist un Anglois, Vous ne faictes que boire vin, Si faisons bien, dist le François ; Mais vous buvez le lunequin, Roux estes comme pel de mastin, Wuillequot, de moy apprenez, Quand vous yrez par chemin, Levez vostre queue levez. Ducange was niet in staat den bgnaam Caudati te verklaren, en bekende zlJn onwetendheid. Misschien, meende ha, droegen de Engelschen bijzonder puntige schoenen caudas calceorum, of hadden zi den scheldnaam aan hun lafhartigheid te danken, coüards, codardi. Het spreekt van zelf, dat deze verklaring veel te gezocht is, ANTWOORDEN. 343 want van schoenen of lafaards staarten te maken moge voor een etymoloog uitvoerbaar zin, voor ‘t gezond verstand van ‘t volk zeker niet. In de onbeschaafdheid, de dierlikheid van den mid- deleeuwschen rooden Engelschman, die Roux est comme pel de mastin, moet men de verklaring zoeken. ~Bulldog”, »John Bull” zlJn nu nog geijkte termen. Maar bi welke gelegenheid hebben de Engelschen ‘t zoo bont gemaakt, dat z1J gedoemd werden ‘t ken- merk van hun dierlikheid met zich te dragen? Bij Polydorus Vergilius, geschiedschrijver ten tgde van Hendrik VlII, vindt men, volgens de engelsche bronnen; de eerste ver- klaring der legende. Toen de aartsbisschop Thomas à Becket door de stad Strood trok, op weg naar Canterbury, sneden de inwoners den staart van zijn paard af; dit geschiedde kort voor den moord van à Becket. De bisschop deed de schuldigen in den ban, en het geschiedde, dat al huu afstammelingen met staarten geboren werden, even als de redelooze dieren. Die afstammelingen , waren ’ echter langzamerhand uitgestorven, zoodat ten tgde van Polydorus Vergilius reeds geen specimens meer werden aangetroffen. Dit verhaal vond Polydorus waarschgnlgk in een der oude klooster- krongken, die ha bij ‘t zamenstellen van zin werk gebruikte. Hoe ontstond echter de legende? Matthew Paris, die in 1259 stierf, verhaalt, dat op Kerstdag van 1170, vgf dagen vóór à Beckets moord, die bisschop in de kathedraalkerk den banvloek uitsprak over Robert de Broc, die den staart had afgesneden van het paard dat ‘s bisschops spgzen droeg. Van de daaropvolgende straf meldt Matthew Paris niets. Er bestaat geen redelgke grond, om deze misdaad en de excommunicatie in twgfel te‘trekken. Matthew Paris was een monnik der St. Albans abdy, en deze kloosterlingen waren bizonder goed ingelicht omtrent alles wat het leven en den dood van Thomas à Becket betreft. Er is ook niets vreemds in het verhaal De engelsche verklaarders willen, dat de Roomschen in het verhaal later aanleiding vonden, om den Hervormden in Engeland een blaam aan te wriven. Er is nog een tweede verhaal, dat in een der werken van Geoffry of Monmouth ‘) die in de twaalfde eeuw schreef, moet voorkomen. ‘) Cllronicle of the Kings of Britain 1811. Rev. Peter Roberts Ed. 344 ’ ANTW00RDEN.

Toen St. A*gustinus, bisschop van Canterbury, koning Ethelbert en zen leger bekeerd had, ging h$ naar Riu, Waarsch@ijk Rou (Rouchester), dat tegenover Strood ligt. Terwil hg preekte, naaiden de inwoners beestenstaarten aan zin kerkelgk kleed en bespotten hem; t,oen bad hij, dat een ieder, die in deze stad geboren werd een staart zou dragen, en het geschiedde alzo’o. Dat de legende in Kent en hoogstwaarschUnl!k in het stadje Strood haar oor- sprong had, mogen wij dus veilig aannemen. De bewoners van die, streken zijn de overlevering nog niet Tergeten, en zelfs over geheel Engeland ontmoet men lieden, die den mannen van Kènt korts@jlend verwgten, dat ze met een staart geboren word&. In de engelsche*.letteren ontmoet men nu en dan een toespeling op de legende. De dichter Andrew Marvel, de vriend van CromweH en Milton, schreef b. v:: For Becket’s sake, Kent always shall have tails. Zelfs Peter Pindar (Dr. John Wolcot) schreef nog in de laatste jaren der vorige eeuw: A curse prevails, The babes of Strode are born with horses’ tails. Juist omdat de legende op kerkelijk of godsdienstig gebied tbuiti behoort, zal zij zoo spoedig en zoo algemeen verspreid zijn gewor- den. (Saturday Review, Dictionary of Phrase and Fable, etc.). Dordrecht. A. 0. LOFFELT.

Kapittelgoederen te Boxtel. (XXIV, bl. 290.) T. a. pl. zag ik eene vraag van den heer G. A. Six, betrekkelik het kapittel van Boxtel en meer bgzonder over de omstandigheid dat meesters il. de regten kanunniken daarvan waren. Over dat kapittel kan ik regtsstreeks niets mededeelen, omdat het bestaan van dtit kapittel mi tot heden geheel onbekend was ; maar bi analogie met vroegere utrechtsche toestanden zou het mij misschien kunnen gelukken, daarover eenig licht te verspreiden. In Utrecht bestonden vgf kapittelen, die van den Dom, van Oud Munster of St. Salvador, van St. Pieter; van St. Marie en van St. Jan. Natuurlik be$ton- den die oorspronkelgk uit geestelgken, die den titel van deken, proost en kanunnik droegen; doch kort nadat Utrecht onder het gezag van prins Willem t kwam, werd daarin verandering ge- ANTWOORDEN. 345 bragt en kwamen er protestantsche kanunniken. Zi werden aan- gesteld door de verschillende leden van de staten ‘s lands van Utrecht, zoodat ook de stad Utrecht verscheidene kanunniksplaatsen of prebenden te vergeven had. Meestal werden die vergeven aan betrekkingen of vrienden van regeringspersonen, dikwils zelfs aan kinderen, onder gehoudenheid der ouders om aan die kinderen eene zoodanige opvoeding te geven, dat men hetz in jurc hetz! in theologia diensten van hen zoude kunnen verwachten. De titularis moest aan de stad eene zekere som uitkeeren. Deze kapittelen waren bezwaard met eene vaste uitkeering -voor predi- kanten en scholell. Deze. kapittelel hadden grooten invloed; ZIJ benoemden het eerste lid van de staten ‘s lands van Utrecht, dat der geëligeerden. Een van die geëligeerden was voorzitter van de Stat’en; die qualiteit werd in 1636 bij de stichting der utrechtsche hoogeschool bekleed door zekeren dr. Jacob van Asch van Wijk, deken van het kapittel van St. Pieter; terwil de vader van den vorigen burgemeester van Utrecht jonkhr. mr. H. M. A. J. van Asch van Wijk, de heer M. A. van Asch van Wijck deken van het kapittel van St. Saivador of Oud Munster was. Ba besluit van Z. N. den koning-Willem 1 werd bepaald, dat die kapittelen zouden uitsterven. De laatste van die kanunniken waren de heeren Blgdenstein en Both Rendriksen, ongeveer in het jaar 1854 over- leden. Of de goederen van die kapittelen aan het domein zgn gekomen weet ik niet: wel, dat de archiven dier kapittelen ge- voegd zijn bij het provinciaal archief. Indien dit aan den heer Six eenig licht mogt geven, zal het mlJ veel genoegen doen. w. A. *AN DEN WALL BAHE.

Afbeeldingen van spreekwoorden (XVII, bl. 78; herh. XXIV omsl. no. 18). Er is een paar malen in den Navorscher gevraagd, welke spreekwoorden afgebeeld zijn op eene schilder! van het stadsmuseum te Haarlem. Ik herinner rn$ niet die aldaar ge- zien te hebben, maar ik zag eene dergelgke bg den baron v. Heemstra t,e ‘s Gravenhage, waarop een groot aantal (ook min- der kiesche) spreekwoorden zijn voorgesteld, zoodat za er letterlgk van wemelt en men een geruimen tijd noodig heeft ze alle te ontcijferen. Ik vernam dat op Zorgvliet bi Scheveningen, be- 346 ANTWOORDEN. woond door den baron d’Yvog, eene soortgelgke schilderg is, zoodat zi niet zeldzaam schijnen en een paar eeuwen geleden zeker gezocht waren. 0. A. SIX.

[Een paar jaren geleden heb ik die schilderij te Haarlem gezien. Ook daar zin een zeer groot aantal spreekwoorden op voorgesteld. Zti is dus waarschgnlgk in dezelfde manier als de door den heer Six vermelde.]

HOCUS , POCUS , pas! (Vgl. A. R. 1.). De geheele formule is: »HOCUS, pocus, inspiratis, die niet ziet is blind, die van de kunst is beschaamt zijn meester niet.” Ook heb ik achter het woord Dinspiratis”, in plaats van de hollandsche woorden, wel andere voor mi onverklaarbare klanken gehoord, die ik niet ont- houden .heb,’ maar ik vermoed dat zij in »‘t Latijn,” zoo als de ouderwetsche goochelaren, die deze taal gebruikten, ‘zeiden, ‘t zelfde beteekenden als wat ik in ‘t Hollandscb opschreef. Het geheel is een verzoek, dat, zoo iemand tegenwoordig was die de toeren kon uitleggen, deze den goochelaar niet zoude beschamen door die uit- legging te geven. Hocus, pocus, inspiratis beteekent misschien >Hoc est jocus inspiratis,” dit is voor de ingewiden slechts eene gaauwigheid. CORNILlUS LIXA.

[Er is over die woorden in het eerste deel van den Navorscher reeds meermalen gesproken. Ik kan evenwel Cornelius Lixa niet aanraden dat na te lezen ; hij zal er niet veel wgzer door worden. Ik geloof niet, dat de door hem gegevene verklaring de juiste is. Ik heb uit de woorden waarmede de goochelaars hunne werk- zaamheden begonnen iets anders verstaan, namelijk hocus pocus eet paratus. Ook Bilderdijk had ze zoo verstaan en hij geeft er ergens (ik ben vergeten waar) eene verklaring van, die mi wel aanne- melijk voorkomt. Hg houdt ze voor eene verbastering van jocus poci eet paratus, d. i. het spel van den zak is gereed. Het is be- kend, dat in vroegeren tid, toen de goochelkunst nog wat een- voudiger was, de goochelaar niet, als nu, met doozen, kistjens, ANTWOORDEN. 347 bekers enz. enz. werkte, maar voornamelijk met eenen zak of tasch. Zoo lezen wij b. v. in 1562 van eenen man die met eenen koekelaack speelde (Nav. XXI, bl. 357).]

AANTEEKENINGEN,

Kornuten. >Dat zin twee komuten” hoort men in Friesland dikwils zeggen, om twee vrienden, gezellen, inseparabelen aan te duiden. A., Sach in eene mededeeling BZur Geschichte der Knuds gilde in Schleswig” ‘) zegt, dat aldaar de herinnering aan de Eanutee of Knudgildebroeders alleen nog in den volksmond leeft in het gezegde: adat s%nt em par geswarne kanuten, dat is: getrouwe genooten, makkers. Koning en hertog Knud stierf in 1069 en z$e heiligverklaring geschiedde juist honderd jaren later. Volgens, Saoh bestond er reeds een Koning-Knuds-gild te Odensee in 1100 3) en in Scanor werd in 1256 eén gilde ter eere van den hertog Knud gevestigd 3). In Sleeswijk schgnt het in plaats van’ >de hogeste gildelaghe” in de 13de eeuw te zin gekomen. Sedert 140s verneemt men er d- daar niets meer van, maar twee zegels, fraai in het Zeitschrift (Kiel 1873) afgebeeld zin nog op het stads archief van Sleeswgk be- waard. Beide zin van de confratree Sancti Kanuti. In eene kant- teekening op een protocol van de 15de eeuw uit Sleeswik leest men: acle Kanutes gildebrodere heft neen wi$.” Daaruit wordt ons. duidelijk, hoe de Kamti fratres des te meer of zoo zeer aan elkander gehecht waren. Hoogst opmerkelik is de vermelding bi eenen arabischen schrgver uit de dertiende eeuw, genaamd Zacharias Ben M.uhamed te vinden, aldus luidende ‘) >Sleeswgk is eene zeer groote stad op den rand van den Oceaan ; men vindt daar vele bewoners met goed water en ook eenige Christenen. De inwoners eten visch en plegen hunne vrouwen te verstooten.” Sach merkt op, _..~ l) In het Zeitschrift der Gesellschoft fiir die Geschichte der Herrogthümer Schleswig Holstein nnd Lsuenburg. Kiel 1873 111 S. 410-415. 2) Volgens eene oorkonde met zegel afgebeeld in Westph. Monumenta III 359. 8) Pontop. Annzles Eccles. 11. 347. ‘) Provinziale Berichte 1818, VIL p. 626 en Kieler Bliitter, 1819. 1 p. 177. 348 AANTEEKENlNOEN dat de zonderlinge gewoonte der ‘vooral door het Knud gild ver- tegenwoordigde kooplieden aldaar om ongehuwd te tijn, de met hen handel drivende vree,mde natiën ,zeer in het oog moest vallen. Hij zegt, dat z1J, als ongehuwd, volgens eene bepaling van de Jutsche Low vrij over hun kapitaal konden beschikken ‘). J. D. L. [Dat eene spreekwgze in Denemarken ontstaan naar qederland is overgebragt en daar algemeen in gebruik gekomen, is niet on- mogelik. Maar ik heb om eene andere reden bezwaar tegen de voorgestelde afleiding. Is het zoo als J. D.,L. meent, dan hebben de Hollanders (want ook z1J spreken van kornuiten) en de Frie- zen in het woord nog al verandering gebragt. Onder anderen zou er eene r ingevoegd zijn. Doch dit zou juist het omge- keerde Z&I van hetgeen wij anders in het Friesch zien. Daar wordt, waar achter de r eene n volgt., die r dikwils weggelaten en men hoort, in plaats daarvan, iets dat naar eene toonlooze e gelijkt. Dit ‘heeft niet alleen plaats waar T en n in dezelfde letter- greep voorkomen, b. v. in de plaatsnamen Wa’ns, fla’7l.s (Warns, Harlingen), of waar de lettergreep die met r sluit den klemtoon heeft, als in Zq’nf~~ (barnen, branden) tje’ne (karn); maar ook waar de klemtoon valt op de volgende, verdwgnt soms de r, zoo als in de eigennamen R’nelis, rnand (Kornelis, Fernand). Ik geloof, dat wi ,den oorsprong van dit woord kornuit in ons vaderland moeten zoeken. Ik houd het voor verbasterd van keur- nqot. ‘Dit woord is eene zamenstelling uit keur (van kiezen) en noot (genoot). Ik vind het als benaming van hen die in Twenthe met den schout of drost regt spraken. Zp waren dus in dit opzigt< de gezellen van den schout of droat. Geen wonder dus, dat het woord, verbasterd tot kornuit, in de beteekenis van gezel, makker,.,, kameraad, in !gebruik is gekomen. Waarschijnlijk zal een onzer medewerkers, met het oude over- gselsche regt bekend, ons wel naauwkeuriger inlichtingen omtrent de keurnooten kunnen en willen geven.]

7) J$c+ ,zeg$ ,&t hij tot hqt;celffle yul@t in @men &nt als Nitmh in zijn opstel, Soest, Lnbeck nnd Schleswig. Waar ia $t ,te viqflen? VRAGEN,

Qesohilderde portretten van Vondel. Vondels gelaatstrekken zin door verschillende meesters op het doek of paneel gebracht. Van slechts twee dezer stukken is mij bekend, waar ze zich op het oogen blik bevinden. Wie deelt dit van de overige mede? Van Lennep en Brandt vermelden de volgende portretten: le. door Joachim Sandrart 1640 (v. L. 1V 7.) m. i. waarschgn- lik eene kleine schilder& in den trant van Hoofts portret door denzelfden op het RUksmuseum te Am- sterdam. Vgl. echter Volks Alm. v. Ned. Kath. 1874, bl. 235 vlg. 2e. door Filips de Koningh. a. 1651 (v. L. VI 109.) b. 1656 (v. L. VII 13.) c. 1662 (v. L. 1X 629.) Dit stuk werd door Vondel aan @ne nicht Agnes Black geschonken, in 1701 behoorde het nog aan haar; anderhalve eeuw later mogt mr. J. v. Lennep zich in het bezit van dit portret verheugen. Volgens Brandt (bl. 114) heeft F. de Koningh den dichter >uit liefde ziner poezy wel zes of zeven maal” geschilderd of geteekend. In het kabinet van den heer Jacob de Vos Je. berusten twee der teekeningen. 8e. door Govert Flinck 1655 (v. L. Vl 629.) 4e. door Karel van Mander, kleinzoon van den beroemden schr& ver en historieschilder (v. L. Vl1 602). Dit portret werd geschilderd gedurende Vondels verblUf in Dene- marken 1657. Is het aldaar gebleven? 5e. door J. Lievensz. l). 1) In den Spectator van 11 april 1874 werd aangetoond dat Lievensz niet stierf in 1663, zoo‘als men algemeen scheen te meenen, maar na 1664; ik kan er bd- voegen dat hij nog leefde in 1678. (Zie S. van Leeuwen, Korte beschruving der stadt Leyden 1672, bl. 1DO) 350 VRAQEN.

Q. borstbeeld, berustende op het Rijksmuseum te Am- sterdam no. 201. Dit stuk werd voor f 275, op de verkooping der schildertien van Jeronimo de Bosch, aangekocht. b. hisstu~, met rol in de hand, te vinden in het ge- bouw voor hooger onderwis te Amst.. Ofschoon dit stuk gemerkt is J. L. 16GO wordt het door vele kunstkenners voor eene copy gehouden. Het maakte echter een deel uit van de beroemde verzameling van Gerard van Papenbroeck. 6e. door A. van Ostade. Ook deze zou Vondels portret ge- schilderd hebben (vgl. v. L. X11 146.) In Vondels leven door Braadt lezen we (bl. 108): ,De Jesniten ‘t Antwerpen, door den roem van des dichters naam aangelokt, verzochten, eenige jaren geleden (d. i. omstreeks 1680), zin schilder& en plaatsten die in hun klooster onder de beeltenissen van de vermaardtste mannen dezer eeuwe.” Welk is het hier be- doelde portret? Is het nog in Antwerpen te vinden? DE V. AZ.

Karwei, karrewei, karwey. Deze woorden hebben eene verschil- lende beteekenis. Er wordt door aangeduid een klein aromatisch zaad, gelik aan aniszaad: het woord is afkomstig van het fransche curvi. Maar het beteekent ook het ingewand van geslagte dieren. Ein- delik duidt het aan een werk, dat spoedig verrigt wordt door ambachtslieden. De vraag is dus, van waar die heterogene be- teekenissen, en moeten z1J door eene verschillende spelling aange- wezen worden ? B. A. P.

[Karwei = verpligte arbeid, arbeid waar men geen loon voor ontvangt, moeielike, lastige arbeid. Van het fransche corvde. Karwei = hart, lever, long en milt van geslagte beesten. Van het ital. cor&, fransch corée. Karw2j = eene soort van’ zaad. Van grieksch xc+oç, lat. careum, ítal. caro, fr. carvi. De eerste woorden moeten, omdat za ontstaan zin uit fransche VRAQXN. 351 op de uitgaande met ei, het laatste, omdat het ontstaan is uit een fransch’ woord op e, met ij geschreven worden.]

Woorden met ont zamengesteld. (XXlV, bl. 278 v. v.). Na het lezen van de belangrjjke aanteekening t. a. p. vond ik in mirre aanteekeningen het volgende over het woord ontledigen. BHet komt in de Staten overzetting viermaal voor, namelik 2 Kon. 5 vs. 3, 6, 7, 11, in den zin van wegnemen, bevrijden. Van Marnix heeft het in dien zin gebezigd in zijne psalmbetijming, Ps. 32 vs. 2. In de Statuten van landsregten van den hnde van Westvrieeland, uitgegeven in het midden der 16de eeuw en herdrukt te Leeu- warden in 1772, leest men: >de man is de misdaad ontledigd” dat is, hjj is vrjjgesproken. Ten aanzien vau het woord ontgelden verschil ik van hetgeen t. a. p. gezegd wordt,; Biets ontgelden is beginnen iets te gelden, te betalen.” Mins inziens gebruikt men dit woord van iemand, die in een of ander opzigt de dupe wordt, het kind van de rekening is, de gevolgen draagt van hetgeen hij met anderen gemeen had. Maar nu heeft men ook het woord olatwee. Men vindt het Ps. 46 vs. 10 die de spiesen ontwee slaat. Wat beteekent hier ontwee? Is het: in tweeën slaat, zoodat het eigentik twee woorden zouden zen; in twee? In de Psalmberijming van Datheen Ps. 124 vs. 4 leest men: ‘t Strik is ontwee, het welk ons omving gemeyn Wy zyn vry. Hier wordt dus gesproken van een verbroken strik, en dus ontwee gebruikt als of het was in twee. Het zal mi aangenaam zin, door den eenen of anderen taalkundigen in het licht te zien ge- steld, of het een tweesyllabig woord is: in twee - of wat ontwee eigenlik beteekent. E. A. P.

[Ik geloof niet, dat er ten aanzien van ontge2den verschil be- staat tusschen E. A. P. en mi. Ik heb gezegd dat ontgelden be- teekent beginnen ts betalen; maar ik heb ook gezegd, blz. 281, dat waar het werkwoord zonder ont eene werking te kennen geeft die gewoonlëk in korten tijd afloopt, het onderscheid tusschen 352 VRAGEN. simplex en compositum doorgaans wegvalt. Onder de woorden waarbij dit plaats heeft heb ik ook ontgelden genoemd. Dit werk- woord beteekent nu meestal betalen, boeten, het gelag betalen, het kind van de rekening zzj, enz. Ontwee. Ik kan volstaan met den vrager mede ‘te deelen wat Clignett daarvan zegt. Bgdr. bl. 123. w Ontwee is eigenlik aan twee, en niet 2n twee, zoo als Kiliaan meent, gelik zeer juist is opge- merkt door den hooggel. Ypey Taalk. Aanmerk. bl. G-‘. Het is buiten bedenking, dat dit ontwee oulings niet bepaaldelijk genomen werd voor iets in twee stukken te breken; maar, dat integendeel de beteekenis meer algemeen geweest is en zich tot alle breuken uitstrekte, en alzoo gebruikt ‘werd voor alles, wat van z$e vorige volkomenheid beroofd, vernield of vernietigd werd. Zoo vinde ik ontwee zeer wel verklaard door v. d. Schueren Theuth. 1. D. in H. Ontwee of to stucken Houuen, dissecare.” Clignett voegt er eenige voorbeelden b& o. a. dit uit het >ev. v. S. Franc. Hs. f. 128 d., Ende hi heelde een nyewe wyde plateel die in veel stucken ontwee gevallen was.]

ANTWOORDEN,

Uitgang in achter eigennamen, (XXIV, bl. 265). Het gebruik van dezen uitgang achter eigennamen is eenvoudig de toepassing van hetzelfde beginsel, dat van koning, vorst, man, God, enz. on1 het vrouwelijk geslacht aan te duiden koningin, vorstin, manin, Godin, enz. maakt. Deze hoogduitsche gewoonte is echter, zoo ver ons bekend is, hier te lande nooit in gebruik geweest; evenmin als men hier van een profesporin, doctorin en derg., gelijk in Duitsch- land, hoort spreken. v. VL.

[Die uitgang is zeker het eerst toegevoegd aan beroepsnamen. Om b. v. eenen Heinrich, die herbergier was, vaa andere van dien naam, die in dezelfde stad of hetzelfde dorp woonden, te onder- scheiden, noemde men hem Heinrich Wirth. Vandaar gaf men aan zine vrouw den naam van Bertha Wirthinn. Toen vele dier ANTWOORDIIN. 353 beroepsnamen familienamen geworden waren, bleef .men bU die gewoonte en handelde later even zoo ten opzigte van familienamen die eenen anderen oorsprong hadden.]

Drie wapens gevraagd. (XXIV, bl. 18). Het wapen geschilderd op porcelein, waar t. a.,pl. naar gevraagd wordt, is dat van de familie Callenfels hier te lande. Het wapen van Stein Kallenfelz is volgens Rietstap geheel anders. STELLA DUCE.

Qeslacht Noojen. (XXIII bl. 44; XXIV, bl. 24, 71.) Jacobus M. werd als propenent beroepen tot pred. te Mastenbroek in 1728 en stierf aldaar 2 nov. 1765. Z&e vrouw Lucia van Eibergen overleefde hem. Je J. V. DOORNINCH.

Baudart, Apophthegmata enz. (XXIII, bl. 604; XXIV, bl. 41). Achter de elfde uitgave 1665, in min bezit, is gevoegd het tweede deel, 10e druk. Dit tweede deel vangt aan met de op- dragt aan den heer Graaf van Limpurgh, enz. enz. en is gedag- teekend 24 febr. 1616. Daarin zegt de schtijver, dat hi het le deel svoor ettelycke jaren gedediceert heeft Mijn Heeren der Ridderschap en Steden dezes graafschaps Zutphen.” Volgens Glasius werd Raudart in 1604 predikant te Zutfen, nadat hi achtereenvolgens conrector te Sneek en predikant te Kampen en te Lisse geweest was. Hi stierf 1640, nadat hg, volgens de Encyclopedie van Winkler Prins, zes uitgaven van zine Apophthegmata had beleefd. Volgens de opdragt was hg bg de eerste uitgave van het le deel allerwaarsch&lëkst reeds predikant te Zutfen: deze le uitgave moet dus van 1604 of later dagteekenen. Als men het »nu ettelycke jaren” in aanmerking neemt, zal de le uitgave welligt van om- streeks 1610 dagteekenen. J. A. SNELLEBRAND.

[T. 1. a. pl. is vermeld dat de eerste uitgave van 1605 is.]

Niezen. (XXIV, bl. 301). Is het waar, dat niesen voor een kwaad voorteeken gehouden wordt? Ik geloof het tegendeel. Eu 354 ANTWOORDEN. in dit geloof versterkte mij Nieuwenhuis’ Woordenboek, waarin ik vind, in voce: BDe gewoonte, aan iemand, die niest, geluk te wenschen, is zoo oud, dat Aristoteles haren oorsprong reeds niet meer wist op te geven. Waarsch@lyk is deze gewoonte ontstaan bij gelegenheid van het heerschen eener ziekte, waarbg het niezen het teeken was van aanvangend herstel. Ook bij offeranden be- schouwde men het niezen als een gunstig teeken.” Hiermede is tevens de gestelde vraag beantwoord, maar niet zeer bevredigend. Want het antwoord is: wi weten het niet. - Overigens mag, ter zake van het niezen als aanvang van eene gunstige wending, ook verwezen worden qaar het verhaal 11 Kon. IV, - met name vs. 35. E. LAURILLARD.

Biezen. In’ vroegere tgden hield men het niezen voor zeer ge- vaarlik ; er konden gevaarlgke bloedvloeiingen uit voortkomen, en daarom wenschte men dat. het wel bekomen mogt. Dit vind ik aangeteekend uit eene, door de Maatschappij tot nut van het algemeen uitgegevene Verhandeling van H. Lemke over waarzeg- gerijen enz. bl. 15, 16. E. A. P.

Trekwerker. (XXIV, bl. 174). Een trekwerker is iemand die trekwerk maakt, en bekwerk is, volgens Lambert ten Kate Aenl. II. bl. 459, textoria duobus fabricata, alterutro stagmina filorum sursum trahente. Wie geeft mi daar eene vertaling en verklaring van? Ik kan die niet geven, omdat ik met stagrn&a geenen weg weet. Nergens kau ik dat woord vinden. Ik vermoed dat het ecne fout is. Maar wat moet er dan staan? Intusschen blikt dit althans uit de eerst,e woorden, dat hekwerk eene soort van weefsel was, waar twee personen te gelik aan werkten. P. LEISIJDERTZ WZ.

Kraam. (Vgl. XX, bl. 375; XXI, bl. 49, 371; XXII, bl. 39, 204? 636; XXIV, bl. 7, 289). Een zeer duidelijk bewgs dat kraam het ledeknnt bet’eekent, waarin de moeder den eersten tijd na de bevalling ligt, vind ik in de Oudste stadsrechten van Zwolle, uitg. door dr. G. J. Dozy. Onder die keuren, waarsch$$jk uit de 14e ANTWOORDEN. 355 eeuw, vinden w$ er eenige, die dienen moesten om perk te stellen aan de gedurig toenemende weelde bij bruiloften en andere gele- genheden. Daartoe behooren, o. a. de volgende: (bl. 105). Item als ene vrouwe to kerken gheet, soe moeten ‘) wal met hoer ghaen to kerken ende in den huys eten twelef vrouwen ende niet meer ende soe moeten ‘) die vrouwen wal op ene t$ elc oer ghelt verdrinken voer den krame, ende quemen se daer vaker to van den 2) voey den kraem, soe moet z) men hem wal -drinken gheven ende so en zoelen si daer anders ghene tost meer doen voer ofte na, ten were dat die vrouwe also ziec waere, dat ze oerre vrende behovede in noeden, die mosten daer wal bliven eten sonder arghelist. (bl. 100.) Item so en zal nyemant van onsen burgheren die manhoeft 4, is voer kpame ghaen eten noch voer noch na om des krames willen, wie dat dede die verloer teghen die stad 5) een pont, mer ene vrouwe of man die vader of kint of broeder hebben die moeten in den huys , wal eten daer die craem Zs alst hem ghadet 6) sonder broeke ‘). Eten voor de kraam is eten voor het ledekant waar de kraam- vrouw op iigt of gelegen heeft, dus met andere woorden in de kraamkamer. P. LEENDERTZ WZ.

Geslacht Chass& (Vgl. XXIV, bl. 315.) Zekerlik is den vrager onbekend het werk van W. J. del Campo, genaamd Camp, Het leven en de krigsbedriven van David Hendrik, baron Chassé, ‘s Hertogenbosch, 1849. Daarin vindt men op bl. 3, dat hë te Tiel den 18en maart 1765 geboren werd uit Karel Jan Chassé en Maria Johanna Helena Schuil. Zijne voorouders behoorden tot eene adellgke familie in Frankrëk, doch waren ten gevolge van de hervorming naar ons land geweken. Zin vader was kapitein bij het regiment van Munster, en een ziner voorvaderen Chassé, baron van Plimore, behoorde tot het gevolg van den aartshertog Albertus en sneuvelde in den slag van Nieuwpoort 2 julë 1600. A. J. van der Aa zegt in ztin Biographisch Woordenboek, dat hij

‘) Mogen. 2) Lees: to vanden, d. i. te bezoeken. ‘) Mag. *) Man. “) Zou aan de atad moeten betalen. “) Als het goeddunkt. 7) Zonder misdoen en bijgevolg zonder boete schuldig te zgn. .356 ANTWOORDEN.

ook voorkomt als ~~13 Chnssd; echter blikt mi uit stukken door hem geteekend en in miu bezit, dat hg alleen teekende Chaeed. Voorts vind ik in de genealogie Schuil, dat zijne moeder geboren werd te Tiel den 3 januari 1729 en den 22 februarg 1757 huwde met Karel Johan Chassé. ZlJ was de dochter van Pieter Scbull, -geb. te Tiel 22 act. 1693, aldaar overleden, en van Johanna Cornelia van Eek. (Zie mijn Annuaire de la Noblesse et des families patriciennes des Pays-Bas, 1871, bl. 130, genealogie van Eek). Maastricht. A. A. VORSTERYAN VAN OIJEN.

(feslacht (trommee. (Vgl. XXIV, bl, 315). Rietstap geeft het wapen van de belgische familie Grommée aldus: doorsneden: a. zilver met eenen zwarten halven arend, b. goud met eenen rooden regten schuinbalk; vergezeld van zes groene of blaauwe koeken, zoomswize geplaatst. Naastricht. A. A. VORSTliRYAN VAN OIJEN.

AANTEEKENINGEN.

Spreuk: Eenheid in het noodige, vriheid in het twijfelaoht&e, in alles de liefde. Me herinnerende, ergens eens gelezen te hebben, dat men gaarne zou weten, aan wien men dit gezegde te danken heeft, vind ik daartoe eene aanwijzing in de Boekz. van juli 1780, alwaar berigt wordt, adat de Synode van Friesland den 23 Mei van dit jaar geopend werd door ds. Cornelius Blom, pred. te Leeuwarden, met eene redevoering over het uitmuntend zeggen van den beroemden Godgeleerde Hermannus Witsius, weleer de lust van Leeuwarden’s gemeente, en een sieraad van de Friesche, Stichtsche en Hollandsche hoogesoholen : In necessariis unitas, in minus neceseariis libertas, in omnibus charitae, - hetgeen op eene verstandige wijze werd uitgebreid.” bladz. 96. WoEfaartsdijlc. J. VAN DER BAAN.

[Het berigt uit de Boekzaal, hier door de heer van der Baan medegedeeld, is opmerkelik, omdat het bewijst, hoe hetgeen alge- AANTEEKENINOEN. 357 meen bekend was, somtgds na betrekkelik korten t$d weder ver- geten wordt, Niet alleen Blom, maar zeker vele andere theologen in zinen tfid wisten, dat deze spreuk van Witsius was. Het werd bij gelegenheid van z$e redevoering daarover vermeld in de Boekzaal, die in dien tgd iedereen las. En - wë hebben gezien dat, omstreeks 30 jaren geleden, die spreuk eerst aan Augus- tinus en ik weet niet wien al meer werd toegekend, totdat men eindelik, nadat er vr$ wat over geschreven was, weer bij Witsiua te regt kwam.]

Eenheid in het noodige. Carl Glaser deelt, op p. 62 ziner Bei- trage zur Geschichte der Stadt Griinberg im Groszherzogthum Hessen [afgedrukt in het Archiv für hess. Gesch., Erste Supple- mentband, Darmst. 18461, het volgende mede:’ Eine alte in Oel gemalte Abbildung ihreh Wappens bewahrt die Stadt auf dem Rathhaus, mit der characteristischen Unter- schrift : Hatten wir alle ein Glauben, Gott und gemeinen Nutz vor Augen, Auch guten Fried und recht Gericht, Ein Ehlen, Maas und Gewicht, Einerley Müntz und gut geld, So stund es wol in aller Welt. MO.

Kunstwagens. 1447. Am Montag nach dem Newen Jahrs-Tag, gieng ein rechter Wagen zu dem Kalchsthor herein bisz an den Marckt vnd wider hinausz ohne Rosz vnd Ochsen, vnd war ver- deckt, doch sasz der Meister der ihn gemacht hat darinnen, vnd regirte ihn. Christoph Schorer, Memminger Chronick, Ulm 1660, S. 12. De afbeelding en baschrgving van een BCarriage without Horses,” vindt men in de Curiosities for the Ingenious, Lond. 1821, p. 33: One of the first inventions of this sort, was a carriage by M. Richard, a ph,sician of Rochelle, exhibited at Paris in the last century. It is moved by the footman behind it, and the fore- wheels, which act as a rudder, are guided by the person who sits in the carriage. Betrveen the hind-wheels is placed a box, in which is concealed the machinery. etc. MO. 358 AANTEEKENINOEN.

Duitsch apotvers op den terugtogt der Franschen uit &sland. Ik vond het volgende duitsche spotvers onder oude familiepapieren.

FRAGE.

Was sind das fur bescheidene Krieger, Die jezt so stil1 vorüber ziehn?

Ey sind das jene böse Gaste, Die uns im Sommer so gequUt?

Wo bleibt denn jener stolze Kaiser Mit seiner ganzen Kriegesmacht 2

Wo mag bedeckt mit Lorbeerkriinzen Des Kaysers heilge schaar wohl seyn?

Muss den mit Sattel suf den Rucken Die Cavallerie zu Fusse gehn ?

Was wird den nun aus ihre Reise Nach Indien, wie der Kayser sprach?

Wo ist die Adenge der Kanonen, So schön wie wir sie nie gesehn?

Nun sagt, wenn alles auch verlohren, Wo er die stolzen Garden lies?

Wo mögen sie die Adler haben Bey ihrer sehweren Ruckzug Schmach ? AANTEEKENINQEN. 359

Het is waars&nl~k ontleend aan een duitsch tijdschrift van 1813 of 1814.

ANTWORT.

Das sind die stolzen Weltbesieger, Die nunmehr vor den Russen fliehn.

Es sind nur ihre Ueberreste, Die weislich Flucht statt Tod gewzhlt.

En ging nach Haus, den er war heiser Wei1 er LU früh so stark gelacht.

Ach, zu bescheiden urn zu glanzen, Huilt sie in Weiberrock sich ein.

Die Pferden sollten sich nicht drucken: Drum lies man sie in Rusland stehn.

Sie folgen ihres Kapers Reise, Doch laufen sie nur hinten nach,

Sie wolten unsre Wege schonen Und hessen sie in Wilna stehn.

Die Naden sind ja allen erfroren, Sie holen Salbe aus Paris.

Die Adler wurden selbst zu Raben Und ziehn nun ihren Kaper nach. 360 AANTEEKENINQEN.

opschritin op 6ChOOr6teenen. Aan den Teersdgk tusschen Grave en Ngmegen stond, aan den schoorsteen in de gelagkamer dec herberg, de vraag: >Wie weet of het waar is?” Niemand wist uit te leggen waarom die woorden daar st;ondeq. ‘t Schgnt dat men dergelgke raadsels meer op schoorsteenen schreef. Zoo vindt men op het kasteel te Helmond in eene der zalen op den schoorsteen : 0 QUARE ~ QUIA DE0 BE BIS BIA OSA. De beteekenis was onbekend. Men vader vond haar, door te lezen BO superbe quare superbis quia superbia Deo superosa.” In eene andere zaal van hetzelfde kasteel staat voor den schoor- steen een wapenbord met de twee en dertig kwartieren van eenen hertog van Croy-Aerschot (als ik ‘t wel heb) en in iederen hoek van dat bord eene groote vergulde S, waaruit ik lees: Solo Sancto Sanctum Sit. Zeer zeker vindt men hier te lande nog wel hier of daar der- gelijke schoorsteenopschriften of is de herinnering er aan nog wel bewaard. Ik meen, dat zë dagteekenen uit de eerste helft der XVIde eeuw. Zou het niet mogel$ zin nog aanwezige of in geheugenis levende schoorsteenopschriften in dit werk aan de vergetelheid te ontrukken ? A. J. C. ‘KREMER. VRAGEN, -

Louis‘ Bouquet. Wie kan mij inlichtingen geven omtrent een zekeren Louis B,ouyuet, Zwitser van geboorte, kolonel in neder- landscben dienst 1753-1760) die met zin gezin in ons land woon- achtig is geweest. FRED. MULLER.

Muaijknoten. Anno Domini 1034. was in Ytalien die groote meester in de Musike, Gwido. Hy vant yerst die maniere van singhen in de bant, als Gamut, Are, Bemy ; alsoe men die kin- deren in der scholen noch leert. Item. Guotho die Bisscop van Ludiek, was in Consten ende in de Musicke vermaert. Hy dede daer noch veel meer toe. Wout. v. Heyst, d’Boek der Tyden in ‘t corte, door Is. le Long, Amst. 1753, hl. a11. Wat is dat voor eene manier van zingen?

Kasteel Westhoven. In de Zeeuwsche oudheden door J. Ermerins 5e stuk blz. 149, vindt men: BAan wien dit leen (Westhoven) naar het overlgden des Heeren van Vdliers vervallen of verkogt is, kan men niet zeeker bepaalen, maar wel dat van A”. 1593 tot 1607 als eigenaar vermeld word Mr. Pieter van der Baerse. Dit is zeker, dat gemelde Heer Baerse A”. 16.07 niet slegts als eigenaar, maar als bewoonder van Westhoven voorkomt.” In eene noot wordt gezegd:- *Mr. Pieter van der Baerse, Seoretaria van Middelburg, was getrouwd met jufvrouw Maria Lozelenr (waar- sch&d~k erfdogter van bovengemelden Heer van Villiere).” Nu vindt men in de notulen der Staten van Zeeland van 18 mei 1610: PJuffr. Anna van Brigandeaux, wed. Vilers verzoekt, dat het huis en de landen van Westhoven, in de eerste koop- brieven gementionneerd, niet subject Z&I het plakkaat van 22 juli 1604 op het stuk van de leenen. Naar de Rekenkamer.” 362 VRAGEN.

Treedt deze weduwe Viliers in 1610 als eigenares op, hoe is dit dan ov&een te brengen met hetgeen Ermerins mededeelt? Domburg. H. MI. KESTELOO.

(feslaaht van Schuijler. Omtrent. 1650 vestigde zich een lid van dat geslacht, Philip Pieterszn. van S’chugler genaamd, nit de Neder- landen in Noordamerika en stichtte daar met andere emigranten Nieuw Amsterdam, tegenwoordig New York. Aldaar is dit ge- slacht zeer aanzienlijk geworden. Hun wapen vindt men bij Rietstap. Wie heeft de goedheid mi de genealogie dezer familie van voor dien tijd, meê te deelen? Elke aanvulling, hoe gering ook schijnende, zal welkom zin aan MaastTicht. A. A. VORSTERMAIi VAN OIJEN.

Hendrik van Oosten. Wie waren de ouders van Hendrik van Oosten, den schrijver van: BDe Nederlandschen hof beplant met bloemen, ooft en Orangeryen, enz.” te Rotterdam bij Herm. Kentlink a”. 1749, reeds toen vifde druk? Het schgnt dat hg een kundig bloemist en entenier te Leiden was. Muast&ht. A. A. VORSTERMAN VAN OUEN.

ANTWOORDEN,

Korte beschrijvinge van Parijs. (XXIV, blz. 229.) Indien de daar veronderstelde dichter mr. A. van Overbeke, dezelfde is, als de fransche schoolmeester en bekende kunstschriver van dien naam, is het twifelachtig of deze veronderstelling juist is. De kunst- schtijver 8. v. 0. toch was reeds in 1609 schoolmeester te Dom- burg en zou dus in 1666, toen gezegd boekje geschreven is, mis- schien 80 of meer jaren oud geweest zgn.

[De vrager dacht aan eenen anderen A. van Overbeke, die in 1666 te Amsterdam w-oonde en in 1668 vandaar naar de Oost verhuisde.] ANTWOORDEN. 363 . Eerste predikant te Colijnsplaat. (Xx11, blz. 600 ; XXIV, blz. 252). Dezer dagen vond ik in het begrafenisboek dier gemeente, dat den 18 januari 1625 overleed »Eduwaert Adryany Boom, eerste predikant, geboren in Ingelandt.” Hiermede is dus volkomen be- wezen, dat Booms (in genoemd boek staat Boom) en niet Coutreels de eerste predikant was. Domburg. H. Y. KESTELOO.

Gleslacht Brouwer. (Vgl. XXIV; bl. 5). In de Beschrijving van Dordrecht, door Mattbys Balen, vindt men, blz. 1258, 1253, 1272, het volgende, door mij uit andere schrgvers aangevuld: Arend Brouwer, zoon van Blasius Arendsz. ‘), schepen 1573, 74, 77, veertig 1574, te Dordrecht, en van Maria van Wesel, gez. van den Honert 2). trouwt Maria Gryph, bi welke hij de volgende kinderen verwekte : Br. Blasius Brouwer, minrebroeder van den Observanten, en Arendina Brouwer, gest. 1615, trouwt Frank of Frans van der Duyn 3). - Jonckr. Franpois v. d. Duyn heeft het huys te Donk in den Rhiederwaard, hem aangekomen door zijn huwelik met Arnoudina Brouwer, ‘t: welk in 1575 door de Spanjaarden afge- brand was,, in den j,re 1616 weder opgebouwd. Oudenhoven, Beschr. v. Zuyt-Hall., Dordr. 1654, bl. 252; vgl. v. d. Eyck, Corte Beschr. v. Z.-H., Dordr. 1628, bl. 66, v. Leeuwen, Bat. ill. bl. 1215. Kinderen : Arend v. d. Duyn. Anna v. d. Duyn. Willem v. d. Duyn, trouwt Deliana Gryph van Valkesteyn. - Hg was in Oudenhovens tid dikgraaf van Oud- en Nieuw-Rhie-

‘) Een Arend Brouwor was, 1560-1656, voogd, meester of vader, van het klooster der Augustgnen te Dordrecht. Balen, bl 132. s) Dochter van Rochus en Maria van Tol], en zuster van Thomas v. W., “die na een stuk Lands zich liet noemen van den Honert,” en wiens nakomelingen te vinden zijn bij Balon, in het Ni>bil. d. Pays-Bas, p. 689, en in het Suppl. LUX Troph. de Brab. t. 2, p. 203-206. Zie ook van dit geslacht: Het leven en sterven van Tako Hajo v. d. Honert, prof. te Leiden, door zijn zoon Joan v. d. H. s) Frans Verduyn was lid der broederschap van St. Antonius te Dordrecht, om- streeks 14(10 door den prior van het Aogustijner klooster, Claes Oem, gesticht. Oudh. v, Zaidholl. bl. 63, Schotel, Het klooster enz. der Augustijnen te Dordr., bl. 69. 364 ANTWOORDEN. derwaard en Oost-Ysselmonde, en bewoonde het huis te Donk. Die schrjjver noemt hem : Been Heer van groote keanisse ende vriendelycken ommegangh.” t. a. pl. bl. 252, 253. - Willem van der Duyn kwam in de Confrerye van S. Pieter of der Romeinen te Dordrecht, 166. . Balen, in de Byvoegingen, achter den Blad- wyzer. Jan die Brouwer, Miohielszoon, was tresorier 1455, 56, 73, schepen en veertig 1456, mr. Jan Brouwer, heeren Janszoon, raad 1487, 88, veert,ig 1478, te Dordrecht. Meer personen van dien naam komen onder de schepenen, raden, secretarissen, weesmees- teren, dier stad voor, o. a. Jan Brouwer, Arendszoon, schepen 1575-1596, weesmr. 1595, 96, gecommitteerde raad ter admirali- teit tot Rotterdam 1397, enz., en Johan Brouwer, schepen 1610 en 1611, toen hij stierf, 31 october. Balen, bl. 292-331, 346, 358, 361, 381, 391, 410; zie ook bl. 177, 929, 932, 933, 1063, 1096, 1126, 1173, waar huweljjksverbindtenissen met Beaumont, de Jonge, enz., voorkomen. Het geslacht Grip, Grijph, Gryp, Gryph, waaruit de moeder van Arendina of Arnoudina Brouwer gesproten was, is vermoe- delijk hetzelfde met dat, ‘t welk in de XVde eeuw te Groningen in aanzien en in het Westerkwartier der Ommelanden gegoed was, en waarvan wijlen de groninger archivarius mr. H. 0. Feith, in zëne verhandeling over de Karspellasten van Grijpskerk, Gron. 1840, bl. 3 en B$age 1, bl. 85 volgg., dus gewaagt: ,De kerk te Grijpskerk is, volgens een opschrift boven de kerk- deur aldaar ‘), gefundeerd door zekeren Nikolaas Gryp, doch het is onzeker, in welk jaar. Waarsch&Sjk niet lang vóór het ver- schijnen van de pauslgke Bul van 7 aug. 1561, als waarin de naam Grgpskerk het eerst voorkomt. Nikolaas Grijp sohënt uit een oud en deftig groninger geslacht gesproten te zijn. In de Brouwers-gilderol 2) vindt men, onder

‘) Westendorp, Eerste Leerrede in de nieuwe kerk te Sebaldebaren, den 22 nov. 1807, Gron. 1809, bl. 173. ‘) Deze GiMerol is bij mij in hs,. nanweoig en, ‘t geen de heer Feith venuimd heeft te vermelden, afgedrukt in de werken van het Gen. Pro Excol. Jure Patrio, UI. d. 2de st., Gron. 1791, bl. 179 volgg. - Johan Gryp liet zich in 1136 in het brouwersboek aanteekenen. , _

ANTWOO&DEN. 365

de gildebroeders van 1424 uit Utinghe Cluft, den naam van Clawes (Claes, Nikolaas) Grip en zijnen zoon Junghe Clawes Grip, zinde eerstgemelde in 1440 en 1441, en in 1449 tot en met 1457, lid geweest van de Hoofdmannen-Kamer, en laatstge- noemde met dit aanzienlik ambt bekleed geweest in cb jaren 1442, 1443, 1444, 1447 en 1448 ; zie de Fa& Consulares Reip. Gro&g. van Emmius. Aan het slot van een voor mi liggend, in september 1638 vervaardigd, afschrift van dat dqckrecht van die Rugewaert van 1476, op sinte joannis decollationk, staat: »want wi gemeene aruen geen zegel1 en bruken, so hebben wij gebeden den Ersamen Yebastianum, prouest toe Kuismer, Menno Broersma, He Aikema, Harcke Hillema, ende Johan Grijp desen breeff ouer ons tbezegelen.” Uit welke woorden de betrekking zoo wel van den kusemer proobst tot deze streek, als die van het geslacht van Grijp kan worden opgemaakt, gelik mede dat het laatstge- melde geslacht toen onder de aanzienljjlrste behoorde. In de Klaanwboeken van Westerdeel-Langewold komt de familie Grijp nog in 1642 voor. In stukken op het groninger archief wordt nog melding ge- maakt van Fosse Grijps, 1454, Johan en Hermen Grijp, gebroe- ders, 1477, Johah Grijp, overrigter van Groningen, 1480, Al$ Ghrijpcs, 1487, Geertruid Gripes! 1493, Jan Grijp, 1532, Johan Grip, 1569 i). - Denkelck zullen tot dit geslacht ook behoord hebben: Andries Grijph “), grietman van Utingeradeel 1550, en diens zoon Ofke, grietman als voren, bfi afstand van Z~II vader, 1575, in 1580 als voortvlugtig ingedaagd en in hetzelfde jaar in den slag op de Hardenberger heide gesneuveld, nalatende een zoon, Erasmus, verwekt bg Iets Pieters. Van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietrn. bl. 328, 329; vgl. Stamb. v. d. Frieschen adel, in Foppinga. uit welk geslacht Andries znne vrouw nam, Willem Gryp Florisz., komt in 1485 als veertig, in 1490 en 99

‘) nJohsn Gryp, Lubbert Gryps basterts soene, een onreedelijck quaet schalck en moeytemaecker,” speelde in 1637, bij een oproer te Groningen, zijne rot S. Beninga Chron. bij Brouërius v. Nidek Anal. 1. bl. 403, 406. Vgl Schotanns 19e boek v. d. Priesche Hist. bl. 636. s, Zijn naam wordt onderscheiden geschreven, zoo als GriJp, Grgph, Grüf, Grieff, Gril% (sant. bij v. S.) als schepen, in 1498 en 1500-1504 als Lurgemr. der stad Delft voor; Claas Gryp als weesmeester in 1500 en 1501; volgens de Beschr. van Delft, bij Boitet, bl. 81, 116-118. [Dat mr. Willem Gryp, die, bl. 479, in 1566 onder de BToezienders der Groote Sohoole” genoemd wordt, dezelfde was met mr. Willem Griep of Cryp, secretaris en pensionaris van Delft, 1562, 1563, daarna raad in ‘t hof van Holland en te Mechelen, in 1610 als cancelier van Gelderland te Roermond overleden; ook als lat&jnsch dichter ver- meld (Gouthoeven, bl. 224, 106, 108, v. Leeuwen, Bet. ill. bl. 1472, 1476, Scheltema, Staatk. Nederl., 1, bl. 2G6); is wel waarschgn- lak. -. Franco& Criep, substitut-griffier bij ‘t hof van Holland 1591, werd griffier den 8 nov. 1622 (v. Leeuwen, t. a. p. bl. 3478), en, b$ Geertruid Boot, vader van Geertruid Ctijp! de vrouw van Heyman v. Blyenburg, heer van Dortsmonde, commandeur van Engelen, gest. 1645, volgens v. Leeuwen, t. a. p. bl. 872, 878; Balen, bl. 992, die hem, bl. 1001, Frsncoys Criex nLemt; v. Beverwyck, bl. 89, waar hi Frangois Grip heet; Eak, Woordb. dl. 7, bl. 753; denz., Ge& en Wapenb., in Blyenburg 10de gen. (Geertruyt Krip) en Boot 13de gen.; Luïscius, Wdbk., in Boot.] Petronella Hallincg (Jans dochter bij Erkenraad Carré en kleindr. van Aart, schepen te Dordrecht 1542, gest. 1545, en van Maria Oem, gest. 1585), trouwde Johan Grtph, Rochusz, heer tot Malssen, geet. 22 aug. 1615, en liet na: Erkenraad G., geestelijke joffr. te Mechelen. Rochus G., als priester te Keulen gestorven, Anne en Elisab. G., ongetrouwd gest. Pieter Grgph van Valkenstein, ridder l), tr. 1”. 19 jan. 1649 Wilhelmina Oem, gest. 3 febr. 1655 te, Mechelen, wed. van Johan Fraqois v. Slingelandt, secretaris van den grooten raad te Me-

‘1 Balen teekent hierbij aan: #Heer Pieter Grijpb: 1676 Ridder van S. Iakob, etc.‘% Volgens het Nobilisire des Pays-Bas, 11. part. p. 487, Pierre Gryph fut honoré de la dignité de Chevalier par Lettrer de l’sn 1876. In de stamlijst van Wyngaerden (Oem van), bij Rok, heet hij: Petrus Grijph van Valkestein, schepen on thesaurier te Mechelen; onder den magistraat van welke stad, in het Suppl. anx Troph. de Brab. t. 2, p. 349-351, voorkomt: Pierre Gryps, ook Gryph, Ecuier, schepen 1859, 60, 64-68, tresorier 1675, en Pierre Grgph, Chlr. Sr, de Bisca, burgemr. 2680. ANTWOORDBN. 367 chelen, gest. 25 nov. 1647, z. k.; 2O. de wed. van ChrBtien van Laethem, burgemr. van Mechelen (als het laatste mansoir van zin geslacht in 1671 oud 83 jaren overleden), Catharina Egels. Liet bU de eerste vrouw kinderen na. Balen, bl. 1075, 1180, Kok, Woordb., dl. 33, bl. 212, Suite du Suppl. au Nobil. d. Pays-Bas, t. 1, p. 99. Johan Oem, gest. 29 aug. 1630, zoon van Johan en van Eleonora v. Slingelandt en kleinzoon van Herman, schepen te Dordrecht, en van Wilhelmina v. Alblas, tr. 1 mei 1609 Kornelia Geph, gest. 18 maart 1657, wier moeder Anna van den Eynde. Beider dochter Eleonora Maria Oem, ligt, bi hare drie echtgenooten, in de Minderbroeders kerk te Mechelen, met volgende kwartieren, begraven : Oem. Gryph l). Slingelant. van den Enden. Alblas. van den Berch 2). de Clerck. Clootwyck. uit welke kwartieren nl. b. volgende afstamming blijkt: Gryph v. d. Berch v. d. Eynde Clootwyck -- GryPh v. d. Eynde Kornelia Gryph. -- Vgl. Balen, bl. 1179, v. Beverwyck, bl. 335, Kok, dl. 33 bl. 210, 211, Nobil. d. Pays-Bas, p. 351, Le nouv. vrai Suppl. audit Nobil., Gand 1861, p. 151, 152, Suite du Suppl. t. 1, p. 38, Troph. de Brab. Suppl. t. 1, p. 480, t. 2, p. 81, Théatre sacré de Brab. t. 1, p. 68, pl. no. 2, Besch. d. stad Mechelen, Bruss. 1770, dl. 2. Valckesteyn, tusschen Roon ende Portugael, is een sterck slot, eertijds doen bouwen by den heere van Putten. Hier af hebben die van Valckesteyn in den Hage haren toenaam. Is gekoft by Joos Geph, daer nae genoemt van Valckesteyn, gelgck oock sin

‘) Het kwartierschild van Gryph vertoont in bleauw een gouden grijp of griffioen, de staart tnsschen de achterpooten doorgeslagen, welk wapen ook voorkomt op de half-bedekte grafzerk van Steven Hoerenkene (Horenken), gedeput. der lantschsp Drent, gezt. 16 octob. 1623, in de kerk te Eelde (Drenthe), onder de kwartieren: Hoerenckens, ter Borch, Ulger, Gryp, alle grooingsr geslachten. 3 Rietstep noemt dit een vlsamsch geslacht. Opmerkelijk is het, dat het wapen overeenkomt met dat van Kerstant van Bergen, die in 1411 hoog-bailliuw en opper- dykgraaf 1.811 Delfland was, volgens de wapenkaart, te Amst., bb Ia. Tirion, in 1756 uitgekomen. 368 ANTWOORDEN.

nakomelingen. V. Beverwyck bl. 63. Vgl. Gouthoeven (hij schreef vóór 1620 en stierf in 1628), bl. 78, 200: Heer Boudewijn van Roon, Cancelier van den hove van Ghelder t’hernhem, gest. 1581, besadt het huys te Valckestein in Poortegael by Roon, nu toe- behooreride 100s Grijph-van-Valckestein, van Dordrecht. Vgl. V. Leeuwen, bl. 1074. Joos Grgph komt in 1594 te Dordrecht onder de Luyden van Achten voor (bi v. Beverwyck bl. 357), Judocus Gryp van Val- kesteyn onder de leden der Broederschap van St. Antonius aldaar (Oudh. en gest. v. Ztiidh. bl. 62, Schotel, t. a. p. bl. 69); terwil van der Eyck, in zijne Corte beschryv. van Zuyt-Holl., Dordr. 1628, op bl. 60 aanteekent: ,De Sandttlingh (of Adriaen Pietergz Ambacht, in den Zwijndrechtschen Waard, dus genoemd naar een der ProegeTe ambachtsheeren, Adriaen Pietersz Sandelin of Sacdelgn) wert tq leene gehohden van ‘t huys van de Lecke, ende is tegenwoordigh ambachtsheep daer van Ioost Gri.ph Iran Valcke- steyn, als màn ende roocht van joffrouw Agnes Barthouts van de Sandelingh, ontste dochter van w$en Dames Barthouts, in sijn leven ambachtsheer van ‘t selve Ambacht.” Vgl. Oudenhoven t. a. p. bl. 235. [NB. Damas Bnrthouts, ook Damas Bnrthout Woutersz en Darnas, heeien Woutersz, genoemd, was schepen te Dordrecht in 1571 en een van de glippers in 1572. Zijne vrouw was Machteld Oem, gest. 1625; zijn broeder, Arend Woutersz, dikgraaf van Dubbeldem, getrouwd met Machteld Halling, vaz1 wien de Barthouts I of Gouthouvens te Dordrecht afstammen. Balen, bl. 322, 922, 934, 1063, 1074, li79, v. Beverwyck, bl. 22, 222, 323, 335. Ver- keerdelijk schreven Smallegange (HOU. wapenk.) en Ferwerda onder, Rietstap (Armorial général) boven het wapen van dit geslacht den naam : %Baertons.” - Wouter van Gouthoeven, hierboven meermaals aangehaald (zie Rietstap op dien naam), voerde ge- vierendeeld, en in eti:l hartschild, zoo het schijnt, den eenhoorn van de Mg1 of wel van van der MjSl (alias van of van de Velde l),

‘) Dat Arent heer8n Cornelisz., ambachteheur van de Mijl, Dubbeldam, enc;, burgemeester van Dordreeht, die vsin Philip8 11, in dec. 1;70, brieven van adeldom bekwam, uit tiet geb;lacht qan of van de Velde gesproten was, beweert van Leeuwen, t. a. p. bl. 1199. Het is echter tot heden, zoo ik meen, nog onbewezen gelaten, of hij uit dit geslacht (met den eenhoorn in ‘t wapen), dan wel uit dti van Uiter ANTWOORDYN. . 369

als men zien kab op den titel van de, door hem met BByvoeghsels” vermeerderde, nieuwe uitgaaf der Divisie-Chronak, tot Dordrecht gedruckt by Peeter Verhaghen, 1620, in folio. Herman Oem Leemt hem in zyne Annales Eccles. ms.: Gualterus ab +rea villa (Ondh. v. Zuidholl. bl. 54), zeker naar de later aan z+ geslacht gekomene . Goudene hoeve in RiedeÍwaard, die in de 13de eeuw een leen van den huize van Voorn was (v. d. Bergh, Regist. v. oork., bl. 84).] Een ander geslacht Gryph, volgens Rietstap in Vlaanderen te huis behoorende, voerde: de gueules, au chevron d’or, chargé de trois doloires de sable, et accompagné de trois étoiles d’argent (vgl. Le nouv. vrai suppl. au Neb. des Pays-Bas, Gand 1861, p. 163). Men zie voorts zijn Armorial général, op Griffon, Greiff, Griffa, Griffen, Gri5, Griffin, welker wapenschilden alle den grijp of grifEoen vertoonen, en, voor geslachten van dien naam, V. Hellbach, Adels-Lexicon, op Greif en Greiff. In een stuk van 19 junij 1576, bg van de Wal], Handv. van Dordr. Vlo afd. bl. 1392, wordt Rochus GrJp als Bmuntmeester vande Con. Majts. munte binnen die stede van Dordreoht” vermeld. MO.

AANTEEKENINGEN,

Een groote sleutel. In eene aanteekening (XXIV, bl. 260) wordt door “2 eene aan hem gedane mededeeling vermeld, volgens welke de lsraeliten hunne huizen met zulke groote sleutels ver- zekerden, dat men ze op den schouder droeg; en tot opheldering daarvan wordt aangehaald Jesaja 22: 15-25, alwaar (vs. 22) te ~_.~._.. Mijle of Ven der Mijla (volgens Balen, bl. 1141, in zilver een gaand of stappend zwart hert, met gouden gewei en klaauwen, voerande) afkomstig was, en gewaakd, zulks met dr. Schotel, enkel op gezag van “een - welligt later - op perkament geschrevene genealogie” (zie Schotel, Dordrecht: het geslacht van der Myle, Dordr. 1858, bl. ‘7, S), aan te nemen. Niet voor 1540 schijnt Arent Cornelisz. den naam van Van der ‘Mijle aangenomen tc hebben, naar de heerlijkheid van dien naam, welke zijne vrouw, Gornelia van Alblas, hem ton huwelijk bregt. Zie v. d. Wall, Handv. vab Dordr., bl. 1321 volgg. 370 AANTEEKENINGEN.

lezen staat, dat *God de,z sleutel van David - de tekst luidt: van Davide huis - op den schouder van Eljakim zou leggen,” ten teeken van het gezag en de waardigheid, die aan dezen zouden worden opgedragen. Ik geloof, dat de opvatting dezer plaats op misverstand berust, en dat men daaruit, ten gevolge van dit mis- verstand, veeleer het verondersteld bestaan van zoo gròote sleutels heeft afgeleid, dan dat de taal van den profeet als een bewijs voor de waarheid van bovengenoemde mededeeling zou kunnen gelden. Uit de Et. Schrift zelve is omtrent den vorm en de grootte der oude israelitische sleutels niets op te maken. Slechts eenmaal wordt in den ganschen Bijbel van een sleutel, in de eigenlijke beteekenis des woords, gesproken, namelijk Rigteren 3: 25, waar de hovelingen van Eglon, den koning der Moabiten, gezegd wor- den »den sleutel van diens slaapkamer genomen en het vertrek geopend te hebben, in hetwelk zu hunnen heer dood ter aarde vonden liggen.” Wij moeten derhalve de noodige inlichting op dit punt elders zoeken. Nu schrift Rosenmuller (A’cholia GA Jesajae vaticinia, in compendium redacta, pag. 350) wel: PObservandum est, veterum claves ita fuisse formatas, ut epomidi adjuuctae, sive per balteum ornatiorís artificii ab humeris penderent, fere ad eundem modum, ut gladii apud veteres ;- doch behalve dat de woorden veterum claves eene te algemeene beteekenis bezitten, om daaruit te kunnen afleiden, dat het bepaaldelijk bij de oude Israeliten alzoo zal geweest zin, is ook het dragen van een sleutel aan een kunstig gcwerkten bandelier geheel iets anders, dan het gewone gebruik, waarop in de gedane mededeeling gedoeld wordt bij het openen en sluiten eener woning. Bi Jesaja is bepaaldelijk sprake van het Zeggen op den schouder. Een sleutel nu van zóódanige grootte en zwaarte, dat’ hi niet in de hand of aan den gordel, maar als een geweer, of als een juk, op den schouder moest ge- dragen worden, zou voorzeker wel een boven mate lastig, onheb- belik en ondoelmatig voorwerp geweest zijn: vooral, wanneer men bedenkt, dat de oostersche sleutels niet van metaal, maar van hout waren. Wien kon het immer in den zin komen, om zulk een ongeschikt en onhandelbaar werktuig, dat dagelijks te pas kwam, te vervaardigen? Ligt het dus reeds in den aard der zaak, dat de aanhaling van Jes. 22: 22 hier niet opgaat, zoo treffen AANTEEKRNMOEN. 371 wU ook elders berigten aan, die de geiiite meening volkomen wederspreken. Ranwolf verhaalt (Reisen, 1 Th. S. 98) dat *de torens en huizen der Oosterlingen meestal gesloten worden met houten grendels, die van binnen hol zin, en dat +j, om deze te openen, houten sleutels hebben van ruim een handbreed lengte en een duim dikte.” Thevenot (Reizen, bl. 243) stemt hiermede overeen, en zegt, dat gal de sloten en sleutels der Egyptenaren van hout [email protected], zonder dat men er, zelfs aan de stadspoorten, een van ijzer ziet. De sleuteIs zelve zan klein van maaksel.” En Harmer (Waarnem. over het Oosten dl. 1, bl. 222) meent dat de sleutels der oude Hebreën niet anders waren. Op grond van deze getuigenissen, kan derhalve van sleutels, die op den schouder gedragen werden, geen sprake zgn. Wat nu de verklaring der aangevoerde plaats uit Jesaja betreft, het woord sleutel heeft hier geene andere, dan eene symbolische beteekenis. Men moet alleen op het overdragtelike der benaming hechten. Dit blikt duidelik genoeg, deels uit de bëgevoegde omschriving : den sleutel uan Davids hz& d. i. het bestuur, uit Davids geslacht afkomstig, en anderdeels uit die plaatsen des N. T. waar sleutden van het koningrzjk der hemelen of van het dooden- mJk, een sleutel dar kennis en een sleutel des afgronds vermeld worden. (Matth. 16: 19; Luk. 11: 52; Openb. 1: 18; 20: 1.) Wie van het metaphorisch gebruik tot iets eigenlgks en stoffeliJks overgaat of daaruit eenig gevolg wil trekken, laat den profeet iets zeggen wat geenszins in zijne woorden ligt en ook door hem niet bedoeld werd. De sleutel is derhalve hier niets anders dan de verbloemde uitdrukking der magtsbevoegdhsid, die aan Sebna, den onwaardigen hofmeester, ontnomen en op Eljakim overgedra- gen zou worden, op geleke wes, als de rok en de gaTdel in vs. 21. Deze manier van spreken is immers in de H. Schrift zeer ge- bruikelik. Hoe dikwerf gewaagt Paulus in zine brieven van het kruis, om daarmede den dood van Christus, of den hoofdinhoud der Evangelieprediking, of het teeken der verzoening van de menschen met God en met elkander aan te duiden (1 Cor. 1: 17, 18; Gal. 6: 12; Eph. 2: 16.) Van God wordt (Jes. 40 : 12) ge- tuigd dat Hij van de hemelen met een span de maat genomen en de bergen in eene weegschaal gewogen heeft; en dit is eene 372 AANTb'FKEWJNGIEB. .

asnschouwelijke voorstelling zijner onbegrensde magt, doch waar- uit geenszins volgt, dat de hemelen ooit gmetek en de bergen gewogen zin of immer kunnen worden. Ook wij zin aan zulke overdragtelgke uitdrukkingen gewoon. Wanneer ik van Absalon zeg, dat ~hi tegen zgnen vader opstond, om dezen van den troon te stooten,” dan gevoelt ieder, dat ik bedoel: BAbsalon wilde, ter@1 zijn vader koning was, zelf over Israël regeren,;” doch niemand zal aan opstaan en stooten denken in een letterlijken zin. Of, wanneer ik tot iemand spreek: ;PG~ moet uwen vriend een hart onder den riem steken,” dan is het weder aan geene mis- vatting onderhevig, dat ik meen: BG~J moet uwen vriend bemoe digen en tot krachtig handelen opwekken ;” doch het zou al vri onnoozel zin, daaruit het gevolg af te leiden, dat er in den eigen- @ken zin aan eenig menschenkind een hart ondm den tierra gestoken zou kunnen worden. Geheel gelijk is hieraan het Zeggen of dragen van eelt sleutel op den .schouder. De metaphora staat op zich zelvea, zonder consequentie. Tot bevestiging van het geschrevene wil ik ten slotte nog me- dedeelen wat van der Palm (Jesajus vertaald en opgeh&erd, deel 11, bl,, 47, 48) aanvoert tegen het misbegrip van Lowth: DDat de sle,utel hier niet het teeken is der waardigheid van eenen kamer- heer, - gelijk aan onze europeesche hoven, maar het dichter@jk zinnebeeld van gezag en vermogen, blijkt uit, het vervolg: ‘t geen hg @pent enz., en uit. het gebruik, dat van deze spreek++ in de S&rjft,en des, Nieuwen Testaments gemaakt wordt; daarenboven draagt m.en een sleutel niet op ztin schouder; maar men zegt wel, den last der heerschappij op den schouder te dragen. Het blGkt dan hieruit, dat met de ambten van opperhofmeester en slotvoogd ook verbonden was de waardigheid van eersten staats- dienaar of groo.tvisir, met eene bikans onbegrensde magt. in het regelen der staats- en bnrgerlgke aangelegenheden.” Leawardm. L. PROEB; VRAGEN,

ReUstab raadsel. A. Moritz in zin Tagebuch der Reisen in Nor- wegen, in den Jahren 1847 und 1851, Stettin 1853, $346, gewaagt van een vlakken steen met runenschrift te Fladdah!en, afgebeeld aldaar t. a. ij., maar niet ontcgferd. Is de ontcgfering ook elders te vinden ? Morits laat de ontcgfering over aan die geleerden, die Rellstabs raadsel zoo geestig oplosten. Dat raadsel luidde: pa& inter miBas populorur>a levi regis -fraude. Was de oplossing in den trant van die der latinsche inscripties der Fliegende Britter en van het bekende diti Be mse meet? Zoo ja, welke ? J. D. L.

Duitach spreekwoord. > In Cfütersloh macht die Luft unfrei.” Daar- mede wilde men zeggen: gij moet wat offeren om u uit de ver- legenheid te redden, vermits ieder Z&rige (lifeigene, onderhoorige) in Gütersloh >in einer Echte oder Sode war.” Ba zi-Jn sterven kwam men met het opofferen van het beste kleed vrg ; deed men zulks niet dan verviel de geheele nalatenschap van den Hörigen aan zinen heer. Wal beteekenen de woorden Echte oder Sode, te vinden in Dah&n, 1174 No. 16, S. 242. 3. D. L.

Johannes Ederwaert of Ednardi. Johannes Ederwaert, die van 1634-1640, als conrecto? aan de lat. school te Goes bekend staat (zie Nehalannia, Jaarboekje voor 1849, bl. 91-92, en dr. Piccardf, Voorl. over de geschiedenis van Goes, bl. 174), werd 25 mei 1644 tot pred. te Oosterland beroepen en verwisselde in 1651 die stand- plaats met Domburg, waar hg in 1663 tiverleed. (Zie Kesteloo, Wandel.. door Domburg, bl. 97). Kan ook iemad mi ’ aanwgzing doen, waar hij zich van 1640-1644 opgehouden, en waar ?+ be- vorens gestudeerd heeft 2 WoZfaatisdQ’k. J. VAN DER BAAN. 374 VRAGEN.

Bijenkorf, In Z. C. von Uffenbachs Reisen II. p. 415, leze ik, - vrg vertaald, - dat Uffenbach, den 18den mei 1710, te Amster- dam den heer Hofman in zinen tuin in de Plantagie bezocht. In dien tuin zag hij een’ bizonderen bgenkorf, die op het einde van eene groote rij boomen stond, namelrJk een houten levens groot standbeeld van de godin Flora. In den rug van dat beeld, zag men een deurtje van glas, dat men niet slechts kon openen, om de honigraten uit te nemen, maar waardoor men ook de n& vere beestjes kon zien werken. De openingen door welke ze zich naar buiten konden begeven, waren aangebragt in de oogen, ooren, mond en de beide borsten. Onder het beeld las men: DDoor Flora’s bloem, het bgtje leeft, aDat ons den zoeten honig geeft.” Bestaat hier of daar deze merkwaardige bgenkorf nog? Of heeft de oude slooper, de tid, -dien ook al tot stof doen vergaan ? J. 0. IC,

Geslacht v. Bemmel, Trouillard, enz. Dr. Abraham van Bemmel, schrijver van de Kroniek van Amersfoort, geb . . . . t...., tr.... NN. Hunne dochter N. van Bemmel, geb..,., t..:, tr . . . . Gerhard Abraham Trouillard, geb . . . . . $ ,.,., zoon van . . . . Kan ook iemand de boven ontbrekende namen, datums enz. opgeven, en de door boven bedoelde personen gevoerde wapens’ beschtijven ? B.

Geslacht Weitsen. Welk wapen voerde mr. Quintyn Weitsen, heer van Brandwijk, raad in den hove van Holland, + 1505, echtgenoot van Jacomina de Huybert Lievensdr 2 B.

Gleelacht Clomp. Welk wapen voerde Barend Clomp, echtgenoot van Aafjc Wit,sen, dochter van Jacob Witsen Hendriksen. en Alida Gerbrands, vermeld 1580 3

8.

Qeslaoht Boog. Kan iemand ook genealogische opgaven verstrek- ken betreffende de ouders van Thomas Hoog, pred. te Rotterdam, geb. 25 mei 1763, + 24 nov. 1820 2 S. ANTWOORDEN. 375

Wapen gevraagd. Welk geslacht voerde het volgende wapen : gedeeld, 10 van goud met een halven adelaar van sabel, 20 van... met een korenschoof van,...? 8.

ANTWOORDEN,

Qeslaeht VS~ WiJlick en Roeten% (XXIV. blz. 209). S. vraagt, wie de ouders waren van Salomon van W$ick en van diens echtge- noot Christina Roeters, de laatste overleden te Amsterdam in 1696, en welke wapens door die personen gevoerd werden. Hoezeer ik hierop het rechtstreeksch antwoord moet schuldig blgven, kanik, naar aanleiding dezer vraag, wel iets omtrent de familie Roeters te Amsterdam, thans sedert het laatst der vorige eeuw uitgestor- ven, mededeelen. De naam wordt nog gevoerd door de familie Roeters van Lennep, van genoemd geslacht afstammende, aan welke ik door aanhuweliking verwant ben. Het wapen van Roeters be- staat uit drie gekroonde _stokvisschen, soms vereenigd met drie vogels, en een gouden leeuw, zgnde het wapen van De Vogel en van Lennep, doopsgezinden, aan het geslacht Roeters vermaag- schapt geweest, alsmede met dat van De Neufville. Het Doopsge- zinde Oude Vrouwen Huis te Amsterdam, Kerkstraat bg de Re- guliersgracht, dankt zine stichting aan den dusgenaamden gouden De Vogel, van wien ook nog het zoogenaamde Fonds van De Vo- gel bg de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente afkomstig is. Bekend is het voorts, dat het Roeters-eiland, eene voormalige gracht te Amsterdam, en eene buurt, die dezen naam nog draagt, afkomstig is van een lid van het geslacht, den naam Roeters voerende, waar de pakhuizen zich bevonden van dien koopman, handelende onder b anderen in ttijp, fluweel en zgden stoffen in de Warmoesstraat. Ook had men vroeger te Amsterdam het Roeters-hofje. In 1760 kwam de amsterdamsche koopman Jacob Roeters met goed gevolg op, in de zaak der lijfrenten, tegen het gewest Gro- ningen. Zie het uitvoerig verhaal daarvan bi Wagenaar. Vad. Gesch. dl. 23 blz. 138. In den Kathol. Volksalmanak v. 1865 blz. 142 komt veel voor, 376 ANTWOORDEN. in een opstel van J. A. Alberdingk Thgm, over de kooplieden, winkeliers, mennonieten der 17de eeuw, zoo als de van Lennepen, Roetersen en Leeuwen : volgens Domselaar (1665) 111.257 : BGerrit Jncobs Roeters, 22 aug. 1658, winkelier in den Niezel (te Amsterdam) is van Wesel. Abraham Roeters, van Emmerik (waar ook de van Lennepen van daan zijn) wordende een z&handelser genoemd; woont ook in de Warmoesstraat (14 mt. 1664)” Jean van Lennep, eg-winckelier op ; ‘t Rockin (8 nov. 1663) Jacob en Aernout, 19 mt. 1682, kooplieden in de Warmoesstraat, enz. Op eenen plattegrond van Stalpaert, aanwgzing der Vaandels 1672, door N. van der Heiden, komt voor: Hendrick Roeters, Luit. Colonel van ‘t Oranjevaandel te Amsterdam. Over Abraham Roeters zie men het Boek der Opschriften van Mr. J. van Lennep en J. ter Gouw blz. 321, alwaar men leest: *Beter, althans eenvoudiger, is het opschrift, dat Vondels zoon in de kunst, Antonides, voor den tijnhof van Abraham Roeters te Muiderberg vervaardigde. ‘t Was namelik, in dien tgd, toen de Fransche tuinkunst, die door Lenôtre zulk een hoogen trap van roem had bereikt, overal ingevoerd was, ook mode geworden op Hollandsche buitenplaatsen, de b’ransche winhoven na te bootsen : BWieu ‘t lust de teelt te zien van mgne wgngaardranken In reen geschakeert en staende in hun geleên, Klop aan. ‘t Staet yder vri den w$hof in te treên. Ook heeft hij voor ‘t vermaek den planter maar te danken: Geen vrucht te snoepen noch schoffeeren telg of plant, Doch d’armbos wacht een gift van zijne milde hant.” , Clara Roeters geb. 1 maart 1682 wordt in den Navorscher ver- meld van 1864 blz 85. Jacob Roeters was in de vorige eeuw heer van Trompenburg, een buitengoed te ‘s Graveland. Bi Emnes-binnen had men de Roeterslaan,voerende ’ naar de buitenplaats Drakestean, thans gesloopt, waar grootje van Drakestegn haar verblgf had. Door de pest, de zwarte dood genaamd, kwamen 10 leden van het geslacht Roeters om en het schijnt daardoor te zin uitgestorven. ln Thesauriers kamer te Amsterdam ziet men ook nog het Wapen van Roeters op eene schilderij afgebeeld en men kan bi Wage- naar, Beschr. V. Amsterdam de regeeringslgsten naslaan, waaruit ANTWOORDEN. 377

blikt, dat verscheidene leden van het geslacht Roeters sanzienlgke stedelgke ambten hebben bekleed. Ziedaar eenige verspreide aanteekeningen omtrent dit geslacht, die wellicht tot een nauwkeuriger historisch onderzoek zullen kunnen leiden. Amsterdam. * Jo. DE VRIES JZN.

Qeslaoht Boon van Ostade. (Vgl. XXIV, bl. 315.) Het wapen van Boon van Ostade is, gekwartíerd : 1 en 4 kwartier, rood met drie zilveren boonen, gepl. 2 en 1, staande; 2 en 3 kw., goud met drie zwarte klaverbladen, gepl. 2 en 1. De belangstellende vrager kan in het werk van Q. de Flines, ,getiteld »Généalogie de la famiIle de Flines établie a Tournai,” etc. verdere inlichtingen vinden. Maastricht. A, 8. VORSTERMAN VAN OUEN.

(leslacht van Adriahem. (Vgl. Xx111, bl. 540; XXIV, bl. 268.) De onderstelling van den heer F. Caland is volkomen juist, daar dit geslacht voert : Maauw, waarop een staande gouden slang. (Zie Naamlijst en wapenkaart der leden van de regering, enz. te ‘s Hertogenbosch, door R. A. van Zu$en, plaat XVI.) Dit geslacht heeft ook te Delft in de regeering gezeten, en daaromtrent kan ik het navolgende meedeelen. Nicolaas van Adrichem geb. te Delft 1 aug. 1538, st. aldaar 26 febr. 1607, schepen, raad en burgemeester te Delft, tr. in 1560 Maria Meerman, geb. 4 sept. 1542, st. te Delft; hieruit o. a. een dochter Bartha van A., geb. te Delft 6 dec. 1575, st. aldaar 12 aug. 1601, na getrouwd te zin, geweest met Pieter van der Hoeff. Thomas van 8. geb. te ‘s Gravenhage, huwde met Margaretha Schouten, waaruit o. a. mr. Hendrik Albert van A., tr. Anna Maria Beusechem van der Linden, dr. van mr. Hendrik en van Elisabeth Hester van Win- gerden. Uit dit huwelkk o. a. ook nog Elisabeth Hester van A. die in le huwelijk zich verbond met mr. Jan Gjjsbert Thierry de Bye en in 2e huwelik met Jacob Kien. Gemakshalve heb ik de -overige, mi bekende, datums hier maar weggelaten. Maastricht. A. A. VORSTERMAN VAN QIJEN. aealaoht Fremeaux. (Vgl. XXIV, bl. 134.) Als aanvulling op het gevraagde kan die,nen, ,dat Isaac I?., zilt, va,n Isaac, en Geertruid 378 ANTWOORDEN.

Johanna La Glé, huwde met M. S. Kops, dr. van Philip Kops en van N. Barnaart. Ook dien ik te verwgzen naar dl. XXIV, bl. 123: aldaar vindt men in m@e genealogie van Dorp meer datums. Hoe is het familiewapen van de Fremeaux? Maastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN. Familie Plockross. (Vgl.iXXII, bl. 209; XXHI, bl, 164.) In ztin betoog: Over het voormalig regt: de non evocando, in Drenthe en Groningen, afgedrukt in de Bgdr. tot de gesch. en oudhk. van de prov. Groningen, Xde dl., zegt dr. G. Acker Stratingh, op blz. 257, 258, o. a.: vWat ten slotte Groningen en het Goregt of de oude Groninger heerlijkheid betreft, heb ik nog het volgende nopens ons onder- werpelik regt te berigten. Tot dit regt behoort vooreerst het pleidooi in 1300 en ‘t volgende jaar gevoerd, tuaschen zekeren Johannes Plucrose, monnik in.het klooster te Aduard, eenerzgds, en zin bloedverwant Mense Plucrose, een wereldlik persoon, en eenige geestelgke zusters of begijnen anderzids, over de testamen- taire beschikking van den vader des eersten, ook Johannes Plucrose geheeten, van 1284, waarbg deze zgn steenen huis aan het Min- derbroeder kerkhof te Groningen met andere goederen vermaakt had aan z&e vrouw Sywe en dochter Geertruid, om te dienen tot een begijnengesticht, naar haar vervolgens ook vr. Sywen- convent geheeten.” Hoe het verder met deze zaak afliep, deelt de schrgver voorts mede, met verwijzing naar stukken, daartoe be- trekkelik, op het groninger archief en bij Driessen, Monumenta Groningana. - Het »Testament van Job. Pluckerose, betreffende de stichting van Vrouw Siwen convent, 1284,” wordt, met eene vertaling, medegedeeld in bov. aangeh. Bgdr., dl. X, bl, 230-235. De goederen van gezegd convent zin, tegen het einde van de zestiende eeuw, in Menolda convent ingelgfd. In de Fasti conaulares of last der Groninger burgemeesters, bff Emmius, Rer. Fris. Hist., komen als zoodanig voor: Henricus Pluckerose in 1306 en 1309 ‘) en Tidericus Pluckeros in 1323;

‘) Zeker dezelfde ({Hendrik Plukroze, burger van Groningen,” die den stichtings- brief van het klooster of convent der Jakobijnen of Dominikanen aldaar, van 1308, daags voor S. Prisca, maagd, mede bezegelde, volgens de H&t. Epiec. Foed. Belgii, T. 11, Hist. Episc. Gron., p. 74, en de Oudb. en ges. van Gron., bl. 57. ANTW OORDEN. 379 terwil in een brief van 5 febr. 1346, bg Driessen t. a. p., nog gewag wordt gemaakt van een Henricus Pluckerose. ?do.

Drie pillen het wapen der Medici te Florenoe, enz. (Vgl. XXII, bl. 429. La famille de Médicis des ducs de Florence d’aujourd’hui vient peut-être de quelque riche médecin, car elle porte cinq pilu- les en ses armes. (Sorbe&na, 1691.) On lit dans le ScaZ~gera~za: BC’est folie de dire que cette mei- son, parce qu’elle porte des pilules en ses armes, vienne de méde- cins. Ce ne sont pas des pilules qu’ils ont en leurs armoiries, ce sont des boules qu’on appelle pales. 11s ne sont point Venus de médecins ; ce mot de M~ddicì~ signifie autant que Vaasan ou Bur- den; encore que Burden signifie quelque chose.” (Medegedeeld door Aiph. Chassant iu zin Nobiliana. Cwiosités nobil. et Ahal., Par. 1858, p. 52.) Catherine de Médicis royne de France, estoit fille unique et héritière de Lrturent de Medicis dut d’Vrbin, et de Magdelaine de la Tour comtesse d’Auvergne et de l’Auraguets (Lauraguais). Elle portoit pour srmoiries celles de son mary, partie des siennes qui estoient au 1. et quatriesme de Medicis, qui est d’or zt cinq tourteanx de gueulles, et un en chef, qui est d’azur It trois fleurs de lys d’or, sutrement appellé tourteau de France, duquel le roy Louys XL honora Pierre de Medicis, l’an mi1 quatre eens soixante- cinq. An deuxiesme et troisiesme contrescartellé, au premier et quatriesme d’azur & k tour d’argent massonnée de sable, sommée d’une fleur de lys au pied nourry d’or, l’escu semé de fleurs de 1 lys d’or, qui est de la Tour, au deuxiesme et troisiesme d’or au gonfanon de gneulles, frangé de synople, qni est d’Auvergne, sur le tout dor à trois tourteaux de gueulles qui est de Bologne, de toutes lesquelles maisons cette royne estoit héritière. Les chroni- ques de la maison de Medicis portent, que les cinq tourteaux fu- rent pris pour armoiries par ceux de cette maison, en représente- tion des cinq boulles de la massuë d’un géant, tué par Evrard de Medicis, chevalier suivant la tour de Charlemagne ‘).) (1. Le La-

l) Ook door Al& Dumas medegedeeld, in Lu Mklicia, met de slotwoorden: uVoilS poar 1s fable”, en omstandiger door Alph Chauaant, Nobilianu, p. til. 380 ANTWOORDEN. boureur, Les tombeaux des personnes illystres, Par. 1679, p. 36). La maison de Medicis porte pour armes d’or a cinq tourteaux de gueules, surmonté en chef d’un tourteau d’azur & trois flears de lys d>or, grace accordée & Pierre II. par Lonis X11. (sic) roy de France. Panuin ‘) dit, qae ces tourt,eaux sont des balons, par lesquels ceux de cette famille qui les ont choisis, ont voolu don- ner à entendre tous les reuers de la fortune que leur maison a ressenty durant les mouuemens populaires de la Republique de Flo- rence. (F. Anselme, Le palais d’ honmxm, Par. 1664, p. 48.) - Les tourteaux sont pièces rondes composées des cinq couleurs, les- quels ont quelque rapport à la guerre, en ce qu’ils représentent le pain de munition, sans lequel une armée ne peut subsister. (1. b. p. 18.) La Casa di Medici Toscana porta d’oro! con oinque balle rosse, e vna sesta superiore azurra, carica di tre gigli d’oro (Joh. Chris- tof Wagenseil, Der Adriatische Löw, etc., Altdorf 1704, S. 112.) La Famiglia Veneta di Medici porta diviso d’oro e d’azurro, con vna stella e sei palle, toccante a tanti raggi della medesima, de colori opposti. Das Venetinuische Geschlecht Medici (welches 1653 den ,Adel erkaufft) fiihret getheilet von Gold und Blau, mit einem Stern, und 6 so viel dessen Stralen berührenden Ballen, von wie- drigen Farben. (Ibid.) In het Armorial du Rouergue (précédé d’un traité du blason)l) komt, onder de familiëu van dat gewest, ook voor: MEDICIS “.) - D’or, à cinq tourteaux de gueules, posés 2’,2,1, et par concession royale: Ces tourteaux surmontés d’un autre tourteau d’azur chargé de trois fleur+dellis d’or. - Les tourteaux sont de même forme que les besants ; mais ,toujours de couleu; ou de fourrure. Tourteau vient du latin tortu, qui signifiait anciennement uti gâteau ou pain propre aux sacrifices. Mais il semble

l) Zeker Onafrio Panvino,l van wiens gedrnkte en ongedrnkte werken Teiasier, Elog. d. homm. wv., verslag geeft. *) Afg?drnkt in de Mém. d. 1. SOC. ,d. lettr. sciesc. et grts tde YAveyron, t. VI, X316-1S47, Rodez 1847. 3, Voir dans Gaujal (Etndes histor. eur le Rouergoe) le récit de la d6couverte d’nn tombeau; découverte d’aprbs laquelle il psreitrzit qne fes MédiciB sant origi- naires du Rouergue. ANTWOORDEN. 981 plus probable que le tourteau est une imitation du besant, et qu’il tire, comme lui, sen origine des Croisades. (Ibid.) Terwijl Rietstap, in zijn Handb. d. Wapenk., bl. 136, 137, na op het verschil tusschen de kogels of bollen (kzigeln) en de bezan- ten en koeken (tourteaw) l), gewezen te hebben, het wapen der Medicis aldus beschrijft: in een gouden veld vgf roode bollen, ge- plaatst 2,2 en 1, waarboven een blaauwe koek beladen met drie gouden leliën, 2 en 1, maakt hg echter in z1Jn Armorial général, bi de beschriving van hetzelfde wapen, geen onderscheid tusschen deze figuren en noemt ze daar alle tourteaux. Elet is opmerkelik, dat sommige wapens der Medici8 geen tour- teau de Trance, maar een zilveren bezant met een rood kruis ver- toonen, als men afgebeeld vindt in Se&e de’senafori Fiorenthi, 1722, p, 60. Mo.

Graaf van Zevenaer ; baron van XuyMen (XXIV, bl. 330). Tot antwoord op de vraag, door den heer A. J. c’. Kremer gedaan, moge dienen, dat het woord ridder, na de instelling van de orde der Unie wel als adellik praedicaat werd g&ezigd. Zoo leest men, in een officiëel rapport over den staat der zeemagt tegen het, einde van 1808 uitgebragt en te vinden op het Riks-Archief, van den BRidder en Kolonel ter Zee H. Hofmeyer, thans kommanderende op de Wadden.” Iets dergelgks waA vroeger gebeurd met Hooft en Cats, en is, zoo ik mij niet bedrieg, ook in de eerste jaren na de instelling der beide nederlandsche orden wel beproefd. Wat den grafeliken titel betreft, deze werd door koning Lode-

‘) BrbtcRen, kleine Kuchen, noemt ze Bernd in zijn door Mesch, te Leipzig bij T. 0. Weigel, in 1850, uitgegeven Hundb. cl. Wappenw. Seite 56. Zie ook Sie- benkees Erläut. Ub. Gatterers Abrisz der Heraldik, Nürb. 1789, $ 71: Kugeln, Ballen, BEllein, tourteawx, orbes, disci, globuli, pilae, tufse, Pfen- nige, Miinzen, besans, nnmmi, B y z a n t in i. Die goldenen Pfennige nennen einige E yerdo tt er. Harsdörfer (Von d. Herolds-Kunst u. d. Wzpen. In : Frzu- enzimmer Gespräch.Spiele, - volgens Bernd, Scbriftenk. d. gessmmt. Wappenw. 1, 301 : die erste deutzche Lehrschrift -- Niirnb. 1641-49, Th. 3, S. 143 ff,), nennt sie Pil 1 en , und die mit Silber tingirten, B iille, und die mit Farbe tin- girten, K ugelp. 382 ANTWOORDEN. wik, nadat h$ @deus Z$I verblëf te Paris, op verlangen des keizers, zijne maarschalken had afgeschaft, bg wijze van vergoeding geschonken. Verhuell werd graaf van Sevenaar, schoon de tgds- bepaling in zin leven (11 bl. 155) gegeven, met deze bewering niet strookt. In mei 1810, na ‘s konings terugkeer, werd Kinsbergen graaf van Doggersbank en de Winter graaf (niet baron) van Heussen. Hi maakte den 29sten mei bekend, dat hg voortaan, op last van den koning, alleen qraaf van Heussen” zou teekenen, gelik hij ‘s anderen daags begon, en blijkens een aantal brieven in het Riks-Archief voorhanden, nagenoeg drie maanden volhield. Xeuwediep. B. D.

Qeslacht van Someren. (Vgl. XXIV bl. 4). Zeer zeker bestond een geslacht van Someren in Noordbrabant. Folcoldus van Bern en Bessela van Someren stichtten de abdy van Bern in Noordbrabant 1134. Broeder Reymer van Someren was bij de electie te Bern in 1545. Hu was toen voor omtrent 27 jaren geprofest. Toen was ook aldaar broeder Joris, Eesael van Zomeren, priester. HLJ was voor omtrent -12 jaren in ‘t convent geprofest. Te Zomeren waren verscheidene adellgke huizen. Ik meen dat ze zin de Edelenburg, de Donk, Vladraken, huis ter Heide, de Wolfsnest en Slieven. Op welk huis de van Somerens woonden, weet ik niet; misschien was er ook een huis Someren of Zomeren (Zu- of tsoe-meiren). Op den Edelenburg woonde ‘t laatst een de Berlo die ‘t aan een bastaard liet. Van de Donk ken ik Jan van de Donk en Moede1 van de Donk in 13GO. - Laatste bezitter van de Donk was m&r grootvader A. Kremer, die hem liet afbreken ; ‘t was toen eene ruïue die niets belangriks opleverde. Van het huis Vladraken, of Vladraeken, in de wandeling Vlerken geheeten, zal wel de familie Vladraken afstammen, wier wapen ik wel zou willen kennen. Van de Wolfsnest ken ik eene legende. Daarin heet de heer Idolet. Of het een verzonnen naam of een voornaam is, weet ik niet. Te Zomeren was de familie van Kessel waarschinlgk de aan- zisn$kste of magtigste. Dat zi tegelijk met de van Somerens AANTEEIKENINGEN 383 l aanwezig waren, blikt uit de door mi aangehaalde electie te Bern. - Te Zomeren heet het koor der groote kerk, nu ingerigt tot kerk voor de Hervormden, het Kessels-koor en ik zag daar op eenen steen het wapen der Kessels, zinde van onderen schuin geruit en daarboven een wassende leeuw, met een leeuw tot belmteeken. Ik .onderstel, dat deze Kessels afstamden van de graven van Kessel. (Zie van Spaen Inleiding 11 bl. 114 en Fahne). A, 5. 0. KREYER.

AANTEEKENINGEN,

Opsohriften op kerkklokken. De Kronik van Medemblik geeft op het jaar 1549 eene vertaling van het opschrift op de groote torenklok dier stad (blz. 14). Als makers worden daar genoemd F. en P. Comonius. De Vereeniging voor Muziekgeschiedenis heeft wel gedaan dezen naam niet op hare lijst te plaatsen. Het was toch in de beroemde fabriek van JYemony, dat deze klok - niet in 1549, maar eene eeuw later - werd gegoten. Het opschrift luidt: Extensis urbis Medemlecae moenys civiumq accrescente fre- quentia ex decreto magistratus F. et P. Eemony Zutphaniae anno domini MDCXLIX in hanc formam me redegunt (sic). . De klok is dus gegoten uit het metaal van eene, die vroeger ter zelfder plaatse gehangen had. Op de kleinere klok staat: Laudate dominum cymbalis bene sonantibus F. et P. Hemony me fec. Zutphaniae 1649. Het opschrift op de kleinste en oudste is : Sunte Pieter is min naem Tot Godes dienst ben ick bequaem Den levendigen roep ick Den dooden overluide ick Anno 1636 Evererdus Splinter me fecit Enohusae. Onder dit opschrift een rand met ruiters, herten, leeuwen en andere figuren op de jagt betrekking hebbende. Aan beide zijden eene afbeelding van Petrus. -.- 384 AANTEiPIKENINGEN.

De klokken hebben een goed geluid en geven te zamen eenen euiveren drieklank, P. LEENDERTZ WZ.

Tabakrooken. Wanneer en door wie is het tabakrooken uitge- vonden ? In de fraaie uitgave van de : Duizend en een nacht ara- bische vertellingen, Utrecht bU U. van der Post Jr. 1848 in 3 dln. fol. komen hier en dsar platen voor, waarin men sommige beelden uit turksche pijpen ziet rooken ! Is dit geen snachronismus 0 J. c. K.

Tabakrooken. Wenn dem Franzosen Jacob Cortier im Jahre 1534 das Tobakrauchen am Lorenzflusze eehr wunderbar vorgekom- men iat, so ist es den Bewohnern der Marschlauder an der Elbe bei dem Einfall der Schweden unter Torstensohn nicht besser er- gangen. &.n glaubte, die Schweden waren vom Teuffel besessen, und spieen Feuer bei lebendigem Leibe. Jezt raucht in eben diesen Gegenden nicht sllein das miinnliche, sondern auch das weibliche Geschlecht Tobak. (Deutsches museum, April 1785, S 376.)

I Gbslacht Moens en Omia. (Vgl. XXIV, bl. 284.) De heer G. A. Six heeft mi een grooten dienst bewezen doop de 8 kw. op te noemen van Bernard M. en de 8 kw. van zijne vrouw Maria Magdalena Ornia, daar het in schrift aanvult ‘t geen ik geteekend bezit, n. l.-(keurig bewerkt op perkament) de genoesde kwrtrtie- ren en daarbi de wapens geteekend en eigenhandig vervaardigd door Henry, graaf de Moens, hun zoon, fe Brussel den 19 jui 1696. Mogt de heer Six er belang in stellen de wapens te kennen, dan zal ik ze opgeven VOOF zoo ver als db f&ewerkt, zin, daar er een paar niet geheel af z@, Omtrent di4 geslk&t kan men nog inlichtingen vinden bi C. Butkens, Trophées du Brabant, suppl. t. 1. p. 446, 456 en 463+ voor& in Le Nobilisre des Pays-Bas t. 1. p. 106 en II p, 702. Ook bezit ik eene zeer breedvoerige ge- nealogie van dit gesla& in handschrift. . Maast&ht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN. VRAGEN,

Oosterspoor, Rijnspoor. In den Nieuwen Atlas van Nederland en z&re overzeesche bezitt.ingen, ontworpen en geteekend door P. -H. Witkamp, Arnhem, J. Voltelen, 1873, vind ik, dat de Oos- terspoor langs het Naarder meer gaat, tusschen Naarden en Bnssum door, en ten zuiden van Amersfoord aankomt. De 11Jn Hilversum- Utrecht gaat ten oosten voorbg Lang-Nieuwkoop. Ook vind ik op de kaart van Gelderland, Weesp aan de Zui- derzee, maar dat is eene fout, die ik volstrekt niet aan den heer Witkamp toeschrgf. Maar op de Kaart van den Oosterspoorweg door het Gooiland en Omstreken, uitgegeven te Amsterdam bg Soheltema & Holkema, vind ik geheel iets anders. Op genoemde kaart gaat de Oosterspoor door het Naarder meer, laat de plaatsen Naarden en Bussum rcgts van zich liggen en vereenigt zich te Amersfoord met den Centraal-spoor. De l@r Hil- versum-Utrecht gaat ten westen voorbij Maartensdik. De lën Breukelen-Harmelen gaat ten westen voorbg Lang-Nieuwkoop. Welke is nu de juiste aanwgzing? Voor mi is dit van zeer veel belang en ook voor degene, die zich op een examen in de aard- rikskunde voorbereiden. Eene kleinigheid kan hen dikwils niet doen slagen. Of de heer Witkamp, of de vervaardiger van de andere kaart heeft zich vergist. Van den heer Witkamp komt mi zulks hoogst onwaarschgnlijk voor. Aangenaam zal het mi zin hierop een voldoend antwoord te erlangen. A. C. DE QRAAF.

Aanslag op het leven van prins Willem 1. (XXIV, bl. 174.) Met het zoeken naar James Hamilton Bothwellaugh, vond ik in BHis- torie van het Stadhouderschap der Heeren Printen van Orange, enz., door Joan Barneth,” bladz. 97: SHOB vol vreugde Antwerpen te deser dagen was, sy wierd haast gestoort, als op den 18 Maart deses jaars, een Spanjaart Jan 386 VRAQlW.

Juurengui, 23 jaren oud, uitgelokt door den hogen prys in den Banbrief tegen den Prins, een Pistool op hem loste, lopende de kogel onder syn regter oor, door den halsader, aan de linker wang weer uitgaande, naa eenige tanden in synen mond gebroken te hebben. Miraculeuslyk byna hier van genesen synde, liep dit jaar niet ten einde, of een tweede samenswering en toeleg,. op ‘s Prin- cen leven en dat van den Hertog tegeltik, wierd ontdekt en naar verdienste gestraft.” ’ Welke personen waren in deze tweede zamenzwering betrokken en hoe is zë ontdekt geworden ? A. C. DE GRAAF.

[Wat hier genoemd wordt de tweede toeleg op ‘s prinsen leven is die van Nicolaas Salseda of Salsedo en een paar andere deug- nieten, Zie Wagenaar, dl. VII, bl. 458 een verv.].

Brand van den amsterdamschen schouwburg op maandag 11 mei 177% (XXlV, Omsl. no. 12, 17 en bl. 245). Ik lees in den sZe- denzang aan de menschenliefde, by het verbranden des Amstel- damschen Schouwburgs, op den XIden van Bloeimaand, MDCCLXXII, door Elizabeth Wolff, Geb. Bekker” : BMenschlievenheid ! altoos tot ‘s naastens hulp gereed, De braave Rauws, laat in uw eed’len dienst zyn leven! Daar hy, nog andermaal, in ‘t brandend Schouwburg treedt. ‘T is groot, o braave RaliWs, ‘t is groot, als gy, te sneeven.” In een ander stukje, genoemd BAanmerkingen op den Zedenzang aan de Menschenliefde, enz., door een Vrouw,” vind ik bladz. 10 en 11: *Verheft onze Dichteres den heldenmoed van den braven Rauws. Het zou my hartelyk leed doen, wanneer ik denzelven eenigzins dagt te verdonkeren : neen ! deze man heeft overeenkom- stig met ayne verpligting gehandeld, en is in de betrachting der- zelve omgekomen. Dit is goed. Doch, myns bedunkens, (hoewel het verre van my zy, zulks te stellen,) kon dit nog wel niet an- ders, dan stoffelyk goed zyn. Maar hier moet ik, EOO lang ik geen reden heb, om dit te denken, menschlievend zyn, en oordee- len een oordeel naar liefde. Nogtans is dit dan, hoe groot eene zaak ook, egter nog niets grooters, dan het geen ieder waar Chris- VRAQEN. i ten doen moet, en doet. Immers, die allen zyn verpligt, en doen het ook dadelyk, door Christus, welke hun kracht geeft, te stry- den tegen alle uit- en inwendige vyanden, en zoo, strydende, te verwinnen, en, stervende, te zegepralen,” enz. Nu doe ik deze vraag, welke betrekking vervulde Rauws aan den schouwburg, waardoor hg zin leven waagde, of heeft hU dat uit menschlievendheid gedaan 3 A. C. DE QRAAF.

Schrijfkunst. Welke zijn de voornaamste werken over de schrëf- kunst, welke titels dragen zlJ en waar en bi wien zin zi uitge- geven ? A. C. DE QRAAF.

Buffeltje. In een stuk van den jare 1781 wordt gesproken van Dcarsaaijen tot buffeltjes en schansloopers.” Een buffeltje schgnt dus een kleedingstuk te zgn. Maar welk? Eene soort van jas?

Spreekwgze: Cfeeft hem ruimte. In Zuidholland komt deze spreek- wlJze vele malen voor; zij is schering en inslag in den mond des volks. Is dit ook elders het geval, en wat beteekent dit gezegde? Het wordt gebruikt van lieden, die overdadig of onzedelgk leven. In afkeurenden zin over hnn gedrag sprekende, zegt men: Geeft hun ruimte ! zonder daar iets bg te voegen. Is de conjectuur te ge- waagd, dat het gezegde alzoo moet aangevuld worden: Geeft hun ruimte van tijd; m. a. w.: wacht maar op de toekomst, dan zult gg zien, dat zij te gronde gaan ? In de manier, waarop dit ge- zegde uitgesproken wordt, schijnt echter nog eene andere gedachte te liggen. J. w. v. H.

Mi@ vader is geen Bremer. Wanneer iemand ons het werk uit de handen wil nemen, zegt men dikwils: Rlijn vader is geen Bre- mer. Vanwaar die uitdrukking ? A. 0. DE GRAAF.

De Kikkerbilsluis. In den Amstelodamiana van J. ter Gouw, bladz. 195, vind ik het volgende: ,De eerste (de Kikkerbilsluis) is de sluis aan de Kalkmarkt, en waarschgnlgk was die naam van 388 VRAQEN.

de houtkooperi ontleend, want Bkikkerbil” is (volgens de mede- , deeling van een deskundige) de benaming van een stuk hout bij den scheepsbouw in gebruik,” enz. Mij is geen stuk hout bekend, dat den naam van kikkerbil draagt. Men kan het gezegde echter tweeledig opvatten. Het hout, voordat het bewerkt is, draagt den naam van balk, krommer, knie. Zijn nu b. v. de krammers zeer zwaar van afmet.ing, dan worden zti tot platen gezaagd, en uit die platen worden wrangen of buikstukken, oplangers, hekstutten, enz. vervaardigd. Zoolang de knie niet bewerkt is, blift het eene knie; maar naar de plaats, waar @j in den scheepsbouw aange‘ wend wordt, draagt zi den naam van dekband, broek, knoop, enz. Nu is het onmogelgk, om b. v. van de knieën dekbanden, broe- kèu, enz. te laten vervaardigen, aangezien de vorm van elk schip verschilt en bg gevolg ook die der hout’en. Wanneer men echter den naam der sluis aan dien van de houtkooperg ontleent, dan kan ik het rijmen, anders niet. Waarom die houtkooperU de BKikkerbil” heette, blgft nog de vraag; maar dit doet minder tot de zaak. A. C. DE GRAAF.

Xlimaatschieter, enz. Van waar de uitdrukking klimaatschieter, voor iemand, die, uit Indië teruggekomen, zijnen tijd in (zalig) niets dcen doorbrengt, zich zelven en andere vervelend? Opiumschuiver, waarom niet rooker? De opium toch wordt uit kleine pgpjes gcroL#kt.. Koppensneller zegt men voor het onthoofden met ééneu slag van den klewang, zoo als de Alfoeren op Celebes deden, vóórdat ze Christenen werden. Dat sneller komt toch niet van s&len, iets gaauw doen? Men zegt wel : ik rmel daar heen, maar snellen, voor iets vlug doen, is immers geen gebruikelijk woord?

ANTWOORDEN,

Qele en roode aarde in grafheuvels. (XXIV, bl. 265). Op deze vraag kan het volgende tot antwoord dienen, dat ik gevonden heb VRAQEN. 989

in Forhandlinger i videnskabs-selskabet i Christiania aar 1864 12te Febr. Almindeligt Mode Hr. Holmboe om gun1 og röd Jord i Gravhöie, d. i. over gele en roode aarde in de grafheuvels door d. Hr. Holmboe. Bij het lezen van besohrgvingen omtrent het openen .van hei- densche grafheuvels in Skandinavië, stuit men dikwerf op de b& zonderheid, dat er of in de urnen of in de grafkamers buiten de urnen, en ook als laag in die heuvelen wordt gevonden gele of roode aarde, zand of asch, waarbë soms de verklaring wordt ge- voegd, dat de aanwezigheid van genoemde bestanddeelen niet toe- vallig kan zin, maar dat die da.ar met een bepaald doel moeten zin heer.gevoerd Welk doel daarmede is beoogd, daaromtrent heb ik nergens eenige verklaring gevonden, zelfs geene onder- stelling. Onder het lezen van velerlei geschriften, de aziatische volken betreffende, die deels van der,zelfden stam ztin als de Skandinaviërs, deels van eenen anderen stam, maar Öp wie de skandinavische ver- wanten in Azië in een godsdienstig opzigt eenen merkelgken invloed gehad hebben, ben ik overtuigd geworden, dat de gele en roode kleur reeds in oude tjjden, en voor een groot gedeelte ook nu nog in Azië, bgzouder onder de Buddhisten dezelfde rol hebben ge- speeld eu nog spelen, als in het noorden van Europa in de da- gen van het heidendom. ,Ik zal eerst deze stelling trachten te bewizen door talrijke ci- taten uit bekende geschriften, en daaraan de resultaten toevoegen, die ik geloof, dat men daaruit kan afleiden, tot toelichting van de noordsche graven. Dat ik in de volgende aanhalingen graf- heuvels heb vermeld, die geacht worden tot eene zoo hooge oudheid te behooren, dat zjj ouder zjjn dan de noordsche volksverhuizing, is niet,, omdat ik het voor uitgemaakt beschouw, dat zi tot een la- ter tëdperk behooren, maar omdat zjj misschien tot een zoodanig zouden kunnen gerekend worden, of in het tegenovergestelde ge- val er op wijzen, dat het gebruik, hetwelk hier wordt beschreven in het noorden,is ingevoerd reeds voor de verhuizing der Noor- mannen. Ik heb daartoe mede een paar graven in Rusland ver- meld, als in het midden tusschen Azië en Skandinavië gelegen, daar ik het voor uitgemaakt beschouw, dat een aanmerkeljjk deel 390 ANTWOORDEN.

van de streek tusschen de Oostzee en de Kaspische zee door het noordsche volk werd bewoond, vele eeuwen, nadat Skandinavië was ingenomen door de voorouders van de tegenwoordige bewoners. De monumenten, die grond geven voor deze onderzoekingen, zin de volgende. / 1. Noordsohe graf heuvels. De zoogenaamde Röddinge-Konges grafheuvel op Möen .bevat skeletten ..en steenen gereedschappen, maar geenerlei metaalstuk- ken. Daarin werd ook eene urn gevonden, waarin niets anders dan geel zand was. Antiq. Annales 11, p. 238. 0p het eiland Fuur in Limfjorden werd bij de opening van eenen grafheuvel een steenen os en 6 urnen gevonden, waarvan 5 in eenen kring waren geplaatst om eene groote, in het midden gevuld met roodachtige aarde. Nord. Tidssk. 11, p. 269. In de parochie Rörvig Ods Herred (Seeland) werden in eenen heuvel in eene grafkamer gevonden eenige geheel verteerde been- deren en eene roode asch, die er uitzag als gzerroest. Nord. tidssk. III, p. 308. \ In de nabaheid van Fiskerleiet Stillinge in Schonen werd in een grafheuvel eene grafkamer gevonden, inhoudende eene omtrent 8 duim dikke laag zand, van boven rood, van onderen wit. In het zand lag een skelet en een bruinsteen, niets anders. De be- schrgver, Bruzelius, rekent het graf tot de bronsperiode te behoo- ren. Ant. Tidsskr. f. 1855-57, p, 78. In den hof Glimminges grund, in de nabëheid van de stad Hobyes graendse, werd een grafheuvel geopend, die van boven bestond uit zand, gemengd met steen, maar verder naar beneden uit roodachtig zand. Onder twee steenen vond men in eene urn, die eene zwarte vette massa inhield, houtskool, benevens eenige zeer kleine beenstukjes. De urn was vervaardigd uit geelachtig leem. Ook deze werd gerekend tot de bronsperiode te behooren, ib. f. 74. In den hof Garder in Ullensagers Praestegljld Agershuus-ambt, was op eenen heuvel, die, door de natuur scheen.gevormd, en uit blaauwachtig graauw, met leem vermengd zand bestond, eene graf- hoogte 2-3 ellen hoog opgeworpen, van zeer fijn geel leemzand, waarva-n ik, (zegt prof. Lundt, die den heuvel onderzocht), even- ANTWOORDEN. 391 wel in den omtrek geen spoor ontdekken kon, en dat derhalve moet worden aangenomen van eene andere plaats van verre te zijn aangebragt met het bepaalde voornemen om daarmede eene grafhoogte te maken. Hierin vond men wapenen en andere voor- werpen van @er. Urda 1, p. 289. In den hof Eroo, liggende op het eiland Ostre Bukken Stavan- ger-ambt, werden in eene zeer groote uit zware steenen zamenge- stelde grafhoogte, digt onder den bovensten grond, drie steenen gevonden, waarvan 2 ronde van 2 en 2 ~(1 ellen diameter en een vierkante, 3% el lang en 1 w el breed. Onder den laatsten werd eene zoo groote menigte roodachtige en zandige aarde aangetroffen, als nergens anders in de heuvels. Maar er werden geene oudheden gevonden. Urda 111, p, 96. HU Hafsloe Praestegaard werden voor ongeveer dertig jaren in eene grafhoogte 3 urnen met asch gevonden, in twee waarvan roodachtige, in de derde witte. Bergens adresavis for 1836 n” 39. In den hof Ostreim in Etne Praestegjæld Söndhordland Ber- gensstift werd een grafheuvel geopend, waarin gevonden werden 21 vlakke steenzerken ieder van 4 kwadraatellen, welke ieder eene grafkamer bedekten, maar waarin niets anders dan roodachtig zand werd gevonden. Slechts in eene enkele werd een eikenhouten urn, omgeven van een koperen band en een koperen haak, gevonden, benevens een gladde gouden ring. Die urn met den ring was in eene laag aan de oostelëke zide geplaatst, waarin alleen geen rood zand werd gevonden. Urda 111, p. 100. Omtrent een’ anderen grafheuvel, die in de nabiheid van laatst- genoemden lag, wordt aangemerkt, dat er in die grafkamer niets anders werd gevonden dan roodachtig zand, van geheel andere kleur dan de overige aarde. Op Örkenöerne heeft de archaeoloog Petrie eene menigte grafheuvels onderzocht, en merkte omtrent den aard derzelve aan, daar zi bolvormig en zonder grafkisten zijn, Ddat in sommige gevallen, bëzonder in enkele van de groote grafheuvels, de gebrande beenderen afzonderlik in eene lichtgele leemlaag werden gevonden, en het overige gedeelte van de hoogte bestond uit eene donkere leemsoort, behalve steenen. In Oud-Lithauen en Lithauach Rusland wordt eene menigte grafheuvels aangetroffen gelijkende op de skandinaviscbe, en waarin 392 ANTWOORDEN. skeletten en urnen van leem worden gevonden, in ieder een skelet en eene urn. Deze urnen verschillen slechts weinig in vorm en grootte en zin van eene geelachtige leemsoort. Ib. p. 168. In de nabgheid van de landstad Werkhognas in het gouverne- ment Moskwa worden vele grafheuvels gevonden die worden be- schreven als op de skandinavische gelgkende in vorm en inhoud, en die ‘men daarom acht dat van eene oudere skandinavisehe bevolking in dat oord afkomstig zijn. Van eenen derzelve wordt gezegd : Bmen bemerkte, dat die uit twee lagen bestond, de eene uit eene graauwachtige aardsoort,, en de andere uit geel zand en leem. In den heuvel lagen twee skeletten het eene met eene menigte versierselen van brons, en het andere verder op zonder versierselen. Wapenen werden niet gevónden. Mem. de la sec. d’archeol. et de numismat. de St. Petersbourg, vol. 111, p. 198. Omtrent andere .grafheuvels aldaar wordt aangemerkt: het bo- venste gedeelte bestaat uit zand, het middelste uit zand, gemengd met geelachtig leem, en het onderste uit donkergeel leem en graauwachtige aarde. Een skelet met verschillende versierselen, maar zonder wapenen, lag midden in de hoogte. Ib. p. 203-4. In de parochie Longside in het graafschap Aberdeen (Schotland) worden nog heden eene menigte grafheuvels en rotsketels (cairns) gezieu, waarin eene vierkante ruimte van ruwen steen wordt ge- vonden, 18 duim tot 2 voeten groot, inhoudende asch of roode aarde. Archaeol. Scotica, p. 96-97.

. 11. Buddhistische grafmonumenten in Azië.

De Engelschman C. Masson onderzocht in het jaar 1834 eene menigte grafmonumenten in Afghanist.an, en heeft daaromtrent een uitvoerig berigt gegeven, hetwelk gedrakt is in Wilsons Ariana antiqua. Hieruit wordt het volgende medegedeeld. In een tope (monument op de reliquiën van een afgestorvene opgerigt) bi Nandara werd het binnenste van eene graf- ant. p. 83. kamer bedekt gevonden met sindur of roede loodasch. Ariana In een tope bij Hidda werd in eene grafkamer, in vereeniging met eenige kleinooden, een deel klompen van sindur of roode ANTWOORDEN. 393

loodasch, of van eene dergelgke verwst,of gevonden. Ib. p. 106. In een tope bi Kota Daman werd de binnenste oppervlakte van den steen der grafkamer overtrokken gevonden met roode loodasch. Jb. p. 117. In een tope bij Kotpur werd in eene grafkamer gevonden eene zilveren doos, eene vette roode vloeistof inhoudende. Ib. p. 64. In een tope bg Gerdara werd in eene grafkamer eene zilveren doos gevonden, die eene kleinere van zuiver goud bevatte. In de gouden doos was eene roodbruine zelfstandigheid, waarach@- 11Jk zalf, enz. De binnenste zgden en de grond der grafkamer waren met bladgoud belegd, en het plafond was als een schaak- bord versierd met ruiten, onder anderen van bladgoud en lazuur. Ib. p. 87. De heer M. merkt hierbg aan, aangaande de zamenstelling van het graftionnment, dat er onder den heuvel, met tusschenruimte van 1, 1 ‘/z of 2 voeten, eene dunne laag was aangebragt van gekneus,d Zeisschiefer (slates), geel zand, roodachtige met oker ver- mengde aarde of wit cement, als duidelgke scheidslghen tusschen de verschillende lagen steen en aarde. Ib. p. 56. Als voorbeelden van andere met godsdienstbegrippen in verband staande aanwending van dezelfde kleuren kunnen aangevoerd wor- den als volgt. In de graftempels op Ceilon zijn de wanden en het dak in den regel versierd met schilderwerk, waarin de geele kleur het, meest voorkomt (the yellow kuch predominates. Forbus, Eleven years in Ceylon 11. p. 371.) Buddha’s beelden zin in den regel verguld en de buddhistischc geestelijke dragt is geel: en daar hun getal in verhouding tot dat van het volk aanmerkelik is, zegt men dikwerf in berigten betreffende de uitbreiding van de buddhistische leer, dat hoogten en dalen straalden van geel. De opperste bnd- dhistische geestelgke draagt gedeeltelijk roode kleederen. In Cun- ningbam’s Ladak ziet men gekleurde afbeeldingen van de gees- telijken in Thibet. Dat de dragt van den oppersten geeatelgke rood is, vloeit waarschijnlijk voort uit de overlevering, dat de gevierde Buddha, wiens wetten altëd gelden onder de Buddhisten, in het rood was gekleed., De chinesche pelgrim Hiouen-thsang (7e eeuw) berigt namelijk, dat hij in een klooster onder andere 394 ANTWOORDEN.

reliquiën Buddha’s Sanghati (een kleed) van eene glinsterend roode kleur had gezien (d’un rouge éclatant). Hist. de la vie Hiouen- thsang p. 70. Dezelfde pelgrim verhaalt ook, dat de koning van Kapiça hem eene geheele geestelgke kleeding van roode atlas ver- eerde (un costume complet de religieux en satin rouge). De missionaris Jordanus, die in het begin van de 14e eeuw zich in Tartarie ophield, zegt van de hooge geestelijken: Pontifices majores idolorum portant cappas rubeas et capellos rubeos ad modum cardinalium nostrorum”. Als de Hindus eene urn met ge- brande beenderen van eenen afgestorvenen begraven, leggen zë op den bodem van het graf kupagras (poa cynosuroides) dat gebruikt wordt bij verschillende godsdienstige ceremoniën, en daarop een stuk geel kleed: eindelijk daarop de urn. Prinsep, Ind. Antiq. 1, p. 155, Zeitschr. d. Deuts. morgenl. gesellsch. B. 1X, p. 34. Bi een sterfgeval plegen de buddh. Kalmuken en Mongolen in som- mige gevallen eene kruik met gele aarde gevuld te plaatsen, waarin eenige pijlen worden gestoken. Pallas Samml. II, p. 268. Op hunne godentafel, die rood geverwd is, leggen zij een geel kleed. Ib. p. 154. Tooverformulieren schrijven of trekken zij gaarne op geel doek van zide, katoen of papier, ib. p. 245, en amuletten naaien zi liefst in een geelen zijden. doek. Als een sterfgeval plaats heeft onder Rambae Garrak (planeet Saturnus), is voorgeschreven dat eene pijl omwikkeld met gele zgde zal geplaatst worden tegen het noorden en dat iemand in geel gekleed met gele aarde tegen het noorden zal werpen, ib. p. 267. Met opzigt tot een sterfgeval onder de 28 hemelteekenen wordt roorgeschreven het teekenen van verschillende dierenkoppen op hout of op een schouderblad van een schaap. De kleur wordt slechts in drie gevallen opgegeven, en in deze alle wordt de tee- kening voorgeschreven van een gelen slangen- of adderkop. Toen er een lama stierf, zegt Pallas, ontdeed men hem van zijne ge- wone kleeding en deed hem zijne gele lama-kleeding aan: ook zette men hem z&re geelgelakte vijfhoekige kroon op het hoofd. Gedurende de processie, waarmede het lijk naar den brandstapel werd gcbragt, was de opperste lama in een rooden rÓk gekleed met een breeden gelen gordel om het lijf, en al de geesteliken die er deel aan namen droegen eene roode en gele roede op de ANTWOORDEN. 395

schouders. Een bakschi (leeraar), geheel in het, rood gekleed *), * droeg een afgodsbeeld achter de baar. Ib. p. 300. Onder de buddh. Burjacter in oostelgk Siberië verschaffen de lamaas zich een aanmerkelijk inkomen door middel van gewgde gordels van roode zgde of katoenen stof 3 als voorbehoedmiddel tegen ziekte of tot aanbrenging van geluk. Zoekt men nu door vergelgking van de aangevoerde feiten het leidende denkbeeld tot de keuze der kleuren op te sporen, dan moet men daarin wel een streven zie& om het heilige, het ge&ide te symbolizeeren -- hetzelfde streven hetwelk getracht heeft zich uit te drukken in het omringen van de beelden der heiligen met eene glorie. Het roede vuur met zijne gele vlam is bij’ velerlei volken voor heilig gehouden en heeft aan de symboliek z+e kleuren ge- leend om die aan te brengen waar zi niet door de natuur kon- den worden aangebragt. Ik heb op een andere plaats 8) voor- beelden aangevoerd van het vinden van lampen in verscheidene afghanistische grafmonumenten, ten deele met sporen van na de plaatsing in de grafkamer te hebben gebrand. Ik moet hierbg voegen, dat in geen. van de bovengenoemde monumenten waarin roode substantie voorkwam, lampen gevonden werden, Men komt daardoor op de gedachte, dat er met den tgd eene rangorde is ingevoerd met opzigt tol het aanbrengen van lampen, roode loodoxyde of overblgfsels van beide deelen, b. v, dat men de meest beroemde reliquiën der heiligen met lampen heeft be- graven; met loodoxyde de mindere heiligen; terwijl andere zonder zoodanige eereteekenen werden begraven. Dit schgnt overeen te komen met de menigte topen die in Afghanistan zen onderzocht, waarin men geen lampen en loodoxyde in eene en dezelfde grafkamer

l) Bij Mongolen en Kalmùken wordt niet slechts de roode en gele kleur als heilig aangezien, maar ook de witte, blaauwe en groene, Pallas I.C. p. 159, maar de 3 laatstgenoemde worden op verre na niet zoo menigvuldig aangewend als deze twee. Ook in den merkwaardigen grafheuvel in den hof Veien te Ringerige worden dezelfde 5 kleuren gevonden in eene fijnbewerkte parel vau glasmosaik. Ann. f. n. Oldk. 1836-37, p. 147. s, Voor den zijden of katoenen gordel (mam die moet altijd rood zijn) betaalt men 5, 10 en 15 roebels. Arch. fur wissenschaft. kunde von Rusland, 20 B. p. 69. s) Vid Selsk. Forhandl. 1862, p. 87. 396 ANTWOORDEN.

heeft gevonden ; en de waarsch+lijkheid wordt eenigermate ver- sterkt door de beschrUving der oprigting van de groote Dagoba Mahathupa (groote hoogte) op Ceylon over een schouderblad van Buddha. Hier wordt uitdrukkelik gezegd, dat ‘er in de grafkamer rijen van lampen zin aangebragt. Daarentegen heeft men noch lampen noch eenige roode substantie in de oudste indische topen in Centraal Indië gevonden, niettegenstaande verscheidene urnen opschriften droegen, die aanduidden dat zij reliquien van beroemde heiligen inhielden. Dit schijnt dus toen nog niet in gebruik te zin geweest. Gelijk nu in de grafkamers waarin lampen waren gezet, de reliquien werden omgeven door eenen werkelijken lichtglans die volgens de gedachte van de onwetende menigte door bleef schgnen nadat de atmosphaerische lucht was afgesloten; even- zeer konden de vergulde of roodgeverwde wanden in andere graf- _ kamers de glorie afbeelden die den afgestorvenen was toegedacht, en het gele of roode zand, aArde of asch, als de skeletten of ge- brande beenderen omgevende in de noordsche graven gevonden, kan eene gelijke beteekenis hebben gehad. Ook de urnen van geel leem kunnen hebben gediend tot hetzelfde oogmerk. Zelfs waar men in de gele of roode massa geen spoor heeft gevonden van eenig overblifsel van den afgestorvenen was er evenwel een of ander beenstuk voorhanden. Het is namelijk waarschijnlijk, dat men in het Noorden, gelijk in Azië zich tevreden stelde met het bewaren van zulk een onbeduidend overblgfsel van den dooden. In de bovengenoemde grafheuvel bij Hobije lagen b. v. in de urn slechts enkele kleine stukken been. Ik waag het nu, met het oog op het bovetl aangevoerde, de hypothese te stellen, dat de gele en roode aarde, asch of zand, die wordt aangetroffen in noorduche grafheuvels (naardien de overige aarde van eene daarvan verschillende soort is) moet worden beschouwd als een symbolisch teeken, aanduidende dat de heuvel de overblgfselen bedekt, of is opgerigt tot gedachtenis van eene naar den geest zeer hoog begaafde persoonlUkheid. Leiden. E. C. QROENEVELD. VRAGEN,

Omgekeerde barensteel. Is in de heraldiek ook eene figuur bekend, voorstellende een onderst boven gekeerde Iambel of barensteel, en wat is c. q. van zulk eene figuur de beteekenis 3

Klijn Hiddink. Er heeft eene familie van dien naam bestaan. Zg is oorspronkelgk uit Gelderland of Overijssel en de overleve- ring zegt, dat ze haren geslachtnaam ontleende aan een landgoed of hoeve, klein Hiddink geheeten, hetgeen mij niet onwaarsch&$k voorkomt, omdat er in die streken vele goederen zijn, wier naam op ink uitgaat en aldaar, zoowel als elders, gelgktiamige geslachten gevonden worden. Kan een der medewerkers aan dit tijdschrift mij mededeelen: 1”. de beteekenis van dien uitgang ink en de etymologie van het woord Hiddink. 2”. de ligging van dit goed. 3”. zoo mogelijk eenige bouwstoffen voor de geschiedenis van het goed zoowel als van het geslacht? 2.

[Irak in plaatsnamen, vooral in OverUssel, beteekent de hoeve, het landgoed van zekeren persoon. ISdo%ak is dus het erf of het landgoed van Hidde. Llz’dde komt, in Friesland inzonderheid, als voornaam nog dikwils voor.]

ANTWOORDEN,

Een kalender en een huwelijksregister. (XXIV, bl. 145; vgl. bl, 292 en 304). Aan de beeren van der Borch en van Ogen deel ik hieronder mede, wat omtrent de door hen opgegevene namen in het huwelgksregister voorkomt. Betreffende ieder huwelijk is de geheele aanteekening letterlijk overgenomen. De namen van 398 ANTWOORDKi.

Rouwenoort, van Enghuyzen en van Heukelom komen aldaar niet voor; Enghuyzen echter meermalen in de door mi t. a. p. opge- gevene lijst en in den kalender, zoo als ik daar heb medegedeeld. Behalve de opgenoemde is nog op de lijst vermeld: Griete Baerkins, en bevat de voortzetting van de list op papier, die ongeveer ge- lijktijdig met het huwelijksregister schint geschreven te zijn, o. a. de volgende namen: Bernt Gruyter (ook Grutter), Jan Gruyter, Geryt Gruyter cum uxore, Jan Gruyter cum uxore, Roeloff %lom, Simon Baerkens, Derick Gruyter, Aelberth Gruyter en Goessen van Rouwenoerth. De laatste naam is evenwel met verscheidene andere doorgehaald. Matrimonio conjungendi. Post act. Epiph. AnO. 61. Derick Gruyter cop. in Xutph. Alystas Schrauen Hermen Baerken cop. Aeltken van Yperen Post Penthec. Aernt Wemmers copul. Jennyke Baerkens I A festo Pasche (A”. etc. 66). Cornelis van Heerd 1 Joff. Lutgert Kloeck ( ‘Op* A festo Pontiani 8”. 67. cop. Jan Janzen ende Jenneke Vrythoeffs. A festo Pasche 8”. 67. Henrick Boenen cop. Ghiel van Kessel i A”. domini 1568 A festo Epiph. 1 Lennert Jacobss vander Borch cop sant. 1 Appollonia Laurenss. A festo Pa. Reiner Lambertz cop. sunt. Anna van Bremt A fest. Penthe. (A”. etc. 69). Henrick Vrythof 1 cop sunt Frerick Massinck 1 ’ ’ ANNTWOOILDEN. 399

Harmen Baerkens cop. sunt (....?) ’ Gerritgen van Lonip 8”. 73 A f, Pentecost. sunt Arnt Baerckens literas test. Elizabeth te Heickynck 1 Alerth Mom cop. ‘urit 1 J. Judith Grutterss I A festo Pentecostes A”. 1575. Bartolt Jansen sunt cop. Hendersken Frythoffs Peter van Puelyc sunt cop. Jennyken Frythofs A festo Pasche A”. 1576. Aleff Peters I sunt CO. Heesken Baerken 1 A festo Pentecostes A”. 1576. Wolter Vaegts sunt Jennyken Baerckens ‘Op’ A festo Michaelis A”. 1577. Baltasar van Rossum sunt COP. Joff. Margaryth van Boecholth A festo Epiphanie A”. 1578. Wemer van Waldenbarch sunt cop. Joff. Alyt van Wy A festo Assumpt. Mar. (a”. 1585). Gerrit van der Cape11 sunt copul. LMargarita Scaeps Ik beveel IU~ aan voor de verdere mededeeling van opmerkingen, die tot de beantwoording van de gestelde vraag kunnen leiden. X.

Cieslacht- en wapenkundigen (XX, bl. 584). De 16 kwartieren van Franciscus Dominicus van den Velde dict Honselser, geb. 1627, gest. 26 dec. 1687, vader van Steven Johan .v. d. V. dict H., geb. 1 febr. 1676, zen in mijn bezit. In de volgorde, waarin de kwar- tieren op de bovenste ri van de kaart voorkomen, zin zi de navolgende : 400 ANTWOOKDIN. van den Velde dict Honselaer en van Lathem, van Orten en van Erp van Middegal, v. Welle en Pels, v. Hamme en v. Beeck, Mutzaerts en v. Tilburg, Hessels en Hoppenbrouwer, van der Wiel en v. Bethmer, v. Grave en v. Ressingen. Arnhem. J. D. W'AGNER.

AANTEEKENINGEN,

Draaikooi, steendragen, schandsteenen, de houten huik. (Vgl. 8. R. 11; XXI, bl. 481; XXLI, bl 433, 497 ; XXXIII, bl. 1, 485; XXIV, bl. 99, 209.) J. E. SchLger’s Wiener Skizzen sus dem Mittelalter, Neue Folge, Zweiter Baud, bevatten het volgende: Das Bockhstain ‘) (Bachstein-) tragen. Als eine der altesten Ehrenstrafen, bloss für das weibliche Ge- schlecht bestimmt, erscheint das Backsteintragen noch im 15. Jahrhunderte in Wien. Nach Dreyer’s Stwzfen des, Alterthums, Seite 115, kommt statt des oben genannten- Bachsteines der Name Schandstein, Lasterstein, Klapperstein in mehreren deutschen Städten vor. Es war eine schwere Steinlast, welche in der Regel von der, eines öffentlichen Ärgernisses Überfiihrten, in Begleitung des Schergen, durch die Strassen der Stadt, bis zum Ende des Burg- friedes, den ihr dann oft wieder zu betreten untersagt wurde, getragen werden musite, wobei Letzterer gewöhnlich das von den Voyübergehenden für sie gespendete Almosen sammelte. Beispiele hievon finden sich noch im Wiener Stadtprotocolle:

‘) Dieeer Name möchte vom Aufpacken der Biirde, Steinlast sich herschreiben. AANTEEKPNINQEN. 401

1473. von aifier Frawen die den pachstein getragen hat dem Schevigen. , . . . , ...... 24 ar. 1485. von aker Frawen die den pockhstein tragen hut, wann (Cla) dhain (kein) Hennger (Scherge) da gewesen, vud ir da’e Stut ver- spotten I)...... 4 dr. Das anschaulichste Bild von einer solchen Execution möchte das Dortmunder Stadtrecht geben; Weiber die sich balgten, oder auf der Strasse mit Bverkornen” (schamlosen) Worten sich schalten, wurden auf folgende Art bestraft; niimlich: zuerst musste die Eine zwei, mittelst Ketten aneinander befestigte Steine, im Gewichte von 100 Pfunden urn den Hals hangend durch die Länge der Stadt von einem Thore zum anderen tragen, und dann die Zweite und zwar jedesmal in Begleitung der Gegnerin, welche sie mit der Eisenspitze eines Stockes au dem bloss mit einem Hemcle bekleideten Oberleibe anzutreiben hatte. [Men zie hierover het Stadtrecht von Dortmund bi Fahne, Dortmund, 111. Th. S. 24.1 In Nürnberg wurde nach Miillner’s Annalen diese Strafe wegen Mangels an Wirkuug irn Jahre 1574 aufgehoben‘q. Die Aufschreibungen des Ui. Jahrhunderts in den Wiener StadtprotocolleL; sind zn lückenhaft, urn die Epoche der Umstal- tung und Verbannung des Bachsteines oder p o c k s t ei n e s näher nachweisen zu können ; in den Vorschreibungen des siebzehnten ist er aber spurlos verschwunden, und das Sperren in den Nar- renkotter am Hohenmarkt a), dann später der ganze und halbe

1) Moet hier staan : verpotten, uer~ottenf 3 2. v. Malblanc Gcschichte der Halsgerichtsordnung Carla V. Nürnb. 1788, Seite 84 J) Z. v. Wiener Skiasen, 1 Bd. S. 247. Die Vorschreibung des Stadtprotokolle vom Jahre 1611, iiber die ,,Freynetl vnd jungen leichtfertigen Prekhin” Maria Waldurgl, im Narrenköderl em hohen Markt. De schrijver zegt o. a.: von dem alten deutschen Worte narren (einen zum Besten haben, verspotten), riihrt die Be- nennung Narrenkotter oder Narrenköderl und Narrenhaus her. Sie waren nichts an- deres als Menschenkifige mit Gittern von Eisen oder Holz, bestimmt, das darin ver- sperrte Individunm dem Spotte des Pöbels preisaugeben (zu narren). Die späteste Erwähnung eines Narrenkotters in österreichischen Städten geschicht in Wiene&cA- Nerrsrudt (Böhm, Chronik v. W. Neustadt, 11, 123), WO in den Stadtbüchern ein- getrngen steht, dass im Jahre 1714 der Narrenkotter abgebrocheo wurde. Es ist sonderbar, das.6 mzn diese Narrenhauser bisher nur in deutschen Städtan gefunden hat, als ob bloss unter den Dentschen diese Ehrenstrafe von Wirkung zur Erhaltung 402 AAN’J!BEKENINC+EN.

Schilling am Pranger oder der gehaimbe Schilling in der Rekstube oder an der Rekleiter im Amtshause in der Himmel- pfortgasse dafür substituirt. Dat deze straf ook den mannen opgelegd werd, bleek uit eene aant. op het Stadb. v. Gron. (zie hierv. Nav. Xx111, bl. 487), en vindt bevestiging bg Koning, Gesch. sant. betr. de lifstr. regtsoef. te Amst., voorn. in de 16de eeuw, bl. 38, en in Dreyers b. a. werk (door de aanteekenaren op dit Stadboek niet aangehaald), .$ 21. S. 120-121, waar hij zegt : Mit dem Ausgang des XVI. Jahrhunderts ist diese Strafart hieselbst,, wie an den mehresten Orten in Abgang gekommen, und wenn gleich die Rostocker FakuIt% noch im Jahr 1604 darauf erkannt, und sie im Stadtrecht von Razzebnrg i. J. 1588 beibehalten worden ‘), so habe ich doch nach dem Jahr 1586 keine Beispiele in unsern Liibeckischen Strafprotokollen mehr davon angetroffen. Nur sehe ich doch daraus, dasz man auch die Mannspersonen bisweilen damit bestrafet habe “). ES ist also billig, dasz ich dem Probst Frank, welchem ich darin widersprochen, Gerechtigkeit wiederfahren lasse 3). Ueylänfig mögte

deï Zucht gewesen sq. Die letzte Erwähnung des Narrenkotterl, wenn gleich nicht mehr in dieser Bcstimmnng , geschieht in den Stadtakten gelepenheitlich im Jahre 1637. Bey dem im Jahre 1710 erbauten sogenannten Brnnnhause kommt dieser Nahme nicht mehr ver, end wird wahrscheinlich die nach den Wiener Zeitungen vom achtzehnten Jahrhuadert anf dem hohen Markt bestandene so- genannte Schandsäule oder L(ev Setzstein am Neuenmarkt seine Bestimmung iibernommen haben. Op de Vischmarkt te Breslau werd in 1575 ook het zooge- naamde .Narr en ga t t e r, cin riesenhaftes Vogelbauer.” opgerigt. Bald nach der preudzichen Besitznahme worde auch jene spaszhafte Einricbtnng eines ehrbaren Rathes abgeschafft ; das Narrengatter schien die Moralität des Gas- senpöbels nicht zu erhöhen. Jul. Krebs, t. a. t. h. p., S. 18. ‘) Manzel Ius trim. Mecklenburg, S. 45. s) Liber confessator. Lub. ad a. 1579. von einem Kerl, welcher, eine ehrlicbe Frau diffamiret hatte : “Hierinne is he vor das Gericht, alda ohne de Se ha n d- S te ene, na vorgaende Orde1 und Recht, urn den Halsz gehangen, womit he dri- werbe in dem Markede gehöret, und darup uth de Stcdt verwiset worden.” Nach dem Querfurter Statuten in Hrn. Schotta Samml. 11. 159, läszt man ach die Gar- tendiebe die Schandsteine tragen. Aucb Beispiele von einem alten zum Steintragen condemnirten Möchaberis, wobei aweene Kanonikar einige erbanliche Gcdanken sich einander mitgetheilet hatten, in Joh. Wolfs Lection. memorab. T. 1. S. 429. 3, Zeker in zijn werkje: De lithophoria etc., hieronder te vermelden. David Frank citeert hij S. 68 als schrijver van: Alt-und Neu-Mecklenburg. AANTEEKENINGEN. 403 ich noch beriihren, dasz diese Lithophorie mit jener Stein t r a- gun g s s t r af e, da man au einigen Orten bey kleinen Verbrechen den Schuldigen auferleget, zum Bauen oder zur Reparation öffent- licher Gebltude Stein e z u trage n, gar keine Verbindung habe, und dasz der ehemalige Utrechter Professor Troz ‘) sich die Mühe ersparen können, die eine sus der andern zu erklaren. Nog merkt Dreyer, over deze straf sprekende, t. 1;. p., S. 115-117, aan:DiebeschimpfendeStrafederTragung der Schandsteine, IC 1 a p p e r s te i n e, war eigentlich fiir unzüchtige \Qeibespersonen, Verlä,umderinnen, und Haderkazzen, auch wol fùr Ehebrecherinnen bestimmt. * Icb habe davon vor vielen Jahren in einer besondern kleinen Schrift gehandelt “), welche noch hie uad da einiger Zusäzze und Erläuterungen bedürfen mögte. Sie war fast aller Orten in Teutschland s, und in Norden 4, gebräuchlich, und man hat sie auch in Frankreich angetroffen. Das in dem Lübeckischen Niedergerichte aufbehaltene Colier, welches den Verbrecherinneu urn damit am Pranger zu paradiren, und darauf eine Promenade urn den Markt zu machen 5), mit einer Kette an beiden Seiten

1) Chrlstian Henz. Troz (Trota) de iure agrario Belgii foederati 11. 287. - Over deze Steenboeten zie Willems, Onderr. n. d. oorspr. d. plaetsel. nam. te Antw:, bl. 192-194, die verwijst naar het 2de dl. der Nieuwe Bydr. Leyden 17136, bl. 59 en volgg. Zie nog Smits en Schotel, Bes&. v. Dord. 11. 65 volgg. Koning, Lijffstr. regtaoef. te Amst. bl. 47. -J De Lithophoria. Kilonii 1752, 4. Der Hr. Rath Jugler in Lüneburg, hst davon einen neuen Abdruck zu Leipzig 1773, in 8 veranstaltet. 3, Statnt. v. Speier in Lehmanns Speier. Chron. L, IV. C. 16. S. 284. Iura Gas- trovieneia a 1270. in v. Behr Rer. Mecklenb. 1. 3. c. 1. $ 10. Manaels iur. trim. Mecklenb. Sect. 3. 5 10. Anderson Hgmb. Privstr. 11. 323. Pufend. Ohs. iur. univ. IV 218. Lincken de indiciis reipnbl. Norimbo. c. 4, 5 14 9 S. Ekenbergers regal. iuris Cimbr. in v. Westphalen Mon. IV. 1889. Ancher Danake Lov-Historie 11. 402. Cypraeus in commentar. ad c. 47 iuris Slesv. in ge- \ dachten Hrn. Anchers farragine iur. anti+ Dan. municip. Loccenius Antiq. Sveo-goth. 11. 24. 01. Rudbek Atlsnt. c. 24. 5 4. S. 649. Somt ist die Strafe des Steintragens in König Christian V. neuen Dan. Gesetebuch L. Vl c. 21. 5 7. nicht aufgehoben; ich vernehme indessen, dasz dieselbe doch jetzt fast gsr nicht mehr appliciret werde. 6, An andern Orten von einem Kirchspiel in das andre, portabunt lapides concatenatos de una paroecia in aliam. Nach den Statuten v. d. J. 1288, 1289 in Calmets preuves de I’hist. de Lorraine 1. 6. Sander5 Bmb. Sacra 79. Kin- schot Beschr. v. Oudewater 530. 404 AANTEEKENINCIEN. des Halses oder vor der Brust und auf den Rücken angeleget ward, macht 2 L % 8 Q, und ein anderes 2 L % 2 B am Gewichte sus. Lqach dem Dortmunder und Halberstädter Statut v. Jahr 1348 sol1 es einen Centner wagen l), und so hoch hat auch Herr Jugler das Gewicht der Schandsteine geschazzet, welche in Lüne- burg an dem Ort des Halzgerichts aufgehangt sind. Meer bijzonderheden over deze en vele andere straffen, vindt men in Jacob Döpler’s Theat. ,poenar. etc., oder Schauplatz derer Leibss und Lebens-Straffen, Sondershausen 1693, in 4O, o. a. cap. 18: Vom Lasterstein, Spannung in die Futter-Wanne, und Anthuung der Geigen z): In etlichen Herrscliafftlichen Mühlen siehet man auch dergleichen Lastersteine, deren theils als ein Mannskopf gebildet, theils auch als ein Esels-oder Hasenkopf aussehen, und mit eisernen Ketten und Halsbanden gefasset sind, welche denenjenigen angehenckt werden, so in den Mühlen etwas an Mehl, Maltz oder Kleyen gestohlen und entwhndet haben. - Hij haalt daarbg tal van schrgvers aan en spreekt cap. 14: Von den gemeinen Straffen bey Hoffe als FU hru ng in die KUC he, Küchen - Schilling, Anhangung der Jungfer 3),-auch Abstraffung mit den Spanischen Mantel 4), eisernen K a p p en und dergleichen.

l) Dortmunder Stadrecht in Dreyers Nebenstunden. (Fslme zegt t. a. p. Dreyers Abschrift, ist mit dem Original verglichen, so vol1 Fehler, dasz sie unbraachbar genannt werden darf). Arbitria consulum de Halberstsdt in theatro sedentium Art. X. mst. s) Over deze straf vindt men twee merkwaardige voorbeelden in Siebenkees Ma- terialen 111. 54, 55. *) Ein Bre t, drauf eine Jungfer gemahlqt ist, und dem Verbrecker an dem Hals gehenckt wird. Van een moordtuig, die e iserne Jungfe r genaamd, spreekt Siebenkees t. a. p. 11. 758; terwijl op de ,,Folterkammer” van het raadhuis te Regensburg nog aanwezig is een foltertuig, der .Beichtstuhl odor Iungfrauen- sc hoos (Julie v. Zersog, Bosch d. Rathh. zu Rugensb., R. 1868, S. 14). 4) Gemeine Diener werden mit den Spanische n Mantel, welches ein höltrern Gefäs, fast in der Form einer Butten, und oben eiu Locb drinn ist, dadurch der Kopff gesteckt wird, beleg&, und musz der, so es verbroche& eine 2 und mehr Stunden damit in Schloszplntz herum geben, u’nd darf sich nicht niedersetzen, biez er das Vcrbrechen gebiisset. - Von der Ge f ii n g n is z t on n e, daraus vermuthlich hernach der Span i s c h c M a n te 1 entstanden ist, schreef Joh. Carl Conr. Oelrichs in Diplom. Beitr. z. Erl. d. alten teut. Rechte u. Ger., insbes. d. Pommersch. (volgens zijn AANTEEKENINQEN. 405

Wanneer eenige vrouwen in den Lande van Voirne mit schel- dende woerden gekeven hebben, ende dat betuicht worde, ten minsten mit twee vrouwen, die sullen den steen dragen, oft twee ponden swartten daer voir betalen. Keuren, Stat. en Ord. v. d. Lande v. Voorn van 1519, bi Alkemade en v. d. Schelling, Besohr. v. d. Brie1 en Voorn, 2de dl., bl. 151. Naoh einer Sammlung der Statuten, Gebr&che und Gewohnheiten in der St. Baireuth v. 1677, war für die bösen Buben und andere böse Leute, welche das Gras auf denen Wiesen sowohl als Kraut und Rüben auf dem Felde dann die Gartenfrüchte, nicht weniger Hüner, Ganse und Enter stehlen, und darilber betreten würden, das Narren - Hauslein bei dem untern Thor, dann für die bösen W eiber der Stein auf dem Rathhaus bestimmt. Taschenb. f. Freunde de vaterl. Gesch., Bair. 1823, S. 59. Einer Dirne, die einer andern iibël nachgeredet, wurden - es war im J. 1573 - zugleich Schandflaschen urn den Hals gehängt, was eine solche Seltenheit war, das Hannemann hinzusetzt : >in 100 Jahren nicht gehört.” Anderwarts, namentlich in der Mark Brandenburg, wurden in ahnlichen Fallen den Verwiesenen schwere Steine urn den Hals gehängt 1). Gerhard Hannemann’s Stralsunder Memorialbuch van 1553-1587. Eine Vorlesung von D. Ernst Zober. (Aus den Baltischen Studien (VIL, 2) besonders abgedruckt.) o. 0. 1841, S. 27.

Nachr. von seinen aigenen meist zum Druck fertigen mss. Fkf. a. 0. 1785. S. 14). De zoogeneamde ,,S p an is c h e E sel, ein aufrecht stehendes oben scharf ellip- tisch zugespitztes nnd ausgezacktes Brett, circa 6 Schub hoch und 1% 2011 dick, worauf der Delinquent entkleidet rittlings, gesetzt, und seine Füsse mit Steinen - henkerwitsig Spore u genannt - beschwert wurden”, bevindt zich nog te Regens- burg op de voorschr. IFolterkammer”, in gezelschapvan “der gespickte Haase, die schlimme Liesel, der Leuchter” en andere foltcrtnigen. (Julie v. Zer- zog t. a. p.). - Julius Krebs, in zijne Wanderungen durcb Breslau, Bresl. 1836, S. 15, van de “Staups äule vor dem Rathhause” gewagende, zegt aldaar: Dicht neben der Staupsaale stand vor der preusziscben Zeit ein hölzerner Esel mit schneidigon Rücken, auf welchem die Stadtsoldaten zur Strafe reiten musrten. ‘) Man vergl. K. E’. Klöden: Erläut. einiger Abschnitte d. alten Berl. Stadb., St. 1. (1838. 8.) S. 7. Ueberhaupt gewahren S 6-12 dieser lehrreichen Schrift eine interessante Vergleichung der Criminaljustia swischen dem alten Berlin und dem alten Mtralsund. 406 bbNTEEKENINQE?ï.

1574 ist d. 23 Aug. eines Steinmezen Weib von Gostenhofzum erstenmahl (uamlich als Weibsperson) mit Ruthen ausge- ha u e n m o r d e n, wei1 die Hurerey und Dieberey unter den Weibs- bildern so überhand genommen, dasz die Strafen des Lastersteins, Prangers etc. nicht mehr helfen wollen. Gesch. u. Alterth. d. Nürnb. peinl. Rechts in Siebenkees Materialen zur Nürnb. Gesch. HI. Bd. S. 282. Anno 1648, den 27 Dec., sind die steinern Flaschen vor das Rathhausz oben gehencket worden, welche zur Straffe tragen sollen die Weiber, wenn sie sich mit einander zancken und hadern. Christ. Heckel, Histor. Beschr. d. Stadt Bischoffswerda, Dresd. 1713, s. 35. Anno 1616 den 11 April wurde eine lügenhafte betrügerische Magd, Margarstha Eenneria, vor dem Rathhausz an den Pranger gestellt,, nachmals der laster Stein Ihr vorneu an den Halsz ge- heng& welchen sie ausz dem Rathaus, da ein Schütz vorhergegan- gen, vnnd platz gemacht, nachdem der Löw 1) mit seiner pauckhen darauff er nur mit einem Schlegel tapffer geschlagen, sie aber zwischen 2 Stadtknechten mit dem Stein am Halsz hinten nach, ver vnser frawenn Cappel hinab, vor die langen Kräme hinnmb, den fisch vnnd Herrn Markh hinnauff bisz wider vnter das Rath- hausz tragen, vnnd wegenn ihrer Betrugs solche offentliche Schande anszstehen müszen, 1st auch darauff vonn 2 Stadt Knechtenn mit der Farb durch die Stadt zum Frawen thor hinauszgeführt, vnnd ihr die Stadt vnnd Landt vff 10 Mei1 Weges hind an die Zeit ihrers Leben versagt wordtenn, Miscellaneen sus einer gleich- zeitigen Nürnb. Chron. a. d. Anfang d. XVII Jahrh. in Siebenkees Materialen zur Nürnb. Gesch. IH. Bd. S. 383. Anno 1622 Jar, Freytag den 26 Juni, Hat Ein Erbar Rath mitten vf dem Marck alhie einen Hohen hultzen Pranger mit einem breiden Runden fusztritt, vnd zweyen halszeiszen eingraben, vnd vfrichten lassen, die Jenigen Manns vnd weibs Personen, welche sich murrisch vnd vngehorsam erzaigen, das flaisch, Eyer, Saltz, schmaltz, Zimmesz, weck, Auch grìine gartenfriichte, Rube, Salat,

‘) Büttel, Henkersknecht, als ik vind bij Roth, Gesch. d. Nürnb. Hsndels, IV, 214, 225, 244, 246. AANTEEKENINGEN. 407

Peterle, Zwiffel, söl, Kraut den Leuten versagen, oder nicht nach dem Satz vnd Tas geben, Auch das Kvpfferne gelt nit nemen wurden oder wolten, vnd angeben wurden, daran zu stellen, vnd darzu in die halszeisen zu schliessen ‘). Siebenkees Materialen 111. Bd. S. 26. Van de B ä, c k e r k o r b geeft Schlager eene afbeelding’ en zegt t. a. p. 1 Bd. S. 255 ff., na vooraf op Tschudius Schweizer Chronik (waar eene beschrijving van die S c h n e 11 e op ‘t jaar 1282 ge- geven wordt) gewezen te hebben: Dieses Bäckerschupfen zeigt sich in spätern Zeiten unter dem Nahmen Schwemmung, Springen durch den Korb, Schnellen, Dummeln im Water, Cuecking Stovl, auch in audern Städten und Ländern, als in Engeland, Mühlhausen, Belgien, Basel, Frankfurt, Augsburg, Gröningen und in Sachsen (Dreyer, Straf. d. Mittelalt., S. 122); nur findet sich in Wien keine Spur, dass ausser Bäckern und Brodbeschauern ein anderes Individuurn mit dieser Strafe be- legt wurde. Dahingegen sie in apdern Orten auch fiir Gottes- lästerer, Betlüger, schmähsüchtige Weiber, öffentliche Dirnen, falsche Spieler und Gartendiebe bestimmt war (Dreyer a. a. O., und Hüllmanns Städtewesen, IV. Theil) ; nur dass nirgends andere Cfewerbsleute so bestraft. wurden, wodurch es scheint, dass die Bäcker überhaupt geringer ala andere geschätzt wurden, so wie sie z. B. auedrücklich von der Aufnahme zur Kanuts-Gilde im Mamó in Danemark ausgeschlossen waren (Wilda, Gildew. d. Mittelalt., 8. 117). Was nun die Art und den Ort des Bäkkerschupfens in Wien betrifft, so ist’ beydes wohl noch in letzterer Zeit in dem Ge- dächtnisse mehrerer gegenwärtiger Zeitgenossen. Die Bäcker wurden in einen geschlossenen Korb gesetzt, welcher an dem Ende eines, in Form, einer einfachen Schaukel angebrachten langen Balkens hing, und so in die Donau getaucht. Bisz zum Jahre 1624 bestand die Bäkerschupfen auf dem neuen Markt. Im Jahre 1773 kommt noch die Bäckerschupfe in der

‘) Dieser hölzerue Bauernpranger ist 1693 den 12 Sept. auf dem griinen Markt wieder aufgerichtet worden, nachdem er 36 Jahre nicht daselbst gestanden. Im J. 1704, den 9 Sept. wurde er wegen der Ankunft dos Röm. Königs Joseph 1, wieder weggenommen, ohne jemahls gebraucbt worden zu seyn. 408 AANTEEKENINGEN.

Rossau vor. Sie war die letzte und einzige bis zur ganzlichen Aufhebung dieser StraFart. Anno 1573 sind 2 Weiber wie auch ein Wende wegen Feld Diebstahls im Korb in Goldbacher Teich gesetzt worden, allwo sie sich loszschneiden mussen, da sie denn zu ihrer Beschimpffung ins Wasser, doch nicht zu tieff, gefallen. Die Säule ist nur vor kurtzer Zeit eingangen. Chr. Heckel t. a. p. S. 282. Andere voorbeelden bij Döpler t. a. p. cap. 19. Jan van Maerle, wegens bedelar! gecondemneerd te staene op de Kaepe daemair te hmghen in de mande ende te vallen in ‘t water (d. i. hier: in de haven) en bovendien gebannen. - Actum 11 maart 1511. Uit het lste Ruig Register der stad Middelburg, fol. 228 verso, medegedeeld door mr. 8. de Wind, B1Jz. u. d. Gesch. v. h. Strafr. i. d. Nederl,, bl. 62. De tonnen, die te voren boven de oude Vierschaar [de Vierschaar van Zuidholland werd te Dordrecht gespannen] waren opgehangen en die aan de eene zijde geen en aan de andere zijde een bodem hadden, waarin ronde openingen waren, zouden hebben moeten dienen, om de turftonsters, die eene valsche meting van den turf verrigt hadden, mede rond te leiden. Het is zeer mogelijk, dat zi ook daartoe bestemd waren, maar deze soort van hou.ten hup’cen (zoo als zi genaamd werden) dienden ook elders tot straf van hen, die losbandig vloekten en verwenschingen deden, of voor mannen die hunne vrouwen mishandelden. Smits en Schotel t. a. p. bl. 69. VRAGEN,

Cabinet van 8. Colvius te Dordreaht 1660. Waaruit bestond dit cabinet, waarover deze dordrechtsche predikant aan de Witt schrift onder dagteekening van den 14 october 16603 Monsieur, mon tres-honoré cousin. II y a quelque temps que Sr. Kalthof partit d’icy pour prendre son domicile a Londree, et en partant il a prins quant B lui le catalogue ou inventaire de mon petit cabinet, m’asseurant que le Roy seroit curieux de le voir et desireux de le posseder, comme cognoissant son humeur et ses inclinations. Ces grands n’ont jamais trop, veu qu’ils n’ont jamais assez. Et quant % moi j’apperçois par l’aage et l’experience qu’avec le temps neus changeons nos desirs. Net quod habet numerat, tantum quod non habet, optat. Et puis que j’espere de voir bien-tost le cabinet de Dieu ou je verray l’archetype, je n’estime pas tent ces minces copies. Mon fils d’autre part n’ayant point de fortes inclinations pour ces raritez, je m’en pourroy defaire a un prix raisonnable, que je remettrq & vostre discretion et a telle de Mr. de Zulichem, qui l’a veu iterativenient. L’on m’a dit qui Messeigneurs les Estats feront quelque present au Roy de la grande ‘Bretagne, s’ils trouvent a propos d’adiouster ce mien petit cabinet de surcroist, il sera peut (être) aggreable pour sa varieté, que je n’ai encore nulle part trowée. Je me remets entierement a cequ’on fero et en jugera etc. LABORANTER.

Geadresseerd. Dezer dagen van het postkantoor eene’ kennis- geving ontvangende, dat er een aangeteekende brief voor mi was aangekomen, viel m@re aandacht be verüieuwing op het gebruik, hetwelk van het woord gea&esseeTd gemaakt wordt. Dit woord heeft nu eenmaal in onze moedertaal het burgerregt verkregen, en wanneer wi van een brief zeggen, dat hg aan N. te A. ge- adresseerd is, weet ieder, dat het opschrift den naam vau N. be- 410 VRAGEN. vat, die, te A. wonende, regt heeft om hem te ontvangen en te openen. Doch in bovengenoemde kennisgeving wordt het woord geadresseerd ook van den persoon zelven gebezigd, aan wien de brief is gerigt; want wi lezen er in, dat aaangeteekende brieven worden afgegeven aan den geadresseerde in persoon,” en, dat »de geadresseerde een ander tot de ontvangst magtigen kan ;” terwil er ook van Bden naam, het beroep, de woonplaats en de hand- teekening van den geadresseerde” gesproken wordt. Dit alles is nu wel in overeenstemming met de postwet, die den 1 jan. 1871 in werking trad, (art. 8 en 14) maar is het ook met juiste en duidelgke taalregelen bestaanbaar? Gaat het aan, hetzelfde deel- woord in lijdenden vorm te bezigen subjectief en objectief, beide, van den brief en van den briefontvanger? Zijn er meer voorbeel- den van dergelijk tweeledig taalgebruik? Kramers noemt in zijnen Algemeenen Kunstwoordentolk (groote uitgaaf, 1863, bl. 20) den briefontvanger adyessaat, fr. met lat. uitgang; doch het woord adressaat is mij nooit voorgekomen en zeker niet algemeen in zwang. Indien men zich van den naam briefontvmger niet be- dienen wil, wat zal men er dan voor in de plaats stellen om alleen den brief het regt te gunnen geadresseer& te heeten? - Dertig jaren geleden gaf mr. J. van Lennep eene »Proeve van verduitsching der Nederlandsche Grondwet” uit; wij zin echter met onze wetten en staatsstukken, wat taal en stijl betreft, nog geenszins waar wi wezen moeten. Leeuwarden. L. PROES.

ANTWOORDEN,

ITijmeegsche handboekjes. (XX, bl. 237 en 608). Ik bezit een Ngmeegsch handboekje voor het jaar 1765, gedrukt te Ngmegen bg 8. van Goor. A59h3ï-L J. D. WABNER.

Wapen van Meurs. (Xx111, bl. 110). EIet geslacht der graven van Meurs droeg zijnen naam naar het voormalige slot met stad ANTWOORDEN. 411 aan den Nederrijn. Zi voerden oorspronkelgk in goud eene fasce van sabel en nadat z1J Sarwerden verkregen hadden, gequarteleerd, 1 en 4 Meurs, 2 en 3 Sarwerden, zijnde in sabel een zilveren adelaar; helmt. van het volle wapen, een gouden hondekop met een halsband van sabel. Arnhem. J. D. WAONER.

Geslacht Braet. (XXIV, bl. 244). Door J. de M. is t. a. p, medegedeeld, dat Jan Braet, heer van Zevender enz., een broeder was van Pieter Braet, gouverneur van Suriname. Dew$ ik echter onder de gouverneurs dier kolonie niemand van dien naam heb aangetroffen, zou het tij aangenaam ziju te vernemen, gedurende welke jaren genoemde Pieter B. gouverneur van Suriname is ge- weest. 8. Qeslacht de Witt te Amsterdam. (XXIV, bl. 277 enz.) Susanna Catharina Ros, echtgenoot. van mr. Jan de Witt Pieterszn. te Amsterdam, was eene dochter van Michiel Ros, drost van Purmer- ende, t 1602, en van Anna van Treslong, t 1595. De ouders van Anna v. T. ‘waren Rugo, zoon van Lodewgk en van Anna van Assendelft Albertsdr., en Catharina van Egmond vau Benen- burg, dochter van Bartholomeus en van Anna van Almonde Ja- cobsdr., welke laatste weduwe was van Jacob van Matenesse. De geslachten Treslong, Assendelft en Almonde voerden de volgende wapens : Treslong, van keel met twee beurtelings gekanteelde faassen van zilver, gebroken in den hoek met het wapen van Blois of Chatillon, zinde van keel met drie palen van vair en een schild- hoofd van goud ; Assendelft : gekwart.; 1 en 4 van keel met een loopend paard van zilver (Assendelft), 3 en 4 van keel met een kruis van zilver, vergezeld van drie meerlen in elk kanton, gepl. : 2 en 1 (Haarlem); en Almonde: van goud met drie St. Andreas of bourgondische kruisen van keel. H. C. VAN BAKKENES.

Wapens met leliën. (XXIV, bl. 243). Le calyfe Barkauk fonda, en 1149, (au Caire) la mosquée qui porte son nom; elle se trouve encore dans un état de conservation parfait. Elle est bâtie en pierres de taille et surmontée de dômes, dont les ornements, tant b l’extérieur qu% l’intérieur, sont travaillés avec beaucoup de 412 ANTWOORDEN .

recherche et de goût. Cet edifice, tout-à-fait de style ogival, sem- ble avoir été -bati d’un seul jet: il offre, par I’accord qui règne dans sa disposition et dans sa décoration, un bel exemple de la seconde époque de l’architecture arabe, où l’art et la science ont établi nne espèce de syatème et de goût particulier à ee peuple 1). 116. Coste observe qu’en général ces ornements sont composés de feuilles, qui affectent toujours les diverses combinaisons de la forme qu’on donne à la jeur de lis du blason, qui est telle du lotus des anciens Egyptiens. Cette remarque, dit-il, n’est peut-être pas sans intérêt pour ceux qui cherchent l’origine de la fleur de lis, quine parut point sur les armes de France avant les Croisades. (A. V. L., de I’existence de I’Ogive dans les monuments des temps les plus reculés, in den Measager de Belgique, 1839, p. 191-192). Robert Guaguin “) et Iean Naucler ont donné pour armes à nos premiers rois predecesseurs de Clouis, de gueules à trois crapaux d’argent. Et Paul ?Emile les a blazonné d’argent à trois dia- démes de gueules. Et Monsieur du Tillet dit que la fabls (qui raconte que l’escu des trois fleurs de Lys enuoyé au roy Clouis en l’abbaye de Ioyenual de I’ordre de Premoutré) fut iuuentée du temps du roy Charles VI. Les blazonneurs de l’escu des armoi- ries de France, au dire de Fauchet (en ses recherches, liu. 6), voulans montrer que les. premiers François estoient sortis des Si- cambres habitans des marets de Prise vers le Païs d’Hollande, donnèrent à nes rois la fleur de Pauilée, qui est un petit lys jaune qui croist dans les marets de oe païs, en champ d’azur ; qui ressemble à l’eau, laquelle estant reposée prend la couleur du Ciel. L’an 1381, le roy Charles VL reduisit I’escu des lys sans nombre à trois 3), pour symbole de le sainte Trinité. (F. Anselme, Le palais de l’honneur, Par. 1664, p, 38). Ni par sa forme, ni par sa couleur, la fleur-de-lis qu’on voit dans l’ancien écu de France ne ressemble à la fleur-de-lis que nous cultivons dans nos jardins; tandis que jaune comme nos fleur-de-lis, et présentant la même figure, la fleur de la plante

‘) V. Coste, Monumenta du Caire, pl, 10, 11, 12, 13, et 14. Sj Ces opinions sont refntées. 3, Volgens anderen Charles V. Vgl. de la Roque, Trait6 singulier du blason, p. 146. 158-167, 198, Rietstap, Handb. d. wapenk., bl. 219- 222. ANTIOOPDEN. 413 qu’on nomme flnmbe ou iris semble avoir fourni le modèle de la fleur que les rois de France adoptèrent dans leurs armoiries. La flambe croît en abondance depnis bien des siècles sur les bords de la Lys, rivière du département du Nord et de la Belgique, qui se jette dans 1’Escaut à Gand, et aux environs de laquelle les Francs habitèrent long-tems avant de passer dans la Gaule proprement dite. La fleur de cette plante est trop belle pour n’avoir pas été remarquée de nes premiers rois, qui, la trouvant autour de leur, habitation, et ayant à choisir une image symbolique, qu’on appels depuis armoiries, durent se déterminer pour cette fleur. Elle a des pétales qui sont droites et réunies par la pointe supérieure, d’autres qui sont rabattues de droite et de gauche, ce qui pré- sente la ilgure de la fleur-de-lis des armes de France, dont la partie du milieu qui s’élève au-dessus des autres, n’a point de mo- dèle dans le lis. A l’époque reculée dont je parle, la flambe ne portait sans doute d’autre nom sur les bords de la Lys que celui même du lieu dont elle semblait être une production particulière, par l’abondance avec laquelle elle y croissait. Sa fleur aura été appelée d’abord la fleur de la Lys, par une abréviation dont on trouve bien d’autres exemples. 11 est $ remarquer qu’on n’a jamais dit absolument fleur de tulipe, fleur d’ceillet, fleur de muguet etc. ; par quelle exception aurait-on dit fleur de lis ? ‘) (Messager de Bel- gique, t. 1, 1833, p. 371, article: La j&uw-de&, extrait des Archiv. hist. et littér. du nord de la France et du midi de la Belg. t. 11. prem. livr. p. 94. lmprim. a Valenc., 1832.) Louis VlI, dit le Jeune, prit le premier des Fleurdelis par al- lusion à son nom de .Loys, comme on l’écrivoit alors: on a dit dans ce temps-là, Fleur de Loys, puk Fleur de Louis, ensuite Fleur de Lys, J?leurdelis. L’écn de ce prince étoit semé de Fleurdelis; on assure qu’il les prit, quand il se croisa avec les grands de son roïaume, pour la Terre Sainte, en 1147. On commença de semer de Fleurdeli,Q tous les ornemens qui devoient servir au sacre de ‘Philippe-Auguste, vers l’an 1180.

1) Cette opinion LX dhjj& ét6 bmise par uo auteur flamand, dans uu ouvroge uur e droit féodal, publié & Gand ,au SVIIme si&&. 414 ANTWOOBDEN.

(G. d. L. T*** (Gastelier de la Tour), Ecuyer, Dictionn. hérald., Par. 1774, p. 194). Fleur ne Lis. Fleur imaginaire, dans laquelle on a cru recon- naître t’antôt des abeilles mal figurées, tantôt des fleurs de lotus, ou bien encore le fer de 1’ ajlgon, espèce de javelot dont se ser- vaient les Francs. Ne serait-il pas plus naturel de chercher l’ori- gine de cette 6gure dans la fleur du lis, dont deux pétales sont recourbées en dehors, et que les peintres et les graveurs, par des modifications successives, ont amenée à la forme de la fleur de lis héraldique? (Explication de quelques termes du blason, bg Ch. de Tourtoulon, Notes p. R. a un Nobil. de Montpellier, Montp. 1856. p. 207). Berud verwast in z$jne Allgemeine Schriftenkunde der gesammten Wappenwissenachaft, Bonn 1830, I, 187 -192, op tal van werken over de wapenlelie. BA work on the fleur de lys lately, 1837, appeared in France by M. Key in two vols. 8 vo.” (Montagu, Guide to the study of heraldry. . iNo.

AANTEEKENINGEN,

Klokkenspelen, uurwerken. (Vgl. 8. R. I en 11; XXII, bl. 236, 390; XXIII, bl. 238). 1573. lm Julio wurde bey S. Martin das newe Vhrwerck, welches M. Jacob Rock gemachet, auffgerichtet. vnd eine new HZuszlein herausz gebawet vor die Schlag-Glock, vnd mit Kupffer bedeckt; die Vhr kostete hundert vnd füngzig Gulden. Christoph Schorer, Memminger Chronick. Over BDie Kunstuhr am Thurme des altstadter Rathhauses in PragY” schreef P. 1. F. Chodovsky, Prag 1866. 8 Seiten 8. L’Opinion Nationale, Journal du soir, mardi 13 janv. 1863, deelt, onder de BFaits divers,” mede: A onze heures? hier matin, un càmion à trois chevaux était arrêté devant la tour Saint- Germain- 1’Auxerrois et devant la colonnade du Louvre. Sur ce camion se trouvaient seize petites AANTl!lEKENINBEN. 415 cloches, inégales en grosseur, et portant chacune buriné près de la suspension le non1 d’une des notes de l’octave. Ces cloches ont été descendues et déposées dans la tour du presbytère, derrière la tour. Elles sortent de la fonderie de M. Hildebrand, fondeur de cloches d’églises, et vont former le carillon musical de l’horloge qu’on est en train de placer dans la tour. MO.

Orgels en orgelmakers, (Vgl. A. R. 11; XXIII, bl. 245, 449, 564). 1598. In diesem Jahr war die Orgel zu S. Martin, wie sie noch stehet, angefangen zu bawen, vnd in folgenden Jahr geendet: solle mit allem auff die 5000 fl. gekostet haben. Christoph Schorer, Memminger Chronick. 1599. Den 21 November kam Leo Haszler, ein vortrefflicher Musicus, Componist vnd Fuggerischer Organist EU Augspurg, auff begehren eines Ehrs. Raths hieher vnd beschlug den 22 November die newe Orgel vnd befande sie gut ‘). Ibid. 1654. In diesem Jahr starb Aron Riieck Orgelmacher, welcher hieige Orgel in 8. Martins Kirchen machsn helffen. War 81 Jahr alt, lebte in der Ehe 53 Jahr und erzeugte 16 Kinder. Ibid. De abt Thiesson schreef: Notice sur l’orgue d’Avallon, construi, par M. Paul Chazelle, pour l’église Saint-Pierre-Saint-Lazaret contenant l’exposé de tous les progrès de la facture d’orgue jusqu’a ce jour. In 8”. 1856. Paris, Plancy, Sociéte de Saiat- Victor. Otto Lorenz, Gat. gén. d. 1. libr. fraup. MO.

Al regende het oude wijven. Deze spreekwize kent bgna ieder een. Ik geloof dat het oude wijven er in, eene verbastering is van het engelsche whole waves = geheele golven - en ‘t gezegde door matrozen of zeevolk in onze taal op den klank af is over- gebragt. h. J. C. KltFiMdEB.

1) Es hat Herr Jacob Fugger der Reiche, so An 1525 gestorben, bey besagter S. Annaz Kirch [te Angsbarg] die herrlich und köstliche Capellen, sammt dem gantzen Chor, vnd kiinstlichen Werck der Orgel daselbsten, so vber die hundert vnd sechtzig tausend Giilden gestanden, von Grund aufferbawen, auch die Fuggerische Begräbnus dorthin richten lassen, da er selbsten begraben ligt. (Mart. Zeiller, Oerterbeschr. d. Schvabenl., S. 215). 416 AANTEEKENINGEN.

[Ik geloof het niet: want oude wijven noemt ons volk, ons zeevolk inzonderheid, niet alle golven, maar golven met koppen van wit schuim. Deroorsprong der benaming ligt, voor de hand. De witte kop- pen doen aan grize haren denken. Of met oude w+jven in de spreek- wijze door den heer K. vermeld, oorspronkelgk golven gemeend zijn, daaraan twaj’fel ik. Ik geloof eerder, dat men er mede wil zeggen, al regende het niet waterdruppels, die zacht op ons neer- komen, maar zware voorwerpen, die op ons neervallende, ons kwetsen of kneuzen zouden.Even als men, om dat uit te drukken, zegt, al regende het baksteenen, ‘zegt men, geloof ik, al regende het oude wijver of al regende hèt oude wijven met hellebaarden ]

Woorden in de meierij van den Bosch in gebruik. (X, blz. 346). Aarden = gewennen: »kun-de hier aarden P” - öok zegt men Bden aard krijgen” in dezelfde beteekenis. Begost = begonnen. Be,&g = bes. Boteren = karnen. Buurten = een buurpraatje maken. Dijk = tusschen slooten gegravene heiweg. Dokteren = onder geneeskundige behandeling zin - ook: ge- neeskundig .behandelen. Foetelen = valsch spelen. Gesteken = gestoken. Haammaker = paarden tuig-maker. Herieën = zeker herdersspel spelen, dat in Gelderland (graaf- schap Zutfen) mottekoelen genaamd wordt. Heitelt = beveelen: Bheit ik et, ou P” beveel ik het u ? - shad ik et ou geheten?” enz. Hz’eten = zich noemen : ;PIk hiet Nol.” Hoer = bal bg het herieën. Hoetelen = ruilen, - wordt ook gebruikt van een marktspel dat om koek gespeeld wordt. Het is eene soort van loterti, waarbi hoetelzak en hoetelkaart te pas komen. Hut = in de heide alleen staande woning - niet een gering verblgf, maar soms zelfs eene aanzienlgke boerderij. Tusschen twee door heide van elkander gescheidene dorpen, ligt gewoonlDk hal- AANTEEKENINGEN. 417 verwege of op de grens eene hut, waarin herberg gehouden wordt. (Eene eigenlike hut heet of peene tent” of aeen huske”). Kappen = het jongen krigen van eene zog (varken). Konkelen = de opbrengst van heimelijk verkochte producten versnoepen : een konkel is eene vrouw die dit doet. Krets = schurft. Kroessel = kruisbes. . Koeheert = koeherder. Lawijt = lawaai, getier, leven. Laar = boomgaard van eiken of beuken in een gehucht of dorp. (Dit woord komt vaak als plaatsnaam voor; als gemeen MI. in het onzgdig). Meesteren = onder heelkundige behandeling zin, - ook: heel- kundig behandelen. Natte vuut (voeten) hebben = dronken zin: Bhg hâ natte vuut”. Oidelijk =heitnelik, verborgen, geheim. Opstrqen = tegenspreken. Paddernaks = naakt, vederloos. Pannevogel = vlinder. Peg = marktprijs van producten van het land, - Bde peg wordt te Eindhoven gesteken” - Bde peg steekt op of steekt af’. Pottasie = groenten. Raaimaker = rademaker, karradmaker = wagenmaker. Rababbel = babbelaar, suikerkussentje. Schuurhert = deel, dorschvloer. Scheel = deksel. Scheper = schaapherder. Schooien, schooier = bedelen, bedelaar. Smeerkanis = vuil mensch. Stand = boterkarn. Stechelen =onder het spelen twisten. Stekkeren = sprokkelen. Toog = houten wal waarop een gewelf gemetseld wordt - eene boogzoldering. Turen = vee in de weide aan een paal (tuurpaal), die met den tuurhamer in den grond geslagen is, laten grazen. De tuurstok verbindt den poot van het dier aan den paal. 418 AANTEEKENINGEN.

Urnmenie = immers niet? varen = met eene kar rijden. Verziel8gat = kleine open’ing ter zgde van den schoorsteen, waarin gewoonlijk zwavelstokken of lucifers geplaatst worden. Veurk, = schaapherdersschop. 0 Wammessen en trizakken = slaan, afkloppen. Waterlaat = treksloot. Zeeg = tam, mak. Zinkon, laten zinken = begraven. CORNELIUS LIXA.

VEREENIGING VOOR NOORDNEDERLANDS MUZIEKGESCHIEDENIS.

‘t Wapenbord des componisten van »der Flugten Lusthof.” Alligt erinnert men zich, dat onze aandacht op jonker Jan van E yk, componist van > der Flüyten Lusthof”, in 1646 te Utrecht uitgegeven, ‘t eerst gevestigd werd door een vraag van den heer Frederik Muller, »of deze Jan niet een afstammeling zou kunnen zin van Simon van der Eyken (SIMON A QUERCU) 3" - en tevens, dat deze vraag (Nav. XXI, blz. 609/10) door den heer Boers (Nav. XXII blz. 78/9) in ontkennenden zin beantwoord werd. Sints zijn w1J niet veel meer van jonker Jan van Eyk te weten gekomen, dan dat er ook iu 1664, te Amsterdam, een,uitgaaf van Z~KI Lusthof is verschenen (die wij in onze bibliotheek bezitten). Iets meer licht is thans opgegaan door een vondst van den heer A. H. Büchler DDz. in een wapenboek, dat voor ‘t overige niets betrekkelik muziek behelst. Hij schonk mlJ namelijk de door hem gevondene afbeelding van de grafzerk van den jonker, en erkentelijk beschrif ik die als volgt:

Schild: van zilver met 3 geknotte palen van sabel ; Helmwrong en helmdekken : van zilver en sabel; Helmteeken: eerw vlugt, regts van zilver, links van sabel. MUZIEKQESCHIIDENIS. 419

Kwartieren :

Regts: 1. als boven; 2. Doorsneden van keel [en zilver, met 3 molenijzers, 2, 1, van ‘t om- gekeerde; 3. Van keel met 3 palen van vair, en het schildhoofd van goud, beladen met een lelie van sabel; 4. Van sabel, met 3 molenijzers van zilver, 2, 1.

Links: 1. Van sabel met 3 klokken van goud, 2, 1; 2. Van goud, met 3 meerlen van sabel, 2, 1; 3. Van goud met een gekanteelden en tegengekanteelden balk van sabel, vergezeld van 3 bijen, 2, 1, van ‘t zelfde; 4. Van goud, met een ploeg van sabel.

Onder het wapenschild staat in een gebogen vierkant:

Wel Ed: Geb: Jr. Jan Jacob van Eyk, in zijn Leven wijt beroemde en hoog geagte Mucisijn, Directeur van alle de Klokwerken en de Heorologien op den Dom en de Stad Utrecht, Gestorven 26 Mnrtij 1657. en daar onder dit gedicht:

Van Eijk van ‘t braeff geslagt der Baxen Lei$ hieronder God nam ‘t hem in ‘t Oog maar gaff ‘t hem weer in ‘t Oor In mond en vingeren en echerpheijd van gehoor In flugt en klokkenspel een aller Eeuwen wonder.

Het is dus buiten twgfel, dat de componist van >pder Bluyten Lusthof” van adelijk geslacht, en dat h& helaas, blind was; doch tevens dat f@ »een wid beroemd en hooggeacht Musicin” is geweest. Ik verzoek alzoo in ‘t belang onzer Muziekgeschiedenis aan elk die nadere berigten kan geven omtrent jonker Jan, (en gelik nu blikt) Jacob van Eyk ze me mede te deelen ; en verzoek meer bepaald, onze utrechtsche historievrienden om (vermoedelgk in de Domkerk) naauwlettend rond te zien, of de grafzerk van onzen componist nog aanwezig is, en of wapenbord en opschriften leesbaar z@. HEIJE.

Zangwijzen van volksliederen uit het laatst der 18e eeuw. (Vgl. Nav. XXI, blz. 453 en Nav. XXII, blz. 256; of Bouw steenen 2de Jaarboek, blz. 214). 420 MU~IEK~ESCEIIEDIGNIS.

In 1871 vroeg H. of van de door hem opgegevene liedjes ge- schrevene of gedrukte zangwijzen bestaan? De heer Leendertz wees in 1872 eenige dier zangwgzen aan. Thans ben ik in staat door eene meedeeling van min vriend A. H. Büchler DDz. nog enkele daaraan toe te voegen : HU schrift mij : Onder de liedjes op blz. 214 Bouweteenen genoemd, ztin de volgende,

Chere Annette, reçois l’hommage Pest la fille B Simonette Lubin pour me prevenir Annette B l’age de quinae ans Ce n’est que dans la retraite Monseigneur voyez mes larmes

genomen uit het volgende stuk:

Annette et Lnbin, Comedie en un acte en vers par Mr. Favart, mê16e d’ Ariettes et Vaudevilles dont les accompagaements sont de Mr. Blaise.

De orkestpartituur is in min bezit: mogt men dus verlangen die zangwizen te bezitten, dan ben ik bereid die af te schrgven.

Ik heb nog partituren van andere oude fransche opera’s, maar ik vond daarin nog geen zangwijzen die tot grondslag hebbon gediend van liedjes in onze taal overgegaan; alleen vind ik in #Le Delire” vau H. Berton, een koor dat aanvangt met de woorden: &‘est la fête de not’Village;” misschien dat dit dezelfde is als het op bladz, 214 genoemde: ,,C’est la fete dn village.>’

BLJ ‘t betuigen van min dank aan den’ heer Büchler, doe ik alzoo den heer H. (1871) opmerken, dat aan een regtstreeksch. verzoek om een afschrift, door den heer B. zeker gaarne zal worden voldaan, en blijf ik wijders mij aanbevelen voor verdere . mededeelingen omtrent volksliederen, ook uit vroegeren tijd. HEIJE. ANTWOORDEN,

Spreekwijze: door de wol geverwd (XXIV, bl. 291). Tegen de verandering van door tot in heb ik bedenking. Vooreerst hoorde ik altgd zeggen door. Ten anderen, als de conjectuur juist was, zou het spreekwoord eerder moeten zin: hzj’ is geverwde wol. Ik geloof, dat hier met wol moet worden verstaan de ruigte, die boven op de stof of het kleed zit, en dat dan door de wol geverfd betee- kent: niet maar op de oppervlakte gekleurd, maar door de wol heen, tot op den draad toe, van de verw doortrokken. 1. LAUBILLARD.

Wapen van het geslacht Hunthum (XXIV, bl. 330). Het wapen van Cornelia Hunthum is: in goud een roode dwarsbalk. BACKER VAN LEUVEN.

Geslacht Glromm& (vgl. XXIV, bl. 315 en 356). Omtrent deze familie vind ik aangeteekend : Gilles Gilleszn. G., gehuwd met Agatha Joostdr. van Lodenstein. Wonnen 0. a. l” Elizabeth G., die den 14 jan. 1702 regentes werd der charitaten te Delft: zi was alstoen weduwe Dirk Raats. Zi stierf 4 nov. 1704. 2” Gilles G. 3’ Abraham G., trouwt Catharina van der Waijen. Zi wonnen o. a: a Catharina Anna G ., gehuwd met den delfschen burgemeester dr. W. van Blommesteyn. b Diederick Abraham G., gehuwd met Geertruid de Villers. o N. Grommee. Z;j hield den 17 nov. 1765 te Delft ten doop haren neef Diederik Leendert van Blommesteyn en was toen reeds we- duwe van Leendert de Megjer. 4” Agatha G., st. ten huize van haren neef van Blommesteyn te Delft den 21 april 1747. Maaetricht, A. 11. VORSTERMAN VAN OIJEN. 422 AANTEEKENINGEN,

Schuttersgilden voorheen en thans. Reglementen van het gilde van St. Sebastiaan te Rozendaal (N.-Nrab.). Wi Christissn de Brouwere en Adriaan van der Kick, sche- penen tot Roosendaal, kennen met dezen brieve, dat, voor ons gekomen zijn Quirijn Pietersen als koning van de schutterge des handboogs en van den gulde van St. Sebastiaan tot Roosendaal. Pieter Adriaanse Van Heekhugsen als hoofdman, Cornelis Jansse Panis, Hendrik Jacobse Mandemaker, Pieter Dirk Lonken, als overmans; Cornelis Pauwelsen, Willem Klaassen Cramere, blaas Willem Kleassen als dekens, en nog zekere gezwooren gezellen, en de meeste menigte van de voorschreve gulde, representerende het geheele gulde voorschreven. En hebben met gemeene eendracht en consent gewillecoord en geconsenteerd over hun zelve, willecooren en consenteren mits dezen al zulke pointen en articulen die hier naar volgen, van welke poincten sommige geëxtraheerd zijn uyt eenen schepenen brief van Roosendaal, daar schepenen over waren Lenaerd Marcelissen ende Jan Stevensen, van der dato 1470 drij dagen in Junio, met zekere articulen daar bij geconsenteerd, die desen gulde meest van noode waren, en daar de meeste gebreken in gevonden waren, en nog meerder zouden indien daar geen behooreljjke cautie mits dezen gedaan en ware. In den eersten en zal niemand in dese voorschreve schutterije of gulde ontfangen worden, ten zij met consent van koning, hoofdman, overmans, dekens, ende met de meeste menigte van de schutters of guldebroeders voorschreven en denzelven die in dezen gulde alzoo outfangen en geadmiteerd zal worden, dien zal men oplesen, of laten lezen deze tegenwoordige ordonnantie omme die getrouweljjk en onverbrekelik te onderhouden, en te volvoeren in alle hare poincten en leden, en dan den eed doen zoo dat behoord. En zal niemand uit de voorschreven gulde of schutterge, mogen scheyden ten zjj hg heeft geweest koning of deken, en hetzelve geweest zinde zal dengenen die uyt den voorschreven gulde schey- den zal, gehouden zin, te betalen voor de opschoten en reke- AANTEEKENINQEN. 423 ning, thien stuyvers eens ; met den onkost van den verschenen jare, tot de naaste rekening toe. En zal men in dezen gulde niet langer staat houden op de gemeene schutterskost, dan deze navolgende dagen, te weten: des Maandags, Dgngsdags, en ‘s Woensdag, Pinxterdagen, op des H. Sacrament dag en des anderen dags, op en naar St. Jan Baptist dag (mids zomers) ten waar dat elk gezel kost wilde doen of teeren op zin eygen borse, en op deze voorschreve dagen zal men geen bier tappen, ten zij de hoogmisse ense (?) alle gedaan zin @genomen eenen dag van der gezelleus opschot te weten des Maandags in de Pinxterdagen en alsdan zal een ieder schutter gehouden ztin te komen onder den standaard met eenen cues- baren boog en. bouten, en gaan dan in ordonnantie met hunnen koning tot onder den vogel en van daar niet scheyden (ten dede noodxakelgk) voor dat den vogel zal afgeschoten ztin, en dan we- derom gaan met hunnen koning zoo het behoort. Zoo wie voortaan den vogel zal afgeschoten hebben die zal be- schonken worden van de gemeene schutters met een kruyk win te weten thien potten, en eene tonne bier, des zal hi gehouden zijn ‘t span te verbeteren met thien stuijvers eens. Op St. Sebastiaans dag zal men alle jaren houden een gemeene gulde en kost, met de gemeene guldebroeders en elk zal zijn omgeld betalen gelik men in andere guldens betaalt, des zoo zullen de dekens gehouden zin in te leggen een tonne Bier in de her- berg daar den standdaard zal uytgesteken worden, en daar zal elken schutter gehouden zijn te komen des agtermiddags en beta- len daar eenen gulden of twintig strs. daar, in mindernis van zin jaargeld en mondkost, en de rest in de octave van Pinxtren na rekening. Wat breuken van nu voortaan vervallen zullen, die zullen de dekens gehouden zijn op te brengen ende rekenen, en voor ont- vangst in te brengen of zij die ontvangen hebben of niet, te weten elken deken in zan jaar. Of er eenige versterfenissen of bruyloften in deze voorschreve schutterg en gilde gebeurden of gevielen, of dat er eenig schutter of guldebroeder kwam tot aflivigheid, zoo zal een ider schutter gehouden ztin mede te gaan in ordonnantie om de voorschreve 424 AbN’l’EEKENINGEN.

gezel alle eer aan te doen, naar ouder costumes, en den boog van den aflijvigen zal altijd besterven op de voorschreve schutters en gulde, of men zal daarvoor gehouden zin te betalen thien stugvers eens, zonder nogtans een tonne bier, die den aflijvigen den gemeenen gezellen plagt te laten, en in deze thien stuyvers niet begrepen zijn. En zal hem niemaud weygerig of onwillig maken, die verkosen zal worden tot hoofdman of deken of die men zal kiesen om deze of andere goede ordonnantie te onderhouden en te doen onderhouden. En zal men niemand in deze schutter+ admitteren, toelaten of ontfangen, die in andere schutteri nog gezworen schutter is. Of ‘t gebeurde dat in deze voorschreve schutterge of gulde, iemand rebel of onsedig was, dien zal men ontzeggen en bevelen met ‘s heeren knegt uyt de voorschreve schutters en guldebroeders gezelschap te blijven, nogtans zal desen gehouden zijn te betalen den onkost van het voorschreven jaar tot de naaste rekening toe. En zal een iegelgk schutter gehouden zijn, ten alderminsten ter maand eens ter doelen te komen met zinen boog en geschut, om broederlijke liefde en goede ordonnantie te onderhouden, te weten van Paasschen tot Bamis inclues. I Of ‘t gebeurde dat iemand uyt deze gulde of schutterge zijns medebroeders boog aan stukken schoot of mishandelde, dat zal altijd staan tot zeggen en uytspraak van koning, hoofdman en ouwermans tot kaveling van zijn medebroeders, en wat voors: koning, hoofdman en ouwermans daarvan zeggen en uytspreken, zal dengenen wiens boog gebroken of mishandeld is, mede te- vrede moeten zijn. Zullen de dekens als zi hunne rekening gedaan zullen hebben, gehouden zijn hunuen eed te doen, dat zij ‘t gemeen gezelschap wel en getrouwelik hebben gediend, opdat de meeste menigte van de voors. schutters of guldebroeders begeert. Voorts is geordonneerd zoo wat zaken nu voortaan den koning, hoofdman, ouwermans van de voors. gulde met de dekens ordon- neren en sluyten, gehouden zgn in weerde of dezelve hier van woord tot, woord gespecificeerd stonden, zonder tegenzeggen te doen of te doen doen in eeniger manieren, AANTEEBPNINOEN. 425

Op H. Sacraments dag, of St. Jans dag zal elk schutter of gnldebroeder gehouden zin te komen onder den standaard in der gemeene gezellen herberg en gaan alzoo met hunnen koning in ordonnantie in den ommegang of processie, te weten op H.“* Sacraments dag met zin tabbaard, en op St. Jans dag elk met een keusbaren boog zoo dat behoort. Zoo wanneer op deze voors. twee dagen of op eenige ander dagen als de gemeene gezellen ten offer gaan, zal een ieder schutter of guldebroeder gehouden zlJn mede ten offer te gaan, en of het gebeurde dat hem eenige schutter of schutters, gulde- broer of guldebroeders misdroegen of breukten in*,eene van deze voors. articulen gelik voors. staat, die zal men calangieren, te weten : zal elk schutter of guldebroeder d’ een d’ ander mogen calangieren en die dan gecalangierd zal worden, zal verbeuren ‘t elken reyse zoo dikwijls het gebeuren zal een pond wasch of vier stuyvers voor en in gebreke van betaling, dien zal men ter- stond mogen afpanden met ‘s heeren knegt op heerlike en reale executie, en of er iemand ware die @ne calange niet en betaalde zonder eenig recht op hem te plegen, die zal verbeuren eenen Carolus gulden of twintig stuyvers, waarvan d’ eene helligt ge- imploieerd zal worden tot ‘s Heeren behoef en d’ andere helligt tot der gemeener schutters behoef, en denzelven gulde afpanden in manieren hierboven vermeld, maar nogtans begeren en willen de gemeene schutters en guldebroeders dat alle hunne statuten en ordonnantien voor dato dezes gemaakt zullen onderhouden worden en effect sorteren deze niet tegenstaande aan welke sta- tuten en ordonnantien dezen tegenwoordigen hem refereert, te weten aan den brief voors. en aan de minute den voors. schutters gegeven en verleend bg Hendrik grave van Nassauw hoger me- morie en aan alle andere de voors. schutters en guldebroeders statuten en ordonnantien zonder daar tegen te doen of te doen doen in eeniger manieren. En hierin heeft Laurens van Likerken schout van Roosendaal als overhoofdman zin consent gedragen met de gemeene gezellen eendragtelijk zonder arglist. in oirconde des briefs bezegeld met ons zegelen in ‘t jaar ons Heeren 1550, op den 27 .dag van May. Op de pliqne stond Oucht 426 AANTEE K ENINOEN.

A. Weunen, en was bezegeld met twee zegelen uythangende met dobbelde steerten in groen wasch.

NOTIFICATIE. Den hoofdman van den gilde Si,: Sebastiaan voornoemt, rij- pelijk overwogen hebbende, het overtreden van den eed, door de leden, welken z1J bg den aanvang als lid in genoemden gild hebbe gedaan. Heeft goed gevonden met genoegen van de geheele directie, nogmaals kragtens onder het oog te brengen, dat Elk en een iegelgk welken zal durven bestaan om vuilen of onkuisen praat of diskoersen te verhalen telkens zal verbeuren eene boete van tien stuyvers. En daar van ouds bij onze voorvaderen, ja zelf bij .het ruwe milit.air, het godalasteren een afschuw is, en op hooge lifstrnf verboden is, zoo vond den genoemden hoofdman zich grootelijks verpligt, alle de leden bgzonder te vermanen hun hiervoor te wagten en wie zal durven. bestaan z$e vermaning over het hoofd te zien, en te vloeken zal ieder keer verbeuren eene gelijke boete van tien stuyvers Hollandsch courant. Het wordt aan alle de leden wel expresselik, op last van hunnen eed aan het gild gedaan, opgelegt zoodra zi eenea van hunne medegildebroeders hooren vloeken of godslasteren of ontug- ten praat verhalen, hem wie hg zi, dadelgk te calangeren, om alzoo een onversprekelgk order in haar honorabel broederschap te houden. Aldus gedaan te Rosendaal den 20 Jannarg 1818. (Get.) F. Burnhouf. hoofaman.

NIEUW REGLEMENT. Tot handhaving van orde en nakoming der bestaande wet of reglement van het gild van St. Sebastiaan te Rosendaal, worden door de regerende en verdere leden van gemeld gild vastgesteld de navolgende bepalingen. Artikel Eeu. Niemand zal tot lid van het gild worden aange- nomen, dan met consent van hoofdman, ouderlieden, koning en AANTEEKENINGFaN. 427 van het meerendeel of wel beter gezegd, met meerderheid van stemmen in het algemeen van alle de gildebroeders te zamen ; en zulks met betaling van de waarde eener ton bier (ze s gul d en) onder aflegging van den gewonen eed om getrouw en onverbre- kelijk te onderhouden alle de punten betrekkelik de tegenwoor- dige of nader vast te stellen reglementen en bepalingen. Ook zal niemand tot gildebroeder kunnen worden aangenomen, die een ergerlik gedrag heeft of die tot een onteerend vonnis door den regter tot eenige straf zal zlJn verwezen, namentlgk wanneer dit zin mogt wegens stelen of gewelddadigheden. Artilcel twee. Niemand zal uyt voorschreve gild mogen uitgaan of zin afscheid daayvan nemen, voor en aleer hi zal geweest z$n koning of deken en dit geweest zinde zal G er uit kunnen met te betalen vgftig cents, benevens zijne verschuldigde boeten van de laatste rekening en contributiegelden. Zi die hun afscheid uit het gild nemen of daaruit worden ontala- gen, hebben geen aanspraak op iets, dat aan het gild toebehoort. Met opzigt tot diengenen die zich aan de bestaande bepalingen mogt onttrekken of in gebreke blgven van de betaling der boeten en contributiegelden (zonder daartoe uitstel bekomen te hebben) zal niettegenstaande hg geen koning of deken geweest is, door meerderheid van stemmen kunnen worden ontslagen. ArtikeE drie. De contributie zal bedragen twee cents per week voor iederen gildebroeder, te betalen aan den penningmeester van het gild, die door de regerende leden zal zin benoemd. De vrouwen der gildebroeders van genoemd gild, zullen weke- liks betalen. een cent, mede te betalen aan den penningmeester, welk geld door de vrouwen bU gelegenheid der teerdagen onder- ling kan worden verteerd, en wanneer eene vrouw van eenen nieuw aangenomen gildebroeder, hierbg tevens aangenomen’z&rde, zal deze betalen een gulden vgftig cents, eens, - welk geld mede door de vrouwen te zamen zal kunnen worden verteerd. Artikel vier. De teerdagen zullen zin, namenttik met St. Sebas- tiaan of twintigsten Januarg en den dag daaraanvolgende en met Pinkstereu van ieder jaar en wel telkens een, twee of drie dagen, naarmate dit door de regering zal worden goedgevonden eu de kas zulks zal toelaten, 428 AANTEEKENINGEN.

Bi het vergaderen met opgemelde gelegenheden zullen de gil- debroeders alle verpligt zijn, zich ordelijk onder elkander’te ge- dragen en daarbij moeten zorg dragen, dat niemand aanleiding geeft tot wanorde, ongeregeldheden en twist, zullende diegene die geacht kan worden zich daaromtrent te buiten te gaan, worden geboet met vaftig cents, zoo ook degene die zich aan vloeken of andere zedebedervende uitdrukkingen zal schuldig maken, zal voor dezelfde boete worden geboet, waartoe de regerende ledenen ook de overige gildebroeders geregtigd en verpligt zullen zan; wanneer zi dit hooren. En zal ieder die iets vermeent te moeten zeggen in opzigt van het eene of andere het gild betreffende, dit bescheiden en bedaard behooren aan te toonen en geenzins met verheffing van stem of bedreigende wijze van redenering: die dit zal te buiten gaan, zal insgeI$s verbeuren de bij dit artikel bepaalde boete. Degene die bg gelegenheid van het teeren met St. Sebastiaan of Pinksteren en andere plegtige gelegenheden van begrafenissen of anderzins, nalatig mogten blgven de mis bi te wonen, die als- dan ter zielen lafenis der overledene gildebroeders zal gedaan worden, zullen verbeuren vijftig cents, met uitzondering van wettige redenen van verschoon, hetwelk zijn zal ziekte en hetgeen tot iemands affaire zonder uitstel zou kunnen worden gevorderd. Ook de vrouwen zullen verpligt njn de missen bg te wonen die ter zielen lafenis der overledene gildezusters zullen worden gedaan, op boete van tien cents. Tot dit opsigt zal men de mis moeten bijwonen die tot dat einde zal worden gedaan en geenzins met eene andere terzelfde intentie te hooren, Bi gelegenheid van het teeren met voormelde dagen, zal door de regerende leden worden bepaald hoeveel bier men zal opleggen en wat men bij die gelegenheid meerder zoude verkiezen te ge- bruiken, welk een en ander aan de overige gildebroeders zal worden voorgesteld en in stemming gebragt. Buiten en behalve deze teerdagen zullen alle de gildebroeders, om het even of zi schutters zin of niet, verpligt zlJn bU de schutteroefeningen te verschgnen, om de veertien dagen Zondags, tusschen Paschen en Bamis incluus, op eene boete van tien cents, en zal be die oefe- ningen niemand worden toegelaten mede te schieten, dan met ge- AANTEEKENINQEN. 429 meen overleg, en zal men zich daarbi op dezelfde wize te gedragen hebben, als voorschreven, op verbeurte van gelgke boete. Op de teerdagen. en bi het rotschieten zal door den rotmeester of ander daartoe te benoemen persoon, moeten worden getapt en ingeschonken en zal dit door niemand mogen worden gedaan zon- der verlof’ van den rotmeester te hebben bekomen, op eene boete van een kan bier (12l1, ct.) ook is het aan allen verboden, iemand buiten het gild behoorende, van het gildebier te laten drinken, op verbeurte van dertig cents. Buiten de voormelde gevallen, als met plegtige gelegenheden met het gild ter optrekking uitgenoodigd wordende, of met te leggen comparitien vergadert +jnde, zal men zich behooren te gedragen als voormeld, en op gelijke boete als voorschreven is. Voorts zullen alle gildebroeders zonder onderscheid behooren mede te werken, dat eensgezindheid en broederlgke verdraagzaam- heid onder hen gevonden wordt en dat dit een en ander gegrond moge zin op godsdienstige beginselen, daar toch zeker’ de gil- den van den heiligen ridder St. Sebastiaan alleen ten doel hebben, goede en godvruchtige werken, en na den dood van ieder waar- dig gildebroeder deelachtig te worden van de goede werken die ter eere van dien grooten heiligen gedaan worden. Brtikel Kj”. Ingeval iemand der gildebroeders onverhoopt zich mogt schuldig maken aan wangedrag of andere ongeregeldheden die een onteerend vonnis ten gevolge hebben, zal de zoodanige vervallen worden verklaard van lid van het gild te zin, ook zal degene die mogt trachten het gild te benadeelen, mede uit het- zelve als vervallen worden beschou@, even als degene die zrJne verschuldigde contributie of boeten niet mogt voldoen (zonder daartoe uitstel te hebben bekomen) vervallen wordt beschouwd en ontsiagen. Artikel Zes. Met betrekking tot Artikel Een om als gildebroe- der te worden aangenomen, zal voortaan niemand worden toege- laten, dan zU die schutters zlJn of zich daarin willen oefenen, terwijl bj overljden of uitgaan van het Gild, boog en pil in het eerste geval aan het gild zal verblgven, en in het laatste geval vijftig cents zal moeten worden betaald, ditate verstaan met bgbetaling van coutributie en verschuldigde boeten ; ook zullen de erfgenamen 430 AANTEEKENINGEN.

vau eeuen overledenen gildebroeder boog en pijl kunnen terug- vorderen mits betalende vijftig cents. Artikel Zeven. Ten aanzien der regerende leden, deze zullen bestaan uit hoofdman, ouderlieden, koning en dekens (regerende en jonge dekens). De hoofdman wordt gekozen uit de gildebroeders, zonder in aanmerking te nemen den tijd van inkomen in het gild. De ouderlieden zullen zjjn de drie oudste leden van het gild. De koning wordt met Pinkster en om de drie jaren, door het schie- ten, op de gebruikelijke wijze benoemd en de dekenschap verwis- selt zich met ieder jaar als naar gewoonte; niemand zal de func- tiëu, hiervoor genoemd, hem opgelegd wordende te aanvaarden, mogen van de hand wijzen, maar verpligt zin deze aan te nemen en naar behooren volgens zinen eed waar te nemen en de voor- deelen vap het gild als een waardig gildebroeder betrachten. ArtikeZ Acht. Wanneer een gildebroeder komt te overlgden, zal deze door de gildebroeders worden gedragen, waarbg alle zullen moeten tegenwoordig zin, op de gebruikelijke wgze. Het oud bestaande reglement blgft in zijne volle kracht en waarde en wordt dit daarbg gevoegd tot opheldering en verbete- ring, en opdat dit te allen tide effect sorteren zoude en niemand onwetendheid zou kunnen voorwenden, wordt deze door alle de gildebroeders na voorlezing geteekend. Rosendaal, den 15 Jauuarij 1854.

NADERE BEPALING.

De ondergeteekende, hoofdman van het gild van St. Sebastiaan te Rosendaal, in aanmerking nemende de misbruiken die in voor- schreven gild voorvallen, wordt bepaald en vastgesteld, dat zij die zich voortaan bjj het teeren of andere gelegenheden onzedelijk zullen gedragen of omhelzingen doen met vrouwen van den een of anderen gildebroeder, zullen geacht wórden zich schuldig te maken aan wangedrag en desverkiezende van den ondergeteckenden en de ouderlieden, uit het gild kunnen worden verwijderd. Met goedkeuring van de medeondergeteekende ouderlieden wordt het vorenstaande vastgesteld. Rosendaal, den 20 mei 1862. AANTBEKENINGIN. 431

NOG NADERE BEPALING. Aangezien tusschen den afloop en het begin der rotdagen of schietoefeningen, geene vastgestelde dagen voor vergaderingen be- staan en het algemeen belang van het gild zulks echter vordert, zoo wordt door dezen bepaald, dat voortaan, te rekenen van heden, iederen eersten Zondag der maand des avonds om v$f ure, op eene boete van tien cents, tusschen bovengemelden tijd, eene algemeene vergadering zal worden gehouden waarbg de voorko- mende belangen van het gild zullen kunnen worden behandeld, en gelegenheid zal bestaan tot betaling van contributie, enz. Rosendaal, den 7’ december 1862.

VEREENlGlNG VOOR NOORDNEDERLANDS MUZIEKGESCHIEDENIS.

Matthijs de Casteleyn, (Vgl. Nav. XXII, blz. 361 of Bouwsteenen 11, blz. 103.) is een zeer gekeud vlaamsch rederiker, geboren te Oudenaarde in 1488, aldaar overleden in 1550. (J. F. J. Heremans, Nederlandsche Dichterhalle, IT. blz. 545; F. 8. Snellaert, Schets eener Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, 4e uitg. 1866, blz. 88; Jonckbloet, Beknopte geschiedenis 1872, blz. 123). Z1Jne >Const van Rhetorike enz. bi wilent heer Mathis der Castelein, Priester, ende excellent Poëte moderne,” werd na zin dood eerst uitgegeven te Gent in 1555 bU Jan Canweel, en be- leefde in dezelfde stad nog 3 uitgaven in 1571 bg de Ww. van Gheeraert van Salenson, in 1573 bLJ Gislein Manilius, zonder jaartal bg Jan van Saleuson. (F. van der Haeghen, Bibliographie Gantoise, 1, 135, 197, 359, VI, 20), en werd later te Rotterdam herdrukt, in 1612 bi Felix van Sambix en in 1616 bij Jan van Waesberghe (F. v. d. Haeghen, zelfde werk, VI, 20 en 1, 135). Zijne Diversche liedekens werden te Gent in 1573 met de voysen uitgegeven, waarover de drukker Ghilein Manilius de vol- gende verklaring geeft. 432 MUZTEKQESCHIEDENIS.

BDen Drucker tot den goetwilleghen Zangher saluyt. Lustighen zangher die ghenouchte schept int zinghen / hier hebdy Casteleyns Liedekins met de voysen oft wysen daer by ghevought / die ick met groote moeyte / toet ende aerbeyt / deur langhe ende veel zouckens vercreghen hebbe van zommighe lief- hebbers binnen ende buiten Audenaerde / ende daer naer op mus&k noten ghestelt / opdat / die de voysen niet en weten te beter moghen daer aen gheraken.” (F. v. d. Haeghen, zelfde werk, VI, 25). Heeft nu Mathis de Casteleyn zelf die voysen gecomponeerd, of heeft ha, gelijk het meestal gebeurde, zgne liedekens gedicht op bestaande voysen ? De aangehaalde titel van de rotterdamsche uitgave van 1616 zou het eerste doen vermoeden, doch schgnt mij, bU gebrek aan stellige bewijzen, niet afdoende. Gent. J. VUIJLSTEKE.

Hemony. (Pieter) (z. Bouwsteenen 11, blz. 24). Nopens de werk- zaamheid van den klokkengieter Pieter Eemony van Zutfen (niet van Amsterdam ‘) te Gent in de jaren 1658-1661, waar hg een groot getal klokken goot niet alleen voor het Belfort, maar ook voor kerken en kloosters, bevat het werk Juste Bellet, chroniqueur - Gantoie au XVUe aiècle par Edm. de .Bmcher, archiviete, Gand, 1873, ‘blz. 103-109, volledige inlichtingen. Op blz. 43, in de notes, wordt aan het door mr. Pieter Eemony gegoten klokken- spel van het Belfort, hetwelk op blz. 89 nog vermeld staat als een der aeven nieuwe wonderen van Ghendt, groote lof gegeven,. en blikt het dat hij poorter van Gent werd: .Den 16 april 1661 is ten boecke van de poorterije gheannoteert *als poorter Mr. Pieter Hemony, clockghieter van style, gheboren >t,e Leuecourt, in Lorainen, omme te ghenieten ende jeuisseren der Bprivilegiën ghelyok alle andere poorters.” ’ (Getrokken uit het Poortemboeck). Gent. J. VULJLSTEKE.

1) Het scbgnt den gezchten inzender van dit berigt niet bekend te zijn, dat de gebroeders Hemony, eerst te Zutfen, later te Amsterdzm hunne gieteri,j hebben gehad. 8. / VRAGEN,

Looke in Hederland. Wat is er bekend van L’s verblgf in Nederland, en wat Z&I de bronnen? [Aangaande het verblgf van Looke te Utrecht vindt men iets Nav. XIH, bl. 269, 340 ; XIV, bl. 9.1

BoufTonidor. Wat is er van dezen schrijver van le Proces des trois Rois 1780, bekend? Is hg ook de auteur van 1’Appel au Pape?

Baron de Lo& Wie was baron de Loë, die in 1789 te Munster ba Ph. Eenri Perrenon uitgaf Recherches sur la vraie cause de nos troubles et sur 18 mogen de les faire tourner au bonheur de Ia patrie en nog in ‘t zelfde jaar daarop een supplement deed volgen?

Marron. In het vorige jaar verschenen te Par@ de Mémoires de Ch. Paul de Kook, waarin over zin vader J. C. de Koek, den bekenden patriot, inzonderheid over diens dood eu de redding ziner weduwe door Fouquier-Tinville belangtijke mededeelingen voorkomen. Daarin wordt ook gunstig melding gemaakt van le pasteur protestant Marron, die tot 1833, het jaar van zin overliden, jaarliks bU Paul de Kook kwam om geld voor zin armen te vragen. Wie kan over dezen ook bekenden patriot meer bgzonderheden mededeelen? Roe kwam hi in Holland? en waar bleef hg na zin vertrek? Werd hg toen dadelik pasteur te Parijs?

J. %verkamp. Wie was J. H., de schrijver van de Historie van het leven, de ziekte, dood en begravinge van Z. D. H. Willem 1V enz., waarvan de tweede druk verscheen in 1788 3 Zin boek bevat, behalve officieele stukken, allerlei details, die doen vermoeden, dat hg door personen uit de prinselike omgeving inlichtingen heeft ontvangen. Wanneer verscheen de eerste uitgave? 434 VRAUEN.

Antonie en Qijsbrecht de Vos. Te Sas van Gent gebruikt men bg het avondmaal drie zilveren schotels en dito kan. In den rand der schotels staat gegraveerd : »vrijwillige gift van een kan en dri schotels tot gebrugck van des Heeren heijligh nachtmael gemaeckt aen de kerck van. Zas van Gendt, door de Heer Antoni de VOS: oudschepen en ouderlingh deser steede den 24 Sept. 1726”. -- In de borden staat .het wapen: ec: 1 et 4 échiqoeté d’or et d’arg., 2 et 3 un renard accroupi au champ d’argent. C le renard de l’éçu. En den 7 mei 1728 erfde de kerkenraad van Pilippine ,van heer kap. Gisbrecht de ‘Vos eene som van 50 gulden voor de armen. - De kerk dier gemeente had in 1719 een groote en twee kleine zilveren schotels geërfd van den commandeur Pieter de Bels, voor- zien van zinen naam en wapens als heer van Coppendamme en Bohnem, benevens eene som van 100 g vl. of 600 gulden aan geld. Wie weet mi iets van die heeren de Vos mede te deelen. St. Gilles- Cues. F. CALAND.

Qeslacht van Lookhorst. Wie waren de kinderen van Huibert v. L. en Maria Verboom? Wiens zoon was oeter v. L.,. gehuwd met Maria van der Bijl, en wie waren hunne kinderen? ‘&jn ook nakomelingen bekend van Jan en Pieter v. L. (broeders ?), van Huijbert v. L, gehuwd met Catharina Rees, en van Adam v. L., heer van Zuilen, en van diens broeder Cornelis v. L., heer v. Lier, zonen van Cornelis en Geertrui Spoor? Was Adam gehuwd met Swana v. Ledenberg en Cornelis met Catharina Hardebol? Wiens zoon was Jacob v. L., t febr. 1385, gehuwd met Machteld van Drakenburg 3 Wie was de stamvader van de sedert de 2e helft der 15e eeuw te Leiden verblgf gehouden hebbende linie van het geslacht. v. L.? 9.

\ Gleslaoht v. Wesel. Wie waren de ouders en grootouders van AnthonB van Wesel of Wezele, + 1757, advocaat fiscaal v. d. hove v. Holland ? 9.

Ueslaoht Ookhuijsen. In de lgst van bekende huwelikspenningen in de 18e en 19e eeuw geslagen door bijzondere personen, verstrekt VRAGEN. 435

door C. Cr. B. (Nav. VI, bl. 73), wordt o. a. melding gemaakt van eenen penning, geslagen ter gelegenheid van de 25jarige echtver- eeniging (14 sept. * 1768) van Adriaan Ockhuysen en Alida Maria van Liesvelt. Indien iemand genealogische opgaven betreffende ge- noemde personen en hunne descendenten en vooral de beschriving van de hoogstwaarsch&$jk op de bedoelde penningen voorkomende wapens der familiën Ockhuysen en Liesvelt kon verstrekken, zou hu mij zeer verpligten. N. C. VAN BAKKENES.

ANTWOORDEN,

Van Eussen (XXIV, bl. 326). Men vraagt: is deze schilder een onzer groote meesters? Ik heb dien naam nooit vermeld gevonden en kan daarom vooralsnog geen bepaald antwoord geven. Maar misschien zal ik toch de zaak kunnen ophelderen. Bestaan er niet vele verbakken namen, die na grondig onderzcek door mi zin opgelost? Daaronder zal deze van Eussen naar min oordeel ook wel behooren. Bepaald wordt daar door vrager gezegd, dat hi eene schilderij, »een bloemstuk van van Eussen gezien heeft, dat zeer schoon was”. Dit neemt, dunkt mi, allen twgfel weg. Dit werk moet tot eene groote school behooren en kan dus niet ligt van een onbekenden zin. Staat de naam van van Eussen er duide- lijk op, wel nu, dan heeft de eene of andere reizende belgische of fransche kunstkooper daardoor de markt der schildergen van de De Heems en andere tot den prgs der steeds in waarde stagende bloemstukken van van Hugsem trachten op te voeren. Door welk middel, was hem hetzelfde: de koopers zagen dikwils alleen naar den naam en zoo werd het een zeer voordeelige handel. Als men zich kan herinneren, dat eene halve eeuw geleden een kunstenaar in België met een stroom van kunstkoopers in aanra- king kwam, en gehoord heeft hoe de namen der kunstenaars daar werden uitgesproken, zal men zich niet verwonderen dat de let.ter H door velen vergeten werd, en dat van Bussen gezegd werd om van Hutjsem aan te duiden. Want de litteratuur der kunst werd 436 ANTWOORDEN. eerst later bjj hen bekend en eerst later dus ook lette men er op om de spelling der namen wat naauwkeuriger in acht te nemen. De naam op het bloemstuk zal door een verdooper der kunst, op den klank af, na wegneming van den oorspronkelgken naam, op het stuk zijn gesteld. - Het zal mi zeer aangenaam zijn, te ver- nemen dat m$jne opheldering in dit geval niet van toepassing is. Maar er is reden om niet te ligtgeloovig te zijn, als ons de naam des vervaardigers van eene schilderë wordt genoemd. Velen zin ook in dit opzigt wantrouwend : het blikt duidelijk hieruit, dat bekende stukken, die onheugelgke tgden van het eene voorname kabinet naar het andere z$ overgegaan, door de liefhebbers met schatten betaald zin : want omtrent deze st#ukken twgfelen zi niet, omdat z1J nooit in handen van kunstkoopers hebben berust. In gansch Europa hoort men thans de hevigste twisten over de echt- heid of onechtheid van schilderijen, in den loop der tgden ver- doopt of door kopgen verdubbeld. u. C. KRAM&

Arehief van het leenhof van Brabant (XXIV, bl. 326). Den heer A. J. C. Kremer z1J berigt, dat kortelings geleden in de couranten is meêgedeeld, dat de archiven en registers van resolutiën van den voormaligen raad en leenhove van Brabant, tot dus verre te Breda in de bovenlocalen van de arrondissements regtbank berus- tende, zullen overgebragt worden naar het provinciaal archief te ‘s Hertogenbosch. MUUStTiCht. 8. A. VORSTERMAN VAN OUEN.

Geslacht Westendorp, (Vgl. XX. bl. 313) >De tid en plaats der geboorte van Westendorp - zegt mr. H. 0. Feith, in de inleiding tot het Dagboek of aanteekeningen. van Dr. Georgius Westendorp, 15G6-1578 - z1Jn niet bekend. Het eerste berigt over hem is van het jaar 1564, toen hij, zoo als hg zelf verhaalt in eenen brief van den 19den febr. 1577 aan burgemeesteren en raad gezonden uit zgne gevangenis in het stadswtinhuis te Groningen, win deser rstadt gehylicht synde, hem stedes (sonder jactantie tho schryven) Bals een from Catholyck rechtsgeleerder,” heeft gedragen. Uit een vonnis te Groningen gewezen, den 15 april 1564, ziet men, dat ANTWOORDEN. 437

hi was gehuwd met Euerth Grevinghe 1). In evengenoemden brief geeft hij verder te kennen, dat hi tot de komst van Alba te Groningen, in >syn priuaet studeren ende leuen” was gebleven, doch toen was begonnen de belangen der stad, die van haren advocaat $) 118s beroofd, eerst te verdedigen voor den hertog, en daarna in 1569, de asittende raedt ende officieren,” die door den commissaris Charles Quarré *in persone” waren Dbeschuldiget,” welke #heren ende vrunden ontschult schriftelicken en mondt- alicken soe wel hier als jnden houe van Qrussel dermaten” door hem waren Bverdediget, dat der calnmniatoren ende stads mis- Bgunneren voernemen opgenomen ende die beschuldichden defensie Bvoer guet angenommen iss gewest.” Deze goede diensten aan de stad en hare regering bewezen, zullen dan ook wel de aanlei- ding kin geweest tot z&e benoeming van Syndikus der stad, welke betrekking, den 12 sept. 1569 hem voor den tid van drie jaren opgedragen, naderhand nog voor een gelUk tgdperk ver- lengd werd. ,Als ijverig spaansch- en koningsgezinde was: hi zeer gezien bij den hertog van Alba, die ook niet aarzelde hem, in 1572 te Brussel zinde, eene zending naar den vorst van Gulik, Kleef en Berg toe te vertrouwen. De diensten door hem in deze zending bewezen werden beloond door eenen gouden halsketting, welken hg den 17 november van den hertog van Gulik ontving, en door een dergelik geschenk, waarmede Alba hem den 23 dierzelfde maand begiftigde. x,Volgens zin eigen gevoelen had hij de stad gedurende zine betrekking van Syndicus ten hove, Bnaeder bedroeffder tyden ge- _

‘) Bladz. 557 van het Stads-Ordelboelc, in het archief van Gron. - Denkeldk uit het geslacht van dien naam, ook Grevinck geheeten, vermoedelijk niet uit - ‘Groniugcrland herkomstig, maar daar reeds in oorkonden van 1474 vermeld, ‘t melk zijn zetel te Leermens had en in 179’7 uitstierf, volgens mr. H. 0. Feith (yader van bovengen.) Gron. beklemregt, 1, 332. ‘t Wapen geven Ferwerda en Riet- stap, - ‘t Was bij gelegenheid der bevestiging van Lnert Grevinghe tot pastoor te Bedum, 26 juld 1647, dat Bartholt Entens, vader van dm Watergeus, door Ewanms knecht werd doodgeslagen. Gron. Volksalm. 1846, bl. 219. - Edsard Grevinck kwam met den door Leicester gesonden drost in jnlij 1686 te Harderwijk. Schmsert, Besehr. v. Harderw., 2de dr. J, 08. 2) Feith doemt hem niet. Zeker Hessel Ayema, stads syndicus? 438 ANTWOORDEN. slegentheit altyt jn meerder aduanchement ende profyten als an- Bderen nabuirlanden ende steden 1)” gebragt. Tot aan den 10 sept. 1575 bleef hij als syndicus voor de stad Groningen werkzaam. Op dien dag werd hij ontslagen, en ontving den 16 der zelfde maand, tegen zijnen wil en dank, zoo als hij aanteekende, eene benoeming tot raadsheer in het Hof van Friesland. >Hg aanvaardde dezen post, volgens zijn dagboek, den 4 febr. 1576, na alvorens op dien dag den eed in handen van den pre- sident te hebben afgelegd “). Eervol was de onderscheiding, hem door deze aanstelling te beurt gevallen, te eervoller, omdat h& zoo als Viglius aan Joachim Hopper, den 29 maart 1576 schreef, aan Tdzardus Zickinga was opgevolgd en daarbg boven vele Frie- zen, die om dien post hadden gevraagd, was voorgetrokken, Bet amultis nostratibus locum eum petentibus praelatus e).” wMet het begin van 1578 houden de aanteekeningen in het dagregister op, en men treft Westendorp ook niet meer in eenige openbare handeling aan. In het archief is nog een brief van hem, van den 15 sept. 1581, in welken hij zich noemt raadsheer en rentmeester generaal vau Friesland. Nog later berigt van hem vindt men in een exemplaar van de Naamrol der .Raden wan het Hof van Ppiesland 4), met wit papier doorschoten, in welke door den raadsheer Eduard Marius van Burmania het volgende bij zijnen naam werd aangeteekend, »Con. Maj. tho Hispanie Raedt en Rentmr A”. 1587 te Groningen onder de Kalende breders.” In de rol der kalendebroeders van Groningen, in het archief aanwe- zig, wordt de naam van Westendorp echter niet gevonden. Ook

r) Brief van 19 febr. 1577 in het archief. s) In het Commissiebot~ck van het hof van Friesland, loopende van 1550 tot 1799, waarin al de aanstellingen der raadsheeren, grietslieden en andere ambtenaren geregistreerd zijn, vindt men ook dc aanstelling van Westendorp, gedateerd den 15den sept. 1575, en daarachter vermeld, dat hij den eed voor den president Igram van Achelen heeft afgelegd op den 6den febr. 1576. - In de Qunclappen of Quaetcl~ppers, civiele rollen of registers van het hof, in welke de presente raden in margine dagelijks werden aangeteekend, komt Westendorp niet verder voor dan in ‘t voorjaar van 1577. Later vindt men zijnen naam niet. s) Hoynck v. Papendr. 1, p. 11, blz. 862. 4, In het bezit van den heer J. van Leeuwen (sedert overleden, in wiens nage- latene verzameling ik het niet terugvind), van wien ook de aant. hierbov. no. 2. AX’TW004DEN. 439 moet men het zeer betw$elen, of hij destijds npg wel in die stad zin verblif hield. Zijn buis toch, gelegen aan de westzede (sic) van de St. Martini-toren, nabg het oude regthuis (sic) en door hem, blijkens eene in het archief berustende verzegeling, in 1567 bewoond, was reeds voor eenige jaren, in het najaar van 2577, bij de stedelgke regering in gebruik, die het toen bezigde tot eene gevangenis der Ommelander heeren. Later werd Bhoer gefengniszen huisz off Westendorps huisz etlichen tyt van jaren l)>’ verhuurd. Ook uit hetgeen Abel Eppens in zlJn manuscript krongk, blz. 918, bij het jaar 1587 heeft gevoegd, blikt het duidelijk, dat Westen- dorp in dat jaar‘zijne woning te Leeuwarden had gevestigd, »vnd >ys nochtans in Westerlant graaf Willum byn Lewerden myt »moert vnd brandt angesocht dorch Verdugo, D. Westendorp, BCamminga vnd den olden Westphreschen President.” >Zgn de latere lotgevallen van Westendorp niet bekend, die van zijn openbaar leven zijn daarentegen vrij naauwkeurig in het nu volgende dagboek aangeteekend.” Tot zoo ver de heer Feith, in den Vrgen Fries. N. S., dl. 1, Leeuw. 1854, bl. 41 volgg. Of latere nasporingen omtrent hem, zijn geslacht en zijne na- komelingen, een gunstig resultaat gehad hebben, is mij onbekend. Alleen blijkt nog uit het register van het archief van Groningen, lste vervolg, bl. 136, no. 64, dat daar een brief aanwezig is van 25 febr. 1594, Bmaarbij Francois de Verdugo uit het leger voor Coevorden verzoekt, aan burgemrn. en raad van Groningen, hem in het geheim te willen opgeven de sterkte der krggsmagt van den vgand in de Ommelanden, alsmede de door den raadsheer We ti- t en dorp te Groningen verzochte paspoorten voor zijne bloedver- wanten in Campen en Vollenhove te ónderzoeken en daarin naar goeddunken te handelen.” Zin grafschrift, in de kerk der groote Karmelieten te Brussel, den heer Feith onbekend gebleven, vindt men in Le grand théatre sacré de Brabant, t. 1, pag. 258:

‘) Rengeis v. t. Post Werken, dl. 11, bl. 143. Zie mede bl 61, 69, 71, 76, 69 en 116, en (door Feith overgeslagen) 295, waar de ligging van dit huie nader aangeduid wordt: ,,Westendorps huis tegent koer van S. Martenskercke.‘F 440 ANTWOORDEN.

Tegitur hoc saxo Corpus Nobilis Domini D. GEORGIË a WES- TENDORP Consiliarii Reg. Maj. Receptorisque generalis totius Fri&e dum viveret. Obiit Ao. 1608. die 3. Jalii. In meergemeld archief is nog een brief van burgem. en raad van Schuttorpe, van 11 jan. 1569, aan burgemn. en raad van Gro- ningen, dat Arendt ten Kohlenberch erfgenaam is van de te Gro- ningen gestorvene Hille Varwers, van den Westeudorpe. Vermoedelik was Georgius Westendorp (ook: van Westendorp, blgkens de onderteekening van zijne brieven) een‘van die taltijke vreemdelingen, die, even als de Ubbena’e en anderen l), om de eene of andere reden bun land verlieten, zich te Groningen kwamen vestigen, en daar, veelal door vermaagschapping met aanzienlëke geslachten, in ‘t bestuur en aan rUkdom geraakten. Van 1655 tot 1684 komt in de Ostfriesische Geschichte van Wiarda, 5 B. S. 111 ff., 6 B. 8. 106 ff,, en in Funcks Ostfriesische oder Auricher Chronick, 6 Tb. S. 200, 276, 293, 7 Tb. 8. 52, 201, 238, de >landschaftliche Secretair” Hummo Westendorf voor 3), wiens afstammelingen of naastverwanten ongettijfeld de hieronder volgende zin. Folkmer Beninga, zu Grimersum, Dornum und Arrel Hanptling, des ostfries. Hofgerichts Hofrichter, gebohren 1670 den 22 Febr., starb 1717 den 18. Sept. Gemahlin 1695 Beatrix Wilhelmina Zoete (de) Lake (Lae k e) von Villers, wil. Jr. Philip Freiherr von Ze- vender und Anna van der Duns (Does) von Noortwgck Tochter, gebohren 1670 den 17 Maii, starb 1718 den 27 Jan. zu Grimersum, alt. 48. Davon Anna Eva Beninga, geb. 1696 den 16 Juni, verheir. 1718 an

1) “Als Popco Everardns des Everardi van Embden eoen, Jochum Ubbene, des Willum Ubbens drostea van Embden urn die religioens seken als papist na Gron. vertogen, uth Larrelt geboren (vgl. Harkenroht, Ooatfr. Qorspr., 285), we oek Frerick Moijsteens nth Embden. Item Derck Robers, Egbert Upkens (of Upkens) bij Lier enes koesteren soen, nu secretarien, r8dt und borgemasteren, hoeffmannen gemaket.” Abel Eppens ms. kronijk, in afschrift door v. Halserna, bl. 1095, op ‘t jaar 1588, van de ,n$ Ineomelingeu regenten” sprekende. 3 Henric. Wwtendorph komt nog vroeger voor, bij Tjsden, Gel. Ostfrl. 2 B. S. 237, die ook, S B. S. 4’7, F. Westendorph vermeldt, ANTWOOEDEN. 441

Habbo Baron von Westendorph zu Uttum, starb 1737 den 15 dec. ‘). Hummo Folkmer, Baron von Westendorph, gent. Beninga, geb. 1719 den 11 Julii, starb 1736 den 2 Febr. auf der Universit. Halle in Sachsen. C.A.R.I.P. Utenia of Urenia, geb. 1720 den 6 Jun., st. 1724.. Philip Henrich, geb. 1721 den 7 Juz., st. bald. (Ms. genealogie van Beninga, uit J. D. H. Möhlmann’s verzameling (catal. no. 7649)* in mei 1865 te Emden geveild.) Voor mi liggen: Urtheil iiber das Westendorpsche Fi- d e i c o m m is z , mit widerlegenden Anmerkungen von Habbo Johan Leonhard Bluhm, als Erben des Freiherrn Habbo von Westendorph. Anrich, 1814, en: Ueber den Einflusz des Französischen Rechts auf Fidei-Commisse in Deutschland, mit besonderer Rücksicht auf den Bluhmschen Rechtsstreit iiber das v o n W e s t en d o r p s c h e F i de i-C o m mi s z in Ostfriesland, entworfen von H. Leisemühl. Braunschw. 1830. Laatstgenoemde schrijver verw@t nog $ 2. naar een geschriftje van den Oberamtmann Bluhm te Pewsum, ‘t welk onder den titel: Species facti et deductie juris ex fidei-commisso et pacto familiae des Oberamtmann’s Blubm etc., te Emden (Wittwe Hyner und Sohn, 1830) als manuscript gedrukt werd, en zegt daar o. a : >Irn Jahr 1737 verstarb der Freiherr von Wes- tendorph zu Uttum (in Ostfriesland) mit Hinterlassung eines Tes- tamentes, in welchem er einem Verwandten und Freunde, dem Rath Bluhm (Vater des Klagers) sein gesammtes Vermögen ver- machte, jedooh hinsichtlich desselben ein Fidei-Commisz zum Besten

‘) Funck schrijft t. tt p. 8 Th. S. 79-80: ,,Nunmehro in diesem Herbstmonet (1717) gesegnete auch das zeitliche Herr Folpmer von Beninga, Herr ZR Grimersum, Domnm und Arrel, Hofrichter bey dem Hochfiirstl. Ostfries. Hofgericht. Und eben mit ihm starb sus der Nahme und Stumm von Beninge, der sonaten von vielen hundert Jshron her in Ostfriesland bekant uod im Rnhm gewesen. Von seiner Gemahlin Fr. Beatrix Wilhelmina Soete von Villers, Fr. zu Sevender (die ihm einige Monate hernach gefolget, neml. den 26 Januar 1718), hat er 4 Fränleins hinterlassen. Die älteste hievon, Anna Eva, ist 1718 den 13. Nov. an Kerm Habbo von Westendorp verchliget worden.” - De “Freifrau Eva von Westen- dorph” bewoonde in 1727 den Beningaburg te Grimersum. Wiarda 1. c. 7, 343 ; zie ook Tjaden 1. c. 3, 172. 442 aNTW00EDEN. der Bluhmschen Familie anordnete, mit Aussetzung vleler ansehn- lichen Legate. Das ganze Testament des von Westendorph findet sich in der Bluhmschen Schrift als Anlage.” Van wien hij den titel van baron verkreeg, bleek n~ij niet, evenmin, welk wapen door hem en door dr. Georgius Westendorp gevoerd werd. &P.

AANTEEKENINGEN.

Holderdebolder, beteekent in chaotische verwarring. Deze uit- drukking komt overeen met het tohu-wa-bohu in Genesis. Van waar komt die uitdrukking in onze taal en wat is hare eigenlijke beteekenis ? Zoodra die vraag bij mij oprees, was zij ook beantwoord. Dui- delik is het, dat men hier heeft te doen met Holder en Balder, met Holder en Balder der noordsche mythologie, met den god van den nacht en van. den dag. De blinde Holder, die door ‘t verraad van Loke, zinen broeder den schoonen Balder, doodde, is de voorstelling van den nacht, gelijk Balder die is van den dag. Er is nog meer wat aan beide goden denken doet, in onze taal overgebleven. Nog spreken wij van >in het holle van den nacht” en van >in het volle ,van den dag”, alsof wij ons het etmaal als een hollen halfkogel voorstelde&, van welken nu eens de holle en dan de volle kant naar ous was toegekeerd, of wel ons de wereld denken als eene schif, die nu eens naar boven vol gaat staan en dan weder inzakt, waardoor natuurlijk hun die op het midden wonen de gelegenheid benomen wordt over den rand te zien. Volgens die voorstelling sluit zich de aarde des avonds gelijk de kelk van eene bloem en gaat ze des morgens weer open. Waarlijk een zeer poëtisch beeld, eene vinding die men niet verwachten zou bi een volk, dat ons in den regel z00 rux wordt voorgesteld, als barbaren die in hnnne &ai%en langs de kusten stroopten en overal moord en verwoesting bragten waar zij kwamen. AANTMEKENINQEN. 443

Gok in een paar plaats-namen ‘is de herinnering aan Holder en Bolder bewaard, nl. op Ameland, waar men nog heden ten dage aantreft het westelgke .Hollurn en het oostelëke liggende Ballum. Men beweert ook dat Egmond a@ee vroeger Hallum zou geheten hebben. Egmond-binnen heette toen misschien Ballum, ten zti Bakkum vroeger Ballum geheten heeft. Waarsch@rlgk waren op die plaatsen heiligdommen, aan den dienst van beide broeders gewid. A. J. 0. KREMER.

[De verklaring door den heer Kremer gegeven is vern.uftig en heeft wel eenigen schgn van waarheid. Maar ik geloof toch dat rzi te ver gezocht is. De beteekenis- van holderdebolder is ook, meen ik, eene andere dan door hem wordt opgegeven. Men zegt, hij of het viel holderdebolder van de trappen, en wil daarmede te kennen geven, dat de persoon of het voorwerp waar men van spreekt niet van de trappen gleed, maar er af tuimelde. En ndat gaat daar holderdebolder over den zolder,” zegt men van iets, dat met groote snelheid en groot gedruisch zich over den zolder be- weegt. HoEderdebolcEer komt dus in beteekenis vri wel overeen met hals ower kop en in oorsprong verschilt het, meen ik, daar ook niet veel van. Ik houd het voor hol over bol. Eet wordt eigenlik van holle voorwerpen, b. v. eenen hoed, eenen emmer en derg. gezegd. Vallen die voorwerpen, dan keeren zi gedurig om en het holle valt over het bolle heen.]

Olifanten in Europa. (Vgl. XXIII. bl. 587.) 1483. Es war ein Edelmann hier mit einem Elephanten, wer ihn sehen wolte, musz- te einen Kreutzer gebeu. War vor keiner in diesen Landen ge- sehen. Er wurde gezeiget in Hansz Besserers Stade1 bey S. Antoni Cape11 l). Christoph Schorer, Memminger Chronick. 1629. Den 7. Julij bracht man einen Elephanten hieher, war im Schulerhoff gewiesen, ein Person gab ein Batzen. Ibid. Schlager vermeldt in zine Beiträge zur mittelalterl. Topogra- phie des Grabenplatzes in Wien und der in denselben eiumünden-

‘) De Besserers zaten te Ulm en te Memmingen in het patriciaat. 444 AANTEEKENINGEN. den Strassen (Wiener Skizzen sus dem Mittelalter, N. F., II. Bd. s. 358-359) : >Das Haus zur Krone,” an der östlichen Schmalseite des Grabenplatzes, den letzteren überschauend, liegt fast in einer Linie mit der Einmündung der Dorotheergasse. Noch heut zu Tage zeigt es sich, dem Anfange des 16 Jahrhunderts entstammend, in seiner alterthümlichen Gestalt mit zwei hohen Giebeldächern. Es war da- mals Dzum schwarzen Elepha.nten” benannt, von dem le- bensgrossen Frescogemälde des ersten von Max 11. bei seiner Rück- kehr sus Spanien im Jahre 1552, unter ungeheurem Aufsehen nach Wien gebrachten Elephanten ‘), welches sich (zeuge der Abbil- dungen der Ruldigungsfeier 1705, dann bei Delsenbach und Pfeffel- Kleiner) auf der dem Stockimeisenplatze entlang laufenden Seite des Hauses, gegen die Ecke hin mit folgender Beischrift befand: Sincera pictura Elephantis Quem Serenissimus Rex Maximilianus primo Viennae spectandum exhibuit Mense April Anno MDLII. Iao.

1) B~ulz? secum (&ztmilianus) Elephsntem Viennse net dum visum heisst es, nzch einer gleichzeitigen Anfzeichnung im Consp. hist. Xniv. Vienn. 11 186. Wie gross der Enthusiasmus iiber die Erscheimmg dieses Elephanten wzr, be. weiset, dass mnn sogar von ihm sang: ---qui te, dìctu mirabik, visum Succiduia pedibus, ceu qhoddam n urnen, adorat (I!) Der, als Symbol der Indolenz sprichwörtlich gewordene, nnd in diesem Sinne anch in Hafners Predigen exemplifirirte VElephant vom Grzben” verschwand erst im letzten Decennium des vorigen Jahrhundertes. VRAGEN, \

Onthouding als proteat. In den onlangs uit het Engelsch ver- taalden roman ,,Tegen Stroom” vind ik verhaald, dat in ‘t begin dezer eeuw vele duizendtallen van mensohen zich van suiker ont- hielden als protest tegen de slaverng. Voor de meeste Bafschaffers” van onzen t$d is hunne onthouding ook niet anders dan een pro- test tegen het drankmisbruik. Zin er meer voorbeelden van zulke protest-onthoudingen ? P. w.

Orlamtide. Een reisgids, onlangs door mij gebruikt, vermeldt, dat Carlstadt (Andreas Bodenstein) een toevlugt vond te Orlamiinde, ” dat aldaar Luther eene vruchtelooze poging deed om den woel- zieken man tot bedaardheid te brengen, dat bg die gelegenheid de razende straatwjven van Orlamiinde Luther in een mestput drongen, en dat deze daarbg eene verwensching tegen haar uitte, ten gevolge waarvan sedert dien tgd de vrouwen in Orlamünde ssich eins absonderlichen Schmuckes an ihren Halsen zu erfreuen haben.” Wat wordt hiermee bedoeld ? - E. LAURILLARD.

Wapen van Blariokhor&, enz. Door de zorg van beeren kerk- voogden werd onlangs een grafsteen, die vroeger op het koor lag, in eenen der muren onzer groote kerk geplaatst. Op dezen steen zin de wapens van onderscheidene oude geslachten efgebeiteld. Men heeft getracht deze wapens zoodaníg op te maken, als Zg volgens de daaromtrent aanwezige besoheiden moeten geschilderd worden. Door raadpleging van oude wapenboeken is dit met som- mige gelukt; van de overige kon men niet ontdekken, welke kleu- ren, behooren aangewend te worden. Dit is het geval met de wapens der familiën Bhrickhomt, WijngePden (sic), Beerwi (sic), Alkemade, Bessen, Duivenvoorde en Swìeten, die op deu steen voor- 446 ANTWOORDEN. komen. Wie kan de vereischte kleuren opgeven 3 Met de mededee- ling hiervan zal hi den ondergeteekenden verpligten. Vollenhoven. A. A. A. YOLHUYSEN.

C+. van Hardenbroek, enz. In het jaar 1608 is jkhr. Gisbert van Hardenbroek, maarschalk van Abkoude en’ Eemland, en 1 febr. 1781 mr. Constantijn Gerard Nobel in de kerk te Riswik (ge- meente Maurik) met grafzerken enz. begraven. Op 10 april 1644 legde jkhr. Victor van Asperen den eersten steen van de kerk te Ravenswaai (bi R$wik, gem. Maurik). Wat kan men mij me- dedeelen aangaan de levensb$jzonderheden, familiebetrekkingen, enz. van genoemde drie personen ? Eek cn Wiel. J. ANSPACH.

ANTWOORDEN,

Aardbevingen in Nederland. (XXIV, bl. 5, 67, 162, 219). In *Spiegel der Gedenckweerdighste . Gheschiedenissen onses tgds” door Mr. L. van Santen, vind ik in het ~1. Hooft-stnck, Van d’ Aerdt-bevingen” vermeld: 1610. Omtrent dees tydt is in Vries- landt by Sneek, in ‘t Dorp Gou, het aerdryck in ‘t groene veldt daer de beesten op ginghen, ingevallen, of wegh gesoncken, soo diep dat se met een kap-raven of spar gheen grondt konden be- komden, het welcke goed water op gaf, als een bron of put, welck gat sy met hout bedeckten, en daer aerdt op deden, en wierde toen gelyck ‘t ander veldt wederom heel groen bewossen. ._ En in de BAlgemeene herkelijke en wereldlgke Geschiedenissen door Geerlof Suikers en Isaak Verburg” vindt men vermeld: 1692. *Kort na het eindigen van die Ter Goesche onlusten wierdt overal door geheel Hollandt eene aardbevinge .gevoeld, zinde eene zake, die aldaar zeer selden gebeurd is, hoewel geen voorbeelden ontbreken, en die daar door zelf te aanmerkeliker is. De beweging duurde evenwel niet lang, en de schade was alzo niet veel van belang. Men zag het huisraad hier en daar bewegen, ANTWOORDEN. 447 eu hoorde te Amsterdam het speelwerk der klokken aan deOude en aan de Zuider-kerk eenige malen kleppen, De schepen, die in het Y lagen, Wierden zo sterk bewogen, als of zy met een zwa- ren windt in zee waren geweest.” Dit had plaats den 18 sept. A. C. DE URAAE.

Claas Jansz. Vooght, geometra (XXIV, bl. 173). Behalve genoemde werken, heb ik hier voor mi liggen: Reeckening van Kansen.” Het is slechts 8 bladz. groot. Ook heeft men nog van hem: Quadrans Astronomious et Geo- metricus ofte Een grondige Onderwysingh aangaande ‘t maaksel en ‘t veelvuldigh gebruik des Vierde ronds (Quadrantis). Ah. 0. DE QRAAP.

Qaaf van Zevenaar. (XXIV, bl. 330, 381). Als ik m;S wel her- inner, dan is in der tid door koning Lodewik tót graaf van Zevenaar benoemd de later bekende. admiraal Verhuel. Zin wapen heeft hg veranderd en gequarteleerd met dat ziner moeder, van Rouwenoort. Z$e tante bewoonde destads het kasteel te Zevenaar, thans eigendom der familie v. Nispen. Van daar waarschgnl~k de onderscheiding. Verhuel had eenen zoon, die jong overleed, en zine titels zin niet overgegaan op de familie hier te lande, maar op eenen aan- genomen zoon in Frankrgk ; of deze nog bestaat weet ik niet, Rotterdam V. D. BORCH.

Willem de Clercq. Op vraag 7 kan ik antwoorden, dat de Clercq voor dat hij secretaris der Handelmaatschappg werd, makelaar was. Op vraag 9, dat er van hem een portret is, gegraveerd door Filippus Velin en gedrukt door J. Immerzeel Jr. Het komt voor in den Muzen-Almanak van 1830. Verder ia het ook uitgekomen in plaat, gegraveerd door H. W. Couwenberg in folio. (Zie v. d. Aa). H. BURINQR BOEKHOUDT.

Qeslacht Moojen (Xx111, bl. 44; XXIV, bl. 24, 71, 353). Ja- cobus Mooy of Moojen, gewezen r. priester te Bunschoten en Barneveld, werd in 1581 tot eersten pred. te Barneveld en Bun- 448 ANTWOORDEN. schoten aangesteld. (de Jongh, Naaml. pred. Geld. Syn., bl. 273; v. Rheenen en Voet, Naaml. pred. Utrecht, bl. 66). Cornelius Mooy of Moojen, als prop. ber. te Calansoog, 1687, em. 1734 en overl. te Alkmaar 6 januari 1743 in zijn 8lste jaar. (Veeris en de Paauw, Kerkel. alphab. van N. Holl,, bl. 140). Jacobus Moojen, zoon van Jan, burgem. te Harderwik, en van Jacoba van der Beek, geb. of ged. te Harderwik 25 dec. 1703, werd in 1727 prop. cl. Amsterdam, ber. te Mastenbroek 19 juni 1728, bevest. 19 sept. door ds. Petrus van Heimenbeg, pred. te Kamperveen, met Jes. 30 : 20, intr. 26 dito. Getr. te Harderwik 1729 met Lucia van Eybergen, dochter van Gerhardus en van Maria Ravensbergh. Hi overl. als pred. aldaar den SO act. 1765, en niet 2 nov., zoo als in Nav. XXIV, bl. 353 is opgegeven. (Boeke. juni 1728, id. nov. 1765, en A. Moonen, Naamketen pred. Over@sel, bl. 48.) Z$e zonen waren : a. Johannes Gerardus, werd prop. cl. Kampen 20 mei 1755, en was pred. te Hippolytushoef en Westerland op Wieringen van 13 aug. 1758 - 11 aug. 1765. Ber. te Nieuwe Niedorp 4 juli en bev. 18 aug. 1765, stond hi ald. tot zijn overl. in 1811. Ej vierde 22 aug. 1790 te Nieuwe Niedorp zin 25jarig verblijf met Ps. 116: 12 -14. (Boekz. mei 1755, aug. 1758, julij en aug. 1765, aug. 1790). b. Henricus, werd prop. cl. Kampen in april 1764. Tot pred. te Kwadgk bevestigd 20 januari 1765 door zin broeder Johan- nes Gerardus en waarbg ook de vader, Jacobus, tegenwoordig was, stond hg ald. tot zin overl. in 1808. (Boekz. mei 1764 en janusrij 1765). Jan of Johan Moojen, academiedrukker en tevens burgem. te Harderwik, die een broeder was van Jacobus, pred. te Masten- broek, - is reeds vermeld in Nav. XXIV, bl. 24 en 71. Diens zonen waren : a. Andreas Moojen, als prop. ber. 26 Maart en bev. 21 junrj 1772 tot adj. pred. te Oldebroek, waar hG sinds HO mei 1774 gewoon pred. was. Hij gedacht aldaar 21 juni 1818 zinen. 46ja- rigen dienst, met Jes. 45 : 24b, overleed er, na bijna 49jarigen dienst, den 17den mei 1821, ruim 76 jaren oud, eene wed. nala- ANTWOORDIGNN. 449 tende, met welke h$ 45 jaar getrouwd was, benevens eenen zoon en vier dochters. De rouwpredicatie geschiedde aldaar den 20 dito door A. van Eerde, predikant te Oosterwolde, met 1 Tim. 3: 7-8. (Boekz. dec. 1774, sept. 1818 en juni 1821). b. Jacobus Moojen, werd prop. bg de cl. Amersfoort 15 maart 1775, ber. te Aalburg en Heesbeen 21 aug. en bev. 2 dec. 1775 door zijnen broeder Andreas. Verroepen naar Barendrecht, trad hi 28 mei 1786 aldaar in dienst. H1J vierde 3 dec. 1820 zjnen 45ja- rigen dienst, met 1 Tim. 1: 12, den 4 dec. 1825 zinen 50jarigen dienst, den 7den dec. 1828 zinen 53jarigen. dienst, met 1 Cor. 1: 31b, en overleed te Barendrecht 1 mei 1830, oud 80 jaar, na ruim 54 jaar pred. geweest te zin. De líjkpredicatie werd 16 dito aldaar gedaan door ds. Ch. G. Mont@, pred. te IJsselmonde. (Boekz. maart, sept., nov. en dec. 1775, dec. 1820, dec. 1828 en jung 1830). Wolfaartsclsjk. J. VAN DER BAAN.

AANTEEKENINGEN,

Kakographie. Gene is bezig de gebreken ziner verouderde woning in beteren toestand te brengen. De wild bewogen golven van den Oceaan worden getemd als olie over hen wordt uitgegoten. Wel was verreweg het grootste deel der Christenen van heiden- schen oorsprong, maar van Auis uit was de gemeente joodsch. Zoodat het gezamengk aántal vaten minstens 40000 bedraagt, Het is zelfs niet ernnaaal noodig dat hg hoore spreken, en de geluiden der hem onbekende taal opvange, om te leeren wat die klanken van ‘s menschèn inwendig leven verkondigen. De oudste besefmatige erkenning van eeoe oppermagt, zoo als de Manitoe der roode amerikaansche bevolking is, mag nog ter neau- meruood geloof aan een Opperwezen genoemd worden. 450 AANTEEKENINQEN.

Wildebrandt gaf zich te kennen als ambtenaar bU de criminele politie. H1J was nog iet een en dertig jaren oud. Tegen het einde van het jaar - onderhield men zich veel over wonderlëke voorteekenen van dreigende rampen. Wachten wij ons van den Ziener van Patmos naar de mate te beoordeelen, waarin de gebeurtenissen gehjk hebben gegeven aan zijne voorspelling. Wel missen z1J en wij, die nu lezers z&r geworden, den bezie- lenden indruk van J’s persoon ; maar tegenover dat gemis staat het niet te versmaden voordeel, dat wi bedaarder blgven. Noch- terheid is toch een eerste vereischte, zullen wi billgk en onbevan- gen oordeelen. Men had aanschouwd de levenlooze orthodoxie en het bekrom- pen geworden piëtisme. Zij deden gelden de rechten van ‘t verstand. Verwisseling heeft niet plaats, tenzg men uit eigen vlijen wil met een ander overeenkomt om te ruilen. Meer en meer bleef veld winnen hier te lande de afgoderij met den geest des tids. BPrimus inter pares” gerekend kunnen worden, zal hi niet altid. De legenden aan de gebeorte vau Jezus vastgeknoopt wekken onaen wrevel en onzen onwil op, indien men van ons eischt dat we ze voor historische feiten zullen houden.

Spelfouten, als bron van inkomsten. #On dit que le gouvernement de la Russie fait payer une amende 2 celui qui fait des fautes d’orthographie sur les enseignes,” zoo vermeldt Buddingh in zane weinig bekende BVoyage en Danemarck etc.” Aangewezen als eene bron van inkomsten voor Amsterdam en andere gemeenten. Zeker beoogde het russische governement hiermede het tegengaan van het verkeerd lezen op straat, van hetgeen men goed geleerd heeft in de schooE. En inderdaad bevordert het dagelijks onwillekeurig lezen van die verkeerde spellingen het verkeerd schrijven van de op deze wyze in het hoofd geprente woorden. AANTEEKENINQEN. 451

Von Ledebur : Ledeboer. In een verhaal, getiteld : *Der Drossart von Zeyst (Daheim 1874 no. 17) wordt medegedeeld, dat de von Ledeburs aan de graven von Ravensberg verwant z@ en hetzelfde wapen voeren. Een graaf von Ravensberg sprak tot zinen jong- sten zoon: Lede Du ds Buren, dat is, BLeid, bestuur gU de boe- ren,” waarover hi hem tot eenen drost aanstelde. - Maar hierbg wordt opgemerkt, dat hetzelfde wapen te voeren geen afdoend bewis voor denzelfden oorsprong of stam is en dat in de oudste oorkonden ,Leydebu#’ wordt gelezen. 5. D. x [Er bestaan meer afleidingen van familienameu van denzelfden aard. Men denke b. v. aan de breede roeden van Brederode en het id ter 8um van Ittersum.]

-Waardeer@ der ledematen van den mensah, wanneer ze in den oorlog werden verminkt. P. van Aitzema verhaalt in zin Saken van Staat en Oorlogh V fol. 423, dat bU de toebereidselen tot den oorlog in 1665 vele bepalingen werden gemaakt, en onder anderen door de gecommitteerden van de admiraliteit van Am- sterdam, Boek geadviseerd, wat onderhoud soude behooren toege- voegt te worden tot soulagement van het oorlochs volck ter zee, dat in ‘s lands dienst soude komen veminckt te worden, zouden van advys zyn, dat het voors. onderhout sonde kunnen werden gereguleert als volght : Voor het verlies van beyde de oogen 1500 gulden. v v v v een oog 350 v v v v > beyde de armen 1500 B v v v > de rechter arm 450 v

v V v P de lincker arm 350 v

V V v * beyde de handen 1200 * v v v > de rechterhand 350 v v v v > de linkerhand 300 1 v v v B beyde de beenen 700 m v v v v een been 350 v v v v v beyde de voeten 450 v

v v v v een voet 260~ v 452 AANTEEKENINQEN.

Aengaende de minderinge, mincken en onderhout van de geene die haer selven overmits de voorsz. mincken niet en konden gene- ren, soude konnen werden gepersisteerd bg publicatie daervan ge- daen den sea en twintigsten September eestien hondert drie en sestig. 0. KRAMl.

[De waarde der genoemde leden van het lichaam schgnt meer dan eene eeuw lang dezelfde gebleven te zin. W$ lezen in het Vervolg op Wagenaar dl. 11 bl. 92, dat in 1781 de Algemeene Staten bekend maakten Bdat allen, die in ‘s lands dienst te water zodanig verminkt Wierden, dat zij onbekwaam waren, om zich zelven ‘t noodige tot hun bestaan te bezorgen, voor zo verre zi bg uitkoop begeerden te gemoet gekomen te worden, zouden ge- nieten, naar mate van hunne verminktheden, de volgende gelden, (Volgt dezelfde pr$courant die door den heer Kram, is mede- gedeeld). En voor mindere verminktheden Caan de opgemelde lichaams- deelen, beneden de gemelde sommen, naar bescheidenheid der Admiraliteit, waar onder zulk een verminkte behoorde. - Of dat aan allen die zodanig verminkt werden, dat zg buiten staat waren om iets tot hun eigen onderhoud te verschaffen, één zilveren duca- ton ter weeke: hun leven lang, zou toegevoegd worden.“] x

Eenheid in het noodige, vrijheid in het twijfelachtige, in alles de liefde, (XXIV, bl. 356). Deze spreuk is niet afkomstig van Wit- sius. Toen de leeuwarder predikant Blom in 1780 de synodale redevoering hield en het genoemde gezegde aan Wi&ius, als s auteur, toeschreef, verkeerde hg in eene vrg algemeene dwaling, omdat Witsius, een man der liefde en des vredes, zich krachtig door die woorden aangetrokken voelde en ze, te midden van de voeti- aansche en coccejaansche twisten, luide uitsprak. Doch anderen hadden ze reeds vroeger, als het symbolum van een onbekenden, aangehaald. Prof. des Amorie van der Hoeven verklaarde in eene voorlezing b$ de jaarlgksche vereeniging derr Remonstrantsohe broederacbap, op den 1 junij 1847, dat z$e pogingen om den waren auteur te ontdekken vruchteloos geweest waren: en dit be- woog den göttinger hoogleeraar Lticke, die, bij ~$1 bezoek in AANTEBKENINGEN. 453

Nederland, een exemplaar dier voorlezing van van der Hoeven ten geschenke ontving, eene opzettelijke nasporing naar de eerste af- komst te ondernemen. Hi heeft daaraan meer tgd en moeite besteed, dan de zaak misechien waard is, en de slotsom van zinen arbeid kenbaar gemaakt in, een geschrift, hetwelk ten jtlre 1850 in onze taal werd uitgegeven onder den titel: DOnderzoek naar den ver- moedelgken ouderdom, den oorspronkelgken vervaardiger, den juisten vorm en den waren zin der kerkelgke vredeleus: In ne- cessariis unitus, enz. door Dr. Fr. Liicke. Volgens hem is die oor- spronkelgke auteur Rupertus Meldenius, in wiens geschrift Pare- nesis votiva pro pace Ecclesiae sd Theologos Augustinae Confes- sionis de volgende uitdiukking voorkomt: Sz’ noa servaremus in neceeear& unitate?, in non xecesearz’is Gbertatem, in utrkque carh- tem, optimo cevte loco essent re8 noatrae. Wie nu deze Rupertus Meldeuius, die reeds in 1772 door den amsterdamschen predikant W. Pfeiffers (Geloofsvastigheid van een waar Christen, dl. 2, bl. 764) als auteur der spreuk werd opgegeven, geweest z$ heeft Lticke niet kunnen vinden. Hoogstwaarsch$l$k is het een pseu- donym. De tgd der ‘vervaardiging van de Parcenesis votiva wordt door den hoogleeraar gezocht in 1621-1626. Ik vermoed, dat Witsius, die van 1668 tot 1675 predikant te Leeuwarden was, door de lezing van dit geschrift, welks vredelievende strekking ge- heel in zinen smaak viel, met de bedoelde uitdrukking is bekend geworden en haar toen als zine zinspreuk overgenomen heeft, hetwelk ten gevolge had, dat hg in het algemeen gevoelen het vaderschap daarvan bekwam. Leeuwarden. L. PROES.

CMacht van Keusel. (vgl. XXIV, bl. 338. Den inzender van de aanteekeningen omtrent dit geslacht moet ik meêdeelen, dat in een werk van P. N. de Kessel de Terbrugge, getiteld : BLion d’or du Luxembourg” eene zeer breedvoerige genealogie van de ver- schillende takken van dit geslacht voorkomt. Voorts vindt men in Le complément au Nobiliaire des Pays-Bas et du comté de Bour- gogne, door L. baron de Herckenrode, op bl. 344 ook de genea- logie, echter niet zoó breedvoerig als de eerstgenoemde. Niettemin is het van belang, ‘t geen in Nederland verspreid is omtrent 454 AANTEEKENIXOEN,

dit geslacht aan te teekenen, daar we juist hieromtrent nog niet genoeg ingelicht zin. Maastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

VEREENIGING VOOR NOORDNEDERLANDS MUZIEKGESCHIEDENIS. .

Instrumentmakers. In de Bouwsteenen Jaargang 1869-72 vond ik op blz. 69 dit artikel, waarin ik als oud-instrumentmaker en bekend kenner van oude instrumenten eenig belang stel. Daar in dit artikel vele leemten voorkomen, vul ik die voor zoo verre m@e kennis strekt, hieronder aan. Behalve de in Bouwsteenen t vermelde zin uit de 17e eeuw bekend. Ze@len. ( Willem van der) Spijker. (Jacobus) De instrumenten van deze si@, even als die van de reeds ge- noemde Pieter Rombouts en Hendrik Jacobs, alle naar Amati bewerkt en de nog bestaande meerendeels met etiquette Amati voorzien: ze worden in het buitenland gezocht. Lefebre, eigen model, lak : geel. Behalve violen zin er vele aRen, violoncellen en contrabassen door hem gemaakt. LanoZj, schoonzoon van den voorgaanden ; mooie italiaansche imitatie. LechZeitner, te Leiden, meerendeels imitatie Stradivaris, uitmun- tend en werden wel voor echt verkocht. Curjpem, te ‘s Gravenhage ; van dezen naam z1Jn vier instru- mentmakers bekend, en wel: 1. de oude- genaamd, heeft zeer goede instramenten geleverd. Die van 2. en 3, neven, zin minder, daar zi te zwaar z&.r gebouwd, waardoor de trilling te min is, Die van 4. te Amsterdam, uitmuntend van bewerking en toon, model Stradivaris, mooie lak, NUZfEKUESCHIEDENfS. 455

Selis, te Groningen, eigen model. Zou de reeds vermelde, (Bouwsteenen 1, blz 69), Jan Bremeister niet Bouwmeister moeten zan ? J. ROUMEN.

Bijvoegsels tot de lijst van nederlandsche toonkunstenaars enz. Bakker. (J. J.) Van hem is mi bekend: De Psalmen en de lofzangen op twee stemmen gestelt, met bovenzang en bas. - Amst. 1677 12”.

Burgerhuis. (Jan) Deze klg. komt reeds in 1596 voor, als hebbende in dat jaar een klokje voor het klokkenspel in den Abd$oren van Middelburg gegoten.

Burgerhuis. (Joh.) Komt reeds in 1638 als klokgieter te Middel- burg voor.

Pa&%. (Joseph) Ts niet te Gent, maar te ‘s Gravenhage overleden. Verg. Grégoir, Essai etc.

Jeune. (C. le) Volgens m&e aanteekeningen was de schiedam- sche uitgaaf van de Psalmen, van 1565 8O. ‘)

Leeuw. (Corn. de) Van dezen vond ik de volgende muziekwerken vermeld : 1. De Psalmen Davids op sangnooten gebracht. - ‘s Grav. 1656. 12”. 2. Uitbreiding enz. door D. Camphuizen. Uitgegeven zoowel te Middelburg als te Vlissingen in 1674. 12”. 3. 150 Psalmen en Lofz. met Cathechismus, door J. Clerckius. - Amst . 1664 . 12”. 4. De 150 Psalmen enz. van Dathenus. - Amst. 1671. 12”. Ook Gorinchem 1671. 12”. en Leiden 1691. 32”. i Batorp. (B. C. L.) bl. 45. Behoort niet in de list van neder- landsche schrivers. Hy is nooit in Nederland gevestigd geweest.

*) Indien dit juist is, zou het weder eene andere uitgave 5$. H. 456 YUZIEKGBSCRIEDENIS.

Zie Schilling’s Un. Lex. der Tonk. in ‘Voce. Maar z$n Lehrbuch der Singe-kunst is door A. Meiners en H. M. Reidsma in het Hollandsch vertaald en in 1818 te Sneek uitgegeven,

Spangenberg. Q?.) bl. 263. Volgens Grégoir Essai, in Voce, zou deze in 1 48 te ‘8 Gravenhage overleden z$r.

Vredeman. (Jacob) bl. 66. Heeft ook Starters Frieschen Lusthof in muziek gebracht. Uitgeg. te Amst. bë G. van Ravestein 1621 in 4O oblong. Zal dus wel eenige jaren vóór 1600 geboren zijn. * Middelburg. . 0. A. FOKKER.

Organisten. Dirk Luymee was in 1774 organist te Elst, be ,Ngmegen, (Boek- zaal nov. 1774, bl. 646). Pieter van Meck, gewezen organist te Goes, nu te Enkhuizen, ondertr. te Enkhuizen 14 maart 1655 met (leertje Cornelis, van Enkhuizen, getrouwd te Kloetinge, op attestatie uit Goes vau 5 april 1655. (Trouwboek te Goes). Maljaart van Oost was a”. 1650 procureur, organist en klokspeler te St. Maartensdijk, eil. Tholen. (Zie Nehalennia, jaarboekje voor 1850, bl. 247). Albertus de Veij was ten jare 1764 organist in de’ Groote of St. Jacobs kerk te Vlissingen. (Winkelman, Geschiedk. Plaatsbeschr. v. Vlissingen, bl. 51.) J. W. Zwarthoff, klokkenist en organist te Hoorn. v. Iperen, Kerk. hist. van het Psalmgezang dl. 11 bl. 443. Wolfaartsdgk. S. VAN DER BAAN. VRAGEN,

Boeken in de perzisohe taal voor den hoogleeraar Ooliue te Leiden. -In de notulen en het brievenboek van den raad van Indiën, Joan Gunseus, ambassadeur aan den shah in 1651 en 1652, lezen wi in eenen brief aan de bewindhebbers, van 3 juli 1652 uit Chiras, het volgende : .Ter ordre van Syn Edt. d‘ Heer Gouverneur Generael hebbe ten versoecke van de Professor Golius eenige curieuse Persiaensche boeken gekocht, welcke na Batavia medenemende UEd. over dien wech sullen worden toegesonden. De pryse derselve syn seer on- gelyck, als d’ Heer Golius by syne overgesonden memorie wel voor- geeft, als dessehâ tael oncnndich zynde, als mede desselfs waerdye. Rebbe 7 stux door een gerenommeerde Mollah ofte Schriftgeleerde doen incoopen , welcke voor dezelve betaelt heeft 445 Meimordy off 178 guldens; de selve syn tracteerende na den eysch van d’ Heer Golins, van d’ Eistorien der Persen, van hare Sophy, als mede van de Usbeecken en Turcomannen. Verhoope deselve Syn Ed, behagen, ende den prys derselve Syn Ed. wel sal laten gevallen. Ristorien van desen tyt te laten formeren is niet wel doenelyck, ende niemant wil sich met gelt daertoe laten gebruycken, insonderheyt soodanich als Syn Ed. oordeelt men voor ‘t blat behoort te betalen; sulcx voor dees tyt niet verder syn genegenheyd kan voldaen worden.” Wat is er van deze boeken geworden 3 LABORANTER.

Van der Hoop. De raadpensionaris van de Spiegel noemt, in zijne nagelatene Staatk. geschriften, uitgegeven door prof. Vreede, bl. 17, van der Hoop, fiscaal in het collegie ter admiraliteit te Amsterdam, een brouillon, die bg den prins afgedaan had, en zegt, dat Kinsbergen bewezen had dat hi een beuling was. Deze weinig vleiende 1 benamingen schint van der Hoop wel verdiend te hebben 458 VR4QE.N.

daar ik mij herinner dat de in 1852 overledene vice admiraal jhr. A. C. Twent ook niet met hem overweg kon, toen van der Hoop na 1815 minister van marine was geworden; maar van de Spiegel zegt verder, dat toen er eene expeditie te doen was, van der Eoop aeide dat er geen volk was, en dat dit de schuld van van der Hoop was, omdat hj de slaapbazen getracteerd had, die daarom dien winter geen volk hadden doen overkomen. Nu wenschte ik wel te weten, welk belang van der Hoop er bg kon hebben, om dat volk niet te doen overkomen. Wilde hg daardoor aan het land de kosten van onderhoud besparen of verdenkt van de Spiegel hem van eigenbaat? 13. A. SIX.

Geslacht van der Hagen. In de antieke kamer, onlangs te ‘s Graven- hage geëxponeerd en nu door prins Frederik aangekocht, zag ik op vensterruiten tweemaal het wapen van van der Hagen ge- schilderd, even zoo als het door Rietstap in zijn Armor. genér. wordt opgegeven ; parti: au 1 d’or 2 l’arbre doublem. étagé de sin. terrassé du mème; au 2 de sa. au lion d’arg., arm., lamp., et tour. d’or. Onder het eene wapen stond Dr. v. d. Hagen 1603, onder het andere v. d. Hagen, burgem. v. CZeef 1603, zoo als ik- las, maar de eigenaar zéide mij dat er Delft stond. Op de regerings- listen van Delft anno 1603 is geen v. d. Hagen te vinden, ook niet op de vorige of latere jaren. VVaar was die v. d. Hagen dan in 1603 burgemeester P Heb ik toch goed gelezen t,e Cleef, ,hoewcl Rietstap zegt dat v. d. Hagen een nederlandsch geslacht is ? cf. A. SIX.

Qeslacht Pauw. In de genealogische handschriften van van Spaan staat, dat Steven van Zuilen v. d. Haer ï%ama Pauw schaakte en haar uithuwelgkte aan Lambert Snoog, hofmeester van den graaf van Egmond in 1551. Wie waren de ouders van deze Emma Pauw, die in een ander handschrift wordt genoemd, dict de Derthuizen? Bovengenoemde Steven v. Zuilen was getrouwd met Henriette des Barres, weduwe van Philip de B1Je ; hunne erfdochter Margreta werd door haren rentmeester van Bruheze ontvoerd. 0. A. SIX. VRAQEN. 459

Clans in Vriesland. Grote (Histor. of Greece III, 74 en volg.) handelende over de genè in Attica, zegt dat, deze ten deele . kunstmatig zamengestelde familievereenigingen te vergelgken z&r met de schotsche clans, waarbi het hoofdgeslacht eene cliëntele van minder magtige familiën onder zich had, en ook met athe ancient legally constituted families in Friesland snd Ditmarsch”. Hebben er inderdaad aldus zamengestelde familievereenigingen in Friesland aan deze zgde van den Dollard bestaan 3 13. A. SIX.

Qemeeneman, raad en schepen te Z%,jmegen, Aan diegene voor- - namelik, die met de geschiedenis der magistratuur van Nimegen bekend zin, (inzonderheid gedurende het tidsverloop van 1740 tot 1800) vraag ik: 1” welke vereischten moest men destids bezitten om als gemeensman, 2O welke vereischten om als raad, en 3O welke vereischten om als schepen van N1Jmegen in aanmerking te kunnen komen, en als zoodanig gekozen te kunnen worden ? Zulks wenschte ik gaarne te vernemen, voornamelik wat aan- gaat de twee laatstvermelde bedieningen. Amsterdam. DE Q. J.

8. Snaphaan. Men verlangt eenige biographische en kunsthis- torische gegevens aangaande Abraham Snaphaan, die de vorstin Henriette Catharine, geb. prinses v. Oranje, naar Dessau volgde, en van wien zich eenige goede schilderGen te Wörlitz bevinden. HU was geboren te Leiden 2 november 1651 en stierf te Dessau 1 september 1691. _ Dessau. VON BBUCKEN-FOCK. [Eene schilder! van hem in het Museum te Berlin vermeldt Kramm o. h. w.]

Vraag naar een wapen. Men vraagt genealogische mededeelingen omtrent de familie, die als wapen voerde twee over elkander lig- gende latgnsche kruizen van goud en daaronder eenen osseokop van zilver, met gouden horens, op een veld van azuur. De genealogie eener familie de Jongh in België, die bet om- schreven wapen voert. met de spreuk: BCruce et labore”, is bekend. 460

ANTWOORDEN,

Kapittelgoederen te Boxtel (XXIV, b!. 290, 344). Het kapittel van St. Pieter te Boxtel was na de hervorming blijven voortleven in kanunniken, de nieuwe leer toegedaan, die, als van ouds,. door den graaf van Hoorne, als heer of baron van Boxtel, benoemd werden en de inkomsten hunner prebenden, ais van ouds, genoten. De kerkelgke functiën hunner voorgangers hadden met de ver- andering opgehouden ; de uitkeering aan studenten in de godge- leerdheid door het kapittel te doen, was als het ware in de plaats daarvan getreden. In 1759 bestond het kapittel uit de heeren, door den heer pastoor L. El. C. Schutjes in zijne Geschiedenis opgegeven, ma- gistraatspersonen, hooge ambtenaren en zoo ik meen ook een kolonel der cavalerie. Het kapittel is bij de inliving van ons vaderland bij het fran- sche rgk door Napoleon vernietigd en de goederen aan het domein gebragt. De laatste kanunnik, omstreeks 1854 overleden en die als zoo- danig nog eene, hoewel geringe, jaarlijksche uitkeering genoten heeft, was jhr. mr. Jakob van Berestegn op ‘t kasteel Maurik te Vught. De tienden ztin bi schikking aan ‘t domein gebleven, toen de oude kapittelkerk van St. Pieter, omstreeks 1820, aan de r. k. gemeente van Boxtel werd terug gegeven: deze zag van hare aan- spraak op de tienden af, tegen eene uitkeering in geld tot opbouw der kerk, hetwelk mrJ door den heer F. A. de Wis, destijds deken en pastoor te Boxtel, in alle bëzonderheden vroeger is medegedeeld geworden. , H. B. MARTINI VAK GEFFEN.

Brand van den amsterdamschen schouwburg 11 mei 1772 (XXIV, bl. 386). Cornelis Rauws vervulde geene andere betrekking aan den schouwburg, dan in zoóver, als hij stedelik architekt en ANTWOORDEN. 461 algemeene opzigter der openbare gebouwen en werken te Amster- dam was. Het lag dus in den aard der zaak, dat hi zich, na het uitbreken van den brand, op de plaats des onheils bevond. Rauws, benevens de tooneelmeester Brinkman, de machinist Teffers en de spuitgast Gerrit Kuik ontzagen zich niet, om anderen te redden, zich in den brandenden schouwburg te begeven ; doch die opoffering kostte hun het leven. De drie eerstgenoemde bevonden zich nog een oogenblik vóór dat het gebouw instortte, op het tooneel; de laatste waagde zich op een dak te ver naar voren en viel van boven .neder. Zie C. N. Wybrands, Het Amsterdamsche Tooneel van 1617-1772, bl. 210. De lof- en likdichten, die ter eere van Rauws uitgegeven en ten deele door het liefdeloos oor- deel van zekeren pruldichter Mohr uitgelokt werden, vindt men vermeld in het onlangs verschenen geschrift van J. H. Rössing, Geschiedenis der stichting en feestelgke opening van den Schoua- burg op het Leidsche Plein te Amsterdam ; Aant. 6, bl. 80 en 81. Leeuwarden. L. PROBS.

Trekwerker. (XXIV, bl. 174, 354.) In de Cbronyk van Medemblik, bl. 59, lees ik het volgende. B1595. Dient niet verswegen, dat binnen Alkmaar een persoon genaamt Pasquier Lammert@, heeft gevonden een konste om in ‘t linnen te weven, door trekwerk, alderhande beel- den, hist,orien, veltslagen, ja alles wat iemand begeert, ‘t welk nooit te vuoren is gezien of gevonden, voor welke konste hy van de heeren Staten Generaal octroi gekregen heeft, voor ettelyke jaren.” Trekwerkers zijn dus z1J, die linnen weven met figuren er in, wevers van damastlinnen. P. LEENDERTZ WZ.

Kraam, in de kraam liggen. (vgl. XX, bl. 375; XXI, bl. 49, 371; Xx11, bl. 39, 204,. 636 ; XXIV, bl. 7, 289, 354.) »Item gegeven Aleyt Symons te Buren voir TI11 ellen linnendoecs dar myns alden Heren craem boven syn bed mede gemaeckt waert, elk elle V oirt str. ende ‘gegeven van desen DI1 ellen doecs swart te verwen, 1% st. facit VI% st.” Zoo lees ik bij van Easselt, Geldersch Maandwerk, 11 bl. 304, als uittreksel uit de Rekening van Jorden v. d. Lawick rentm. ‘s Iands van Buren, uver 1469. De Balde heer” was de te Buren toen gevangene hertog Arnold 462. ANTWOORDEN. van Gelre. Kraam is alzoo Aier behang van ‘t ledekant. - Dat het geen gardin voor eene bedstede was, blikt uit het woord sboven syn bed.” - De kraam, waarin de oude hertog te Buren lag, was zwarf. Dit brengt mi. tot het, vermoeden, dat, om deze te maken ook diende, wat ik zes posten later op dezelfde rekening vind : w Item gegeven om swart gaern ten Bosch, dar myns alden Heren gard@ mede gheneyt wairt, 1 str. ende gegeven an 11 pont gardynringen aen denselven gardyn, Q st. facit QI st.” Hier wordt, gesproken van gardin. Was ‘t gardgn dan alligt een deel van de kraam? Ik meen, dit kraam mag wel ‘t zelfde be- teekenen als tent en verwant zfin of afstammen van het woord krammen, vasthechten, in elkander zetten, opslaan, zoo als tent, tentorium van het lat. woord tendere, spannen. - Om de lede- kanten had men zeer zeker niet algemeen behangels of kramen, wel om die van aanzienlgke personen, oude lieden en zieken. In de kraam liggen kan dus in het begin beteekend hebben, Bziek zijn”; - later ging die term alleen in zwang voor barende vrou- wen, die vervolgens oneigenlgk uitsluitend kraumvrouwen werden genoemd: want eene kraamvrouw is ook eene vrouw uit eene kraam op eene markt, eene kraamster. Nog gekke? is het, dat men er toe kwam het, woord kramer& te gaan gebruiken voor baren, en wel een benris dat men den oorsprong van het woord vergeten was. Kraamheer, kraamschut, kraamstoel, kraamkind volgden na- tuurlik, terw$ kraamkamer alligt van ouder dagteekeningis. Hoe meer weelde bg dergelijke gelegenheden werd ingevoerd, hoe meer afleidingen er gemaakt werden van het woord kraam, van ‘t welk de oud? beteekenis door deze aanteekening van van Lawick en de zorgvuldigheid van Arnhems iverigen navorscher is bewaard gebleven, Uit van Hasselts aanteekeningen blikt, dat het behang om het vorstel?jk ledekant twaalf en een halven stniver gekost heeft, het linnendoek er toe gebruikt koste zeven en een halve cent de el ! Dat doek scheen door ringen te hangen aan eene ijzeren roede, houten staaf of misschien aan eene liju, die echter weder aan iets anders moet bevestigd geweest zin, b.v. aan eenen hemel, die, zoo als op de oudste schilderijen en platen voorkomt, op stilen stond. Jammer is het, dat de rekening ons daaromtrent niets leert. WTWOOBDEN. 463

Waarschgnlgk waren het vier stilen, die onderling door dwars- *n houten verbonden waren ; maar of de kraam boven digt of open was, valt niet te bepalen. Ah. J. C. KREHER.

Hocus pocus pas! (vgl. A. R. 1; XXZV, bl. 346). Hoewel ‘t weinig tot de zaak afdoet en men, voor men de geheele formule kent, wel niet met zekerheid zal kunnen uitmaken Aoe ‘t eigenlik z$ moet, houd ik vooreerst nog vast aan mine opinie. Misschien is de eene of andere lezer van den Navorscher wel in ‘t bezit van een oud &ooverboek”, waarin de oplossing te vinden is. Eet goochelen werd vroeger niet alleen verrigt door goochelaars van béroep. ‘t Was eeae kunst, door welke sommige] personen zich in gezelschap aangenaam wisten te maken. Gemeenlgk hadden die heeren een of meer &ooverboeken” en zeker eene Bgoocheltasch;” maar die tasch diende nergens anders voor, dan om er de voorwerpen in te bewaren waarmede ze goochelden. Wanneer zoo ‘n heer ergens ‘s avonds goochelen wilde, liet hij z$e tasch daaraan huis brengen. Ik herinner mi nog, hoe onze dorpsaesculaap, die als chirurg$n in het fransche leger gediend had, z@e tasch bij mine ouders aan huis stuurde, als hij bi ons dineerde, om des avonds ‘t gezelschap te verbazen door zine goochelkunsten. De oude man is reeds lang ter ziele en waar zijne tasch en zine boeken gebleven zin, weet ik niet. Toen was het goochelen reeds in verval, en .werd aan tasch nog goochelboeken veel waarde ge- hecht; ‘t boek mag wel verscheurd en de voorwerpen uit de tasch met deze van de ri der bestaande zaken verdwenen zin. Toen ter tgd was ik nog te jong om veel acht te geven op wat de doctor, voor hi begon te goochelen, vertelde, maar steeds ving h5 aan: hocus, pocus, inspiratis of iets dergelaks; wti kinderen letten natuurlik meer op de kunstjes dan op de woorden, die hU er bij gebruikte, al hadden wi de vaste overtuiging, dat het niet goed lukken zou, indien hi zen bezweringsformulier niet vooraf had uitgesproken. Ik twifel niet, of hier of daar zal nog wel een toovertasch be- staan. Wenschelgk ware het, dat, als er een gevonden wordt, die in een of ander museum aan den ondergang werd onttrokken, zelfs al is ze niet meer compleet. COEN~LIUS LIKA. 464 -ANTWOORDEN.

[Het door Cornelius Lixa medegedeelde behoort tot vlij laten tijd. Doch bij den man die. in 1562 met den koekelsack speelde, diende die zak toch zeker om mede te goochelen, niet om de voor- werpen in te bergen, waar dit mede geschiedde.]

I Mijn vader is geen Bremer. (afl. 15 aug.) Deze uitdrukking is onjuist. ‘t Moet z1Jn : >iWijn vader is geen breeuwer;” De naden der schepen worden gevuld (gebreeuwd) met uitge- plozen touw, dat Dwerk” genoenld wordt. Een *breeuwer” geeft dus voortdurend Bwerk” uit de handen. Grave. J. R. QbERKE. [Dezelfde en een paar andere verklaringen zin reeds gegeven of vermeld Nav. IV, bl. 252. Ofschoon ik deze de beste daarvan acht, voldoet zë mi toch niet. Want 1’. de spreekwgze luidt: miJn vader is geen Bremer, ik laat mij het werk niet uit de handen nemen ; een breeuwer echter doet het werk uit de hand weg wanneer hg er de naden van het schip mee stopt, doch laat het zich niet uit de handen nemen. 2’. Bremer vindt men reeds bij Win- schoten, den oudsten bij wien Harrebomée het spreekwoord aantrof.]

Omgekeerde barensteel. (XXIV, bl. 397). De lambel of barensteel komt op zich zelven als heraldieke figuur voor. Zoo voert b.v. het geslacht Overstolts zilver met drie groene barenstelen, het ge- slacht Quatermart, goud met drie zwarte barenstelen; -van Over- stolts geniamd van Efferen voert rood met drie barenstelen, de bovenshe zilver, de twee onderste goud; van Overscolts gen. Lies- kirohen voert goud met drie blaau’we barenstelen, alle van drie hangers en geplaatst en fasce. Ik twijfel niet of er zullen wel voorbeelden zin, dat de latnbel omgekeerd als heraldieke figuur voorkomt. Voorbeelden zi mij daar echter niet van bekend. Muustricht. A, A. VORSTIRMAN VAN OIJEN.

(feslacht de Beaufort. (vgl. XXI, bl. 589). Sedert ik de vraag naar bovengemeld geslacht deed, heeft de heer burgem. van Hon- tenisse, baron Collot d’ Escury, mij in de gelegenheid gesteld het wapen te bezien. De familie de Beaufort, in de XVLII eeuw in Zeeland wonende, voerde het wapen der adellike familie, (Handboek ANTWOORDflN. 465 der wapenkunde door J. B. Rietstap) Bin bleauw een gekanteelde zilveren buigt” - doch zonder spreuk. Ik herhaal m$e vraag naar genealogische berigten, vooral in verband met het medege- deelde opschrift van den grafsteen te Bergen op Zoom. St. Gilles- Waes. P. CALAND.

Getal KIIII op het wapen van Kapelle. (vgl. A. R. 11.) De Geschiedenis van Wetteren door J. Broeckaert doorlezende, zag ik op de titelplaat, dat het wapen dier gemeente ook het getal X1111 draagt, denkelik, zegt schrgver, doordien in de XVIe eeuw de heerlgkheid aan Max. Vilain verpand werd, waaruit te besluiten is, dat in de XVIe eeuw die familie het naamcijfer X1111 reeds in haar wapen voerde. Over dit getal X1111 wordt verder het volgende gezegd : de verschillende opgaven over den oorsprong van dat get,al (de meeste reeds in den Nav. opgenomen) schgnen nogtans alle louter verdichtselen te z$n, immers het is onlangs bewezen, dat het cijfer X1111 over meer dan 420 jaren achter het familiehandteeken geplaetst werd. Dit bewijs is gevonden door den kundigen geschiedvorscher M. van Damme-Bernier, van Eecloo, bi het zorgvuldig nalezen der stadsrekeningen in het ryksarchief te Brussel. In den Eecloonaer van 17 jan. 1858 zegt die geleerde het volgende : * Jaerlijks werden er grafelijke kommissarissen naer Eecloo gezonden om aldaer de rekeningen te aenhooren en goed te keuren. 3 april 1437 na Paschen, bevonden zich te dier stede, de ridder-kamerheer Adriaen Vilain, de raedsheer Joos van Stee- landt en ‘s Graven sekretaris Johan Wielant. Zij sloten die reke- ning met kloek en duidelijk handteeken, waaronder het eerste, dat van Adriaen Vilain XIIII bijzonder leesbaer uitschint. Het cgfer XIIII is er met zoo veel zorg aengestipt, dat zelfs geen enkel puntje op de vier 1’s ontbreekt. De echtheid van dit cifei is dus niet te betwgfelen, zoo veel te min daer de onderteekenaers hunne goed- keuring bevestigen met de woorden : Btemoings nos saings manuels.“” St. Gilles- Waes. F. CALAMD.

Cesla& Criep of Crijp (XXLV, bl, 364). Francois Griep, griffier bg het hof van Holland (vgl. bl. r366), schgnt naar het door hem 466 ANTWOORDEN. gevoerde wapen, zinde: van goud met een band van keel beladen met drie vogels van zilver, niet beboord te hebben tot een der t. a. p, vermelde geslachten Grip. H. 0. VAN BAKKENES.

Qeslachten Eoeters en van Wijliok (XXIV, bl. 209, 375). Als aanvulling op het medegedeelde t. 1. a. pl. kan, hoewel daarmede de gedane vraag niet wordt beantwoord, nog het volgende dienen. Jacob Roetera, begraven te Haarlem in de St. Jans kerk 21 aug. 1716, had een broeder Otto genaamd, wiens zoon George, gehuwd met Susanna van Meeckeren -/- januarij 1768, den 5 sept. 1710 beleend werd met de hofstad Drakenburg in Eemland, welke h$ door koop had verkregen na het overlijden van Nicolaas van Gent, oudsten zoon van den luit. admiraal Willem Joseph baron van Gent. Langen tid bleef Drakenburg niet in het bezit van de familie Roeters, want in 1768, het jaar waarin Susanna van Meec- keren bovengenoemd, naar ik meen als weduwe, overleed, werd jhr. Pieter baron van Rheede van Gudshoorn tot Nederhorst met de hofstede beleend. Eeae dochter van genoemden George R. en Susanna v. M., Ursula genaamd, geb. 15 mei 1696, + 16 sept. 1729 en den 21sten d. a. v. in de kapel in de Kalverstraat te Amsterdam begraven, huwde met Abraham van Wijlick, fabrikant van zgden stoffen enz. te Amsterdam, geb. 12 januari 1696, f 26 aug. 1763 en den 1 sept. d. a. v. in de Noorder kerk te Amsterdam begraven, zoon van Salomon v. W. (vgl. XXlV, bl. 209), geb. te Emmenk 29 october 1670, $ te Amsterdam 9 sept. 1711 en den 15den d. a. v. in de kapel in de Kalverst,raat begraven en van Christina Roeters geb. 12 mei 1670, + 12 april 1696, mede in meergemelde kapel begraven. Genoemde Abraham v. W. huwde 2O 13 mei 1737 Johanna Spruyt, zöne nicht, den 14 januari 1751 . in de Noorder kerk te Amsterdam begraven. Eenige kinderen uit het huwelijk van Abraham en Ursula ge- sproten, hebben den naam Roeters van Wijlick gevoerd. Abraham v. W., burgemeester en raad van Edam, j- 26 febr. 1771, was hoogstwaarschijnlijk een zoon van beide laatstgenoemde. Nog heb ik vermeld gevonden Pieter Roeters, domproost te Utrecht, aangesteld 19 nov. 1726 en den 4 dec. d. a. v. in het bezit van de proosdg gesteld. Mogt iemand in de gelegenheid i;jn meer genealogische opgaven betreffende de bovenvermelde geslachten te verstrekken, zoo houd ik mij beleefd voor mededeeling aanbevolen. R. 0. VAN BAXKENBIS.

Qeslacht Ockhu@en of Och@jsen (XXIV, bl. 230). Jakob Okhui- sen, tgd van geboorte, onbekend, is eerst gehuwd met Anna Ver- hoeff, van wie niets bekend, was pachter der gemeene lande middelen te Leiden, waar elJn huis in 1748 door het volk geplnn- derd werd: hi vlugtte naar Moordrecbt, waar hg 21 october 1745 (aangifte) gehuwd was met Beatrix van der Geer, geboren te Moordrecht 27 september 1716, overleden aldaar den 24 mei 1801, dochter van Nicolaas van der Geer en Neeltje,Boon. Hij overleed te Moordrecht 22 november 1777. Uit dit huwelijk vier kinderen: l” Nicolaas Jan Okhuijsen, geboren Leiden ? 1747, overleden te Moordrecht zondag den 4 maart 1832, oud 85 jaar, was repre- sentant in de nationale vergadering, huwde te Moordrecht in april 1769 met Wilhelmina Zidreohtop, geboren te Moordrecht den 20 februari 1746, overleden aldaar den 18 nov....., dochter van Cornelis Zijdrechtop en Catharina Verhoek. Uit dit huwelgk drie kinderen. Hertrouwde ongeveer 1804 met Margaretha de Kedts Hontman, weduwe met kinderen van den heer van E$k te Gouda. Uit dit huwlik ééne dochter. 20 Willem Okhugsen, geboren te Moordrecht den 28 januari 1749, overleden aldaar den 26 november 1800, huwde i% Moor- dreoht den 24 september 1786 met Cornelia van der Geer. Uit dit huwlik ééne dochter, gehuwd met J. H. Pellioaan. 3“ Aletta Okhu$en, geboren te Moordrecht 1751, overleden te Haastrecht den 33 juni 1836;oud 85 jaar. Huwde te Moordreehtmet Hendrik Reitz, med. doctor te Dordrecht, waarvan geene kinderen. Hertrouwde te Haastrecht den 1 juli 1812 met Adrianas Dup- per, geboren te Haastrecht 2 september 1787, overleden 22 aug. 1863, zoon. van Dirk Dupper en Adriana Koo$mBn, Uit dit hnwe- 1Ijk ook geene kinderen. 4” Dsmmes Okhn+en, geboren te Moordrecht, ongehuwd overu leden in Oostindië. . 468 ANTWOORDEN.

Het wapen van Okhuijsen is: in zilver een ossenkop .met rood schildhoofd, beladen met drie kroonen, 2 en 1. De inzender houdt zich aanbevolen, indien gevonden wordt wie de ouders waren van Jacob Bisdom. ‘s Gravenhage. J. DE YONTIGNY.

AANTEEEENINGEN,

Woorden in de meierij van den Bosch in gebruik (XXIV, bl. 416). ‘t Zg mi vergund eenige on@istheden in het t. a. pl. voorkomende lijstje op te geven. Buurten is niet in ‘t algemeen: een buurpraatje maken, maar: zich daartoe opzettelgk met anderen in aanraking stellen. Buren, op stoep staande en bg die gelegenheid een praatje makende, Bbnurten” daarom nog niet ; het kouten draagt alleen dan dien naam, wanneer men er zich opzettelik toe vereen@, hetz$ op straat, hetzg in huis. Dajk is niet alleen een heiweg, maar ook een niet bestrate landweg tusschen landengen of bosschen. Foetelen, lees foeselen. Kappen, lees kabben; jonge varkentjes heeten kabben. IGoessei wordt uitgesproken knoesel. Laar is een min gebruikelik woord. Zoo ook Oidehjk. Peg. Eet Bsteken der peg” was: het bepalen der broodzetttng. Turen moet zijn: tuidren. ZGnAern staat niet gelijk met: begraven, of, zoo als men van het ter aarde bestellen van een lik zegt: graven (begraven is het af- graven van een stuk heide ter ontginning). Een lik wordt age- graven”, indien het op den gewonen tijd des dags met eenenlik- stoet naar het kerkhof gebragt en in het graf geplaatst wordt. Het wordt gezonken, indien het zonder eenige staatsie, b. v. bg avond of nacht, alleen met de allernoodzakelikste kerkehjke diensten, wegens besmettehjke ziekte of derg., in de groeve wordt nedergelaten. H. Er. M. ‘Cl 0. 0. VRAGEN,

Woorden uitgaande op baar. Hoe behoort men te schriven, zingbaar of Zangbaar, om aan te duiden, dat een lied gemakkelijk gezongen kan worden ? J. w. v. H.

ANTWOORDEN,

Niezen. (XXIV, bl. 391, 353). De heer B. van Meurs gaf een antwoord op deze vraag in de Studiën op godsdienstig, weten- schappelijk en letterkundig gebied, 1874, no. II. Met toestemming van den schraver nemen wg daaruit het volgende over.

‘ BES’TUUR. Reeds vóór eeuwen hebben de twee grootste navorschers der oudheid, een wisgeer en een natuurkundige, dezelfde belangrfike vraag te berde gebragt: Cur dernumentis salutamus? Waarom groe- ten w$ bg het niezen ? vraagt Plinius Secundus ‘). Maar hg is ons het antwoord schuldig gebleven, -- Bfina 400 jaren voor Plinius had Aristoteles zich reeds afgevraagd, waarom wë iemand die niest zooveel eerbied bewijzen s). Ook hg waagt het niet die kwestie uit te maken en geeft slechts een paar weifelende vragen tot antwoord. Ongeveer 2000 jaren na Aristoteles bragt de Jezuïet Famianus Strada, de bekende geschiedschrgver van De bel10 Belgico, dezelfde vraag nogmaals op het tapijt! Cur sternuentes salutentur % Waarom worden de niezers gegroet? “) En ofschoon deze eene

1) Historia naturalis: lib. XXVIII, cap. V. 2) Opera omn: tom. IV. Problematnm Sect. XXXIII cap. 7-11. “) Eloquentia bipsrtita: lib. III, praelectio IV. 470 ANTWOORDEN.

beantwoording geeft breedvoeriger dan die van zijne twee voor- gangers uit de classieke oudheid, brengt hij ons echter niet tot de gewenschte zekerheid. Men ziet hieruit dat de vraag in den Navorscher juist niet tot de Bhautes nouveautés” behoort; toch is zij in dat tidschrift vol- strekt niet misplaatst, aangezien het oud-vaderlijk gebruik om den niezer een kompliment te maken, en vooral het oud-christelijk gebruik om hem een »God zegene u !” toe te wenseben, meer en meer gerangschikt wordt onder de klasse van verouderde spreek- wijzen en uitgestorven geslachten. Zou Erasmus nog wel veel aandachtige en gehoorzame leerlingen vinden, indien hg in onze dagen de volgende les in de wellevendheid herhaalde? - ~~41s >~g$ geniesd hebt, maak dan een kruisteeken op uw mond, neem BUW hoed af en groet op uw beurt degenen die u gegroet shebben of hadden moeten groeten - maak uw excuus of betuig wuwen dank. Een ander bij ‘t niezen te groeten, geeft gods- Bdienstzin te kennen” ‘). Uit deze plaats van Erasmus merken tvg op, dat het vóór drie eeuwen tevens gebruikelijk was op den mond het kruisteeken te maken als men geniesd had. Vanwaar dit gebruik afkomstig is zullen wg later zien, Van het ontstaan der bede »God zegene u!” wordt gewoonlijk de volgende verklaring gegeven: . Omtrent het jaar 590, in het begin der regeering van paus Gregorius den Groote, woedde er te Borne en in vele streken van Italië eene verderfelgke pest die duizenden aantastte. Wanneer de ongelukkigen geeuwden of niesden, was het een zeker teeken dat hun dood binnen weinige obgenblikken volgde. Sedert dien tgd is het gebruik ontstaan, dat men bij ‘t geeuwen het kruis- teeken op den mond tiaakt en aan een ieder die niest Gods hulp of zegen toewenscht. - Als hoofdbron dezer verklaring citeert men gewoonlijk Carolus] Sigonius a, die geleefd heeft, in de 160 eeuw. Doch men vindt dezelfde verklaring reeds in de 138 eeuw ba Durand bggenaamd STecuZator “). Paulus IXaconue echter een

‘) Opera omnia; tom. 1. De civilitate morum puerilium pag. 1034. “) De rogno Italiae: lib. I, 20. ‘) Rationale divinorum, officiorum: lib. IV. tap XII. / ANTWOORDEN. 471 geschiedschrijver uit de 8C eeuw gewaagt wel van de bovengc- melde pestziekte, maar zegt geen woord van het niezen, dat den dood vooraf ging r). Arend Fokke Simonsz. heeft ook die klok hooren luiden, maar weet niet juist waar de klepel hangt: .Men wil, dat [het uitspre- aken van dien zegenwensch] een zeer oud gebruik zoude ztin, en Bafkomstig van de Atheners, in wier stad eens de pest woedde, >in welker hoogste crisis het niezen voor een teeken van genezing, Bherstel ‘en gelukkigen keer der ziekte gehouden werd” 9). Het eenige goede, dat uit deze woorden kan worden getrokken is, dat het mi een overgang verschaft tot de bewgsvoering, dat het niet alleen bij de Atheners, maar ook bg de Romeinen en andere oude volken gebruikelijk was, elkaar bij het niezen te groeten. beginnen wlJ met de Romeinen. Pater Strada haalt twee anec- doten aan, welke hij gevonden heeft bij Appuleius, die in de tweede eeuw onzer jaartelling ën bg Petronius, die waarschUr$jk veel vroeger geleefd heeft,. Appuleius verhaalt, dat een echtgenoot eens hoorde niezen, en meenende dat zijne vrouw zulks deed, groette hij haar met de gebruikelijke woorden; doch toen dit nìe- zen zich herhaalde, keek hij rond en kwam tot de ervaring, dat hij zlJn kompliment aan een ander gemaakt had 3). - Petronius meldt dat een zekere slaaf Gyton, die zich uit vrees voor zin meester Eumolpus heimelgk onder een rustbed had verscholen, zoo geweldig niesde, dat het rustbed er van schudde, waarop Eumolpus in plaats van te straffen, Gyton beleefdelik geluk wenschte 4). 7 Plinius maakt de opmerking, dat het zeer passend is den naam uit te spreken van den persoon die niest. Verder verhaalt hij hoe keizer Tiherius wilde. dat men hem, al zat hij ook in een rijtuig, de gebruikelijke groeten bg ‘t niezen zou aanbieden “).

‘) De gestis Longobardorum: lib. 111, cap. XXIV; lib. IV, cap. IV. In Bibliotheca veterum Patrnm etc. tom. VIII. - St. Gregorii Magni vita, cap. X-X11. In Migne S. Gr. M. opera tom. 1. 2) Ironisch Comisch enz. Woordenboek. ,4rt. Niezen. 3) Mctamorphoseon : lib. 1X.. . ssolito sermone salutem ei fuerat imprecatus.” _ 4, Satyricon: cap. 95.. . . ,,salvere Gytona jubet.” J) Historia naturalis: lib. XXVIII, cap. 5. 472 ANTWOORDEN.

Dat bg de Grieken deze gewoonte algemeen heerschend geweest is, blikt alreeds uit de boven aangehaalde vraag van Aristoteles. Ook was men bij hen gewoon onder het niezen de hulp des he- mels in te roepen. Ammianus steekt in een zëner puntdichten den draak met zekeren Proelus, wiens gelaat een zoo groote gevel versierde, dat hij niezende onmogelijk kon nitroepen 2.5 ~W~XOV Jupiter help’ me ! om de eenvoudige reden, dat de man zlJn eigen niezen onmogelik hooren kon, zoover stond zin neus van zlJn oorschelp af 1). Vele beoefeuaars der classieke oudheid hebben zich vermaakt met dit epigram in latgnsche verzen over te zetten, onder anderen Hugo de Groot, Strada en Thomas Morus. Ten onzent heeft mr. Klein een wat hi noemt *gebrekkige verduit- sching van die snaker!” geleverd 2, :

De goede Proelus poogt vergeefs zin neus te vegen; Daar zelfs de grootste greep dien klomp niet vatten kan. Hij niest, doch - ‘t neusgat is zo0 ver, zo0 afgelegen Van ieder oor - hij hoort er niets ter wereld van.

De verduítsching is daarom vooral ge6re&g, wil niet is terug- gegeven de aardigheid van het niet uitroepen: Jupiter help me! Beter bevalt mij de navolging van Constantijn Huygens die het epigram van Ammianus aldus weergeeft 3, :

QuirFjns neus is zoo langh, en zoo ver van zin’ ooren, Dat, als hi zelver niest, hij ‘t zelver niet kan hooreri.

Aristoteles zegt, dat het niszen gehouden werd voor een ba uitstek heilige en vereerenswaardige daad “), Het is dus geen wonder, dat men een niezer niet alleen eerbiedig groette en heil toewenschte, maar zelfs een kniebuiging voor hem maakte, vooral wanneer die natuurlgke daad gepleegd werd door een vorstelgken neus. Als de keizer van Monomatopa - zoo verhaalt ons Pater Strada --- in een niesbui geraakte! dan wierpen zich alle hovelin-

‘) Anthologia Graeca cum versione latina Hugonis Grotii. Ed. H, de Bosch: lib. 11, tit. X111, Epigr. X1. “) Verhandeling over het Epigram. Mnemosyne 11, blz. 46. “) Korenbloemen: boeck XXIV N. 169. 4) De historia animaliam: lib. 1 cap. 11. ANTWOORDEN. 473 gen ter aarde en riepen den vorst hun pro~ciat! en wel bekome het U! zoo luide toe, dat men buiten het paleis al aanstonds be- greep wat er gaande was ; alsdan vloog het nieuws van die ge- wichtige gebeurtenis van huis tot huis, van stad tot stad, en binnen weinig tijds weergalmde heel het rik van heil- en zegen- wenschen voor den niezenden keizer. Een nog vreemdsoortiger niezing-vereering las ik bU Collin de PlaIlcy : Wanneer koning Sennaar niesde, keerden zijne hovelingen hem den rug toe, en se donnant de la main une claque sur la fesse droite l). Sabbathier verzekert dat, de Spanjaarden een dergelgke vereering hebben gevonden b$ de volken der nieuwe wereld. Toen de Kacike van Guachoia in tegenwoordigheid van Soto geniesd had, bogen de Indianen van zen gevolg zich aanstonds voor hem neder, strek-. ten hunne armen wgd uit en baden de zon, dat zi hem bescher- men en verlichten zou “). Buxtorf zegt, dat bij de Joden de gebruikelike wensch was: hujim tobhim een goed leven! het zi uw leven voordeelig! 3, Vol- gens anderen zeiden zi, als iemand niesde: asuthá heil! of repuáh geneesmiddel ! tot uw gezondheid ! Als wij den ouden Rabbgnen de vraag van den Navorecher kon- den stellen, dan zouden zi daarop antwoorden, dat er in ‘t begin der wereld eene ziekte geweest is, welke nscerá geneemd werd, $ie eerst de kinderen en vervolgens de volwassenen aantastte, en waarin zi al niezende st.ikten. Het niezen was de zekere voorbode van den dood. Eerst onder Jacob verdwenen de laatste sporen van die ziekte; maar het gebruik, om elkaar bg ‘t niezen de bovengemelde wenschen toe te spreken, bleef bestaan. Stellen wi diezelfde vraag aan de Romeinen, dan wachten wi te vergeefs op een antwoord; aan de Grieken, dan zal Athenaeus ons zeggen, dat het bew@t, hoe eerbiedwaardig en heilig des menschen hoofd gehouden werd 4). Dit had reeds lang vbór hem

‘) Dictionnaire Infernale. Art. Eternument. $) Dictionnaire pour l’intelligence des auteurs classiques torn VI, Art. Etérnument. 3, Lexicon Hebr. et Chald. 4, Deipnosophistae: lib. VI, cap. ll. 474 ANTWOORDMi.

Aristoteles geleerd, toen hg ziju probleem aldus vragend beant- woordde: Begroeten, vereeren w1J het niezen, omdat het z1Jn oor- sprong neemt in het hoofd, het heiligste der ledematen? Of wel omdat het een teeken is, dat ons hoofd welvarend is? Immers daarom ook wekken wij bij een stervende het niezen op - kan hij niet meer niezen, dan is er ook volstrekt geen hoop meer op zijn behuud.” Een andere reden, waarom men er zulk een heiligen eerbied voor had, is - volgens Aristoteles - omdat men in het niezen een goed of kwaad voorteeken zag: een gped als de niezing in den voormiddag, een kw aa d als zij in den namiddag plaats had. Te vergeefs echter zoekt men in de schriften der ouden naar een voorbeeld, waaruit blikt dat het niezen naar gelang van dien tgd gunstig of ongunstig werd opgenomen. Wel vinden wij menig- maal, dat het inderdaad als voorteeken werd aangezien. Homerus, bij wien men - gelik Plutarchus in zijn Leven van Lycurgus getuigt - de belangrijkste bgzonderheden aangaande de zeden en gebruiken der ouden vinden kan, verhaalt, dat toen Panelope, zich beklagende over degenen die haar het hof maak- ten, uitgeroepen had: »Mocht Ulysses wederkeeren, hij zou hunne gewelddadigheden wel weten te bestraffen !” eensklaps Telemachus hevig niesde, waarop Pene’ope glimlachend tot Eumaeus zeide : BHoort gij wel, dat mijn zoon op mine mourden geniesd heeft? Alzoo zal dan niemand het lot van den dood kunnen ontgaan !“, r) In Xenophon lezen wg, dat toen deze veldheer tot het leger het woord voerde, een soldaat plotseling niesde, ten gevolge waar- van alle soldaten in een opgewonden godsdienstige stemming ge- raakten. Xenophon maakte hier dadelik gebruik van en vervolgde : ,Mannen, daar ons op ‘t. zelfde oogenblik, dat wij over ons be- houd spraken, een teeken van Jupiter den Behouder verschenen is, ben ik van oordeel, dat wij eene gelofte moeteu doen dat wi aan dezen God een dankoffer voor ons behoud zullen opdragen’ zoodra wij in een ons bevriend land zijn aangekomen !” “) Plutarchus vermeldt, dat toen Themistocles vóór den slag van

l) Odyssea: lib. 17, v. 541. “) Anabasis : lib. IIJ, cap. 2. N. 2. ANTWOORDEN. 475

Salamis bezig was met het verrichten eener plechtige offerande, de waarzegger Euphrantides hem als een gunstig voorteeken bood- schapte, dat iemand aan den rechterkant geniesd had. Dezelfde schrgver deelt ons mede, dat zelfs Socrates, de grootste aller wgsgeeren van Griekenland, het niezen ter rechter- of ter linkerzgde als een goed of kwaad voorteeken opnam, en wel zóó, dat hi geen werk dorst ondernemen, indien hij iemand hoorde niezen aan den linker kant; ja in de voortzetting of onderbreking van zijn arbeid regelde hij zich naar ztin eigen niezen ‘) Ook de Romeinen, bij wie volgens het get,uigenis van Cicero s) en Plinius 3, het niezen onder de auguria geteld werd, beschouw- den het als een goed voorteeken, wanneer het aan den rechter- kant geschiedde. De kerkvader Augustinus rekent onder de bggeloovige gebruiken der heidenen ook dit: als iemand opstond en onder het aantrek- ken van z@r schoeisel niesde, ging hM weer dadelik naar bed 4). Want dit was een voorteeken, dat die dag voor hem niet goed zou afloopen. Hoe lang hg dan nog wel te bedde bleef, alvorens een tweede proef te nemen, is niet bekend ; maar naar alle waar- schijnlUkheid zullen de liefhebbers van lang slapen niet zelden b;j ‘t opstaan geniesd hebben. De bijgeloovigheden van het niezen waren b$ de heidenen in de eerste eeuwen der kerk nog zoo algemeen in zwang, dat men het noodzakelijk achtte de tot het Christendom bekeerden ernstig te waarschuwen tegen die Dijdele en belacbelgke ondernemingen.” Voorbeelden hiervan vinden wti onder anderen in de werken van den H. Augustinus 3). Ja nog in het jaar 743 achtte zich het Concilium Liptinense verplicht, de waarneming van het, niezen te ’ stellen op de list der superstitiën 6). Erasmus heeft ons gemeld, dat het in zinen tijd gebruikelik was na het niezen een kruisteeken op den mond te maken. Bin-

‘) Vita Themistoclis: cap. X111. - De genio Socratis: cap. XT. s) De divinatione: lib. TI, cap. 41. 3, Historia naturalis : lib. 11, esp, 5. ‘) De doctrina Christiana: lib. 11, esp, XX, 5 SI. “) Opera omnia. iMigne tom. V, pag. 2269; tom. VI, pag. 1172. s) J. Hartsheim. Concilia Germaniae, tom. 1. 476 ANTWOORDEN. terim verzekert, dat dit gebruik in ‘t begin dezer eeuw in Duitsch- land nog plaats had, en beweert, dat de christenen dit altoos gedaan hebben om aan het niezen het bggeloof, dat de heidenen er aan hechtten, te ontnemen 1). Hetzelfde beweert pater Strada wat den zegenwensch na het, niezen betreft; hij is - zegt Strada - van de heidenen tot de christenen overgegaan met dit verschil, dat gene dien wensch uitspraken ter oorzake van het bggeloof, deze echter uit naastenliefde en beleefdheid. De voornaamste kwestie echter zal wel immer onoplosbaar bl& ven: vanwaar namelijk tdit gebruik ontstaan is niet alleen bij de Grieken en Romeinen, maar zelfs bi die volken, welke met hen niet in aanraking geweest zijn ? Heeft het gebruik een godsdien- stige, een zedelijke of een physische oorzaak, en welke?

, Glealacht Hoog. (vgl. XXIV, bl. 374). De stamvader van de ne- derlandsche familie Hoog was Thomas Hoog, geboren te Larbert, graafschap Sterling, in Schotland. H&! werd in 1673 A. L. M. en in 1678 predikant onder de vervolging alhier, zoodat hij, eenige jaren op gevaar zijns levens het evangelie verkondigd heb- bende, de wijk nam naar Nederland. Aldra werd hg nu, den 7den act. 1686 benoemd tot rector der lat. school te Goes, en vertrok van daar in 1689, als ber. tot pred. bij de Engelsche ge- meente te Delft. In 1694 nam hij’ de betrekking aan van pred. bi de Schotsche gemeente te Veere, van waar hìj iu 1699 naar de Schotsche gem. te Rotterdam verroep& werd. In 1701 be- roepen tot theol. professor te Oud-Aberdeen, sloeg hij zulks om de oorlogsomstandigheden af. Hë overleed in zijne betrekking als pred. te Rotterdam den 6den januari 1723, in z$n 68ste jaar. Gedurende zijn rectoraat te Goes werd hij 25 april in ondertr. opgenomen en trouwde hg 21 mei 1687 aldaar als jongman, met Johanna van Strgen, geboortig van Goes, wed. van ds. Jacobus Broedelet, als pred. te Baarland den 8sten dec. 1623 overleden, met wien zij, als jonge dochter, den 23sten sept. 1682 te Goes getrouwd was.

‘) Denkwiirdigkeiten dar Christ-Katholischen Kirche. Band 2, Theil 2, pag. 509. ANTWOORDEN. 477

Uit dit huwelik z$n geboren: Marinus (A), Jobamles (B) en Cornelis (C). (A) Marinus, geb. te Delft 8 april 1690, werd prop. bi de cl. Schieland 22 febr. 1712, pred. te Schare c. a. 16 act, 1712, te Herkinge 14 act. 1714, te Molenaarsgraaf 19 juli 1716, te Papendrecht 14 mei 1724, te Spikenisse 26 nov. 1730 en te Schoonhoven 13 julij 1738; aldaar emeritus 19 mei 1762 en overl. te dier plaatse 21 januari 1766, kinderen nalatende. (B) Johannes, werd pred. te Hoogvliet 1721, te Brouwershaven 1728; aldaar emeritus 1737, overl. hg te St. Laurens 10 mei 1761, oud 64 jaar, nalatende 3 zoons. Uit ztin lste huwelik, met Hubertina van der Vliet : Thomas Jacobus (a), en uit zin 2de hu- welijk, met Adriana Aalst: Johannes Wilhelmus (a) en Hendrik Cornelis (c). (C) Cornelis, werd prop. bU de cl. Leiden 26 juni 1725, pred. te Benthuizen 8 dec. 1726 en te Ooltgensplaat 1732; aldaar overl. 1739, oud 38 jaar. (a) Thomas Jacobus, geb. te Hoogvliet 1 mei 1727, werd prop. cl. Utrecht, pred. te ‘s Heerenhoek 5 mei 1752, te St. Laurens, C. a. 7 mei 1758, te Brouwershaven 13 mei 1764 en te Vlissingen 28 juni 1772, waar hij overleed 12 dec. 1806, uit zijn huwelik met Anna Catharina van Vrieswijk, 1 maart 1758 gesloten, destijds wed. van ds. Johannes Kuypers, in leven pred. te Heinkenszand, slechts 1 dochter nalatende, Martba Johanna Hoog, toen gehuwd met J. Noordhoek te Vlissingen, (b) Johannes Wilhelmus, geb. te Brouwershaven 1734, werd prop. cl. Utrecht, pred. te Ritthem 24 act. 1762, te Oud Vosse- meer 25 nov. 1764, te Eindhoven c. a. 1 januarij 1772, te Alm- kerk c. a. 6 nov. 1774, te Axel 4 mei 1777, te Ritthem 14 juni 1795 en te Wolfaartsdijk 26 mei 1799; aldaar em. 18 dec. 1808, en overl. te Middelburg 27 febr. 1823, oud 88 jaar $n ruim 6 maanden. Terwil hij te Ritthem stond, huwde hij met zine nicht Martha Hoog, die na een huwelgksvereeniging van 46yJ jaar in den ouderdom van 77’/, jaar, den 13den mei 1809 te Middelburg overleed, eene ongehuwde dochter, Adriana Jacob&, nalatende. Uit dit huwelëk werd te Oud Vossemeer, behalve een zoon, Johannes Thomas (den 19den juni 1765 geboren, doch 478 ANTWOORDPN. vroegtijdig gestorven), ook nog, den 19den mei 1769, een zoon geboren, Willem Christoffel, die pred. werd te Rcckanje 11 sept. . 1791 en te Domburg 6 aug. 1797, waar hij overleed 23 dec. 1802, gehuwd zijnde met Magdalena Geertruida Alting. (c) Hendrik Cornelis, geb. te Brouwershaven, werd prop. cl. Schieland 24 junij 1,766, pred. te Wgdenes 17 mei 1767, te Werkendam 5 junij 1770 en te Purmerende 20 juni 1773, waar h$ overl. is den.. ..? Het is mi niet gebleken, of Thomas, in de vraag vermeld, tot de afstammelingen van Marinus (A) of Cornelis (C) behoorde, maar wel, dat Johannes Wilhelmus (6) hem bepaaldelijk z&mn neef noemde. Deze Thomas Hoog werd geboren te Rotterdam, 25 mei 1763, waar zijn vader, Johannes, schepen was. Hij werd pred. te Katwik aan den R;jn 1787, te Amersfoord 25 mei 1788, te .Leeuwarden 26 junij 1791 en te Rotterdam 28 act. 1792, waar hi den 28sten nov. 1829 overleden is, en niet, zoo als in de vraag staat, 24 nov. 1820. Hij was gehuwd met Johanna Scheltus. Zijn zoon, lsaäk Marius Jacob, geb. 1798, werd cand. Z. Holland in mei 1823, pred. te Graft 7 sept. 1823, te Krimpen aan de Lek 1825 en te Barneveld 1828, waar hij in 1868 emeritus werd. Diens zonen zlJn : 1. Gerard Adriaan Hoog, werd cand. in Gelderland 1849, pred. te Nieuwland 10 nov. 1850, te Dirkslaud 1854, te Bolsward 1858 en te Haarlem 1862. 2. Thomas Hoog, geb. 1829 te Barneveld, werd cand. in N. Bra- bant 1853, pred. te Hoogvliet, 7 januarij 1855, benoemd als pred. in Neerl. 0. Indië 13 april en bevestigd te ‘s Gravenhage 6 juli 1864; pred. te Pamakassan 1865, te Bandn 1866, te Makassar 1868, benoemd voor Bnitenzorg (Batavia) en met’ verlof naar Nederland 1869, eervol ontsl. en gepens. 1871, pred. te Diemen sedert 14 januari 1872. 3. Marinus Hoog, werd tand in N. Brabant, 1856, pred. te Beest 26 april 1857, te Breda 1863 en te Schiedam 10 nov. 1867. Wo~faartsdzjk. J. VAN DER BAAN.

Geslacht Roog. Niet de rotterdamsche predikant Th. Hoog overleed 24 nov. 1820, maar wel zijne echtgenoot Johanna Ja- ANTWOORDEN. 479 coba Scheltus van Amersfoort, geb. 16 juli 1766, met welke hg 2 dec. 1788 in het huwelbk trad. Door de welwillende mecledee- ling van hunnen nog levenden zoon Izaak Marinus Jacob Hoog, rustend predikant alhier woonachtig, kan ik aangaande dat ge- slacht nog iets meer geven. De oorspronkeltike naam der familie is Hogg, haar vaderland Schotland. Thomas (of Alexander) Hogg was een der voornaamste bevorderaars der reformatie in Schotland, hi bekleedde het pre- dikambt te Aberdeen. Zin zoon Alexander (of Thomas) Hogg was predikant in het noorden van Schotland, Diens zoon Thomas Hogg was predikant te Lieth en. gehuwd met eene kleindochter van den ridder Hary Logan van Lochstheeng. Een zoon en naam- genoot van dezen, wiens geboortetijd onbekend is, maar die den 24sten dec. 1692 overleed, was predikant te Lasker en gehuwd met Majory Murray, dochter van Philip Walter Murray van Phi- liphong. Een jongere broeder van hem was John Hogg, die eerst predikant was te South Lieth, in 1662, doch later bij de Schotsche gemeente te Rotterdam, waarhg omstreeks 1690 overleed. ‘s Mans portret hangt nog in het consistorie der Schotsche kerk. Van den anderen broeder, Thomas, was die Thomas een zoon, welke de stamvader werd van het geslacht hier te lande ; hi was het ookr die den naam Hoog aannam. Geboren te Lasker 4 aug. 1655, promoveerde h;j in de philosophie 1678. Na in of omstreeks 1686 rector geworden te zin van de lat+sche school te Goes, werd hij predikant bij de Engelsche -gemeente, eerst te Delft, daarna te Veere, en in 1699 ba de Schotsche te Rotterdam, waar hij in 1’723 overleed. In 1702 wees hg zeene beroeping tot hoog- leeraar te Aberdeen af. Den 2lsten mei 1687 trad hg in het huwelik met Johanna van Strgen, wed. Broedelet, geb. aldaar 12 april 1663, overleden te Rotterdam 31 maart 1710. Z&r zoon Marinus Hoog, geb. te Delft 1690, huwde 23 act. 1715 met Maria Catharina Weglinck, neb.b jte Sohiedami;1682, overl. te Schoon- hoven 22 dec. 1842. Den 27sten mei 1682 hertrouwde hi met Barbara van Hoogwerff, geb. te Brielle 25 aug. 1689, overl, te Schoonhoven 2 jan. 1770. Uit het eerste huwelgk werd geboren Johannes Hoog te Papen- drecht 1725 ; deze was de vader van den rotterdamschen predi- 480 AANTEEKENINOEN.

kan1 Thomas Hoog; hij bekleedde het ambt van schepen te Rot- terdam 1760-1793 en overleed aldaar in 1795. . Kaarlem. R. Id. C. VAN OOSTERZEE.

AANTEEKENINGEN,

Vaartuigen voor 1650 (vgl. A. R. IT). In de rekening van Bergen op Zoom van den jare 1558 leest men : ,de turfdragers zullen hebben voor tlossen van een crometevenschip 44 st. een dremmelaer 38 > een hauswager 34 D twee pleiten gerekend voor een eromsteven.” En in die van 1604: Bbet. Lamb. Michiel c. s. scheepstimmerluiden ter cause zy alhier in harinckhof hebben gemaekt een nieuwe drummelaer, welcke hier noyt en is gedaen, voor een foye vergunt vj car. gulden.” F. CALAND. ZUde. Nog in 1682 dacht J. Six van Chandelier te Amsterdam, dat zgde aan de boomen groeide. 3 . . . . dat in Taprobane de Syde ook sen de. bomen wast, welk, trouwens voor so veel het wassen belangt, wel zeker is, want ik voor desen wel 2 off 3 hulsen, waer de natuurlgke Syde noch in was, veele jaren heb bewaert gehad”. Zoo lees ik bij van Hasselt »Geldersch Maandwerk” 1, bl. 328. A. J. C. KREMER. Uitvinding der globen. Bi van Hasselt, Geldersch Maandwerk 1, 465., zegt Aernold Floris van Langelaer, dat hi en zin vader Jacob Floris van Langelaer de eerste z1Jn geweest, die de >globos tot directie van de Seevaart hebben geinventeert”. - Verder dat hg van vader8 en moeders wege uit Arnhem afkomstig is - anno 1580. Maar 40 jaren vroeger had Mercator reed8 eenen globe ge- maakt voor Granvelle en daaraan had hg het te danken dat hg uit de handen van het h. oficie geraakte. A. J. C. KREMER. VRAGEN,

Luchtreizen.Bi Collot d’Escury, Hollands roem enz., ai. 111. aant. bl. 6, wordt Lana Terzi, een geleerde Italiaan, die in de XVIIe eeuw bloeide, vermeld, die pgehouden wordt voor den eigen- lgken uitvinder der luchtreizen.” Wat is daarvan bekend 3 Hoe . werden die luchtreizen gedaan? Met eenen bol, zoodat Montgolfier daarvan niet de eigenlëke uitvinder zou zijn? Of op andere wijze?

AN T W 0 0 RD'E N,

& van Hardenbroek, enz. (Vgl. XXIV, bl. 446). De hoog edel geb. heer Gisbrecht van Hardenbroek, sedert nov. 1652 gouver- neur van Eulst en onderhoorige .:.forten, overl. in die betrekking den 18 act. 1658. Zie Smallegange, Chr. v. Zeel. bl. 765 en Lansberghe, Beschr. der stad Hulst, bl. 337. Hiermede kan ver- geleken worden het vroeger door mlJ medegedeelde, aangaande de gouverneurs van Hulst, in Navorscher XVI, bl. 108-113 en de aldaar vermelde meening, dat de majoor van Hardenbroek, die een roemr+jk aandeel had aan den gevaarvollen aanval op Naarden en aan de verovering van die vesting op de Fransehen, 6-11 sept. 1673, (zie Bosscha, Nederl. heldend. te lande, LI, 146) ;jn zoon geweest is. Wolfaartsdijli; J. VAN DER BAAN.

Israel. (Vgl. XVHI, bl. .201 en 277) Dat Israel een soort van bier is, bQjkt ook uit het genoteerde bij Smallegange, Chron. van Zeeland, waar op bl. 608 als biersoorten vermeld worden: Pharao, Israel en Moselaar. Die soort zal dan ook wel bedoeld zlJn in de aanteekening (l), bl. 146, van het werkje: De berenning van 482 AANTEEKENINQEN.

Aardenburg in 1672, door G., A. Vorsterman van Ojjen, waar gesproken wordt van Iseret (Uitzet P). . Wolfaartsdijk. J. VAN DYR BAAN..

AANTEEKENINGEN,

CONSTANTIJN &JIJBEN& PUNTDICHTEN UIT HET HOOQDUITSCH VERTAALD. Het XVe boek der Korenbloemen van Huygens (uitg. 1672) bevat, zoo als de titel vermeldt, »Sneldicht, Uyt Hoogduytsch Ondicht.” In de Voorspraeck zegt hg daaromtrent: Aen ‘t kleedsel van de kind’ren ebb ick min’ hand geschent: hoe veel haer dat kan hind’ren Aen ‘t ingeboren schoon, weet ick van allen best; Ick, diese glad en gaef gehaelt heb uyt haer nest. Ghy doet my niet als recht, indien ghy ‘t rein wilt scheiden Van ‘t onrein, en dan strgckt dit vonnis tusschen beiden ; Dit heeft de plack verdient, en dat den hoogsten lof, Dit heeft den Haesekop gedaen, en dat de Moff.

Er zullen er vermoedelik wel onder de tidgenooten geweest zijn, die aan deze oproeping gehoor gaven, zijne verzen vergeleken met het »Hoogduytsch ondicht” waaruit zi genomen waren, en oordeelden in hoe verre de vertaler zgne taak goed volbragt had. Doch dat oordeel is ons onbekend gebleven. Wel weten wy, hoe er in onze eeuw over het sneldicht van Huygens geoordeeld is; doch bg dit oordeel, al is het ook dat van mannen van kunde en smaak, kunnen wij ons niet neerleggen. Want zlJ hebben alles over ééne kam geschoren, zij hebben geen onderscheid gemaakt tussohen oorspronkelgke en vertaalde puntdichten. Tot de laatste . soort behooren vele. Niet alleen zin er, onder de vgftien boeken sneldicht, twee, waarbjj de dichter aangeteekend heeft, dat het- gene zi bevattten uit engelach, spaansch en hoogduitsch ondicht vertaald is, maar ook in de overige boeken zlJn verscheidene ver- taalde puntdichten, al wordt dat gewoonlik niet aangewezen. AANTEEKENINQEN. 483

Er was misschien onder onze landgenooten, twee jaren geleden, geen enkele, die wist waar Huygens voor de puntdichten van zijn vgftiende boek ten markt was geweest. Voor een deel is ons dat nu bekend. Toen de belangrijke handschriften van Huygens uit de bibliotheek, vroeger van het Kon. Instituut, nu van de hon. Akademie van wetenschappen, waar zij eene halve eeuw begraven waren geweest, werden te voorschijn gehaald en onderzocht, bleek het, dat de dichter bi verscheidene puntdichten den naam van Zingräff had gesteld. Men wist nu, dat men deze in de Teutsche Apophthegmata van dien schrijver te zoeken had. Ik heb het geluk gehad een exemplaar magtig te worden der vertaling van dit werkjen. De titel is: Duytsche Apophthegmata, of kloeck-uyt-gesprokene Wysheydt. Bestaende in Sin- Pit- Punt- en Spot-Redenen, van Pausen, Bisschoppen, Keysers, Koningen, Vorsten, Heeren, Edelen, Geleerden, etc. Vol leersame Spreucken, aerdige Hof-redenen, gedenckweerdige Spotterye, deftige Gelgcke- nissen, geestige Antwoorden, etc. Door Julius Wilhelm Zincgreven Der Rechten Doctor. Met eenige Spreucken vermeerdert door Johannes Leonhard Weidner. Amst. Joh. v. Ravestein 1669. kl. 80. Ik heb den geheelen, vrij langen, titel afgeschreven, omdat die - wat niet alle titels doen - den inhoud van het boek zeer duide- lik te kennen geeft. De Hollanders der 17e eeuw hadden veel met dergelike boeken op. Van Jan de Brunes Jok en ernst bestaan verscheidene uitgaven, van de Apophthegtuata Christiana van Baudart ten minsten tien. Geen wonder dat ook de verzame- ling van Zincgreven hier de aandacht van vele trok. Vooral aan Huygens moest zlJ welkom zin. H.jj, wien boven alles aantrok wat kort, krachtig, zinrik, geestig was, moet dat boek gelezen en herlezen hebben. En daarbij kon hjj het niet laten bljjven. Wij weten, dat hg gaarne eene geestige gedachte, die hem inviel of die hjj hoorde uitspreken, in rirn bragt en begrgpen dus dat hjj eene verzameling, die hem zooveel stof daartoe bood, niet ougebrnlkt kon laten. Van de 258 puntdichten, die in het vgf- tiende boek der Korenbloemen voorkomen onder den titel, Sneldicht uyt Hooghduytsch Ondicht, is dan ook ruim de helft uit Zinc- grevens boek vertaald. Hoe heeft hij dat gedaan ? Heeft hij depEr& of heeft hij lof verdiend? 484 AANTEEKENINGEN. Ik geloof, dat eene vergeliking met het oorspronkelOke ons regt geeft er een zeer gunstig oordeel over uit te spreken. Het is waar, niet al deze vertalingen zlJn even gelukkig uitgevallen. Laat ik beginnen met op dat minder goede te wizen. Is het altgd af te keuren, dat men onnoodige woorden gebruikt, in een puntdicht is het dit inzonderheid. Het moet kort en krachtig zin: geen enkel woord moet men er in bezigen, dat zonder schade gemist kan worden. Maar daarom is het ook zoo hoogst moeie- lik, een geestig gezegde of anecdotc in proza, tot een puntdicht om te werken. Rgm en versmaat maken het hier den dichter zeer lastig. Huygens heeft het ondervonden. Meermalen hebben z1J hem genoodzaakt iets bij te voegen en h$j is daar niet alt$d even gelukkig in geweest. ,Als hij [Lodewijk X11] hoorde” zegt Zinc- greven, bl. 507, »dat eenige jonckers geweldigh op haren adel pochten en haer verhooghmoedighden, alhoewel sy anders weynigh hert en dapperheydt hadden, seyde hy lacchende: wat behoeft hier veel pocchens en snorckens? Eenen degen voor alle dese thien jonckeren was alleen genoeg.” Huygens vertaalt dit aldus (n” 256). Wat dunckt u, wijse lie’n van Adel, van die pronckers, Met ah’ die linten, en dat onnutt stael op zy? Sy siender fel1 uyt: maer, stond het gesagh aen my; Een degen waer genoegh voor seven sulcke jonckers.

In dit puntdicht, dat wij voor het overige zeer wel geslaagd mogen heeten, zin de woorden astond het gesagh aen my” overtollig. In no. 233, Onthoudt uw’ Boden niets, ten halven noch ten heelen: 800 veel ghy haer besteelt, leert ghys’ haer’ Meester stelen,

hindert de laatste helft van het eerste vers minder, omdat er in- derdaad iets in gezegd wordt wat ter zake dient, al kon het ook gemist worden. Maar die bivoeging en het stroeve tweede vers maken toch, dat de bergming ons minder bevalt dan het proza (bl. 482), B Wie aen s& Huys-gesin, Maeghden of Knechten, een Dief werdt, aan die werden sy wederom tot Dieven.” Er zijn er meer onder deze puntdichten, waarin blikbaar -het - hANTBB&KNNGLflN. 4% . rlJm onzen dichter tot veranderingen bewogen heeft, die geene verbeteringen zijn. Zoo b. v. no. 111, Tck vraeghd’ een van min’ Neven, Hoe maeckt ghy ‘t met uw leven? Als een Prins, sei de Vent; ‘k Hebb kost en dranck genoegh, en schulden sonder end. B1J Zincgreven bl. 170 staat, Bhoe hij leefde.” Dit is en eenvou- diger en beter Hollandsch dan ahoe maeckt ghy ‘t met uw leven,” en het antwoord past er ook beter bi.

In eenen dagh, sei Hans, was hy van Cóln gereden Op Schaetsen in den Hsegh: S@ knecht viel in s$’ reden, En sei, in eenen dagh, min’ Heeren, dat is waer; Maer ghy moet weten, ‘t was de langhste dagh van ‘t Jaer. Zoo verhaalt Huygens (no. 195). Maar hg laat hier, al weer door het rijm er toe verleid,, den knecht iets doen wst hem niet betaamt, namelik zinen heer in de reden vallen. Bi Zincgreven had hg dit niet gevonden: dear (bl. .469) spreekt de knecht zijnen heer voor en zegt wat wi hier in de twee laatste verzen lezen. Eenen enkelen keer schijnt het, dat onze dichter wat vlugtig heeft gewerkt en daardoor iets vergeten, wat niet verzwegen had moeten worden. rr;j zegt no. 73; Jan hoorde, ‘t was verboden Geld, goed, of eetbaer’ waer, gebraden of gesoden, Te nemen voor Qeschenck ; En sei genuchelick: wel siet toch eens, ick denck ‘t Volck neemt my oock al1 voor een’ Raedsheer; want min leven En werdt my niet gegeven. H1J had hier in de eerste regels mooten zeggen dat het den raadsheerelz verboden was iets aan -te nemen, zoo als hg bU Zinc- greven (bl. 224) vond. Door het weglaten daarvan, wordt het quntdicht minder duidelik. Hu verhaalt (no. 3), Een Jode die vvat salvon, kost5 Die ‘t stelen wel. ten heelen, 486 AANTEEKENINCEN.

En ‘t meesteren ten halven kost, Nam Jan-buer sen te heelen: Gedurende de meester-tgd Raeckt Jan al1 vast sen Ruyntje quijt, Al1 kan hy ‘t niet doen blacken, Door ‘s Meesters snoo praotgcken : ‘t Is van den Jode wel bedacht Hy heeft Jan op de been gebracht.

Niet alleen wordt bi Zincgreven (bl. 136) gezegd, dat de Jood Bondertusschen het peerdt van den siecken stal”, wat Huygens niet duidelik genoeg uitdrukt, want zene woorden kunnen ook anders opgevat worden ; maar daar heeft bovendien de patient seen quaedt been,” waardoor de woordspeling nog beter uitkomt. Er valt meer aan te merken op no. 157, Phlip socht een’ Knecht en had niet t’ eten: Wie heeft oyt sulck een’ bloed geweten? Ick seide, een knecht, Phlip, zit ghy geck, In dese sware diere tiden? Ja, seid hy, ‘k hebber een’ gebreck Die my gebreck magh helpen lijden.

Vergelijken wë hiermede wat we bë Zincgreven bl. 435 lezen: BVan eenen, die een yegelgck schuldigh was, en daer-en-boven nu niet meer ten besten had, en evenwel noch een Lackey achter hem liet gaea, sprack hy aldus: Even als of desen mensch niet alleen honger l$den konde; soo moet hy noch een ander hebben, die hem helpt honger lijden”. Het gezegde is van J. L. Weidner, den vervolger van Zincgrevens boek, die gul genoeg is ook zijne eigene geestigheden den lezer mede b deelen. Huygens heeft hier, hetgeen hg vond, veranderd en door die verandering geheel bedorven. Wànt dat iemand die vroeg.er in weelde leefde, later, wanneer tij weinig meer heeft of zelfs onder nul is, nog eenen grooten staat blijft voeren, is iets wat men niet zelden ziet. Maar eenen knecht te zee&, wanneer men zelf broods gebrek heeft, is het werk van eenen krankzinnigen. Volkomen duidelik is wat Zincgreven ons bl. 507 mededeelt. AAXTEEKENINGEN. 487

> Petrarcha seyde menighmael, dat’ er geen verdrietiger, onhoflijckor noch ongeschickter als een geleerde nar was ; want den soodanigen had s$ geleertheydt tot instrumenten (of werck-tuygen) waer door hy sijn dwase sotheydt of sotte meeningen verdedighde en beweerde.” Huygens geeft dit op deze tijze weer (no. 254): Dirck heeft veel letteren in ‘t hoofd, maar noch meer muysen Bevind ick in dat hoofd die letteren te pluysen; En door die letteren geraeckt dat hoofd in ‘t warr: Geen grooter ongemack als een geleerde Narr.

Dit is duister, en verward bovendien: want het zin niet de lett’e- ren, maar de mugsen ‘), die het hoofd in de war maken. Niet gelukkig heeft Huygens ook het volgende weergegeven (Zincg. bl. 212). mals eener den Scholam Salernitanam seer prees, handelende van de bewaringh en onderhoudingh der gesondheydt, soo seyde hy (dr Livius Finck): den besten regel der gesondheydt was dese, die den hooghsten mede@-meester selfs uytgesproken had: In ‘t sweet uws aenschgns snlt ghy u broodt eeten.” Hij maakt daarvan no. 77, Wat light Aptekery ons ingewand en quelt? Veel beter Recipe dan ‘t schepsel kan versinnen Is by den oppersten Geneser vast gestelt; In ‘t sweet uws aengesichts sult ghy uw Brood gewinnen.

Dr. Finck &st met reden arbeid aan als het beste middel om de gezondheid te bewaren, maar uit de eerste regel bg Huygens zou men opmaken, dat he den arbeid voor .het ,beste middel hield om ziekten te genezen. Weidner deelt onder tijne geestige gezegden ook dit mede (bl. 439). mals een oudt man van 71 jaren sich verhouwel@kte aen een maeghdeken van 17 jaren, seyde by : hier heeft een verkeerde 17 sich aen een rechte 17 getrouwt.” De aardigheid is niet van de fijnste ; maar z$ valt geheel in het water bg Huygens, die haar dus weergeeft (no. 147):

1) Hij denkt hier aan de spreekw~re, maizenneaten in het hoofd hebben. Jan een en seventigh, en Neeltje seventhien?, Dat ‘s een schoon Houwelick om lacchend’ aen te sien. Maar 71 is 17 van achter : Die ‘t soo las, maeckte Nee1 haer ongeluck veel sachter.

Ik ben begonnen met het minder goede in deze vertalingen van Huygens aan te wgzen. Dit is betrekkelik weinig. Hier en daar zeker had hij beter kunnen vertalen. Maar wi moeten niet vergeten, dat het werk dat hg op zich nam niet gemakke%k was en vooral niet, dat tegen het minder goede veel meer overstaat, dat lof veqlient. Zinogreveq en zen vervolger geven ons in hun hoek eene ver- zameling qan geestige gezegden. Nu en dan zijn ze van eenen ongenoembeu edel&nfln of boer of soldaat, maar meestal van meer of minder bekende historische personen. Het zlJn dus voor een gropt deel historipche anecdoten. Dergelijke anecdoten in tijm gebragt, vintin wi be verscheidene onzer dichters onder de punt- dichten opgenomeq,. FQ vin$en b. v, de volgende bU &angend$q.

Als Oxfort stond te recht voor ‘t Engelsch Parlement, Om ‘t vonnis van zyn dood of leven, aan te hooren, Sprak hy met moed aldus: n)yn leven is verloren, Zo ‘k schuldig word verklaard; doch werde ik vry gekend, ‘k Zal lachen dat ik bar,st. Dus moet hy; ‘t leven derven, Door handen van den beul, of door het lachen sterven.

Langendik had dit verhaaltjen in beteren vorm kunnen geven. Wie de man was, die, toen hg voor zëne regtars, stond, POO sprak, is voor zëne lezers van weinig belang. Op het geestige .gezegde alleen komt het aan. Dit, wordt er niet mger of vinder geestig 0111, hetzij Oxford, heteg een andq het laat hooren. Maar, borendien, de dichter heeft voldoende +den om te onderstellen, dat vele ziner lezers niet weten w%ie die Osford, is. Dit hindert hen eeniger- mate en. zjj zullen da+rwa he,t puntdiçhb q& minder genoegen lezen, dan zij doen zouden indien die nqqu niet genoemd was. Huygens zag de zaak beter in. Hij bedacht, dat ha niet historische anecdoten schreef maar epigrammen. Aan de namen van al die “pausen, bisschoppen, keyaera, Ironiogan, vonaten, heeren, edelen, AANTEEKENINQEN. 489

geleerden etc,” die Zincgrevea en Weidner laten spreken, hadden de lezers van zin Sneldicht niets. De meeste waren hun zelfs onbekend. De schrivers der Apophthegmata hadden gel+, dat zij die namen noemden. Zij gaven historische anecdoten, en waar z1J onderstelden dat de personen, wier geestige gezegden zij mede’ deelden, onbekend waren aan de lezers, voegden ze er eenige verklaring bë. Maar dat kan een puntdichtschrijver niet. Huygens begreep dit. Waar geen naam behoeft genoemd te worden, waar het gezegde op zich zelf kan staan zonder dat de spreker vermeld- wordt, geeft hg dat gezegde zonder meer. Is het volstrekt noodig dat de spreker genoemd wordt, ook dan kwelt hi z$e lezers niet met al die vreemde namen ; maar het is Jan of Dirk, Teun of TUs die het zegt. Hg verandert de groote of geleerde heeren in maunen uit het volk. Johan Geiler van Kaisersberg wordt Jan, Luther wordt Klaas, keizer Frederik 111 wordt Andries. Zoo trekt hg die mannen, die’ver van zine lezers af staan, in hunnen kring. Wat op verren afstand van, hen gebeurd is, laat hU in hunne nabiheid, voor hunne oogen. gebeuren, en nu stellen zi er dubbel belang in. > Als hU [Eobanus Hessus, een poeët] van eenige bestraft wierd, vermits hy soo geerne win dronck, soo soude hy haer. alsoo geantwoordt hebben: ghy seght veel van min win drincken, meer ghy swgght van min grooten dorst.” Zoo verhaalt Zinc- greven (bl. 172). Maar Huygens zegt (no. llO),

Klaes Janszoon Poyer klaeght, ‘t zin redenen die stinoken, Daer mé s+ goede naem gestadigh werdt bemorst: Elck een klapt van s$ drincken, Maer niemant van sj,in’ dorst. Uitmuntend vertaald. Die Eobanus Hessus, wie ziner lezers die hem kent? Een van de twintig misschien. Maar Klaes Jansz. Poyer is deze of gene bekende dronkaard: bi, het lezen staat er ieder terstond een voor den geest, Zij zien hem voor zich, zij hooren het hem zeggen. Laat ik nog een paar voorbeelden hierbg voegen, die bewgzen hoe Huygens hetgeen hU bi Zincgreven vond verbeterde, door het duideliker, aanschouwelëker voor te stellen, Bi Zincgreven lezen WU bl. 226: DEenen vraeghden aen een visscher tot H., wat hy 490 AANTEEKENINUEN. nemen wilde (versteende hoe veel geldts) om hem te water in ‘t naeste dorp te voeren ? waarop hy antwoorde: een schuytje.” Huygens zegt (no. 117),

Ick vraeghdën op het Veer aen twee dry loose Boeren, Wat dat hg nemen eou diem’ over Maes sou voeren ? Siet wat een vragen, seid een guyt, Wat soud hy nemen als een’ schuyt?

Het onbekende H. is hier door een veer aan de Maas vervangen en de gebeurtenis dus naar eene bekende plaats overgebragt. Iets dergelgks vinden w$ in n” 42, Dirck sagh van si@’ twee Broers een’ tot de Galgh vermesen, Een’ uyt de Leidsche Kaegh verdroncken in de Meer: En sprack verheugelick, dit ‘s een goed Broer-jaer ; Heer, Of ‘t naeste Jaer soo goed een Suster-jser wou wesen !

Het is eene flaauwe aardigheid, maar Huygens heeft haar toch vrij wat levendiger verteld dan Zincgreven (bl. 335), BTwee ge- broeders beyde op een jaer verdroucken einde, seyde den derden broeder: Dit is een goedt broeder-jaer geweest,, God g%ft dat het volgende jaer soo goeden suster-jaer wesen moet.” De lezer hoort niet eenvoudig van een paar personen die verdronken zijn, maar hij ziet den eenen aan de galg wapperen en den anderen, terwgl hij met de leidsche schuit reist, in de Haarlemer meer over boord vallen. BEenen klaeghden,” zoo luidt eene andere anecdote bij Zine- greven (bl. 337), Bdat de kleer-maker hem s&r kleedt van achter veel langer als van vooren gemaeckt had. Den kleer-maker beval hem te bucken, en doe waren sy gelgck; waer op hy aldus uyt voer: Daer siet ghy nu, dat ick u het kleedt tot arbeydt, en niet om mede uyt lanterfanten of ten dans te gaen, gemaeckt heb.” Vergeliken wi daarmede Huygens (no. 26).

M1Jn Sngder hadd min’ Meid haer keursje mis gesne’en; ‘t Hingh achter veel te langh, en voor ter halver been. De Sfijder sei, ‘t was wel, in ‘t boeken sou sy ‘t mercken ; Dan hingh het voor gelijck, en ‘t was haer nutter soo, hANTEJ!XENINQEN. 491

Dan of het beter waer; sy hadd een’ keurs van noo, Niet om te wandelen, maer om staend’ in te wercken. Bjs Zincgreven zijn het Beenen,” een zeker iemand, en een zekere snider, die in het verhaal voorkomen : bi Huygens zqn sngder en zijne meid, dus weder bepaalde en eenigzins bekende personen. (Het slot in het yolgende nommer.) ’ P. LEENDEEI% WZ.

Opschriften op schoorsteenen. (XXIV, bl. 360). In de gelagkamer der herberg te Schuddebeurs, tusschen Zieriksee en Noordgouwe, stond, gedurende eene reeks van jaren, aan den schoorsteen in sierlgke letters, mede de vraag: »Wie weet of ‘t waar is ?” BG de restauratie van dit gebouw is het, naar ik meen, verdwenen. Wolfaartsdijlc. J. VAN DER BAAN. [Een opschrift, dat wel past in gelagkamers, plaatsen waar veel klaphout verschoten wordt.]

Opschriften op schoorsteenen. Als gedeeltelik antwoord op de vraag van den heer A. J. C. Kremer strekke’, dat in het kasteel te Echteld (bij Tiel) een prachtige schoorsteenluifel wordt aange- troffen, voorzien van uit hout gesneden alleenstaande beeldjes, met de onderschriften : Prudentia, Fides, Justitia, Charitas, Pa- tientia, Spes, Temperantia. Aan de eene zide van dien luifel staat 1271 ingesneden, zinde hoogstwaarsch@gk het jaar der stichting van het kasteel; aan de andere egde leest men 1’771, vermoedelik het jaar der restauratie van dien schoorsteen. Midden voor dien luifel ziet men in verheven sniwerk het wapen van het adellijk geslacht van Wijhe van Echteld afgebeeld, bestaande in een schild van zilver (entrecoupé et émaillé), beladen met eenen rooden, klim- menden, getongden leeuw, gekroond van goud; aan weerszgden vier blaauwe staafjes of turven, met den uitkomenden leeuw als helmteeken. Op den schoorsteenrand staan de voorletters der namen van de successive eigenaren en bewoners, links en rechts promiscue ingesneden met het jaartal van hun overlëden er onder, achter of boven. De namen, in orde gerangschikt en behoorlik aangevuld, luiden aldus : Jorde van Wijhe + 1300. Johan van Wghe + 1349. m2 AMtl%kU?mNt.

Johan van Wghe t 1371. Otto van W1Jhe + 1399. Otto van W;jhe + 1438. Jorde van WUhe t 1468. Otto van WUhe t 1520. Jasper van Wëhe + 1568. Otto van Wijhe -l- 1616. Reinoud van Wghe + 1649. Otto van Wghe t 1732. Christiaan Reinoud van Wghe =/- 1749. Willem van Wassenaar + 1783. Willem Frederik Hendrik van Wassenaar $ 1799. W. E. J. van Balveren t 1865. nosce te ipsum. C. W. J. E. van Balveren. Ook wist men den bezoeker in eenen der menigvuldige kluis- kelders eeu sterk gemetseld, afgeschoten vertrek, nog steeds bekend onder den naam van nhet hok van Jan van Welie”, die daar den hongerdood moet hebben ondergaan. Meer weet men er echter niet van te zeggen. en de volkstraditie zw& er verder geheel van. Zoo iemand omtrent diens persoon, leeftid, lotgevallen enz. iets naders mogt weten, hg hebbe de goedheid zulks òf door dit t;jd- schrift of schriftelijk mede te deelen aan Eek en Wiel. J. ANSPACH.

Tabak rooken (XXIV, bl. 384). De gewoonte van rooken is eerst onder de regering van Achmed 1 in 1605 in Konstantinopel in gebruik geraakt, zegt Ch. White; nu rookt men er buitensporig. Vijftien pijpen per dag is niets buitengewoons; in groote huizen gebruikt men meer dan Y en 4 pond. De rjSken rooken slechts het bovenste van de pip, haimak (room) geheeten. - Abdul Med- sohid duldde niet dat in zine tegenwoordigheid gerookt werd. Verscheidene sultans beproefden het rooken te verbieden. Murad IV verbood het rooken, koí?ljdrinken en opiumschuiven op dood- straf; evenwel kon hU aan die iiadat geen einde maken. A. J. 0. KREMER. Zeekaarten, teekeniugen en e&ilderijen. Toen het archief van den levantschen handel in het begin van het jaar 1828, in het Rijks Archief werd overgebragt, bevond zich daarbij een ~Inventaris van .Documenten en zaken, behoord hebbende aan de Directie van den BLevantschen handel 1810 met Kantteekeningen van 1812 en 1814.” Op bl. 36 van dien inventaris vindt men aan het hoofd, wat wd boven deze vraag plaatsten, en daar deze zeekaarten, teekenin- gen en schilderijen niet bi het Rijks Archief zin ingekomen, wenschten wg gaarne ingelicht te worden, waar het hier onder volgende te vinden is: Kaart der kust van Tschesme, alwaar de turksche vloot in den vorigen oorlog door de Russische regering aangetast en verbrand is geworden. Kaart van de Krim door Kinsbergen ; op n” 23. Een portefeuille met de zeekaarten van alle de spaansohe -2 havens en eilanden in de Middellandsche Zee, benevens twee 1 A delen van beschrijving derzelve. Op kosten des koning op z$ genomen en uitgevoerd. Zinde een present door den consul $8 Lobé in den jare 1788, aan de Directeur gedaan. 1 4 Een groote kaart der kusten van de Middellandsche Xee en den Archipel. - Op n” 71. Een kaart der zee van Marmora. Een idem van de Kaspische Zee. Een oude kaart der stad en wateren van Venetien. Grondrisen pro61 van het oude verbrande paleys van Ambas- sade te Constantinopolen. Idem van het tegenwoordige (7 stuks teekeningen). - Op n” 23. Zeegevegt voor Livorno tusschen de Nederlandsche en .$ngelsche vlooten onder het bestier van den Commandeur Jan van Galen en Sir Appleton* op den 14 Maart 1653. - In het kabinet van den Intendant Generaal. 494 VEAG’EN.

Gezigt van het Canaal van Constantinopolen en het Serail, genomen uit het Paleys van Ambassade. - Idem. Twee gezigten van Eylanden in de Zee van Marmora. - Een idem - een op n” 23. Audientie van den Ambassadeur Kalkoen bij den Grooten Heer, tot overlevering zijner Credentialen. -. Op n” 23. Gezigt der stad Smirna en receptie van den Consul de Hochepied in den Divan te Smirna, en het ontvangen van ververschingen ter gelegenheid van het vertoonen van zlJn Consulair patent. - Op na 23. Nader gezigt der Stad en Haven van Smirna. .~.- Op n0 23. De sultan te paard rijdende naar de Mosqué. - Op n” 23. Vertooning van de Stad Aleppo en het Beirams feest -.- Op n“ 23. 32 Schilderijen, voorstellende de Kleedingen der Sultans, Minis- ters en Amptenaren der Porte, als ook die van de bewooners der eylanden van den Archipel; met het gedrukte onderrigt in een listje bevat. - ‘31 in een kast op n” 23, 2 los aldaar. Drie Borden der Naamlijsten van den Saccessive Directeuren en Secretarissen. - Pakhuis. Het is toch niet wel aan te nemen, dat deze over het algemeen zoo belangejke verzameling geheel zou zlJn verdwenen. Mogt dit geschrgf onder de oogen van een der leden van de Kunst-commissie of der correspondenten komen, zoo wenschten wij hem ernstig op het hart te drukken daaromtrent nasporingen te willen in het werk stellen, opdat zoo ze mogten worden gevonden, de kaarten bi de verzameling in het RUks Archief en de-schildergen in onze musea eene plaats bekomen. l LABORANTSR.

ANTWO,ORDEN, ,

Paul Henri Marron (XXIV, bl. 433). Naar aanleiding van de vraag om eenige inlichtingen omtrent dezen parijschen predikant, met wien de vader van Paul de Rock op vriendschappelijken voet verkeerde, kan ik het volgende mededeelen. ANTWOORDEN. 495

Den 12 april 1754 te Leiden geboren, werd hi reeds vroeg bestemd voor den dienst der waalsche kerk. In 1770 ontving hij een vaceerende studentenbeurs en begon hg zijn theologische studiën aan de hoogeschool ziner vaderstad. In 1775 werd hij op de synode te Brielle tot proponent bevorderd, en een jaar later te Dordrecht beroepen zinde, legde hij in 1776 op de synode te Delft het peremptoir examen af, Zes jaren lang bekleedde hi in Hollands oudste stad de evangeliebediening totdat hi in 1782 tot gezantschapsprediker bg de legatie van H.H. H.H. M.M. de Staten Generaal te Parijs werd benoemd. Men weet dat de vogelvri verklaarde protestantsche gemeente van Parijs in de kapel der nederlandache ambassade een veilig toevluchtsoord meer dan een eeuw lang vond. Daar werden de registers van geboorte, overlijden enz. gehouden, die nog bestaan en tot 1713 opklimmen. Met de fransche revoIutie brak er een betere tid aan. Maar reeds in de jaren die die gebeurtenis onmiddellgk vooraf gingen, maakte men gebruik van de milden geest die vaardig was ge- worden over gansch FranknJk, om de dood gewaande gemeente uit haar graf te doen verrijzen. Rabaut S. Etienne (die in 1789 tot president der constituante benoemd werd,) de zoon van den beroemden pasteur du désert Paul Rabaut, Lafayette en anderen ba wie Marron zich aansloot, wisten in 1787 de erkenning der Protestanten te verktijgen. Marron legde zin betrekking van ge- zantschapsprediker neêr en werd de eerste predikant der. Her- vormde gemeente in Frankriks hoofdstad. Vgftig jaren lang oefende hë z&r dienstwerk te Par& uit. In 1793, in de dagen van het schrikbewind, werd hg gevangen genomen, doch onder borgstelling van den kerkenraad ontslagen. Bi de instelling der dekaden, nam hg geheel vrgwillig een vermeerdering van werkzaamheden op zich, door niet alleen op dien officieelen feestdag, maar ook op den zondag een godsdienstoefening te leiden. Op nieuw gevangen genomen en op het punt van ‘t schavot te beklimmen, had hij aan den 9den thermidor zin behoud te danken. Verhinderd tijn dienst- werk weder op te vatten, vond hij zin levensonderhoud als be- ëedigd translateur voor de hol]. taal bij het ministerie van marine. In 1802 werd door den eersten consul de toestand der protes- tantsche gemeente te Pa+ geregeld en Marron in zin post her- 496 ANTWOOB.D.EN. steld. Den Hervormden werden toen 3 kerken en 3 predikanten toegestaan. Jdarron werd president van het consistorie. In 1830 vroeg hij een hulpprediker. Twee jaren later, na eenen 50jarigen evaugeliedìenst, stierf hg (31 juli 1832). Amsterdam. M. A. PERK.

Beode vlag met zwaardhoudenden arm (XXIV, bl, 37, 218). De vlag van Polen was mi bekend ; maar hoe komt deze op onze oostindische en andere schepen? ’ ’ . LABORANTRR.

Lex Phaath (XXIV, bl. 289). Graff Sprachsch. 111, 325, die dezelfde plaats aanhaalt, geeft er nog eene uit hetzelfde stuk, But securi essent de illo, censu quem illorum antecessores persolverunt, et illorum legem, quae vulgo dicitur phaath, plenam habuisse sicut ceteri alamann?‘. Uit een paar andere plaátsen aldaar geciteerd, *Charles phaath = lex Caroli” en ,er lerte uns die phahte,” wat wel beteekenen zal, hg leerde ons de wet, zou men opmaken dat piraatlr een woord was bij de Alemannen in gebruik in de beteekenis van wet. Nog eene plaats haalt, Graff aan, waar het woord voorkomt, namelgk : Bzele du zesamine die tiuristen under in, ire namen sulen chunt sin, die sin in ire geslahte an der vorderieten phahte.” ZU is ait eene bergmde vertaling van de boeken van Mozes en ik meen er Num. 1. 2-4 in te herkennen. De laatste woorden staan dan voor principes tribuum ac domorum in cognationibus suis, en de beteekenis zal zin Bdie in hun geslacht met de aanzienlikste in verwantschap sfaan”. Graff vraagt of phaath het latinsche pact urn is. Als wij zien, in welke beteekenis het voorkomt in de verschillende door hem bi gebragte plaatsen, dan kunnen wi daarop, meen ik, met gerustheid ja antwoorden. P. LEENDERTZ WZ.

Het geslacht Braet (XXIV, bl. 244, 411). Het geslacht Braet moet volgens overlevering uit Vlaardingen afkomstig zin. Met zekerheid weet men, dat aldaar omtrent het midden der 18e eeuw een Jacobus Braet notaris was. ANTWOQRDEN. 497

Voorts heb ik van die familie de volgende personen kunnen opsporen. 1. Jacobus Braet, geb. 6 juni 1682, overl. 2 dec, 1745. 2. Pieter Braet, geb. 22 mei 1706, overl. 8 oct. 1734. 3. Johann& Braet, geb. 28 febr. 1708, overl. oiíbekend, gehuwd met prof. Bartholomeus Hermanus de Moor, geb. 1712, overl. 1789, te Gouda. Uit dit huwelik geene kinderen. 4. Nicolaas Braet, geb. 7 sept. 1710, overl. . . . . 1744. 5. Jacobus Braet, geb. 3 sept. 1712, overl. 29 nov. 1775. 6. Catharína Johanna Braet, geb. 17 maart 1719, overl. . . . . 1780 ; gehuwd met lsaac Tromer. Uit dit huwelijk bekend 2 kinderen. 7. Jan Braet, geb. 22 maart 1722, overl. . . . . 1802, gehuwd met Poulina Maria Scheltus, geb. 18 januad 1733, overl. 1798. Uit dit huwelijk zes kinderen. 8 Agatha Braet, geb. 9 febr. 1724, schint jong overleden. 9. Adrianus Braet, geb. 3 sept. 1728, overlëden onbekend. 10. Maria Braet, geb. 8 mei 1729, overl. 11 aug. 1780, gehuwd met mr. Isa%c Scheltus van Leusden. Uit dit huweltik 4 kinderen. ll. Pieter Braet, geboorte en overlgden onbekend, gouverneur van Suriname, gehuwd met Sara Jacoba Becker, geb. 1741, overl. 1803. Deze Sara Jacoba Becker, wed. van Pieter Braet, is her- trouwd met boven vermelden qr. Isaac Scheltus van Leusden.

Kinderen van Jacobus Braet (zie 5) 1712-1775, gehuwd met N.N. Johanna Brnet, geb. 20 nov. 1740, overlgden onbekend.

Einderen van Catharina Johanna Braet (zie 6) en Isa&c Tromer, bekend 2 kinderen: . . . . Tromer, gehuwd met ds, Vogelsanck. Uit dit huwelgk 4 kinderen. Johanna Tromer, geb. 20 juli 1751, overl. teHeusden omtrent 1825.

Jan Braet en Poulina Maria Scheltus (zie 7) hadden 6 kinderen: a. Johanna Braet, geb. . . . . 1755, overl. 1819, eerst gehuwd met den majoor Robbert Scott. Uit dit huweek 2 kinderen, beide overleden.; hertrouwd met . . . . Liotard. Geen kinderen.

I 498 ANTWOORDEN.

b. Cornelia Braet, geb. 1757 overl. 2822, gehuwd met dr. Fre- derik Augustinus Hondorff Black. Uit dit huwelgk zes kinderen, alle overleden. c. &Ir. Otto Braet, geb. 1760, overl. 1816, gehuwd met Wil- helmina Oopius Peereboom. Uit dit huwelijk geene kinderen. d. Jacoba Braet, geb. 1761: over]. 1838, geh. met mr. Martinus Copius Peereboom. Uit dit huwelëk drie kinderen, alle overleden. e. Bartholomea Hermana Braet, geb. 1763, gehuwd met mr. Carel Frederik Brand. Uit dit huwelik drie kinderen, overleden. f. Maria de Moor Braet, geb. 28 dec. 1778, overl. 20 sept. 1852, gehuwd met Adam Rudolph Carel von Überfeldt, geb. 1778, overl. 1832. Uit dit huwelëk 2 kinderen, Maria Charlotte en Jan Braet, nog in leven. Kinderen van Alaria Braet, geb. 1728, overl. 1780, gehuwd met mr. Isaac Scheltus, ‘geb. 1739, overl. 1800 (zie 10). Uit dit huwe- lik 4 kinderen. a. Otto Scheltus, geb. 1764, overl. 1837, gehuwd met Sophia Geertruida van Coeverden. Uit dit huwelijk 12 kinderen. b. Johanna Jacoba Scheltus, geb. 1769, overl. 1788, gehuwd met Thomas Hoog, geb. 1763. Uit dit huwelijk 2 kinderen. c. Cornelia Scheltus, geb. 1767, overl. 1837, ongehuwd. d. Jacoba Johanna Scheltus, geb. 1769, overl. 1806, ongehuwd. Amsterdam. sm 13Rd1.w VAN I~BERFELDT.

AANTEEKENINGEN,

COmNSTANTIJN HUIJQENS. PUNTDICHTEN UIT HIT HOOCIDUITSCH VERTAALD. (Vervolg van Zd. 491.) Buyqens, zeide ik, begreep het onderscheid dat er is tueschen anecdote en puntdicht. Een ander bewijs daarvan vinden wU hierin. In menige anecdote, door Zincgreven vermeld, spreken twee personen, de eene vraagt en de andere antwoordt, of op het gezegde van den eersten spreker maakt de tweede eene aanmer- king. Die dialoogvorm past gewoonlik niet voor het epigram : AANTEEKENINGEN. 499 vaak wordt het dichtjen er te lang door of wordt de aandacht van den lezer te veel verdeeld. Huygens zag dit in en meermalen geeft h$ daarom, wat bij Zincgreven dialoog is, in anderen en beteren vorm. Zoo b. v. in no. 30 : Ghy kont niet in de Kerck geraken, Men drinckt’ er niemant toe ; Jan hebt ghy dat geseit ? Wat wilt ghy in den Hemel maken? Men doet ‘er geen bescheid.

Zincgreven heeft daarvoor (bl. 310): BSeker duytsch soldaet seg- gende: Wat soude ick in de kerck doen? daer drinckt niemandt den anderen toe. Wierdt van hem [J. L. Weidner] aldus bejegent: Wat Roud ghy dan in den hemel doen? Daer doet men niemandt beschepd.” Nog beter is hij gesiaagd in het in @irn brengen van het vol- gende verhaal (Zincg. bl. 311). D Als hy [dr. Lodewyck Hornec] tot Florencen met eenige Italianen spraeok hield, en deselve onder anderen voortbraghten, dat haer de Duytsche en Tramontaners veel te eenvoudigh waren, en 8y die bedriegen. konden, soo als sy wilden; soo seyde hy daer op: Soodanige konsten konde de duyvel oock wel, maer hy en wierdt niet saligh daer door.” Hooren wi nu Huygens (no. 33). Klaes roemt, hy my bedriegen kan En dienstigh zin of schaeligh: De Duyvel kan daer oock wat van, ‘t En maeckt hem toch niet saligh. Niemand zal hier den dicht,er den lof weigeren, dat hU eene lang- wglige anecdote tot een kort en krachtig epigram heeft omgewerkt, al wordt het ontsierd door dat ongelukkige woord >schaeligh.” Ik kan niet nalaten er nog één voorbeeld bp te voegen. BSeecker priester,” zoo verhaalt Zincgreven (bl. 338), aria d’ invoeringe des pausdoms in Duytscbland, vraeghden een boeren dochtertjen, of den mensch de geboden Godts wel houden konde? Het dochtertjen neen geantwoordt hebbende, seyde hy : Ja, als men wil, kan men die wel onderhouden. Hoe, hernam het dochtertjen, woudt ghy thien geboden Godts houden, daer doch Adam, selfs in den standt 500 AANTESiKENINCtEN. der onnooselheydt, maer een eenigh gebodt niet houden konde?” Huygens vertelt hetzelfde aldus (no. 44): Boer Jan sprack, Thien geboden, Gemanne, ‘t is wat grof: Daer wasser ien eboden, En ‘t lieper slordigh of: Gedenckje niet van Adam, En hoe hy an sen scha quam, Hy wist gien raed om ien, Hoe klare wy ‘t met thien ? Bij Zincgreven spreekt eerst de priester, dan het dochtertjen, dan weer de priester, eindelik nog eens het dochtertjen. Bi Huygens is boer Jan de eenige spreker. Jammer dat wg hier in vs. 3 en 4 lezen, Daer wasser ien eboden En ‘t lieper slordigh of, en in het voorlaatste vers nog eens, . Hy wist gien raed om ien. Zoodanige herhaling is in een puntdicht eep wezenlik gebrek. Een puntdicht is dikwijls eene berimde spreuk, eene waarheid, kort, geestig, puntig uitgedrakt. Zoo b. v. no. 232, (ook overge- nomen uit Zincgreven bl. 482) Veel’ lange tongen van klappeyen over hoop En maken ‘t Vlass niet dier, noch ‘t Linnewaed goe koop. Maar dikwils ook is het een geestig woord, naar aanleiding van zekere omstandigheid of gebeurtenis uitgesproken. Die omstan- digheid of gebeurtenis moet dan vooraf vermeld worden. Doch dit behoort te geschieden zonder onnoodigen omhaal. Huygens heeft getoond, dat hij goed begreep wat ook in dit opzigt in een epigram geëiscbt wordt. Waar hg bi Zincgreven zulk eene breedvoerige voorstelling van gebeurtenissen of omstandigheden ontmoet,, bekort hi die aanmerkelek. Laat ik ook hiervan een paar voorbeelden geven. Op bl. 41 verhaalt Zincgreven het volgende. ,Een burger van Zurich (als dese stadt in twist met graef Rudolph stondt) AANTEEKEHINQBN. 501 genaemt Muller een seer sterck ruyter, deedt hem veel leeds, werpende menighte van sgn volck ter neder op de wegen. Een- mael betrapten graef Rudolph met sijn ruyteren hem alleen in ‘t veldt, welcken siende, dat hy haer niet ontrijden kon, soo steegh hy haestelick van slJn peerdt af, streeck s$r broeck neer, en buckte ter aerden, even als of hy s$r gevoegh wilde doen. Graef Rudolph sprongh hem gantsch begeerigh toe. Muller bidt hem, indien hy een rechtschapen ridder was, dat hy hem verschooaen sou, tot dat hy sin broeok weer op gebonden hadt. Graef Rudolph beloofden suloks te doen, waer op Muller aldus uytvoer : soo bindtse dan (by) Sint Kelten op, ick al%dt niet.” In plaats van dit lange verhaal geeft Huygens een veel korter puntdicht (no., 50) Jan sat en huckten op sin’ hielen, Daer hem dry stroopers overvielen: Maer, Mannen, seid’ hy, gunt my t$d, Soo ghy rechtschapen Karels zijt, Dat ick min’ Broeck weer op magh trecken. Sy Beiden, Ja: Wel, seid’ hy, geoken, Wacht ghy dat, daer ghy staet en siet? Nu doen ick ‘t in dry dagen niet.

Hoe veel regels heeft Zinogreven hier noodig eer het gesprek be- gint! Huigens daarentegen doet het met twee regels af. Maar nog in een ander opzigt heeft onze dichter hier verbetering aan- gebragt. Het was een looze vond van Muller, tij stemmen dat den hoogduitscben verzamelaar toe; maar, voegen wij er b& het was toch vrij onhebbelijk, zich met opzet in zulk eene positie aan graaf Rudolf te vertoonen. In een beschaafd man zou dat niet opgekomen zgn. Maar dat Jan, die, in zulk eene positie zinde, door roovers overvallen werd, zich op deze wize redde, vinden wi aardig en wlJ hebben er vrede mee. Vri wat korter is eene andere anecdote bij Zincgreven bl. 465. ~Seecker heer had een dienaer, welcke hy eenige schoone kristaline glasen te spoelen gaf, waer van hy ‘er een brack. Als hy nu naderhandt in de kamer quam, vraeghde hem den heer, hoe hy dat gemaeckt had? Den dienaer liet de andere oock vallen, seg- 502 AANTElCKENINGEN. gende: heer, soo heb ick het gemaeckt, waer over by de gasten dapper gelacchen wierdt.” Toch zag Huygens, dat hier nog te veel gezegd werd: bi welke gelegenheid het eerste glas werd ge- broken, en wanneer de heer z&ren knecht daarover sprak, was den lezer geheel onverschillig. II! verhaalt daarom (no. 192), Myn Jongen brackm’ een fijn Gelas: Ick vraeghd’ boe ‘t by gekomen was? Soo, seid’ hy, Heer, als om te mallen, En heeft ‘er noch een laten vallen. Nog een laat de knecht er vallen en niet de andere: ook dit is eene verandering, die den naam van verbetering dragen mag. Wij kunnen verwachteu, dat Huygens, die niet alleen wist dat kortheid in een epigram vereis& wordt, maar die er buitendien prijs op stelde zich kort er krachtig uit te drukken, aan hetgeen hij in het Hoogduitsch vond zelden iets toegevoegd zal hebben. Hij heeft het ook maar zelden gedaan. Een voorbeeld er van vinden wlJ in n” 21. Laet geen niew Prediker sich vleyen met den loop Van veel’ niewsgierige toehoorders over hoop: Niew is een ondiep moy : die soo veel niet en weten En hebben op de Pruym het blaeuwe niet doorsien: ‘kEn sagh noyt sondaghs kleed dat in een’ weeck of thien Geen werckendaghs en wierd, en voor een vodd’ versleten. Zincgreven heeft hier slechts (bl. 161) : Van de jonge predikanten, die sich seer beroemde[n] over den gròoten toeloop van haer toe- hoorders, seyde hg [Johan Geiler van Kaisersberg]: Daer is noyt hooghtëds kleedt geweest, dat niet met ‘er tgdt een dagelgcks kleedt geworden is.” In een epigram als dit, waarin niet een aardig voorval of snedig gezegde medegedeeld, maar eene waarheid uitge- sproken wordt, kan soms iets ingevoegd worden zonder dat het er door lijdt: het kan er zelfs bij winnen, en dit laatste is, dunkt m& hier het geval. Tot eene kleine bgvoeging dwong den dichter somtgds de maat of het rijm. IS hem dat niet altgd even goed gelukt, zoo als e reeds gezien hebben, meestal toch is hg daar wel in geslaagd. Zoo in no. 216: AANTEEKENINGEN. 503

Tis was een Schilder, en is een Doctor geworden, En sei s1Jn’ Vrienden, die daer som$ds over morden, De fauten die ick deed’ als Schilder sagh elck een, Nu stopp icks’ onder d’aerd, en soo en siet m’ er geen’.

Niemand die deze aardigheid niet bB Zincgreven bl. 473 gelezen heeft, zal vermoeden, dat bg hem van de woorden Bdie daer-som- tijds over morden” niets te vinden is. Op bl. 224 wordt daar vermeld, dat Antonius Tucher awierdt gevraeght van Keyser Ferdinand den 1 hoe sy Lde Neurenbergers] soo een groote menighte burgers soo vreedelgk regeeren en in tucht houden konnen? Waer op,hy geantwoordt heeft: Met goede woorden, en herde st,raffen.” Hqgens wilde dat gezegde- kort en zakelik weergeven ; maar dan was er geene stof genoeg voor twee regels. Hij moet hier dus iets- bgvoegen en hi doet het op uitstekende wijze : den vorst in plaats van het bestuur der stad stellende, zegt hi (no. 71),

Een Vorst moet b$en en niet baffen; Goe’ woorden geven, en scherp straffen.

Dat Huygens zich niet bi verandering in den vorm bepaalde, maar ook het gezegde of het verhaal dat hi bU Zincgreven vond veranderde, wsar Q meende dat dit noodig was, heeft no. 50 ons reeds doen zien. Laat ik er nog een paar voorbeelden bgvoegen. Iemand Bvergeleeck de gierigheydt by een esel, die met geldt be- laden is, en distelen eet.” Zoo lezen wi in het boek van Zinc- greven (bl. 262). Huygens maakt er dit van (no. 183): Den Ezel is gelgck de vrecke menschen-haetter, Die van s&’ schatten geen genieter weet te z$; De beest gaet overlast met Spjjs en Brood en Win, En eet maer distelen, en drinckt niet meer als water. De tegenstelling is bU hem juister. Het brood en de win die het beest draagt, zouden hem misschien beter smaken dan zin gewone kost. Maar geld heeft voor eenen ezel niet de allerminste waarde, hij weet er niets mee aan te vangen en hë heeft daarom gelik indien hi distelen en water boven dukaten verkiest. No. 82 bg Huygens is eene omwerking van de volgende ver- 504 AANTEEKEN~N(tPI#~ telling bij Zincgreven (bl. 229.) mals Pbilips, marckgraef van Croya, hertogh van Aersohot, met een heer van Brecht van Antwerpen ergens gingh wandelen, en alderley kortswjl met hem dreef, onder anderen seggende: Ick ben bigde, dat oock een nar in dit geselschap is ; soo heeft den anderen hem seer aerdigh daer op ge- antwoordt : Hoe vrol$k sou u genade dan z@, indien deselve wist, dat harer ‘twee hier waren?” - Dat een paar edellieden elkan- der voor nar uitmaakten gaf in het midden der 16e eeuw nog zoo veel aanstoot niet, maar eene eeuw later, toen onze dichter zin sneldicht schreef, dacht men er reeds anders over, men vond het on- gepast, gemeen. Daarom zegt hg : Als Klaes te voorschijn komt, lacht Jan al1 wat hy magh, Om dat hy soo een’ geck siet komen in ‘t gelagh. Wat sou sin lacchen ree zin, Als Jan wist datter twee e&r !

Hier is niets onbetameliks: er word zelfs niet gescholden, Alleen de belacheleke verwaandheid van Jan wordt ten toon gesteld. Deze puntdichten van Huygens verliezen er niet bg! als men ze vergelikt met het proza dat er hem stof toe geleverd heeft. Iu- tegendeel, die verge&king doet ze ons eerst in hunne volle waarde kennen. Zg bewist, dat hU begreep wat in eenen epigrammatist gevorderd wordt en in staat was daaraan te voldoen, en dat hem met volle regt onder de uitstekende in dat vak eene plaats wordt toegekend. P. LEBNDEBTZC. WZ. VRAGEN,

Photographie = voortbrengeel der photographie. Toen de telegraphie in zwang kwam had men geen ander woord, om de voortbreng- selen dier uitvinding te benoemen dan stelegraphisch berigt” of &elegraphische dépèche.” Dat was te lang: men zocht dus naar eene kortere uitdrukking. Niemand kwam op de gedachte, aan zulk een berigt den onzinnigen naam atelegraphie” te geven en de oude, lange benaming duurde voort, totdat het thans algemeen gebruikte woord Btelegram” was gevonden. Hoe komt het nu, dat dezelfde menschen, die te regt niet hooren wilden van het woord P telegraphie”, d&, in deze beteekenis bepaald onzinnig is, er geen bezwaar in vinden de voortbrengselen der photographie leuk weg photograph%n te noemen. Indien daar, zoo als ik meen, geen grond voor is, hoe komt het dan, dat men het voortdurend, niet alleen door onkundige, niet alleen hier te lande, maar door wetenschappelj,jke mensohen in geheel Europa, zonder schroom ziet gebruiken? Als het woord ,photogram” beter is, hoe komt het dan, dat het niet, even goed als het woord atelegram”, in ge- bruik is, dat men het bfina nooit in eenig boek vindt (op dit oogenblik nog geeft de maatschapp~ BArti et Amioitiae” een xatalogus van photographiën” uit) en dat men, het in gesprek gebruikende, den soh3n van pedanterie niet kan ontgaan ?

Herfst = oogst. In de october-aflevering van het tijdschrift BNederland” komt eene vertaling voor van Schillers Theilung der Erde, en daarin de twee volgende regels: ,Wat nu?” spreekt Zeus, B’t Is alles weg gegeven! »De herfst, de markt, de jacht is niet meer mi_nI”

Het is duidelijk dat het woord Bherfst” hier gebezigd wordt in de beteekenis van ,oogst” en wel naar het oorspronkelike BHerbst” door Schiller gebruikt, In het Engelsch is B harvest” het gewone 506 VRAGEN.

woord in deze beteekenis; maar kan ook in het Hollandsch de oogst met eenigen grond nherfst” genoemd worden ?

Beleefdheidsvormen. Sedert eenige weken heeft het bekende pargsche weekblad 1’Illustration eene rubriek voor z@e lezers geopend, waarin vragen worden. gesteld, tot wier beantwoording het publiek wordt uitgenoodigd; eenigzins in den geest van den Navorscher. Voorloopig is deze rubriek slechts aan één onderwerp gewgd : de la politesse et de que2ques usages mondains, en de eerste vraag, naar aanleiding van welke ik eene andere aan de lezers van den Navorscher wilde doeu, is deze : BWaarom biedt men dames zën linkerarm aan ?” Op die vraag zijn een aantal ant- woorden ingekomen, die bijna eenparig tot dezelfde conclusie komen: ,De linkerzide is de zijde van het-hart en van den degen. De regterarm moet vrg bl$ven om den rotting vast te houden, te groeten, eene hindernis op zë te zetten enz.” Hiermede is de gestelde vraag misschien genoegzaam opgelost; maar in Amsterdam (misschien ook elders) bestaat in dit opzigt een ander gebruik. In den regel wordt daar de regterarm aan- geboden; den linkerarm biedt men alleen z&re echtgenoot aan. Dit wordt bij velen zóó ernstig opgenomen, dat in de bruidskoets de bruid bi het heenrijden aan de regterzijde plaats neemt, maar bg het terugrgden - nadat het huwelijk gesloten is - aan de linkerzide. Kan daarvoor ook eene reden worden aangegeven?

ANTWOORDEN,

IUarron. (XXIV, bl. 433). De vraag naar bizonderheden over hem, hoe ha in Holland kwam en waar hg bleef na ztin vertrek, en of hij toen dadelik pasteur te Paris werd, - men kan dit alles breeder beantwoord vinden in A. J. van der Aa, Biogr. Woordenb. der Nederl. dl. X11, le stuk, in 1869 uitgegeven, waar van blz. 287 tot en met 292 over Paul Henri Marron gehandeld wordt. Waar een zoo toegankelike bron bestaat, schgnt het ant- ANTWOORDEN. 507 woorden op de vraag hier bijkans overtollig. WlJ herinneren alleen, dat aldaar niet 1833 als het jaar van zin over&den wordt opgegeven, maar de 3lste van hooimaand 1832. - Hi werd den 2Osten april 1754 te Leiden geboren van afst,ammelingen, her- komstig uit FrankrUk, ten tgde der algemeene vlucht naar Hol- land vertrokken ; bezocht de hoogeschool ziner geboortestad : werd predikant bg de Waalsche gemeente te Dordrecht, in 1782 hulpprediker van den Nedsrlandschen gezaut te Parijs, in 1788 leeraar bij de Par@che kerk; stond in betrekking met Mirabbeau, werd in juni 1794 gevangen gezet, doch in juli ontslagen. In 1802 voorzitter van het consistorie, ontving hë van Napoleon zelven het kruis van het Legioen van Eer. Hij legde zich bizon- der toe op het vervaardigen van Lat&rscbe verzen, gelik ztin vriend Hoeufft, die hulde bracht aan z&e nagedachtenis, evenals zin vriend en ambtgenoot Athanase Coquerel eene likrede op hem uitsprak. Op het kerkhof Père la Chaise is een eenvoudig gedenkteeken met Franscb en Nederduitsch opschrift aan hem toegewgd. Marron was vriend van mlJn vader en zond hem een Lat@sch vers, na de uitgave van zlJn werk Hugo de Groot en Maria van Reigersbergen in 1827. Amsterdam. Jo. DE VRIES JZN. AANTEEKENINGEN,

Eene pad door eene spin gedood (XX blz. 592 ; XXI blz. 219, 477, 592; XXHT: blz. 544). Dat spinnen somtijds met padden vechten en deze dooden was reeds voor eeuwen bekend. Maerlant zegt, der Naturen Bloeme 76 b., vs. 326 en verv., van de pad, Experimentator doet verstaen, Dat si groet venin heeft inne. Si vecht tieghen die spinne, Ende en can baer niet verweren. Die spinne stee&, dat moet haer deren. So wort si gram ende wille haer wreken, .L, . Ende swellet van#>orne dat si moet breken. _.’ 508 AANTEEKENINGEN.

Zonderlinge drukfouten. (Alg. Reg. I en 11; Xx11, bl. 63, 160, 354, 403; Xx111, bl. 194; XXIV, bl. 216.) *** Bij Q. B. van Qoor Zonen, te Gouda, is verschenen Een geweer voor den Weerbaarheidsbond. Beschriving van EET ACHTERLAATaEWZZR, naar het. laatst uitgevonden stelsel van den Reer G. ZISLLER, door een OudSoldaat. Met een uitslaande plaat.

PRIJS 60 CENTS. (Haarl. Conr. v. 31 Jan. 1872.) *

VEREENIGING VOOR NOORDNEDERLANDS MUZIEKGESCHIEDENIS.

Het St. Caeeilia concert te Arnhem. Voor eenigen tid zond ons de heer mr. J. W. Staats -Everts (oud-bestuurder), een afdruk van, uit officiele bescheiden verzamelde, geschiedkundige aanteekeningen betreffende deze muziekvereeniging, welke in 1591 opgerigt, zich in een bgna driehonderdjarig bestaan mag verheugen. Daar deze arbeid, behalve aan de leden, welligt aan weinigen bekend zal z@, laat ik, zonder de waarde van het geheel in het minst te willen verkleinen, hier, als uittreksel, eenige bijzonderheden volgen, welke me voor de muziekgeschiedenis van ons land het belangfijkst voorkwamen. Allereerst dan eenige aanhalingen uit de kroniek: 1591, 22 nov. werd het St. Caecilia Concert door eenige mu- ziekliefhebbers, die .&h daartoe in een hnisselgken kring ver- eenigden, te dezer stede opgerigt. 1676. Van dit jaar dagteekent de oudste aanwezige rekening, bedragende in ontvang f 52-19 en in uitgaaf f 10-17, welke de praetor Pieter van de Wal1 aflegde. 1677, 3 juli werd een nieuwe praetor gekozen, waartoe som MUZIEKQESCHIEDENIS. 509

’ het verval van het collegie genomineerd en geëligeerd is mej. He 1 en a C o ets, om alleen te zijn tot een ornament des collegie, zinde in RaarEd. magt en dispositie gesteld te eligeren een propraetor, die de. onera (lasten) zal hebben waar te nemen ; en is als zoodanig verkozen dr. Jacob C oe t s.” 1679, 1.7 april betaalde men aan een Italiaanschen bassistf2-10. 1680, betaalde men voor aeen bosken snaren voor de viool f 0-3.” 1681, 7 sept. is juffrouw Mer kus 8 tot eene weerdige colle- geante bij de samentlUke Heeren praetor en collega’s van het collegie verkoren en aangenomen.” 1685, 21 aug. werd mejufvrouw Maria Ham tot praetrice ver- kozen en bedroegen de ontvangsten f 63 bij f 62 uitgaaf. 1686, 10 aug. verkoos men de dames Hel en a C oe t a en Maria H a m tot assessoren. 1686, kreeg een liefhebber van de harp f 2 toelage. 1687, betaalde men voor het tweemaal stellen van de clave- cimbel f 0-10. 1741, 22 nov. had de viering van het 150jarig bestaan met grooten luister plaats. Het notulenboek vermeldt aangaande dit feest: BBUeenkomst ten 4 ure op de muziekkamer *), sierlik geïllumi- neerd met een groot getal waskaarsen; ten 5 ure zijn gevolgd de heer rigter, de heeren van den magistraat met hunne secretaris- sen, de huismeester van het gasthuis, de rentmeesters van de stad en het gasthuis, enz. Eerst speelde men het concert van Caecilia van signr. Heinsius, daarna fraaie muziek van Corelli, Tessarini, Vivaldi, Valentini, Baustetter en andere aangename Turksche en boeren ooncerten, tot 81/Z ure, met veel vermaak. Voor de tafel eindigde de muziek met het concert van Caecilia gecomponeerd en aan het oollegie opgedragen door Vale n tin i Fh c k s. Om 9 ure lange tafel van 45 borden met een deftig souper, waaraan de heeren van den magistraat in het midden plaats namen, enz. Men zat tot 12 ure aan tafel en het ganuche gezelschap dronk den hensbeker van Caecilia.

‘) Men vergaderds van 1677 tot 1808 in den Revonter van het St.-Catberinae- Gasthuis. 510 MUZIBKU.~SCHIEDENIS.

Daarna hoorde men nog drie concerten en scheidde het gezel- schap in den morgenstond.” 1742, 30 nov. kregen de twee muziekmeesters Piert m a n en Slot h aub er voor het adsisteren op de wekelgksche vereenigin- gen ieder drie dukaten in het jaar, welk bedrag later tot twee pistolen verhoogd werd. 1743, 5 april werden voor f 8 aangekocht de concerten, ge- componeerd door C r o e s. 1745, 5 nov. werd besloten èene list of catalogus van de mu- ziekstukken op te maken. In dit jaar telde het collegie 15 leden en in het volgende 16. 1747, 27 febr. gaf de vermaarde Carlo Te s s arini tegenfl entrée een druk bezocht publiek concert op de collegiekamer, ‘die hi gratis met vuur en licht verkreeg. Hij werd geadsisteerd door I de meesters der stad en sommige muziekanten van de alhier in garnizoen liggende Hessische regimenten. Voor deze publieke concerten, waarop de leden vrien toegang had- den, werd destgds eene vergunning van het collegie vereischt, waar- mede de concertgever aangaande de entrée in overleg had te treden. 1’751, 5 jan. gaven de muzïekant GrU ‘) en zin broeder een druk bezocht publiek concert tegen f 1 entrée. 1752, 23 maart kregen twee vreemde muziekanten elk tot ver- eering of reispenning f 6 uit de collegiekas. 1754, 29 juli was er een publiek concert van Bla n di, excel- lerende op de violoncel, en Bo urne s s er op de Basson. 1754, 20 nov. gaf An t. Gr o n em an een publiek concert. 1755, 12 febr. was er een publiek concert van Signora Kr ii- n er, zang en violin ; en op 17 febr. van Signor Ridder, op dwarsfluit en cither. 1755, 21 febr. verbood de magistraat vreemde artisten om zon- der vergunning van Caecilia een publiek concert te geven. 1756, speelden: 22 febr. de muziekant Van der Me u le n uit Leiden; 22 mei, Mejufvr. Barbary en 17 aug. Albert Gro- n eman op het concert.

*) Hun naam wt~ Graf, doch zij schreven meestentijds Graaf, althans de ondete broeder C. E. - Het is ook mogelijk dat er fonten zijn in andere nemen, doch zij z@ hier vermeld, zoo 01s ze in de oude stukken voorkomen. MUBfl3KUHSCHIEDENIS. 511

1757 waren er publieke concerten : 9 maart van Li s b e t Smelin k, oud 7 jaren, op de viool ; 2 en 6 mei van Mad. M el- 1 ini, ad f 1.50 entrée, met vele toehoorders. 1757, 16 dec. bepaalde de magistraat bg de aanstelling van organisten, dat deze het collegie met alle volvaardigheid in het musiceren behulpzaam moesten zijn. 1758 gaven publieke concerten : 30 jan. de muziekaut Stam n i t i; 5 en 6 juni mad. B arb ei z y ; 15 aug. het dochtertje van den heer Sm e li n k uit Hessen, op de viool ; en 27 nov. An t on ie Groneman met zin broeder Coenraad. 1759, 30 nov. gaf de heer Gron em an een publiek concert tegen f 1.25 entrée. 1760, 8 act. werd, in tegenwoordigheid ‘van de daartoe uitge- noodigde leden van Caecilia met hunne dames, het nieuwe orgel in de Luthersche kerk ingewid. 1761 waren er publieke concerten: 27 maart van Signr. Te s- sarini; 16 april van Sr. G osellus en in november van de Vlaamsche opera Ne i d s. 1762, 26 febr. liet de muziekant Pr e g si n g, hofmusicus van den vorst van Saxen-Hilburghausen, zich op verscheidene instrumenten, o. a. op een tot hiertoe onbekend instrument, genaamd het Engelsch- hoorn, hooren, waarvoor het collegie hem twee dukaten schonk. 1763 gaven publieke concerten: 4 maart jufvr. Ne yt s en 17 dec. Guerini (entrée f 1.50). 1763, 17 dec. benoemde men na het overllJden van den schilder ten H ae ge als zoodanig ‘) den organist S ch u bler, en werd besloten den muziekant F i er t man te beschenken met een nieuw ’ kleed, in rok, broek en kamizool bestaande. 1764, 20 en 23 jan. gaf de muziekant Es s e r tegen f 1.50 entrée, tot zeer groot genoegen der presente heeren en dames, een fraai fluitconcert met den mond, waarin hi zich zelven met de viool heeft geaccompagneerd. 1764 schonk men den muziekant Fier t m a:n vijf dukaten. 1766 waren er publieke concerten: 13 jan. van den organist Glaser; enz.

*) NamelUk als wapenschilder. 512 MUZlEKQE8CHIEDENI8.

1766 kocht men twee waldhoorns en een bas aan. 1767 werd de verdienstelike musiekant Fier t m an voor reke- ning van het collegie begraven, dat daarvoor f 54 betaalde. 1768 werden er publieke concerten gegeven: 18 jan. door S t egger op de Viola baru ‘) ; 2 febr. door Sig;. Ha t as c h, violist, Sign. Hatasch, zangeres, en Preysing; 28 maart Croner, violist, en Rummelsperger, hoboist; 12 dec,Dietz en 19 dec. Sigr. F abri. 1771 waren er publieke concerten, onder anderen: 18 aug. van F. Schwindel en 28 dec. van Signr. C. G. Tübel, a, op de harp, welke laatste tevens vier symphoniën ziner compositie aan het .concert ten geschenke gaf. 1774 waren er publieke concerten: 19 feb. van J. C. R ac k, man en J. 8. He u ster, violoncellist en violist; 24 maart van Joseph Gants, violoncel; 19 nov. van Noëlli, opdepantalon; 24 nov. van Ra c km a n en vrouw, violoncel en zang; 19 dec. van Graff, kapelmeester van Z. D. H., violist. 1775 gaven publieke concerten : 21 jan. Jo s ep h G an t s en broeder, bas en viool; 30 maart en 14 april Boapp é, kamer- musicus van H. M. de Koningin-douairière van Zweden en Noor- wegen, met zoons van 11 en 7 jaren, bas; MadW Rai son, zang; 24 act. Boutmy. 1780, 1 nov. was er publiek concert van J. T. Neg te en 25 nov. van Fo d OF en zoon. 1781 gaven publieke concerten: 25 jan. de Jong, fluit; 3 febr. Meina rt, fluit; 24 febr. Ha uf, kapelmeester bg het regi- ment van Saxen-Gotha, met zes muziekanten hier in garnizoen; 26 act. de organist Loos. - 1789 gaf 24 aug. een publiek concert, Bind er na ge 1 en vier zoons. 1789 was het getal leden zeer gering, zoodat men op middelen ter voorkoming van verval bedacht was. 1791, 29 nov. werd het 200-jarig bestaan, blgkens het notulen- boek, zeer luisterrëk op de volgende tijze in den Reventer van het St. Catharinae gasthuis, met de leden van den Magistraat,

1) Is dit instrument bekend of is het een schrijffout? 1) Deze schijnt zich in ons land gevestigd te hebben. Waar woonde hij? MUZIEKOESCHIEDEIUS, 513 den richter, de presidenten van Hof, Rekenkamer en Gedeputeerde Staten dezes kwartiers, als gasten, gevierd. De magistraat verza- melde zich ten 6 ure op het stadhnis en kwam een half uur later, vergezeld van de Secreterissen, in het Collegie, waar hU door den praetor en verdere leden van’ het ministerie op de voorzaal van het gasthuis gerecipieerd werd. Men musiceerde tot Sv iL 9 ure, alle vrolgke muziek, naar de bl$de omstandigheden van den dag geschikt, waarvan het programma luidde: Ouverture Henry IV. Symphonie Concertante van Davaux. Een trio van Eeinsins voor den zang. Het oude concert van Caecilia. Een Jagtstuk van Eoffmeister. Een quartetto van Plegel. Duet voor den zang of aria, van het jubilé. Een concert van de compositie van den Heer Loos, organist der St. Janskerk. Terw@ na het souper, omstreeks 12 ure, nog geëxecuteerd werden : Een symphonie van S c h win del en een concert ftnet twee rommelpotten, primo en secundo. De feestvierenden, ten getale van 44, plaatsten zich omstreeks 9 ure in de met lampions verlichte zaal, aan een deftig soupers. De heer richter van Arnhem en Veluwenzoom zat aan het hooger einde, enz. Het feest duurde tot vif ure in den morgenstond. Als een bgzondere omstandigheid wordt vermeld dat een der aanwezigen, Mr. C. van Eek, insgelgks als lid en secretaris aan het jubilé van 1741 deelgenomen had. 1793, herriep men de oude bepaling dat ieder lid op zine beurt als kapelmeester zoude fungeren. 1795, 2 febr. braken de Fransche militairen de muziekkasten in stuk, waaruit zi vervolgens de muziekstukken weghaalden. Door activiteit echter van den vader van het gasthuis werden toen nog eoo veel mogelik enkele muziekstukken enz. gered. Er was echter veel vernield en het klavier van het collegie in stuk- ken geslagen en verbrand. 1795, 27 nov. had in deze eeuw de laatste bieenkomst plaats. 514 YUZIEK~ESCHIEDENIS.

1804, 6 deo. kwamen acht overgebleven leden vrin het concert, die hunne bgeenkomsten sedert 1795 in stilte in een huis op den Grooten Oord hadden voortgezet, bieen, met het doel om de vereeniging weder te doen herleven. 1805, 3 jan. kreeg het concert zin oude bestaan in den Re- venter terug. 1806, 4 jan. gaven een publiek concert de muzikanten J. G. Henke, bas, en Böhmer, en 17 feb. G. Pootman. 1807, mei, speelde V ar i n i op een nieuw door hem uitgevon- den instrument »Per Harmonique.” 1809, 7 nov. werd een vaste orchestmeester, Sc h war t z, op jsarlgksche toelage van f 1OU aangesteld. 1815, 24 febr. kreeg de jonge artist Heij neme! er van Kampen, als douceur, voor het spelen op de viool j 10--10. 1816, 9 febr. speelde de artist S. Gr eive op het dames con- cert voor f 15 op de viool. 1816. Werd de heer Marx op f 100 aangesteld als orchestmeester. Verder blijkt uit verschillende aanteekeningen dat de leden van het concert, vooral vóór deze eeuw, bg het offeren aan de Muzen, ook Bachus niet vergaten, en in het bijzonder de jaarlgksche ge- denkdag van Caecilia veelal luisterrijk gevierd werd. IJit de opgave van oude muziek aan het collegie behoorende of behoord hebbende teeken ik het volgende aan, van nederlandache of in Nederland geleefd hebbende componisten: 1667. Roselyns oogjens Pannekoek l); De kushemel van Scholl. 1705. Muziek van Albicastro. 1742. Muziekstukje getiteld : 2 Gelegenheitje om de musicale overtollige humeuren in te lossen.” 1743. Concerten van Croes. 1744. Concerten van Locatelli, op, 4. 1753. Symphonie van Mahant. 1754. Symphoniën van St. Lapis. 1755. Kleine stukken van Heinsius met drie zangstemmen. 1756. Zes Symphoniën van Graff. ‘) Deze aanteekening is niet zeer duidelijk ; is P [L 11 nek oe k hier de compo- Dist? Die naam is echter vsn elders niet bekend, MUZIEKGESCHIEDENIS. 515

1765. Trio’s van Zappa. 1766. Symphoniën van Schwindel. 1771. Vier compositiën voor Harp van C. G, Tiibel (alias Sebntini). 1773. Symphoniën van Kreusser, op. 7. 1778. Schwindel, 3 Symphoniën, op, 9. 1785. Verouderde muziekwerken, die dit jaar geseponeerd werden : onder anderen van Bouetetter, Santo Lapis, Albicastro. Geminiani en Locatelli. In het archief berusten twee wapenboeken bevattende het eene 77 en het andere 53 zeer fraai met goud, zilver en kleuren ge- teekende wapens van de leden. Wat daarin voorkomt van bepaald als toonkunstenaars aangeduide personen, moge nu volgen. Wapen van Dirk Sc ho 11, organist te Arnhem. In blaauw drie zilveren schollen, 2 en 1. Aanziende helm met blaauw-zilveren wrong. Helmteeken: eene schol van het schild. Dekkleeden : blaauw en zllver. ~1s liefde dronckenschap soo ben ick selde nuchter.” Wapen van Georgins B erff, organist te Deventer. In goud drie zwarte beerenkoppen. Aanziende helm. Helmteeken : een uitkomende beerenkop van het schild. Dekkleeden : goud en zwart. Wapen van Louis des Milleville, organist te Arnhem, 1675. Eet schild bevat een stad met torens en gracht, onder bewolkte lucht, alles in natuurlijke kleur. Aanziende helm met zilver-rooden wrong. Helmteeken : eene kerk met toren in natuurlijke kleur. Dekkleeden: boven aan den helm zilver en blaauw, beneden rood en goud. Wapen van Pieter Brouwer, organist, 1699. In zilver twee schuingekruiste zwaarden met gouden gevest, de punten naar boven, vergezeld van drie groene klaverbladen. Aan- ziende helm met zilver-groenen wrong. Helmteeken: een klaverblad van, het schild. Dekkleeden: zilver en groen. Wapen van Willem des Milleville, organist. Hetzelfde als van L o ui s, zie boven. Wapen van A. E. Ve 1 d c amp, organist te Arnhem, 1706. In zilver, op een grasgrond, een wilgenboom, aan beide zgden 516 MUZlEKG’YSCE~EDE~S.

van den boom een wroetend varken, alles van natuurlike kleur. Aanziende helm met groen-zilveren wrong. Helmteeken: de boom van het schild. Dekkleeden: zilver en groen. Wapen van Louis d es Mi 11 e vi 11 e, organist te Arnhem, 1721. Zie hierboven : L o ui s des Mi 11 ev i 11 e (misschien vader en zoon). Wapen van Bernardus Breunissen, organist van de St. Jans kerk te Arnhem. In rood drie groene kIaverbladen. Aanziende helm met rood- groene wrong.. Helmteeken : een klaverblad van het schild. Dek- kleeden: rood en groen. Wapen van .Er. Hein sius, organist. In zilver een links schuins geplaatst (en barre) zwart anker met rood dwarshout. Aanziende helm. Helmteeken: het anker van het schild regtop gesteld. Dekkleeden: zilver en rood. Wapen van C. Slot hauer l), organist. Het schild bevat eene kleine kerk op een grasgrond, aan beide zëden een boom, alles, even als de lucht, van natuurlike kleur. Aanziende helm met rood-zilveren wrong. Helmteeken: een rood- zilveren vlugt. Dekkleeden: zilver en rood. Ik eindig met een woord van dank aan den heer Staats Everts voor de diensten die hg door zgne onderzoekingen aan de neder- landeche muziekgeschiedenis heeft bewezen, en houd mlJ aaubevoleu bij allen die iets naders weten mede te deelen omtrent de navol- gende, vermoedelijk alle nederlandsche of althans in Nederland geleefd hebbende, toonkunstenaars die ik tot dusverre nog nergens als zoodadig vermeld vond: Valentini Fücks; Fiertman; Slothauber of Slothauers);Croes; Antonie encoenraad Groneman; Ridder; van der Meulen; Smelink en zin dochtertje Le s b e t ; Schubler; Esser; J. C. Rackmann; J. A. Heuster; Joseph Gants en broeder; deJong; Poot- man; Schwartz; Heinemeger; S. Greive en Georgius Berff. HEIJE.

‘) In de kroniek en de’ naamlijst, zie boven, staat S 1 o t h au b er en Sc h 1 o t- hauber; welke is de juiste spelling? Het is waarschijnlijk dezelfde als C. Slot- houwer, vermeld Bouwsteenen 11. blz. 262. ‘) Kan dit zijn Jan C roes vermeld, Bonwstecnen 1. blz. 1.2 ? VRAGEN,

Puntdichten door Huygens vertaald. Wie weet me te zeggen, vanwaar Huygens de puntdichten uit hoogduitsch ondicht heeft, die bg Zincgreven niet gevonden worden, en uit welke boeken hi de puntdichten uit engelsch en fransch ondicht (XIVe boek der Korenbloemen) heeft vertaald? P. LEENDERTZ WZ.

Lied. De bisschop van &nster Met honderdduizend man, De staten van Jeruzalem En al weer van voren af aan! zoo luidt het bekende liedje. Ik meen het eens te hebben hooren zingen : de straten van Jerusalem. Indien dit zoo is, dan is’ er eenige beteekenis of zamenhang in het liedje, Al weer vaa voren af aan! met dien magtigen bisschop van Muuster, die het ons in de 17e eeuw, herhaaldelijk, zoo lastig maakte. Even lastig zin de straten van het heuvelachtige Jerusalem: het is berg op, berg af: al weer van voren af aan1 1s het zoo P J. D. L.

Eet adellijke geslacht van Lennep. Volgens d’Ablaing van Gies- senburgs Ridderschap van Veluwe, bl, 9, was Gerberich van Lennep - de echtgenoot van Arend toe Boecop tot Harsseloe - eene dochter van Johan van Lennep en . . . , van Hyrdt. Een onder mi (in afschrift) berustend notariëel uittreksel van het Stamboek, toebehoord hebbende aan jhr. Warnar van Lennep, in leven dom- heer van St. Mariën te Utrecht, noemt ontniddellgk vóor deze Gerberich of Gerbrechte, Alphert van Lennep, anno 1486, als gehuwd met Catharina van Hierde. Hoe dit verschil van voor- namen te verklaren ? Op bl, 167 van het aangehaalde werk betwafelt de genoemde 518 VRAOEN. geslachtkundige, of Johan van Lennep van Biljoen, zoon van Karel en Cunera van Lawick, wel tweemaal getrouwd is geweest 1” met Bernhsrda van Meeckeren en 2” met Bernharda Straetman. ~1s deze - schtijft hë - niet bovengenoemde en dochter van . . . . van Meeckeren tot Havixhorst bij Catharina Straetman?” Eene ms. geslachtlist bij mij spreekt van eenen hr. van Lennep, geh. met . . . . Straatman, wier moeder was Nukum. Wie geeft hier licht? *

Wapen boven eene schilderij. Boven een zeer oud, welligt wel tweehonderdjarig, schildergtje, voorstellende eene familie,, bestaande uit een heer, gekleed met een, waarschgnlijk purperen, toga, eene dame en twee kinderen, (een jongentje en een meisje) bevindt zich een wapen, waarschgnlijk het hunne. In tweeën gedeeld: links op een gouden veld een zwarte adelaar of arend, in den bek een lint vasthoudende, waaraan een schild van goud met een burgt van rood met twee zilveren torentjes ; regts een veld van azuur met drie gouden schelpen, geplaatst 2 en 1, en in ‘t midden eene roos, mede van goud. Kan iemand m;j ook mededeelen aan welk geslacht dit wapen behoorde? Arnhem. N.

ANTWOORDEN,

Locke in nederlancl (XXIV, bl. 433). Er is gevraagd, wat er bekend is van z$n verblijf in Nederland, en welke de bronnen zgn. Tot antwoord kan strekken, dat Wagenaar, Ved. Hist. dl. XV, bl. 320, vermeldt, dat de koning van Groot Britanje, Jakob de 11, in 1685 vorderde, dat de Staten der Vereenigde Gewesten een groot getal van ’ gevlugte weêrspannelingen zouden doen vatten. .Onder dit getal,” zegt hg, Baaren ook de beroemde Joannes Locke, gewezen Geheimschrijver van den Graave van Shaftsbury, en ver- scheiden’ andere Luiden van naame. De Staten gaven, om den Koning te believen, last tot het opzoeken dezer luiden. Doch dit ANTWOORDEN. 519 geschiede zoo traag, of zoo agteloos, dat ‘er geenen gevonden werden.” Er bestaat eene medaille op zin overlijden in 1704 door Dassier, in Nluseum Mazzuchellianum tom. 11, pag. 193 beschre- ven, waar ook van hem vermeld wordt, dat hg in Holland reisde en door vele aanzicnlgken gezocht werd: BnunC Germaniam, nunc Galliam, nunc Hollandiam peragravit, Magnates saepe sequutus, quorum consuetudine ’ familiariter utebatur, ut passim florebat Doctorum hominum amicitiis.” Amsterdam. Jo. DE VRIES JZN.

Adel van het koningrijk Holland (XXIV, bl. 330, 381 en 447). Tot toelichting en, voor zooveel noodig, verbetering van het dá& ter plaatse vermelde, veroorloof ik mij het navolgende aan te voe- ren. Vooraf zal ik doen opmerken dat de Adel destgds hier te lande is ingesteld bi de Wet, uitgevaardigd te ‘s Hertogenbosch den 22sten van Grasmaand 1809 niet door eenen »lammen Koning” (zoo als zeer aardig of liever, onaardig opgegeven wordt op bladz. 330 van dezen jaargang) maar door eenen Koning, die werkelik het ongeluk had van eenigzins lam aan éénen arm te zin, zóó, dat hi niet dan met veel moeite en inspanning zinen naam tee- kenen kon, eenen Koning voor het overige, die het goed met ons land meende maar wel wat verkwistend en wispelturig was, en die ongetwgfeld meer voor hetzelve gedaan zou hebben indien de dwang van den Franschen dwingeland en huisselgke onaangenaam- heden van tederen aard zulks niet tegengewerkt hadden ‘). Nog in den loop van datzelfde jaar werden door Zijne Majesteit twee ter materie dienende besluiten genomen ; hg het eerste, gegeven te Amsterdam den len van Wijnmaand 1809 werden vastgesteld de Statuten, betrekkelijk den Adel van het Koninyrzjk Holland, naar aanleiding der boven aangehaalde Wet van den 22en van Grasmaand 1809 n” 5 op den Constitutionelen Adel in het Rik, terwil het tweede, gegeven almede te Amsterdam den 24en van Slagtmaand

‘J Deze bijzonderheden $jn mij meer dan Béns medegedeeld door vele al vdór lang overledene doch zeer geloofwaardige tijdgenooten van koning Lodewijk, die destijds in onderscheidene aanzienlijke betrekkingen geplaatst en alzoo beat in staat waren om daarover te oordeelen. 520 ANTWOORDEN.

1809 n” 15, bepalingen inhield wegens den rang van zitting van den Adel in de Collegidn, naar aanleiding van het 29e Artikel der zoo even vermelde Statuten. Niet lang echter heeft deze Constitutio- neele Adel bestaan; de groote dwingeland toch, die zinen weer- loozen Broeder reeds gedwongen had om de instelling der Maar- schalken van Holland (door den Koning in het leven geroepen ba organiek decreet van den 7en van Wintermaand 1806 n” 1) te vernietigen, aan .welk bevel Zijne Majesteit gevolg gaf bi besluit gegeven te Paris den 4en van Sprokkelmaand 1810, gelastte Hem een paar weken later nu ook om den adel almede af te schaffen; aan dezen last voldeed Lodewijk natuurlijk onmiddellgk, bg besluit genomen insgeliks te Patijs den 18en van vóórs. maand, waarvan het eerste en voor.uaamate artikel luidt: ,De Wet van den 22en van DGrasmaand 1809, waarbg een Constitutioneele Adel van het DKoningrik Holland is ingesteld, wordt b$ deze geheel vernietigd sen buiten effect gesteld, even als of dezelve nimmer bestaan nhadde.” Treffend zin de bewoordingen, waarin de Staatsraad Mr. S. E. Reuvens, van ‘s Konings wege belast zgnde om bij het Wetgevende Ligchaam het voorstel in te dienen tot intrekking van laatstgenoemde Wet, in de vergadering van Hunne Hoog Mogenden van Dingsdag den 13en van Sprokkelmaand 1810 Hoogstdeszelfs beweegredenen daartoe kortelak ontwikkelde; ook zi versterken de door mij vóórop gezette getuigenis omtrent de onvermoeielgke pogingen van den Monarch om, op allerlei wgzen en bg alle ge- legenheden, het welz+ der Natie te bevorderen. Wat nu den Adel zelven betreft, volgens Art. 9 der meer gemelde Wet van den 22en van Grasmaand 1809 was dezelve zamengesteld uit Edellieden ; dit Artikel werd door het dááropvolgende aldus ver- duidelijkt : BBehalve den titel van Edelman, welke aan alle de DEdellieden gemeen en erfelgk is, zullen er titels van GTauf en ~Baron zin, die insgelgks erfelgk zullen wezen, zoo als hier onder >zal worden uitgedrukt.” Voorts bepaalt het eerste gedeelte van Art. 12 het volgende: ,De Edellieden, welke geenen anderen titel whebben, zullen den naam van Joni%eer dragen.” Deze bepaling werd uitgebreid door het 16e Artikel, luidende: ,De mannelijke &stammelingen van eenen Edelman, welke geenen anderen titel »voert hebben geene andere onderscheiding dan den naam van ANTWOORDEN. 521

>Jonkheer; dien 2% in alle gevallen v66r hunnen geslachtsnaam >pIaatsen.” Wat aangaat de titulatuur zelve der Edellieden, de- zelve was omschreven in het navolgende 34e Artikel der boven aangehaalde Statuten van den len van WVgnmaand 1809, in dezer voege : >De titel, door andere personen te geven aan eenen Edel- Bman van het Koningrijk, zal zjijn Hoog Wel Geboren Jonkheer, waan eenen Baron die van Hoog en Wel Geboren Heer, en aan weenen Graaf die van Hoog Geboren Heer.” Dit een en ander bewijst volledig, dat in het kortstondige Koningrijk Holland geene andere adellijke titels bestaan hebben dan die van Graaf en Baron, en alzoo die van Ridder nooit. Wel is waar wordt deze laatste titel of benaming gebezigd door of gegeven aan sommigen, maar uitsluitend door of aan de &dani- gen, die met de Orde der Unie begiftigd waren; de officiëele be- noemingen enz. van dat tijdstip zlJn dáár om zulks te bewgzen. En dit had plaats niet alleen ten opzigte der gewone Ridders dier Orde maar ook met die van ééne klasse hooger, als wanneer het heette: De Kommandeur die of die ; betrof het de hoogste Klasse, dan luidde het: De Ridder die of die, Grootkruis der Koninklqke Ovde van de Unie. Wat nu betreft de, op de hierboven drie aangehaalde plaatsen, vermelde twee Graven, zi hebben werkelik bestaan. In de maan- den April-Juni 1810 toch, dus kort vóór Hoogstdeszelfs gedwon- gene abdikatie, beloonde de Koning een twaalftal uitstekende mannen voor hunne aan den Lande en aan Zinen persoon bewezene diensten, en wel door eene verheffing tot Graaf en Baron uan het Koninkmjk, waaraan verbonden waren majoraten ; deze adellgke titels stonden natuurlik in geen verband tot den vóórmaligen Constitutionelen Adel in het Rijk. De eerstvermelden waren tijf in getal, te weten: Jean Baptiste Du Monceau, Graaf van Berger- duin (ob. te Brussel 29 December 1821), Carel Eendrik Ver HiieZZ, Graaf van Sevenaer (ob. te Paris 25 October 1845), Jan Willem de Winter, Graaf van Huessen 1) (ob. te Parijs 2 Juni 1812), Jan Hendrik van Kinsbergen, Graaf van Doggersbank (ob. te Appel- doorn 22 Mei 1819), en Adriaan Pieter Twent van Raaphorst,

‘) Hetzelfde als Huissen eigenlijk, bij Arnhem, 522 ANTWOORDEN. .

Graaf van Rosenburg (ob. op Raaphorst -.. het tegenwoordige huis de Paauw, onder Wassenaar, 6 Jubj 1816); - de laatstvermelden daarentegen waren zeven in getal; zij z?jn mij allen bekend en kunnen bovendien even ‘als de opgenoemde vijf Graven, ni fullor in de Koninklfìhe Courant van dien tid gelezen worden. Of deze laatstgenoemde Adel al dan niet erfelijk geweest $, zou ik niet durven uitmaken; uit twee omstandigheden echter zou ik de erfelijkheid van denzelven wel willen afleiden, l” dat de kinder- looze Graaf van Rosenbwg, ruim ééne maand na zijne benoeming op den Men van Bloeimaand 1810, zijnen neef Jacob Antonie Twent tot zijnen opvolger in dien titel benoemd heeft, en 2O dat de Koning in den hoogst vleienden brief (op laatstvermelden datum) van kennisgeving ziner verheffing tot de Graaflijke waardigheid, aan den almede kinderloozen Admiraal wu12 Kimbergen ten slotte ‘schtijft : BDie Uwer naaste bloedverwanten, dien gij het waardigste xxilt oordeelen, zal, zoodra gij zulks begeert, tot Uwen opvolger Bworden bestemd.” ‘s Gravenhage. A. C. SNOUCKAERT VAN SCHAUBURO.

Papieren nagelaten door Oustaaf 111, koning van Zweden, 170% In den PyTavorscher, XXIV, bl. 109, hebben wi gevraagd, of de geheime papieren van Gustaaf UI, koning van Zweden, Bdie eerst in 1842 geopend mogten worden, ook door den druk bekend zin geworden.” Wij geven nu zelf het antwoord, daar w1J in een catalogus vermeld vinden : E. G. Geyger, Des Königs Gustav des 111 nachgelassene Papiere. Uebersicht, Auszug und Vergleichung. 3 Theile, Bamburg 1843. \ J. D. L.

&Mùlderde portretten van Vondel. (XXIV, bl. 349.) Mg zin twee portretten van Vondel bekend, die in de opgave van uw berigtgever de V. Az. uiet vermeld worden. Het eene - ba den heer J. H. van Lennep, te Zeist - een levensgroot borstbeeld in olieverf en op hout geschilderd, den dichter voorstellende op mid- delbaren leeftijd en, volgens de alleszins bevoegde getuigenis van den helaas! overleden ‘portretschilder Schwartze, een voortreffelëk ANTWOORDEN. 523 uit,gevoerd stuk, blijkbaar naar het leven genomen. Het is af- komstig uit den boedel van wijlen mevr. van de Poll Valckenier, en heeft een ovale lijst, in de gedaante van een lauwerkrans, Waarsch+lgk heeft het oorspronkelgk behoord aan een lid van een dier beide, dus door ‘t huwelgk verbonden familiën, $dge- noot en vereerder des grooten mans, Te betreuren is het, dat de naam van den vervaardiger er niet op staat. Het andere - vroeger berust hebbende bij mr. D. J. van Lennep, en thans nog ver- moedelik bg zin zoon, mr. W. W. v. L. te Amsterdam - in pastel, mede een levensgroot borstbeeld, st’elt den dichter nog jonger voor. Ik vertrouw, dat de tegenwoordige eigenaars uw vrager gaarne de bezigtiging zullen vergunnen. Belangrgk ware het alle portretten van Vondel en andere in kunst en wetenschap uitgemunt hebbende nederlandsche mannen en vrouwen eens ten oon te stellen. Dat is een wenk voor het bestuur van Arti et Amicitiae, zeer goed aanstaande voorjaar uitvoerbaar ! *

Qeschilderde portretten van Vondel. >De Jezuïten t’ Antwerpen, door den roem van des Dichters nsem aengelokt, verzochten, eenige jaaren geleden, zyn schildery, en plaatsten die in hun klooster onder de beeltenissen van de vermaardste mannen deezer eeuwe.>’ Zoo verhaalt Brandt, Vondels leven, bl. 83. Vrage: is die schilderg daar nog, en, zoo ja, weet men dan ook te zeggen, tié de schilder is‘?

Schrijfkunst (vgl. XXIV, bl. 337). Bij mi zijn grootendeels in bezit; of staan overigens bekend, de volgende werken : R. G. Rgkens, Practische hnndleiding voor de beoefening der schrgfkunst, vooral ten dienste van de onderwgzers der jeugd. Giro- ningen, J. Oomkens, 1827. P. J. Boonekamp, Handleiding tot de schrgfkunst, uitgegeven ’ door de maatschappi: tot Nut van ‘t Algemeen, 1830. M. Gouka, Handleiding bg het onderwis in de schrgfkunst. Rotterdam, T. J. Winhoven Hendriksen, 1840. De schrgfkunst voorgesteld in doelmatige grondbeginselen en bizonder ingerigt voor het Nederl. schrift. Amsterdam, D. en Jb. da Cunha, 1839. 524 ANTWOORDEN.

Jan Pas, Mathematische behandeling der schrijfkunst, 1773. F. Magnée, Méthode raisonnée sur l’art d’écrire pour les écoles Belgiques. Chandelet, ai&, Art d’apprendre à écrire. Bruxelles, L. Dumont, 1830. Jean de la Chambre, Exemplaarboek, Haarl. 1649, 4to oblong. D. Coornhert, Eenen nieuwen ABC of materiboeck, Antwerpen, W. Silvius, 1564, 4to oblong. Casp. Nevius, Thesauriarium artis Scriptoriae. Colon. Agripp. 1549, 2 part. 4to oblong. D. Roelands, ‘t Magazin oft Pachuys der Loffelyker Penneconsl, 1616, fol. obl. Am. Tavernier, Eenen gheestelycken A B C. Ghepr. Thantwer- pen by Ameet Tavernier, Lettersteker, 4to oblong. J. van de Velde, Spieghel der Schrgfconste, Amst. 1605, fol. obl. Anthony Smyterb, van Antwerpen, Schrijf-Constboeck, Amster- dam, 1613. Ad. Rompelman, Proeven van schoonschrift, Almelo, 1712. fol. Zie voorts rnine bidrage over den zeeuwschen schrijfkun- stenaar Petrus Nytthus, en hetgeen daarbij in de aanteekeningen is vermeld, in Cadsandria, Zeeuwsch Jaarboekje voor 1858, bl. 135-147. Schoondijke, A. J. Bronswijk, 1857. Wolfaartdj’k. J. VAN DER BAAN.

Niezen. (XXIV, bl. 301, 353, 469.) Eene uitgebreide en geleerde verhandeling De sternutatione, van Schoock, wordt gevonden in de Admiranda reram, admirabilium encomia. Misschien staat daar nog wel iets in, wat nog niet in den Navorscher-is vermeld. Indien een der lezers van dit tijdschrift het genoemde bundeltje bezit of onder zin bereik heeft, zal hij më genoegen doen met dre verhandeling in te zien, en daaruit mede te deelen wat ter aanvulling van bovengenoemde antwoorden kan strekken. [De heer Kramm herinnert ons het bekende gezegde »het gast- huis uit”, tot hem die driemaal achtereen niest. Het niezefr wordt dan beschouwd als een blik dat de zieke hersteld is.]

Wapen van M. 8. de Ruiter, (XXIV, bl. 340). In het diploma van ANTWOORDEN. 525

1 aug. 1660, waarbij koning Frederik 111 van Denemarken den vice-admiraal M. A. de Ruiter met zijne nakomelingen *aanneemt in d’ aadelyke Ridderordre”, (Brandt 3de druk bl. 215) wordt tevens gezegd »dat de Koning het oude schild en geslachts waapen zoodanig vergroot heeft, dat dezelve (M. A. de R. c. s.) voortaan een open vryen, en adelyken gekroonden helm moogen voeren, daar een gewapent man op staat, met zyne uitgestrekte rechter hand en uitgetoogen zwaerde dreigende te slaan. Ende op dat hun adeldom te klaerder mag blyken, hebben wy dit wapen en adelteeken, om by hen altyds gebruikt te worden, hun willen schenken, gelyk het hier boven is afgemaelt: te weten, een schild in vier deelen verdeelt, hebbende aan de rechter zyde, in ‘t bo- venste vierendeel, een volharnast ruiter, met opgeheven arm en uitgetoogen zwaerde dreigende te slaen : in ‘t onderste vierendeel een kanon bleekgeel van kleur en daeronder drie geele kogels: boven aen de slinker zyde een wit kruis in een rood veld en daer- onder een wit Admiraelschip in een hemelblaeuw veld”. Een couvert van een brief ‘), geschreven uit Hoorn 3 maart 1672, heeft een afdruk ín rood lak van een cachetje, overeen komende met bovenstaande beschrijving; alleen is het schild nog omgeven met eenen ordeband en rust op twee ankers. Vrage: had M. A. de Ruiter vóór 1 aug. 1660 een ander , wapenschild ? J. D. L.

Roode vaan (XXIV, bl. 325). D e roode heilige vaan der Friesen, noemt mr. L. Ph. C. van den Bergh, Nederl. Volksoverleveringen en Godenleer. (Utrecht 1836, bl. 31 en bl. 59). J. D. L.

CIeslacht Boon van Ostade. (XXIV, bl. 315). De ouders van Jacob waren Gerrit Boon, geboren 1705, overleden 1761, schepen en

‘) In zeer vast schrift luidt het adres aldus: Mynheer Mynheer Hendrik Huijgh(ens) regerende Borgemeester ende Raad int Ed: Mo: Collegie ter admiraliteyt tot Enckhaysen. port: Y: J 526 ANTWOORDEN. raad van Gouda in 1757, en Jacoba van Ostade, dochter van ds. Jacob van Ostade, en Gisberta Lossius. Het wapen van Boon, gevierendeeld: 1 en 4 drie zilveren boo- nen (2 en 1) op een rood veld; 2 en 3 drie groene klaverbladen op gouden veld. Helmteeken eene vlugt met klaverblad er tusschen. Wapen van Ostade, doorsneden : bovenhelft twee witte duiven met kuif op blaauw veld naast elkander ; beneden slipsteen met bak au naturel op rood veld. De iuzender houdt zich wederkeerig aanbevolen voor inlichtingen omtrent de familie Boon. ‘s Gravenhage. J. DE MONTIGNIJ.

Geslachten Borrendamme en Sonmans. (Vgl. XV, bl. 377 ; XXIIT, bl. 538; XXIV, bl. 32, 56, 163 en 269). Georgius van Borrendam, geboortig van Zieriksee, promoveerde den 28 april 1756 te Utrecht tot doctr. in de geneeskunde (Boekz. Junij 1756, bl. 783). Wolfaartsdijl. J. VAN DER BAAN.

A. Arondeaux. (Vgl. A. R. 1 en 11). Justinns van Nassau was een natuurlijke zoon van prins Willem 1, verwekt b;j Eva Eliver, welke dame later in het huwelik trad met A. Arondeaux, secre- taris van Hulst. (Zie F. van Mieris. Beschr. van Leiden, dl. 1). Wolfa&sdajk. J. VAN DER BAAN.

Wapen Ciromme (XXIV, bl. 315, 356, 421). Eene afbeelding van dit wapen (op perkament geteekend en onder m1J berustende) komt met Rietstap overeen; de koeken zijn daarop afgebeeld van lazuur; verder diene nog tot verduidelgking van de beschriving van het wapen (zie bl. 356), dat de zwarte arend doorsneden en niet gedeeld is; (hetgeen men ligt door »een halven arend>’ zoude verstaan). Verder staat op genoemde afbeelding onder het wapen aangeteekend : Catharina Anna Diederiksdv. Grommé, trouwt dr. Willem Hermanszn van Blommeste&r. Met de opgave op bl. 4219 is BDiedeAksdr.” tegerastrijdig. Amsterdam. J. C?. DE ct. J. JR. 527 AANTEEKENINGEN,

Langwijligheid in regtszaken, (vgl. XXIV, blz. 201). Als toevoe- ging tot hetgeen t. a. pl. door V. 8. omtrent bovengenoemd onder- werp wordt medegedeeld, diene, dat reeds in de Ordonnantie en In- . structie wan den Boogen Raedt van ApTeE in Hollandt d. d. 31 mei 1582, en wel in art : 127, was gestatueerd, dat BAdvocaten gehouden zullen zijn te maeken korte schrifturen, sonder te gebruyken van herseggingen en reditiën of overvloedige en impertinente middelen, en sullen deselve geschriften onderteekenen, op poene van eenen Philip- pus gulden uit haer eygen te betalen vuor de eerste reyse” enz. \ In art: 30 van het w Reglement tot bevorderinge van de eqeditie van Justitie voor den Hoogen Raad van Holland d. d. 7 juni 1658 werd dit art. 127 der instructie voornoemd nader omschreven en werd met name daarin verboden het gebruyken in schriftnuren van repetitiën en insertiën van Munimenten die meu bg relatie tot dezelve aanwysen kan. ” In eene speciale ordre van den H. R. d. d. G october 1674 werd gelast en geordonneerd, Bdat alle Advocaaten in haare Schriftugren , hoedanigh die genoemt zouden mogen werden, alle soodanige in- sertiën, prolixiteiten en rediten sullen eviteeren, en bg yeder Proces hetwelk voor deesen Raade overgebraght, of andersints geinstrueert sal tijn, alleen sullen mogen inleeveren een Advertissement of Deductie niet excedeerende het getal van 300 Articulen van ordi- * naris, en behoorlycke grootte . . . . . ten waare de saacke was be- staande in materie van Reeckeninge en Liquidatie, inhoudende veele en verscheyde disputable Posten, of yemandt een geruymen tidt na het furnissement van de saacke, gewightige reedenen meende te hebben, omme nogh een kort Recuil of Memorie niet excederende 100 Articulen te voegen by de voorsz. sijne eerste Schriftuyre” enz. Nadat bi ordre van den Hoogen Raad van 27 october 1682 was bepaald, dat de pleydoyen in sommige zaken (nl. dezulke die op rraondelinge pleidoyen werden getermineerd) binnen zekeren tijd moesten worden beperkt, eoodat wde eysch, Antwoorde, Republycque, (sic) en Duplycque, sullen moeten werden gedaan en geabsolveert yeder in een half uijr,” werd het noodzakelgk geacht de voornoemde ordonnantiën en instrnctiën nog nader te bekrachtigen en wel bij 528 AANTEEKENINGEN.

Nader Ordre van den Hoogen Rade- d. d. 13 januari 1699, waarin evenwel de navolgende modificatie voorkwam adat, by aldien de saeken voor den Rade Provinciael (Hof van Holland) niet ten genoegen mochten beschreven zin, af rauwelyck voor desen Rade werden geinstrueert en de Advocaten oordeelende noodigh te zijn, dat de Schrifturen voor desen Raade, in plaats van 300 tot 500 articulen behoorden geextendeert te werden, syluiden hetselve in sulcken gevalle en anders niet, sullen vermogen te doen, doch soo wanneer de gemelde Schrifturen de voorsz. 500 articulen quamen te excederen, dat de Advocaten en Procureurs, noch voor het instellen, noch copieren van dien, noopende het voorsz. exces, tot lasten van haar Meesters niet sullen vermoogen te declareren, ten waare den Raadt, na voorgaande geobtineert consent, en examinatie van het Proces, bevindende de Articulen van de voorschreve Schrifturen boven de 500 articulen voor het recht van partgen dienstigh geweest te zin, by schriftelycke resolutie hetselve quam te verklaren” enz. De door V. A. medegedeelde resolutie van 25 januari 1706 wordt in de Verzameling van Instructiën, waaruit de bovenstaande bepalingen door Mi zlJn geëxcerpeerd, niet gevonden ; welligt dat de resolutie wel als huishoude&jke maatregel vastgesteld, doch niet in den vorm van ordonnantie gepromulgeerd is geworden. Overi- gens sluit zij zich vrij goed bg de medegedeelde ordonnantiën aan, zoodat z1J m. i. als eene resolutie van den Hoogen Raad zoude . kunnen aangemerkt worden. Dat zij van het Hof van Holland (ook wel Provincialen Baad genoemd) afkomstig zoude zin, is niet waarsch@$k, vermits er een Ordre en Reglement wan den Have van Holland d. d. 10 november 1727 bestaat, waarin, blikbaar voor het eerst, middelen worden aangewend om de excessen en het exten- deren van de aecrete schrifturen, van deductiën, advertissementen enz. tegen te gaan en zulks, niet door slechts eèn bepaald aantal artikelen toe te staan, maar door de schrifturen voortaan aan een accuraat examen te onderwerpen en de onnoodige artikelen ver- werpende, te verklaren voor hoeveel artikelen de advocaten zullen mogen declareren enz. Met dit Reglement voor oogen is het niet waarsch@.$k, dat reeds in 1706 door dienzelfden provincialen raad een resolutie als de door V. A. medegedeelde zoude genomen zin. D. V. T. VRAGEN,

‘t Huis te Manpadt, bij Haarlem. Zoo als mlJ onlangs gebleken is, bestaan er teekeningen, dit huis voorstellende als een groot en zeer sterk kasteel, in de laatste helft der 17de eeuw. En toch - bevreemdend genoeg ! - somde van Leeuwen, in het XIIde boek van z@e Batavia Illustrata, van den jare 1685, dit slot niet op onder de BAdelijke Huysen enz. in Kermerlant”, en was de herin- nering van dit gebouw een honderdtal jaren later zoo volkomen weggevaagd, dat men zich afvroeg, of mr. C. van Lennep wel het regt had het Huis te Manpadt, naar een oud titelplaatje, als burgt af te beelden? Vanwaar toch dit algemeen stilzwijgen over een statig kasteel met grachten en ophaalbruggen, torens en poorten, dat toch stellig eens door een onzer adellëke geslachten is ge- grondvest, bezeten en bewoond geweest ? *

ANTWOORDEN,

Geslacht de Beaufort (Xx1, bl. 589 ; XXIV, bl. 464). De heer F. Caland herhaalt t. 1. a. pl. een verzoek, om genealogische be- rigten omtrent dit geslacht. Voor zoo veel noodig verwis ik hem naar het Oud en Nieuw uit de Vaderlandsche Geschiedenis en Letterkunde, door P. Scheltema, in 1844 b;j G. Portielje uitgegeven. Op bl. 11 en volgende wordt aldaar eene aanteekening medege- deeld van de geboorte, het wedervaren, de kinderen en familie van den bekenden Lieven Ferdinand de Beaufort, den schrgver van het Leven vao Willem den Eersten. , In de B$age wordt zijne genealogie van vaders- en moeders- zide opgegeven. Daarop komen de beide erfgenamen van Cath. van den Broeke, wed. jhr. Bernard de Beauste niet voor, tenzij dat Bernard Lucas eene schrijffout is voor Bernard Laurens, en 530 ANTWOORDEN.

de burgemeester van Hulst zijn broeder is ; hun beider moeder heette Anna Colve en was eene dochter van Gisbert Colve en Isabeau de Bernuy ; zij stierf reeds den 5den april 1657. Het ver- moeden van den heer Caland, dat de moeder van Benjamin en Bernard Laurens eene dochter van Catharina van den Broeke zoude geweest ztin, komt mjj dus niet gegrond voor. Het zal hem voorts niet onbekend ztin, dat het geslacht de Besufort zeer verspreid was over Europa, waartoe de godsdienstoorlogen vooral hebben bigedragen. Zie von Ledeboer, Preuss. Adels- lexicon, 1, bl. 40, von Hefner Stammbuch, 1, bl. 82, en vooral den Indicateur Nobiliaire van v. Trigt en Nihoff. Uit het Handboek van Weleveld verneemt men verder, dat bij diploma van 1822 Franpois Frederik Erdman de Beaufort in den nederlandsehen. adelstand is ingelifd, op het keizerlik rijksdi- ploma van 4 maart 1710. BERQ VAN DUSSIN MUILKERK.

Vraag naar een wapen. (XXIV, bl. 459). Van de bedoelde familie is mi het volgende, bekend : Johan de Jonge ontving 6 december 1597 eene vicarie te Delft. Zin vader, Adriaen de Jonge Dircxz., nam toen die schenking te zinen behoeve aan. Mr. Dirck de Jonge, advocaat voor den hove van Holland, maakte testament 23 juli 1657. Xin zoon, Mr. Cornelis de Jonge, ontving 28 november 1620 de genoemde vicarie ; hij was secretaris van Delfland, was getrouwd met Barbara van Wijnhuysen en stierf in 1679. Hunne kinderen waren : Mr. Cornelis de Jonge, advocaat te ‘s Gravenhage ; Mr. Adriaen de Jonge, advocaat te Delft, die de genoemde vica- rie 3 december 1679 ontving en in 1682 met het in de vraag beschreven wapen zegelde ; L Nicolaes de Jonge ; Gerrit de Jonge ; Aelbert de Jonge ; Dorothea de Jonge, gehuwd met Maurits Beem te Delft. Deze kinderen komen voor in acten van 168& 1682, 1683 en 1684. Qj zgn, met de twee kinderen van Geertruyt de Jonge en ANTWOORDEN. 531

haren man Jan Frangois Massis, erfgenamen geworden van hun- nen oom, mr. Johan de Jonge, advocaat; den 19 februari,j handel- den zg als zoodanig. , Het bovenstaande is genomen uit authentieke’ acten. Volgens Balen, Beschriving van Dordrecht, bl. 1001, was mr. Dirck de Jonge, bovenvermeld, getrouwd met Geertruyt Boot, dochter van Jan en Josiua Sandelgn, en had hg een broeder Jo- han de Jonge (getrouwd met Klara Boot, zuster van Geertruyt), wiens dochter, Dorothea Klara de Jonge, gehuwd was met LATaximi- liaen Boot. Deze Johan de Jonge kan die geweest zin, die den 6 december 1597 voorkomt. Een niet geheel ingevulde kwartierstaat van mr. Cornelis de Jonge, secretaris van Delfland, wist als kwartieren aan, in de volg- orde, waarin zg naast elkander geplaatst zin, van vaderszide: De Jonge, van Leeuwen gezegd van Naerden, Molenaer de Vries, van Alblas, van Dam, van Seyst, de Jonge van Baertwyck en Coson (of Coton); van moederszgde : Boot, van Dieuien, van Leeuwen, de Swart, Sandelin, Oem, van der Meer en van Barendrecht, -N.

Luchtreizen. (XXIV, bl. 481). De vraag aangaande luchtreizen is breedvoerig en zoo grondig mogel$ besproken en uitgemaakt in: »De luchtballon. Eene voorlezing door B. van Meurs, vooraf- gegaan door een gedicht van Dr. Schaepman.” Utrecht, J. L. Beiers, blz. 15-27. Een kalender en een huwelijksregister (XXIX, bl. 145, 292, 304. en 397.) Aan X kan ik alleen nog mededeelen, dat onder mi berustende is een oud papier, klaarblijkelijk eigenhandig geschre- ven in oud hollandsch schrift, door GoosLn of Goesen van Rouwenoort, welke naam hier ook misschien Rouwenoecht is ge- schreven. Hoewel deze naam in het bedoelde perkament is doorge- haald, kan het misschien iets helpen, Het schijnt vau eene aanteeke- ning van geboorte en overlgden te zin, en luidt letterlek als volgt: Anno 1530. In den jare onzes Heeren 1530 namentlik op Saute(?)Vri$dag ben ik Goesen Rouwenoort geboren en zen mijne peters geweest (onleesbaar). 532 ANTWOORDEN.

Anno 1557. Item in het jaar onzes Heeren 1557 stierf de deugdzame juffer Emgard van Hoekelom, weduwe van den zaligen Goosen van R., mirre zalige moeder den 15 dag van Augustus. Anno 1559. In het jaar onzes Heeren 1559 stierf de Ehrenfesten en vromen Jan Grutter miin zalige zwager namentlgk op 28 februarij. Anno 1575. Item in het jaar onzes Heeren 1575 den letsten dag van April sterft de ehrenfesten en vromen Otto van Rouwenoort, . . . . heer(?) van Sandenbosch mgn zalige broeder. Uit een en ander blikt dat Jan Grutter een zwager was van Goesen van R., beide in het handschrift bedoeld, doch van z&e vrouw wordt geen melding gemaakt, hoewel uit andere papieren bekend is dat deze Helwich Grutter of Gruyter heette. Genoemde Goosen van R. woonde op de havezate Ulenpas brj Keppel en ligt ook daar denkelijk in het familiegraf begraven; waar hg gehuwd is, wordt niet vermeld. De 1568 gehuwde Lennert Jacobsz van der Boroh en Appollonia Laurens, komen in het geheel niet in den stamboom onzer familie, welke tot de 13 eeuw naauwkeurig is bUgehouclen, voor, en be- hooren dus zeker tot een ander geslacht. Ons geslacht heeft zich ook eerst later in Holland gevestigd en woonde toen in Westfalen. Rotterdam. VAN DER BORCH.

AANTEEKENINGEN,

Een groniugerlandsche zeeman bi,j de duitache en oostenrijksche noordpool-onderzoekingsreizen. Dezer dagen hebben verschillende nederlandsche nieuwsbladen, en wel een dordrechtsch nieuwsblad, meen ik, ‘t eerst, de $ding vermeld, dat een nederlandsche zee- man, Heine Wals met name en te Delfs$ te huis behoorende, als matroos de oostenrgksche onderzoekingsreis naar den noordpool had mede gemaakt. Deze reis, onlangs volbracht onder ‘t bevel van , Weyprecht en Payer, is voor de wetenschap van ‘t grootste belang AANTEEKENINOEN. 533 geweest; onder anderen heeft ze de ontdekking van een nieuw land benoorden Nowaja Semlja, dat de Oostenrgkers naar hun keizer Franz-Joseph-land hebben genoemd, ten gevolge gehad. De deelgenooten aan dezen hoogst belangriken togt zin dan ook in Duitschland en Oostenrib met vreugde ontvangen, met roem en eere overladen. Dat een groningerlandsche matroos aan dezen roem- vollen togt deel nam, mag wel opgemerkt en vermeld worden. In het duitsche tijdschrift Die Gartenlaube, jaargang 1868, komt een opstel voor van dr. Otto Ule, getiteld Die Arbeiter der ersten dezrtschen Nordpolexpedition. Een plaat is daarbg, voorstellende de afbeeldingen van den scheepstimmerman en van zes van de beste (bewührteste) matrozen, die deze reis, namelijk die welke onder bevel van de kapiteins Koldewey en Hildebrandt in 1868 werd gedaan, mede maakten. Een van deze matrozen heet, volgens het onderschrift, Gerhard de Wall, en behoort te DelfsUl t’ huis. De bevelhebber Koldewey geeft aan dezen de Wal1 en aan nog twee , andere matrozen, Camp Wagener van Norden in Oostfriesland en Peter Iversen, den roem van uit.muntende matrozen, van Bkräf- tige, entschlossene fl&inner” te zen, z+die sich nicht fürchten werden, selbst dem Teufel in der Holle einen Besuch ab zu stattevl.” Is de Delfsëler Gerhard de Wal1 van de reis van Koldewey de zelfde man als de Delfsgler Heine Wals van den tocht van Weyprecht? Ik denk van ja. Janmaat springt soms zoo wonderlik met ztin naam om, en de zoogenoemde ronselaars of huurbazen (makelaars in scheepsvolk) te Amsterdam en Rotterdam, te Antwerpen, Bremen en Hamburg, waar Janmaat zich laat aanwerven, ztin ook dikwils o)aauwkeurig in ‘t opschrijven der namen van ‘t scheepsvolk op de monsterrol. Gewoonlijk ook, wanneer zich twee matrozen met den zelfden voornaam op éen schip bevinden, doopt men een van beiden om, ten einde verwarring voor te komen. Zoo’n nieuwe of scheepsnaam behoudt Janmaat ook wel langer dan de reis duurt, of op volgende reizen, al naar ‘t valt. Zoo iets kan met Gerhard of Heine de Wal1 of Wals ook zin voorgevallen. In allen gevalle hebben wi hier met éen of met twee gronin- gerlandsche matrozen te doen, die den ouden roem van het ne. derlandsche scheepsvolk handhaven. Jammer maar, dat ze hun heldenmoed moesten toonen in dienst van deu vreemdeling, wijl 534 AANTEEKENINQEN.

daartoe in Nederland, helaas! geen gelegenheid meer bestaat. Oud- Nederland ! witar is ook in deze zaak uw roem 3 Waar zijn de dagen gebleven van Heemskerk en Barendsz? Waar het onder- zoekingsreizen naar den noordpool geldt, hebben Engelschen en ook Zweden en Russen de Nederlanders al lange van de baan geknikkerd, en in den laatsten tijd laten vooral ook Duitschers en Oostenrikers, zelfs in deze zaak, de Nederlanders verre achter zich. JOHN CHIJEL.

Ligpenning van David van Bourgondië (1455 - 149 6) met omsohrift : t : Verlanggen * dotmi : troen :. Deze hoogst zeldzame ligpenning is, in 1873-1874, aangekocht voor de muntverzameling van het Prov. Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. De boven vermelde woorden worden in het Ve,.sZag (bl. 90) wan het verhandelde ter algemeene veegadering (30 juni 1874) van het zoo even genoemde genootschap verklaard te beteekenen : ik verlang naar den troon, d. i.: naar den hemel, Bwelke woorden zoo wel bi >die op de voorzide” zoo lezen wi t. a. p. yals bij de levensom- Bstandigheden van den Bisschop zeer wel passen.” Juist die verwijzing naar -de woorden van de vooregde van den ligpenning, geven ons aanleiding eene andere beteekenis te hechten aan het omschrift. Wi lezen toch aldaar in : domino : conjìdo : David : Ik David vertrouw OJ.I God en hiermede komt over een als wg het omschrift der keerzgde: -f 1 verlanggen : dotmi : troen : aldus in het neder- landsch van onzen tijd overbrengen: Verlangen doet mij (ver)trouwen. Met andere woorden, ik weet dat mlJn verlangen vertrouwbaar is, d. i.: bevredigd zal worden. Confido en troen slaan dan op elkander als grondtekst en vertaling. J. D. L.

Aankondiging van boeken. Qeraerdt Brandt, Het Leeven van P. C. Hooft en de Lijkreeden. Met inleiding en aanteekeningen door Dr. J. C. Matthes. Het Leeven van Hooft is, »een zeer verdieustelijk, ja een schoon boek. Het is geschreven in dat zuivere Nederlandsch AANTEEKENINGEN. 535 en in dien prachtigen, classieken stil, dien Brandt zich eigen had gemaakt. Reeds om den vorm derhalve zou het, evenzeer als Vondel’s Leven, eene wederuitgave verdienen” Dr. Matthes zegt dat met reden. Het Leeven van Hooft behoort. tot, het beste proza wat’ wij uit de 17e eeuw hebben. In duidelikheid en naauw- keurigheid van stil staat het, naar min oordeel, nog boven het Leven van Vondel, waarin de schrijver het zinen lezers wel eens lastig maakt door menigte l$j- en tusschenzinnen, die bovendien niet altid op de regte plaats staan. Maar ook om den inhoud is dit boekjen van Brandt belangrijk. ,Hi is de oudste, en tot heden ook de beste biograaf van den Drost,” en valt er ook op z;-Jn werk het eene en andere aan te merken, het is ~lichter aan-. merking op hem te maken, dan hem te verbeteren.” Twee gebreken vindt dr. Matthes in deze levensbeschrijving. Ik stem hem toe, dat het inderdaad gebreken ztin; maar ik moet toch doen opmerken, dat er wel iets tot verontschuldiging van den schrgver te zeggen valt. Brandt bleef Bte veel aan de oppervlakte hangen; hi vermeldt vele feiten en werken uit het leven van den Drost, maar brengt ze niet genoeg met zin innerlgk leven in verband, ha verklaart ze niet genoeg uit Hooft’s aanleg en karakter. Het eigenaardige van d.e persoonlijkheid, de deugden en gebreken der poëzie, de beteekenis van het proza des Drosts, het wordt alles niet, of niet genoeg in het licht gesteld. Zoo is de levensschets niet voltooid of liever, ze is, wat men noemt, te primitief: de trekken van het portret zlJn er, ten minsteen] vele, maar z;j zin ‘niet verbonden; uitdrukking en perspectief ontbreken ; het beeld is ontworpen, maar niet afgewerkt, en niet genoeg de spiegel der ziel.” Dit is het eerste. Het is volkomen waar; maar wti ‘moeten niet ver- geten, dat wg hier eene levensbeschrijving uit de 17e eeuw voor ons hebben. Een geregeld en ordelik verhaal van het leven van den persoon, een verhaal van hetgeen hg gedaan en ondervonden had, veel meer verlangde de lezer niet, veel meer begreep de schriver niet ,dat, hg moest geven. Wat het karakter betreft der werken van hem wiens leven men beschreef, men prees ze als hoogdravend, krachtig, zoetvloeiend of geestig, en met die woorden of eene meer of minder uitvoerige omschrgving daarvan was het 536 AANTBEKENINQI4N. doorgaans afgedaun. Den schrijver te beschouwen in zijnen t$d, in verband met vroegere en gelijktijdige schrijvers, ook daaraan werd weinig gedacht. Wel is waar, het Leven van Vondel, al is er dezelfde aanmerking op te maken, voldoet ons toch in dit opzigt beter. Doch daar is meer dan éene reden voor. Brandt had dezen dichter persoonlgk gekend : vooral in de laatste jaren van Vondels leven had hg hem dikwils bezocht en veel met hem gesproken ; Hooft had hij misschien een enkelen keer ontmoet, maar hij kende hem toch eigenlijk slechts uit zijne werken en uit mededeelingen van dezen en genen. Geen wonder dat hij ons van Vondel een veel levendiger en duidelijker beeld geeft dan van den Drost. Doch al had hij met beide even veel omgang gehad, nog zou het hem veel gemakkelgker gevallen zin Vondel te schilderen, den man uit het volk, open en rond, die zich altgd vertoonde zoo als hg was, wien het hart op de tong lag, die nooit zweeg waar hg meende te moeten spreken, ja die niet zelden sprak waar hef beter geweest was t.e zwagen, dan Hooft, altijd bedaard en om- zigtig, altijd deftig, en die daarom zoo gemakkelijk niet te kennen en te doorgronden was. Eindelijk, eene 1evensbeschrUving was in dien tid meestal eene soort van lofreden: van het goede wat van den overledenen te zeggen viel werd niets verzwegen; het minder goede werd of niet vermeld of zoo veel mogelijk verschoond. Het is de vraag of Brandt er over gedacht heeft om anders te handelen ; maar al had hij dit gedaan, indien hij iets minder gunstigs omtrent Hooft gemeld of aanmerkingen op zijne werken gemaakt had, zou het zeker door ‘s dichters nakomelingen, vooral door zinen zoon niet goed opgenomen ztn. Aan dien zoon, zijnen vriend Aernout Hellemans Hooft, had Brandt voor zijn werk veel te danken; zonder twgfel heeft deze hem een aantal b& zonderheden uit het leven van den Drost medegedeeld en, dit weten wi zeker, hg heeft- hem al wat er nog in handschrift over was ten gebruike verleend. Brandt zou - hiervan moge wij ons verzekerd houden - gemeend hebben, dat hg zich aan on- dankbaarheid jegens zijnen vriend schuldig maakte, indien hi zich omtrent het leven of de werken van den Drost een ongun- stig oordeel veroorloofde. De tweede aanmerking van dr. Matthes is deze. BVan Hooft’s AANThBKENINGltN. 537 kleinere gedichten of mengeldichten, de zoogenaamde zangen, wordt niet veel gezegd, terwijl de groote werken, dramatische en proza-geschriften, tot tweemaal toe besproken worden. Van som- mige geschriften, die ook wel vermeld en behandeld hadden mogen worden spreekt Brandt in het geheel niet.” Met name worden genoemd, de tafelspelen en de Reden van de aaerdicheit der Poesie. Dat Hoofts kleinere gedichten vermelding niet alleen, maar ook eene naanwkeurige beschouwing verdiend hadden, wie zal het niet toestemmen? Maar kan het ons toch eigenlik wel verwon- deren, dat Brandt er zoo weinig gewag van maakt? Hij prëst Hoofts poëzi met zeer algemeene woorden ; waardoor zlJ zich on- derscheidt, daarvan zegt hi niets. Noemt hë enkele kleinere ge- dichten, dan vermeldt hg niets of bijna niets, dan de gelegenheid waarbg zi vervaardigd werden. Wat zou hij dan van de zangen en sonnetten zeggen 3 Misschien wist hg van de meeste niet voor wie zg geschreven zin: en indien hg het geweten heeft, zal hij het onvoegzaam geacht hebben, namen te noemen. Dr. Matthes noemt nog eenige stukken, waarvan, naar zin oordeel, Brandt melding had moeten maken. Doch wij mogen wel eerst vragen, kon hi het doen, heeft hij ze alle gekend ? Zij komen alle (Paris oordeel uitgezonderd) voor in het amsterdamsche handschrift der Poëz1J. Maar dat handschrift, gebonden zoo als het nu is, heeft Brandt niet gezien: waarsch&rlak heeft de latere bezitter, Papen- broek, het laten binden. Dit althans is vrij zeker, dat in 1771, toen Brandt en Aernout Hooft de Gedichten uitgaven, en zeer waarschinlëk ‘ook nog in 1777 toen dit Leven van Hooft ge- schreven is, de laatstgenoemde nog niet alles bezat wat in dezen band verzameld is. Dit blikt hieruit, dat Brandt nog slechts de latere omwerking van den brief uit Florence kende, terwil de oudere tekst in dezen band gevonden wordt. Van hetgeen nu zamengebonden is heeft het meeste aan Aernout Hooft toebehoord. Wi zien dat uit enkele woorden of letters, waarin mi zijne hand herkennen. Zoo schreef hg den titel van het gedicht Dankbaar genoegen daarboven, dien van de Bede van bewelkoming des Prinsen (in 1630) op den omslag. >Stuk van Medea” schreef hij achter op dat fragment. Op den omslag van den Schgnheiligh en van de Keuren voor de kamer 1. L. B, staat 538 AANTELKENINGEN.

met zine hand geschreven P. c. HOOFT. Maar bij de Reden vande waerdicheit der Poesie en de Gewonde Venus ontbreekt alle bewijs dat zg tot de verzameling van A. R. Hooft behoord hebben. Het is dus mogelijk dat zë, even als de Brief aan -de kamer, langs eenen anderen weg in het bezit van Papenbroek gekomen zijn en dat Brandt ze dus niet gekend heeft. Wel is de jonge Hooft eigenaar geweest van het andere bruiloftspel, maar op den omslag , hiervan schreef hg dub. Hg twijfelde dus of het wel tot de werken Z&IS vaders behoorde en dit verklaart ons het stilzwggen van Brandt omtrent dit spel. Dat hij ook van de Mommerg zweeg, begrijpen wij : Hooft had deze -niet waardig gekeurd, in de uitgave ziner Ge- dichten (1636) opgenomen te worden. Alleen Paris oordeel blijft dus over. Brandt kende het, want het staat in de uitgave van 1636. Misschien echter wist. hij, evenmin als wij het weten, b% welke gelegenheid en in welken tgd het gedicht, is, en is dit de reden of eene van de redenen waarom 11s er geene melding van maakt. Dr. Matthes heeft zgne uitgave van het Leeren vati Hooft ver- rgkt met eene inleiding en aanteekeningen. Merkwaardig is daarin vooral hetgeen hg schrift omt’rent de verhouding tusschen Vondel en Brandt. Het geldt hier inzonderheid de vraag of van Lennep gelik had, toen hg in dien tnintigjarigen jongeling, die in voorreden voor het tweede deel van Vondels Poëzi, in bet begin van 1647 uitgekomen, dezen zoo vinnig doorstreek, Geeraardt Brandt zag. _ Dr. Matthes bestrgdt die meening. Ik heb geene gelegenheid na te zien wat er door Verwijs voor, door Loeff en Penon tegen gezegd is: ik moet mij dus bepalen bij hetgene wi hier vinden. En dan dunkt mij dat de argumenten die hier bggebragt zin het wel eenigzins waarschgnlijk maken, dat wi aan een ander dan Brandt te denken hebben, doch niet meer. >Van Geeraard Brandt”, zoo lezen wW in Vondels Leven, »sprak hij weleer, ten aanzien van de dichten zgner jeught, ende likrede op den Drost Hooft, met lof en gunst.. . . Doch de verscheidenheit van Godsdienst, en eenigh ander geschil, elders gemeldt, veroorzaakte sedert wat ver- wydering, vermindering van geneegenheit, en een langhduirigh zv- gen, enz.” Matthes wist er op, dat de verwgdering sedert, dus niet voor, maar eerst na de Likreden (na 28 mei 1647) ontstaan is, en meent dat ze dus geen gevolg kan ztin van de gemelde AANTE~KENINQLN. 539

voorreden van januari van hetzelfde jaar. Maar Brandt verhaalt,ook (Vondels Leven bl. 55) dat de dichter wel gaarne den schrijver geweten had en daar vergeefs naar ried. »De heer Pieter de Groot, Hugoos zoon, was lang by hem verdacht: daarna hieldt hy ‘t ook op anderen, zonder den rechten man te bonnen vinden.” Dit lany is wel zeer onbepaald, maar ik geloof toch dat wlJ er veilig uit mogen opmaken, dat Vondel, vier maanden later, toen de Lik- reden uitgesproken werd, Pieter de Groot nog voor den schrijver der voorreden gehouden heeft, en nemen mi in aanmerking dat hij dezen lang, en daarna nog andere, wie weet hoe vele, er van verdacht hield, dan kunnen wij het niet onmogelgk achten, dat het vele jaren, misschien tot na 1654, geduurd heeft, er. hij den regten man gevonden had. De aanteekeningen aan den voet der bladzijden zijn vele, maar fza zijn noodig voor den lezer die het regte genot van Brandts boekjen hebben wil. Zi getuigen, dat de uitgever met Hooft, zijnen leeftid en zijne werken naauwkenrig bekend en voor de taak die hg op zich nam goed berekend is. Omtrent ééne zaak op bl. 15 vermeld, moet ik hem te regt wizen, vooral omdat ik het zelf ben die hem hier op den verkeerden weg geholpen heb. Anna Spiegel, Brechjes zuster is niet in 1607 of 8 gestorven, maar is later getrouwd geweest met Antoni Oetgens van Waveren. In zin klaaglied betreurt Hooft niet haren, maar Brechjes dood. De woorden die het noodig hadden, zijn verklaard en nevens andere die, al hebben zi geene verklaring noodig, toch opmerking verdienen, achteraan in eene woordenlijst opgenomen. Laat ik in het voorbijgaan opmerken dat raven8 bl. 32 en het daarnevens genoemde bakens geene dubbel meervoud is, maar regelmatig meervoud van raven en baken, het eerste thans verouderd, het laatste nog in gebruik. Ook lezen wij bl. 36 Bdat buiten en binnen ondtads den genitief regeerden is bekend.” M$j is echter wel bekend dat sommige grammatici dit beweren, maar ik heb er nooit bewgs van gevonden en geloof dat bu8endands en dergelgke woor- den anders verklaard moeten worden. (Zie Nav. X11, bl. 246.) Behalve Brandts Leeven van Hooft, vinden wij hier nog de L1Jk- reden op Hooft, door hem kort na des dichters overlgden in 1647 uitgesproken. Wi wisten uit het gedicht van Six van Chandelier, 540 AANTEl!ÌKENIXUEN. dat het eene navolging is van de likreden op Ronsard, door du Perron. Die Oraison fundhre zelve echter was vrë onbekend. Van daar, dat men, Brandts likreden voor niet meer dan eene navolging daarvan houdende, deze verkeerd beoordeelde, en uit hetgene daar gezegd en niet gezegd werd, allerlei gevolgen trok. Dr. Matthes heeft ontdekt, dat het er voor het grootste deel eene h$a letter- lijke vertaling van is, en hier de beide redenei naast elkander la- ten afdrukken. Het is een belangrUk toevoegsel tot zlJn werk. Ons oordeel over Brandt is er minder gunstig door geworden, want wij zien dat hg zich eene onbeschaamde letterdieverg veroorloofd heeft, ons oordeel daarentegen over de Lijkreden minder ongunstig, nu wi weten, dat niet Brandt, ma,ar du Perron schuld heeft aan den winderigen stijl van het stuk. Bovendien blijkt nu, dat de Likreden niets bewgst van al wat men vroeger meende dat er door bewezen werd. In het vers van Six van Chandelier tot verdediging van Brandt, een mislnkt pleidooi voor eene kwade zaak, hier aan het einde der Inleiding medegedeeld, lezen wi o. a. : Vaar voort vry op Torquaat te schellen (schelden): ‘t Is noodloos zich te weer te stellen, _ Gekroont van Baarles baakehar: Ook Vondel prees den redenaar.

. De uitgever wil daar lezen beukelaar. Maar ik geloof dat de lezing zuiver is. Een beukelaar, een schild, is geen geschikt voor- werp om eenen dichter mede te kroonen. Men kroont dezen met eenen lauwerkrans. Six van Chandelier wist dat ook wel. Maar het groen van dezen boom kan hU in zin ram niet gebruiken, en daarom grijpt, hi wat verder en vergenoegt zich met de vrucht. Hi denkt er niet om! dat een krans van laurierloof evenmin door eenen van bakelaar (baccae lauri, laurierbessen) kan vervangen worden als een krans van eikenloof door eenen van eikels. P. LlCENDERTZ. WZ, VRAGEN,

Qeaehenk voor handschoenen. Het volgende vind ik in den Hol- landschen Mercurius van 1650 op blz. 4 vermeld. BTen behoeve van de Spaensche Nederlanden quamen een goede partye silveren platen tot Oostende uyt Hispangien, en nog vgftig duysent pisto- letten voor den Aertshertoge Leopoldus tot een paer Handschoenen; hier over heeft men te Brussel van vreugde gedanst.” Vindt men meer derge&ke giften, onder dien titel van vorsten aan vorsten gegeven, vermeld? Kan de onsmetbare ridderlgke handschoen hier als symbool worden beschouwd, dien men bg ridderlik vërschil elkander voor de voeten wierp om de zaak door godsoordeel te beslissen, ook hier in het spel zin? Dan zou die gift alleen de beteekenis hebben van handhaving van de eer der ridderschap. u. C. KRANM.

ANTWOORDEN,

Een kalender en een huwelijksregister. (XXIV, bl. 145,262, 304, 397, 524.) Bi het zoeken naar andere huwelgken dan de op bl. 397 medegedeelde, is het rng gebleken, dat aldaar in plaats van sunt moet gelezen worden solverunt. Het woord is afgekort geschreven st en kan dus beide beteekenen; maar het blikt van elders, dat de pastors daarmede bedoeld hebben de betaling door parttien aan te teekenen. X.

Orlamtmde. (XXlV, bl. 445). Dit a&kel lezende kwam mi dadelijk in het geheugen, dat Maarten Luther eene buitengewone groote wen aan den hals had. Ofschoon wU in alle afbeeldingen, 542 ANTVOCUtDEN. die in prent van hem voorkomen, een dikken hals ontdekken, die het bestaan van een wen doet vermoeden, is deze toch zooveel mogelik weggelaten, zoodat Luther daarop als een zwaar gezet man voorkomt, en de wen als het ware door de kunst verdreven is. Nu ter zake. Ik heb jaren geleden twee stuks portretten, wederga’s, van Luther en Calvijn, in ovaal, bg mi gehad om schoon te maken. Zi waren op doek en klaarblijkelgk zeer goede kopgen naar de origenelen, circa 3 bi 4 palmen breed en hoog. Hier zag men de wen in zijn natnurlgken toestand en met een gevoel van medelijden. Het is aan te nemen, dat Luther voor zich en de zinen zich heeft willen doen zien zoo als hi was, al was het hem bekend dat zin vriend Cranach en anderen begrepen, dat de wen niet zoo noodig was om Luther te kennen. Het is meer dan waarsch$lijk, dat deze twee portretten nog bi dezelfde familie te Utrecht berusten. Het verhaal in den Reisgids zal streng genomen wel tot die legenden behooren, welke te allen tgde bi de twistende kerken zoo ruimschoots gevonden worden. Alleen rijst bi mij de vraag, of de bekende krop of wen, die bij de vrouwen in Thuricgen wordt. waargenomen, al of niet vóór de vermelde verwensching van Luther heeft bestaan 3 Het zi verre dat ik de vraag beantwoord acht. Ik heb alleen vermeend het door mi aangevoerde feit tot inlichting te moeten mededeelen. u. c. KRW.

Jan van Linteloo. (XXIY, bl. 174.) Al heeft bovengenoemde glasschilder iu het Munstersche gewoond, bi kan toch zeer goed een geboren Nederlander zijn. Op zin naam afgaande, is de veronderstelling misschien niet al te gewaagd, dat Jan van Linteloo afkomstig zal zin geweest uit de buurschap Linteloo (gemeente Aalten) en zich naderhand in het nabigelegen stadje Bockholt (Boekholt) zal hebben geves- tigd. In verband met bovengenoemde plaatsnamen geloof ik, dat de gissing of liever de opmerking van den heer G. A. Six zeer juist is en volstrekt niet aan het vlaamsche plaatsje Bouchout moet worden gedacht. Het is ook zeer goed mogelgk, dat in Boc- ANTWOORDEN. 543 holt nog van zlJn werk te zien is, want men vindt daar, behalve een antiek stadhuis, eene schoone, groote kerk van ouden datum, ABR. HESSELINK.

Spreekwoord. Als men gus zegt, meent men al de hoenders. (XXIV, bl. 157.) Dit spreekwoord is in het oostelgke gedeelte van Gelderland in gebruik, doch een\gzins anders. Men zegt er namelik ,kuusch”, in plaats van Bgus”, Het komt hier in dezelfde beteekenis voor, als bij Tuinman, Ned. Spreekwoorden, dl. 1, bl. 234. &uusch” is een uitroep, dien men bezigt om iets, vooral kippen en ander gevogelte, weg te jagen. ABR. HESSELINK.

AANTEEKENINGEN,

Olifanten in Europa, (Vgl. XXIII, bl. 587). In het vlaamsche weekblad Rond den Heerd, 9den jaargang, no. 46, staat het volgende vermeld : DDen 3 October 1563 kwam te Brussel een levende oliphant van Antwerpen toe, ‘s morgens omtrent ten 11 ure en logierde in de Vier èemer s in de Bergstrate. ‘s Anderendags, wezende den Maandag, wierd hi in ‘s konings hof geleid, en daar zat een Moorken op uit Indien, en de hertoginne van Parma kwam ten vensteren uit hem zien op de plaatse. Daar was een groote ketel rist gereed gemaakt gelik men in de bruiloften doet, houdende eene halve ame, dat is eene halve tonne nats. Die portie wierd door den oliphant uit geëten. Hi dronk ook win, trok met zlJne snuite eenen hoveling zijnen rappier met verguld kruis uit de scheede, en gaf dezen aan zijnen meester, ‘t Moorken, dat over zenen nekke zat. -Van daar kwam hi op de markt en dronk uit de fonteine, greep al voorbggaan alsan met zijne snuite acht rapen met hunne loovers van ‘t kraam eener groenselierige, wierp ze in zijnen muile en at ze op; de kalant ging dan voort naar de Waalsche plaatse tot den Wolzak, en zoo al door de Proogtstrate ,naar de Steenpoorte en den Sint-Jans poel; nog wederom ter 544 AANTEEKEXININGEN.

Markt, en Andries hop de Waghe” tapte hem een groot bekken vol rooden wijn dat hij ten grooten deele uitdronk. Voorts ging hg door de Huvelstrate naar huis, en, komende voor de vrouwen die daar met rad&en zaten, nam ha er ook eene gildige portie van binnen, en ging de Bergstrate op, al knaspen, naar de Vier e em e r s. Heel de stad was te beene. ‘t Was eene leelgke beeste. Hij was gelik de hoogte van’ een overdekten wagen, en hadde beenen gelik of hg schippers boksens aangehad hadde, ronde voeten met korte klauwen, een groot bakhuis met twee lange tanden, en eene lange snuite, gerompeld als een ganzenstrote, daar hg wel mede eenen man in greep, en wierp hem 24 voeten verre van hem, en daar door dronk hij en nam daarin wel een vierendeel waters, het welke hij de menschen wel konde in hun aangezicht spuigen. Hij hadde twee lange ooren en breede, maar kleene oogen van sterk gezichte; de huid was zeer dikke en sterk, met zwart gris haar als eene oude ratte, ende is zeer ver- standig. Zoo hg iemand hoorde zeggen in de indiaansche tale dat het eene .leelgke beeste was, h;j zoude dat wreken. De goede lieden van Brussel mieken het volgende jaarschrift of incarnacioen op den oliphant : BrabantInI VIDerVnt eLephanteM. De Brabanders hebben den oliphant gezien.” Leeuwarden, . JOHAN WINKLER.

Draaikooi enz. (Vgl, XXIV, bl. 400). Bi de belangrijke bIjdra- gen door den heer Mo. gegeven kan het volgende nog tot verdere aanvulling dienen. >Als men den 24 julius 1650 binnen Praag het Te Deum soude verheerlijcken met losbranding van geschut ende musquetten over d’ondertekeninghe van ‘t Hooft-reces des Duytschen vrede, soo heeft men de Borghers, studenten en ge- sellen daertoe in de wapenen doen komen, Sn gelast salvo te schieten. Doen Wierden, mits tgroot getal hoeren uyt de legers in de stadt geweecken, 60 van deselve ingetrocken, ende alle weecken ses van hun gelast in keetenen te sluyten, om de straten der stadt schoon te maecken en de vu$nissen wegh te voeren. Zie Hollandse Mercurius 1650. Haerlem P. Castelyn 1650 bl. 38: U. C. KRAMiY. AANTEEKENINQEliN. 545

Voorheen en thans. Werving van zeevolk in 16?@. Uit de ge- spannen oorlogshouding in ons vaderland tegen Engeland blikt, hoe toen de geest der bevolking gestemd was. Het was niet zoo zee? om voor geld zich ter beschikking te stellen,- maar vooral om uit vaderlandsliefde de eens verworven vrgheid met alle magt te helpen behouden. > ln het begin deser maent (maart) begosj men t’ Amsterdam na 50 capitale schepen om te sien, om die ter zee tot veylingh der commercie te gebruiken ; waertoe men van d’ervarenste voor- naemste coopluyden tot directeurs heeft verkoozen, om sonder iets daer voer te genieten uyt liefde desen dienst aen ‘t lant te doen, hare namen zin: Directeurs. 1. Jan Becker, oud schepen, 2. Jacob Teunisz van Stralen, 3. s Gerrit Smit, 4 Tomas Broers, 5. Willem van Borselen, 6. Niclaes van de Capelle, .7. Hector Pietersz., 8. Tomas Swan, equipagemeester. Onder equipagemeesters. Jacob Zael en Dirch van Leek. Dese naemen oock volck aan opt Westindisch Huys, alwaer den toeloop so groot is geweest, dat men de dienstnemers met geweld van deuren en vensters heeft moeten keeren; so dat de straet daeromtrent opgevolt van bootsvolck, qualyck om te ge- bruiken was. En dat in een t$ als de Groenlantsvaerders, Haringbeysen en andere schepen buyten ‘s landts waeren. In korte daghen was tvolck compleet. Over dese koos men ervaren Maets van geringe conditie tot capiteynen, omdat de onbedrevene te fatsoenlycker gedresseerd en t lant van hun beyden bequamer gedient soude kunnen worden.” Hollandsche Mercurius 1652 bl. 17. Deze vaderlandsche geestdrift duurde voort. Nog eene halve eeuw later openbaarde z$ zich evenzeer, tot verwondering van velen. Immers over onzen oorlog met Frankrik van 1687-1697 en vervolgens gedurende 1702- 1713 vindt men aangeteekend, a dat Jacob en Johan Sautgn voor eigen rekening in zee gebragt hebben zes en dertig commissievaarders, gewapend met twaalf honderd en zes stukken, zoo metalen als @eren geschut, en bemand met acht duizend v$honderd twintig koppen, welke gedurende de gemelde oorlogen gedaan hebben meer dan vgfhonderd kruistogten, terwil 546 AANTEEKENINGEN. de kosten hieraan besteed en uit hun eigen kas goed gedaan, bedragen hadden eene som van een en dertig millioeuen een hon- derd en elf duizend gulden, De gemelde fregatten of commissie- vaarders voerden de gewone vlag van staat, alleen met dit onderscheid, dat zij ten teeken van bijzonderen eigendom en uit- sluitinge van alle verdere reederien, op den middenstreep beschil- derd waren met het familiewapen der Saut&ren enz. Zie Kok, Vaderlandech Woordenboek in voce Sar@. u. C. KRAMY.

Ritse, ritsen, ritsinge. In eene acte, verleden voor burgemeester en schepenen van Aardenburg, van 6 februari 1609, trof ik het volgende aan : B dat was ameterdamsche ritsinghe ofte teekeninghe” nl. het merk op een botervat, door eene schippersvrouw vervalscbt. Ik verstond het woord dadelik: wi toch gebruiken meermalen r r r r i t s s s I nabootsing eener beweging, ritse het werktuig om te ritsen en het werkwoord riteen: b$gevolg is dat ritsinge ons niet vreemd, en toch merken w;j geene vaten ! Neen, maar boo- men. Voor de publieke verkooping worden deze namelik getee- kend met nummers, soms in rood krijt, doch in den regel door middel van inkervingen. Insngden met een gewoon mes, terwil ‘t meestal vingerkoud is, zou slecht gaan. Men bezigt dus de ritse, een expres daarvoor vervaardigd instrument, eenigzins boor- of ave- gaarvormig en zeer \ scherp. Met eenen trek (vandaar het nabootsend rrritss) geeft men een schreefjen. Ritsen is dus met dat instrument teekenen en ons teekeninghe naast ritsinghe eene overtolligheid. In hoever het ritsig = hittig er mede overeenkomt beslisse de Navorscher. 0. P. ROOS.

[Ritsen is hetzelfde als rijten, hetzij een nederlandsche bgvorm daarvan, hetzg uit het Hoogduitsch overgenomen. Ridsig of ridsch daarentegen (niet ritsig) is van rijden,]

Proeven van verkeerde uitdrukkingen. Tn den dagelgkschen om- gang hoort men dikwijls zeggen: Bik hoop niet, dat ik u ongele- gen kom.” Niet wordt in deze en dergelijke gezegden verkeerd AANTlQlKENINC+EN. 547 geplaatst. Me-n moet zeggen : ik hcrop, dat ik u niet ongelegen kom. Door de eerstgenoemde uitdrukking te bezigen, schint het, dat men zich verontschuldigen wil, alsof men zou gehoopt hebben, dat men ongelegen zou komen, - Verkeerd is het ook, als men op de eenvoudigste vragen, b. v. : pkent gë dien, of zit gij naar buiten, naar de kerk, naar het concert geweest,” antwoordt: ik vraag excuus ; alsof men zich wil verontschuldigen over iets, dat niet betamelgk zou wezen. Nog dwazer is het, wanneer men zegt : verexcuseer me, en dus de eerste syllabe van het hollandsche verontschuldigen, aan het fransche excuser voegt. - Zoo hoort men ook menigmaal zeggen: het is averechts verkeerd, zonder te begripen, dat averechts verkeerd beteekent, en dus men tweemaal hetzelfde zegt. - Bi gelukwenschen meent men zich al zeer be- leefd uit te drukken, door te zeggen: mag ik u min compliment maken, en men laat het daarbg, zonder op de vraag een antwoord te wachten. E. A. P.

Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend. Gen VU. Roekelooze, ligtzinnigc menschen, die nooit aan den ernst des . levens of aan eene welligt van onheil zwangere toekomst denken, hebben tot leus: aprbs nou8 le ddluge, waarmede men wil te ken- nen geven: Bhet gevaar zal ons niet genaken, eerst na ons ver- scheiden zullen de heillooze gevolgen van dit of dat stelsel, inrig- ting, staatsvorm, enz., enz., worden bespeurd en ondervonden.” Vgl. Matth. 24: 38 met Jes. 22: 13b. (1 Cor. 15: 32). Gelukkig, dat deze uitdrukking niet in het Hollandsch, maar in het Fransch wordt gebezigd. Dit pleit vóór ons volk, en tegen den französi- schen Leichtsinn. H. Frijlink zegt in zijne BGevleugelde Woorden” (Amst., A. Fr& link, 1871), bl. 30, dat het gezegde gewoonlik aan Lodewijk XV wordt in den mond gelegd, maar volgens het BEssai sur la mar- quise de Pompadour” in de Memoires van mad. Hausset (1824, pag. lg), aan madame de Pompadour moet worden toegeschreven. Hg houdt het echter voor een gemoderniseerd woord van een ano- niem grieksch dichter, dat door Cicero (de Finibus UI, 19, 64), door Seneca (De clementia 11, 2, 2) en door Stobaeus (Ecl. 11, 6, 548 AANTEEKENING6N.

7), wordt aangehaald. De plaats bg Cicero luidt aldus: >.,..illa vox inhumana et scelerata clucitur eorum, yui negant se recusare quo- minus (die wel gaarne zouden zien, dat) ipsis mort&, terrarum omnium dejlagratio consequatur : quod vulgari quodam versu Graeco pronnntiari solet.” B1J Seneca, lot. tit. lezen wij : illud mecum considero, multas voces magnas sed detestabiles in vitam humanam pervenisse, celebresque vulgo ferri : ut illam: ;ooderint, dum metu- ant!” Cui Graecus versus similís est, qui se mortuo terram mieceri Egnibus jubet: et alia hujus notae.” Ook meldt hi ons, dat Sueto- nius (Nero, c. 38) berigt, hoe het gezegde in z&r griekschen vorm: na rnijnepl dood moge de geheele aarde in brand vliegen! eens in Neroos tegenwoordigheid geopperd, door den keizer beantwoord werd met : Bmisschien reeds terwijl ik leef!” - waarop hij Rome in brand stak. Dit is nu goed en wel; maar op die wijs kan men wel alles op alles toepassen en alles uit alles afleiden. Ook is een awereld- brand” geen &%ge”, en het grieksche vers beduidt: Bna mij moge gebeuren wat, wil ;” terwil le déluge op een bepaald feit schgnt te doelen, en de groote vloed van Gen. VII in Matth. 24: 38, 39, Luk. 17: 27, 2 Petr. 2: 5, 3: 6, volgens de fransche over- zetting ook overal xdéluge” heet. Zelfs al bestond er, behalve het straks genoemde, nog een ander aan bovenstaande citaten gehjk- vormig gezegde, bij voorbeeld : aprhs nous (moi) l’incendie (dti monde) : dan zou men nog aan een bgbelschen oorsprong moeten denken, wU1 Bwereldbrand” en Bzondvloed”, naauw vereenigd, 2 Petr. 3: 6, 7 voorkomen. Het is wel mogeljjk, dat madame de Pompadour het eerst dit gezegcle gebruikt heeft, maar dan moet zij toch be- paald aan Gen. 7 gedacht hebben. Wel kunnen wij welligt aan de roomsch-katholieke Pompadour, die daarenboven eene Pampa- dour was, niet zooveel schriftkennis toeschtijven, dat haar de bij- belplaatsen, hierop betrekkelik, Gen. 7, Natth. 24 : 37-39, 2 Petr. 2: 5, 3: 5, 6, in behoorlik verband voor den geest stonden : maar, om niets anders te noemen, zjj kende Bie déluge” toch uit de BH%- toire universelle.” Wti hebben hier derhalve niet aan een gemo- derniseerd oud woord te denken, ten minsten niet aan het bij Ci- cero, Seneca en Stobaeus voorkomende, dat bovendien eenen anderen zin heeft : want tusschen : Bna onzen dood moge gebeuren wat ” AANTEEKENINOEN. 549 wil,” en : Bhet onheil mag komen, als het maar na onzen dood komt” (après nous le déluge) is een groot onderscheid.

Maak geen mannetjes, zoo komen’ er geen wzjjcjes. Hieromtrent zegt Tuinman in zgne BNederduitsche Spreekwoorden,” 1, 1: ,dit zegt men om iemand -van wangedrag en tegenstribbeling af te manen; die de oorzaken niet stelt, voorkomt de uitwerkingen ; de vrouw is uit den man, als Adam er was, kwam ook Eva,” -. Nopens #wangedrag” heb ik het gezegde nooit hooren bezigen ; wel van »tegenstribbeling+ - Men zegt ook wel : kom, maak nu haargewa mannetjes, d. i. maak nu maar geen gekheid, of, bezig maar geen uitvlugten. Hiervan onderscheidt men: hij zoekt mannetjes in de maan, waaromtrent Sprenger van Eyk, PVaderlandsche Spreekwoor- den” handl., proev. ter verkl., bl. 28, zegt: ,hi maakt bezwaren, die zoo min bestaan als mannetjes en andere figuren, welke men, door lang op de máan te t,uren, daarin eindelgk meent te ontdek- ken.” - Eerder zou ik denken, dat bovengenoemd spreekwoord, ., door Tuinman op de geschiedenis ‘van Adam en Eva toegepast, daarmede niets van doon heeft; doch, dat laatstgenoemd gezegde tot het eerste aanleiding heeft gegeven, in dezer voege: die man- netjes in de maan zoekt, formeert, schept, maakt ze als ‘t ware in zine verbeelding, alhoewel ze denkbeeldige figurén zin. Zoodat het oorspronkelike gezegde luidde: maak geen mannetjes (in de maan), d. i. bezig geene dwaze uitvlugten, zoo als wi ook spreken van Bsmoesjes maken,” wanneer men het een of ander, waartoe men geen lust gevoelt, ontduiken wil. Het volk, de woorden letterlik opvattende, en aan eigentlake voortteeling (procreatie) denkende, voegde daar schertsend aan toe: ~too komen er geen wi$ies.” - Over de verschillende legenden omtrent den man in de maan, waarvoor men zelfs eene bijbelsche herkomst in Num. 15: 32-36 heeft meenen te vinden, maar die ook welligt het best met den maandienst onzer .heidensche voorouders in verband wordt gebragt, zie het Boek der Uithangteekens van mr. J. van Lennep en J. ter Gouw (1868) 11, 1%-20. Zie ook Nav. TI, 206, 111, 240, Bibl. 1853 clxi, X, 273. 550 AANTEEKENINREN.

Farao, Egyptes koning had een verstokt hart en bleek gedurig onverzettelijk te wezen. En omdat een bok koppig, stijfhoofdig is, wordt een stgf, onverzette&k mensch wel eens een bok genoemd. Ook zegt men het van een trots& menscb, die niet spreken of groeten wil. .De stugge, domme, onbeleefde is een bok,” zegt Heringa , in z@e »Voorlezing over de verriking onzer moedertaal met uit- drukkingen aan den Bijbel ontleend,” voorkomende in het >Archief voor Nederlandsche taalkunde” van dr. A. de Jager, 111, bl. ll. Wordt Dan. 8: 5, 21 de koning van Griekenland, Alexander, met een bok vergeleken, en is Jes. 14: 9, Jer. 50 : 8, Zacb. 10: 3 van bokken of bokken der aarde sprake als leidslieden der volken, waarbij op den trotscben, Geren gang van den bok aan het hoofd der kudde wordt gezinspeeld ; - desgeliks schrift de volkstaal aan Farao, Egyptes koning bokken toe, en .zegt men: ik had het wel gedacht met Faraoos bokken, d. i. het kwam mi wel voor, dat het slecht afloopen zou: want waar Faraoos bokken of onverzet- telikbeden tusschen beide komen, daar loopt het nimmer goed af. Dit toont de geschiedenis der tien plagen van Egypte. Vgl.: weg gaan we, Markus, met de bokken van Farao, zei dronken Joor, en hij reed, onder escorte van schout era dienders, naar het verbeterhuis, welk gezegde Harrebomée in zijn Spreekwoordenboek aanhaalt. Dewil, volgens Exod. 34: 29 en 35 het vel van Mozes’ aange- zicht glinsterde, toen ba van den berg Sinai afkwam en de Vulgata dit ons vertaalt: >et ignorabat quod cornuta esset facies sua ex consortio sermonis Dei,” en : > qui videbant faciem egredientis Moysis esse cornutam” : - zoo heeft men aan Mozes ook hoornen toege- schreven, en komt hg als een »gehoornde Mozes” nog wel in oude prentbibels voor. Van hier: hij ziet er uit als een gehoornde Mozes = bG ziet er heel dwaas uit, of liever nog: hg ziet er heel wreed uit, maar is toch zoo kwaad niet als hij wel likt. Deze laatste verklaring schijnt mlJ, met het oog op Num. 12: 3: de juiste toe, omdat men ook zegt: dat beduidt evenveel als de horens van Mozes = dat beduidt niets. Hoe de Vulgata aan die vertaling komt, begrijp ik niet; want ook de Septuaginta heeft de gewone opvat- ting van wglinsteren” (On cM&xcmw). Of het moest wezen om aan Mozes door horens een zinnebeeld van magt en waardigheid toe te voegen, naar analogie van 1 Sam, 2: 1, enz. A4NTEEKENEmZNQEN. - 551

Ook zegt men: Mozes r+?t op een bokje (Harreb., Spreekmoor- denb., 1, xx), wanneer de vrager bi het omberspel in drieën verliest. Het beduidt zooveel als: Q’ schiet een bok, want hg denkt te winnen, en hë verliest; -- eveneens : vriendelijke vriend, zei Moxes tegen zijne bokjes (Harreb. 11, 107), d. w. z. iemand vriend noemen, dien men eigenlijk volstrekt niet als zlJn vriend be- schouwt ; gelijk wij ook wel in. het dagelijksche leven »beste vriend !” zeggen tegen iemand, dié ons geheel onverschillig is.

Zippora noemde haren echtgenoot, Mozes, bloedbruidegom ter besngdenis, toen zë, ter redding van zin door ziekte zwaar be- dreigd leven, haren zoon besnijden moest. Zie Exod. 4: 24-26. Zou hieraan ontleend zlJn het spreekwoord: daar wordt een Joden- kind besneden, in dezen zin: het is daar niet pluis in. huis, daar dreigt onheil 2 ! - Volgt men echter de vertaling van Van der Palm in vs. 26, aldus: Bvan toen af is de besngdenis bloedbruiloft geheeten,” en neemt men in aanmerking, dat volgens de joodsche meesters of den Talmud, in later tGd het jóngsken op den dag der besngdenis bruidegom geheeten werd, en dat de maaltgden, bg die gelegenheid aangerigt, een soort van bruiloften waren in het Oosten, - dan komt men gereedelik en natuurlik tot deze verklaring van bovengenoemd spreekwoord: het is daar vetpot of goede sier.

Mozes had ook maar ht?n oog. Harrebomée geeft in zin Spreek- woordenboek, 11, 111 dit gezegde op. Het ziet, dunkt mi, op Mozes’ misslag, Num. 20 : 11, 12 vgl., Ps. 106 : 32, in dezen zin: ;DMozes, hoe voortreffelgk ook, had toch ook wel een misslag?” - Of beteekent het: Mozes, hoe klaar en helder hU anders ook uit zine oogen kon zien, gebruikte toch wel eens maar één oog, waardoor hij zag; zoodat hij het ééne oog digt deed, om niet al te scherp te zien ? Of doelt het op het deksel, dat ha op ztin aangezigt legde, van wege den glans des Heeren, die daarvan afstraalde, en den volke schrik aanjoeg, Exod. 34: 33 enz. 2 In \ elk geval beteekent, mins bedunkens, de spreektijs: troost u 652 AANTJ3EKENINGEN< maar, als gij niet al te scherp toegekeken, met één oog gezocht, een kleinen misslag begaan hebt ; dat is er meerderen overkomen ; ook Mozes had maar één oog, enz. euz.”

Jk behoor tot de tamme Philistijnen, zegt iemand, die verklaart niet meer zoo vlug te wezen als vroeger. Vgl. den Navorscher, V, 348. Dit spreekwoord weet ik niet te huis te brengen. - Zou het op de vernedering van Simson zien, die van zine energie beroofd was geworden volg. Rigt. 16: 28P Maar Simson was toch geen Philistin I

Op zijn aangezigt vallen. Dit kan uit eerbiedige blgdschap ge- schieden, zoo als Levit. 9 : 24; vgl. Gez. 135: 7 ; uit verootmoe- diging voor God, Num. 16: 22 ; uit ontzag voor Goda magt en majesteit, Num. 16 : 45, Rigt. 13 : 20, 1 Kon. 18 : 39 ; enz.; maar ook uit schaamte, droefheid en verootmoediging voor men- schen, zoo als 1 Sam. 25: 23. - Van dit gebaar van smeekelingen kan het spreekwoord herkomen: z$i is op haren mond gevallen, d. i. zi kan geen woord uitbrengen, weet niets te zeggen; waar tegenover staat : z$ is niet op haar mondje gevallen = zg kan en durft er goed voor uitkomen; waarmede het begrip van brutaliteit of onbescheidenheid is vermengd. Ik heb dit gezegde altijd nopens vroecwen hooren bezigen ; en ook hiermede komt de gissing omtrent de herkomst goed overeen, omdat het smeeken meer aan den vrouwenaard eigen is, en ook dewil ingetogenheid in het spreken inzonderheid der vrouw tot sieraad strekt en aanbevolen wordt. ( Wordt vervolgd.) J. ANSPACH. VRAGEN,

Bamen van huizen. Men leest in het BBoek der Uithangteekens” van mr. J. van Lennep en J. ter Gouw, 11, bl. 307: ‘t Hui.9 ten Halve vindt men bg Veere, b9 Vugt, bg Hoeven, enz. Wil ‘t zeggen, dat het maar voor de helft ,den bewoner toebehoorde 2 Dat het maar half was afgebouwd? Of dat het den eigenaar maar half voldeed, en hg ‘t nog eens zoo groot wenschte? Zegge ‘t wie ‘t kan! ,Bg de drie vragen voeg ik deze vierde: Kan ‘t niet bedui- den: ‘t Huis, dat op de helft van den afstand tusschen twee an- dere plaatsen staat 8” 23. en W. J. A,

ANTWOORDEN,

!l!rQn van Hamburg. (Vgl. Alg. Reg. 1). Over Ttijn van Ham- burg, zie Harrebomée, Spreekwoordenb., op Oor, 11, bl. 148. In de Catalogus van rariteyten te Leiden (op,de Anatomie) te zien gemaakt door Gerardus Blanken (Leiden 1699;“bl. 8), komt onder no. 26 voor: B’t Geraamte van een Vrouwspersoon, genaamt TrGn van Hamburg, wiens een oor aan de kaak stont.” J. D. L.

Herfst = oogst. (XXIV, bl. 505). Herfst voor oogst is niets dan een plomp germanisme, voor iemand die geen Duitsch of Engelsch kent geheel onverstaanbaar. Daarbij beteekent het eerste woord in ‘t Duitsch niet oogst in ‘t algemeen, waarvoor de Duitschers 2Crrnte zeggen, maar wijnoogst; iets, dat bg ons natuurlik niet voorkomt. De Engelschen, die voor ons herfst het fransch-latijnsche autumu bezi- gen, zouden daar even min harvest voor kunnen gebruiken, noch dit laatste woord voor ‘t Duitsche herik kunnen aanwenden. De mij onbekende vertaler van den aangehaalden versregel heeft zich dus 554 ANTWOORDEN. eenvoudig aan eene grove taalfeil schuldig gemaakt, waardoor de ongenoemde vrager verkeerd deed, zich ook maar een ommezien van de wis te laten helpen. ’ v. VL.

CIeslacht Braet. (XXIV, bl. 244, 411, 496.) Bijzonderheden om- trent Pieter Braet zijn mi niet bekend; in een verjaringboekje werd hg met dien titel aangeduid, en kan misschien eene andere betrekking daar gehad hebben. Hij wordt daar ook gezegd ge- huwd te zin met Jacoba Becker, dochter van Jakob Becker en Sara Spiering, namen niet onbekend in Suriname. J. D. 116.

Geslacht Hoog. (XXIV, bl. 374, 476). Mededeelingen van de hee- ren dr. L. J. Suringar en J. van der Baan stellen ons in staat, den vrager nog het volgende mede te deelen. De vader van Johannes Hoog, schepen te Rotterdam (zie bl. 478), is gestorven als predikant te Schoonhoven en was een zoon van dien Thomas Hogg of Hoog, die voor de vervolging uit Schotland naar Holland geweken is. Het moet dus Marinus geweest zin, die bl, 477 vermeld wordt. Anna Catharina van Vrieswik is, als echtgenoot van ds. Tho- mas Jacobus Hoog, den 2lsten nov. 1797 te Vlissingen overleden in den ouderdom van 69 jaren en 6 maanden (advertentie in de Middelb. courant van 23 nov. 1797). BESTUUR.

Beleefdheidsvormen. (XXCV, bl. 506). De omwisseling der bruid van de regter- uaar de linkerzijde ziet men ook bi het huwelgk in de kerk plaats vinden. Dit gebruik heeft vermoedel$k zinen oorsprong in het veronderstelde feit, dat het meisje, die door haar verloofde werd aangebeden en dus alle eer ontving, dáárom aan de hooger hand mogt wandelen. Als getrouwde vrouw echter moet zij van die eer afstand doen en onclerdanigheid betoonen aan haar heer en meester; daarom laat zij nu haar gemaal aan de regterzijde plaats nemen. ‘t Zoogenaamde Blaten gaan aan de hoogerhand” is toch in ons land van vormen een bewis van ach- ANTWOORDEN. 555 ting. Dit geeft vaak tot bespottelëke tooneelen aanleiding, wan- neer twee zeer beleefde menschen elkander in dat geval niet wil- len toegeven. Gaarne zou ik willen vernemen, of ‘t een vast gebruik is in Prankrik, dames den linkerarm aan te bieden? De platen van het weekblad 1’Illustration zondigen dan vaak tegen de werkelgkheid. Op bals ten minsten is dat onmogelgk. In Nederland biedt ieder beschaafd man, ook al draagt hg het huwelgksjuk, zoowel zëne echtgenoot als iedere andere dame steeds regterarm aan. ‘t Doet mi genoegen ten minsten daarin van de Franschen te verschillen. Grave. J. H. QEERKE.

AANTEEKENINGEN.

Woorden in Qelderland, bijzonder in de zoogenoemde graafschap Zutfen gebruikelijk. Aardela = Gewennen. Men zegt ook in diezelfde beteekenis: Bi hef hier geen schik. Aek = Azijn (edik.) Babbelegziugjes maken = Allerlei gekheden maken, door taal of gebaren. Balg = Lgf. Balgpiene = buikp$. Balsturig ==T Nijdig, norsch. Ook zegt men: ‘t waer is balsturig. Beghinge = Vallende ziekte. Betuuten = Bedriegen. Biester =Zeer. ‘t Is biester mooi waer. Bepioe = Grootmoeder. Bod stmen = Tiding of boodschap brengen. Bunte =Zwart bonte koe. Deur. ;4’t Leupt er bi hum deur.” Epsenpöetje =Biel van een ham. Fezekeutel = Windhoos. Fhe = (Geen) Niets. ‘t Is geen fitze waerd. Foetekoeltn = En jongensspel. Foetelen 7 Valsoh spelen. 556 AANTEEKENINGEN.

Foezel = Jenever. Fpoesselen = Worstelen. Geupsevol = Zoo veel als twee zamengevoegde open handen kunnen bevatten. Gevaar = Rijtuig. Grobbelegrabbe (Iets in de) gooien. Harksel papier = Heel vel papier. Rellig = Driftig. Jeuseworst = Zure varkensworst. Küekdkonte = Babbelaarster. Kiefte = Kieviet. Kistentuug =Zon- of feestdaagsche kleeding. Koesenslepper = Koppelaar. KoEde = Koorts. Kop = Hoofd. ICopzaes*te = Hoofdpin. - Kroes = Trotsch. Lukes (Hi hölt zich) = Hij houdt zich alsof hij er niets van weet. Manges = Nu en dan, soms. Moetholle = Geheime plaats om iets te verbergen, inzonderheid OOft. Naërig = Naarstig. Naering. De man hef nog al naering = veel loop. Ozbesoesd = Onstuimig; ook zeer veel. Oote of Ootje = Grootmoeder. Pìelënde = Eendvogel. Pläeren = Hard op den grond vallen. Poest in de voes is ‘n kortrn zommer = ‘t Blazen in de vuist verwekt slechts eene kortstondige warmte, Reppelen =Klimmen, klauteren. Roet = Schurft. Rooet = Onkruid. Van daar ‘t geldersche spreekwoord: Bi hef veulle rooet urn de vöete, d. i.: hij maakt groote statie. Schinke = Ham. Stoethaspel = Iemand die niet goed voort kan. Teutelen = Babbelen. Voel = Slim, geslepen. Een voelen hond. J. C. K. AANTEEKENINCIEN, 557

Bijgeloof. (Vgl. XXIV, bl. 257). Wie begeerig is te weten wat er op de strook papier te lezen staat, die den titel draagt van: Zekere en ware lengte van onze Lieve Heere Jesu Christi, kan dat in zijn geheel vinden in de Stemmen voor Waarheid en Vrede van Augustus 1874 bl. 062 en verv. Er staat b& dat dit fraaie stuk in Noordbrabant met kwistige hand wordt verspreid. Is dat zoo, dan is het wel een bewbs, hoe dom en bijgeloovig een deel van ons volk nog is, hoe gemakkelijk het zich door wie er lust toe heeft bg den neus laat nemen. 0. 0.

Kornuten. (XXIV, bl. 348.) De r in kornuten wordt zoo zacht uit- gesproken, dat men die b&m niet hoort. Knuten, konuten, is eigen- lik het woord. J. 33. L. [De T, waarvan ‘het Fries& wel zeer weinig, maar toch iets vernomen wordt, en die men in het hollandsche kornuit duidelik verneemt, maakt het, dunkt ons, waarschijnlik, dat het woord in zij- nen oorspronkelgken vorm eene r gehad heeft.]

Kakographie. L. W. van Merken bleef tot haar 46ste jaar on- gehuwd en verbond z*ch toen edte@k met Nicolaas van Winter. De ruimte van het arbeidsveld was zoo gering en de oogst zoo schraal geworden, dat twee personen elkaar in den weg liepen en niet dulden konden. Een uit de menigte der vermoorde Ommiaden, Abdalrahman, deze was zin naam, ontkwam de slagting, door zich in een bosch te verbergen. In huis werd de kleeding gesponnen, geweefd en vervaardigd, Het gold eene meer gelijkmatige en billijlce verdeeling derliefde- gaven, waarbij de grieksche Joden over terugtetting klaagden. Tegenover het getuigenis van den apostel zelven kan het gezag der Handelingen niet opwegen. Vond toch het evangelie aanvankelëk zëne meeste aanhangers onder de lagere standen der maatschappi. Iemand, die zoo diep in eene zamenspsnning tegen het romein- sche gezag was verwikkeld geweest. De wel in menig opzicht nog zwakke en gebrekkige, maar daarom 558 .$hNTEEKENINGEl?. niet minder beslissende en voor alle volgende geslachten maat- gevende poging. De waarheid, dat alle zonde, ook al wordt zij vergeven, toch nog afgeboet worden moet. In Mohammed5 godsdienst zijn al de groote beginselen ver&& ten, die sedert de schepping de menschenwereld hebben geleid. Ieder wist, dat ons eene nieuwe formuleering dier leer groote- ljjks nood deed. Ik zal den eed hernieuwen om te handhaven en te doen opvol- gen de wetten van den staat. Het betrokken koninglëk besluit is van 31 julij t82G. Wanneer, gelijk het behoorde, jaarlgks openbare mededeeling plaats vond van het nog uoorrudig getal genommerdea bevoegd tot, plaatsing.

Zonderlinge drukfouten. In den Standaard voor Dingsdag, den 2den September 1873, wordt als middel tot voordeelig adverteeren aangekondigd het aConses&oneel Weekblad voor de Leden der Herv. Kerk.” * Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend. (Vervolg van bl. 552.) Hij is zoo wijs als Sulomo’s kat, die van geleerdheid van de trap- pen viel, of de pooten brak. Dit gezegde wordt afgewisseld met dat andere : hzj is zoo w+ als zeven dolle koeien. in den Nav., IV, bl. 491, lezen wi, dat een oud duitsch dichter verhaalt, hoe Morolt 5alomo’s kat verschalkte, door muisjes te laten springen op het oogenblik, dat poes gedoken zat! en met eene kaars tusschen hare voorpoo- ten Salomo lichtte. Wat dit is? schijnt minder duidelijk te zijn. Het spreekwoord wordt gebezigd »van een onnoozel menach, ter- wtil het onverstand van Salomo’s kat tegen zgne bekende wgsheid ’ wordt overgesteld” (!) zegt Prudens van Duyse in het Belg. Museum van Willems, dl. V. -- Maar nu, de herkomst, 1 Zon de omstan- digheid, dat in dit spreekwoord van eene kat melding wordt ge- maakt, ook misschien haren oorsprong vinden in de tooverkatterr der oudheid? Dewijl eene kat, sedert onheugelgke tijden, ‘altoos het werktuig en het geliefde dier der heksen was, en de geesten gemeenlijk in de gestalte van eene kat geacht werden met de hek- sen om te gaan ; eene bigeloovigheid, welke uit :het heidendom AANTEEKRNINQEN, 559

stamt. Immers toen Typhon al de goden en godinnen dwong, zich in beesten te veranderen, - wat zeker gebeurd is, toen hg ten ‘einde de nederlaag der Giganten te wreken, met rotasteenen den hemel bestormde en de goden naar Egypte dreef 1 - nam Hekste, de beschermster der tooverkunst, de gedaante eener kat aan, 0. a. komt in Shaksperes Macbeth, 1, act., 1 sc., eene tooverkat voor, met name Grimalkin, terwijl Hekaté als heksenkoningin, 111, act., 9 sc., ten tooneele wordt gevoerd. Welligt hebben de bespotters der #zwarte kunst” een spreekwoord gevormd: h;j is zoo wijs als eene (toover)kat, in dezen zin: zijne wijsheid is even denkbeeldig als die, welke met het tooveren in verband staat; m. a. w. zene wgsheid heeft niets te beduiden; ‘t is al te maal gekheid, En omdat Salomo voor de type van alle mogelijke wgsheid gold en al wat wjjs was of voor wlJs gehouden werd, met Salomo’s naam in verbinding werd gebragt: kan men, vergetende, dat men in het gezegde bë kat eigenlijk aan eene tooverkat had te denken, en alleen op het woord wijs hechtende, tot de spreekwijs gekomen zin: zoo wijs als Salom.o’s kat. Vervolgens spon men het gezegde na- der uit door het toevoegsel : die van geleerdheid van de trappen viel, enz. Want het volk houdt er van, aan eene spreekwijs iets toe te voegen, waardoor ze soms lout,er eene aardigheid wordt. Zie voorbeelden hieromtrent bjjgebragt in den Navorscher, XXIII, bl. 257. Deze gissing komt mi daarom te aannemelgker voor, wil in de kanonieke boeken nergens, in de apokryfe alleen Baruch 6: 22, katten vermeld worden; zie het art. kat in het Bjjb. woor- denboek voor het christelijk gezin. Schuilt achter kat in het spreekwoord oorspronkelijk eene tooverkat, welker vermeende wis- heid met de echte wfisheid van Salomo werd in verbinding gebragt, dan past hierop goed de eigenlgke beteekenis van het gezegde ; want vele letterkundigen verliezen, met Prudens van Duyse uit het oog, dat de spreekwis niet zoozeer op onverstand of onnooeelheid doelt, als wel dienen moet om iemands vermeende w$heid aan de kaak te stellen of te bespotten. Overigens kan men eenen en anderen wenk omtrent tooverkatten en heksen vinden in de hollandsche vertaling van Shaksperes tooneelspelen, te, Amsteldam, by Al- brecht Borchers, 1780, 11 dl., bl. 69, 134 en 135. 560 _ AANTEEKENINc~E~

Men spreekt gewoonlik van Job op den mesthoop (vgl. Job 2: 8). En toch, behalve dat het alleronwaarschinbjkst is, dat de door melaatschheid - eene zeer onreine, aan ongedierte onderhevige ziekte - bezochte lijder juist eene plaats en positie zou hebben opgezocht, uitermate geschikt om die onreinheid en dat ongedierte te vermeerderen, zoo is hierin buitendien eene miskenning gelegen van de idée der Schrift, volgens welke men onder de oude bedee- ling nederzat in de asch, ten teeken van droefheid, weedom en verootmoediging des harten (vgl. Esther 4: 3, Job 42: 6, Jer. 6 : 26, 25: 34. Klaag]. 3: 16, Ezech. 27: 30, Jona 3: 6). Terwil men het oorspronkelëke denkbeeld om rouw en verootmoediging daardoor uit te drukken, liet varen, is men van Basch!’ op Dvuil- nis” en zoo doende op Dmest” gekomen. Men moest eigenlik altijd spreken, gelijk ook dikwijls wordt gedaan, van Job op zijn auch- hoop. -. Job op den mesthoop prikte vroeger wel op uithangbor- den, waarvan men voorbeelden aantreft in het Boek der Uithang- teekens van mr. J. van Lennep en J. ter Gouw, Amsterdam, 1868, II, bl. 56 en 57.

Koets of beddekoets, in plaats van bedsponde (gelik de nieuwste bij- beluitgaven, Ps. 132 : 3, in navolging van van der Palm bezigen; die van 1850 van het Bijbelgenootschap heeft nog het ouderwetsche woord) is een oud hollandsch woord, van het fransehe touche af- komende ; van hier, koetsen = zich nederleggen, se coucher. Wordt in den dichterlgken stijl gebezigd. Zoo spreken wi ook van : >rn$e (onze) slaapkoets” of plegerkoets” (= slaap- of legerstede), vgl. Hoogl. 3: 9, Amos 3 : 12, 6: 4, en zegt men wel tot kin- deren : Bkom, gaauw naar de koets!” (= touche), d. i. naar bed !” - waarbij dan wel, uit scherts, even alsof hier van eene werkelijke koets (= tijtuig) sprake was, gevoegd wordt het woord coupé, dat de voorste afdeeling van een r$uig (bijv. de coupé eener diligence) aanduidt; aldus : Bnaar de koets-coupé!”

Zoo Zang er leven is, is er hoop. AlhoewelCicero, Epist. ad Attic. LX, 10, gezegd heeft: aegroto, dum anima est, spes est, laat zich dit spreekwoord, inzonderheid in dezen vorm, zeer goed afleiden uit AANTEEKENII'WU?. 561

Pred. 9: 4: #voor dengenen, die vergezelschapt is (verkeert) met de levende, is er hoop” (Statenvertaling) - Bwie is hiervan uit- gezonderd?” (t. w. van het onvermidelike’, allen treffende sterflot, vs. 3 aan het einde), Bvoor alle levenden is nog hoop” (van der Palm). Dit kleine verschil in de vertaling hangt af van den zin, dien men aan de woorden: 18 ?; lt$~ 9~ hecht. - Dit in den mond des volks, vooral in geval van ziekten en bi kranken dikwijls voorkomende gezegde is ook in Engeland reeds lang bekend ge- weest; zie BThe sick man and tbe angel” van Gay, alwaar te le- zen staat: > While there is life there ‘s hope.” Men heeft beweerd, (0. a. Frglink, Gevl. Woorden, bl. 130, noot), dat het eene vriere vertaling is van Theocritus, ldyll. IV, 42 : &-ci&s & Zooïbw, &v&r~bo~ JE %olv~vzss; doch dit kan onmogelgk waar zin, want in het spreekwoord is sprake van »hoop op een langer, een verlengd leven”, terwijl Theocritus gewaagt van *hoop op een beter lot, OP betere tiden in het leven” , gelUk het voorgaande (vs. 41): %ar@v Xerj z&’ aiïpov .%Vw &‘,UECVOV, en het volgende (vs. 43), 6 ZE& ~UOXCY (%AoTE) @v n.& cri’dqcos, &‘?Joxa! CS& (de Zztcht is somtijd helder, en somtijds regent het) ons kunnen leeren.

Hzj’ 2s iemand van de EinTeeTnhaad, zegt men, om aan te duiden, dat iemand alles averechts verkeerd doet. Zie Pred. X: 2. Met de regterhand wordt men in het Gosten gerekend, alles goed, met de lin- kerhand alles verkeerd te doen. Van hier: htj is linksch = niet handig, onbehendig. Wi zeggen ook: hij is een man van twee lin- kerhanden. Van der Palm vergelijkt d. t. p. het fransche gauche en adroit. Er wordt hier dus niet gezinspeeld op de ligging van het hapt in het menschelgke ligchaam, alsof dat der wizen regts, dat der dwazen links in de borst zou liggen. Vgl. de kantteeke- ningen op onze Statenoverzetting. Het hart ligt bi dwazen en wizen beide in het midden van de borstholte, ietwat naar de linkerzgde gekeerd. Doet iemand iets met w&heid (welke uit het hart voortkomt), dan schijnt het alsof hg zijn hart aan de regterzi heeft liggen, om zijne zaken wel te verrigten; doet iemand daarentegen zbne zaken kwalik, dan is het alsof hem het hart links ligt. Nagenoeg op dezelfde wijze Hitzig ad b, 1.: er 562 AANTEEKENINGEN.

hat das Herz alcf dem rechten Flecke. [Zoo zeggen ook W! van een regt’schapen, braaf mensch: het hart zit bij hem op de regte plaats, hoewel het, toch hij een booswicht op geene andere plaats zit]. Die Deutung des Bildes ist leicht. 80 brauchen auch wir Zinkisch fiir ungeschiclrt, wei1 die linke Hand die minder geübte und gewandte ist. - Uit linksch is wederom slinksch voortgekomen, dat listig‘ bedriegelajk beteekent,, b. v. in : hij c/uat slinksche wegen, h$ì gebruikt slinksche streken. Doch linksch en slinksch mogen wij niet met elkander verwarren, zoo als Tuinman doet in zijne BNeder- duitsche spreekwoorden” 1, 6, als hij het gezegde, uit Pred. 10: 2 af te leiden, dus opgeeft: hzj ia een linker, d. i. hij is een listige bedrieger. Neen, hij is een liltleer, wil zeggen: hij is een onhandig mensch. Waartegen overstaat: J~ij is ook niet linksch = niet, on- behendig. Ook Calisch heeft in zijn BWoordenboek der Neder- andsche taal” dit onderscheid tusschen linksch en slinksch niet in het oog gehouden. Wel zegt men: h$ì is een &akerd = geslepen gast’, listige broeder ; en hieruit kan wel bjj verbastering gespro- ten zin: h2j is een linker, in denzelfden zin ; even als linkerhand in het oudere dialect slinckerJ&and werd geschreven; zie de oude b~jbeluitgaven. Doch in de figuurlijke beteekenis van linksch en slinksch IS en blijft bepaald onderscheid; zoo als duidelik blgkt in: dat is een linksche (= onhandige) streek, en: dat is een slinksche (= listige, bedriegeljjke) streek, Dat de uitdrukking: hij is een linker, eigenlijk en oorspronkeljjk beduidt: Bhij is een onhandig-. mensch”, blijkt ook uit de analogie der taal; omdat het gezegde: hzj is linksch (waarvan linker de verlengde vorm is) de driedubbele beteekenis heeft van: hij gebruikt de linkerhand in plaats van de regterhand (Rigt. 3: 15); hij gebruikt de linkerhand even goed als de regterhand (Rigt. 20: 16), en : hij is onltandig oi onbe- hendig. Om nu aan te duiden, dat men de uitdrukking: hq is &3sch, in laatstgenoeiilden zin wilde opgevat hebben, maakte men er van: hij is een linker. - Toch kan de omstandigheid, dat het Beven goed kunnen gebruik maken van’ ” de liuker- als van de reg- terhand, getuigt van bijzondere handigheid, het promiscue bezigen van 2ivlks en slinks, linker en slinker door sommige oude schrl]- vers hebben veroorzaakt. Immers in de phraseologie is het ver- schijnsel niet vreemd, dat een woord of uitdrukking van liever- AAìiSTEEKENINQEN. ’ 563

lede twee, Qjnregt aan elkander tegenovergestelde beteekenissen bekomt.

De koning van Babel wordt Jez. 14: 12 toegesproken met den naam : Bmorgenster.” Hebr. %y;r, d. i. stella splendida, a rad. %F, splenduit, als nomen participiale ; anderen zien in dit woord eenen imperat. hiph. met intrensitive beteekenis, a rad. s$;, in den zin: ween! jammer! Deze spreken het dus !%?? uit (vgl. Ezech. 21: 17 Zach. 11: 2), gel+het ook Jez. 14: 12 door de ivasorethen ge) vocaliseerd is; te&!1 wë in het Bjjb. woordenboek v. h. christel. gezin, 11, 57Sb lezen, dat lot. tit., naar de aannemelgksta verkla- klaring, de morgenster voorkomt onder een hebreeuwschen naam, die waarsch&$k h&îl moet worden’uitgesproken en aan haren glans ontleend is. Aldus ook de kantteekening op de gewone overzetting: »zoo noemt de profeet den koning van Babel, omdat zijne heerlijkheid hier op aarde was als de glans der morgensterre aan. den hemel, klaarder schgnende dan eenige andere sterren des hemels, zoodat zij alleen schaduw van zich geeft.” - Vgl. Ovid. Metamorph. 11, 114: diffugiunt stellae, quarum agmina cogit Lu= cifir, et coeli statione novissimus exit. In elk geval wordt dan ‘toch de morgenster door het volgende »zoon des dageraads” aan- geduid. Septuag : ó Eoscpógos ó mqoi olvazÉ&w ; Vulgata op Jez. 14: 12 : Lucifer. Evenzoo heet bg de classieken spo&eos (dat ook 2 Petr. 1: 19 voorkomt) of Lucifer de zoon van ‘H& of Burora. Benige oude christelgke exegeten dachten bg deze uit den hemel gevallen morgenster aan den duivel (vgl. Luk. 10: 18), die hieraan den naam van LucQ’er dankt, ons bekend door Vondels beroemd treurspel.

De duivel roept zzjn metgezel toe [v. d. Palm: de eene satyr roept den ander toe]. Dit gezegde uit Jez. 34: 14 kan aanleiding ge- geven hebben tot de spreekw@: de duivel en zij, mob. - Wat is dat »moer P” J. Visscher (zie Navorscher, XXI, bl. 533, XXII; bl. 202) gist, dat moer is zooveel als moor, d. i. zwarte knecht. Anderen leiden maer van modde = smerig vrouwmensch af, of 564 AANTEEKENIN~EN. zeggen : moer is droesem. Ik geloof, dat moer, moêr saamgetrok- ken is uit moeder, en dit blikt mi uit het oude volksdeuntje: s Wie zou het niet verdommen, Wanneer hg het beschouwt? De duivel en zijn moer f Zijn met elkaar getrouwd.” Waarin het krasse woord Bverdommen”, mins bedunkens, ziet op de bloedschennige daad van het trouwen met zijne eigene moeder. Ook komen hierbij in aanmerking de spreLkw!zen: dat de duivel niet doen kan, daar zendt hGj zijn moed%, den duivel ent- ‘loopen en z@ne moeder ontmoeten, &i den duivel en zajn grootmoeder of grootje (soort van bastaardvloek). - Volgens Tuinman, Neder- duitsche spreekwoorden, 1, 18, was bij de Heidenen Cybele de moeder der goden, die volgens 1 Kor. 10: 20 dzlivelen waren; doch dit ongezouten spreekwoord komt hem voor gesproten te zin uit de joodsche fabel van Lilith, bë wie Adam na zijn val duivelen zou geteeld hebben, eer hg kinderen bij Eva gewon. - Lilith = nj$ Btatenoverz,: »nachtgedierte”, van der Palm : Bnacht- spook”, waarvan Gesenius in Lexica Hebraico schrift: spectrum est nocturnum, secundum Rabbinos mulieris formosae speciem prae se ferens, noctu infantibus insidians, Vgl. de Ghuli der Arabie- ren. Volgens Buxtorf (Lex. Talmud.) waren in vroeger tijd de Joden in Duitschland gewoon, rondom het bed der kraamvrouwen op de vier muren met kr$ de woorden te schriven: BAdam, Eva, weg blgve de Lilith.” Zie het artikel: snachtgedierte” in het Bgbelsoh woordenboek voor het christelik gezin. - De uit- drukking: de duivel efi @in moer beduidt: de duivel en #n he& santenkraam; vgl. h$’ heeft den duivel en @in moer tot peeten. - Overigens, dat het niet zoo heel gewaagd is, gezegd spreekwoord aan Jez. 34: 14 te ontleenen, kan welligt ook bhjken uit de op- merking, dat ametgezel” (Hebr. ~;1~1, Genosse) of kameraad in de volkstaal ook wel voor vrouw ‘genomen wordt, bijv.: Bhet was wel aardig, of wel noodig, .dat Jan een kameraad had” (= getrouwd was) enz. (Wordt vemrolgd). J. ANBPACH. VRAGEN,

Ckarnac& (Hercule, baron de) fut Ambassadeur de Louis X111 Roi de France, auprès de Gustave Roi de Suède, auprès des Etats Généraux et ailleurs. 11 était créature du Cardinal de Richelieu et aussi brave soldat, que bon Négociateur. 11 fut tué en 1637, au siège de Breda, it la tête du Régiment qu’il commandait au ser- vice des Etats, quoiqu’il fut pour lors Ambassadeur auprès d’eux. Charnacé fut le premier qui donna le titre d’dltesse au Prince d’orange Henri Frédéric, qui n’était auparavant- traité que d’Ex- cellence. A ce nouveau titre Louis X111 joignit un collier de perles de qnarante & cinquante mille écus pour la Princesse sa femme, qui depuis ne laissa pas d’en4rer dans les iutérêts d’Espagne: ce qui fit dire & un Ministre étranger que le Cardinal de Richelieu avait cru mener la bête par la bride, mais qu’elle avait rompu son licou. Elenri FrédBric envoyant faire cxcuse à Charnacé de n’avoir pas execut$,. à cause du vent et de la marée, une entreprise, dont ils étaient convenus ensemble, 1’Ambassadeur répondit en colère, qu’en France on ne connaissait ni vent ni marée. Durant le siège de Breda, Charnacé priant un jour instamment Henri Fréd$ric de se rétirer, si vous avez peur, lui dit le Prince, vous le pouvez faire. L’Ambassadeur piqué de cette réponse, qui lui sembla être un reproche de lacheté, monta aussitôt à la tranchée, et un moment après, tomba mort d’une mousquetade reCue dans la tête. Sa femme, Jeanne de Brezé, proche parente du Maréchal de ce nom, étant morte quelques années avant lui, il la fit embaumer précieuse- ment et porter dcvant lui, dans tous ses voyages. (Aubéry, Histoire dn Cardinal de Richelieu. Bayle, Dict. Crit. Amelot de la Houssaye, Mémoires etc. tome 2. Moreri Grand Dic- tionaire Historique.)

Het is, m. i., vreemd, dat Charnacé, die volgens het bovenstaande, zeker geen onbeduidend persoon zal genoemd worden, daar hg 566 VRACIEN. voor ons land het leven liet, niet een plaatsje heeft mogen vinden in A. J. van des Aas Biographisch woordenboek, een werk, dat volgens den titel, levensbeschr+gen van zoodanige personen be- vat, die zich op eenigarlei wize in ons vaderland hebben vermaard gemaakt en onder welke vermaarde personen Jan Jauregui en Bal- thasar Gerards aldaar eene plaats vinden, Wat ik nu gaarne door den Navorscher zou te weten komen is hoofdzakelgk dit: bestaan er gedrukte portretten van Chamacé of kent iemand een geschilderd portret van hem ? (Muller en Drugnlin vermelden er geen in hunne portret-catalogi.) Werd Charnacé hier te lande of in Frankrijk begraven? Zoo het eerste gebeurd is, werd hij dan welligt te Breda begraven ? Rotterdam. F. D. 0. OBPEEN.

Geschut op ‘B lands vloot in 1666. Bi Aitsema, Baken van Xtaet en Oorlogh (Uitg. van 1670), dl. V, bl. 711-716, vindt men eene list van de schade, door ‘s iands vloot in den vierdaagschen zee- slag geleden. In ‘t oog vallend is daarbij het groote aantal ge- sprongen stukken geschut: op ‘t schip van de Ruyter, b. v., van 80 stukken, vgf achttienponders en één tmaalfponder, en op dat van v. Nes, van 76 stukken, even zoo. Bewijst dit tegen de stukken, of tegen (of voor ?) de kanonniers ?

Vos en Vondel jr. ,In de bekende >Klucht van Oene”, door Jan Vos, leest men, op bl. 18 van de 4”-ed. van 1662, dezen regel: Daer by bin jy zoo wis, as Teunis, die zen Vaar vraegde, of Joseph ook Kattelijlc was. Wordt gevraagd: Komt deze uitdrukking meer voor, om aan te toonen dat iemand ontzaglijk onbevattelik is, of mag en moet hier gedacht worden aan eene zinspeling op de domheid van Joost van den Vondel jr. ? (Vgl. v. Lennep, Vondels werken, dl. X11, bl. 587.) Vondels Josef in Dothan en Josef in Egypte verschenen omstreeks denzelfden tgd als Oene. DY V. AZ.

Ridicule of reticule? Ik heb de zakjes, die de dames vroeger aan de hand droegen en waar zakdoek, breiwerk, etc., etc., in gebor- VBAUEN. 567

gen werden, alt$.l ridicules hooren noemen. Ik meende, dat dit verkeerde uitspraak was en dat het ding Teticule (netje) heette, zoo als ik het ook wel geschreven heb gezien. Doch nu brengt Collot d’Escury in zen werk Hollands Roem, enz., mi in de war. Hij spreekt daar, IVe dl. De st., bl. 154 van ret2cuZes; maar aan het einde van die afdeeling noemt hi onder de drukfeilen, Dbl. 154 reticules, hetwelk noodwendig wezen moet ~i&cuZes.” Hu zegt dat zoo stellig, dat hij wel goede reden voor z$e zaak moet hebben. Heeft hi inderdaad gelijk? Zoo ja, hoe komt dan dat voorwerp aan zulk een ridiculen naam? Mi dunkt, er zouden er onder’den dames-opschik wel te vinden zin, die er meer regt op hadden.

[Boiste geeft onder de beteekenissen van tidicule ook op : sac a ouvrage, etc., de femme.]

Eswardeurs. _ In 1424 kregen de burgers van Doornik van koning Karel VII van FrankrUk een charter, waarbij het zeer populair bestuur hunner stad bevestigd werd in het bezit van 4 colleges: 1”. van de prevots en gezworenen ; 2O. van de meiers en schepe- nen; 3O. van de eswardeurs, ten getale van dertig, die jaarlgks de nieuwe regering moesten kiezen en dan in eene kamer werden opgesloten, welke zi niet mogten verlaten voordat z1J hun werk hadden verrigt; 4O. van de dekens en onderdekens der gilden; maar in 1521 schafte Karel de Vde de eswardeurs af, dewil zi, in plaats van rgke en bekwame mannen, eenvoudige gildebroeders, die lezen nog schrijven konden, tot de voornaamste betrekkingen _ aanstelden. Zie Compte rendu des sceanc. de la commis. roy. d’hist. Brux. 1846 p. 334-38. 1s zulk een collegie van eswardeurs ook in noordnederlandsche steden bekend geweest en wat beduidt het woord eswardeur ? 0. A. 8.

Rufum convivium en barmus. In dien zelfden compte rendu 1851 p. 200, wordt door Cachet gehandeld over een hs. van de 13de eeuw, dat vroeger aan eene kerk te Keulen behoorde en eene op- gave bevatte van hetgeen de kanunniken op verschillende dagen des jaars te eten kregen ; waaronder voorkomt dat zë drie malen 568 VRAQENN. op een rufum convivium en verscheidene keeren op barunus werden onthaald. Gachet kon deze woorden niet uitleggen en zegt dat zij bij Ducange niet voorkomen. Ik waag dus te onderstellen, dat rufum convivium een maal van herten- of reeënvleesch beduidt, omdat dit wild in het Duitsch rothwddpret genoemd wordt, en dat barmus barbeel (cyprinus barmus) beteekent, dewijl deze visch in het Duitsch berm heet. Weet iemand iets beters hiervoor? 0. 8. SIX.

Utrechteche gevangenen in 1556. In Gachards Archives de Lille, 1841, p. i17 wordt opgegeven »une liste des délinquants arretés au vogage d’utrecht par le prevôt Herlaer, 13 nov. 1556, dont une partie ont été punis du dernier supplice, d’autres corrigés par verges & marqués.” Waren deze ketters, en is deze lijst ook soms later uitgegeven? 0. A. 8.

Begraven van in de kraam gestorvene vrouwen. In Silezië kreeg eene in de kraam gestorvene maar niet verloste vrouw eene naald, draad en schaar mede in de kist; zie Arch. voor kerk. gesch. .1845; maar er wordt aldaar geene uitlegging van dit gebruik ge- geven. Weet iemand er de bèduidenis van ? 13. A. S,

Bleijscat. In 1414 werd bepaald, dat de hollandsche steden aan graaf Willem voor zijn sleajscat jaarlijks zouden opbrengen 4000 gouden fransche kroonen ; zie Scheltema, Het arch. der izeren kapel bl. 68. Wat beduidt het woord sleijscat? Q. A. 9.

Verbaelmonden. G. v. Hasselt spreekt in z&.ie Arnh. oudh., 111 bl. 63 over verbaelmont goet en zegt, dat dit woord in ‘t Arnh.emsch en in de geldersche gerigten toen (1804) nog zeer bekend was. Mi is het niet bekend en ik wenschte het wel te weten. 0. A. 8.

[Balmonden, baelmonden, verbaelkonden, zegt Kiliaan is male tueri rem pupilli ; prohibere sive adimere’ tutori tutelam, rejicere tutorem tanquam suspectum : d. i. zijne voogd! slecht waarnemen en, iemand als voogd afzetten. In de aanteekening geeft v. Hasselt VILAGIFIN. 569

een paar voorbeelden van balmqndig worden, waaruit blijkt dat dit beteekent, regten die men heeft, door nalatigheid in de pligten die daaraan verbonden zin, verbeuren. Verbaelmont goet zal dan beteekenen goed dat verbeurd wordt ten gevolge van pligtverzuim van den bezitter of gebruiker. Waarscb$lgk zal een der lezers van den Navoracher, die met het oude regt bekend is, den vrager wel eene duidelgker verklaring van het woord willen geven. Het zal wel eene afleiding zijn van balmond (dat reeds in de 9e eeuw voorkomt) en dit eene zamenstelling van bal wat wi nog hebben in baldadig en baloorig (goth. balvjan = kwellen, oudhoogd. balo = onheil) en mond = beschermer, voogd en bescherming, wat in onze 1 taal in mondig = meerderjarig nog voortleeft.]

Zieltaefflen. Van Hasselt zegt in zgne Kroniek v. Arnhem, dat de hertog v. Gelder van de zieltaeffien binnen Arnhem 400 guldens trok. Wat zin zieZtaeffEen4 Q. A. 9.

M. Q. Decambon geb. v. d. W8rk8n. Wie kan een levensberigt mededeelen van mevr. Decambon geb. v. d. Werken (Maria Geertruid), die door het uitgeven van een aantal patriotsche geschriften (zie v. Doorninck, Bibl. van nederl. anon. en pseud.) eene geestverwant van Eliz. Wolff schint geweest te zijn ? G? A. SIX.

Het spinnen der katten. Wordt deze eigenaardigheid ook b$ andere leden van het kattengeslacht, leeuwen, tggers, enz., opge- merkt? *

ANTWOORDEN,

BoufTonidor. (XXIV, bl. 433). Barbier, Dict. des Anon. et Pseudon. zegt, dat hg tot het gevolg behoorde van den venetiaanschen ge- zant te Paris. Van Z&I Próces des trois Rois is eene hollandsche vertaling uitgekomen te Ostende. Maar er zijn uit dien tgd meer boeken, die heeten te Ostende gedrukt te zin, maar wier drukker elders gezocht moet worden. 570 ANTWOORDl?+N.

Inhnitates St. Quirini et St. Cornelii. (XXIV, bl, 217, 340). Het volgende heb ik van hem gevonden, aQuirinus, bisschop van Sciscia in het land van Illiricum (dat nu Sclavonien heet) werd voor den naem Christi ende om de Godvruchtigheit gevangen in den tyd van Gallerius Maximus, die eene groote vervolginge tegen de lidmaten onses Salighmakers ghe- voert heeft. Den H. man wierd met eenen meulensteen aen den hals van eene brugge in eene rivier gheworpen, op de welcke hy langen tyt boven dreef ende ‘swom; van daer de grootheyd Gods predickende ende syn volck versterokende, dewelcke met groote menechte op den oever des waters stonden. Hy danckte met groote aendachtigheit de grootmogentheyt ende goetheyt zyns scheppers, dat hy hem sou sonder insincken boven den vloet dede blyven, waer door zyn vol& gemoedight ende versterckt mocht worden, Daerna, siende dat den steen niet neder en sonck, badt hy Godt den H.eere met eené groote vierigheyt des gheest, begeerende van dit verganckelyck ontbonden te worden ende by hem de kroone der martelie te ontfanghen. Terstont daerna gaf hy synen salighen geest in de handen van den genen die den selven tot syne glorie ende tot d’eeuwighe blytschap hadden geschapen; ende met dien gingh den meulensteen met hem onder. Syn H. lichaem rustede te Sciscien ten tyde van Prudentius; die syn leven in deser voe- .ghen beschreven ende naeghelaten heeft. Joannes Cuspinianus ver- haelt dat Quirinus bisschop ende Apostel van Oostenryck geweest is ; ende dat Scisoien oft Cesien nu ter tyt Zeisselmaer gheheeten wort.” Zie Generale legende der Heyligen enz. door P. Petrus Ribadineira en P. Heribertus Rosweide. T Antwerpen J. B. Ver- dusseu 1686 in fol. deel 1, bl. 600. Daar wordt’ De Martelie van den H. Quirinus bisschop van Scisien, Anno 254, op den 4 jung herdacht. Zie verder Godvrugtíge Almanach... der Heyligen op iederen dag vant jaer, gevolgt naer S. le Clerc, int licht gegeven door Jan Goeree, Amst. 1730 in 44 zonder text, waarin op 4 janU de afbeelding der marteling van Quirinus voorkomt. Dezelfde pla- ten zin weder gebruikt voor de Beknopte Levensbeschr&+lgen der Roomsche Heiligen enz. door Pater Musculii, Uit het Hoogd. vertaald, enz. te Amsterdam bg van Tetroode (1770), 2 dln. in 8”. u. 0. KRAMM. ANTWOORDEN. 571

[Stukken over meer dan eenen S. Quirinus komen voor in de Acts Sanctorum 6011. op 25 maart, 30 maart, 30 a,pril, 4 juni.]

Infìrmitas S. Quirini. Op de vraag, wat men onder Sint-Quirinus- ziekte te verstaan heeft, vind ik ‘t antwoord in een fragment van Caesarius van Heisterbachs VIII libri miraculorum (uitgeg. achter Kaufmanns Cäsarius von Heisterbach.) Men leest daar, blz. 190: &Yonversus quidam ant,e annos paucos incomnodojstuEae laborabat. Audiens, beatum Quirinum martyrem iu curatione eiusdem morbi a Deo specialiter privilegiatum,” enz. Hoorn. AEM. W. WYBRANDS.

Iarctel. (Vgl. XVIII, bl. 201, 277; XXIV, bl. 481). Het bier, dat den naam van Israel droeg, schgnt oorspronkelUk te Lübeck ‘thuis behoord te hebben. Dr. J. G. Th. Grässe zeit er van in rijn hoogst belangrgk en merkwaardig werk Bierstudien (Dresden, 1872) : BEin zweites kostbarcs Weizenbier war das Lübische, jedoch Bnicht ganz so stark und kräftig als das Hamburger. In Lübeck, BDanzig, Kopenhagen und in ganz Dänemark hiess es der Lübische Blsrael, wahrscheinlich wegen seiner Kraft, da es so mit den *Leuten ringel’ (namelijk, als ze er wat rijkelik van gedronken hadden), Bwie der Erzvater Jacob mit dem Engel gerungen habe, Bdaher aber Jener von dem Engel Israel genannt worden ist.” - Maar het lsrael dat de hollandsche Dirck van den dichter Huy- ghens »met stoepen” dronk, zal denkelijk wel geen lübecker maar een dordtsch brouwsel geweest zijn. Want ook te Dordrecht werd in de zest.iende en zeventiende eeuw bier gebrouwen, dat den naam Israel droeg, en eveneens Pharao-bier. Grässe zeit er van in zin bovengenoemd bierboek: ,Endlich braute man in Dordrecht anoch zweierlei Biere, ein Dünnbier und ein Lagerbier. Ersteres Bhiess Pharao, urn daran zu erinnern, dass wie dieser König einst Bdie in seinem Lande wohnenden Juden gemartert habe, ebenso Bdieses Bier die Eingeweide desseu, der davon trinke, kneipe und Bmolestire, Letzteres aber IspaeE, womit die Segnungen bezeichnet swerden sollten, welche den Israelit,en bei ihrer endlichen Ankunft Birn gelobten Lende zu Theil geworden seien.” Beide afleidingen komen mlJ hoogst onwaarsohhgnlijk voor. 572 ANTWOORDEN.

Grasse noemt hier het dordtsche Israel bepaald een lagerbier (of wat wij tegenwoordig in Nederland beiersch-bier noemen), het tegenovergestelde van dunbier. Maar hierin dwaalt hij ocgetwijfeld. Want Huygens, die het toch wel beter geweten zal hebben, zeit juist dat Dirck die BIsrael met stoopen suypt, dick is van dun bier.” Er werd oudtijds te Dordrecht nog een derde soort van bier gebrouwd, dat overeenkwam met de engelsche ale, en dat men ~Dorts Engel” noemde. Oudtgds gaf men aan de verschillende soorten van bier dik- W$S allerlei dwaze namen. En die biersoorten waren overtalrijk. Want in elke stad van eenig belang, in geheel Duitschland, alle Nederlanden en Engeland, werden er éen of meer eigenaardige soorten van bier gebrouwen. Zoo droeg het bier van de atad Dernburg den naam van Störtenkserl (Sttirtz’ den Kerl of sm$ den kerel om); dat van Boitzenburg heette Bietenkerl (Beiss’ den KerZ) ; te Breslau had men Teller Wrangel; te Danzig Wehre dich ; te Koningsbergen Sauste Maid; te Graudenz Krank Eeinrich ; te Altenburg Borge nicht; te Dirschau Freudenreich; te Warten- burg Lachemund; te Brandenburg: AEter Klaus; te Tangermunde Kühschwanz; te Eisleben Krabbel an de Wand; te Wollin Ra- chenputzer; te Dransfeld (in Hessen) Hasenmilch, enz. Andere namen van duit,sche biersoorten uit den ouden tijd zijn nog: Kater, dat te Stade gebrouwen werd; Filtz had men te Maagdenburg; Gose, reeds van ouds, en nog heden ten dage, een zeer beroemd bier, te Goslar ; Broihan te Hannover, en in zeer vele andere steden van Noord-Duitschland; Scheps te Breslau; Mumme, even eens nog heden even als van ouds een zeer beroemd bier, te Brunswgk, enz. Kortom, de namen van de verschillende duitsche biersoorten waren, en ztin ten deele nog, zeer groot in aantal. Ook in de Nederlanden had en heeft men nog wel, allerlei namen voor verschillende biersoorten. Te Brussel brouwt men nog P?harao of Faro, even als vroeger te Lübeck en te Dordrecht; en tevens Lanabiek. - Wat is de oorsprong van dat woord P - Te Delft had men oudtids Bobbel- of Bottelbier; te Ngmegen Mol. Een andere oud-hollandsche biersoort heette Bruyne Barent. In Limburg, Neder-Rinland, Westfalen had men een beroemde biersoort, die Kuit, Kuyte, Koita genoemd werd. De geslachtsnaam ANTWOORDEN. 573

Kuitenbrouwer heeft van dit bier z1Jn oorsprong. Ook het bier dat men in Picardie. brouwde, noemde men Queute of Kuite, volgens nederlandsche spelling. Te Haarlem heeft men nog Minnebier, en het Reumensche Nieuw-licht en het Gentsche Uitzet zijn nog heden in Brabant en Vlaanderen beroemd. Het dunne, zure Leuvcnsche bier, dat men in Zuidnederland veel drinkt, hoorde ik met de verachtelëke namen Merriepis en Perdeseik bestempelen. Nog voor een twintigtal jaren was in Friesland het Dokkumer Muartebier . beroemd. Naar het beroemdste bier in het noorden van Nederland was oudtgds, en nog voor vgftig jaren, het Groninger Kluunbier. Nog heden- draagt het veerschip van Groningen op Leeuwarden in laatstgenoemde stad algemeen den naam van KZuunskip, omdat het oudtgds dat beroemde bier meebracht. En als iemand, door veel van dat Kluunbier te drinken, op zlJn ouden dag podagra of B’t pootje” kreeg, dan zei men in Friesland: hij het ‘n klunnekonk (skonk, friesch voor been). Wie, kent er nog meer oude of nieuwe nederlandsche biernamen? Leeuwarden. JOHAN WINKLER.

Xlijn Hidaink. (XXIV, bl. 397.) Rietstap in z1Jn Handboek der wapenkunde, bl. 54, maakt melding van een proces, nog in de achttiende eeuw gevoerd, tusschen de adellgke familie de Vosvan Steenwik en het onadellgke geslacht Hiddingh, beide uit Drenthe, omdat z1J hetzelfde wapen gebruikten. Hiddingh voert thans, be- halve het wapen van de Vos van Steenwijk, nog: Dd’arg. au coq chantant de gu., la tête cent.” (Rietstap Armorial Général.) Arnhem. J. D. WAONER.

Een kalender en een huwelijksregister. (XXIV, bl. 145,292,304, 397, 531.) Zoude de heer X zoo vriendelijk willen zin mij mede te deelen, wat in het onder hem berustende hs. voorkomt omtrent de

familiën Haeck en van Tuyll? L Arnhem. J. D. WAQNER.

Wapen van Blariakhorst, enz. (XXIV, bl. 445). Oem van Win- gaerden voert: D’arg. & la fasce de gu. ch. d’un lion naiss. d’or, 574 ANTWOORDEN.

arm. et lamp. d’azur ; la fasce acc. de quinze bill. couchées de sfn. neuf en chef, 5 et 4, et six en p., 3, 2 et 1. Van den Wgngáerde: De sa. & la bande d’arg., ch. de trois roses de gueules. Alkemade: D’arg. au lion de sa., arm., lamp. et tour. d’ar. Hessen. D’azur au lion burelé d’arg. et de gu. conr. d’or. Duivenvoorde. D’or à trois croiss. de sa. Swieten. De gu. & trois violons d’arg. les queues en bas, 2 et 1. Arnhem. J. n. WACNER. -

AANTEEKENINGEN.

Zonderlinge drukfouten. Al lang heb ik geweten dat van W;Jn een knap man was, maar ik sta verbaasd over zijne knapheid, nu ik lees wat de uitgever der Bgvoegsels en Aanmerkingen op Wagenaar, aan het einde van dat werk van hem vertelt. Deze zegt daar, wat men hiervan aan elk der medewerkers verschuldigd is en omtrent van Wijn dit: »Niet slegts is het laatst gedeelte van het le Stuk, beginnende met bl. 63 tot het einde; maar ook xin het 2e-3e en verscheidene anderen, met naame ook de laat- sten, geheel van hem: in voege dat, ruim vijf vierde deelen deezer Bij voegzelen en Aanmerkingen op Wagenaars historie vrugten zin van zinen onafgebrokenen arbeid.”

Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend. (Vervolg van bl. 564). Ben je zeventig ? dat is: begin je te suffen ? Omdat men het suffen wel meer als een gevolg van den ouderdom be- schouwt. Zie verder Harrebomée, Spreekwoordenboek, 11, 498. Zoo zegt men ook: ben je zestig? en : ben je zestig of zeventig? als ook : ben je bezéstigd ? -- Sprenger van Eyk, Vaderlanclsche spreek- woorden, nieuwe proeven, enz., bl. 16 en Nnv. bijblad 1853, xxv, willen het afgeleid hebben van den raad of het gezelschap van zestig snaken of narren, die zich ten tgde van Philippus van Macedonië te Athene bevonden ; zoodat het dan zooveel zal wezen, als : ben je een zestiger? = één van de zestig, d. i. ben je gek? AANTEEKENINGEN. 575 en dat men van zestiger op zeeentiger zal zin gekomen. - Doch vooreerst, is er een groot onderscheid tusschen het suffen van den ouderdom en het zich aanstellen als een nar of zotskap; ten an- deren, is het uiterst gezocht, zestig door Béén van de zestig” te verklaren (vgl. ook de vraag in Nav. bi,bl. 1853, xii en X, 351); daarbü beteekent zestiger iemand die zestig jaar oud is; gelik zeventiger iemand aanduidt, die den leeftëd van zeventig jaren bereikte. Ieder, wien men de vraag voorlegt, die tot een spreek- woord is geworden, zal zeggen, dat daarmede bedoeld wordt iemand, Bdie zestig jaar oud is” ; gelik uit het toevoegsel: of zeventig ten duidelgksten blgkt. Ik voel mij geneigd, het gezégde in onmiddellgk verband te brengen met Ps. 90: 10, dat dikwgls aordt aangevoerd, als er van aleeftgd” of >ouderdom” sprake is, in dezen zin: >z$ gij al een suffende grisaard, die, met den dood voor oogen, den hoogsten ouderdom (volgens Mozes in den psalm) heeft bereikt?]” en dat men van zewentig op zestig gekomen is, omdat zestig eene lettergreep korter en dus gemakkeliker uit te spreken is; als ook misschien (!), omdat men reeds eene uitdrukking had, waarin de ze8 voorkomt, t. w. h2j is van cessen klaar (= hg zou zelfs met zes paarden kunnen rijden ; zie daarentegen den Nav. 11, 121), d. i. hij komt in alle opzigten beslagen op het is, en is bekwaam in allerhande zaken. - Ook Tuinman, 1, 34, van zine Nederduitache spreekwoorden, vat het gezegde op in den zin van Beestig jaar oud.” Hij vergelijkt het gezegde der Latgnen: aexagenarius de ponte, omdat men, dien leeftgd bereikt hebbeude, niet meer in de raadsvergaderingen mogt stemmen (zie Nav. 11, 153). Wat ha er b$ voegt: Bvan zoo één zegt men dan : >hi is de wereld niet langer nut,” is, Goddank ! lang niet altlJd waar; men denke slechts aan Thiers.

He ia een verslindende draak, of ook alleen : ‘t is een draak, wordt Jer. 51: 34 van Nebukadnezar gezegd. Aldus noemt men een al- vernielend monster. - Calisch in zlJn Woordenboek der Nederl. taal heet draak een fabelachtig (liever: phantastisch) wezen met, vurige oogen en vleugels, of ook: een gehoornde slang. In het 0. T. worden er nu eens zeegedrochten (Jez. 27: 1), dan eens ver- vaarlgke slangen (zie Jer. 51 : 34), of ook krokodillen (zeedraken, 576 AANTEEKENINBEN.

Jez. 51: 9, Ezech. 29: 3), en eindelijk wilde hondeva of sjakals (Job 30: 29, Ps. 44: 20) door aangeduid, Tegenwoordig is draak de benaming van eene soort van vliegende hagedissen. In de Openb. van Johannes (12 en 13) is de sgroote draak” niets anders dan een beeld des duivels (Openb. 12: Y), gelik reeds de schriver van het Boek der Wisheid 5: 24, in de slang, die Eva verleidde, den duivel erkent. Zie art. draal% in Bib. woordenb. v. h. cbrist. ge- zin. - Als derhalve Heringa in z+e Voorlezing over de verr& king van onze taal met uitdrukkingen aan den Babel ontleend (voorkomende in het Archief van dr. A. de Jager, IIIde dl. ini- tio) bl 12 zegt: »Stellen wi ons den mensch verschrikkelijk voor, dien ~9 een draak noemen, met toespeling op den booswicht uit een anderen kring van redelgke wezeus, den booze, die in beeld- spraak als de slang, de oude slang, de draak wordt voorgesteld,” enz. ; - dan begaat deze geleerde, naar mijn bescheiden oordeel, eene onjuistheid. Immers, hij schijnt dan te beweren. dat de spreekwijs : hg is een draak (of haak van een mensch) zooveel zal beduiden, als: h2j is een duivel, en schijnt eeniglgk op Openb. 12 en 13 het oog te hebben. Ik twijfel echter zeer, of laatstgenoemd volksgezegde wel ooit in deze beteekenis voorkomt. Hij schijnt niet aan Jer. 51: 34 te hebben gedacht, alwaar een draak voorkomt, die, als zinde eene groote slang, en dus een product uit de die- renwereld, met den phantastischen draak uit de Openbaring (een symbool van den duivel), in de voorstelling alleen den t. d. p. on- dergeschikten trek gemeen heeft van te willen ;Pverslinden.” Ik geloof, dat het volksgezegde : ‘t is een draalc (van een mensch) uitsluitend van eenen alverslinder, eenen Jan-slok-op (in de ergste en ongunstigste beteekenis) gebezigd wordt, en zonder iets met den duivelachtigen draak uit de Openbaring gemeen te hebben, uit Jer. 51: 34 eeniglik moet worden verklaard. ‘- Hiermede komt goed overeen, dat de Noormannen, bij hunne invallen hier te lande, lange schepen hadden met voorstevens, die vaak eenen draak vertoonden. Hier stond dus ook ‘het denkbeeld van vernielen of verslinden, dat het beroep dier zeekoningen was, op den voorgrond (zie Geld. Volkselm. voor 1874, bl. 110). ( Wordt vervolgd.) J. ANSPACH. VRAGEN,

Kraaiende weerhanen, ,In mirre jonge jaren kraaiden de hanen nog, nu gapen zë maar,” zeide de oude vrouw. Maar het lag aan haar: de hanen kraaiden nog, even als in hare jeugd, maar zi was stokdoof geworden. Als ik in een’ der beste verzen van onzen dichter Antonides van den Goes lees: De Fransche weerhaan kraaide ons lang zin wetten toe, dan vraag ik wel eeus, gaat het mi als die oude vrouw? Ik heb van al de weerhanen op de torens van m&re woonplaats er nooit een hooren kraaien. Li&- dat aan mi of hebben de weerhanen in den tid van twee eeuwen het kraaien verleerd ? 0. 0.

[Als de vrager nooit weerhanen heeft hooren kraaien, dan ver- keert he inderdaad in het geval der oude vrouw, het ligt aan hem: want de weerhanen kraaien nog even lustig als in de dagen van Antonides. Meermalen heeft men zich over het aangehaalde vers vrolak gemaakt; doch zonder reden. Want het hoog geplaatste dier draagt den naam van weerhaan niet omdat h$ het weer aanwist: immers niet omtrent het weer, maar omtrent den wind geeft hij aanwijziag. Een weerhaan is een levend dier, ~gallus tempestatis,” zegt miaan, Bqui peculiari quadam facultate ad indicandum suo eantn aëris mutationes praeditus videtur,” dus een haan, die door zin gekraai de veranderingen van het weer aankondigt. Afbeeldingen van dien weerhaan heeft men op onze torens geplaatst, om tot windwijzer te dienen. Antonides vergiste zich derhalve niet, toen hjj den franschen weerhaan liet kraaien. Niet alleen bi hem, maar ook be andere dichters uit de 17e eeuw vindt men van kraaiende weerhanen gesproken ,]

Kakographie. Mij kwam dezer dagen eene aankondiging onder 578 VRAGEN.

de oogen van een woordenboek, waarin o. a. gezegd werd, dat het tabellen bevatte van de regel- en onregelmatige werkwoorden. Is dat goed gezegd of niet? 0. 0.

[Wanneer men na elkander twee zamengestelde woorden noemt, welker laatste deel hetzelfde is, kan het laatste deel bg het eerste woord weggelaten worden. Men kan b. v. spreken van eene huis- en eene tuindeur, oud- en nieuwbakken brood, schrijf- en pakpapier. Dat kan ook geschieden bij woorden die afleidingen zgn van twee woorden. Men kan b. v. zeggen drie- of vierhoekige steenen, lang- of kortharige honden, omdat die woorden afleidingen z&r van drie hoeken, vier hoeken, lang haar en hort haar. Maar men kan niet spreken van gods- en ongodsdienstige menschen; want godsdiensiig is noch eene zamenstelling van gods en dienstig, noch eene afleiding van twee woorden, maar een afleiding van godsdienst, dat één woord is. Een woord van diezelfde soort is regelmatig, het is eene afleiding van het zelf&. naamw. regelmaat en daarom is regel- en omregelnzatige werkwoorden niet goed gezegd. Maar er is nog eene andere reden, waarom de in de vraag aangehaalde uitdrukking af te keuren is. Eene weglating ZOO als daar geschiedt,, kan alleen plaats vinden bij twee woorden van dezelfde soort En die hebben wij hier niet. Ja al ware regelmatig, wat de schrgver der vermelde aankondiging meent dat het is, eene zamenstelling van regel en matig, dan zouden wij die nog niet heb- ben: want onregelmatig is geheel iets anders, namelik eene zamen- stelling van het voorvoegsel on en het bgv. naamw. regelmatig. Een zamengesteld woord bestaat altgd uit twee deelen en niet meer ‘), Komen twee woorden bi elkander wier tweede deel hetzelfde is, dan kan men in sommige gevallen dat tweede deel van het eerste woord weglaten, maar altid het geheele tweede deel, nooit een stuk daarvan. Men kan b. v. zeggen een hand- en zakwoordenboek, een olie- en teerpakhuis maar niet een Jhandwoorden- en zakwoordenboek of een oliepak- en teerpakhuis. Regel- en onregelmatig of onregel- en regelmatig is even verkeerd en zou het blijven, al ware regelmatig, wat het niet is, uit regel en matig zamengesteld.] ‘) Die deelen evenwel kunnen of een van beide of beide eamengestelde wouden z$n VltWEN. 579

Portretten van Man der familie Six. Op de catalogus van de door den heer ‘Rodel N1Jenhuiu nagelatene portretten van Neder- landers staat onder no. 1063 eene plaat: Jeune homme en buste vu presque de face de El. Goltzius anno 1583, avec I’iascription a rebours : vertu vraij honnenr, aet. suae 25, als denkelijk het portret van eenen Six voorstellende. Welke reden bestaat tot dit vermoeden ? Bartsch zegt in zin Peintre graveur niet, wiens afbeelding dit is. Ook wenschte ik te weten, of de twee volgende platen, welke ik bezit en welke ik in de catalogus van Rodel Nijenhuis niet aantref, zeldzaam zijn. De eene is eene kleine maar fraaie zwarte kunstplaat, het borstbeeld van een kind in profil voor- stellende: W. Vaillant fec., en waaronder met eene gelijktgdige hand geschreven staat: Dirck Six, anno 1675. Deze Dirk kan niet anders z1Jn dan een zoon van den in 1700 gestorven burgemeester, Johan Six, en die volgens Koks Woordenb. ongehuwd op reis’ naar Weenen stierf. De tweede plaat is grooter, maar minder mooi, ook zwarte kunst van Vaillant en stelt bovengenoemden burgemeester Johan Six voor, maar niet zoo als op de bekende schilderij van Rem- brandt met een hoed op. STILLA DUCE. !

Heksen. In het Archief v. kerk. en wereldl. gesch. van Dodt v. Elensb. dl. DI komt de teregtstelling eener tooverheks voor, die te Utrecht werd verbrand, maar wier haar vooraf over het ge- heele lichaam door een barbier werd afgeschoren. Geschiedde dit, omdat men meende, dat de duivel dan geen vat meer op haar had om haar bg de haren door de lucht te voeren ? of bestond er eene andere reden voor? cf. A. 6.

Donaenr aan korenmolenaars toegestaan, Op den inventaris van het archief van Noordholland door Scheltema staat op bl. 27: Register van de korenmolens en van het douceur van getrouw- heid, aan de molenaars toegestaan 1751-60. Wat had die douceur te beduiden 3 Q. A. SIX. 580 VLAGEN.

Louise Juliana de Nassau Bourbon. Op bl. 25 van dienzelfden inventaris zan stukken betreffende den .afkoop der erfrenten ten behoeve van vrouwe Louise Juliana de Nassau Bourbon, 1741. Wie was deze Louise? Q. A. SIX.

Joden in I?ederland. Aldaar op bl. 50, Berigten betreffende de distinctie, welke in verschillende gemeenten gemaakt wordt tusschen Joden en andere ingezetenen. Weet iemand iets mede te deelen omtrent deze distinctiën, behalve hetgeen reeds door Koenen in z@e Gesch. der Joden in Nederl. is opgegeven 3 0. A. SIX.

Frisii acephali. Het klooster Ezingea bij Emden had in de v$tiende eeuw veel last ‘van de Frisii acephali (zie v. Slee, De kloosterver. van Windesheim bl. 224.) Waarom hadden die Friezen dezen bijnaam? Hoofdelooze menschen z&n toch niet zeer te vreezen. Q. A. 8.

De duivel met klaauwen. Openbar. 12 vs. 9 (20 vs. 2) heeft, in verband met Boek der Wijsheid 2 vs. 24, aanleiding gegeven om de slang van Genesis 3 gelijk te stellen met den duivel, die »als slang” onze eerste voorouders verleidde, die lasteraar is en aan- klager der menschen bi God, al wat goed en heilig is tegenstaat, en de oorzaak is van zonde en dood voor het door hem ver- voerde meuschdom. Ook worden Bduivel” en Bsatan” bier gelijk gesteld, in éénen adem genoemd. Zou de vergelijking van den duivel met een brieschenden leeuw, (1 Petr. 5 vs. 8) aanleiding gegeven hebben orq van de klaauw des duivels of des satans te spreken? Van iemand toch, die aanvankelik van het zondejuk bevrgd wordt, niet langer de prooi, het slagtoffer is der zonde of verleiding, zegt men: hij is gerukt uit de klaauw des satans. Zou diezelfde vergelgking derhalve oer6orzaakt hebben, dat men den duivel af- schildert met klaauwen toegerust 2 E. en W. J. A. 5S?l

ANTWOORDEN,

’ Baron de LOB. (Vgl. bl. 433.) Voor mij liggen de volgende ge- schriften, alle in 8” formaat: 1 Recherches sur la vraie cause de 110s troubles, et snr les moyens de les faire tourner au bonhenr de la patrie. Psr le Baron de Loë Citoyen de Zutphen. A Munster, chez Philippe Henri Perrenon. 1789. 2. Supplément aux Recherches sur la vraie cause de nos trou- bles, et sur le moyen de les faire tourner au bonheur de la patrie Par le même citoyen, s. 1. 1789. 3. Brieven, gewisselt tusschen den /Baron van Loe en den Heer * * *, over de mogel$kheid va,n eene vereeniging der twee verschillende partijen in ons vaderland. z. pl. 1790. 4. Reden is niet bestand tegen hartstogten. - Waarheid bukt dikw$s voor vooroordeel. Door den Baron van Löe. Te Zutphen gedrukt bi A. van Eldik. 1790. 5. Lettres sur l’opinion dominante dans quelques pais. G Zutphen chez A. v. Eldik 1790. Imprimé au bénéfice des personnes indigentes. 6. Apologie du Baron de Loë contre Monsieur le Baron de Heeckeren Seigneur de Zuideras. s. 1. 1790. 7. Apologie van den Baron van Loë, tegen den Heere Baron v’an Heeckeren, Heer van Zuideras. Uit het Fransoh vertaald z. pl. 1790. 8. Verdediging van den Baron van Heeckeren van Zuideras eg en de zoogenaamde Apologie van den Baron van Loë. Te Zutphen gedrukt bij A. van Eldik Boekdrukker. 9. Nadere redenen en oorzaken van de jongste onlusten en, nog heerschende verdeeldheden in het vaderland. En de eenige, waare middelen, om dezelve te doen strekken tot heil van het algemeen. In eenige aanmerkingen op desselfs Schriften, Brief3 w1Jze voorgedraagen aan den Baron van Loe. In Holland MCCLXL. (sic.) 10. Antwoord op een bicief, getiteld: Nadere redenen . . . . [enz.1 z. pl. 1791. 582 ANTWOORDEN.

No. 1. is opgedragen aan den erfstadhouder: de opdragt is ge- dagteekend BUhlenbroek le 30 Avril 1789” en geteekend: H. J. de Loe. NO. 2. is ook aan den stadhouder opgedragen en geteekend als voren, maar gedagteekend : »Zutphen le 10 Novembre 1789.” Moet ook in het Hollandsch uitgegeven zin. N”. 3. bevat 5 brieven ; de 2e (van van Loe) is gedagteekencl BZutphen den 12 October 1789.” De overige dragen geen dag- teekening. No. 5. kennelijk ook van van Loe, bevat 3 brieven A Monsieur B. . . . . No. 8. is geteekend, BA. R. van Heeckeren van Suideras” en gedagteekend: BZutphen den 27 Dec. 1790.” N”. 9 is geteekend LUW Hoog Welgebooren welmeenende Me- delandgenoot,” en gedagteekend 1790. NO. 10. is geteekend H. J. van Loe, en gedagteekend, .Oltöolde in het Graafschap Zutphen den 28 May 1791.” De vraag: wie was de baron de Loë? laat zich uit bovenstaande schriften aldus beantwoorden. >Den kr&ydienst verlaatende,” zoo zegt hjj bl. 7 ziner Apologie, awaarin ik op eene ongeoorloofde wijze minen t&l verkwist had, heb ik mjj altijd met zulke zaaken onledig gehouden, die naar mijnen smaak waren ; en daarin alleen heb ik mjjn denkvermoogen zoeken uittebreiden.” De omwente- ling van Li87 schijnt hem. in het’ ongeluk gestort te hebben en heeft mogelijk tot zijn ontslag als militair aanleiding gegeven. Toen in 1789 de heer van der Capellen tot R$selt zin ontslag nam als burgemeester van Zutfen, deed van Loe moeite, om in diens plaats benoemd te worden. Hij vervoegde zich te dien einde, alvorens zich tot den stadhouder te wenden, tot den heer A. R. baron van Heeckeren van Suideras, naar ik meen gecommitteerde ter generaliteit, om te vernemen of deze hem casu quo ook zoude tegenwerken. Hg ontving een ontkennend antwoord; maar de heer v. H. had aan P. Haesebroeck beloofd diens verzoek om den post te zullen ondersteunen, en niet v. L. maar laatstgenoemde werd benoemd. In hoeverre nu in dezen aan kwade trouw te denken was, is het onderwerp van no. 6-8. Of het v. L. gelukt is eene andere betrekking te krijgen is mi niet gebleken. Wat zijne staatkundige belgdenis betreft, zegt hg in N”. 1: BJe crois être un vrai Stadhouderien ; et peut-être dira-t-on que je suis ennemi de la Maison d’orange.” Dit verklaart zich hier- uit, dat hg hoewel inderdaad stadhoudersgezind, zich niet ont- zag om ook op de gebreken ziner eigene part! te wizen. Deatids verkeerde h$j in de meening, dat er mogelgkheid was om de beide staatkundige partgen te verzoenen en eene tegenomwenteling te voorkomen. Later kwam hi tot andere gedachten, zoo als blikt uit No. 4. In de voorreden voor No. 10 zegt de schrgver, sedert vele jaren den heer van der Capellen tot den Marsch de opregtste hoog- achting toe te dragen en voegt daarbg ten diens aanzien eene mededeeling, die mi belangrak genoeg voorkomt om hier af te schrgven, al heeft zij niet regtstreeks betrekking op den baron van Loe. ‘i;i luidt aldus: *Kort voor dat de Graaf de Mirabeau z1Jn Avis aux Bataves in het’licht gaf, kwam hi ba den Heer van Capellen tot de Marsoh en liet hem zin Manuscript lezen. Deze rondborstige Man verklaarde zich omtrent hetzelve beleefd, doch verder gelik dat schandschrift ten volle verdiende, hetwelk dan ook de reden was, dat de Heer de Mirabeau, zeer onverge- noegd, heenen ging, geen melding van hem maakte, en zelfs, tegen zin beter weten, de uitgaaf der Gedenkschriften den Heer van Capellen tot de Pol toeschreef.” MR. J. 1. VAN DOORNINOK.

Zeekaarten, teekeningen en schilderijen. (XXIV, bl. 493.) De schilderg, voorstellepde het zeegevecht voor Livorno enz., bevindt zich onder no. 244 op ‘s Riks Museum te Amsterdam. (Zie de beschrijving der schilderien 1872, blz. 115.) LABORANTER.

Afbeeldingen van spreekwoorden. (XVII, bl, 78; vgl. XXIV, bl. 345). Tot opheldering van de spreekwoorden afgebeeld op het haarlemsche schilder!, kunnen twee teekeningen dienen, bewaard in de boekerg van de Ned. Maatschappi van Letterkunde te Leiden, op welke de beteekenis van de afbeeldingen vermeld-staat. 584 ANTWOORDEN.

Een schilderg, vlij wel met het baarlemsche overeenkomende, is in het bezit van den heer Carton te Yperen (Vlaanderen). VICTOR DE STUERS.

Sleyscat. (XXIV, bl. 568). In de Resol. der staten van Holland 1591, bl. 126 wordt gezegd, &t den voornoemden rgcksdaelder - snl gemunt ën geslagen worden nae den voet ende instructie, daer op den voornoemden r&ksdaelder binnen de jaren 1583 en 1584 tot Dordrecht is geslagen ende anders niet, midts dat den muntmeester sal genieten de helft van Sleyschat.” - Eene slei is volgens Weiland een groote houten hamer en in deze beteekenis heb ik het woord ook iu Friesland wel hooren bezigen. Maar het angels. slecge en het engelsche sledge beteekenen groote Wzeren hamer. Dit zal al& (wat hetzelfde woord is) vroeger zeker ook beteekend hebben. Ik meen, dat wij hier te denken hebben aan den 1Jzeren hamer waarmede geld, oemuntn werd, en dat bi gevolg sleyschat in de Resol. der st. v. B. van 1591 naunlZoo?a is. In de, vraag wordt gesproken van 4000 gouden fransche kroonen, die de steden van Holland den graaf jaarlgks zouden opbrengen voor zijnen sleyschat. Zou dit niet geld zijn, dat de st,eclen betaalden, als vergoeding voor het regt dat zij hadden en gebruikten om geld te munten ? . P. LEENDERTZ WZ.

Wapen van M. A. de Ruiter. (XXIV. blz. 340, 524.) Het door 7.J. D. naar Brandt beschreven wapen ziet men, daaraan geheel gelijk, afgebeeld op de keerzijde eener medaille ter eere van De Ruyter, beschreven in de Catalogus van hef kabinet van wilen mr. Jo. de Vries in 1854 no. 1314 en ook in twee zilveren pen- ningplaten, voorhanden in mijne verzameling. Die keerzijde is voor ‘t overige nergens beschreven, terwijl de voorzijde, met de beel- tenis van den luitenant-admiraal en face, voorkomt in het werk van De Vries en De Jonge, plaat VIII no. 4, hebbende de kz. als bij van Loon dl. 11. blz. 559. Het wapen is nog daarenboven rondom versierd met een gevlochten scheepskabel, waaraan van onderen de orde der ridderschap van St. Joris hangt met Anno 1667; weshalve deze allerfraaiste en hoogst zeldzame medaille, met ANTWOORDEN. 585

het nsamoifer P. v. A. f., van den beroemden stempelsnider Pieter van Abeele, herinnert aan de luisterrike overwinning in dat jaar, op de Theems bg Chattam behaald. Amsterdam. Jo. DE VBiES, JZN.

AANT-EEKENINGEN,

Het jaar 16U#en ‘t getal van het Beest. Chr. B. vanGalen. Dit gheheele Jaer was veel discours van groote veranderinghe, ja miraculen die gheschieden souden. Men bevondt dat alle c$‘ers of numerale letteren van ‘t riZ$abeth [C. D. 1. L. M. V. X.1 net @brachten dit getal MDCLXVI, of duysent ses hondert ses ende sestigh. Eenighe meenden de Werelt soude daer mede vergaen : andere, dat den Antichrist soude worden gheopenbaert: om dat (behalve de M) de resteerende Letters het Apocalyptisch ghetal »van ses hondert en aestigh uytmaecken ; net diri toties arsere Cometae,” synde in het VOO- righe jaer allenthalven veel diversche Cometen gheaien. Daer was oock veel gherugt geweest van seecker Jood Sabbathui’ Seeby, een Rabbi, tot Smirna,.die sich uytgaf voor den Mess2as of Coningh der Joden: daerover hy eyndelyck in hechtenis quam bG den Turck. Doch in October’ hoorde men hier dat was Turcks geworden. Dat was een Antechrist te meer, want oock in dit Jaer tot Leyden een particulier Doctor Theologiae uyt gaf, een boeck daar in hy leerde dat den Turck of Machomet den rechten Antechrist was. Waer over hy aldaer wiert ghecensureert, schgnende sine Leere te bègunstighen den Roomschen Paus: aen de welcke Luther ende Kalvijn dien character al langh hadden aenghewreven; men vondt oock het Apocal$$ycp ghetal in den naem van ChrMophorVs BernarDVs Van GaLen. Naar het Jaer gingh uyt gelyck het was ‘nghegaen op d’ordinaris wgse. Aitzema, Snken van Staet en Oorlogh (uitg. 1670) dl. V, bk. XLVI, bl. 853:’ a, vgl. blz. 775. Voor eenigen tijd herinner ik mi in den Gids de recensie van eene levensbesohrgvipg van den genoemden bisschop van LMunster ,

58§ AANTEEKENINOEN. te hebben gelezen. De auteur van dit werk, Nederlander, en katholiek priester, plaatst zijn held in zulk een voordeelig licht, dat men zoude meenen, dat deze een ware heilige was geweest. Ik bezit het boek niet, maar zoude gaarne wenschen te weten wat een bewonderaar van van Galen als kerkehjk persoon toch zou maken van de tooverformuliiren, die door den bisschop met zin bommen in het belegerde Groningen werden geworpen ? Ik heb znlk een koperen plaatje (0. a. afgebeeld in Valkeniers Verwerd Europa band 1, dl. 111, blz. 791) meermalen, als kind spelende met de muntverzameling mijn vaders, in handen gehad. *

Bij de krooning van Lodewijk XIV. Ik vind vermeld, dat bi de krooning van LodewUk XIV, koning van Frankrijk, te Reims iets heeft plaats gehad, dat ma nimmer bij het ceremonieel van dien aard is voorgekomen. Welligt is het bij anderen meer bekend. In eene wgdloopige en naauwkeurige beschrijving van dat ge- heele ceremonieel, lees ik aan het einde: .In de kerk aldaar riep - het volck meer als oyt Lang leef den Koning, ‘t kanon bulderde insgelgks, maer in de kerck liet men op dat oogenblick omtrent 150 vogels van verscheyden geveerte vliegen : onderwijlen elck hier na star-ooghden, wierpen de herauten gouden en ailveren pennin- gen, (op wiens eene zyde afgebeelt stond de stadt Reyms, en op de andere zyde den Koning en een fles van den hemel daelende) te grabbelen, daer sich elck straks na voeghde, bew@ende met haer doen, hoe licht datte mensch om d’aartse drek lief-koost en den Hemel die soo heerlyk is, uit gierigheyt versmaadt.” Hollandse Mercurius 1654, bl. 96. u. 0. KBAMM.

Spreekweorden. en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend. (Vervolg van bl. 576.) Hg heeft wat op .+n lever = hij is zich bewust, dat hg aan iets schuldig is. Even als men zegt : hij heeft wat op #n geweten. Tuinman, »N ederdui tsche spreekwoorden”, 1, 16, brengt bij deze spreekwis te pas Ezech. 21. : 21: ahQ (de koning van Babel) zal de lever bezien”; en denkt dan aan de lever der offerdieren, die altoos gaaf moest zijn, wilde men er een goed voorteeken in zien. Dit brengt hg dan over op de lever van menschen, die ook wel in oogenschouw werd genomen. Ik meen dat lever hier de lever is van den persoon zelven, die gezegd wordi er iets op te hebben, en dat de spreekw& met de voormalige tooverkunsten niets te maken heeft, dat eene vergelijking met Ezech. 21: 21 hier dus uok niet te pas k%mt, maar dat in de volkstaal eene verwisseling van geweten met lever bg dit gezegde heeft plaats gehad. [Zoo wordt ook onder het volk rug en eielement afgewisseld, als er van erge kastijding sprake is.] Immerti, men zegt ook:. die wat op zijn lever heeft, wil niet dulden, dat men hem op zijn zeer tast, in welke uitdrukking het tweede lid ons noopt, om in het eerste, Blever” van den persoon zelven te verklaren. - Synonieme gezegden zlJn : een schurft hoofd wil den kam niet &jden ; een schurft paard vreest den roskam ; schurft is haast gepaakt; men tast hem op @in zeer, trapt hem op de teenen, enz.

-

Eet begint NU met hem over te loopen, d. i. tij maakt het nu al te erg. Is ontleend aan een overloopend vat. Vgl. Joël 3: 13 Pde pers is vol, de perskuipen loopen over, want hunlieder boos- heid is groot;” waarbg de kantteekenaars opmerken: Bhunne zon- den zijn rijp ter straffe, de maat is vol, de bestemde dag en tijd van Gods oordeel is daar.” met vergelgking van Gen. 15: 16, 18: 21, 1 Sam. 20: 7, 9 (P) Bi Joël wordt dus de buitensporige boosheid van het volk Israëls met eene boordevolle, overloopende perskuip vergeleken. Wij zeggen ook van iemand, wiens uit- spattingen al te grof worden: het begint de gootgaten met hem uit te loopen ; en : de maat raakt vol met hem.

Uit Tobias VI, 3 leiden sommigen (0. a. H. Fr$ink, Gevleu- gelde woorden, bl. 214) de uitdrukking af: »eet mzj niet op!” en beweren dat dit gezegde eene omwerking is van de aange- voerde plaats, waar men lezen zal: >o Heer, hg wil mi opeten!” Hiervan leest men echter aldaar niets. Daar staat, volgens de bgbeluitgave van Goetzee (1748): pende hy wilde den jongelingh verslinden ;” van der Palm (te zamen gevoegd met vers 2) : sen wilde den jongeling verslinden :” Septuag, : xccl ~$9o&j0y (ó ;jle&) xuzun~&~v zd 7TUCó~~#V. Doch gesteld dat Tobias 6: 3 stond, wat sommigen er lezen, dan kon bovengenoemd gezegde toch onmo- gelik eene omwerking daar van zin; want in den tekst is sprake van een &ch, en de-: uitdrukking : Beet mij niet op 1” wordt t.egen- over een rnensch gebezigd, die zoo grimmig kikt en spreekt, alsof hfi den ander wilde verslinden. Met nog veel meer regt zou men dit gezegde kunnen afleiden uit de ontmoeting van Ulysses met den leeliken cycloop Polyphemus ; vgl. Odyss. 1X, 291: zo& ód &upd&d zupdv wcdíb6azo dópov* +MLE 8, &ze @wv Oqebíreocpo~, 0UfY ~ihebcn~v ~‘y%uzli ze, ddqxu$- Z& xui óddu pv&ki&vZu. Ook het »verslinden,” waarvan 2 Sam. 20: 19, Job. 2: 3, 10: 8, Ps. 21: 10, 35: 25, 55: 10, 124: 3, Spr. 1: 12, Pred. 10: 12, Jez. 49: 19, Jer. 51: 34, Hos. 13 : 8, Hab. 1: 13, Zach. 11: 9 sprake is, beduidt letterlijk ,in het verderf storten,” getijk dan ook 2 Sam. 20: 20 »verderven” (n*@q) voorkomt als verklaring van Bverslinden” ($2). In den zin van >in ‘t verderf storten” komt Bverslinden” (xa~u~iverv) qok 1 Pet,r. 5: 8 voor. DP uit- drukking nu: »eet mi niet op !” .kan niet worden verklaard door : *stort mlJ niet in ‘t verderf! Het zinnebeeld is in ‘t algemeen ontleend van een verscheurend dier, dat zine prooi grimmig aan- staart, tot bespringen gereed ; wat overgebragt wordt op een gramstorig, razend mensch, wien men figuurlik toevoegt: Beet ma niet op !” Vtmlinden wordt ook van razende ,nieuwsgierighGd” gezegd, die iets met geweld wil uitvorschen ;- bgv. hzj’ verslond hem met z+z oogen ; of ook van abegeerlgkheid” : hij verslond haar met zzjne vurige blikken, enz. (Wordt vervotgd). J. ANIPACH. VBAGEN,

Daendels. De gouverneur generaal van Nederlands Indië, Daendels, heeft eens (de) leden van den raad van Indië rottingslagen doen geven terwijl zi gekleed waren met hun satinen broeken: en hoe veel moeite men ook aanwendde, om vooral den hooggeachten heer M ..*.. die straf te doen ontgaan, het mogt niet baten, ook op hem werd zti toegepast. Vragen. Bi welke gelegenheid heeft die executie plaats gehad ? Z1Jn er meer voorbeelden van, in de geschiedenis van onze ko- loniën, dat zoo hoog geplaatste personen zoo exemplair werden gestraft?

H. W. d’Hallart ‘heer van Belavane. Geslacht Oldenbarneveld. In het kerkelik archief te Wik bij Duurstede bevindt zich een ma- nuscript, naar gissing van omstreeks de helft der 18e eeuw, getiteld: Naamen voor zo verre men dezelve heeft kunnen leezen der Wapens in de Kerk van Wik te Duurstede hangende. Daarin komt voor: Jonkr. Hans Wolphert d’Hallart Heer van Belavane is naedat h;j den Generaal adjoudant Alevelt hadde ter neer geveldt van 24 Deenen vermoordt zin ligchaam uit Deenmarken hier gebragt en begraaven oud 26 Jaeren den 4 September Anno 1657. Bij welke gelegenheid is dit gebeurd? En met welk nederlandsch geslacht was hi verwant, waardoor h$ alhier begraven is geworden? Anno 1624 Den 29 Januari is in den Heere gerust de Wel Edele Joffrou Joffrou Anna van Oldenberneveld laest huysvrou van Joncker Jerphaes van Hollandt. In welke betrekking stond ZU tot den raadpensionaris 2 Van de wapens is geen spoor meer aanwezig: die zin alle in het laatst der vorige eeuw vernield. 590 ANTWOORDEN,

Woorden uitgaande op baar. (XXIV, bl. 469.) J. W. v. H. vraagt of men zin,qbaar dan wel cangbaar moet schrijven. Schrift hg drinkbuar of drankbaa~ wanneer hg van win of water spreekt, die gedronken kunnen worden? Waarschijulijk zal hij daaromtrent wel niet weifelen, en aanstonds het eerste van beide woorden verkiezen. Even zoo is het echter ook met zingbaar voor ‘t geen gezongen worden kan, en zangbaar daarvoor onduldbaar. Het laatste zou zangdragend beteekenen, gelik hetgeen vruchtbaar heet vruchtdragend is. . v. VL.

Woorden uitgaande op baar. Zingbaar en zangbnar, ofschoon ‘t beide goed gevormde nederduitsche woorden zin, bestaan in de nederduitsche spreektaal niet, althans voor zoo verre tij bekend . is. Daarom komt het mi,i bedenkelijk voor, aan die woorden in de nederlandsche schrijftaal ‘t burgerrecht te verleenen. Van Dale heeft werkelijk in z1Jn Nieuw woordenboek der nederlandsche taal het woord zingbaar = gezongen kunnende worden, opgenomen ; zangbaar niet. Zou men ‘t niet stellen kunnen met zangerig, als men aanduiden wil dat iets gezongen, of ook gemakkelijk gezon- gen worden kan? In deze beduidenis toch is zangerig in onze _ nederlandsche spreektaa- en ik meen ook wel te weten, in onze schriftaal in gebruik. Evenwel, ik gevoel dat zangerig het denk- beeld, dat men met zang- of zingbaar te kennen geven wil, niet volkomen dekt. En buitendien heeft zangerig of liever zangerig (van ‘t friesche werkwoord senge, singe = schroeien) in onze volks- spreektaal, althans hier ter stede ook nog een andere beduidenis, namelik die van aungebrand, vooral bg melk- en meelspgzen. Zou ‘t niet beter wezen, om uit verwante talen te nemen wat in ‘t Neclerlandsch ontbreekt, dan om nieuwe woorden te smeden? In de friesche taal bestaat het woord siungsum of sjongswm, sjongeom, zoo als ‘t uitgesproken wordt, en met dit woord wordt het denk- beeld dat men met zing- of zangbaar uitdrukken wil, volkomen gedekt. Gysbert Japicx b. v. zingt: sL*k mecke in sjolzggarm liet,‘? ANTWOORDEN. 591 ik maakte een ligt-te-zingen lied, zoo als Halbertsma ‘t vertaalt. Een fries& volkslied uit het begin der vorige eeuw heeft tot titel: Plat Jriesk sjongsema sang oer dy dead in bygrafnis fen dy greate Willem, Keuning jen Engeland, enz. En nog zeit men in de hedendaagsche friesche spreektaal: Dat is ‘11 sjongsumme wise, ‘n thige sjongsum liet, dat is een zingzame wijs, een zeer zingzaam lied. Zou dit friesche sjongsum of eigenlik siungsum, in den neder- landschen vorm zingsaam niet de voorkeur verdienen boven zang- of xingbaar? Leeuwarden. JOHAN WINKLIER.

[Is zingzaam, in den zin waarin de heer W. het meent, een goed woord? Ik geloof het niet. De woorden, waarin xaam achter den stam van een werkwoord staat, hebben alle active beteekenis. Spaartaam, lijdzaam, leerzaam is hg die sparen, liden, leeren kan. Men zou dus wel kunnen spreken van een ze’ngzaam (= zanglustig) mens& maar niet van een zingzaam lied. Het friesche sjongsum, dat in de door den heer W. aangehaalde voorbeelden gevonden wordt, is dan ook geene afleidiug van het werkw, sjonge, maar van het zelfst. naamw. sjong. In het hollandsch staat ;zangzaam er mee gelik. . í3jongsum, zangzaam is niet hetzelfde als Zingbaar. Een zangzaam lied is een lied waar zang in is. Maar een zingbaar lied is een lied dat gezongen kan .worden. Dat een lied niet sjongsum is, daarvan ligt de oorzaak in dat lied zelf. Maar is een lied niet zingbaar, dan kan de schuld daarvan ook liggen bij den persoon die het zingen moet. Tegen het smeden van nieuwe woorden, uit onzen eigenen taalschat genomen, zie ik geen bezwaar. Integendeel, ik acht dat zë de taal verrgken, indien zi maar gevormd zin naar de regels der taal en niet iets te kennen geven naar wi reeds een goed woord voor hebben.]

Geslacht Pauw. (XXIV, bl. 458). Deze vraag kan ik door vrien- delgke mededeeling van jhr. C. P., uit Dodt v. Flensb. Arch. v. kerk. en wereldl. gesch. IIl, 57, beantwoorden. Emma P. dochter v. Gisbert P., heer v. Darthuisen, raad van Utrecht 1500-19 en 592 ANTWOORDEN. van Adriana Sas, werd te Utrecht geb. in 1510 en op lljarigen ouderdom op 8 nov. 1521 uit Utrecht door Steven v. Zuylen met eene schuit naar het huis ter Haer gevoerd en, niettegenstaande haren oom Gerrit Sas, naar Calcar gebragt door Lambert Sonoy, die haar trouwde. Deze Lambert was zoon P. Dirk en Margar. v. Drakenburg en uit zin hrrwelgk met Emma P. werden geboren: Dirk Sonoy lt. stadhouder van Willem 1 in Noordholland en Joost S., van welken nog afstammelingen in België leven. 0. A. 9.

Mahdî (XXLV, bl. 148). De persische Sjîieten, die Ali neef en schoonzoon v. 1!lohammed als zijnen opvolger erkennen, hebben dezelfde meening als de oude zoogenaamde twaalvers. -ij nemen 12 imâns aan, waarvan de laatste, Mohammed, in 879 op eene geheimzinnige wgze in een onderaardschen gang verdween. Deze is de verborgene imân, die op het einde der dagen als de door Mohammed voorspelde Mahdî zal terug komen. (Zie Dozij, het Islamisme bl. 292). 0. A. SIX.

Zonderlinge strafoefening. (XXIV, bl. 291). Van den Bergh schrijft in z$e Verb. over de oude wize van strafvord, bl. 115, Bvan het Dluatsen in een lelc schip zonder roer hebben de oude friesche wetlen eene overlevering bewaard” en haalt daarbij Grimm Rechtsalterth. 701 aan. 0. A. SIX.

Vlag met gewapenden arm (XXIV, bl. 37, 218, 496). In van Loons Nederl. hist. penn. 11, 33 vindt men eenen utrechtschen legpenning, waarop een met zwaard gewapende arm uit eene wolk komt, met omschrift, pro aria & focis 1607. Het schijnt dat onze voorouders hiermede te kennen wilden geven, dat z2 op Gods bg- stand rekenden in den strgd tegen Spanje, even als Christiaan v. Brunswijk ook eenen penning met een gewapenden arm in 1622 liet slaan met het randschrift, Tout gvec Dieu en het opschrift, Gottes freundt, der phaffen feindt: zie van Loon 11, 146. Dew$l nu de Hollanders in de Oostindiën gewapenderhand optraden, ANTWOORDEN. 593 zullen zg in hunne vlag een met zwaard gewapenden arm gevoerd hebben. De hollandsche maagd met zwaard in de hand was het wapen van Batavia en ook op de munten van Batavia staat het zwaard. (Zie van Loon II, 289). Evenwel gebruikten ook vreemde vorsten gewapende armen als zinnebeelden, bijv. Karel 1 van Engeland (v. Loon 11, 165) en vooral aartshertog Albert. Op de zaal van het Binnenhof te ‘sGra- venhage was ook eene roode vlag met een uit eene wolk komenden en met een regt zwaard gewapenden arm opgehangen, zoo als ik op eene schilderiJ van het Mauritshuis afgebeeld zag. 0.p welke natie deze vlag veroverd was, weet ik niet. G. A. SIX.

Joachim IWiell. (Vgl. XXIV, bl. 4, 113). Von Steinen, Westph. Gesch., 11 Thl., X11 Stück, S. 890, vangt de stamlist van dit geslacht eerst aan met Johan von Roell, Obristlieutenant in Chur- brandenb. Diensten, hat das Haus Dölberg von denen von der Heese gekauft und 1654 ausbessern lassen. Bi Elisabeth Brüg geman verwekte hg o. a. den boven genoemden Herman Alexan- der, geb. 1653 op het huis DBlberg, van wien v. S., Seite 896, nog bizonder, en Vriemoet, Athen% Frisiacee, p. 656-671, om- standig gewag maken. Van de familie Roel zegt hg : Diese is eiue aus dem Elsas unweit Strasburg herstammende adliche Familie, und im vorigen Seculo (circa 1649) in die Grafschaft Marck gekommen. Dölberg, auch Dülberg geheissen, ist ein Rittersitz bei Nortlünern gelegen. Dasz es einem Geslecht gleiches Namens vorzeiten gehö- ret habe, glaube ich. Nacbhero haben ihn die Herrn v. d. Heese gehabt, welche denselben an Johan von Roell, einen Edelmann aus dem Elsas unweit Strasburg bürtig, und Obristlieut. in Chur- brandenb. Diensten, verkauffet haben. (Seite 874). Vgl. v. Zedlitz- Neukirch, ,jeues Preuss. Adels-Lexicon, IV, Bd. S. 124 : Rö h 1 (Roel& die Herren von, en S. 465 : R o ëll , die Freiherren von : Die Stellung der beiden Pünktchen über dem ë kommt bereits in alteren Unterschriften vor, und bildet mit die aussere Unter- scheidung von der sich nur des adeligen Pradikatsibedienenden Familie Röhl ‘). Ook daar wordt de geslachtl&st niet hooger op- gevoerd. MO. ~- ‘j Röh 1 heeft bij Rietstep, Armorial général, cen geheel ander wapen dan 594 ANTWOORDEN,

(teslacht Brouwer. (Vgl. XXIV, bl. 5, 3F3, 465). Erasmus An- dreas Gryph, eenige zoon van Ofke Gryph, grietmao van Utinge- radeel, en Jets Pieters (zie boven bl. 365), schreef in het Album van Suffridus Saarda, J. U. D., (die in de eerste jaren van de XVIIde eeuw te Franeker studeerde en den 30 mei 1609 op de lijst der advocaten bij het hof van Friesland werd ingeschreven) en gaf daarbg eene teekening met dit onderschrift: Dom. Clariss. Suffrid. A. Sarda. J. TJ. D. in amicitis symbolum. . , . . pinxi fra- neer= 10 May 1607. Erasmus Andreas Gryph. Zie mr. H. Baerdt van Sminia, Overzigt van de Alba Amicorum uit de XVIde en XVIlde eeuwen, X (De Vrije Fries. VIII. N. R. 11. bl. 238).

Qeslacht Crisp of Crijp. (Vgl. XXIV, bl. 465). Waar komt dit wapen aldus voor? Dergelike mededeelingen, zonder aanwijzing van bron, hebben, ten minsten voor mij, geene waarde. Meestal wordt dit door den medewerker H. C. van Bakkenes verzuimd, en kan men zich derhalve op geen stuk van eine hand beroepen, Y.0

Predikanten, met den naam van Baselìus, te Bergen-op-Zoom, (Vgl, Nav. XX, bl. 23, 226; XXI, bl. 7, 229, 387; XXII, bl. 113, 273). Hoezeer bi al de gedane mededeelingen in den Nar. reeds veel opheldering gekomen is ten opzigte van de predikanten van dien naam, zoo bl$ft daaromtrent toch nog wel een en ander, dat men gaarne weten zou, te wenschen overig. Zou werkelak Jacobus B. rle oude, die in 1585 à 86 als pred. te Bergen-op-Zoom kwam, van daar in 1590 à 91 naar Ouwerkerk in Duiveland vertrokken zin, waar hij in 1611 eenen opvolger kreeg? In een oud passieboekje der Herv. gem. te B.-o.-Z. staat daarentegen achter zijn naam vermeld: overl. te B.-o.-Z. in 1615. Wanneer zou ztin zoon Ja- cobus B. de jonge pred. te B.-o.-Z. geworden z$, alwaar tij, naar het schijnt, in 1604 overl. is ? Deze toch wordt in de Naam&& achter het gemelde passieboekje, in ‘t geheel niet vernoemd. Wij

Roëll. Vgl. ook Kreschke, Die Wappen d. deutsch. freiherrl. 11. adel. Familicn, 11, Bd., op v. R ö hl. ANTWOORDEN. 595 houden er ons van overtuigd, dat de heer F. Caland uit de ar- chiven van B.-o.-Z., voor zooveel die nog voorhanden Z+I, alles heeft medegedeeld, wat ter zake dienen kan, en dagteekenden de begraafregisters aldaar niet eerst van 1678, dan zouden deze zeker nog eenig licht hebben kunnen geven. Er bestaat evenwel nog ééne bron, uit welke zou te putten zin, b&ldien men die op voeg- zame waze zou vermogen te raadplegen, n. 1. de Classicale Acts van Tholen en Bergen-op-Zoom, welke, met 1584 aanvangende, compleet voorhanden zin, en bewaard worden b;j den oudsten predikant te Tholen. Maar, ofschoon die daar wel geacht mogen worden in goede bewaring te zin, zoo laat deze bewaarplaats echter geen volledig onderzoek toe, terwil men met eene bloote inzage weinig of niet gebaat is. Naardien er geschikte gelegenheid bestaat tot het raadplegen der Classicale Aotaboeken te Middelburg, Zieriksee en Goes, zoo is het wel zeer te bejammeren, dat die te Tholen daarop eene uitzondering maken, waardoor verscheidene gewenschte kerkelijke bgzonderheden verborgen blaven. Wolfaartsdgk. J. VAN DIR BAAN.

AANTEEKENINGEN,

Qele en roode aarde in grafheuvels (XXIV, bl. 265, 388). Staat het voorkomen van roode en gele aarde (leem?) in grafheuvels ook welligt in verband met eene fleauwe herinnering van den oor- sprong des eersten menschen, BAdam”, uit het stof der aarde? Zin naam toch, die rood of rosachtig beteekent, verschilt niet veel van het hebreeuwsche woord BAdumah”, (roode) aarde, en, zoo ja, is dan niet het »Stof zit gij en tot stof zult gë wederkeeren” ook in de vermelde heidensche begrafenissen zinnebeeldig voorgesteld ? Ook bg de amerikaansche Indianen leeft in het duistere de over- levering voort, dat de mensch ocrspronkelik uit roode aarde ge- vormd werd. Bi roodhuiden is dit dan ook zoo vreemd niet. Men oordeele ! alIn het Museum van Philadelphia vindt men een aantal indi- aansche pipen van den rooden verharden steen, die onder den - 596 AANTEEKENINBEN;

naam van >catliniet” bekend is, en, voor zoo ver men weet, alleen voorkomt aan den Pipe-Stone-arm der kleine rivier Sioux, welke wederom eene bijrivier is van den Missouri. Een dezer pijpen werd echter aangetroffen op den oever van den Rio de la. Plata, in Zuid-Amerika, en verscheidene werden gevonden in Nieuw- Engeland en in het noordoostelijke deel der nieuwe wereld. BDe bedoelde grondstof, de beroemde roode pijpsteen van den Côteau des Prairies, is een hard geworden, aluinhoudende steen, die zin kleur ontleent aan rood ijzeroxyde, en die in hooge mate splijtbaar is, zonder kiezeldeelen. Haren naam is zë ver- schuldigd aan dr. Jackson, door wien zjj catliniet geheeten werd, tot aandenken aan Catlin, die beweerde de eerste blanke geweest te zjjn, welke haar tot haar’ oorsprong had nagespoord, en ons met eenige indiaansche overleveringen, haar betreffende, had bekend gemaakt. Volgens een dezer sagen zou de Groote Geest de indi- aansche volkeren bijeengeroepen hebben, en, staande aan den afgrond van de rooden-pipsteen-rots, van deze een stuk hebben afgebroken, waarvan hg een kolossalen pgpekop vormde door een enkelen draai zgner hand. Deze pjjp rookte hij boven hunne hoof- den, zeggende, adat de steen rood, dat die hun vleesch was: dat zij dien moesten nemen voor hun vrede-pijpen: dat hij een gemeen- schappelijk goed was, en dat geen krijgsknods noch skalpeermes in z$e nabijheid mogt worden opgeheven. -Bij den laatsten haal uit de pijp verdween zijn hoofd in een groote wolk, en was de geheele oppervlakte van de rots, over eene uitgestrekheid van ette- lgke n$en. gesmolten en verglaasd. Op dat oogenblik begaven zich twee squaws (indiaansche vrouwen) met een vuurvlam onder de twee heilige rotsen (medicine rocks), waar zij tot den huidigen dag verblgven, en deze twee dient men te verzoenen, zoo vaak er van den pijpsteen moet gehaald worden. De voetstappen van den Grooten Geest zijn nog zigtbaar op de rots: de beschermgeest der plaats woont onder vif massieve granietblokken, en met offers van tabak smeekt de Indiaan om verlof om een klein stukje steen voor een pijp te mogen afbreken. In overeenstemming met den geest van vooruitgang dezer eeuw hebben onlangs de Sioux de rooden- pjjpsteen-groeve in bezit genomen. ,De Knistenaux hebben een verhaal, luidende, dat een groote AANTEEKENINGEN 597 vloed alle volkeren der aarde had verdelgd, De stammen der roode menschen waren gevlucht naar den Côteau des Prairies om buiten het bereik der ovsrstrooming te geraken, maar werden alle over- stelpt en hun vleesch in rooden pipsteen veranderd. Vandaar werd de plek neutrale grond. Hg behoorde aan alle stammen te gelik, en aan alle was het vergund den steen uit te graven en er gezamenlik te rooken. Terwil de Indianen alle verdronken, had immers een jonge vrouw, K-wup-tah-w, den poot beetgepakt van een zeer grooten vogel, die juist over haar heen vloog, en die haar nu naar den top van een hooge klip voerde in de nabij- heid, welke zich nog boven de wateren verhief. Daar beviel zi van tweelingen : hun vader was de krigsarend, en door die kin- deren is sedert de aarde weder bevolkt.” - E. T. Stevens, Plint Chips, Bel1 and Daldy, Londen, 1870, bl. 522. *

Cteslacht Don (XXlV, bl. 199). Onder de moeders (regentessen) van ‘t Arme Weeshuys te Dordrecht, in ‘t jaar 1575, noemt Ba- len, Beechr. van Dordr., bl. 181, ook: G@elken Klaas dochter, weduwe van de Muntmr. Gerard Dou. MO. Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend, (Vervolg van bl. 588). In al uw doe?& gedenk aan uw einde (Spr. Jez. Sir. 7 v. 38) luidt volgens de bijbeluitgaaf van Goetzee (vs. 48): ain al uw doen gedenckt aan uw uiterste”; Septuag. (vs. 36) : Ev &cn zoc”s Zyols mv ycpvrjoxov zd &‘qpzd rsov; vgl. 28 vs. 6. Van hier volgens sommigen :win alls dingen Zet op het einde; doch dit laatste betee- kent: bedenk bg alle zaken wat er uit voortvloeien kan, dus z. v. a. wverzint eer gi begint”. De les van Jezus Sirach beduidt echter: breng al uwe handelingen, niet met het einde der dingen, maar met, uw eigen einde, d. i. met den dood in verband; gelik het toevoegsel leert : wzoo zult gi nimmer zondigen”, de gedachte aan uwen dood zal u in al uwe handelingen terughouden van te zondigen ; vgl. Pred. 11 vs. 9b. De beide spreuken staan in geen verband tot elkander; of, wil men eenig verband opsporen, dan moet men eene afleiding maken op den klank der woorden af. 598 AANTEEKENINQEN.

Uit het tweede lid der spreuk, voorkomende Jez. Sirach 4 vs. 31, dat men dus vertaalt: DStreef niet tegen den stroom !” willen sommigen onze spreekwis afgeleid hebben : tegen den stroom in- roeien, wat van eenen dwarsdrijver gezegd wordt, die zich met geweld en uit weerbarstigheid tegen het onvermgdelijke verzet. Er staat nogtans niets dergelijks bij Jezus Sirach te lezen. Deze vermaant: >Schaam u niet uwe zonden te belgden; gij kunt im- mers evenmin beletten, dat ze éénmaal aan den dag komen, als g1J den vloed eener stroomende rivier bedwingen kunt. Goetzee (1748) heeft: Bende en bedwingt den vloet des strooms niet,” d. i. zoek den stroom niet te dwingen dat hij een stilstaand water \ worde; Septuag. (v. 26): ,u$ ,&cíCov Qo& ~~ozac~oü; evenmin als u dit zou gelukken, even vruchteloos en nutteloos zou het voor u wezen, zoo gij uwe zonden poogdet te verbergen, die toch eens zeker uitkomen. Die daarentegen tegen den stroom wil inroeien, zoekt de strooming der rivier niet te beletten, maar streeft er eenvoudig tegen in. Het gezegde: tegen den stroom (niet: Gwoeien” maar) oproeien is onzes inziens eenvoudig, zonder meer, aan de scheepvaart ontleend.

,Al wat water is vliet terug in de zee” Jez. Sir. 40 v. 11: Goetzee (1748) : Bal wat van water is wendt sich weder na de zee”; Septuag. (ncívzcr 06a) &rò ù&&ov & OcíAabbrrv &JC&~~~~L, beduidt in verband met het eerste lid, waarvan het de ornschr& ving of nadere verklaring is: alles keert terug tot zijn oorsprong ; dus ook de mensch, het kind van Adam (vers 1) tot de aarde of het stof der aarde, waaruit hi genomen is (Genes. 2 v. 7); en dit is dan het besluit van het moeitevolle menschelijke leven (Spr. Jez. Sir. 40 v. 1, 2, 3, 4), dat nogtans den godloozen meer ellende baart dan den braven (Jez. Sir. 40 v. 5-10). Uit het tweede lid nu van .Jez. Sir. 40 v. 11 leiden sommigen het spreekwoord af: alle wateren stroomen in zee, wat mij toeschgnt op den klank der woorden af daaruit afgeleid te worden. Doch daar ik-de bedoeling van dit spreekwoord niet goed begrijp, durf ik er niets meer van zeggen ; maar dit komt mi zeker voor, dat dit gezegde iets geheel anders beduidt, dan: alles keert tot zin oorsprong weder! Betee- AANTEEKENINGEN. 599 kent het welligt ook: het gelijke zoekt @IS gelik weder op, voelt neiging en trek naar zins gelik, m. a. w.: >soort zoekt soort” ! 3 ! Doch het is geensins de bedoeling van den spreuk- schrijver, zoo iets te zeggen.

.iTi praat of redeneert over koetjes en kalfjes = hi spreekt over onbeduidende of alledaageche zaken. Sprenger van Eik, in z@e Vaderlandsche spreekwoorden, Handl. enz., dierenrgk, bl. 56 geeft dit gezegde op, zonder nopens de herkomst iets te zeggen. ‘t Komt mij voor, dat die herkomst ligt in Jes. Sir. 38 vs. 26, zie ook vs. 25: Bde wgsheid eens schriftgeleerden verk$jgt men door goed gebruik van ledigen tgd ; en die zich van anderen ar- beid ontslaat, kan die wijsheid bekomen. Maar hoe zou hij die wgsheid verkrijgen, die den ploeg houdt, die roem draagt op zin gepunten drijversstok (~OUJC&Z~OV), die de ossen voortdrgft, zich met derzelver werk slechts bezig houdt, en niet dan van koeien en kalven kan spreken ? Vgl. het latijnsche: navita de ventis, de tauris narrat arator = elk spreekt het liefst over zlJn eigen vak. De alexandrgnsche spreukschrgver valt hier dus laag op de nuttige kundigheden en werk’zaamheden van den landbouwer, wat behoorde tot den geleerdheidstrots van z$e dagen [even als de ridder- stand in de middeleeuwen alle kunst,en en wetenschappen verachtte] en geenszins goed te keuren is. Daartegenover verheft hiJ de wis- heid der schriftgeleerden boven alles ; zie o. a. vs. 41: Bvan hen (bouw- en timmerlieden, steenhouwers, smeden, pottebakkers) on- derscheidt hi zich, die met ,zinen geest zich toelegt, om de wet des Allerhoogsten te overdenken.” - Al wil men nu ook beweren, dat hier de vertaling van Van der Palm wordt aangetroffen, terwil oudere Bibelvertalingen, bijv. die welke in 1748 te Gorinchem bi Goetzee is uilgekomen, »jonge stieren” heeft - in den grondtekst leest men: stierenzonen, vioì za$~ov; -- zoo is toch het verband, waarin de uitdrukking, in betrekking tot de beteekenis van het gezegde, t. aangeh. pl. voorkomt, zóó eigenaardig en de afleiding 266 natuurlijk, dat hier, mins erachtens, aan geene gdele vernuft- speling te denken valt. Want eene @Iele vernuftspeling is te noemen, wat ik eens hoorde beweeren, dat, wil de Oosterlingen 600 AANTEEKENINGEN. hunne vrouwen dikwijls bi koeien en kalveren vergeleken, en de vrouwen in het Oosten weinig geteld zijn, het spreken over koeien en kalveren zooveel zou beduiden als: Bspreken over vrou- wen !” Dit zou, voorwaar, geen compliment voor de dames zgn. Om niets anders te noemen, heeft deze gissing ook dit tegen zich, dat >vrouwen” - men moge dan over de schoone sexe denken, zoo als men verkiest! -toch in elk geval, even als Bkoeien en kalve- ren”, zeer in ‘t oog vallende schepselen zijn, en de spreekwijs niet toevalligerw@e, door vergel+%ng, in de wereld kan zijn ge- komen; want dan zou men veel onbeduidender schepselen of voor- werpen kunnen noemen, en zeggen b. v.: ha spreekt over vliegen en muggen! ! - Het volksgezegde : H$i praat liefst over Henneke (Hanna) en Jenneke, als beteekenende: over allerlei (personen en zaken) spreekt h$, b$. liever dan over den godsdienst, komt hier niet b$ te pas.

Bethlehem (Gen, 35: 19, 18 : 7) beteekent letterlik broodhuis, &IT~. Hierop zinspelende, zegt men: het is daar een Bethlehem (of broodstad) = het is daar goedkoop leven. Hij woont daar in Bethlehem = hg heeft daar goedkoop en volop den kost. rrzj moet naar Bethlehem = hg moet brood gaan halen. ’

Hg is een Zebedeus, d. i. een sukkelaar. Vgl. Matth. 4: 21, Mark. 1. 20. Dit wordt gewoonlijk verklaard, - gelijk ook Pru- dens van Dugse doet in het Ve deel van het Belgisch Museum door Willems, - uit de omstandigheid, dat men niets bizonders aangaande Zebedeus in de Evangeliën leest. Doch er komen wel meer personen in de Evangeliën voor, van wie men niets bgzon- ders leest. Daarom zou ik deze spreekwis liever hieruit verklaren, dat de twee zonen, bij hunne apostolische roeping, hun vader in het schip achterlieten; hij was dus een achterblgver, alias, een sukkelaar. ( Wordt vervolgd.) J. ANSPACH. VRAGEN,

Zi@e asch ruste in vrede. Eeae zeer algemeene, maar toch vreemde uitdrukking, daar het lijkverbranden alleen bg de Romeinen en immers niet bi germaansche volksstammen in gebruik was. Weet iemand waar het aan is toe te schrgven, dat die uitdrukking zoo vele eeuwen is blgven bestaan ? Zoo de Israeliten of Christenen hunne @ken hadden verbrand, liet het zich eer verklaren, omdat godsdienstige gebruiken en gezegden, daaraan ontleend, voor vele iets heiligs aannemen, en dus ligt blëven voortduren. Zou het ook kunnen zamenhangen met het verzamelen en be- waren van de asch der verbrande martelaren, wier aandenken voor hunne vrienden geheiligd was, en dat dan ook niet zoo vele eeuwen geleden in ons land nog plaats had 3 M. MACALESTER LOUP.

/$ ouden tijd is het verbranden van @ken wel bìj germaansche volken in gebruik geweest. Tacitus spreekt er van in zijne Ger- mania. Maar ik geloof toch, dat wa de in de vraag genoemde spreektijze niet van de oude Germanen, maar van de Romeinen hebben. Het Lat+ is eeuwen lang de taal der kerk en der ge- leerden geweest. Tot in de i6e eeuw toe kende ieder, die er aanspraak op maakte een beschaafd en welopgevoed man te heeten, Lat@. Wi hebben ook nog een aantal zegswgzen aan het Latin ontleend, b. v. zegepralen (= overwinnen) waarbij oorspronkelgk aan de triomfen der romeinsche imperatoren, iemand vergoden (= hoog vereeren) waarbi aan het als goden vereeren der Caesars gedacht wordt; en spreekwoorden en spreekwizen uit romeinsche schrijvers genomen, b. v. daar schuilt een adder onder het gras, de druiven @in ZUUF, de boog kan niet altijd gespannen zijn.1

Cteslaoht van Teylingen. Behoorde Cornelis Bloriszn. v. Teylingen, burgem. v. Amsterdam 1579, tot het oud-adellik geslacht van dien 602 VRAC+EEN. naam, hetwelk voerde van goud met een leeuw van keel, getongd en genageld van azuur, gebroken met een barensteel van zilver over de borst van den leeuw 3 B.

Qeslacht de Brui@. .Kan iemand ook opgeven wie /le ouders en grootouders waren van Aletta de Bruin, gedoopt te Amsterdam 2 maart 1655, begraven aldaar 26 sept. 1704, echtgenoot van Gerbrand Elias, ged. te Amsterdam 17 act. 1651, begrav. aldaar 5 januari 1732, postmeester van het Hamburger kantoor en raad te Amsterdam ? 8.

Qeslachten Camper en Per@. Gaarne zoude men vernemen: 1”. Wie de ouders en grootouders waren van. Johanna Petronella Camper; 2”. welke wapens door hen gevoerd werden ; 3”. wie de ouders en grootouders waren van baren echtgenoot Nicolaas van Persijn, kolonel van het regement hollandsche gardes te voet. 8.

Boetselaersbank. Op de catalogus van Gnillon te Roermond staat onder de hss.: Lettre de la tour censale dite BoetseEaersbank à Ophoven près de -Mase+k. Stond deze benaming in verband met het hollandsche geslacht van Boetselaer? ct. A. 1.

Bilderdijk. Willem v. Teisterbant (Bilderdik) maakte aanspraak op achterstallen van twee beneficiën of capellaniën te ‘s Hertogen- bosch (zie Leven van L. C. Luzac door Vreede bl. 227). In welke kerk en door wie waren die beneficiën gesticht? Zou het altaar van 0. L. V. presentatie, omtrent 1570 door jufvr. de B1Je in de St. Jans kerk gesticht (zie Schutjes, Bisd. v. ‘sHert. IV. 199) soms gemeend zin, dew$ B. pretendeerde een de Bie onder z$e voorouders gehad te hebben 3 0. A. 8. 603

ANTWOORDEN,

Herfst. (XXIV, bl. 505, 553). Er is eene vraag gedaan over het gebruik van het woord »herf#’ in de van m$e hand af- komstige vertaling van Schillers Theilung der Erde in de october- aflevering van Nederland. Klaarbl~kel~k heeft de onbekende vrager geen vrede met dat woord, waarvoor hg ,oogst” wenschte te lezen. ‘t Zi mi vergund ZEd. (of HEd.) op te merken dat ;Bherfst” dáár geheel op zin plaats is, iets wat Ui aandachtige lezing in ‘t oog moest vallen. Immers, Zeus, die sprekend wordt ingevoerd, noemt een drietal gaven waarover hem de beschikking niet verbleef, omdat ieder zijn deel heeft gekozen. Met volle regt mocht Schiller dus BHerbst” = ~Erndte” jchriven en ik had het regt niet dit te vertalen door hoogst,” wat verminken zou zin geweest. Even goed toch als men spreekt van een zomer die oin ‘t land is gekomen” ; van een lente die ~zich tooit”; van een winter die *voor de deur staat”, wat al te gader overdragtelgk opgevat wordt en door iedereen altgd begrepen, mag Zeus de opperste der goden den Bherfst” wegschenken met al wat hi rips en ?n- rijps oplevert. Niemand dunkt mij zal, van een mooi *orgel” Fiprekende, iets anders bedoelen, dan het daaruit voortgebragte geluid, want: al& kast is ‘t orgel niet, maar meest en eerst de klanken.” 0. L. LÜTKEBÜJXL JR.

AANTEEKENINGEN,

Bakelaar. (XXIV, bl. 540). Op het. einde der aangeduide bladzëde staat, dat men iemand niet met een krans van bakelaar (baccae lauri, laurierbessen) kan kroonen. Maar wat is dan een bacca Zaureatus$’ ‘t Is een bekende titel. Kiliaan vertaalt er me& : baeckelati in de rechten. Werd LOO iemand werkelik met een laurierbeziën- krans gesierd ? Ik weet het niet. Gaarne verneem ik er iets van. Maar, in ieder geval: bacca laureatus is gelauwerd met de bes, en niet met het loof. E. LAIJRILLABD.

Bakelaar. Van baccalaureus, dat wi ook wel baccalarius, bacil- Earius en bacularius geschreven vinden, worden allerlei afleidingen gegeven. Men kan ze vinden Navorsch. VIII, bl. 125. De heer Laurillard herinnert er m1J eene van. Ik geloof niet dat deze de ware is. Van baccalaureus weet ik niets te maken. Ik vermoed dat het Kiliaen ook zoo ging en dat hg daarom achter baccalaureus heeft gezet bacca Eaureatus. Misschien meende hij dat men het als eene zamentrekking hiervan beschouwen moest. Maar van bacca Zaureatus weet ik evenmin iets goeds te maken. Want laurea! eigenlijk het vrouwelgke van een adjectivum, wordt in het Latin gebezigd voor lauwertak of lauwerkrans: in diezelfde beteekenis gebruiken we lauwer. Maar wat is dan bacca laureatus, gelauwerd met een bes? Ik vind daar omtrent evenveel zin in als in gebloemd met een blad of geschoeid met eene kous. Schriven wij de woorden aan elkander baccalaureatus, dan wordt het iets beter: dit zou kunnen beteekenen gelaurierbest. Het is wel geen fraai woord, maar in de middeleeuwen heeft men ze wel gemaakt die vooral niet beter zin. Doch dit is er tegen, dat baccalaureatus gebruikt werd om de waardigheid van baccalaureus te kennen te geven: ,het zou dus vreemd zin indien het woord waar het van afgeleid was oorspronkelijk zelf ook baccalaureatus had geluid. Ik heb nog een ander bezwaar tegen deze afleiding. In het Ital. is het woord baccelliere, in het Spaansch bachiller, in het Fransch bachelier. Ik kan m1J moeielijk voorstellen dat al die woorden uit baccalaureus zullen verbasterd zijn. Eerder geloof ik het ‘omgekeerde. Van de lat$sche vormen van het woord verwacht ik dat die, welke het naast aan bachelier komt, namelgk bacillarius de oudste zal zin: daarvan zal men eerst bacularius, daarna baccalarius, eindelik baccalaureus gemaakt hebben. Bacheliers waren oudtijds zij die nog geen ridders waren. Zi stonden boven de écnyers en beneden de bannerets. In deze be- AANTEEKENIh’QEN. 605 teekenis vinden wjj batseleer ook bi onze middeleeuwsche schrijvers. B. v. Limborch V. vs. 1321 en 1423 noemt Evnx zich »een arm baetseleer” en in Jans Teesteye vs. 862 wordt gesproken van een reyn baetseleer sonder blame Die van Jherusalem quame Ende theylighe graf hadde ghewonnen Ende heydenesse hadde al doerronuen. Het is duidelik, dat ook hier niet van eenen geleerden, zoo als de uitgever meende, maar van eenen krigsman gesproken wordt Later werd die naam toegepast op hen die den graad van doctor nog niet verkregen hadden, maar den eersten daaraan vol- gende. Misschien heeft men toen van het Poord, dat men niet verstond, ~accalaureus gemaakt. P. LEENDERTZ WZ.

Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend. (Vervolg van bl.. 600). Hij weet van Teeuwes noch Meeuwes, zóó dronken is hij. Van Eyk, BVaderlandsche spreekwoorden. Nalez. en ver- volg. bl. 71 zegt: »Teeuwes is eene verbastering van Teunes; Meeuwes van Mattheus, en een mensch, dat dronken is, weet dikw$s van geen onderscheid tusschen die beide namen, en ver- wart ze ligt met elkander. Dit mag wel de oorsprong van dit triviale spreekwoord zLJn.” .- De verklaring van het gezegde is goed, doch de afleiding?. . . ‘Itczz~wes kan, dunkt mi, geene ver- bastering van Teunis zijn (Navorscher V, 138), maar wel van Mattheus, immers men verkort ook Matth+ in /‘&j.s. Ik houd Meeuwes (niet met van Eyk voor eene verbast,ering van Mattheue, maar) voor eene klanknabootsing van Il’eeuwes, om den wille van er bggevoegd. Sommigen denken aan het oud-lettische Meers = vader en moeder (Wav. 1. tit.). Xoo zegt men k: hEj weet van Mattheus noch Bartholomeus, dat zin twee be- kende mannennamen ; en deze kunnen zeer goed tot Teeuwes en dleeuwes zin saamgesmolten. Hg is zoo dronken, dat hij tusscheu de bekendste namen geen onderscheid meer weet, evenmin als tus- schen Teeuwes en Meeuwes, eigen vader en eigen moeder, enz. enz.

Alle ding is zeven (zie Spreekwoordenboek van Harrebomée, 11, LX). Zou dit doelen op Luk: 17 : 4, en beduiden: zevenmaal 606 AANTEEKENING’EN. mag men misdoen, en ook zevenmaal op vergiffenis hopen? Vgl. Spr. 24 : 16a. Zeven was bg de Joden het heilige getal, omdat God, volgens den bijbel, de wereld in zes dagen geschapen, en den zevenden dag als rustdag geheiligd heeft (Gen. 2: 2, 3, Exod. 20 : 11, 13 : -17, Deut; 5 :- 14, Hebr. 4 : 4), welke heiligheid nog verhoogd werd door de vier zevendaagsche perioden van den loop der maan. Vgl. het art. zeven in het Bgbelsch woordenboek voor het christelijk gezin, waar melding gemaakt wordt van het ge- - voelen van Bähr, als zou 7, = 4 (de signatuur van het kosmische) f 3 (de signatuur van het goddelijke), derhalve de betrekking van God tot de wereld voorstellen. -Werd in Indie en vervolgens in Griekenland het geheimzinnige zeven (2 X 3 + 1) voor het , getal der goden gehouden: de volgers van Pythagoras noemden zeven het voertuig van ‘s menschen leven. Waar termijnen of iets soortgelijks te bepalen viel, vindeu zU in Oud en Nieuw Testament van het zevental bij voorkeur gebruik gemaakt. In mr. J. van Lenneps Pleegzoon, 2de dr. 1, 331, onderaan, heb ik de spreek- w@ vermeld gezien: anu, dan is ‘t alles zeven”, in dezen zin : nu, dan is alles goed, dan is de zaak, of zijn de zaken in orde. Wi spreken ook van zevenvoudig (z. v. a. driedubbel) = bijzonder groot of bijzonder erg; vgl. Gen. 4: 15, 24: hij is zevenvoudig gestrujl (Ps. 79 : 12) ; Spr. 6 : 31 : hij iieeft het zevenvoudig ver- golden. De Joden uit den tijd van den Zaligluaker meenden, dat het genoeg W~R, slechts d&emaal te vergeven. ” Hierop zinspeelt misschien het gezegde : driemaal is Jodewecht, in den zin: tot driemaal toe mag men vergiffenis vorderen en geven. Ik heb deze spreekwis nergens duidelijk toegelicht gezien; ook niet in den Navorscher XV, 244, 337.

1yzj is een loondienaap, d. i. hg dient om het loon; dáár is het hem om te doen, en dus doet hg in zijn werkkring ook niet meer, dan waarmee hg slechts even kan volstaan. (Vgl. Gen. 29: 15). Zou dit uit Matth. 20: 10-12, de gelgkenis der huurlieden in den w1Jngaard; vgl. met Luk. 17: 10, ontleend Z&I?

Zou Matth. 23: 11, Mark, 9: 35 (Bde meeste van u zal uw dienaar z+” - BalIer dienaar”, Gr. drc!xovo~) geene aanleiding AANTEEKENINQIN. 607 gegeven hebben om pdienaar” als onderschrift van brieven te ge- bruiken 2 Evenzoo *dienares” (1 Sam. 25 : 41: ;1?@, famula, ancilla,. Rom. 16: 1; &coixo~oç). Desgelgks ~dienst&ZZ~ge” (vgl. Luk. 12: 37, Luk. 22 : 26, 27, Rom. 15: 25, 27, Galat. 5 : 13, 1 Tim. 3: 10, 13, Hebr. 6: 10, 1 Petr. 4: 11, vgl. vs. lO), met of zonder &ieauu# of Aieenurea” (vgl. Matth. 8: 15, Luk. 4: 39, 10: 40) Op al deze plaatsen komt dienen overdragteljjk voor in den zin van Bten dienste staan”; want er is overal sprake van menschen van hooge- ren* stand en standpunt, en niet van eigenlik gezegde dienaars en dienaressen, d. i. dienstknechten en dienstmaagden, die eertgds slaven en slavinnen waren. Ook is zeer gebruikelijk: UW onder- danige (Efez. 5: 21), met of zonder het bggevoegde dienaar of dienares. Sommigen. gebruiken ook wel het bgna al te nederig klinkende onderschrift: uw ootmoedige dienaar of dienares, naar de les van Paulus, voorkomende Philipp. 2: 3b: pdoor ootmoedigheid achte de één den ahder uitnemender dan zich zelven.” -- Deze en soortgel$ke onderschriften worden zelfs wel gebezigd door-aan- zienlijke personen, die ver boven de lieden staan, aan wie z1J schrijven. Dit geschiedt uit beleefdheid, even als wanneer bij binnen- komen en heengaan, bgv. een deftige neef, die z$ne tante bezoekt, zegt: Bdienaar” (ik reken rns uw dienaar), »tIante !” en deze den groet beantwoordt met : Bdiennresse, neef!” - Zoo heeft men ook den beleefdheidsferm: Born u te dienen,” die in een gesprek van eenen minderen met een deftig personaadje, het toestemmend Bja 1” vervangt, als OUI uit te drukken: wat ik gezegd, geleerd, onderzocht, gedaan, enz. heb, het is al geweest uwenthalve, om u daarmede te dienen; - vgl. Matth. 20: 28 : >om te dienen”, dsc~xo&jrsa~. Aan al deze spreekwgzen ligt het begrip van die- Taende liefde (Galat. 5: 13: Bdient elkander door de liefde !“), dat oorspronkelgk nieuwtestamentisch en christelgk is, ten grondslage, alsmede de wensch, om den ander ten dienst te staan ; al is het ook, dat ze in het maatschappelik en huiselgk leven, op enkele uitzonderingen na, niet meer dan bloote formules en ceremoniën zijn. - Een eigentlgke dienstknecht of dienstmaagd onderteekent zich wel: uw getrouwe dienaar” (vgl. Num. 12: 7) of dienaresse. 608 AANTEEKENINGEN.

Alle dingen, die g$ wilt dat u de menschen zouden doen, doet gij’ hun oorE alzoo (Matth. 7: 12, Luk, 6: 31). Hieruit kan zeer goed als negative vorm van Jezus gezegde worden afgeleid het menig- maal onder ons gebezigde distichon: Wat gij niet wilt dat u geschied’, Doe dat ook een’ ander’ niet! Er ztin er echter (0. a. H. Fr$ìnk in zijne DGevleugelde Woor- den”, Amsterdam A. Frglink, 1871, bl. 214), die dit distichon afleiden uit Tobìas IV, 16: Bgeef van uw brood dengenen die hongert, en van uwe kleederen den naakten; alles wat gg over hebt, besteed dat aan aalmoesen, en laat uw oog niet wrevelig zfin bg het bewgzen uwer weldadigheid; dos niemand hetgeen gij haat”. Dit is echter gekunsteld en gezocht. Verreweg het na- tuurlijkst is zde afleiding uit Matth. 7 I 12 en Luk. 6: 31.

B$ì is aan de Heidenen overgeleverd, d. ì. aan meedoogenlooze mishandelaars. Vgl. Matth. 20: 19. Dit spreekwoord heb ik dik- wils hooren bezige’n aangaande iemand, die in slechte handen viel; ook wel aldus: hg is aan Heidenen en Twken overgeleverd; - niet echter wat Tuinman aanvoert in zi$e Nederduitsche spreek- woorden: hij is aan de Joden overgeleverd, in denzelfden zin. Met dit laatste wordt, geloof ik, altijd becloeld: »hi is in de handen van de smousen, van bedriegers geraakt.” Dit onderscheid wordt, naar m1Jn oordeel, niet genoeg in het oog gehouden door de ver- zamelaars van spreekwoorden. Ook Harrebornée zegt : hij is uan de Joden of Heidenen overgeleverd, van een menscb, die bitter geplaagd wordt. Het eerste der aangevoerde spreekwoorden, hEj is aan de Heidenen overgeleverd, ziet dus, dunkt mi, op de mishandeling, den Heiland aangedaan en is derhalve aan den BUbel ontleend, maar het andere: hq is uan de Joden overgeleverd, niet; want dit ziet op het bedriegelijk karakter (het jakobskarakter), dat men hun toeschrift; of men moet het dus omschrijven, als Prudens van Duyse doet, wanneer hij opgeeft: zij leven met hem gel6jk de Joden met 0122’ Heere. Vgl. : zij behandelen hem als Heidenee, hij behandelt hen als Heidenen, enz. (Matth, 18: 17.) . AANTIEKEI'UNQEN. 609

Waar het doode ZìgcAaana is, verzamelen zich de arenden (Matth. 24: 28, vgl. Job 39: 33 en Luk. 17: 37). De edele arend, de koning der vogelen, ois& wordt hier bedoeld; niet de gier, zooals van der Palm, in z+e aanteekening t. d. p. verklaart in overeenstemming met die schrjftuitleggers, die beweren, dat alleen gieren op liken azen. BVolgens het oordeel van vele natuur- kenners,” zegt het Bgb. woordenboek voor het Christelgk gezin, Bversm’aadt ook de arend geen reeds verslagen bult, en is alleen van reeds stinkende lijken afkeerig. Van der Palm verklaart het gezegde, dat hg van duistere toepassing noemt, aldus; de Messias zal dáttr zin, waar zijne tegenwoordigheid zich zal openbaren (evenals de bliksem alleen aan zijne flikkeringen en uitwerkselen gekend wordt, vs. 27); maar dat zal eene akelige schouwplaats zlJn van lijken, waarop de gieren azen !” - Anderen meenen, dat met Dhet doode lichaam” de uitgeputte, vermolmde joodsche staat en met de arenden de romeinsche adelaars bedoeld worden (gelik de Chaldeën, Habak. 1: 8). In de kantteekening op onzen Statenbgbel wordt het spreek- woord dus uitgelegd: > waar de Christus in ztin @den en sterven in waarheid wordt gepredikt, daar vergaderen zich de geloovigen, en zullen Hem ook eenmaal in den dag der opstanding toebehoo- ren,” wat zeer gezocht is. Fritsche in dezer voege: waar de Messias is, daar zullen ook zijne uitverkorenen zin. - De een- voudigste, en dus der waarheid het meest nabijkomende verklaring is, dunkt mi, die van de Wette, welke het oorspronkel&ike gezegde ook tot een spreekwoord in onze volkstaal maakt: waar schuld is, daar zal de verdiende straf niet uitblijven. Vgl. Seneca, Epist. 49,: Si vulturs, cadaver exepect,a = die gier is heeft aas te wachten (maar ook niets beters dan aas). -- H.’ Frglink in zlJne BGevleugde Woorden” (Amst. 8. Fr$ink, 1871 bl. 198) vraagt >aan wien heeft men te danken: Die cur hit ! Zeg, waartoe tij hier zijt”? Zou dit ook eene vrgere, verkorte vertaling kunnen wezen van Jezus’ woord tot Judas, Matth. 26: 50: »vriend, waartoe zit gij hier 1” - dat, zonder te letten op het eigenlik verband, in het dageliksch leven ook wel wordt toegevoegd aan een wezentlgken ‘. 610 AANTEEKENINQFiN.

vriend, dien men elders waande, en wiens bezoek op die plaats en dien tijd niet verwacht had ? De Vulgkta heeft : amice, ad quid venisti ? Te meer zou ik dit denken, wijl ook het hollandsch : ,vriend waartoe zijt gij hier ?” of korter: pwaartoe gg hier?” spreekwoordelijk wordt gebruikt.

Hg is Pietje ne voorste. Dit gezegde doelt op het bedrgf van Petrus tot verdediging van zich zelven en den Meester in den hof. van Gethsemané, Matth. 26 : 51, Joh. 18: 10. Andere bewijzen, dat Petrus steeds de voorste was, vindt men, behalve Matth. 14: 28 (waar voorbarig spreken zich aan voorbarig handelen paart), in Joh. 20: 6 en Joh. 21: 7. Bi degene die dit spreekwoord noemen, heb ik echter niet uitdrukkelijk vermeld gezien, dat het gezegde: n;j L;s P;etie de voorste op voorbarig handelen ziet. Ook Prudeus van Duyse laat zulks in het midden, als hij in het Belg. Mus. van Willems V, 203, zegt: #het zal herkomstig zgn van het haastige gestel, den H. Petrus in ‘t Evangelie toegekend”. (Zie dr. A. de Jager, Taalk. Magazijn, 111, 98). Want voorbarig spre- ken, zoowel als voorbarig handelen spruit voort uit een haastig temperament. In plaats van Pietje zegt men ook wel haantje, biv. hi is altgd haantje de voorste. Van een voorbarigen spreker heet het. meestal; hij is altijd met den mojtd vooraan. Overigens is Piet een naam, die dikwerf figuurlijk voorkomt. als men zegt: hg is een piet, hij is zoo’n piet, h;j is pietig, h;j is wat pietig uitgevallen, aangaande iemand, die uiterst praalziek is in woorden, manieren of daden. Een soortgelik denkbeeld drukt me; uit door bram, brammig (of jan, jannig), wat, men bezigt van iemand, die veel drukte op zijn lijf heeft, wat winderig is, en gaarne (inzonderheid door kleedu, manieren, kosten maken) in het oog valt. Dewijl ik wel eens heb hooren zeggen: 8bram was ook een bram, met het oog op Gen. 13: 2 (zoo rgk als Abram), komt het mij beter voor, dit bram voor eene verkorting van Abram te houden, dan in het spreekwoord: het is een bram of een rechte bram, met Sprenger van Eijk, Vaderlandsche Spreekw., handleid. * Suppletie, bl. 32, bram te verklaren uit »bramzeilgast”, d. i. een jong zeeman, die alle zeil los en vast moet maken. Want dit is A.,ANTl?J!lKENKtWEN. 611

toch, gewis, geene Bbrammige” officie, In piet, jan,, pìetig, jannig, yin& men eene duidelgke sprekende analogie voor bram, brammig; en ik voel mi te meer geneigd, om de spreekw+: ‘t is een bram in regtstreeksch verband te brengen met den aartsvader Abram, ~$1 dit gezegde meer in gunstigen, de uitdrukking : ‘t is een piet; h daarentegel meer in ongunstigen zin wordt gebezigd. Ware het niet, dat men in dezen overdragtelgken zin ook van jan spreekt, waarvoor men niet zoo gemakkecjk eene analogie vindt onder de bgbelsche namen: - want de > Johannessen” hebben niets jannigs in hun karakter of manieren ; of het moest de, Hand. 4: 6 voor- komende BJohannes” wezen, een der magtigste leden van het ge- slacht der hoogepriesters, een man van groot aanzien onder de Joden, die met Kajaphas enz., in den joodschen raad teg’enwoordig was, bg de ondervraging der Apostelen, na de weldaad aan den kreupelen bewezen, over wien men raadplege het Bib. Woordenb., 11, 172b, 1, 593, noot 2 ; - ik zou geensins aarzelen, de Sguur- like beteekenis van den naam Piet in regtstreeksch verband te brengen met het karakter en gestel van den apostel Petrus, en dus uit den Bgbel herkomstig te achten ; vooral om ,dat men zegt: &$ì is alt$ pietje de aoorste. Nu is piet misschien een algemeene naam, waaraan louter toevallig deze zin gehecht is, omdat tij dikwils voorkomt, even als de naam Jan. Doch welligt is de gissing niet al te stout, dat in de gezegden: .‘t is een piet, een bram, of een jan” bg piet aan Petrus, bij bram aan Abram (Abraham) en bg ja, aan den straks genoemden Johannes moet gedacht worden, Men zal misschien tegenwerpen, dat deze Johannes te weinig populair daarvoor is; doch, welaan, laat men dan Johannes den Apostel kiezen, die wel uitmuntte door zachtmoedigheid, maar Luk. 9: 54 zich toch voordeed als een echte Boanerges, met andere woorden, als een baas!! Denkt men echter aan het zoo veelvuldig voor- komende Sint-Jan (Johannes de Dooper), dan zou men wederom onzen figuurlgken naam jati liefst met den persoon des Doopers in verband brengen. Intusschen, de poging, om voor ons bram, piet en jan in overdragtetiken zin eene analogie te zoeken bij bibelsche personen zal, na het aangevoerde, misschien aan velen minder gewaagd toeschijnen; anderen zullen welligt b$ .zich zelven . denken: >ingeniosius quam verius!” Over het gebruik van den 612 AANTENKININUBN,

naam Jun zie eenigè opmerkingen in het ~Boek der Uithangtee- kens” door Mr. J. van Lennep en J. ter Gouw (1868), 1,221,222.

Eaj wil de kwade Pier niet zijn = de booze man, op wien alles ,,. vefhaald wordt, op wiens rekening alles wordt gezet. Dit gezegde vloeit, dunkt mi, natuurljjker voort uit. Matth. 26: 33, 35, waar Petrus het geërgerd worden aan Jezus en de verloochening van Jezus van zich afweert, - dan, gelijk Tuinman 1, 10, Prudens van Duyse, enz. tillen, uit Petrus’ zwaardslag, Matth. 26: 51 want toen Petrus, al was het dan ook met eene goede bedoeling zich, ten einde den Meester te verdedigen, aan den hoogepriester- lijken dienstknecht vergreep, was hij toch waarlijk wel Been kwade Pier.” Sprenger van Eyk, in zijne >Vaderlandsche spreekwoor- den,” nalez. bl. 59, wil dit spreekwoord afgeleid hebben van den Blangen” of »grooten Pier”, den beruchten frieschen kaper,d die in het begin der 16de eeuw, op de Zuiderzee de schrik der Hol- landers was, wijl hij hen, als zi hem in handen vielen, op het allerwreedst bejegende; maar op wiens rekening men, zoo als het dikwils gaat; ook wel wat zal gesteld hebben, waaraan hrJ zelf ,* geen schuld had, al geschiedde het welligt ook op z$ naam. . . Van dezen >Pier” zou ik liever afleiden het gezegde: ?$’ &Q altijd ‘de tkwade Pz’er = hij moet altoos alles misgelden, op hem wordt altgd alles verhaald ; niets van hetgeen hij doet, is goed ; hi is steeds het kind van de rekening. Tenzi men ook hier liever aan de omstandigheid wil denken, dat Petrus door den Heer Jezus zoo . . dikwils bestraft werd, biv. Matth. 14: 31, 16: 23, 26: 34, enz. ’ ,_ ,’ Sprenger van Eyk brengt met deze spreekwijs in verband dit _ ..,. a.ndere: hzj i4 of men heeft hem gepierd (= hg is in de handen van

Pier gevallen), d. i, men heeft hem beet gehad. Zou dit spieren” niet eerder af. te leiden zin van piep = worm ; aldus: men heeft met hem gehandeld gelijk men met een worm doet, d. i. geheel naar willekeur, ~zoo als men verkiest? Of ontleend zijn van de vischvangst, .- vvaarb$ men pieren of wormen aan den angel steekt? Vgl. hierbg ons: beet hebben, - Insgeliks zegt men : hzj is altijd het kwade beest ,i (la bête noire), dat ziuspelen kan op het beest uit Openbar. XIII ; zirt ook Tit. 1: 12, 4 VoTati -?7m.olgd),. ’ ’ J. ANSPACH. BLADWJZER,

A.

Aanhalingen. Proximus ardet Ucalegon Baders (A. en T.), 226. 78. Barensteel (Omgekeerde), 397, 464. Aardbevingen in Nederland, 5, 67, 162 Baselius (Predikanten met den naam van) 219, 446. te Bergen op Zoom, 594. Adel van het koningrijk Holland, 519. Baudart, 41, 353. Afbeelding der regters van Oldenbarne- Bedevaarten (Verpligte), 155. veld, 38. - van het inzakken eener Begraven van in de kraam gestorvene brug te Utrecht, 99. - van St. Augus- vrouwen, 568. tinus, 148, 305. - van den evangelist Beleefdheidsvormen, 506, 554. Johannes, 206, 266. Bellen blazen, 12. Afbeeldingen van spreekwoorden, 345,583, Bentley (Spotverzen enz. op den Horatius . Aflaat, 241. van), 171, 317. Ayta hospitaal, 259. Berkhey (Werken van J. le Francy van), Allerheiligenvloed, 241. 26, 127. Ameyden (Theod.), 205. Bevalling (Eene wonderbare), 172. Amsterdam. Brand in den schouwburg, Bezitregt gestaafd door het zweren van 386, 46Q. - Aantal der bij den schouw- eenen eed, 289. burgbrand omgekomene personen, 245. - Bilderdijk, 602. ,,Voorspel vertoond tot opening van de Boetselaersbank, 602. Schouwburg in Sprokkelmaand 1678,” Bosboom (Lamb.), 149. 270, - Trippenhuis, 301. - (Aanslag Bouffonidor, 433, 669. op), 83. Bouquet (Louis), 361. * Anathema der Grieksche Kerk over Luther- Boxtel (Kapittelgoederen te), 290, 344, 460. scben en Calvinisten, 206. Brandt (G.), Het Leeven van P. C. Hooft Anspach (Joh.), 325. en de Lijkrecden, door dr. J. C. Matthes, Archief van het leenhof van Brabant, 325, 634. 436. 1 Britten (JJzere gevonden in het huis te), 50. Arnemuiden, 77. 1 BUen (Ds) 260. Arnhem [St. Caecilia concert te), 508, 1 Bijenkorf, 374. Arondeaux (A.), 626. 1 3ijgeloof, 119, 256, 557. 1% BLADWIJZER.

c. Gardes d’honneur, 315. Genealogische handschriften van v. Spaen, (C=K. Zie K.) 197. Caecilia (St.) concert te Arnhem, 508. Geschut op ‘slands vloot in 1666, 666. Charnacé (ll. baron de), 665. Geslacht v. Adrichem, 32, 88, 162, 268, Chineesch (Hoilandsch-latijnscb) woorden, 877. - Baalde, 15, 156. - de Beau- boek, 801. fort, 464, 629. - v. Bemmel enz., 374. - v. d. Berch, 193. - Beverwaerde, 159. - D. v. Beverwaerde, genaamd Persijn, 86, 175,323. - v. Biaauw Sonnevelt, 193. - Daendels, 589. Boon v. Ostade, 315, 377, 525. - Bor- Dante (Vertaling van) door Hacke var rendamme en Sonmans, 32, 56, 163, 269, Mijnden, 801. 526. - Braet, 244, 411, 496, 554. - Decambon (M. G.) geb. v. d. Werken, 569 Brederode, 26, 139. - Brouwer, 5, 363, Dertien (Het getal), 102. 694. - Bruheze, 113, 223, 306. - De Descartes te Utrecht, 34, 136. Brnpn, 602. - v. Bueren, 306. - Cam- Dichters (Nederlandsche), 133. per, 149, 602. - Chassé, 315, 355. - Dou (G. Pz.), 199, 597. Cinq, v. Crimpen,’ Minne, Soubnrch, 54, Draaikooi, 99, 209, 400, 644. 219. - Clomp, 374. - De Coninck, Drinkuitsma-state, 177. 184. - Crpp of Criep, 465, 594. - Droge boom, 169, 254, 334. Dedel, 209. - Van Dordrecht? 27. - Drukfouten (Zonderlinge), 216, 508, 658, Van Dorp, 121. - v. Everdingen, 253, 574, 323. - Fagei, 139. - De Feyter, 133, Dubbelzinnige uitdrukking, 326. 220. - Fremeanx, 134, 377. - Geus, Duivel (De) met klaauwen, 580. 15. - Grommé, 316, 356, 421,526. - Dijk (D. L. van), 311. v. d. Hagen, 458. - v. Hardenbroek enz., 446,481. -Holland, 304.1 Hoog, E. 374,476, 654. - Hoogeveen, 26, 293. - De Huyter, 113. - v. Ingen, 33, 82, Edda (Eene hollandsche), 26, 128. 140. - Kessel, 337, 453. - Kinschot, . Eyk (Wapenbord van Jan van), 418. 304. - de Lannoy, 163. - v. Laren, Eswardeors, 567. 88. - v. Ledebur, 451. - Leydek- Enssen (Van), 326, 436. ker, Leyendekker, 8, 270. - v. Len- nep, 517. - Lequien, 208. - v. Lock- F. horst, 434. - v. Loenen, 217, 266.-- Marcelis en de Bas, 101, 163. - Met- Frcdcrik van Bohemen, 174. horst, 209, 256, 330. - v. d. Meulen, Friesche tooversage, 19. -. 15. - Menrs, 208, 323. - Moens en Friesland (Clans in), 459. Crnia, 284, 384. - Monachon, 172.- Frisii scephali, 580. Mooijen, 24, 71, 353, 447. - de Neuf- Froissart (.J.), 66, 334. ville, 175. - v. Nieuwenhoven, 315. - Fruytiers (Kerkelycke historie, vertaald v. Noordwijk, 5. - v. Nijenrode, 42. - door J.), 1. Ockhuyzen, 230, 330,434, 467. - d’Or- ville, 56. - den Otter, 261. - Ond- G. hensden, 113, 114, 806, 335. -Pauw, 458, 591. - Persijn, 602. - Pipenpoy, Gadelle (Jacob), 101. 269. - P~OC~~OSS, 378. - Quarebbe, Galen (Chr. B. van), 586. 113, 258. - Ross, 207. - Ruys of BLADWIJZER. 111

Rnyech, 253. - Sevoye-Carignan, 314.- Hoop (Van der), 457. v. Schuyler, 362. - Schuurbecque, Hoopmsn van’ Narrheit (De), 22, 69. 267. - Selis en de Vaes, 259. - de Hont(Voorwerpen geheel omgroeid door),lS. Sitter, 109. Y v. Someren, 4, 382. - Hoguetan, 20. Spiering, 9, 114, 306, 335. - Stuyver, Huygens (Const.). Sneldicht uit het Hoog- 264. - Teylingen, 601. - Thierens, 220, duitsch vertaald, 482, 498. - (Punt- 266. - Tourniaire en Bachigaloupi, 49. dichten vertaald door), 517. - Trigtveldt, 244. - Tnrcq, 57. - v. E Luislook op de daken, 276. Veen, 71.-deVooghtvanR@evelt, 174. E Inyasen (Baron van), 830, 381. - Vos en Bake, 269. - Vossius en Mnys van Holy, 160. - v. Vrijberghe enz. 1. ) 208, 255. - Wachtendonk, 178. -Weit- sen, 374. - Wantholt, 29. - v. We- nfirmitates Sti Quririni et Sti Cornelii, 881, 434. - Westendorp, 436. - West- 217, 340, 570. reenen, 29, 52. - Weveringh, 82. - ‘nstrumentmakers, 454. de ‘Witt, 4. - de Witt te Amsterdam, inventaris van G. P. DOU, 1569 (Uit- 277, 411.- Wolbock, 230. - v. Wijlick treksel uit den), 199. en Roeters, 209, 375, 466. -v. Zuylen [sselt (Michael ab), 101. v. Nyevelt, 1, 140. Geslacht- en wapenkundigen, 399. J.. Globen (Uitvinding der), 480. Jaar 1666 (Het) en het getal van het Beest, Gouwerack (L.), 314. 585. Graal (De heilige), 25, 125, 177. Jaarwedden in de 16e eeuw, 197. Grafheuvels (Gele en roode aarde in), Jan Jacob, treurspel, 7. 265, 388, 595. Jan Pietersz., 59. Graven, markgraven, baronnen, 241, 316, Jezuiten (Noordnederlandschl) op zuid- Groningerlandsche zeeman (Een) biJ duit- nederlandsche schepen, 231. sche en oostenrijksohe noordpool-ondcr- Joden in Nederland, 580. zoekingreizen, 532. Jodenbelasting, 289. Guidonius (J.) 225. Joh. Ederwaert, 373. Gulzigheid, 156. Junius, secretaris van Leicester, 25. Gustaaf 111, koning v. Zweden (Geheim< papieren van), 109, 522. K. C=K. H. Kakographie, 72, 302, 449, 551, 577. Haeften (J. van), 228. Kalender (Een) en een huwelijksregister, Hayo Donwes, orgelmaker, 286. 145, 292, 304, 397, 531, 541, 573. Hallart (H. W. d’) heer van Belavase, 589 Kalfdansers, 148, 217. Handschoenen (Geschenk voor), 641. Campen (Jacob of Nicolaas v,) 167,196,230. Haverkamp (J.), 433. Canter (J.), 3. Hazen-aas, 339. Kapittelgoederen te Boxtel, S44, 460. Heksen, 579. Casparius (Cnsper), 50. Hemony (P.), 432. Casteleyn (Matthijs de), 431. Hiddink (Klijn), 397, 573. Katten (Het apinnen der), 669. Hooft (Gedichten van P. Ce.), 42, 129. - Kermisgebruiken, 102, 190. (Vertaling der Nederlandscbe historiën Xercq (Willem de), 242, 292, 447. van), 182. Klokkenspel en orgel te Sneek, 300. Hoogleeraars door etudenten gekozen, 170. Klokkenspelen, uurwerken, 414. IV BLADWIJZER.

Knijf (ct. J.), Goljlandia, 194. Manmaker (Ad.), 173. Colijnsplaat (Eerste predikant te), 252, 863 Mannetje op de admiraliteitskamer te Rot- Colvias (Cabinet van A.), Dordrecht 1660 terdam, 1809, 81. 409. Manpadt (‘t Huis te) bij Haarlem, 629, Compagnie (De nitgaande manifesten de Marron, 433, 494, 506. 0. I.), 841. Matrozen-kapelaan in 1638, 147. Korenmolenaars (Douceur toegestaan aan) Maximiliaan en Maria (Octrooi, gegeven 579. door) aan die van Holland, 78. Korte beschr$ingevanParijs enz., 229,862 Mercator, 331. Coster (Dr. Samnel), 97. Middelburg (Baljuw van), 18, 186, 218. ‘t Crabbetje (Het huis) bi Wolfaartsdijk, 26 Modem (Mary) of Stedman, 206, 381. Cronijke (Die) van Hollant, Zeelant eudc Modet en Taffin beeldstormers?, 173. Vrieslant.. . . in ‘t corto, 101. Monickes (Geertrai), 204. Krooning van Lodewijk XIV (Bij de), 586 Montanus (Arias), 110, 218. Krijgswezen (Nederlandsch), 825. Montigny (Joost van Lalain van), 77. Kunstwagens, 867. Monumenten voor Lodewijk xv11, mnd. Elisabeth, Marie Antoioette en den her- L. tog van Enghien, 25. Moorsche dans, 205. Laken scheuren, 111. Muiden (Mr. van), 227. Langwijligheid in regtszaken, 201, 527. Musikaliën in de boekerij van Ph. v. Marnix Ledematen van den mensch (Waardeering van St. Aldegonde, 202. der) wanneer zij in den oorlog werden MazUknooten, 248, 86 1. verminkt, 451. Leeuwenhoek (Ant. v.), 100. N. Leydecker (C.Gentman), 28, 88,140, 298. Leopold 1 (Vergiftiging vnn keizer), 18. Namen (Oude) van planten, 16, 160. - Lex phaath, 289, 496. (Uitgang in achter eigen-), 265, 352. -- Lied Iö vivat, 291. - Ach mein lieber (Eigen-) beginnende of eindigende met wijn, 327. - van huizen, 563. Aagastin, 817. - De bisechop van Man- ster, enz. 517. Nassau Bourbon (Louise Juliana de), 580. Liederen uit het laatst der 18e eeuw (Zang- Niet goed begrepen, 198. wijzen van), 419. Nieawenhaijsen (F.), 227. Linteloo (J. van), 174, 542. Nieuw-Hanaa (Nederd. Herv. gemeente Locke in Nederland, 483, 518. te), 13. Lodewijk den Vromen (Kleindochter van), Niezen, 301, 853, 469, 524. 148, 3C6. Nijmeegsche handboekjes, 410. Loë (Baron de), 433, 681. NUmegen (Gemeensman, raad en schepen Lnchtreizen, 48 1, 5 3 1. te), 459. Lnchteerschijnsel, 13. Laiscias, 49. 0. * Lijken zonder hoofd, 111. Oldenbarneveld (Af beclding der regtefs van), 38. - (Zwaard waarmede) ont- 116. hoofd is, 109. 3lifanten in Earopa, 448, 543. Maanden (Lange), 318. 3nderwijzer - koopman in zout, 2. Mahdi, 148, 591. 3nthaal (Een vreemd), 120. May (Wilh.), 101. 3nthouding als protest, 445. RLbDWIJzER. V

Onze vQoroudt3rs en wij, 74. Soss (Gravin van), 3, 67, 153. Oosten (Hendrik Y.), 362. Zozend& (Reglementen van het Rilde van Opligter (Een) in de 16e eeuw, 143. S. Sebaatiaan te), 422. Opschriften op kerkklokken, 199, 383. - Ruïne bij Maastricht, 86. op schoorsteenen, 360, 491. Organisten, 456. - (Amsterdamsche), 60. 8. Orgel en klokkenspel te Sneek, 300. Orgelmakers en organisten, 298, 415. sakkerdaanhont, 79. Orgels en organisten te Dordrecht, 286. Salinga (A.), 338. Orgelu en orgelmakers, 415. 4chandsteenen. 2. Draaikooi. Orlamiinde, 445, 541. Ichasz (Samuel), 273. Oademans (Nalezing op) Bijdrage tot een Schilderij (Onbekende), 81. - in 1672,148. Middel- en Oud-Nederlandsch Woor- Ichilderijen en teekeningen (Lijst der) van denboek, 89. wijlen mr. G. van Kinschot, 165. P. gchotten in dienst der Staten, 207. schrikkeljaar, 391. Paard (het bijdehandsche en vandehand. jchrijfkunst, 387, 523. sche), 155. jchnurman (A. M. v.), 207. Paardenschoeisel, 2, 340. 8chuttersgilden voorheen en thans, 422. Pad (Ecne) door eene spin gedood, 507. ,Segere (Monsr.) en deszelfs Constuber- Panneel (M.), 201. naal W. van Hoorn” contra Jan Wage- Pannekoeken in de kom kond gemaakt, naar, 61. 85, 231. sint Jans kruid, 291, 339. Paakwil van 1654, 276. slaven te Konstantinopel, 147. Pastoors nalatenschap aan kerkpatronen, 3leutel (Een groote), 260, 369. 169. 3naphaan (A.), 459. Penning (Gilde-), 6. - van P. van Abeele Jorius (J.), 169. “.P o- eren (Zilveren) van 1742,hnwelijks-), 172. -- (Lig-)157. var - 3pelfouten als bron van inkomst.en, 450. gpoor (Ooster-, Rijn-), 385. David Y&U Bourgondië, 534. spotprent uit de 16e eeuw, 9. Penningen (Houten gedenk-) of toccodille- spotvers (Dnitsch) op den terngtogt der schijven, 114. Franschen uit Rusland, 358. Perzische taal (Boeken in) voor der Spreekwoorden (Afbeeldingen van), 845, hoogleeraar Golins te Leiden, 457. 583. - en spreekwijzen aan denBijbel Pinaa (Jan), 97, 160. ontleend, 547,558, 574,586,597,605.- Platonisch jaar, 78, 152. in ouden en nieuwen vorm, 168. - Poelgeest (C.), 228. Zijne asch ruste in vrede, 601. - Portret van J. J. Graswinekel, 169. Spelen om des keizers baard, 14. - Portretten in Arends Vaderl. Geschiedenis In de beurs (bus) blazen, 85,193, 292. - 174. - (Geschilderde) van Vondel, 349 Iemand veel blaanwe bloemen wijs ma- 622. - van leden der familie Six, 679, ken, 13, 154, 248. - Mijn vader is Predikant-distillateur (Een), 180. geen Bremer, 387, 464. - Garen nit- Psalm 151, 205. halen, 322. - Als men gus zegt meent R. mon al de hoenderen, 157, 543. - Zoo Raadsel (Rellstabs), 373. oud als de weg van Kralingen (Rome, Rekenmachine, 105 Jacatra), 35. - Geen kwartier geven, Roëll (J.), 4, 113, 593. 302. - Geeft hem ruimte, 387. - Roscam (Petrus), 277. Polit,ieke tinnegieter, 85. - Zij komt VI BLADWIJZER.

er beter af dan Trljo van Hamburg, Vasrtuigen u * 1650, 480. 553. - Op zijn voorman gezet worden, Verkeerde uitdrukkingen (Proeve van), 546. 14, 112, 162. - Al regende het oude Verzen (Handleiding tot het maken van wijven, 415. - Door (in) de wol ge- latijnsche en grieksche), 277. verwd, 291, 421. - Wie eerst komt, 1. Vicar of ‘Wakefield, 50. wie eerst maant (ma&), 39. - In Vin (A. de), 3, 251. Giitersloh macht die Luft nnfrei, 373. - Visscher (Anna Roemers) en de dor- To pledge up the Dutch, 327. drechtsche dichterschool, 313. Spreuk, Eenheid in het noodige, vrdheid Vischvangat (Overvloedige), 202. in het twijfelachtige, in alles de liefde, Vlag (Roode) met uit eene wolk stekenden 356, 452. ontblooten arm, 37, 218, 496, 592. - Staats (J.), 277. (Kleuren der nederlandsche), 49. Staten generaal (Ordonnantieboek der), 210. Vlissingen (Grondslag van een monument Steendragen 2. Draaikooi. voor keizer Napoleon 1 te), 181. Steenen hoofden in romeinsche doodkisten, Vondel (Geschilderde portretten van) 349, 16. 522. Strafoefening (Zonderlinge), 291, 592. Vooght (Claas Janss), geometra, 173, 447. Studeren van noordnederl. Katholijken aan Vos (A. en G. de), 434. de universiteiten van Kenlen en Leuven, Vos (Jan) en Vondel jr., 566. 196. Vrijdom van stadslrtsten aan den schout toegekend, 78. T. Vrouw (Eene) met eene vrouw getrouwd, Tabak rooken, 384, 492. 261. Teekeningen (Drie), 73. Vrouwenrollen op het tooneel door vrou- Tegel (Voetmerk op een romeinschen), 191. wen vervuld, 164. Teylingen (Huis te), 1. Tekstkritiek, 294. w. Telwoorden (Plaatsing der) in den zin, 302. Teniers, 311. Wapen van Apeldoorn, 5, 113. - Bla- Tienden (Beschapen), 38. richorst enz., 445, 573. - Braet, 159, Tolliua (Joennes) Amorfortius, 68. 270. - Dedel, 255, 32.6. - Heemskerck, Toonkunstenaars (Toevoegsels tot de lij& 52. - Hunthum, 330, 421. - de Jonge, van nederl.), 455. 17 F> . - (Getal X1111 op het) van Kap&. Toonkunstenaars te Amsterdam, 106. 465.- (Drie pillen in het) der Medici, Trijn van lIamburg, 353. 379. - Menrs, 410. - de Percin de Montgaillard, 159. - M. A. de Ruiter, u. 340, 524, 584. - (Anker als familie-), 54. - boven eene schilderij, 518. - ge- Uithengteeken, (Een), 109. vraagd, 40, 340, 244, 375. - (Cnbe- Utrecht. Kasteel Vredenburg in 1566, 38. kend) gevraagd, 304. - (Vraag naar - (Afbeelding van het inzakken eener een), 459, 530. brug te), 99. Wapenbord van jhr. Jan van Eyk, 418. Utrechtsche gevangenen in 1556, 563. Wapens (Drie) gevraagd, 18, 353. _ Uurwerken. Z. Klokkenspelen. (Schaar-), 57. -met leliën, 243, 411. _ V. (Roaw-), 260, Weerhanen (Kraaiende), 5’77. Vaan (Roode), 825, 825. Werving van zeevolk in 1652, 545. Vaandels (Veroverde), 20. Weethoven (Kasteel), 361. BLADWIJZER. VU

Willem 1 (Aanslagen op het leven van 176. - kornuit, 847, 557. -kraam, 7, prins), 174.-(Aanslag op het leven van), 249, 854,401. - Ledeboar, 451. - ont- 885. 861. .-l oatidten, 277, 278. - ontwee, Willem Barendsz., 27, 154, 277. 361. -petoten, 341~ridicule of reticule, Woorden in de Meierij v&u den Bosch in 568. - ritse, ritsen, 546. - rufixm con- gebruik, 835, 416, 468. - in Gelder- vivium, 567. - schotsch, 207, 265,328. land, bijzonder in de zoogenoemde graaf- - sleyscat, 668, 584. - spinellen, 341. schap Zutfen gebruikelijk, 555. - spijbelen, 14. - staart (bijnaam van Woorden, afgeleid verklaard of beoordeeld. den Engelschman), 841. - stalbroeder, --baar, 804,817; 469. - bakelaar, 540, 49, 805. - stekel, 329. - talavacios, 604. - barmne, 567. - beschapen, 88.- 217, 245.- trekwerker, 174, 854, 461. buffeltje, 887. - cigaren, 156. - eswar- - troon, 124. - vadermoorders, 159, deur, 567. - phaath, 289, 496. - pho- 256. - verbzelmonden, 568. - weerhaan, tographie, 505. - geadresseerd, 409. - 677. - wentelteef, 60. -zieltaefflen, 569. heilige dagen, 112. - helleveeg, 113. - hengelrik, 26, 112. -herfst, 508, 563, Z. 603. - hertsheldich, 89. - hem, 89. - hierentussen, 89 - himphamp, 89. - !angwijzen van volksliederen uit het laatst hinderen, 89. - hinderschap, 90. - hin- $er Me eeuw, 419. derwat;rt varen, 90. - hippelhap, 990. - Zeekaarten, teekeningen en schildergen, hoe ghedaen, 90. - hoede (in crancker) 493, 588. staen, 90. - hoedstoffeerder, 90,226. - Seeland (Burggraven van), 60. hoghe (au), 91. - hoge minne, 91. -

Andante, Wapen gevraagd, 244. - Fam. g&in, ‘17. - Ged. Menrs, 323. - v. Trigtveldt, 244. - Gesl. Ruys of Eenheida, I het noodige enz., 358. - Rnysch, 253. .- Onbekend wapen ge- Joh. Ederwaert, 373. - Organisten, vraagd, 304 466. - Gesl. Hoog, 476. - G. v. Har- Anspach (.J.), G. van Hardenbroek, 446. - denbroek, 481. - Israel, 481. - Op- Opschriften op schoorsteenen, 491. - schriften op schoorsteenen, 491. - Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Schrijfkunst, 523, - A. Arondeaux, Bijbel ontleend, 547, 558, 574, 586, 526. --1 Predikanten met den namvan 597, 805. Baselius te Bergen op Zoom, 594. As., Gravin van ROSE, 3. - ,,Monsr. F. Bake (W. A. van den Wall), Kapittel- Segers en deszelfs Constubernaal Ws goederen te Boxtel, 344. van Hoorn” contra Jan Wagenaar, 81. - Bakkones (H. C. van) Cinq, enz., 54. - Vrouwenrollen op het toonee! door vrou- Gesl. de Huyter, enz.. 113. - Aard- wen vervuld, 164. bevingen in Nederland, 219. - Gesl. v. Everdingen, 323. - Gesl. de Witt B te Amsterdam, 411. - Gesl. Ockhuysen, 434. - Gesl. Criep of Cryp, 465. - B., Gesl. Lequien, 208. - Gesl. Dedel, Gesl. Roeters en v. Wijlick, 466. 209. - Gesl. v. Loenen, 217. - Gesl. B. B., Gesl. v. Vrijberghe, enz., 208. Ockhnysen, 230. - Huis Holland, B. D. (C. v.), Hoogeveen, 293. 304. - Huis Savoye-Carignan, 814. - Be-g van Dusaen Muilkerk, Gesl. de Beau- Wapen v. Declel, 324. - Wapen v. fort, 529. Hunthum, 330. - Gesl. Y. Bemmel, Bergh (Van Blaauw Somrevelt van den), enz., 374. - Geal. Weitsen, 374. -- Gesl. van Vrijbergbe, 255. - Wapen Gesl. v. Teylingen. 601. v. mr. J. Dedel, 255. - Gesl. Met- B. (v.1, - Gesl. v. Bererwaerde, 159. - horst, 258. G. N. Boekhoudt (H. Buringh), W. de Clercq, 447. Gesl. Vossius en Muys van Holy, 160. - Boekhoudt (W.), Zilveren huwelijkspenning, v. Beverwaerde, genaamd Persijn, 175. - 157. - Koperen penning van 1742, 172. Arias Montanna, 218. - Geal. Cinq, Boeles (W. B. S), A. en F. Baders, 228. 219. - Gesl. de Feyter, 220. - C. Poelgeest, 228. - Hayo Douwes, Baan (J, van der), Adr. de Vin, 3. - orgelmaker, 286. - Klokkenspel en Gesl. Leydekker, 8. - Gesl. Spiering orgel te Sneek, 300. en Oudheusden, 9, 114. - Corn. Gent- Boers (J. C.), Jan Guidonius, 225. - J. man Leydecker, 23, 85. - Gesl. MooiJen, v. Hseften, 228. - Van Dijk en Te- 24, 71, 447. - Het huis ‘t Krabbetje, niers, 311. 25. - Roka v. Brederode, 28. - Gesl. Borch (Van den), Een kalender en een Borrendamme en Sonmans, 32, 56,163, huwelijksregister, 292, 531. - Graafv. 528. - Gesl. v. Adrichem, 32, 88. - Zevenaar, 447. Gesl. v. Ingen, 33, 81. - Gesl. v. La- Breugel Douglas (C. van), Fam. Thierens, ren, 88. - Ant. v. Leeuwenhoek, 100. - 220. Nederl. dichters, 183. - Aardbevingen B. v. L., Op zijn voorman gezet worden, in Nederland, 162. - Gel. de Lannoy, 162. - Marcelis en de Bas, 183. 163. - Gesl. Wachtendonk, 178. - Fam. Thierens, 288. - Gesl. v. Loe- C. nen, 217. - Orgels en organisten te Caland (Fred.), Wapen gevraagd, 40. - Dordrecht, 288. - Orgelmakera en or- Schaarwapens, 57. - Gesl. Tureq, 57. ganisten, 298. - Ach mein lieber Au- - GesI. de Feyter, 133. - C. Gent- BLADWIJZEB. J?

man Leydecker, 141, 293. - Geel. v. 191. - Niet goed begrepen, 198. - Adrichem, 162, 268. - Gesl. Schuur- Overvloedige vischvangst, 202. -Hoed- becque, 267. - Ged. Pipenpoy, 269. - stofteerder, 225. - Een groote sleutel, Ges]. Borrendamme en Sonmans, 269. - 260. - Hoclcelingh enz., 261. - Ged. Vos en Bake, 269. - Ges]. Ley- S. Schasz, 273. - Huislook op de da- dekker, 270. - A. en G. de Vos, 434. ken, 276. - St. Jans kruid, 291. - - Geel. de Beaufort, 464. - Getal Kornuten, 347, 557. - Spelfouten al8 XIHI op het wapen van Kapelle, 465. bron van inkomsten, 450. - v. Lede- Churl (Joh@, Een groningerlandsch zee- bur, 451 - Lied, 517. - Wapen van , man bij de duitsche en oostenrijksche M. A. de Ruyter, 524. -Roede vaan, noordpool-onderzoekingsreizen, 532. 525. - Trijn van Hamburg, 553. C. J., Onderwijzer - koopman in zout, 2.- Doorninck (Mr. J. 1. van), Zillesen, Ge- Over het stnderen van noordnederl. schied. der Vereen, Nederd. enz., 27. - Katholijken aan de universiteiten van Gesl. Wentholt, 29. - Vicar of Wake- Keulen en Leuven, 196. field, 50. - Wapen van het gesl. Apel- Cloots (J. W.), Oude namen van planten, doorn, 113. - J. Roëll, 113. - P. 160. Nieuwenhuljsen, 227. - Organisten, Cornelius Lixa, Nederlandech krijgswezen, orgelmakers, 300. - Joh. Anspach, 325. - Geschiedenie der Zwitsers in 325. - Jean Froissart, 334. - Gesl. nederl. dienst, 325. - v. Eussen, 326. Moojen, 353. - Relletabs raadsel!, - 1 wil1 pledgeyour grace up the Dutch, 313. - Duit& spreekwoord, 373. - 327. - Mercator, 331. - Paarden- Ligpenning van David van Bourgondië, schoeisel, 340. - Wapen gevraagd, 340, 534. - Baron de Loë, 581. - Wapen van M. A. de Ruiter, 340. E. A. P., In de beurs blazen, 85. - - Hocus pocus pas, 346,463. - Woor. Politieke tinnegieter, 85. - Karwei, den in de Meierij van den Bosch in karwij, 350. - Woorden met ont zamen- gebrnik, 416. gesteld, 351. - Niezen, 354. - Proeven Cosijn (P. J.), Stekel, 329. van verkeerde uitdrukkingen, 546. D. F. D., Gele en roode aarde in grafheuvels: Famulns, Plaatsing der telwoorden in den 265. zin, 302. - Woorden met het achter- D. (B.), Graaf v. Zevenser, 381. voegsel baar, 304. - Dubbelzinnige uitdrukking, 326. D.- (J.), Paardenschoeisel, 2. - Gildepen. L. Fock (Van Brucken), A. Snaphaan, 459. ning, 6. - Voorwerpen door hout ge- Fokker (Ad. A.), Draaikooi, 269. heel omgroeid, 18. - Friesche toover- Fokker (G. A.), Bijvoegsels tot de lijst sage, 19 - Zonderlinge engelsche ze- van ned. toonkunstenaars enz., 455. gels, 19. - Zoo oud als de weg var Frederik8 (J. G.), Huguetan, 20. Kralingen, 35. - Geheime papieren var Fret (P.), C. Gentman Loydekker, 140. - Gustaaf 111, koning van Zweden, 109 L. Bosboom, 149. - Grondslag van 522. - Houten gedenkpenningen o een monument voor keizer Napoleon 1 toccodilleschgven, 114. - Bijgeloof te Vlissingen, 181. 119. - De heilige graal, 125. - Wer- ken van J. le Francq van Berkhey G. 127. - Eene hollandsche Edda, 128. - Geerke (J. H.), Kermisgebruiken, 190. - Zigeuners-oigaren enz., 156. - Eet Mijn vader is geen Bremer, 464. - voetmerk op eenen romeinschen tegel Beleefdheidsvormen, 654. ‘X BLADWIJZER.

Geffen (H. B. Martini van), Gravin VSI n IC. ROES, 153. - Kapittelgoederen te Box tel, 460. R. (J. C.), Spelen om des keizers baard, G. J. (De), Gemeensman, raad en schepel n 14. - Vadermoorders, 159, 256. - te Nijmegen, 459. - Wapen Gromme I, Portret v. J. J. Graswinckel, 169. - 526. De zonnebloem, 260. -De bijen, 260. - Graaf (A. C. de), Oosterspoor, Rijnspoor )? Schrikkeljaar, 301. - Bijenkorf, 374. - 385. - Aanslag op het leven van prin, 8 Tabak rooken, 384. - Woorden in Gel- Willem 1,585. - Brand van den amsterd derland, bijzonder in de graafschap Zutfen schouwburg, 386. -Schrijfkunst, 387. - in gebruik, 555.

M1Jn vader is geen Bremer, 387. - DI B :E., (K. H. J.), Handleiding tot het maken Kikkerbilsluis, 387. - Aardbevingel 1 van latljnsche en grieksche verzen, 277. in Nederland, 446. - Claas Jansz . K. (v.), Gesl. Kinschot, 304. Vooght, 447. Kesteloo (H. M.), Arnemuiden, 77. - J. Grevelink (A. W. Bisschop), Anker al S Gadelle, 101. - Verpligte bodevaarten, familiewapen, 54. - Rekenmachine, 104 155. - Kargierders, 162. - Adr. de

Groeneveld (E. C.), Gele en roode aarde ir 1 Vin, 251. - Eerste predikant te Col@s- graf heuvels, 388. plaat, 252, 363. - Kasteel Westhoven, Gijn (Mr. S. van), De Hoopman van Narr 361. heit, 22. - Willem Barendsz, 27. Kramm (J. C.), Rcnatns Descartes te Utrecht, 34. - De Hoopman van Narr- H. heit, 69. - Willem Barentsz, 79. - Mannetje op de admiraliteitskamer te H., J. Staats, 277. Rotterdam, 81. - Draaikooi, enz., 99, H. (A. G. J. E.), Kappetorls, 133. -Hel t 544. - Afbeelding van het inzakken

bijdehandsche en vandehandsche paard, , eener brug te Utrecht, 99. - Arias 155. Montanns, 110. - Laken scheuren, 111. H. (J. W. v.), Geeft hem ruimte, 387. - - Heilige dagen, 112. - Als men Woorden uitgaande op baar, 469. gus zegt, meent men al de hoenderen, Haan (D. Bieren8 de), Claas Jz. Vooght, 173. 157. - Jacob of Nicolaas v. Campen,

Hartog (J.), Pannekoeken, 85. - Troon! l 167. - Koekoek, 176. -Pannekoeken, 124. 231. - Allerheiligenvloed, 241. - Hesselink (Ab.), Jan van Linteloo, 542. - Blaauwe bloemen, 248. Kraam, 249. Als men gus zegt, meent men al de hoen- - Eene vrouw met eene vrouw ge- ders, 543. trouwd, 261. - In de busblazen, 292. Heije, Joannes Tollins Amorfortius, 58. - - Van Russen, 435. - Waardering Jan Pietersz., 59. - Mr. van Muiden, der ledematen van den mensch wanneer 227. - ‘t Wapenbord des componisten ze in den oorlog worden verminkt, 451. van Der flnyten lusthof, 418. - Zang - Geschenk voor handschoenen, 541. wijzen van volksliederen uit het laatst Crlamünde, 541. - Werving van zee- der 18e eeuw, 419. - Het St. Caecilia volk in 1652, 545. - Infirmitates S. concert te Arnhem, 008. Qoirini et S. Cornelii, 570. - Bij de Horsthuis .(J. G.), Kalfdansers, 217. krooning van Lodewijk XIV, 586.

1cremer (J. A. C.), Archief van het leen- J. hof v. Brabant, 325. - Roode vaan, 325. - Graaf v. Zevenaer, baron v. J., Gesl. v. d. Berch, 193. - Gesl. v. Huyssen, 330. - Woorden in de Meierij Blaauw Sonnevelt, 193. van den Bosch in gebruik, 335. - . BLADWIJZEK. XI

Kessel, 337. - Hazen-aas, 339. - De 317. - Trekwerker, 354, 461. - Op- uirgaande manifesten der 0. 1. C., 341. schriften op kerkklokken, 383. - Gonst. - Opschriften op sehoorsteeneu, 360. - Huygena, Sneldichten uit het Hoogduitsch Gesl. Y. Someren, 382. - Al regende vertaald, 482, 498. - Lex phaath, 496. het oude wijven, 415. - Holderdebolder, - 496. - Puntdichten door Huygens 442. -- Kraam, 461. - Zijde, 480. - vertaald, 517. - Aankondiging van Uitvinding der globen, 480. - Tabak boeken, 534. - Sleyschat, 584. - rooken, 492. Bakelaar, 604. #enshoek (C. P.), Wilh. May, 101. L. ,euven (Backer van), Wapen van het geel. Hunthum, 42 1. L. (C. P.), Jean Froissart, 66. - Burg *, Bijgeloof, 256. graven van Zeeland, 68. - Aardbevingen ,offelt (A. C.), Anna Roemers. Visscher in Nederland, 67. - Die cronijke van en de dordrcchtsche dichterschool, 313. - Hollant, Zeelant ende Vrieslant. . . . . in L. Gonwerack, 314. - Mary Modem of ‘t corte, 101. - Mich. ab Isselt, 101, Stedman, 331. - Staart als bijnaam van Laboranter, Roode vlag met uit eene wolk den Engelschman, 314. stekenden ontblooten arm, 37, 496. - ,onp (M. Macalester), Zijne asch ruste in Kleuren der nederlandsche vlag, 49. - vrede, 601. Willem Baren&., 154. - Lijst der ,iitkebiihl Jr. (C. L.), Herfst, 603. schilderijen en teekeninged van mr. G Ob. Y. Kinschot, 165. - Uittreksel uit der inventaris van G.P Dou, 1569, 199.- !I. (J. d.), Gesl. Braet, 244, 554 -Wa- Ordonnantieboek der Staten genera< pen Y. Braet, 270. 1615-1630, 210. - Paskwil van 1654 leurs (B. van), Niezen, 469. 276. - Afbeeldingen van den evange. 4O., Het getal dertien, 102. - A. Sa- list Johannes, 266. - Hollandsch. linga, 338. - Eenheid in het noodige, latijnsch-chineesch woordenboek, 301. - 357. -- Kunstwagens, 367. - Ge& Gesl. Y. Everdingen, 324. - Cabine Brouwer, 363. - Fam. Plockross, 378. - van A. Colvius te Dordrecht, 409. - Drie pillen in het wapen der Medici, Boeken in de persische taal voor del 379. - Tabak rooken, 384. - Draaikooi, hoogleeraar Golius, 457. - Zeekaarten enz., 400. - Wapens met leliën, 411. - teekeningen en schilderijen, 493, 588. Klokkenspelen, uurwerken, 414. - Cr- Laurillard, (E.) Op zijn voorman gezet wor gels en orgelmakers, 415. - Gesl. Wes- den, 112. - Helleveeg, 113. - Blaanw tendorp, 436. - Olifanten in Europa, bloemetjes, 154. - Drinkuitsma-state 443. - J. Roëll, 593. - Gesl. Criep - 178. - Schotsch, 265. - St. Jan of Crijp, 594. - Gesl. Dou, 597. kruid, 339. - Niezen, 353. - Doo Vlolenaar (A. M.), Nalezing op OUdeman de wol geverwd, 421. - Orlamündc Bijdrage tot een Middel- en Oud-Neder- 445. - Bakelaar, 603. Iandsch W-oordenboek, 89. Leendertz Wz. (P.), Kraam, 7, 364. - Molhuysen (A A. A.), Wapen van Blarick- Zoo oud als de weg van Kralingen, 3f horst enz., 445. - Gedichten van P. C. Hooft, 42 Mol1 (W.), Musikaliën in de bibliotheek van 129. - Jan Pinas, 97, 160. - Kermir Ph. v. Marnix v. St. Aldegonde, 202. - gebruiken, 104. - Vertaling van Hoofn Geertrui Monikes, 204. Nederlandsche historien, 182. - Ont. dontigny (J. de), Gesl. Ockhuijsen, 467. - biiten, 278. - Tekstkritiek, 294. - Gesl. Boon v. Ostade, 525. Woorden met het achtervoegtiel baar duller (Fred.), L. Bouquet, 361. XII BLADWIJZER.

N. a.

N., Gesl. de Witt, 4. - Gesl. Baalde, t., Huis te Teylingen, 1. - Arnout v. 15. - Ged. Geus enz., 15. - Gesl. Zuylen v. Nyvelt, 1. - Aardbevingen Hoogeveen enz., 26. - Gesl. de Witt in Nederland, 5. - Baudart, 41. - te Amsterdam, 277. - Wapen boven Een predikant-distillateur, 180. -- M. eene schilderij, 518. Panneel, 201. - Spotvers op den te- - n, Geel. Campen, 149. - Vraag naar rugtogt der Franschen uit Rusland, 358. een wapen, 530. X., Geslacht v. Someren, 4. N. (J. H.), Wentelteef, 50. Xogge (R. C.), Kerckelijcke historie, ver- N. (V. D.), no. 2, Ruine bij Mrtastricht, 86. laald door J. Fruytiers, 1. - Bellen Nepveu (J. 1. D.), Renatns Descartes te blazen, 12. - Caspar Casparius, 50. - Utrecht, 136. Een opligter in de 16e eeuw, 143. - Nolthenius Jr. (J. J.), Gesl. Ockhuyzen, 330, Spreekwoorden in ouden en nieuwen vorm, 168. Roos (G. P.), Ritse 546. 0. soumen (J.), Instrumentmakers, 454.

0. (H. M. C. v.), Platonisch jaar, 152. - 8. Woorden in de Meierij van den Bosch j., Gesl. v. Noordwijk, 5. - Ge& Brou- in gebruik, 468 wer, 5. - Wapen van het gesl. Apel- 0. (O.), Bijgeloof, 557. - Kraaiende weer- doorn, 5. - Wapen de Percin de Mont- hanen, 577, - Kakographie, 577. gaillard, 159. - Wapen v. Braet, 159. - 0. (v.), no. 2., Hengelrik, 112. Gesl. Meurs, 208. - Gesl. v. Wylick Obreen (Fr. D. O:), Veroverde vaandels, en Roeters, 209. - Gesl. Methorst, 209, 20. - Aanslag op Amsterdam, 83. - 330. - Gesl. Boon v. Ostade, 315. - H. baron de Cbarnacé, 565. Gesl. Grommé, 315. - Gesl. Clomp, Oldeman (G.), Kermisgebruiken, 102. 374. -- Gesl. Hoog, 374. - Wapen Oosterzee (H. M. C. van), W. de Clercq, gevraagd, 375. - Gesl. Braet, 411. - 292. - Ged. Hoog, 478. Gesl. v. Lockhorst, 434. - Gesl. v. Wesel, 434. - Gesl. de Bruyn, 602. - P. Gesl. Camper en Persijn, 602. 3. (G. A.). Vrijdom van stadslasten aan P., Willem Barends, 277. den schout toegekend, 78. - Sakker- Perk (M. A.), P. H. Marron, 494. daanhout, 79. - Zoccolanti, 79. - Bal- Pik, E. Monachon, 172. - Schotten in juw van Middelburg, 218. - Utrechtsche dienst der Staten, 207. - Familie ROSE! gevangenen in 1666, 568. - Begraven 207 . -Uitgang in achter eigennamen, 265. van in de kraam gestorvene vrouwen, Poortugael (D. J. den Beer), Onze voor. 568 . - Sleijscet, 568.- Verbaelmonden, ouders en wij, 74. 568. - Zieltaefflen, 569.-Heksen, 579. Proes (L.), Spijbelen, op zijn voorman -Frisii acephali, 680.- Boetselaersbank, gezet worden, 14. - Wie eerst komt, 602. - Bilderdijk, 602. wie eerst maant, 30. - A. M. van Schur. 3. (J. H.), Zinspreuk, Sustine et abs- man, 207. - Een groote sleutel, 369. - tine, 21. Geadresseerd, 409. - Eenheid in hel J. (R ), Wapen de Jonge, 175. - De noodige enz., 452. - Brand van den Neufville,- 175, amsterdamschen schouwburg 11 me: scheltema (Dr. P.), Amsterdamsche orga- 1772, 460. nisten, 60. BLADWIJZER. x111

Six, (G. A.), Joan Canter, 3. -J. Roëll, 313. - Afbeeldingen van spreekwoor- 4. - Luchtverschijnsel, 6. 2 Neder]. den, 345. - Van .der Hoop, 457. - hervormde gemeente te Nieuw-Hanau, Gesl. van der Hagen, 458. - Gesl. 13. - Iemand veel blaauwe bloemen wijs Pauw, 458, 591. - Clans in Fries- maken, 13. - Steenen hoofden in ro- land, 459. - Eswardeurs, 567. -RU- meinsche doodkisten, 16. -Oude namen fum convivium en barmus, 667. - van planten, 16. - Vergiftiging van M. G. Dccambon, geb. v. d. Werken, keizer Leopold 1, 18. - Drie wapens 569. - Douceur aan korenmolenaars gevraagd, 18. - Beschapen tienden, toegestaan, 579. - L. J. de Bourbon,

enz., 38. - Kasteel Vredenburg teI 680. - Joden in Nederland, 580. - Utrecht in lK66, 38. - IJzers in het Vlag met gewapenden arm, 592. -

huis te Britten gevonden, 50. - DrieI Boetselaersbank, 602. -Bilderdijk, 602. teekeningen, 73. -Platonisch jaar, 78. - Snellebrand (J. A.). Baudart Apophtheg- Jam proximus ardet Ucalegon, 78. -- mata, 363. Onbekende schilderij, 81. - Afbeelding Snouckaert van Schauburg (A. Cl.), Adel van het inzakken eener brug te Utrecht, van het koningrijk Holland, 519. 100. - Lijken zonder hoofd, 111. - Snuffelaar, Zwaard, waarmede Oldenbarne-

Hengel& 112. - De heilige graal: , veld onthoofd is, 109. 125,177. -Mahdi, 148, 592. - Afbeel- S. S., Gesl. Fagel, 139. ding van St. Augustinus, 148, 305. - Stella duce, Gesl. Westreenen, 29. -

Kleindochter van Lodewijk den Vromen; , Afbeeldlng der regters van Oldenbarne- 148. - Droge boom, 169, 334. -- veld, 38. - Kieremieren, 181. - Gencu- J. Sorins, 169. - Pastoors nalaten logische handschriften van v. Spaen, schap aan kerkpatronen, 169. - Hoog 196. - Drie wapens gevraagd, 353. - leeraars door studenten gekozen, 170. - Portretten van leden der familie Six,

_ Spotverzen enz. op den Horatius van I 579. Bentley, 171, 317. - Eene wonder. Stuers (Victor de), Afbeeldingen van spreek- bare bevalling, 172. - Trekwerker, woorden, 583. 174. - Portretten ‘in Arend, Vaderl,

geschiedenis, 174. - J. v. Linteloo , T.

114. - C. P. de Vooght van Rijnevelt t 174. - Drinkuitsms-state, 177. - Ges1 T. (v.), Langwijligheid in regtszaken, 527. de Coninck, 184. - G. J. Knijf, Goij- Tiele (P. A.), Willem Barendsz, 28. landia, 194. - Mary Moders of Sted-

man, 206. - Infirmitates St. Quirini elt U.

Sti Cornelii, 217, 340. - Jeax de table , 218. - Gesl. Bruheze, 223. - Tala- Ueberfeldt (Jan Braet van), Gesl. Braet, vacius, 245. - Gesl. Quarebbe, 258. - 496.

Gesl. Selis en de Vaes, 259. -- AytrI hospitaal, 259. - Rouwwapens, 260. - V.

Gesl. den Otter, 261. - Gesl. Stuyver > 264. - Gesl. Moens en Ornia, 284. - V. Be. (De), Jacob of Nicolaw van Cam- Lex phaath, 289. - Bezitregt gestaafc 1 pen, 196. - Korte beschrijvinge van door het zweren van eenen eed, 289. - Parijs enz., 229. - Voorspel vertoond Jodenbelasting, 290. - Kapittelgoe. tot opening van de Schouwburg (te deren te Boxtel, 290. - ZonderlingcB Amsterdam) in Sprokkelmaand 1678, strafoefening, 291, 592 - Gesl. vat1 276. - Uitgang in achter eigennamen, .

Bueron enz, 306. - Lange maanden > 352. - Geschilderde portretten van XIV BLADWIJZER,

Vondel, 349. - Vos en Vondel Jr., W. 566. Vl. (v.), Graven, markgraven, baronnen, W. (v.), Onthouding als protest, 445. 310. - Garen uithalen, 322. - Schotsch, Wagner (J. D.), Gesl. Spiering en Oud- 323. - Hockeling, 335. -Herfst, 553. heusden, 106. - Geslacht- en wapen- - Woorden uitgaande op baar, 590. kundigen, 399. - Nijmeegsche hand- Vorsterman van Oijen (A. A.), Gesl. v. boekjos, 410. - Wapen v. Meurs, 411. Nijenrode, 52. - Wapen van Heems- - Klijn Hiddink, 573. - Een kalender kerck, 52. - Gesl. v. Veen, 71. - en een huwelijksregister, 573. - Wapen Ges]. Wevering, 82. - Gesl. Marcelis v. Blarickhoret enz., 573. en de Bas, 101. - Gesl. de Sitter, 109. Wybrands (Aem. W.), Droge boom, 254. - Wapen van het gesl. Apeldoorn, 113. - Infirmitas S. Qnirini, 571. - Ges]. van Dorp, 121. - Roka P. Wybrands (C. N.), Dr. Samuel Coster, 97. Brederode, 139. - A. v. Zuylen v. - Jacob of Nic. van Campen, 230. - Nyevelt, 140. - Gesl. v. lngen, 140. Aantal der bij den schouwburgbrand - Gesl. Baalde, 155. - Gesl. Wolbock, omgekomene personen, 245. 230. - Wapens met lelïën, 243. - Winkler (Johan), Olifanten in Europa, Gesl. v. Everdingen, 253. - Een ka- 543. - Israel, 571. - Woorden uit- lender en een huwelijksregister, 304. - gaande op baar, 590. Gesl. v. Beverwaerde, 323. - Eigen- Wijk Jr. (P. van), In de bus blazen, 193. namen beginnende of eindigende met wijn, 327. - Gesl. Spiering en Oud- X. heusden, 335. - Geel. Chassé, 355.- Gesl. Grommée, 356, 421. - Gesl. v. x., Een kalender en een huwelljks- Schuyler, 362. - H. van Oosten, 362, register, 145, 397, 541. - Ged. Boon v. Ostade, 377. - Gesl, v. Adricbem, 377. - Gesl. Fremeaux, Z. 377. - Gesl. Moens en Ornia, 384. - Archief van het leenhof van Brabant, Z., KIGn Hiddink, 397. 486. - Gesl. v. Kessel, 483. - Omgc- keerde barensteel, 464. Vries Jr. (Jo. de), Modaille van P. van *, Zonderlinge drukfouten, 506, 558. - Abeele, 40. - Aardbevingen in Neder- Hgt adellijke geslacht v. Lennep, 517. - land, 67. - Gravin van Ross, 67. - Geschilderde portretten van Vondel, Gesl. v. Wijlick en Roaters, 375. - 522. - ‘t Huis te Manpadt bij Haar- Marron, 506. - Locke in Nederland, lem, 529. - Geschut op ‘slands vloot 518. - Wapen van M. A. de Ruiter, in 1666, 566. - flet spinncn der kat- 584. ten: 569. - Het *iaar 1666 en hotgetal Vuylsteke (J.), Matthijs de Casteleyn, 431. van het Beest. Chr. B. van -Galen, - P. Hemony, 432. 585. - Gele en roode aarde in graf- heuvels, 595. LEES-, SCHRIJF- EN DRUKFOUTEN.

In deel XXI.

Bl. 350, reg. 5 v. o. siaat: Zij is gestorven lees: Hij ia geboren

Iu deel XXIII.

Bl. 11, laatste rag. staat: ten oòsten lees: ten westen II 634, reg. 12 v. b. staat: 1870 D 1780

In deel XXIV.

Bl. 12, onderaan staat: w. c. BOBGE. lees: A. c. ROGQE. K 36, reg. 6 v. o. II kan s ken ” 45, ” 6 Y. b. I, belang I belang bij I 48, s 17 I R Galaetea, p Galates, I, 50, K 7 n r Indië, ’ I, zee, v 66, II 6 v I Paulatines Y Paulatinus I 102, I, 4 v. 0. K Zelfs ,, Zelf LJ 115, K 6 d De woorden ,,Keerzijde als Nav. X1, bl. 349 n” 9. Keer- zijde” behooren bij het voorgaande. Voor “Het”, waarmede de nieuwe regel beginnen moet, te plaatsen het nommer ,,8”. Bl. 119, reg. 3 v. b. staat:&3 hoc tutu. lees: In hoc signo tuta. n 127, laatste reg. I, protiven K productiven H 129, reg. 14 v. 0. ,, in II en ,, 133, d 9,7,4enlv. o. v Salewijn I, Lalewijn I 178. I, 17 V. b. ,, boaren, II heeren, ” 201, ” 12 v. 0. x landmeester ,, landmeter

K 212, s 4 v. b. p Fresiano, I/ Trevisiano,

II $18, w 20 II I, niet I, ziet u 318, I, 3 v. 0. ,, baren, N beren, XVI

Bl. 409, reg. 8 v. o. slaat: on fera enz. lees: en feres et en jugerec comme B mon grand et perpetuel bien-faicteu etc. Bl. 468, reg. 4 v. b. staat:Bisdom 1 Ockhnyscn II 476, I/ 17 II II alhier, H aldaar, Y 476, K 7 v. 0. n 1623, I 1683, II 477, n 18 v. b. II 1 mei I, 1 november II 477, ” 19 R H 6 mei II 6 november - x 561, u 13 n n k~~~mao, u dvérlwnoc

Uitgaw van J. C. LOMBN, Jr. Amsterdam 243’ Jau‘g, ‘* ir Nieuwe flerie NB, L’ 7’ Jaarg. .De Navorscher

tussohen allen

DIE IET8 WETEN, IETE TE VRABEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPL08BEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

3 Januarij 1874.

ZNEOUD. .

Vragen. Huis te Teylingen. - Arnout van Zuylen van Nyevelt. - Kerckelyke his- torie vertaald door Jan Fruytiers . , ...... 1. Onderwgzer-Koopman in zout. - Paarden-schoeisel...... 2. Qravin van Rose. - Adriaan de Vin. - Joan Canter ...... 3. Joachim Roëll. - Geslacht de Witt. - Geslacht van Someren . . . . . 4. Geslacht van Noordwijk. - Geslacht Brouwer. - Wapen van het geslacht Apeldoorn. - Aardbevingen in Nederland ...... , 5. Luchtversch@sel...... , . . 6. Antwoorden. Gildepenning ...... , . . . 6. Treurspel Jan Jacob. - Kraam ...... 7. Geslacht Leydekker-Lependekker...... 8. Geslacht Spiering en Oudheusden...... , . . . 9. Aanteekeningen. Een spotprent uit de Me eeuw . . . . . , ...... 9. Een splinternieuwe manier VBD zelfmoord . , ...... ll. Bellen blazen, ...... 13. BERIGT VOOR INZENDEBS.

De gelegenheid om vragen, antwoorden of aanteekeningen in te zen- den staat open voor ieder. Aan het bestuur blijft nogtans het regt, ingezondene stukken ter zijde te leggen,. indien het dit om deze of gene reden noodig acht. Vragen die gerekend kuunen worden voor den inzender alleen en voor niemand anders van belang te zijn, worden niet geweigerd, doch niet in het tijdschrift zelf, maar op den, omslag geplaatst. De antwoorden daarop insgelijks. Ook voor aanvragen om boeken of handschriften te koop of te leen, ’ en aanbiedingen van boeken te koop of in ruiling is op den omslag plaats. Bijdragen met den naam der schrijvers onderteekend zijn den lezers het aangenaamst en lokken het meest uit tot beantwoording of toelichting. De ondervinding heeft ons dit geleerd. Wij laten echter in dit oprigt aan ieder volkomene vrijheid. Acht men het beter zijne bijdragen slechts met de voorletters van zijnen naam of op andere wijze of in het geheel niet te onderteekenen, wij berusten daarin volgaarne. Wij verlangen al- leen dat de naam der schrijvers aan het bestuur bekend zij. Slechts on- der deze voorwaarde wordt het ingezondene geplaatst. Meermalen, ook nog in den laatsten tijd, werd ons bij het toezenden van vragen gemeld, dat wij over de kosten, aan het plaatsen daarvan verbonden, konden beschikken. Wij hebben van dat aanbod geen gc- bruik gebruik gemaakt : want de Navorscher is geen advertentieblad. Zij die antwoorden inzenden doen het uit welwillendheid en hulpvaar- digheid : zij verlangen er geene betaling voor, Wij verlangen die even- min voor het plaatsen van vragen. Wij hebben nog een vriendelijk verzoek aan onze medewekers: zij zullen ons namelijk genoegen doen, indien zij iedere bijdrage op een af- zonderlijk stukjen papier sehrijven. ANTWOORDEN OP VBAQEIO VAN BLJZONDER BELAN8.

Benige predikanten. (Xx111, vr. XVIII.) Den heer J. van der- Baan kan ik op zijne vragen slechts de volgende niet volledige antwoorden geven, Johannes van der Linden is in 1797 van Oosterbeek naar Zutfen vertrokken en daar tusschen 1838 en 1840 overleden. Frederik van den Ham nam afscheid te Otterloo 5 aug. 1804 met Filipp. 4 : 1; van IJsselstein is hij in 1816 naar Rotterdam beroepen en aldaar bevestigd 7 april. Hij werd in 1849 emeritus. Overleden 9 julij 1855. Te Otterloo is in -1805, febr. of maart, predikant geworden Gerrit Schoonderbeek. E. A. p.

Laura Bridgman. (XXIII, vr. X1X.) Een berigt aangaande de blinde 4 doofstomme Laura Bridgman staat: Letteroef. 1844, Mengelw. bl. 18. Uit de Levensberichten Maatsch. Ned. Lette&. 1873, bl. 61 blijkt, dat die mededeeling van ds. K. Sybrandi is, n. f. uit een amerikaansch tijd- schrift. H. NI. C. VAN OOSTERZEE.

OMZE BRIEVEMBUS .

B. B. Wij kennen uwen naam niet.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: Dr. J. F. VAN HENQEL, J. D./L., B. B., G. A. SIX, K. E., A. H.

BISSCHOP GROVELINK, J. C. K., LABORANTER , H. M. Cl. VAN OOSTERZEE?

EI. C. ROUQE, E., P. OPPERDOES ALEWIJN, A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN, E. A. P., v. A., J. VAN DER BAAN, Mr. W. B. S. BOELES, B. v. L., L. PROES, J. H. N.

. LEES-, SCHRIJF- EN DRUKFOUTEN.

Dl. XXIII. bl. 634, reg. 12 v. b. staat: 1870, lees: 1780. DE NAVORSCHER verschijnt wekelijks in afleverin gen van een vel druks in groot 8”. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

8toomdrukkerij Loman, Kirberger & van Keateren. . ” Uitgam van J, 6. LO’MAI, Jr. Amsterdam 24e Jserg. Nieuwe brie , NJo.2. 7’ Jsarg. De Nav0rsche.r

EEN MIDDEL TOT DEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNDIQ VERKEER

tusschen allen

DIE IETS WETEN,IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

10 Januarij 1874.

INEOUD.

Vragen. Blz. Nederlandsche hervormde gemeente te Hanau. - Baljuw van Middelbntg. - Jeux de tablee. - Kargierdera. - Spreekwijze: Iemand veel blaauwc bloemen wijs maken...... , . . 12. Spreekwgze: Spelen om des keizers baard. - Spijbelen ...... 14. Geslacht Baalde. - Geslacht van der Meulen. - Geslacht Gene, Rengers, van derLaan, enz...... , . . . . , ...... 16. Steenen hoofden in romeinsche doodkisten. - Oude namen van planten . . 16. Drie wapens gevraagd. - Voorwerpen door hout geheel omgroeid . , . . 18. Friescho tooversage. - Zonderlinge oude engelsche zegels ...... 19. .4ntwooraen. Hnguetan. - Veroverde vaandels. . , ...... , . . . 20. Zinspreuk, Snstine & abstine ...... 21. De Hoopman van Narheit ...... 22. Cornelis Gentman Leydecker ...... 23. Geslacht Mooijen ...... - . . , ...... 24. AANVRAOBN TAN BOFiKWE&ILEN, ENZ.

Lijkoratien op Franeker professoren en curatoren. Tot nogtoe heb ik vruchteloos gezocht :

Lollii Adama. Orat. fun. in obitum Alardi Auletii, med. prof., additra collatione cum Joh. Arcerio et Hem-. Scho- tano. Fran. 1606. Menelai Winsemii Orat. fuu. in obitum A dr. Met ii. Frau. 1636. Amesii opera, Amst. 1658. Tom. 1 (*Yo), waarin voorkomt het Vita Am e sii, door Nethenus. Bern. Fullenii. Orat. fun. in obitum Georg. Pasoris. Fran. 1638. Arn. Verhel. Orat. fun: in obitum Bern. Fullenii. Fran. 1667. J. Maccovius. Orat. fun. in obittrm Nic. Vedelii. Fran. 1645. (Ook voor de Opuacula Philosophica van Maccovius. Amst. 1660.) D. Acronii àBouma. Orat. fun. in obitum Js. Phocylidae Holwarda (geplaatst voor Holwarda’s Philosophia Naturalis, sive Phy&a Vetw nova, Harl. 1651). G. Cup. Orat. fun. in obitum L aur. Banc k. Fran. 1662. Js. Terentius. Vita Christoph. Munsteri (voor Munsteri Dis- putt. metaphyaicae de ente. Fran. 1661). Tob. Andreae. Orat. fun. in obitum Mich. Busschii. Fran. l681. P. Winsemius. Orat. fuu. in obitum Jelg. Feitsma. Acad. Fris. Curatoris. Fran. f 620. , Sixt. Amama. Orat. fun. in honorem Gellii H 011 am a, Acad. Curat. Fran. 1626. D. Acronius. Orat. de eaussis institutae magnificae apud Frisios curatelae. Frau. 1653.

Heeren bibliothecarissen en particulieren, die in de gelegenheid moch- ten zijn mij de bovengenoemde lijkredenen eenigen tijd ten gebruike af te staan, zullen zich zeer verplichten aan Assen. Mr. w. n. s. BOELES. VRAQEN VAN BIJZONDER BELANG.

11. J. van den Heuvel. Gaarne ontving men antwoord op de vraag: Wie waren de ouders en ook de voorouders van dr. Johannes van den Heuvel, geboren te Heerenveen en van 1689 tot aan zijn overlijden, in 1’718, advocaat voor het hof van Friesland te Leeuwarden. Zijne vrouw was Gesina Haagswold, in 1755 overleden te Beers. K. E.

ONZE BRIEVENBUS.

R., wi meenen uwe hand te herkennen. Geef ons zekerheid. - De inzender van de vraag, Onbekende wapens en portretten, wordt, vriende- lijk verzocht ons zijnen naam bekend te maken.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

F. CALAND, R. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en -omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

. Uitgave van J, C. LOlHAN, Jr. Amsterdam 24e Jsarg. Nieuwe Serie No. 3. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIUUEL TOT REDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNUIU VERKEER

tussohen allen

DIE IETB WETEN,IETB TE VRACIEN HEBBEN OF IETBKUNNEN OPLOBBEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

10 Januarij 1874.

Vragen. Blz. Junins, secretarie van Leicester. - Het huis ‘t Crabbetje, on Wolfazrtsdiilc. - De heilige graal. 7 Monumenten voor Lodewijk XVII, madam8 Elisabeth, Marie Autoinettc en den hertog van Enghien ...... 1 26. Eene hollandsche Edda. - Werken van J. le Francq van Berkhey. - Hengel- rik. - Roka van Brederode. - Geslacht Hoogeveen, enz...... 26. Tonis Jansz. vBn Dordrecht ...... , , ...... 27. Antwoorden. Zilll~i9eschied., der Vereenigde Neder]. sedert de oorlogeverkl. aan Engeland .-WlllemBzrendaz.. , . . . - . , ...... 27. Geslacht Wentholt. - Geslacht Westreenen , ...... 29. Geskhten Borrendammc en Sonmaua. - Geslacht van Adrichem. . * . . 32. Geslacht van Ingen...... , . . . . . , . . . . . , . , 28. Aanteekeningen. Renatus Deecartes in Utmcht ...... 84. Spreekwijze. Zoo oud als de weg van Kralingen . . . . * . . . . . 86, AAN ilEMEDE~BBBBESENLEZEBSVANDEN NA~ORSCFfBl3.

Meermalen ontvingen wij van medewerkers van den Navorscher het varzoek, om eene vraag, waarop nog geen antwoord ingekomen was, nog eens te plaatsen. Wij meenden daaraan niet te mogen voldoen. Telkens dezelfde vragen weder te vinden, is voor den lezer onaangenaam. Slechts enkele malen hebben wij ons eene herhaling veroorloofd, wan- neer het eene vraag betrof, die reeds lang geleden gedaan was, en waarop wij konden hopen een antwoord te ontvangen, Maar wij gevoe- len toch, dat het den vragers genoegen zou doen, indien wij hen in de gelegenheid konden sielfen hunne vragen nog eens onder de oogen der lezers te brengen. Menige vraag toch, waarop wel een antwoord kon *gegeven worden, blijft onbeantwoord, omdat het, wanneer men die leest, aan tijd van antwoorden ontbreekt; later, wanneer men er tijd voor heeft en het met genoegen doen zou, denkt men er niet meer aan. Wij zullen daarom van nu af den vragers gelegenheid geven hunne vragen, waarop zij geen antwoord ontvangen hebben en die zij gaarne beant- woord zouden zien, na eenigen tijd op den onaslag te herhalen. De ant- woorden zullen in den Navorscher zelven opgenomen worden. Voor eenige aanteekeningen, die, volgens een berigt bij het nommer van december ll. gevoegd, in no. 1 of 2 zouden geplaatst worden, heb- ben wij daar geene ruimte kunnen vinden. Zij zullen zoo spoedig moge- lijk opgenomen worden. Onze medewerkers, die bijdragen over genealogie inzenden, zullen ons genoegen doen? indien zij die, waar het mogelijk is, niet in den vesm van breede tabellen geven. Dit geeft altijd cenige moeielijkheid; nu echter nog meer dan vroeger. OXUZE BBIEVEXBUS.

Wij ontvingen bijdragen van : G. h. SIX.

De uitgever verzoekt de inteekenarcn op DEN NAVOR,FCHER, indien zi het Tidschrift liever in m aan de 11J k s c h e afleveringen dan in weke 1i ks c he wenschen te ontvangen, hem daarvan zoo spoedig mogelik kennis te willen geven.

Ametemlam. J. C. LOMAN JR. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December. Uitgave van J, C. LOMAN, Jr, Amsterdam 24e Jaarg. Nieuwe Serie NO, 4. 7” Jaar& De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWl88ELINO EN LETTERKUNDIQ VERKEER

tusschen allen

DIE IETSWETEN,IETSTE VRAGENHEBBENOP IETSKUNNENOPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

24 Januarij 1874.

. INHOUD.

Vragen. blz. Roede vlag, waarop een uit eene wolk stekende ontbloote arm voorkomt, in de hand hebbende een min of meer gebogen zwaard, met de punt naar den opperarm gekeerd ...... , 87. Beschapen tienden, enz. - Kasteel Vredenburg te Utrecht in 1566. - Af- beelding der regters van Oldenbarneveld...... , ...... 38. Spreekwoord. Wie eerst komt, wie eerst maant...... SQ. Wapen gevraagd. . . , ...... , ...... 40. Antwoorden. Medaille van P. van A beele. Acht gouden bruiloften in de familie van Loon. 40. Baudart...... - , . . . 41. Geslacht van Nyenrode . . . , . . . . . * ...... 42. Aanteekeningen. Gedichten vzn Pieter Corneliszoon Hooft . , . . . . . , . . . . , 42, MNVRAQEN VAN BOBKWBBXRN, Rl&

Wie kan den ondergeteekenden ter bezigtiging verschaffen : Vesalii Tabulae anatomicae VL Venetïi. 1538 fol.? Amaterdane . FREDERIK MULLER.

VRAQEN VAN BIJZONDER BEUN&

111. Ge&cht Thierens. Men verzoekt genealogisehe opgaven betreffende de ouders en grootouders van den majoor Simon Thierens, geb. 8 nov. 1716, + 25 dec. 1798, met beschrijving van de door de vrouwen ge- voerde wapens. Tevens zoude men gaarne vernemen, of genoemde Simon, dan wel een ander van dien naam, tot 1758 majoor in het regiment Nassau was. S.

EBRlfAALDE VRAOEN.

De rederijkers en b-mvelle. (XVII, bl, 163.) De kardinaal Gran- velle beklaagde zich in zijne brieven, aan Philips over den haat dien de rederijkers hem toedroegen en dien zij in hunne tooneelstukken duidelijk genoeg lieten blijken. Dit doelt zeker niet op een enkel stuk. Het is be- kend, dat men zich in de kamers van rhetorica met .meer vrijheid dan elders over staatszaken durfde uitlaten. Het .getal tooneelstukken, waarin Granvelle gehekeld wordt, zal dus niet klein geweest zijn. Mij is-echter nooit een daarvan onder de oogen gekomen. Bestaan ze er nog; zoo ja, waar zijn die te vinden? De meeste zijn waarschijnlijk niet gedrukt, maar er aijn er misschien nog wel in handschrift overgebleven. ’ DE NAVORSCHER verschijnt.: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 $ 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Uit. December. /

Itoomdrukker$ Loman, Kirberger & van Kestaren. Uitgam van J, C. LOMAN, Jr. Amhrdam 24e Jaiwg. Nieuws Beríe NO. 6. I 7’ Jaar& De Navorsch&

EEN MIDIJEL TOT QEDACHTEWISSELINQ Ei LETTERKUNDIR VERKEER

tusschen allen

DlE IET8 WETEN, IET8 TE VRABEN HEBBEN OF IET8 KUNNEN OPLOMEN.

Onder b8tUUr van P. LEENDERTZ, Wz.

31 Jatiuarij 1874. 4

INEOUD.

Vragen. blz. Laiscias. - Stzlbroeders. - Geslscht Toarniaire en Bachigzlonpi . . . . 49. Antwooraen. Kleuren der nederlandsche vlag ...... 49. IJzers in het huis te Britten gevonden. - Czspzr Ceeparius. - Vicar of Wa- kcfield. - Wentelteef ...... , ...... 50. Wapen van Heemskerck. - Geslacht van Westreenen...... 18. Anker zls fzmiliewzpen. - Cmq enz. . , ...... 54. Geelacht Borrendzmme & Sonmtms. - Geslacht d’orville ...... 66. Scheurwapens. -Geslacht Tarcq , ...... 67. Aanteekeningen. Joznnea Tollins Amorfortins ...... 68. Jan Pieteres...... 59. Amsterdamsche organisten ...... 60. EEBUALDE VBBcfE1p.

Helleveeg. Er wordt dl. XV, bl. 125 gevraagd, of dit woord komt van eene jonge dochter uit Sneek, Hilla Feijcken, die den bisschop van Munster wilde vermoorden. Ik geloof dat men wel daar ontkennend op zal kunnen antwoorden. Maar ik herhaal de vraag die daarbij gevoegd is, namelijk, is er van dit woord eene andere afleiding békend?

Cats, Spaens .Heydinnetje. Pozzo. M. M. vraagt dl XVII, bl. 278, phoe kwam Cats aan dit verhaal ? Had hij het uit eenig boek of was het hem slechts verteld P” Hij noemt POZZO, als die deze historie be- schreven heeft, maar schijnt zijn werk niet gekend te hebben. In het XVIIIe dl., bl. 405, heb ik naar dien Pozzo gevraagd, van wien Cervantes in zijne Novela de la Gitanel!a zegt, ude tal manera escribio el famoso Li& POZO, que en sus versos durara la fama de la Preciosa mientras los siglos duraren.” Tengnagel noemt hem den Spaen- schen Artsenijmeester (Nav. XVII, bl. 304). Wie weet mij te zeggen, 1” in welk werk van Pozzo dit verhaal staat en of daar ergens hier te lande een exemplaar van te vinden is: 2” hoe Cats aan dit verhaal kwami P. LSENDERTZ WZ. VRAGEN.

Luiscius. Wie was A. G. Luiscius, de schrijver van het bekende Woordenboek ?

Stalbroeders. Waarom werden de gehuurde krijgslieden in de geldersche en utrechtsche oorlogen in het begin der 16e eeuw etaZ- broeder8 genoemd ?

Qeslacht Tour&&e en Bachigaloupi. Wie kan inlichtingen geven omtrent de geslachten van Tourniaire en Bachigaloupi, van fran- schen en russischen of poolschen oorsprong, doch waarvan verschil- lende leden sedert jaren in Nederland gevestigd z$n?

ANTWOORDEN.

Kleuren der nederlandsohe vlag (vgl. Alg. Reg. 1 en 11). Rood, wit en blaauw de kleuren der Prince Vlag. In een groot aantal (200) verzen, gemaakt door of voor den kapitein der amsterdamsche admiraliteit Abraham Taelman, be- vattende zinen levensloop in zeer slecht tijm, lees ik in vers 92: Dus gingh ick vrolick heen ‘) en voerde het gesach Op Haerlems waterbouw 3. van Brederoo’s “) soldaten In schauw ‘) van root en wit en blauw der Prince vlagh. De brit sijn dulheyt had de toornen losgelaten. Over de. Opay’evaan zegt de verzemaker in vers 149 :

‘) Van Gouda 166. *) Het schip Hserlem. “) Soldaten aan boord van kapt. Adam van Brederode. ‘) Schaduw. OXZE BRIEVEl!TBU&

De bijdrage van V. D. N. no. 2 hebben wij ontvangen, DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en uaatidelijks in afleveringen van.4 ?S 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt j’ 6,90 per ja8r. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Btoomdrnkkorlj Imman, Kirbarger & van Kesteren. Uitgave van J, C. LOItAN, Jr. Amsterdam 24e Jsarg. Nieuwe Serie ‘NO. 6. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNDID VERKEER

tussohen allen ,,

DIE IETS WETEN,IETB TE VRAOEN HEBBEN OP IETEKUNNEN OPLOBBEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

7 FebruarU 1874.

INZEXOUD.

Vragen. blz. “Monsr. F. Ségers en deszelfs Constnbernaal W. van Hoorn” contra Jan Wagonaar’. . . , . , ...... , , . , . . 61. Jean Frossart. - Burggraven van Zeeland. . , . . , . . . , . . . 66. Antwoordm. Aardbevingen in Nederland. - Gravin van Ross ...... , . . 67. De hoopman van Narheit . . . . , . , , ...... , . . . . 68. Geslacht van Veen. - Geslacht Moojen . . . . . , ...... ‘71. Aanteekeningen. Kakographic , ...... , . , . . . . , . . , . . 72. ANTWOORDEN OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG.

Eenige predikanten. (Xx111, vr. XVIII,) Thomas Arnoldus van Gras- stek Guil. fil. werd te Hasselt emer. 1778, was gehuwd met Judith à Meinsma, die 77 jaar oud, 13 act. 1795 te Leiden overleden is en stierf ruim 81 jaar oud op i9 nov. 2803. ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: C. KRAMIY, H. M. KESTELOO, K. v. S., J. 1. VAN DOORNINCK, v. A., C. P. LENSHOEK, J. C. K., Az. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f ô,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Utl. December.

.%oomdr”klrerij Loman, Eirberger & -van Kegtereu. uitgwe ml Je 6. Lom, Jr. AmBteraalm 14e Jwg. Nieuwe serie N’. 7. P Jmrg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACRTEWISSELINQ EN LETTERKUNDM VERKEER tussohen allen

DIE IET8 WETEN, IET8 TE VRACfEN HEBBEN OF IET6 KUNNEN OPLOBBEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

14 Februarij 1874.

Vragen. bh. Drie teekeningen ...... , ...... , . . . . . 73. Onze vooronder8 en Flrü . . . . . , ...... 74. Arnemniden. - Joost van Lslain en Montigny...... 77. Octrooi door Maximiliaan en Maria aan die van Holland gegeven. - Vrijdom van stadslasten aan den schout toegekend. - Platonisch jaar. - Proxamne ardet Ucalegon ...... 78. Sakkerdaanhont. - Zoccolanti...... , ...... 79. Antwoorden. Willem Rarontsz...... 79. Onbekende schilderij. - Mannetje op de admiraliteitakamer te Rotterdam, 1809. 81. Geslacht Weveringh. - Geslaoht van Ingen . . . , ...... 8%. Aanteekeningen. AaneIag op Amsterdam...... ; . . . . . , . . . 8P, VEMEN VAN BIJZONDER BELANG.

W. Petnu van Vlieden. In 1741 stierf in hoogen ouderdom op Waburg bij Hattem: Constantia van Collen (van Amsterdam), die drie- malen gehuwd is geweest, 1“ met Petrus van Vlierden, 2O P Johannes Slegerveld, 3O D N. N. Meulenbelt. Zou iemand mij ook kunnen mededeelen, waar en wanneer C. v. C. met genoemden P. v. V. gehuwd is, en wie zijne ouders of grootouders waren ? v. v.

HERBAALDE VRAGEN.

Thomas Vlieger (1, bl. 314; VI, bl. 182). In Halma’s Tooneel der Nederlanden wordt Th. Vlieger veelvuldig aangehaald als schrijver van een werk, de comiti6us Hollandiae et Zeelandiae. Zie b. v.‘ de artikelen Albrecht Beiling, Abcou enz. Intusschen schijnt en die schrijver en dat werk bij alle onze letter- en geschiedkundigen onbLkend te zijn. Reeds tweemaal werd naar dezen schrijver en zijn boek vruchteloos gevraagd. Ik waag eene derde poging. Zal zij iets geven? Of is het werk van Thomas Vlieger tot het laatste exemplaar toe verdwenen en zoo vergeten, dat niemand onder het thans levende geslacht ooit iets noch van het boek noch van den schrijver gehoord heeft? 8.

Plaatkng van den snbjunctivns v66r of achter het subject. (VL bl. 17 1 .j In de Kakographie van mr. B. H. Lulofs. 2” dr., bl. 37 no. 22, vindt men : agaf God, moet zijn gave God, voor o, dat God gave. Omgekeerd zegt ‘men: God geve dat enz. Zoo ook, MOOT hg het doen, maar T@’ MOGE tot inkeer komen. KWAME de tijd enz., maar de tgde KOME.” Opmerkelijk is deze verschillende plaatsing van het imperfectum en het praesens ; doch wat de reden P 8. ONZE BBIBVBNBUS.

B. v. L. Hoe het met de genealogiën van R. van Heemskerk gegaan is en wie van een groot deel daarvan eigenaars geworden zijn, vindt gij vermeld Nav. XVII. bl. 62.

Ontvangen brieven of bijdragen van: cf. A. SIX, J. HARTOG, E. A. P., E. LAURILLARD, v. V., C. N. WYBRANDS. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Utl. December.

Btoomdrukk@i Pomsn, Kirberger b van Kosteren. Uitgave van 3, C. LOMAN, Jr, Amhxdam 24e Joarg Nieuws Serie N”. 8. 7’ Jsarg. De. Navorscher

tussohen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAQEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

21 Februarij 1874.

INEtOUD.

Vragen. blz. In de beurs blazen. - Politieke tinnegieter, - Pannekoeken...... 86. Van Beverwaerde, genaamd Pers@ ...... 86. Antwoorden. Ruïne bij Maastricht ...... , ...... 86. Cornelii Gentman Leydecker. - Geslacht ven Adrichem. - Geelacht van Laren...... 88. Aanteekeningen. Nalezing op de Se aflevering van Oudemans’ Bddrage tot een Middel- en Oud-Nederlandach Woordenboek. , ...... 89. AANVBsAQEIU VAX. BOBKWEBXEX, ENZ. In de .bìbliotheek van den heer Booncajer was een oud boekje, waarin beschreven werd de &&verlegging op de Hoogte van hese&& In het belang der wetenschap heeft men er veel voor over, dat oude boekje eens te mogen inzien. Zij, die inlichtingen hieromtrent kunnen geven, gelieven zich te adresseeren, onder het motto Loevestein, aan den boekhandelaar J. L. Beijers te Utrecht.

VBAQEY!? VAN BIJZOIIDER BELANG. V. De Kertogh. Zou ook iemand inlichtingen kunnen geven omtrent de familie de Hertogh of de Hartogh, vermoedelijk uit Breda afkomstig, ‘en in het bijzonder omtrent mr. Joan Leonard de Hertogh, die omstreeks 1749 of 50 naar de Oost is vertrokken, doch van wien nog afstammelingen in Hplland leven ? - Men vraagt vooral voorouders en nakomelingen. E. B’ransobe vertaling van Bilderdijka ziekte der geleerden (IV, bl. 30). Bilderdijk zegt in zijne Brieven (111, bl. 80): Je ne sais si vous savez qu’on traduit a Paris mon poeme sur la maladie des savans. Je n’en connais pas l’auteur, mais M. Schimmelpenninck.. . en avait reçu le ms. et m’a communique le premier chant.. . j’en ai 6th enchanth.” Is die vertaling voltooid en is de vertaler bekendP Is het werk gedrukt of bestaat het nog in handschrift P”

Bilderdijk8 Ondergang der eerste wereld beztolen (VI, bl. 13ti). Als eeno der redenen, die geleid hebben tot de openbare uitgave van Bilder- dijks Ondergang der eerste wereld 1-V, zegt de dichter in het: Aan den Lezer, dat rdeze afdrnk algemeen diende te zijn, wilde men uit het onverkrijgbare en zeldzame geen baatzuchtige uitzichten doen ontstaan, die de verspreiding lang heimelijke, onregelmatige en onvolkomene wegen bevorderde; van welke mij, ook reeds voor lang, inzonderheid ten aan- zien van den Tweeden Zang dezer vijf, niet zeer aangename, alhoewel (in zich zelfs beschouwd) vleiende blijken waren voorgekomen.” Terwijl de hierop volgende noot (Ed. da Costa) zegt: zHiermede wordt gezien op het eens gemaakte misbruik van een toebetrouwd afschrift dezer Zan- gen, waaruit (zoo ik ‘t mij wel herinner) plaatsen bijna letterlijk over- genomen of althands tastbaar genoeg nagebootst, elders werden weder- ,gevonden.l’ Naar aanleiding hiervan vraagt men, waar dit plagiaat te vinden is!

ONZE BBsIBVEBBUS.

K. v. S. Uw antwoord is op den omslag van no. 6 vermeld als ont- vangen, en in no. 7 is er gebruik van gemaakt.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: E. LAURILLARD, J. G. FREDERIK% K. v. S., J. D./L., 8. S., SNUF- FELAAR, E., M. MAUALESTER LOUP, J. L. BEIJERS, A. 8. VORSTERHAN

VAN OIJEN. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Utl. December.

Stoomdrukkerij Lnman, Hirberger & TPII Kastaren c IJitgave van J, C. LOM.& Jr. Amsterdam 240 Jaarg. Nieuwe Setio NO. 9. 7’ Jesrg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINR EN LETTERKUNDIR VERKEER

tusschen allen

DIE IETS WETEN,IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

28 Februrtrij 1874.

INEOUD.

Vr sgen. blz. Jan Piqaa’ ,...... 97. Antwooraen.. Dr. Samuel Coster ...... ; 97. Draaikooi enz. - Afbeelding van het inzakken eener brug te Utrecht . 99. Antonie van Leenwenhoek...... , . 100. Geslacht MarcelL en de Bas. - Die cronijke van Hollant, Zeelant ende Vrieslant. - Jacob Gadelle. - Michael ab Isselt. - Wilhelm Maij . . . 101. Aanteekeningen. Het getal dertien. - Kermisgebruiken . . , . . . , . . . . . 102. Rekenmachine ...... 105. Geslacht Spiering en Ondhensden ...... 106.

VEREENIQINQ VOOR NOORD-NEDERLANDS MDZIEKC4ESCHIEDENIS. Toonkunstenaars te Amsterdam ...... 106. Es? M’en wordt verzocht bijdragen of brieven den Navorscher betreffende of aan den uitgever of, nog liever, regtstreeks aan mij te doen toekomen. íUe&mblìk. P. LEENDERiZ WZ.

HERHAALDE VRAGEN.

Onbekend wapen gevraagd (X111, bl. 269). do. Op een vrouwen- portret uit de 178 eeuw, komt het navolgende wapen voor: Gedeeld a gekwartierd, 1 en 4 kw. goud met eenen zwarten lambel, 2 en 3 rood met drie zilveren ballen; dekschild, een groene balk op goud; 6 groen beladen met een gouden chevron, vergezeld van drie gouden antieke spiegels. Volgens hare kleeding behoorde zij tot een aanzienlijk geslacht. 2”. Op een mansportret komt voor, gebalkt van twaalf stukken, blaauw en zilver, de eerste zilveren balk beladen met drie ronde merletten, het schild gedekt met een zilveren helm, gekroond en getralied van goud ; dekkleeden zilver en blaauw ; bourlet, zilver en blaauw ; cimier, twee afgewende buffelhoornen, waaruit vijf tarwenaren. Hij is eveneens sierlijk gekleed, heeft eenen gouden ketting om den hals, waaraan een valk en klaauw is gehecht en Aetatis 27 a”. 1641. , 30.. * Op- eene. schilderij van Frans Floris, voorstellende eenen engel de deugd kroonende en den wellust kastijdende, komt een wapen voor met de lettera J. R.,. eenen gouden haas .op gouden terras, alles op zwart, dek- kleeden, goud en zwart; helm ; cimier, de haas uit het schild. . Wie heeft. de goedheid, mij op te geven, aan welke geslachten deze wapens behooren 1 i%aetricld. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

* Geslacht Vorstorman (vgl. XVI, bl. 216, 280; XVII, bl. 58). Wie deelt genealogische opgaven betreffende dit geslacht meê? Waar behoort het te huis? en welk wapen voert het? Sedert ik die vraag stelde bleek mij. duidelijk, dat deze familie zich uit Antwerpen in het Limburgsche en . . . vooral te Roermond gevestigd heeft. Van verschillende zijden ontving ik opgaven uit de doop-, trouw- en sterfregisters van 1. g. plaats. Het wapen is: zilver beladen met eenen blaauwen balk, die vergezeld is van vier koe- ken, gepl. twee boven en twee onder. Uit het stamboek der Willingen of geslachtsregister der nakomelingen van Jan Willink en Judith Busschers, Deventer 1767 (2e uitgaaf; er bestat ook eene van Amsterdam a” 1721) bleek mij, dat Abraham Vor- sterman Jacobzn. huwde 1739 met Christina WaGjen, geb. 1718, sterft 1757, dochter van Jan W. 1672, en van Susanna Welzing. Abraham V. won twee kinderen 1” Jacob, die jong stierf a” 1754 en 2’ Susanna Christina V., .huwde 14 april 1765 te Amsterdam met Willem Gerard van Oijen, geb. te Grave 19 mei 1734, burgemeester van Tiel, ontvan- ger generaal van Grave in het land van Cuyck. Wie heeft de goedheid mij nu wat datums aan te vullen omtrent deze amsterdamsche btsnches? Zij woonden. toch alle aldaar; en wie heett de goedheid mij op te geven de ouders en grootouders van Abraham V., van wien rechtstreeks afstamt A. A. VORBTERMAN VAN OIJEN.

ONZE BBJEVENBUB.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

LABORANTER, J. H. RöSsING. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Utl. December.

Stoomdmkketij Imam, Kirberger & van Kesteren Uitgave vm J, C. LOUN, Jr. Amsterdam. Se Jwg. Nieuwe brie ’ NO. 10. 7’ Jaar& De Navorscher

EEN MIDDEL TOT REDACNTEWlSSELINQ EN LETTERKUNDIR VERKEER

tusschen allen ’

DIE IETS WETEN, IETE TE VRAGEN HEBBEN OF IET8 KUNNEN OPLOBBEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

7 Maart 1874.

INHOUD.

Vragen. blz. Qeheime papieren vin Gustaaf 111, koning van Zweden. - Zwaard, waarmede Gldeùbarneveld onthoofd ia. - Een uithengteeken. - Geslacht de Sitter . 109. Antwoorden. Arias Montanus ...... 110. Lijken zonder hoofd. - Laken scheuren ...... , 111. Hengelrik. - Heilige dagen. - Op z@ voorman gezet worden . . . . , 112. Helleveeg. - Wapen van het geslacht Apeldoorn. - Joechim Roëll. -. Ge- slacht de Huyter, v. Oudheusden, v. Bruhese en Qnarebbe . . . . , 119. Geslacht Spiering en Oudheusden ...... , 114. Aanteekenìngen.

Houten gedenkpenningen of toccodilieschijven ...... 114. Bijgeloof ...... 119. Een vreemd onthaai. . . . , ...... 190. AETWOOEDEN OP VBAGEX’T VAN BLTZOXBEB BELAXO,

Eenige predikanten (Xx111 vr. XVIII). Door vriendelijke mededeeling van den heer E. J. van der Linden, stadsontvanger alhier, zoon van den in de vraag bedoelden predikant, heb ik de volgende gegevens verkregen: Johan van der Linden, geb. te Keppel, (Geld.) den 4 mei 1771. Intrede te Otterloo, 18 aug. 1793, over Eph. IV : 14, 15. Intrede te Oosterbeek, 31 aug. 1794, over Matth. V : 17. Afscheid te Oosterbeek, 4 junij 1797, over Pred. X11 : 13. Intrede te Zutfen, 21 jan. 1’799, over Ps. LI : lieb, 15. Emeritus te Zutfen in 1839. Overleden te Zutfen, 19 jan. 1843. zufm J. Q. FREDERIKS

BIWUALDE VBAQEIU.

Qeslmht de Pestere (Xx111, bl. 317). Wie heeft de goedheid mij mede te deelen, waar en in welke werken men inlichtingen omtrent dit geslacht kan vinden? De Genealogische kwartierstaten zijn den vrager bekend. Wie kan vooral inlichtingen geven omtrent het volgende. Kan men de genealogie van dit geslacht nog verder opvoeren dan Jan P. geb. te? den ? st. te? den 1 huwt te? den 1 1588 met Catharina Hoe- mecher, geb. te? den? st. te? den? dr. van? en van?; hun zoon Willem Pesters geb. te? den 19 mei 1589, st. te Maastricht 4 dec. 1661, huwt te? den 1 164 9 met Margaretha Hermans, geb. te 1 den 1, st. te? den 1, dr. van? en van? - Dit geslacht heeft vooral te Maastricht en te Utrecht in de regering gezeten, Elke bijdrage, hoe gering ook schijnende, zal welkom zijn aan den vrager, ANDANTE. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f ô,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Utl. December.

StoomdrukkerU Lomsn, Kirberger & van Kasteren ’ P

Uitgave van J, C. LOIEAN, Jr. Ambmhm 24e Jaarg. NieuweSerie NO. 11. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACHTEWISSELINU EN LETTERKUNDIQ VERKEER

tussohen allen

DIEIETSWETEN,IETSTE VRAGEN HEBBENOF IETSKUNNENOPLOSSEN.'

Onder Beetuur van P. LEENDERTZ, Wz.

14 IHaart 1874.

Vragen. blz.

Geslacht van Dorp . . . , . . , , ...... , . . . 121. Troon , . . . , ...... 124.

Antwoorden.

De heilige graal ...... 126. Werken van J. le Francq van Berkhey ...... 127. Eene hollandsche Edda ...... 128.

Aanteekeningen.

Gedichten van Pieter Cornz. Hooft...... , ...... 129. ARTWOORDEN OP VRACtEN VaN BIJZONDER BELANQ.

Qebht !l’hiarena (XVP deel, Omslag n” 1 en 2, XVIP deel, n” 5; Xx111, bl. 270; XXIV, n” 4. (Omslag). - Sedert ik omtrent dit geslacht eene vraag stelde (Xx111, bl. 270), kwam ik in het bezit van eene goed bijgehoudene genealogie. S moet ik echter me&deelen, dat daarin geen lid der familie voorkomt met den voornaam Simon. Andere inlichtingen wil ik gaarne geven. &ïb8t?iCht. ,A. A. YORSTERMAN YAN OIJEN.

Qeshacht Thierena. De opgegevene datum komt overeen met het geneal, wapenbord van mejuf. C. G. Tierens alhier. Ik houd het er daarom voor, dat de h in de opgaaf te veel is. De familie Tierens, waar- van alleen de heer Seger Tierens, Óud postdirecteur te Heusden in Noord- brabant en bovengenoemde dame in leven zijn, schrijft zonder h. Mejuffr. C. G. Tierens, bijna 84 jaar, maar een goed geheugen bezit- tende, zegt: Simon Tierens was majoor bij het regiment van den hertog van Wolfenbnttel, voogd van den jongen prins, hoofd der garde. Door een val van zijn paard gewond. retireerde hij zich naar Heusden. Maar zijn sterfjaar weet zij niet; het is niet ingevuld op de lijst. Zijn deze inlichtingen niet voldoende, dan meent juffr. Tierens, dat te Delft meer inlichting zou te bekomen zijn, daar een Schuijlenburg, ge- parenteerd aan de Tierensen, zijne wapenbeschrijving gegeven zou hebben aan de stad. Welligt ook bij den heer P. J. of J. P. Iunius van Hemert, . geparenteerd aan de familie. Of bij den heer D. Steijn Parvé in den Haag, die de wapens heeft. Ik meen ook, dat de heer Ouwens, oud entreposeur van Amsterdam, thans te Almelo, ,die geslachtlijst keurig in orde heeft. Mogelijk ook de heer Scheltus van Kamferbeek, gewezen post- directeur te Alkmaar, die de familielijsten bijgehouden heeft, en eindelijk de heer S. Tierens reeds genoemd. Ik herinner mij een oud boekje ge- zien te hebben van den kapitein Pipers te Breukelen, waarin de namen der regimenten, vroeger in dienst (ni fallor tot 1740), waren opgegeven. Misschien zou dat boekje inlichting kunnen geven.

Mr. Zegers Tierens, zoon van Joachim en Hester Avenrode van der Maas, geb. 24 junij 1657, advocaat voor den edelen hove van Holland, sterft 2 april 1743. Mr. Jacob Tierens, zoon van Zeger en Clara van Someren, geb. 17 febr. 1691, raad en burgemeester van Gorinchem, gecomm. in de genert. rekenkamer, waterheemraad, sterft? Simon Tierens, zoon van Jacob en Johanna Deijm, geb. 8 nov. 1716. ZaltbommeL M. MACALESTER LOUP.

HEXJUALDE VRAGEN.

Drinkuitt?im&-etate (XV, bl. 46). Deze state ligt of lag althans in de vorige eeuw bij het dorp Goutum in Leeuwarderadeel (Tegenw. Staat der Ver. Neder]., dl. XIV, bl. 9). Hoe komt zij aan dien wonderlijken nwafi?

ONZE BRIEVEMBU S.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: Mo, A. G. H. HESSELIN~, A. J. ENSCHEDE, H. M. KESTE~OO, J. 1. D. NEPVEU, v. B., P. FBET, F. CALAND. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 it 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Utl. December.’

.

Stoomdrukker~ Lomn, Kirbergor & van Kosteren Uitgave V~JI J, C. LONAN, Jr. Amsterdam 248 Jaarg. Nieuwe Barir NO, 12. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN M1DDEL TOT OEDACHTEWISSELINO EN LETTERKUNDIO VERKEER

tusschen den

BIE IETS WETEN, IETS TE VRAOEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

21 Maart 1874.

INEOUD.

Vragen. blz.

Nederlandsche dichtere. - Kappetoris. - Geel. de Feijter . . . . , . 133. Geslacht Fremeaux...... 134.

Antwoorden.

Baljuw van Middelburg. - Reoatus Descartes in Utrecht ...... I?S. Gesl. Fegel. - Roka van Brederode ...... 139. Arnout van Zuylen van Nyevelt. - Gesi. van Ingen. - Cornelius Gentman Leydekker ...... 140.

Aanteekenìngen.

Een oplichter in de 16e eeuw ...... , ...... 148. VRAGEN VAN BIJZONDER BBLANQ.

Vl. Brand van den amaterdamschen schouwburg op maandag 11 mei 1772. Volgens de bekroonde verhandeling van den heer C. N. Wybrands over het Amsterdamsche Tooneel 1617-1672, zouden bij den brand van genoemden schouwburg slechts 18 personen zijn omgekomen. Dit vermeen ik evenwel onjuist te zijn, daar uit een bundel zeldzame stukken, brie- ven enz. het amsterdamsche tooneel betreffende en loopende van den jare 1772- 1775 in mijn bezit, blijkt, dat niet 18 maa.r 31 personen het Ieven zonden verloren hebben. Behalve de namen der personen, door den heer W. in zijn werk opgegeven, vind ik de navolgende nog vermeld, als: Eene bruid : mejufv. ? Een deensch of hoogduitsch officier. Een hamburger schipper. Een heer uit Groningen. Twee Zaankanters. Een pijpgast. Twee Alkmaarders. Twee of drie bij den brand geadsisteerd hebbende personen. Kan men ook opgeven, of na den brand ook de namen van bovenge- noemde personen bekend zijn geworden -- of waar men dit zoude kunnen vinden? Ik heb er al te vergeefs naar gezocht en kan ze niet opsporen. v. B.

ANTWOORDEN OP VRAQEN VAN BIJZONDER BELANG.

Qeslacht Meesters (Xx111, vr. 1). Jacob Meesters, geb. te Blokland in augustus 1759, werd, als prop. onder het Westkwartier, den 8 sept. 4783 tot pred. te Kruiningen beroepen en den 2 mei 1784 bevestigd, overlijdende te dier plaatse den 8 act. 1785, slechts 26 jaar en 2 maanden oud zijnde. (Boekz. en Cl. Acts v. Z.-Bevel.) Pieter Meesters, geb. te Rotterdam, was in 1806 huisonderwijzer te Nijmegen ; werd, als bezittende den Zen onderwijzersrang, tot onderwijzer aan de openbare school te Axel aangesteld; behaalde, na examen bij de prov. commissie van Zeeland op den 17 julij 1818, oud 39 jaar, den 1 sten enderwijzersrang ; werd aangesteld tot stadsonderwijzer te Sluis, alleen voor de fransche school, waar hij den 30 act. 1818 in functie trad, en waarbij hij in 1826 ook de nederd.\ school bekwam. Hij over- leed aldaar den 24 febr. 1837, na zich ook als schrijver van onder- scheidene werken vermaard gemaakt te hebben (Nieuwe Bijdr. voor het Schoolwezen). Wolfaartad$G. J. VAN DER BAAN.

Be Hertog (XXIV, vr. V). In mijn bezit is een groote koperen pen- ning, gegraveerd ; aan de voorzijde een schip in volle zeilen, met het . teeken der O.-I. Compaguie in de vlaggen, en op de keerzijde het vol- gende opschrift : ter gedachtenisse van de goede diensten aan de Oostindise Compe: deser Landen gepresteert door de E: Johannis de Hertog zal: geda geweest zijnde Opperkoopman, ende A” 1689 als opperhooft oover de naaschepen tot seeven in getal daar onder twee Fransche Prijsen aan de Gaap de goede hoop verovert van daar herwaarts aan vertrocken Doch eenige wijnige tijd voor desselfs arrivement in dese landen op de rijse overleeden is dese penning doen maken en aan desselfs vader vereert. Johan de Hartogh uit den Haag trouwde in april 1678 met Petronella Tullink van Amsterdam, Michiel de Hartoge, predikant te Loenen, trouwde in mei 1681 met Maria Hagebaert van Amsterdam. K. -V. S.

OEZE BRIEVEEBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: J. VAN DER BAAN, H. M. C. v. O., K. v. S., LABORANTER. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks .in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 a 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukker~ Lomen, Kirberger & VOR Kwtcron Uilgave van J, C. LOMAN, Jr. Amhdhm 24e Jssrg. Nieuwe Eierie No. 1% 7’ Jaarg. De Navorscher i

EEN MIDDEL TOT 6EDACHTEWISSELIND EN LETTERKUNDID VERKEER

tussohen allen

DIE IET8 WETEN, IETIB TE VRAlfEN HEBBEN OF IETtI KUNNEN OPL08SEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz. ’

28 Maart 1814.

INEOUD.

Vragen. blz. Een kalender en een huwel~ksregister ...... , ...... 146.. Een matrozen-kapelaan in 1638. - Slaven te Eonstantinopel . . . . . 147. Mahdi. - Afbeelding van St. Augustinus. - Schilde@ in 1672. - Kalf- dansers. - Kleindochter van Lodewijk den Vromen, . . . , . . . 148. Geslacht Camper . . * . , , ...... , . . , . . . . 149. - Antwoorden. Lsmbertus Bosboom. , , . , , ...... , ...... 149. Platonisch jaar. . , ...... , . , , , , , , . , 152. Gravin van Ross ...... , . , ...... , . . 133. Willem Barentsz. - Blaauwe bloemetjes ...... lK4. Verpligte bedevaarten. - Het bidehzndsche en vandehandsche paard. - Ge- slacht Baalde . , . , . . . , , , . . . . . , . . . r . . 153. Aanteekeningen. Zigeuners, cigaren, enz. - Gulzigheid , ...... 158. VRAGEN VAN BIJZONDER BELANQ.

m. Ringenberg=Sluitcr. In de genealogie Ringenberg bij van Spaen komt een der leden van dat geslacht voor als A%iter te Udem in de eerste helft der 1Ge ee,uw. Wat is Sluiter? P. B.

VIII. &&cht Bolinxwerth. Is er iets bekend van het geslecht RO- linxwerth, Rolandswerth, Rollwerth, Roelandsweerd, buiten hetgeen men vindt bij van Spaen, Siebmacher, Ledeboer, Fahne, Rietstap en in Hefners Stammbuch, welke laatste zegt, dat het wapen op de nederlandsche familie Vosch van Rolandsweert is overgegaan? P. B. ONZB BRIEVENBW.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

J.D./L., G, A. SIX, P. B., H. B. MARTINI VAN GEFFEN, X., -n, C. KRAMM, J. W. CLOOTB, L. D., J. C. K., R. S., H. C. VAN BAKKE- \ NES, H. BURINCI BOEKHOUDT, ll., B. v. L., ANT. DE VLIEGER. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f ô,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

,

Stoomdrukkerü Loman, Hirberger & van Kesteren UItgwe van J, 0. LOMBN, Jr. Amstterdm e4e Jaarg. Nieuwe Serie NO. 14. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIIIDEL TOT 6EDACHTEWlSSELINQ EN ‘LETTERKUNDIQ VERKEER

tussohen allen i

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

4 April 1874.

INI3COUD.

Vragen. blz. Spreekwoord: Als men gne zegt, meent men al de hoenderen. - Zilveren huwelijkspenning ...... , ...... 157 .~ Vadermoorders. - Portret van J. J. Graawinckel. - aeslacht v. Bever- waerde. - Wapen de Percin de Montgaillard. - Wapen v. Braet . . 159. ffoslachten Vossins en Muys v. Holy...... 160. Antwoorden. Jan Pinas. - Oude namen van planten...... 160. Op zijn voorman gezet worden. - Nargierder. - Aardbevingen in Neder- land. - Geslacht van Adrichem...... , . . . . . 162. Geel. Borrendamme en Sonmans. - Gesl. de Lannoy. - Marcelis en de Bas. 162. Aanteekeningen. Vrouwenrollen op het tooneel door vrouwen vervuld . . . . , . . . 164. Lijst der schilderijen en teeleningen van wuien Mr. Gospar van Rinschot Antz. 165. Jacob of Nicolaas van Campen . . . . . , ...... 167. Spreekwoorden in ouden en nieuwen vorm...... 168. h.WVx~dleN VAN BOE~WEEXBN ENZ.

Is ook iemand in de gelegenheid mij slechts voor korten tijd ter inzage te verstrekken : 4” De Jerusalemsche reijse door B. Surius. 2” De genealogie en geschiedenis van het engelsch-iersch geslacht Fitz-Gerald of Mac-Shenies, in 1858 in het licht gegeven door den markies van Kildare uit het geslacht Fitz-Gerald.

H. C. VAN BAKKENES.

VRACIEN VAN BIJZONDER BELANGI.

1X. Oolthugsen, Hoogeveen. Is het den inzender der vraag betreffende het geslacht Hoogeveen enz. (XXIV, bl. 26) ook bekend, of Hendrik Ockhuysyn broeders of zonen heeft gehad? Zoo dit het geval mogt zijn, zoude ik gaarne genealogische opgaven aangaande bedoelde personen ontvangen. Beschrij\ing van het wapen van Cornelis Hoogeveen zal- aangenaam zijn.

Groningen. ., H. C. VAN BAXKENES.

X. klacht Cassiopijn. Welk wapen voerde Hugo ‘Cassiopijn, van 162’7-51 secretaris van de rekenkamer van Holland enz., en wie waren zijne ouders? Was hij verwant aan Dominicus Cassiopijn, echtgenoot van N. van Eek, dochter van Johan v. Eek en van Alijd v. Eek Gerardsdr.

8.

XL Geslacht Coenen, Kan iemand mij de genealogie der jhrn. Coenen in korte trekken mededeelen, benevens de uitlegging van het door hen ge- voerde wapen, vooral van het cimier, goo ik meen, eenen moor voorstellende? Ir.

X11. Geelaoht Leijssius. Kan iemand mij de genealogie mededeelen van het geslacht der jhrn. Leijssius?

L. D. X111. wijmer. Jan Six, geb. te 1 den?, st. te Amsterdam den 1 1617, betrekkingen ?, tr. te ? den ? Anna Wijmer, geb. te? den ?, st. te Amsterdam 21 junij 1654. En welk wapen voerde Anna, dochter van Pijter Wijmer en van Maria Pellerijn 1 B. v. L.

XIV. Jean Bernard. Wie waren de ouders van Jean Bernard;gehuwd met Baltina Goymans, met opgave van datums van geb. st. en tr. als- mede de hekleede betrekkingen? En welk wapen voerde zijne moeder? 8. V. L.

XV. Wapen van Gemert en Bernard. Jan Bernard, geb. te? den?, st. te? den?, schepen van Amsterdam, gecommit. ter adm., tr.? te? den? 1727, Baltina van Hemert, geb. te? den?, st. te? den? dochter van Gilles geb. 1 st. 1 bewindh. 0. 1. C., gehuwd met 1 Voerde van Hemert het gevierendeelde wapen, bij Rietstap voorkomende? Hoe is het volle wapen van Jan Bernard? Het schild is mij bekend, dat van zijnen vader, heer van Cattenbroek, insgelijks. B. V. L.

XVI. QeaIaeht Biacop en Roosmalen. Wie geeft eene beschrijving van het geslacht van Aren Biscop of Biscoop, omstreeks den jare 1706 vermoedelijk te Delft woonachtig, en van mr. Adrianus Roosmalen, mis- schien in het laatst der 17de of in het begin der 18de eeuw regerend burgemeester der stad Rotterdam, H. ANTH. DE VLIEGER.

ONZE BRI3VENBUS.

A. L. T. A. Heb de goedheid ons uw adres op te geven. Wij hebben eenen brief voor u ontvangen. Wij ontvingen brieven of bijdragen van: E. LAURILLARD, J. H, GEERKE, P. FRET, G. A. SIX, STELLA DUOE, W. BOEKHOUDT, D. BIERENS DE HAAN, C. KRAMM, DE V. AL DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Uit. December.

Stoomdrukker% Loman, Kirberger & ran Keuteren Uitgave van Ja C. LOMAN, Jr. Amsterdam 24e Jaar& Nieuwe 8erie N”, 15. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACWTEWISSELINO EN ~LETTERKUNDIR VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

11 April 1874. -

INI3COUD.

Vragen. blz. Droge boom, - Jacohns Sorius. - Pastoors nalatenschap aan kerkpatronen. 169. Hoogleeraars door studenten gekozen...... , 170. Spotverzen ena. op den Horatius van Bentley. . . . . , . . . . . 171. Eene wonderbare bevalling. - Eduard Monachon. - Koperen penning van 1742.. . , . . , ...... , . . . . 173. Claas Jansz. Vooght. - Modet en Taffin beeldstormers? - Adriaan Man- maker. . , ...... , ...... 173. Aanslagen op het leven van prins Willem 1. - Frederik van Bohemen. - Trekwerker. - Portretten in Arends Vaderlandsche geschiedenis. - Jan van Tinteloo. - C. P. de Vooght van Rynevelt...... 174. Antwoorden. V. Beverwaerde genaamd Pers@. - Wapen de Jonge. - De Nenfville. . 176. Koekoek als uitsteekvenster . . . , ...... , ...... 176. De heilige graal. - Drinkuitsms-state . . . . . , . . . , . . . 177. Geslacht Wachtendonk . . . , . , ...... , ...... 178. Aanteekeningen. Een predikant-distillateur ...... 180. BBRIcfT VOOR INZENDEBS.

De gelegenheid om vragen, antwoorden of aanteekeningen in te zen- den staat open voor ieder. Aan het bestuur blijft nogtans het regt, ingezondene stukken ter zijde te leggen, indien het dit om deze of gene reden noodig acht. Vragen die gerekend kunnen worden voor den inzender alleen en voor niemand anders van belang te zijn, worden niet geweigerd, doch niet in het tijdschrift zelf, maar op den omslag geplaatst. De antwoorden daarop insgelijks. Ook voor aanvragen om boeken of handschriften te koop of te leen, en aanbiedingen van boeken te koop of in ruiling is op den omslag plaats. Bijdragen met den naam der schrijvers onderteekend zijn den lezers het aangenaamst en lokken het meest uit tot beantwoording of toelichting. De 0ndervindir.g heeft ons dit geleerd. Wij laten echter in dit opzigt aan ieder volkomene vrijheid. Acht men het beter zijne bijdragen slechts met de voorletters van zijnen naam of op andere wijze of in het geheel niet te onderteekenen, wij berusten daarin volgaarne. Wij verlangen alleen, dat de naam der schrijvers aao het bestuur bekend zij. Slechts onder deze voorwaarde wordt het ingezondene geplaatst. Meermalen, ook nog in den laatsten tijd, werd ons bij het toezenden van vragen gemeid, dat wij over de kosten, aan het plaatsen daarvan verbonden, konden beschikken. Wij hebben van dat aanbod geen ge- bruik gemaakt: want de Navorscher is geen advertentieblad. Zij die antwoorden inzenden doen het uit welwillendheid en hulpvaardigheid: zij verlangen er geene betaling voor. Wij verlangen die evenmin voor het plaatsen van vragen. Wij hebben nog een vriendelijk verzoek aan onze medewerkers: zij zullen ons namelijk genoegen doen, indien zij iedere bijdrage op een af- , zonderlijk stukjen papier schrijven. ANTWOOBDEN OP VBA~EN VAN BIJZONDEB BELANtX

Lama Bridgman, (xX11, vr. X1X) Hare geschiedenis heb ik gevonden in een engelsch vertaalboek van de heeren J. M. Cowan en A. B. Maatjes, le stukje. 48 druk, bl. 101 (uitgave van Gebhard & C?. 1872), waarin haar toestand op het blinden instituut van Boston uitvoerig beschreven wordt. Dit verhaal is wederom getrokken uit een rapport omtrent haar van dr. Howe, die op genoemd blinden institnut werkzaam was. H. DLTRINQH BOEKHOUDT.

ONZE BBJBVENBUS,

In den brief dien wij ontvingen over het wapen van Zuidwijk of Suik wordt gesproken van twee afbeeldingen van wapens daarbij gevoegd. Wij hebben er echter maar eene gevonden,

Wij ontvingen brieven of bijdragen van : C. P. D. PAPIE, H., P. VAN WIJK Jr., E. LAUBILLARD, de V. Az. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een- uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt $ 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang opzegging moet geschieden voor Ult. December. \ . Uitgave van J, C. LOliIAN, Jr. Amterdam 241 Jaarg. Nieuwe Serie No. 16. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT BEDACNTEWISSELINQ EN LETTERKUNDIB VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN,IETS TEVBAOEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

X8 April 1874.

INEOUD. --

VlX$0ll. bh.

Kier.mieren . . . . , ...... ,- . . , , . . 181. Antwoorden.

G’rondslag van een monument voor keizer Napoleon 1 te Vlissingen . , . 181.

Aanteekeningen.

Vertaling van Hoofte Nederlandeche hietorieo ...... 189. Het utrechteche ge&& de Coninck ...... 184. Kermisgebruiken ...... 190. Een voetmerk op eenen romeinschen tegel ...... 191. Al!!lW0OBDEN OP VRAQEN VAN BIJZOBDEB BBLAlW.

De Hertog (XXIV, vr. V ; vgl. omsl. n” 12). Volgens d’bblaing van Giessenburg, Wapenboek der Duitsche orde, is Jan de Hertoge, ridder, baron van Chasteaurensrd, heer van Orsmale, Stein en Valkenburg, gou- verneur en kapitein generaal van Oranje, t aldaar 10 junij 1630, zoon van Willem, heer van Orsmale en Anna Wits, gehuwd met Johanna’ de Bije 1608. Het geslacht, Bacx genaamd, is uit het stamhuis de Hertoge. Carpen- tier, Hist. de Cambray et de Cambresis,’ p. 3, pag. 1039. Zie Smalle- gange, Beschr. van den Zeel. adel, met het wapen op de wapenkaart, hetzelfde dat bij d’Ablaing gevonden wordt en ook op de wapenkaart te Amsterdam bij Gerard Valk met den naam De Hartoge dict Bacs te vinden. Zie ook hetzelfde wapen afgebeeld bij Christophe Bacx équyer, in Trophees de Brabant, Suppl. 111, 239. Dit wapen is waarschijnlijk ook gevoerd door Jan Bacx, heer van Asten, wiens dochter Adriana gehuwd ‘was met Wolfert van Brederode, heer van Zwammerdam en Oloetingen, $ 1548, jongeren broeder van Reinout 111. In Nav. XX, 270 is reeds melding gemaakt van de bij Carpentier opgenomene ge.nealogie van Jean de. Hartoge gezegd Bacx, aldaar genaamd ridder en quartiermeester van prins Maurits en Frederik Hendrik, gehuwd met Josina de Bije 1608, dus dezelfde als die bij d’Ablaing vermeld. De vraag is toen reeds gedaan, of iemand een vervolg op die genealogie zou kunnen leveren. In mijne aanteekeningen vindt ik nog het volgende ; maar zonder het noodige onderling verband ; Adriaan Duyck, baljuw van Woerden, + 1628, is in tweede huwelijk getrouwd met Anna de Hartoghe. , Willem de Hertoghr, heer van Orsmaele, gehuwd geweest met Jeanne de Vos, dochter van. . . . de Vos, burgemeester van Antwerpen en Anna van der Does. Dit sluit met de genealogie bij Carpentier. Den 22 maart 1655 is te Groningen een acte van overdragt gepas- seerd voor Johan Wifrink, jonker en hoofdeling, door den E. Matthias Backx en Margaretha. . , . zijne huisvrouw. p,,

Volgens Valentijn, Oud en nieuw Oostindien, komt Joan Bacx, heer van Herrenthals, van ‘s Hertogenbosch, in i 074 als gouverneur aan de Kaap de goede hoop, + aldaar den 29 mei 1678. Het Biogr. Woorden- boek van v. d. Aa vermeldt, dat deze is gehuwd met Aletta Hinlopen (mogelijk eene dochter van Jan Frans Hinlopen, -f 9 febr. 1071, raad van ‘t geregtshof te Batavia.) . . . . Vervoers is gehuwd geweest met . , . . de Hertoge gezegd Bacx. Deze hebben eene dochter gehad, Margaretha Vervoers geheeten, die ge- huwd is met Johan van Balckom te Bergen op Zoom, uit welk huwelijk den 24 september 1683 te Bergen op Zoom geboren is Anna Catbarina van Balckom, ,die den 21 october 1701 te Bergen op Zoom is gehuwd met Pieter van Clarenbeek, kapitein commandant van Coevorden. ? Het bovenstaande betreft meest de genealogie van de familie Bax, die . het voeren van de hertogelijke kroon, als cimier, verkregen hadden ; maar niet de andere, familie de Hertog of de Hertoge. H.

OXZE BBXEVEI'ZBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

J., L. PROES, G. A. SIX. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December. Uitgami van 3, C. LOMAN, Jr. Amsterdam 240 Jsarg. Nieuwe Serie N’. 17. I’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINR EN LETTERKDNDIR VERKEER tusschen den

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAQEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

26 April 1814.

INETOVD.

Yragen. blz. Geelacht van den Berch of van den Bergh. - Geslacht van Blaauw Sonnevelt. 193. Antwoorden. dpreekwljze. In de bus blazen . . . . , . . . . . , ! . . . . 193. Aanteekeningen. 0. J. Kngf, doet. med. Goylandis libri duo...... 194. Jacob of Nicolaas van Cempen. - Over het studeren van noordnederland- sche Katholdken aan de universiteiten van Keulep en Leuven . . . . 196. Genealogische handschriften van v, Spaen. - Jaarwedden in de 16e eeuw. 197. Niet goed begrepen . . . , ...... , , ...... 198. Opschriften op kerkklokken. - Uittreksel uit den inventaris van den munt- meester van Dordrecht, Gerrit Pietersz. Dou ...... 199. Michiel Panneel. - Langwijligheid in regtszaken , ...... 201. Overvloedige vischvangst . . . . , ...... 202. VEREENIOINQ VOOB NOOBD&iDEBLANDS MUZIEKCIESCRIEDENII. Musikaliën in de boekerij van Philips van Marnix van St. Aldegonde. . . 202. Geertrui Monickes ...... 204. VMGEN VAN BIJZONDEB BELANG.

XVII. J. Fromnt. Wie was Jacques Froment, geb. te ...... ? st. te .> . VL.. i4 junij 1702, Isackszn. en van Maria Stuart, tr. te ,. , . ., 27 sug. 1683 Dorothea Druyvesteyn,, geb. . te Haarlem 27 maart 1647, st. te ...... 1690, dochter van mr. Jacob en van Wilhelmina Coymans? Hoe is zijn wapen 1 5.

ANTWOORDEN OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG.

Brand van den amsterdamschen schouwburg op maandag 11 mei 1172 (XXIV vr. VI). Als slagtoffers van den brand op maandag 21 mei 1772 worden in den Neder]. Mercurius van mei 1772 vermeld; Jacob de Neufville van Lennep en zijne huisvrouw Camelia Bierens, Louis André, de huisvrouw van Govert Lups geboren Feitama en hunne dochter, François van Oostrum, de dochter van Antonie Wyland, Abraham de Haas, de kleermaker van de troep van Neitz, Brinkman tooneelmeester, de huisvrouw van Teixeira de Mattos, de machinist Teffers, Pieter van Eyk zoon van Joost van Eyk, Jan de Wolf, Cornelis Rauws, een be- diende van Verhamme, Johannes Roos vertrapt en te huis gebragt over- leden, Gerrit Euyk, een pijpgast van de brandspuit doodgevallen. Voorts vindt men er een uitvoerig verslag van den brand. De Neder]. Mercurius verscheen te Amsterdam bij Bernsrdus Maurik, boekdrukker in de Nes, bij de groote vleeschhal. ‘s Graveduge. C. P. D. PAPE.

Qe&tcht Coenen. (XXIV, vr. X1). De genealogie der jonkheeren . Coenen kan ik niet opgeven. Maar kan eene beschrijving van het door hen gevoerde wapen’ van dienst zijn, dan deel ik mede, wat Rietsstap geeft: In rood een zilveren molenijzer. Half-aanziende, blaauw gevoerde helm met rood-zilveren wrong, Helmteeken : een uitkomende, in pro61 gestelde moor, in ‘t zilver gekleed, met gouden hoofdwrong, halskraag en knoo- pen, - tusschen een ouderwetsche roode vlucht. Dekkleeden: rood en zilver. Schildhouders :twee roodgetongde gouden griffoenen. Wapen- spreuk : Perseverando. (Door volharding.) E. LAURILLARD. ONZE BRIEVENBUS.

Mo. Reeds verzonden.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

Mo., Am. A. FOKKER, H. C. VAN BAKKENES, E. LAURILL ARD, 0. VAN BREUQEL DOUQLAY, B. B., J. 0. HORSTHUIS, PIK, C. N. WYBRANDS, H. J. ALLARD. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 ir 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerij Loman, Kirberger 81 van Kosteren. UQpve van J, 0. LONAX, Jr. Am&erdm 24e Jaarg. Nieuws Seris No. 18. 79 Jasrg. - De Navorkcher

EEN MIDDEL TOT 6EDACHTEWlSSEUNQ EN LETTERKDNDID VERKEER tussohen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN.

Onder Beetuur van P. LEENDERTZ,- WZ.

2 Mei 1874.

INXXOUD.

Vragen. blz. Psalm 161. - Moorsche dans. - Theodoricua Ameyden ...... 905. Anathema der grieksche kerk over Lutherschen en Calvinisten. - Afbeel- dingen van den evangelist Joonnes. - Marij Moders of Stedman . . . 206. A. M. van Schurman. - Schotten in dienst der Staten. - De familie Ross. 207. Geslacht van Vrijberge enz...... 208. Geslacht Leqnien. - Geslacht Menre. - Geslachten VILU Wglick en Roeters. - Geslacht Methorst. - Geslacht Dedel. , ...... 209. Antwoorden. Draaikooi ...... , ...... , . 211. Aanteekeningen. Ordonnantieboek der Staten Generaal . . . , ...... 812. Zonderlinge drukfouten...... , . . . , . . . . . 816. HERHAALDE VRAQEX .

Radix surdesolidum (XVI’, bl. 22). Op een blad uit een oud re- kenboek las ik: ))men onderscheidt de wortelen der bisondere magten met deze benamingen : 1. Radix of wortel. 2. Radix quadraat. 3. Radix cubo. 4. Radix quadraats quadraat. 5. Radix surdesolidum. 6. Radix quadraat de cubo. Vrage : Wat beteekent radix surdesolidum en waarom *wordt de vijfde magtswortel zoo genoemd 1 T. ct.

Afbeeldingen van spreekwoorden. In dl. XVII (1867), bl. 78, wordt gemeld, dat in dat jaar de erfgenamen van den heer mr. Joh, Enschede aan de stad Haarlem, ten behoeve van het stedelijk museum, ten geschenke hebben gegeven eene schilderij, voorstellende vlaamsche spreekwoorden, in den trant van v. Breughel, en gevraagd wie kan ons eene beschrij- ving geven van deze schilderij en ons zeggen welke spreekwoorden daarop afgebeeld zijn en hoe P Aan het verlangen van den ongenoemden vrager is: voor zoo verre ik weet, noch in den Navorscher, noch elders voldaan. Ik zou ook gaarne juist weten, wat op die schilderij is voorgesteld, en herhaal daarom zijne vraag : wie kan en wil ons opgeven, welke spreekwoorden op die schil- derij zijn afgebeeld, en, voor zoo verre dat van belang is, hoe zij daar zijn afgebeeld? ONZE BEIB~US. .

A. L. T. A. Nog steeds ligt bij ons een brief voor u.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: de .V. Az., A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN, C. KRAMM, H. M. C. VAN OOSTERZEE, J. C. K., E. ESCHAUZIER.

LEES-, SCHRIJF- BN DRUKFOUTBN.

Dl. XXI, bl. 350, reg. 5 v. o. ataat: Zij is gestorven, lees: Hij is grboren. Dl, XXIV, bl. 50, reg. 7 v. b. staat: Indië, leee: zee. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en .ííaandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerij Lomsn, Kírberger & wm Resteren. Uitgave van J, C. LOMXN, Jr. Amsterdam 24e Jaarg. NieuweSerie No. 19. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT IEDACHTEWISSELINO EN LETTERKUNDIO VERKEER

' tusschen allen

DIE IETS WETEN,IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

9 IHei 1874.

Vragen; bh . Talavacius. - Geslacht van Loenen. - Infirmitates Sti Quirini en Sti Cornelii 217. Antwoorden. Kalfdansers ...... , . . . . . , ...... 217. Jenx de table. - Roode vlag met een zwaardhoudenden arm. - Baljuw van Middelburg. - Arias Montanus , . . . . . * ...... 218. Aardbevingen in Nederland. - Geslacht Cinq . . . . . , , . . 212. Geslacht de Feyter. - Familie Thierens ...... 220. Aanteekeningen. Geslacht Bruheze ...... , ...... 228.

Hoedstoffeerder. VEREENIGINO FOOR NOOKD-NEDERLANDS MUZIEKQESCHIE- DF,NIS. - - Jan Guidonius ...... 225. Baders (Arnold en Tobias) orgelmakers ...... 226 Nieuwenhuijsen (F.) ...... , . , , . . 2%‘. Mr. vau Muiden. - Jacob van Haeften. - C. Poelgeest ...... 227:

. . ._._ --. ..- ‘. F . HEBHAALDE VRAQEX

Spreekwijze: Garen uithalen. (XVIII, bl. 113). In Hoofts vertaling van den Misogamos van Huygens (Hoofts Cted. 1, bl. 322) komen de volgende regels voor: Al evenwel men vraeght, hoe ‘t bijkomt dat zijn verwe Verandert is op ‘t vel, en hoe hij zoo drulloort zit, En haeld hem gaeren ujt. Wil ick u dat eens zeggen? Een eenigh nachjen hem zijn ooghen heeft geopent enz. Op »En haeld hem gaeren ujt” teekent Bilderdijk aan: »Gares uit- halen is bedrukt zitten; maar eigenlijk een verzachting van zich de 7aairen uithalen.” - Dat -deze verklaring kant noch wal raakt, ziet men, zoodra men de woorden met eenige aandacht beschouwt, want er staat vooreerst haeEd, niet haelt. Er is in dit woord eene fout, het is waar; maar het is altoos waarschijnlijker dat de afschrijver of letterzetter achter haeM het weglatingsteeken vergeten, dan dat hij d in t veranderd zal hebben. Maar ten anderen, Bilderdijk ziet bij zijne verklaring het woord hem over het hoofd, dat de dichter er toch niet zonder reden bijgevoegd heeft. De beteekenis is eene andere dan Bilderdijk meende. Iemand uitha.Zm is iemand uithooren, met moeite, met list uit hem halen wat hij wilde en moest verzwijgen. Haeld’ ujt, te dezer plaatse, hangt ook niet, zoo als Bilderdijk meende, af van hij in het voorgaande vers, maar van men, dat een vers vroeger voorkomt. Men vraagt, zegt de dichter, hoe hij zoo van kleur veranderd is en zoo druiloorig zit en men zou hem gaarne uithalen, men. zou dit gaarne van hem te weten komen. Daarop vervolgt de dichter: wil ik u dat eens zeggen? en wijst er de oorzaak van aan. . In het Spreekwoordenboek van den heer Harrebomée vind ik, dl. 11, bl. 202, de spreekwijze: hy haah! gare@ uit. Ter verklaring wordt er bij- gevoegd : bdat wil zeggen: hij zit te druilen, hij ziet er bedrukt uit. Garen &thaZen of ontwarren is een werktuigelijk werk.” En wordt daar geene verzameling aangewezen, die deze spreekwijze bevat, en de woorden welke de heer Harrebomée gebruikt komen zoo zeer overeen met die welke Bilderdijk in zijne aanteekening heeft, dat zij mij doen vermoeden, dat hij die daar alleen gevonden heeft. Wij weten, dat Bilderdijk er geen bezwaar in vond, een woord of spreekwijze uit te denken en als be- staande op te geven wanneer dit in zijne kraam te pas kwam. Ik vraag daarom : bestaat de spreekwijze garen uithal& in de genoemde beteekqnis inderdaad in onze taal of is zij door Bilderdijk uitgedacht om de aan- gehaalde regels van Hooft te verklaren.8 Deze vraag deed ik zes jaren geleden, maar ontving er geen antwoord op. Nu lees ik in de laatst uitgekomene aflevering van het Woordenb. der Ned. taal door Cosijn en Verwijs, bl. 289. DGaren uithalen, garen, dat verward is, ontwarren. In figuurlijke toepassing: Een vervelend, treu- rig werk onderhanden hebben ; en, bij uitbreiding : Er druilerig, verdrietig, bedrukt uitzien.” Dit geeft. mij aanleiding om nog eens te vragen, is ‘garen uit?u&n inderdaad in de laatstgenoemde beteekenis in gebruik? Of hebben de zamenstellers dezer aflevering van het Woordenboek haar slechts bij Bilderdijk en Harrebomée gevonden? Zij blijft mij verdacht voorkomen, Immers een vervelend werk moge ons knorrig en korzelig maken, maar het maakt niet dat wij er druilerig, bedrukt uitzien. P. LEENDERTZ WZ.

ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

R., H. M. KESTELOO, AEM., W. WYBRANDS, J. J. D. N EPVEU, PIK, J. D./L. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December. Uitgave van J, C. LOMU, Jr. Anisterdam 24e Jaarg. Nienae Serie N. ì?O. i” Jacrg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUtiDIR VERKEER tussohen allen

DIE IETSWETEN,IETS TE VRAOENHEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN

Onder Beatuur van P. LEENDERTZ, Wz

16 Mei 1874.

INEOUD.

Vragen. blz. Rorto Beschrijvinge van Parys en de Manieren en Zeden van die haer dser onthouden ...... , . . 229. Geslecht Ockhnysen. - Geslacht Wolbock (Wolboken) ...... 230. Antwoorden. Jacob of Nicolaaz van Campen. - Pmïekoeken. . , ...... 281. Aanteekeningen. Noordnederhmdsche Jeznïten op Zaidncderlandzche schepen...... P3.L AANVRAGEN VAN BOEKWERKEN.

S. Amant: Traité du. lis, symbole divin de l’Esperancej contenant al juste defense de SB gloire, etc. J. Chifflet. Anastasis Childeperici Francorum regis. Anvers. J. Chifflet. Lilium Francicum, veritate historica, botanica et heraldica illustratum. M. Ferrand de la Roque. Traité singulier du Blason contenant les regles des armoiries, des armes de Francies et de leur blason, cequ’elles representent et le sentiment des Autheurs qui en ont écrit. P. Rousselet. Sur les fleurs de Lys. M. de Foncemagne. De l’origine des armoiries en général. Une dis- sertation. De bovenstaande boekwerken worden te koop of in ruil of voo.r eem- gen tijd ter leen gevraagd, door Maastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

VRAGEN.

Geslacht Eachauzier. Samuel Eschauzier, geb. 12 julij 1744, + 20 nov. 1794, werd 24 sept. 1769 predikant bij de Waalsche gemeente te ‘s Gravenhage, huwde 16 december 1770 Louise de Joncourt geb. ? t 1 kinderen waren : 1. Marie Louise E., geb. 8 act. 1771, huwde 16 sept. . . . le Che- valier. Kinderen waren : , Jacob le Chevalier, geb. 19 act. 1797 ; Louise le Chevalier, geb. 3 julij 1799. 2. Jane Rachel E., geb. 23, sept. 1773, huwde 27 act. 1798 N. M. Puérary. Hebbende eene dochter . , . , . . . . geb. 16 aug. 1799. 3. Henriette Madeleine E., geb. 8 aug. 1775, 19 maart 1399 huwde W. Stephout Dallens. 4 en 6. Twee kinderen, jong gestorven. 6, Jacob E., geb. 17 act. 1781. 7. Elisabeth Françoise E., geb: 26 nov. 1785. Nu vraagt men: A. Kan ook iemand een vervolg leveren op die genealogie? No. 1, 2 en misschien ook 3 huwden te Koppenhagen. B. Voor 20 jaar leefden te Parijs, veuve de Coninck née H. Eschauzier en Madlle Elisabeth E. Rue des Petites Ecuries No. 4 ; waren dit ook NOS. 3 en 7 ? C. Was Louise de Joncourt eene dochter van Elie de Joncourti, geb. in den Haag 1707, + 1715 waalsch pred, in den Bosch, zoon van Pierre de J. van Clermont (+ den 1725) in 1678 waalsch pr. te Middelbnrg en in 1699 in den Haag?

C+. H. J. 0. ESCHAUZIER.

Derni?m pens& de Weber. Zijn er op de melodie der DerniBre pensée de Weber woorden? - Zoo ja, zou iemand wel de goedheid willen heb- ben ze op te gevenP [Op zijne eerste vraag kunnen wij den vrager antwoorden, ja, er be- staan hoogduitsche woorden oti. Wij zien echter geene kans ze hem te bezorgen.]

~ijpehakerdied. Een academievriend uit Gouda, - die al lang ad pakes is, - wist een aardig deuntje te zingen, dat de pijpemakers bij hun werk opdreunden. Wie kan het mij mededeelen?

3. 0. K.

ANTWOORD OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG. (XXIV, u. v.; vgl. omsl. 20. 12 en 16). Geslacht Hartog. Het geslacht de Hertoge is, zoo ik vermeen, uitge- storven en wel door het afsterven van ,eene voor eenige jaren overleden dame te ‘s Gravenhage, zich noemende nde Hertoge Huber,” Omtrent het geslacht Bac of Bec (Noordbrabantsche familie) moet men vooral nazien, de Herckenrode, in zijn Tombes et épitaphes dans le Hesboije. Maaetti&b. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

ONZE BRIEVEMBUS. Snuffelaar. Van het door u ingezondene lied van 1830 kunnen wij geen gebruik maken. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8’. en Maandelijks in afleveringen van 4 3 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Etoomdrukke~ toman, Kirberger & YBU Resteren. Uitgave van J, 0. LOKAN, Jr. Amhrdam 24e Jaarg. Nieuwe Eerie No. 21. 7’ Jaark. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINO EN LETTERKUNDIS VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN,IETS TE VRAQENHEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

23 Mei 1874.

INHOUD.

blz. Allerheiligenvloed. - Aflaat. - Graven, msrkgraven, baronnen. . , . . 241. Willem de Clercq ...... 242, Muzijknooten. - Wapens met leliën ...... 243. Wapen gevrzzgd. - Familie van Trigtveldt. - Geslacht Brzet. . . . . 244. Antwoorden. Tzlavzcius. - Aantal der bij den ichouwbnrgbrand omgekomen personen. 245. Spreekwijze: Iemand veel blsanwe bloemen wijs maken...... , . 248. Kraam ...... 249. Adriaan de Vin ...... -261. Eerste predikant te Colijneplaat ...... 262. VBAQEI’T VAN BIJZONDBR BELANG.

XXI. Van Campen en Bloemendaal. Op de veiling van van der Willigen te Haarlem, april 1874, komt eene schilderij voor met de wapens van D. J. van Campen, predikant te Rhenen en zijne huisvrouw A. P. Bloemendaal. Wie kan mij de namen voluit en de geboorte- en sterfjaren opgeven 1 PIK.

Xx11. Winckelaar. »De heer Winckelaar en zijne vrouw Jacomina Cortel, komende ‘in den jare 1704 uit Oost-Indië” schonken aan de kerk te Arnemuiden twee zilveren borden en twee do bekers, ten behoeve van het avondmaal. Wie was die »heer Winckelaar”? Dcmhrg. - H. M. KESTELOO.

Xx111. J. F. tia~. In de kerk te Domburg vindt men dit grafschrift: rHier legt begraven Johan Fredrik Cras, gestorven den 27 Augustus 1733”. Wie was hijP Mogelijk een bloedverwant van professor H. C. Gras, over wian inlichtingen in den Navorscher voorkomen (vergelijk Algemeen Register 1) 1 Donh4rg. H. M. KESTELOO.

ANTWOORDBN OP VBAQBN VAN BIJZONDBR BBLANa.

Gdaoht Bis~op en Rooamalen (XXIV, vr. XVI). Anthonie de Vlieger vraagt eene beschrijving van het geslacht Biscop en Roosmalen. Van het eerstgemelde weet ik niets en ik geloof ook niet dat er eenig verband tusschen die beide genoemde*geslachten bestaat. Wat het geslacht Roos- malen betreft, hieromtrent kan ik, om het niet te hoog op te halen, kortelijk het volgende melden : Adriaan Ambrosius Roosmale te Rotterdam = Wendilia of Wendela Boogaard, had, behalve eene doehter Wendilia of Wendela = Willem van Hogendorp (overgrootvader van Gijsbert Karel van Hogendorp) eenen zoon : A. Mr. Dominicus, geb. te Rotterdam 16-, + 10 dec. 1707, c 3 jan. 1681 Southea Putmans, geb. 1640, + 1727. Deze Dominicus was burgemeester van Rotterdam o. a. tijdens de oprigting van het stand- beeld van Erasmus, gelijk op het voetstuk te lezen staat. Hun zoon was 0. 8. B. Mr. Dominicus (de jonge), geb. te Rotterdam 21 febr. 1690, t te Utrecht 12 dec. 1726, = te Utrecht 1710 Emilia de Leeuw. Hij was wegens de provincie Utrecht gecommitteerd ter admiraliteit op de Maze. Hun zoon was o. a. C. Mr. Egbertus Theodorus, geb. te Rotterdam 10 nov. 1712, t te Utrecht 3 april 1792, = te Utrecht 30 maart 1750 Beatrix Lauren- tia Grothe, geb. 1720, + 3 sept. 1783. Hij was raadsheer in den hove van Utrecht. Hunne dochter was o. a. D. Margaretha, geb. te Utrecht 17 febr. 1751, t te Zeist 17 act. 1829, = te Utrecht 1710 mr. Laurens Johannes Nepveu, geb. te Paramaribo 13 mei 1751, ‘+ te Utrecht 26 febr. 1823. Een hunner kinderen was : E. Louis Antoine, geb. te Utrecht 25 febr. 1789 -j- aan de Bildt 2 mei 1867, = te Zeist 4 junij 1823 Elisabeth Jacqueline, ‘baronesse Taets van Amerongen, van Woudenberg, geb. 11 dec. 1795, + te Utrecht 17 mei 1835. Hij nam bij het uitsterven van het geslacht, den naam Roosmale aan en schreef zich sedert Roosmale Nepveu, gelijk zijne kinderen zulks nog doen. Het wapen van Roosmale is te vinden in de Genealogische kwartierstaten 3e serie en beschreven bij Rietstap bl. 894. Deze mededeelingen komen mij als antwoord op de gedane vraag voorshands voldoende voor. Utrecht, 3 mei 1874. J. 1. D. NEPVEU.

ONZE BRIEVEIWJS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

VAN BLAAW SONNEVELT VAN DEN BERQH, J. D. M., E. LAURILLARU Ij., J. VAN DER BAAN. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

gtoomdrukke~ Lomsn, Kirberger b van Hesteren. Uitgave van J, C. LOlKAN, Jr. Amhydam 24e Jaarg. Nienwe Serie N”. 22. 7e Jnarg. De hhvtirscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKDNDID VERKEER

tussohen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

30 tiei 1874. --_-

Vrag0lì. blz. Geslacht Ruija of Ruijsch. - Geslacht van Evcrdingon. . , . . . . . 255. Antwoorden. Droge boom ...... 254. Geslacht van Vrijberghe. - Geslachtwnpcn van mr. Joost Dedel . . . . 256. Geslacht Methorst. - Vadermoorders...... 256. Aaateekeningen. Bijgeloof...... , . . . . . , . . . 25 ti. Geslacht Quarebbe ...... 258. Geslachten de Selis en dc Vaes. - Aijtn hospitaal ...... I 259. Bouwwapens. - De eonn+bloem. - De bijzn. - Een groote sleutel. . . 260. Hockelingh. - Hocken. - Houttuijn. - Peno vrouw met eene vrouw getrouwd. - Geslacht den Otter . . . . . , . . . , , . . . 261. Geslacht van Stuijvor ...... 204. ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

E. LAURILLARD, C. v. B. D., P., K. H. J. K., J. J. NOLTHENIUG Jr.,

N., H., P. B., J. 0. D. 0. J. Jr. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 it 5 rei. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel eu omslag. Ijc prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaarganp. Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerij Loman, Klrberger & YB” Eestereo. Uit~ve van J, 6. LOIUN, Jr. Arwterdam 24e Jaar& Nieuwe Serie N”. 23. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACHTEWISSELIND EN LETTERKUNDID VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN, IET8 TE VRAQEN HEBBEN OF IET8 KUNNEN OPLOBBEN

Onder Bwtuur van P. LEENDERTZ, Wz.

6 Junij 1874.

INEOUD.

Vragen. blz. Uitgang in achter eigennsmen. - Gele en roode aarde in grafheuvels . . 265. A.ntwoorden. Schotsch ...... , . . 265. Afbeeldingen van den evangelist Johannes. - Familie Thierens. - Geslacht van Loenen. * ...... 266. Geslacht Schuurbecqoe...... 267. Geslacht van Adrichem ...... , . . . . 268. Geslacht Pipenpoy. - Geslachten Borrendamme en Sonmans. - Geslachten Vos en Bake ...... 269. Geslacht Leijdekker-Leijendekker ...... 270. Aanteekeningen. NVoorspel vertoond tot opening van de Schouwburg [te Amsterdam] in Sprak. kelmaand 1678.” ...... 270. Samuel Schasz, een Hagenaar (?) en de universiteit te Kiel ...... 273 Huislook op de daken als voorbehoedmiddel tegen het onweder. . . . , 275. Psskwil van 1654 ...... 276. VRAQEN VAN BIJZONDER BBLANQ. XXIV. (feslacht van der Gleer. Wie kan het wapen mededeelen van de familie van der Geer, langen tijd te Moordrecht woonachtig; een van hen was in ‘t einde der vorige eeuw, baljuw te Middelharnis, overleed aldaar ongeveer ,177O en werd te Moordrecht begraven. J. D. Y. XXV. Predikanten bij de Herv. gem. te Bruinisse, eiland Duiveland. Op eene geschrevene Naaml. van de pred. dezer gemeente, vond ik vermeld: 1. Remeus de Monier, ber. 2590, overl. 1605. 2. Jacob Baelde, ber. 1606, overleed 1617. 3. Benjamin Jorisse Rijswijck, ber. 1617, vertr. naar Rotterdam 1624. 4. Johannes van Heyst, ber. 1625, vertr. naar Brouwershaven 1630. 5. Pieter Maertensse de Saver, ber. 1631, over]. 1638. 0. Pieter Gribius, ber. l638, vertr. naar Middelburg, Eng. gem. 1642. 7. Johannes Michaelse Haarlijnk, ber. 1642, overl. 1645. 8. Laurentius Piscator, ber. 164G, vertr. Ouwerk. a/d Amstel 1653. 9. Henricus Warendorp, ber. 1653, overl. 1675. enz. enz. Wie heeft de goedheid mij omtrent deze eerste 9 predikanten eenige meerdere bijzonderheden mede te deelen, en inzonderheid of de namen van no. 5 en 7 wel goed zijn opgegeven? Hetgeen te Water, in zijne Reform. van Zeel., ten opzigte van de vestiging dezer gemeente meldt, is mij bekend. Dat Adrianus Lodewijksz. de Herde in 1619 van Bruinisse naar Stad aan ‘t Haringvliet verroepen is en aldaar in 1622 overleed, volgens Soermans, Z. Hol]. pred. bl. 224 en Boers, Beschr. vrn Overflakkee, bl. 300, blijkt in strijd te zijn met bovenstaande opgaaf, no. 3. Eindelijk wordt bij Lants’neer, Zelandia Illustrata, bl. 152, onder de verzameling van handteekeningen ook vermeld die van : W. Brand te Duiveland, - welke naam mij onder de predikanten in Zeeland nog niet is voorgekomen. Wie wil mij ook daaromtrent eenige ophelderingen geven. Wolfaartsd~k. J. VAN DEIL BAAN.

ONZE BRIEVENBUS. Wij ontvingen brieven of bijdragen van: J. A. SNELLEBRAND, H. M. CL VAN OOSTERZEE, VAN DEN BORGH,.

J. VAN DER BAAN, Mo: PSALMEN VAN JAN PIETEliS SWEELINCK, PREMIE-UITLOVING VAN DUIZEND GULDENS

Van Sweelincks 150 (eigenlijk 153) Psalmen Davids zin drie uitgaven in ons land verschenen.

1. Pseaumus, trois Livres, Leyde, G. Basson, 1612-1614. . 11. Premier Livre des Pseaumes de David. In 4”. Hiervan bezit de Maatschappij de Tenor-part! van het eerste boek, uit- gegeven te Haarlem bij David van Horenbeeck, gedrukt door Harman Anthoine Kranepoel 1624. Langw. 4”. 111. Pseaumes nouvellement mis en musique a 4, 5, 6, 7 et 8 parties. Van deze uitgave *heeft de Maatschappij de Tenor- partij van het 20, 3” en 4” of laatste boek in eigendom. Het tweede en derde is uitgegeven bg Hendric Barentsen te Amster- dam 1613 en 14, en het vierde bjj David van Horenbeeck te Haarlem 1621, terwil het derde gedrukt is bg Jean de Tournes (te Lyon) en het vierde bjj Harman Anthoine Kranepoel; op het tweede Boek is de naam des drukkers niet vermeld.

Behalve die Tenor-partjj schjjnt al het overige (onbegrg- pelgker wlJze) verloren te zin. Althans onze nasporingen hier te lande. en in de voornaamste buitenlandsche Bibliotheken, bleven tot nog toe vruchteloos.

Ik loof dus yan wege onze ,,Geschiedenis-vereeniging” DUIZEND Gulden uit, voor een volledig Exemplaar van een der Nederlandsche Uitgaven van de Pseanmes; of TWEE HONDERD VIJFTIG Gulden voor elk compleet Stemboek daarvan, (met uitzondering van den T en 09, dien wij bezitten). HEIJE. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. . Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor ‘ZJlt. December.

Stoomdrukkerij Loman, Kirberger & van Kesteren. Uitgave .van J, C. LOMALN, Jr. Amsterdam 24e Jaar& Nieuwe Serie N”. 24. 7’ Jaarg. De hhorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNDID VERKEER

tusschen allen

DIE IETS WETEN,IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

13 Junij 1874. -~

Vragen. blz. Petrus Roscam. - Handleiding tot het maken van latijnsche en grieks& verze11. - J. Staats. - Willem Barends. - Geslacht de Witt te Am- eterdam...... 277. Antwoorh. Ontbijten ...... 278. Aanteekeningen. Geslachten Moens en Ornia ...... 284.

VEREENIGINB VOOR NOORD-NEDERLANDS PUZIEROESCHIEDENIS. Huyo Douwes orgelmaker. - Orgels en organisten te Dordrecht . I . . 286. A19TWOOlXDEl? OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANC).

Qeslaohten Ookhuysen, Hoogeveen. (XXIV. vr. 1X.) Voor zoo verre ik uit oude notitiën heb kunnen nagaan, had Hendrik Ockhuysen twee zusters: Anthonia, getr. met Ja; van Dorssen, en Willemina, getr. met Johannes Koekebakker; zoo mede twee broeders: Johannes, den 218 januarij 4 704 of 1706 getr. met Clara Ockhuysen, en Matthias, den 20 november 1712 getr. met zijne volle uicht Sara Ockhuysen, uit welk huwelijk zijn geboren: 1“. Adriaan Ockhuysen, getrouwd met Alida Maria van Liesveld, dr. van , . . . van Liesveld en Catharina Martha d’orville. 2’. Johanna Ms.rgaretha, gctr. met: le Abraham van Limburg en 2e met Jan van Mekeren. 3’. Sara Maria, den 20 julij 17 52 getr. met haren vollen neef, Adriaan Koekebakker, en . 4O. Maria Wilhelmina, getr. met Johannes Wilhelmus van Hoven. Ook had hij drie zonen, echter alle jong overleden: Adriaan, geb. 16 sept. 1709, overl. 14 october 1709. Adriaan, geb. 17 junij 1713, overl. 12 januarij 1714. Jacobus, geb. 2 febr. 1717, overl. mei 1718. Mogt de heer van Bakkenes ten dezen meer inlichtingen verlangen, zoo zal ik die gaarne verstrekken, voor zoo verre ik daartoe althans in staat zal zijn. - Het .wapen door Cornelis Hoogeveen gevoerd, was BcartelB: 1. zilve- ren veld met staanden leeuw van sabel, rood getongd en geklaauwd. 2. veld van keel met drie gouden jagthorens, geplaatst 2 en 1. 3. veld van keel met drie vijfpuntige sterren van zilver, geplaatst 2 en 1. 4. zilveren veld met drie groene klaverbladen, eveneens geplaatst 2 en 1. Arnhem. -J. J. NOLTHENIUS JR.

Bas, B~cx. (Vgl. XXIV omsl. 16 bl. 2.) Indien hiermede de oude brabantsche adellijke familie van dien naam bedoeld wordt, die ik echter meen dat uitgestorven is, kan ik daaromtrent verscheidene authentieke teiten mededeelen. c. v. 8. D. LEES- SCEBIJF- EN DBUKFOU!CEN. dl. XXIV. bl. 12 onderaan staat: W. c. ROGQE, lees: H. C. ROQQE. u D D 36 reg. 6 v, 0. D kan v ken D D P 45 D 6 v. b. m belang u belang bij IJ D n 129 D 14 v. o. P in D en D » 133 P 9,7,4enl v.o,» Salewijn D Lalewijn. » , B B P 178 D 47 v. b. x) boeren _ D heeren.

ONZE BBJ.BVBNBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: FAMULUS, J. C.-K., LABORANTER , v. K , v. VL. DE NAVORSCHER verschiJnt: Wekelijks in aflev&ngen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt J’ ô,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. 0pzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerfi Loman, Kirberger & van Kestere~. Uitgave van J, C. LOMAN, Jr. Amsterdm 24e Jmrg. Nieuwe Serie N”. 26, 7” Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TO’ QEDACHTEWI$SELINQ EN LETTERKUNUIU VERKEER tusschen allen

DIEIETSWETEN,IETB TE VRAGENHEBBENOP IETSKUNNEN OPL088EN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

20 Junij 1874. e

INEOVD.

Vragen. blz. Lex Phaath. - Bezitregt gestaafd door het zweren van eenen eed. - Joden- belasting...... 289. Kapittelgoederen te Boxtel ...... 290. Zonderlinge strafoefening. - St. Jans kruid. - Iö Vivat. -Spreekwijze. Door de wol geverwd ...... , , . . 291. Antwoorden. Wiiem de Clerq. - In de buz blazen. - Een kalender en een hnwelijke- register . . . . , t ...... 292. Cornelis Gentman Leijdekker. - Hoogeveen ...... 293. Aanteekeningen. Tekstkritiek , ...... n . ,...... 294. VEBEENIGINQ VOOB NOORD-NEDERLANDZ YUZIEK~EZCHIEDENIZ. Orgelmskerz en organisten . , . , , . . . . , . . , . , . . 298. Klokkenspel en orgels te Sneek. . , ...... 800. ANTWOORDEN OP VRA4EN VAN BIJZONDER BELANC).

Laura Bridgman. (Xx111, vr. X1X; vgl. XXIV, omsl. no. 15). In no. 12, 2873 wordt gevraagd naar Laura Bridman, een blind en doof- stom meisje. In den Tijd (J. L. van der Vliet, te ‘s Gravenhage) X1 deel bl. 44, vindt men een stuk naar Charles Dickens, waarin een en ander wordt medegedeeld omtrent de bedoelde persoon, die daar Laura Bridg- man genoemd wordt. Er is daar eene lithographie bijgevoegd, voorstel- lende het meisje, bezig met onderwijs te geven aan een’ knaap, die eveneens blind en doofstom is. Indien de rrager verlangt het ex, van den Tijd in te zien, ben ik bereid het ter leen te verstrekken, J. A. SNELLEBRAND. ONZE BRIBVENBU S.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: A. C. S. v. S., A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN, ANDANTE, H. 0. VAN BAKKENES. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 80. en Maandelijks in afleveringen van 4 a 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f ô,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

tltoomdrukkerql Loman, Kirberger & va” Kesteren. Uitgave van J. C. LOMAN, Jr. Amsterdam 248 Jaarg. Nieuwe Serie N” . 26. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT GEDACHTEWISSELING EN LETTERKUNDIG VERKEER

tusschen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE,VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

27 Jun-u 1874.

SNHOUD.

Vragen. blz. Trippenhuis te Amsterdam. - Schrikkeljaar. - Niezen. - Vertaling van Dante door Hacke van Mynden. - Hollandsch-Letijnsch-Chineesch woor- denboek enz. van 1628...... 301. Spreekwijze: Geen kwartier geven. - Kakographie. - Plaatsing der tel- woorden in den zin ...... 302. Woorden met het achtervoegsel baar. - Geslacht Kinschot. - Eeu kalender en een huwelijksregister - Onbekend wapen gevraagd. - Huis Holland. 304. Antwoorden. Stalbroeders. - Afbeelding van St. Angnstinus ...... 306. Kleindochter van Lodewijk den vromen...... , . 306. Aanteekeningen. Geslachten van Bueren, Oudheusdeu, Bruheze, Spierinck ...... 306. . VEREENIGINB VOOR NOORD-NEDERLANDS MCZIEK‘3ESCHIEDENIS.

Van Dijk en Teniers. . . . . , ...... 311. AANVRAGEN VAN BOEKEN ENZ. Begrafenispenning van Cornelia van Nieuwenhoven. Een lid der familie wenschte gaarne in het bezit te komen van den begrafenispenning van Cornelia van Nieuwenhoven, vermeld in den Navorscher, deel XVI, bl. 260 (2e kolom), onder berusting van E. A. P. - Zoodra de eigenaar bekend zal zijn, wenscht de belanghebbende den bedoelden penning tegen eene billijke vergoeding Óver te nemen. Men wordt ver- ‘ zocht zich hiertoe tot den boekhandelaar van Tusschenbroek te Wage- ningen te wenden,

VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG. XXVI. Predikanten te Ouwerkerk enz. Gaarne ontving ik eene be- knopte aanwijzing van de eerste predikanten bij de volgende hervormde gemeenten in Zeeland: Ouwerkerk, tot a”. 1’724; Oosterland, tot a”. 1742; Nieuwerkerk, tot a”. 1771; Renesse en Noordwelle, tot a”. 1.718 ; Serooskerke in Schouwen, tot a”. 2816 ; Scherpenisse, tot a”. 1819 ; Stavenisse, tot 8’. 1796; St. Annaland, tot a”. 1699, en St. Maartensdijk, tot a”. 1727. Wolfaartsdijlc. J. VAN DER BAAN.

XXVII. Eenige familieportretten. Waarschijnlijk te Arnhem, ‘s Gra- venhage of Amsterdam, is voor verscheidene jaren op eenen maandag verkoeht de boedel van den stads-secretaris van der Haer, waaronder vier portretten : 10. Josina Pijl& overleden 1601, echtgenoot vnn Gaspar van Kinschot. 2O. Onbekend. (Beide in ékn koop.) 30. Maria van Kinschot, dochter van bovenvermelden, gehuwd met Jan vau der Haer. 40. Onbekend : dnch waarschijnlijk Jan van der Haer. (Beide in één koop.) Kan iemand mij iets meer hiervan melden, vooral door wie die por- tretten gekocht en waar zij gebleven zijn’? V. K. ANTWOORDEN OP VRAQEN VAN BIJZONDER BELANG.

Van Campen en Bloemendaal. (XXIV, Vr. Xx1). Jacob van Campen werd prop. cl. Haarlem, 19 mei 1’764. Ber. tot pred. .te Kedichem 18 sept. 1761, stond hij aldaar van 7 maart 1762 tot 24 aug. 1763. Ber. te Oudewater 20 mei 1763, stond aldaar van 28 aug. 1763 tot 6 nov. 1774. Ber. te Rhenen 17 sept. 1774, stond aldaar van 20 nov. 1774- ? Hij was een zoon van Michael Johan van Campen, pred. te Ouwer- kerk in Duivel. 1729, te Molenaarsgraaf 1734 en te Oostzaan 1740 tot zijn emerit. 1765, overl. te Haarlem 3 sept. 1781, oud 77 jaar en ruim 5 maanden ; eerst getrouwd geweest met Johanna van Gennep, overl. 1742 en 2e met Agatha Elikink, overl. 14 januarij 1781, nala- tende uit zijn eerste huwelijk, behalve zijn zoou Jacob, pred. te Rhenen, eene dochter Maria Jacob&, toen getr. met Simon Jongewaard jr., schout en secretaris der banne Westzanen. (Zie Boekz. mei en sept. 1761, maart 1762, mei, aug. en sept. 1763, act. 1774, jan. en febr. 1775, en sept. 1781, alsmede Brans, Kerkel. register der Z. Holl. predikanten.) Wolfaartsc@k. J. VAN DER BAAN.

J. Froment. (XXIV, vr. XVI.) Jacques Froment, st. dec. 1691. (zoon van Isaac en van Maria Stuart), tr. Dorothea Druijvesteijn, (dochter van Jacob en van Wilhelmina Coymans). Hun huwelijk., zoo ver bekend is, zonder kinderen. Uit mijne ms. genealogiën Druijvesteyn en Coymans. MaaatrSt. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN.

ONZE BRIEVENBUS. Wij ontvingen brieven of bijdragen van: A. C. LOFFELT, G. A. SIX, STELLA DUCE, W. A. VAN DER WALL BAKE, J. J. VAN DOORNINFK, CORNELIUS LIXA, W. J, A. W. BOERS, A. J. C. CREMER. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een tiitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Uit. December.

StoomdrukkerU Loman, Kirberger & Y&U Kesteren. Uitgave van J, C. LOMAN, Jr. Amsterdam 240 Jaar& NieuweSerie N”. 27. 7’ JSlUg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT BEDACHTEWISSELINR EN LETTERKUNDIQ VERKEER

tusschen allen

DIEIETSWETEN,IETSTEVRAGENHEBBENOF IETSKUNNENOPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

-. -.~ 4 Julij 1874. =-.-

INHOUD.

Blz. Vragen. Lange maanden. - Anna Roemers Yiclscher en de dordrechtsche dichter- school...... 313. Leonerdus Gouwerack, een utrechtsch liederdichtcr. - Huis Savoye-Carignad. ,814. Geslacht van Nieuwenhoven. - Geslacht Cbss6. - Geslacht Boon v. Ostade. - Geslacht Gromm6...... 316. Antwoorden. Gardes d’ honnear ...... 316. Graven, markgraven, baronnen ...... 316. Spotverzen op Bentley. - Lied. Ach mein lieber Aognstin. - Woorden met het achtervoegsel baar...... 317. Spreekwijze: garen uithalen...... 322. Schotsch. - Geslacht v. Beverwaerde. - Geslacht Meurs. - Geslacht v. Everdingen ...... 323. Wapen van het geslacht Dedel...... 324. ANTWOOBDBN OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG.

Geslacht de Hertog. (XXIV, vr. V ; vgl. omsl. no. 12, 16, 20). Anna de Hertog tr. Jan de Gruijter, heer van Dirksland, -f 1602, zoon van Filips en Pieternella de Monte. N. de Hertog, heer v. Osmale, tr. Catharina v. Roon, + te Breda 1614, dochter van Gerrit en van Catharina v. d. Does, (kinderloos). Anna de Hertog v. Osmale, tr. Willem van Treslong, zoon Qan Casper en van Lucretia de la Sale. Jan de Hertog Willemsz, heer. v. Valkenburg, stadhouder vau het prinsdom Oranje‘ten tijde van de prinsen Maurits en Frederik Hendrik, kocht in 1615 de heerlijkheid Valkenburg van den prins van Ligne. Jan de Hertog (1660) stadhouder vau het kwartier Oosterwijk, tr. Hester v. Sypestein Adriaansd.

H. C. VAN BAKKENES.

Jean Bernard. (XXIV, vr. XIV). Jan B. (zoon van Daniel en van Maria Richard) geb. te Amsterdam a’. 2635, tr. 1 aug. 1662 Baltina Coijmans, geb. 22 aug. 1642. Hieruit 4 kinderen, Catharina Jacoba B., st. 13 maart 2715, tr. 1698 Gilles van Hemert, geb. II julij 1650, st. 20 act. 1702, bewindhebber van de O.-I. compagnie, zoon van Jo- schim en van Susanna van Hertsbeke. Gilles van Hemert was weduw- naar (1) van Susanua van Os en (2) van Agneta Sautijn. Uit zijn huwelijk met C! ‘J. B. werd o. a. geboren Baltina van H., tr. 30 sept. 4727 mr. Jean Bernard, schepen van Amsterdam, (zoon van mr. Daniel Jan en van Maria Six) ; hij stierf 5 febr. 1736, nalatende twee dochters. Het wapen van Jan Bernard was: rood met een staanden zilveren degen, gevest van goud, aan de beide zijden van den degen een zesp: gouden ster. Dekkleeden: goud en rood. Helm : zilver, van goud geboord en getralied. Bourlet: goud en rood Helmteeken : een natuurlijke wildeman, houdende op zijn regter schouder een knods. Het wapen van het hier bedoelde geslacht van Hemert, is zoo als bij Rietstap voorkomt, doch alleen het 1 en 4 kwartier. MaarsWchl. A. A. VORSTERYAN VAN OIJEN, ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

P. J. COSIJN, E. LA~RILLARD, J. D. M., Mo., J. BOUMAN. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afieveringen van 4 8, 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Oplegging moet geschieden voor Uit.. December.

Stoomdrukkerij Lomnn, Kirberger & Y&” Kesteren. Uitgave van J, C. LOMAN, Jr. Amsterdam 248 Jaarg. Nieuwe Serie NU. 28. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT BEDACHTEWISSELINB EN LETTERKUNDIQ VERKEER tussohen allen

DIE IETf3WETEN,IETSTE VRABENHEBBENOF IET8KUNNENOPLO88EN.

Onder Beatuur van P. LEENDERTZ, Wz.

11 Julij 1874.

INHOUD.

Vragen. blr . Nederlandsch krijgswezen. - Geschiedenis der Zwitsers in nederlsndschen dienst. - Archief van het leenhof van Brabant. - Rood8 vaan. - Joh. Anspach...... 826. Van Eussen. - Dubbelzinnige uitdrnkking...... 526. 1 wil pledge your grace up the dutch. - Eigenamen beginnende of eindigende met w@r...... 827. Stekel , ...... 329. Wapen van het geslacht Hunthum. - Geslacht Methorat. - Geslacht Ock- huysen. - Graaf van Zevenaer: baron van Huyssen...... 830. Mercator...... 531. Antwoorden. Marie Modem of Stedman: vThe German Princess.” . , ...... 331. Joan Froissart. - Droge boom...... 334. Aanteekeningen. Hockeling. - Geslacht Spiering en Oudheusden. - Woorden in de Meierij van den Bosch in gebruik * ...... 835. Men wordt verzocht, bijdragen of brieven den Navorscher betreffende of aan den uitgever of, nog liever, regtstreeks aan mij te doen toekomen. Me&nb& F, LEENDERTZ WZ.

AANVBAQEaIVANBOEKENENZ. Voor de genealogie van vele nu’ nederlandsche familiën is zeer be- langrijk ‘de zReformationsgeschichte der Lände Julich, Berg, Cleve, Meurs, Mark, Westfalen, und der Städte Aachen, Cöln und Dortmund, von J. A. Recklinghausen. (Elberfeld, 1813). - Ik bezit daarvan het eerste en tweede deel ; kan ik het derde koopen of voor eenigen tijd te leen krijgen 1 Arnhem. A. J. U. KREMER.

VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG). XXVI. Van den Bergh. Behoort Govaert van den Bergh, (vermeld Nav. XXIV, bl. 193) tot het geslacht v. d. B. uit ‘s Gravenhage, waarvan Willem v. d. B., notaris, gehuwd met Johanna Kool, en diens . zoon Jan, thans nog notaris te ‘s Gravenhage 1

XXVII. Cteslaeht van Diepenbroeck. Weet iemand in den Navorscher mij op te geven, den datum der geboorte van Catharina van Diepen- broeck, in 1728 met Jacob Hoofman gehuwd, benevens den dag van hare echtvereeniging en de plaats waar, benevens den datum van haar over- lijden? En, zoo mogelijk, den naam en voornaam harer moeder, waar en wanneer deze geboren, getrouwd en gestorven is, en de voornamen van haren vader en datum van diens geboorte en overlijdenp Het wapen van Diepenbroeck is : twee gekruiste degens met gouden gevest.

XXVIII. Plieater. Wie waren de ouders en grootouders van Jan Hendrik Pliester, burgemeester van Wisch (Gelderland), gestorven in 1824, en van zijne vrouw Johanna Noy ? UORNELIUS LIXA. ONZE BRIEVEITBUS. A. L. T. A. Wij herhalen ons verzoek om uw adres: er ligt bij ons een brief voor u.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: J., E. A. P., de V. Az., dr. C. E. DANIBLS. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Btoomdrakkerjj Loman, Kirberger & van Kesteren. . Uitgave van J, C. LOMAN, Jr. Amsterdm 240 Jmrg. Nieuwe Serie NU. 29. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELIND EN LETTERKUNDIQ VERKEER

tusschen allen

DIE IETSWETEN,IETSTE VRAGEN HEBBEN OF IETSKUNNENOPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

18 Julij 1874. -

INHOUD.

Blz. Vragen. Kessel...... 337. Aszuerne Salinga...... 338. Antwoorden. Hazen-aas. - St. Jans kruid . . . , ...... 339. Paardenschoeisel. -- Wapen gevraagd. - Wapen van M. A. de Ruiter, - Infirmitates St. Cornelii et St. Quirini...... , . 340. De uitgaande manifesten der 0. 1. Comp. - Staart als bijnaam van den Engelschman...... 341. . Kapittelgoederen te Boxtel. . . . . , ...... 344. Afbeeldingen van spreekwoorden ...... ’ 345. Hocus, pocus, pas! ...... , 343.

Aanteekeningen. , ,- Kornuten...... I ...... 347. AANVRAGEN VAN BOEILEB FiNZ.

Het Banketwerk van goede gedachten, spreuken en spreekwoorden van mr. Johan ‘de Brune, 2 deelen. is uitgegeven in 1660 te Mid- delburg bij Jaques Fierens. Ik bezit’ daarvan alleen het eerste deel. Te vergeefs heb ik gehoopt ook het tweede deel in eigendom te ver- krijgen. Wie helpt mij aan het tweede deel van bovengenoemd Banketwerk? de Beenaster. J. BOUMAN. Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

L, PROES, G. P. ROOS, A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN, Mo., FRED.

MULLER, Jo. DE VRIES JzH., E. C. GROENEVELD. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en

Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. l Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag.

De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. l Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

c

gtoomdcukker~ Loman, Hirbwger & vau Kenteren. I Uitgam van J, C. LOHAN, Jr. Bmst0ra8m * 24e Jaarg. Nieuwe Serie N”. 30. P Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELIND EN L~TTERKUNDID VERKEER

tussohen den

DIE IET8 WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETB KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, .Wz.

25 Julij 1874.

INBcOUD.

Blz . Vragen. Geschilderde portretten van Vondel. , ...... , ...... 849, Karwei, kerrewei, karwey. . . . . , ...... 850. Woorden met ont zamengesteld. . , ...... $51. Antwoorden. Uitgang in achter eigennamen...... 352. Drie wapens govraagd. - Geslacht Moojen. - Bandart Apophthegmata enz. 353. Niezen. - Trekwerker. - Kraam...... 354. Geslacht Chassé ...... 355. Geslacht Grommée...... , ...... 856. Aantoekeningen. Spreuk: Eenheid in het noodige, vrijheid in het twijfelachtige, in alles de liefde. 356. Kunstwagens . . . . , ...... 357. Daitsch spotvera op den terugtogt der Franschen uit Rusland . . . . . 358. Opschriften op schoorsteenen...... , . . . , . 860. AANVBoAGIEN VAN BOEXEN ENZ.

Wie staat mij ter inzage af of wijst mij den weg om te vinden: de Haagsche Cozcrant van 18 maart 1768, waarin eene advertentie van Sutk&und over kiadwpok-inenting 1 Amsterdam. Dr. C. E. DANIBIS.

AN!FWOOBBEN OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANQ.

Predikanten bij de Herv. gemeente te Bruinisse, (XXIV vr. XXV.) In de Naamlijst van de Rotterdamsche predikanten, uitgegeven door van Harderwijk, wordt van Benjamin Rijswijk vermeld : DDeze werd te Rotterdam beroepen van Oost-Duiveland in 1625, ver- trok naar Buren 1635, overleed aldaar in 1637.” E. A. P. ONZE BBXBVENBU S .

E. A. P. Het vroeger door u verzondene is niet ontvangen. - De vrager naar phiZippine zie dl. 111 bl. 303.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

J. A., H. M. RESTELOO, J. P. RössmC), B. D., BACKER VAN LEUVEN,

J. D. WAQNER, FOLPMERS, J. VAN DER D AAN, J. C K. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 k 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkwij Loman, .@rberger & ran Kesteren. Uitgave van J, 0. LOlUIT, Jr. Amsterdam 24e Jeerg. Nieuwe Serie NQ. 31. 7’ Saarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT llEDACHTEWISSELINO EN LETTERKUNDIQ VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, WZ.

1 Augustus 1874.

XJkrEOUD.

Blz. Vrugen. Louis Bouquet. - Mueijknoten. - Kasteel Westhoven...... 261. Geslacht van Schuijler. - Hendrik van Oosten...... N32. Antwoorden. Korte beechrdviuge van Parijs...... 562. Eerste predikant te Colijnsplaat. - Geslacht Brouwer . . . , . . . . 663. Amteekeningen. Een groote aleatel. . . . . , ...... , . . . . . 369. VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG.

,XXIX. adargaretha HOC&, Wanneer is Margaretha Hooft, die in Am- sterdam den 28en jan. 1744 met Wilhem Willink huwde en dochter was van Jan Hooft en Anna Rave, geboren en gestorven? Zij is in 1763 overleden maar de dag is mij onbekend. ONZE BRIEVEBBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van; J. D. L., H. C. VAN BAKKENES, A. C. DE GRAAF, Mo., J. W. v. H. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f ô,90 per jaar. AAlen abonneert zich voor niet minder dan een jaargang, Opeegging moet geschieden voor Ult. December. Uitgave van J, C. LOW, Jr. Amhrdam 24e Jasrg. Nieuwe Serie N”. 32. 7’ Jarrrg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACHTEWISSELIND EN LETTERKUNDID VERKEER tussohen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEEPIDERTZ, Wz.

8 Augustus 1874.

INEOUD.

Bie . Prfbgen. Rellstnbs raadsel. - Dnitsch spreekwoord. - Johannes Ederwaert of Eduardi. 378. Bienkorf. - Geslacht van Bemmel, Trouillard enz. - Geslacht Weitzen. - Geslacht Clomp. - Geelacht Hoog...... , . . . . . 574. Wapen gevraagd. . . . , ...... 376. Antwoorden. Geslacht van Wvijlick en Roeters . . , ...... 876 * Geslacht Boon van Ostade. - Geslacht v&n Adrichem. = Geslacht Fremeanx. s77. Familie Plockross ...... 878. Drie pillen het wapen der Medici te Florence enz...... 379. Graaf van Zevenser, baron van Huyssen...... 381. Gealacht yan Someren. . . . , ...... 389. Amnteekeniagen. \ Opschriften op kerkklokken ...... 183. Tabakrooken. - Geslacht Moens en Ornia...... 884. ANTWOORDEN OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG.

Geslkcht Esohatier. (XXIV, vr. XVIII, Omslag no. 30.) Louise de Joncourt, nee le 20 fevrier 1749, 4 le 16 fevrier 1833 a Paris, Bpousa Samuel Eschauzier, né le 12 juillet 1740, f le 20 nov. 1794. 1. Hollande. Marie Eschauzier, nee le 7 act. 1771, t le 4 mars 1840, kpousa le 15 sept. 1796 a Copenhague François le Chevalier, né le 12 fevr. 1770, + le 31 aout 1827. Enfants. 1”. Jacob, né le 19 act. 1797, + le . . fevr. 1802. ’ 2’. Louise, nee le 3 juillet 1799 & Copenhague, épousa le 11 mai 1826 à Amsterdam Edouard Petit-Pierre, íis a Neucliátel le 1 nov. 1800, t a Dordrecht le 4 fevr. 1827. Leur’ tllle Henriette Marie nee le 22 fevr. 1827. 3’. Charles, epousa le 1 dec. 1825 Jeanne-Dorothee de Ia Fontaine Schluiter, nee le 17 act. 1801, 4 le 22 avril 1842 ; épousa en 2 noces le 25 janv. 1845 Anne vve Rauwenhoff, nee le 22 juin 1798. 4’. Anette Hélène nee le 25 juillet 1802, + le 5 dec. 1827. 5’. Rodolphe, né le 19 act. 1804, épousa le 8 aout 1834 Sophia Hutschler, née le 15 dec. 1808. 6O. Fanny, née le 5 sept. 1827. 11. Szke. Jeannette Eschauzier, n6e le 23 sept. 1773, + le 21 avril 1840, 6pousa 1.e 30 act. 1796 à ‘Copenhague Mare. Nic. Puerari, nd le 19 nov. 1766, t le 11 juin 1845. Enfants. 1:. Jeannette, nee le 16 aout 1799. 2’. Emilie, née le 6 mai 1801. 3O. Frederic, né le 30 juin 1802, épousa le 14 nov. 1832 Adele Mirabaud nee le 12 juin 1814. Enfants. a. Julie, née le 21 nov. 1833, epousa le 14 mai 1856 Alexandre Eugene de Morsier, ne le 5 avril 1826: aa. Adele-Auguste, nee le 10 juin 1857, bb. Henri, nB le 15 aod 1859; b. Emma, nee le 8 mai 1836, épousa le 16 juillet 1856 Charles-Eugene Risler, né le 5 nov. 1828. aa. Helene Ad&‘Ie nee le 30 nov. 1857, bb. Edmond Eugene, né le 4 fevr. 1859. c. Eugene né le 1 sept. 1840. 4’. Alfred nt5 le 12 juin 1804. 111. Prarcce. Henriette Eschauzier, nee le 8 aout 1775, Bpousa le 19 mars 1799, Willem D’allens, ne le 22 fevrier 1757, + le 28 aout 1800. Enfant . Henri Stephan D’allens, nc! à Berkendal 23 juillet 1800, épousa le 23 mai 1833 Jenny Philippe, nke & wantes le 24 juillet 1806. Enfants. Henri Louis, nP. le 26 fevrier 1824, + le 12 aout 1838. Sustave Louis, nk le 7 janv. 1836. Albert Paul, né le 6 mars 1!%38. Leon Louis, né le 26 mai 1839, + le 2 fevrier 1842. Ernest Jean, nk le 31 mai 1842. Marie Mathilde nee le 13 mai 1846. IV. Espagne. Jacob Samuel Eschauzier, né le 17 act 1781, ) le 22 novbr. 1828, épousa le 28 novbr. 1811 Marie Ferry, nee le 6 decbr. 1789, + le 15 avril 1850. Enfants. 1O. Louis ne le 18 decbr. 1812. 2O. Maria Antonia, nke le 25 janv, 1815, + le 17 avril 1831. 3O. Edouard, ne le 8 act. 4816. 4O. Charlotte, nee le 12 janv. 1818, + le 27 janv. 1819. 5O. Henri né le 20 sept. 1819, t le 30 sept. 1843. 6O. William, né le 22 sept. 1821. 7O. Marie Louise née le 14 sept. 1823, Bpousa le 13 juillet 1854 Henry Viale, nk le 22 juin 1821. 8. Guillaume né le 4 decbr. 1855, J, le 5 juillet 1857. 8O. Franck, né le 28 fevr. 1825, épousa le 26 avril 1854 Rosario Bagetto, nk le 16 act. 1829. a. Henri ne le 20 janv. 1855. b. Guillaume, nB le 7 janv. 1857. c. Edouard, né le 28 decbr. 1858. go. Henriette nee le . . mai 1827 +, le 30 sept. 1828. V. Elisabeth Eschauzier, née le 20 novbr. 1785. ’

ONZE BRIBVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: Z., T., MARIUS, J. VAN DER BAAN. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en ‘Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December,

Stoomdrnkker~ Loman, Kirberger & van Kehwen. Uitgave van J. 0. LOMAN, Jr. Amsterdam 24e Jaarg. Nienwe Serie K” .33 . 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACWTEWISSELIND EN LETTERKUNDID VERKEER tussohen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAOEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

15 Augustus 1874.

Blz. Vragen : Oosterspoor, Rijnspoor. - Aanslag op het leven van prins Willem 1. . . .385. Brand van den amsterdamschen schouwbnrg, op maandag 11 mei 1773 . . 386. Schrijfkunst, - Buffeltje. - SpreekwUze: Geeft hem ruimte. - Mijn va- der is geen Bremer - De Kikkerbilslnis ...... 887. Klimaatschieter, enz...... 388. Antwoorden : Gele en roode aarde in grafheuvels . . .- ...... 388.

. AANVRAC)EN VAN BOEXEN, ENZ.

0eneaIogie Pieck. In den 2Oste.n jaarg. b1. 212 maakt Th. melding van eene, in zijn bezit zijnde, ms. genealogie Pieck. Zeer zoude de heer Tb. mij verpligten, door mij die eenigen tijd ter inzage te geven. Arnhem. J. D. WAGNER.

ANTWOORDEN OP VRAGEN VAN BIJZONDER BELANG.

Predikanten te Ouwerkerk, enz. (XXIV, vr. XXVI). Matthijs van den Broeke, 1 ste pred. te St. Annaland 1586-; Erasmus de Wever, Iste pred. te St. Maartensdijk 1567-, door den hertog van Alva verbannen ; Adriaan Se- bastiaanse, Iste pred. te Nieuwerkerk (destijds gecombineerd met Ouwerkerk) 1584-1 Bartholomeus van Essen, pred. te Goeree 1744-50, te Nieu- werkerk 1750; Daniël Hendriksen, 1 ste pred. te Oosterland; Johan à Kerk- hoven,, pred. te Oosterland -1670, te Sommelsdijk 1679-1680 -f; Jacobus Baselius Jxcobszn., pred. te Ouwerkerk 159f-- (voór ziju tijd waren Ouwerkerk en Nieuwerkerk gecombineerd), later pred. te Breda ; Carolus van den Broek, qste pred. te Renesse en Noordwelle 1 58’7, te Scherpenisse -1599, te Ooltgensplaat en den Bommel 1599-1600; Arnoldus Arnoldi Hovius, pred. te Oostvoorn 1587, te Middelharnis 1587 - 92, te Renesse 1592- ; Melchior Leydekker, pred. te Renesse en Noordwelle 1678, daarna hoogleeraar te Utrecht, f- 6 jan. 1721 Kor- nelis Gutteling, pred. te Scherpenisse 1805, te Ooltgensplaat en den Bom- mel 1805-$6, te Zuidland 1826; Lucas Spiering, Iste pred. te Seroos- kerke (Schouwen) 1611- 14, te Brouwershaven 4 614- ; Jacobus Schel- visvanger, pred. te Ouddorp 1748- 56, Serooskerke (Schouwen) 1756-*; David Arondeaulx, le pred. te Stsvenisse 1616- 1638 +. H. Ce VAN BAK KENES. Op mijne beide vragen van bijzonder belang (XXV, XXVI) mogt ik regtstreeks gewenschte antwoorden ontvangen. Den geëerden zender zij daarvoor bijzondere dank toegebragt. TTöfaarM~k. 1. VAN DER BAAN. (I

. ONZE BRIEVFXBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van :

A. A. VORSTERMAN VAN OWEN, AEM. W. WYBRANDS, LABOHANTER. C. KRAMM, L. PROES.

LEES-, SCHRIJF- EN DRUKFOUTEN.

In het XXIIIe deel: Bl. 11, laatste reg. staat: ten oosten, lees: ten westen. In het X.XIVo deel: Bl. 127. laatste reg. staat: protiven, lees: productiven. D 318, reg. 20 v. b., » niet, n ziet. D » D 3 v. o., x) baren, D beren.

, DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

.

Stoomdrukker~ Loman, Rirberger & YB,, Kesteren. Uitgave van J. C. LOldAN, Jr. Amsterdam 24~1 Jatrrg. Nieuwe Serie NU. 34. 7’ Jsarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNDIO VERKEER

tussohen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

22 Augustus 1874.

INEOUD.

Blz. Vrogea. Omgekeerde barensteel. - Klijn Hiddink...... 897. Antwoorden. Een ksJender en een huwelijksregister...... , 397. Qeslacht- en wapenkundigen...... 399. Aanteekeningen. Draaikooi, steendragen, schandsteenen, de houten huik...... 400. ONZE BRIBVBHBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

J. VAN DER BAAN, J. A., JAN BRAET VAN UBERFELDT, v. D. BORCH, A. C. DE GRAAF, J. C. K., H. BURINOH BOEKHOUDT, CORNELIUS LIXA, A. J. C. KREMER. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en \ Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerij Imuan, Kirberger & YPII Kestersn. Uitgave van J, G. LOMAN, Jr, Amsterdam 24e Jamrg. Nieuwe Serie NU. 35. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT GEDACHTEWISSELING EN LETTERKUNDIG VERKEER

tusschen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

29 Augustus 1874.

INHOUD.

Bla. vragen. Cabinet van A. Colvius te Dordrecht 1660. - Gosdresseerd . . . . . 409, Antwoorden. Nijmeegsche Handboekjes. - Wapen van Meurs . , ...... 410. Geslacht Braet. - Geslacht de Witt te Amsterdam. - Wapens met laliën. 411. Aanteekeningen. Klokkenspelen, uurwerken ...... 414. Orgels en orgelmakers. - Al regende het oude wijven ...... 415. Woorden in de meiorij ;an den Bosch in gebruik ...... 416.

VEREENIGING VOOR NOORD-NEUERLANDR MUZIEKGESCHIEDEN18. ‘t Wapenbord des componisten van ,,der Bluyten Lusthof”...... 418. Zangwijzen van volksliederen uit het laatst dor 18e eeuw...... 419. ANTWOORDE10 OP VRAQEN VAN BIJZONDER BELANQ.

Ueslacht Diepenbroeck. (XXIV vr. XXVII.) Den vrager zij meegedeeld, dat C. v. D. den 1 augustus 1723 zich in den echt verbond met Jacob van Eyckelenberch gen. Hooffman. Omtrent dit geslacht zie men Nav. Algem. Reg. 1. Bovendien kan ik berigten, dat waarschijnlijk inlichtingen te verkrijgen zijn bij jhr. P. N. Quarles van Ufford te Zutfen, wiens overgrootouders zij waren. ïkíaastricht. A. A. VORSTERMAN VAN OIJEN. ONZE BBIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: B. T. W. VON BRUCKIN FOCK, S. E, NYKERK, H. M. U. VAN ’ OOSTERZEE, F. CALAND, B. VAN MEUR~. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en’ Maandelijks in afleveringen van 4 h 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerg Tmmao, Kirberger & van Resteren. Uitgwe vaa J, 6 LOMM, Jr. Am8terdam 24e Jnarg. Nieuwe Serie No. 36. 7’ Jaorg. De Nawrscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINB EN LETTERKUNDIQ VERKEER

tusschen allen

DIE IETSWETEN,IETSTEVRA'.lEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

5 September 1874.

INHC=P’CITD.

Bis < Antwoorden. 1 Spreekwijze: door de wol geverwd. - Wapen van het geslacht Hnnthnm. - Qeslacht Grommée , ...... 421. Aanteekeningen. Schuttersgilden voorheen en thans. Reglementen van het gilde van St. Sebaetiaan te Rosendaal (N.-Brab.)...... 422.

VEREENICIINO VOOR NOORDNEDERLANDS MUZIEKOEBCHIEDENIB.

Mathija de Casteleyn...... , ...... 431. Hemony (Pieter)...... , . . . . , ...... 432. VRAQEN VAN BIJZONDER BELANQ.

XxX. Henricus van Heiusbergen en Johannes de Prime. Volgens te Water, Reform. van Zeeland, bl. 241, 242 en 319, overeenkomstig andere bronnen, is Henricus van Heinsbergen van 1577-1580 pred. geweest te Haamstede en Burgh, en toen naar St. Maartensdijk vertrokken, waar hij in 2597 nog stond, toen hij van wege de classis van Tholen en Bergen-op-Zoon verscheen op de provinciale synode, 15-18 april in dat jaar te Goes gehouden. Volgens te Water, bl. 308 en 318, en voorts dezelfde bronnen, is Johannes de Prince den 8 januarij 1590 van St. Maartensdijk naar Waarde in Z. Bevel, verroepen, en vervolgend in 1597 naar Tholen. Hoe is zulks, ten opzigte van St. Martensdijk, overeen te brengen 1 Wolfaartsd$k. J. VAN DEB BAAN. ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: J. DE MONTICINIJ, E. LAURILLARD, J. ANSPACH, J. R. GEERK~Z, P. VAN WIJK Jr., R. R., A. A. MOLHUYSEN. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Sij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

-.-_ _~ __-... --~-~-- Btoomdrukker~j Lomao, Kirberger 8. van Kesteren. Uitgave van J. 0. LOMAN, Jr. Amsterdam 24e Jaarg. Nienne Serie N”. 37. 7* Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT OEDACHTEWISSELINR EN LETTERKUNDIQ VERKEER tusschen allen

BIE IETS WETEN,IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

12 September 1874.

Vragen.

Locke in Nederland. - Baron de Loë. - Bouffonidor. - Marron. - J. Haverkamp ...... ! . . , ...... 433. . Antoni en Gijsbrecht de Vos. - Geslacht van Lockhorst. - Geslacht van Wescl. - Geslacht Ockhuijsen . . . , ...... 434. Antwoorden. .. Van Eussen. - Archief van het leenhot van Brabant ...... 43ö. Geslacht Westendorp...... 436. Aanteekeningen.

Holderdebolder ...... 442. Olifanten in Europa...... 443. VRAGEN VAN BIJZONDEB BELANG.

XXXI. Anna ~8x1 der Meer. Gaarne zoude men vernemen, met wien is gehuwd geweest: Anna of Johanna van der Meer, dochter van Jan en van Annetje van Ginck, gedoopt in de Oude kerk te Delft 27 febr. 1680 en Anna . . . . van der Meer, dochter van Pieter en van Maria van Groenewegen, gedoopt in de Nieuwe kerk te Delft 24 act. 1680. P. B. OBZE BRIBVENBUS.

MARIUS. Omtrent de spectatoriale geschriften der 18e eeuw zal het werk van J. Hartog over dat onderwerp u de verlangde inlichtingen kunnen geven, Over het versjen, zoo als men verhaalde, in de Nieuwe kerk te Amsterdam gevonden, kunt gij o. a. nazien Nav. X1, bl. 199, 260: X11, bl. 134.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: d. 0. J., G. A. SIX, LABORANTER, H. B. MARTINI VAN GEFFEN, H. M. C. v. O., VON BRUOKEN FOCK. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en ‘Maandelijks, in afleveringen van 4 21 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f ô,90 per jaa-r. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerg Jmnan, KirberSer 8 v&n KeEteren. Uitgave van 3, C. LOMAN, Jr. Anuterdam 240 Jsarg. Nienae Serie N”. 38 7’ JBSl& De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINR EN LETTERKDNDID VERKEER tusschen allen

DIE IET8 WETEN, IET8 TE VRAQEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPL088EN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

18 September 1874.

Vragen. Bla. Onthouding ale protest. - Orlamiinde. - Wapen van Blarickhorst, ene. . 446. G. van Bardenbroek, enz...... , . . 446. Antwoorden. Aardbevingen in Nederland . , ...... 446. CSas Jam. Vooght. geometra. - Graaf van Zevenaar. - Willem de Clercq. - Geslacht Moojen...... , . . 447. Aanteekeningen. Kakographie. . , ...... , 449 * Spolfonten, als bron van inkométen...... 450. Von Ledebur : Ledeboer - Waardeering der ledematen van den mensch, wanneer ze in den oorlog wordenverminkt ...... 461. Eenheid 1~ het noodige, vrijheid in het twijfelachtige, in alles de liefde . . 452. Geslacht van Kessel...... 468. vRRZENIGINO VOOR ROORDNEDERLANDB MUZIEKCiE5CHIElJRNIB. Instrumentmakers...... 464. Bijvoegsel tot de lijst van nederlandsche toonkunstenaars, enz...... 466. Organisten ...... , . . 466, i7BAGEN VAN BIJZONDEB BELAN&

XXXII. Geslachten aotgera en Olislager. In een manuscript, behelzende de kwartierstaten van leden der familie van Holthe, komt o. 8. voor : Mainardus Rotgers = Wendela Olislager, wier dochter Adriana R. 1 huwt Wilhelmus Pele, heer toe Have. Hunne dochter, Eva P., erfdochter toe Have, huwt G,erardus van Holthe, heer toe Have, burgemr. van El- burg 1542-1545, ambtsjonker van Doornspijk in 1584. Als aanmerking is er bij gevoegd,: zRotgers en Olislager in Gelder- land; van de Olislagers is er een burgemeesterlijke familie binnen Maastricht.” Kan iemand mij ook eenige bijzonderheden aangaande deze twee fami- liën mededeelen ? R. R.

XXXIII. Geslacht van Kouck. Kan iemand mij ook eenige genealogi- sche en heraldieke bijzonderheden mededeelen omtrent de familie va Hou ck, waartoe behoorde Adriana v. H. geb. te Schiedam 28 act. 1633, overl. te Leiden 26 junij 1687 en gehuwd te Schiedam 9 jan. 1656 aan Pieter van Hoogmade, zoon van Balthasar Uerrits en Hendrikje Harmensdr. van Santen, geb. te Leiden 26 nov. 1633, overl. te Leiden 15 febr. 161)7? R. B. ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

L. PROES, E. A. P., .H. C. ROGGE, C. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 is 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,QO per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December. Uitgave van J. C. LOMAN, Jr. Amsterdam t4e Jaarg. Nieuwe Serie Nu. 39. 7’ Jaarg. De hlavorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNDIB VERKEER tusschen allen

DIE IET8 WETEN, IET8 TE VRAGEN HEBBEN OF IET8 KUNNEN OPL08BEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

26 September 1874.

INHOUD.

Vragen. Blr . Boeken in de perdsche taal voor den hoogleeraar Golius te Leiden. - Van der Hoop...... 47. Gealecht van der Eagen. - Geslacht Pauw ...... 458. Clans in Friesland. - Gemeensman, raad en schepen te Nijmegen. - A. Snaphaan. - Vraag naar een wapen...... 459. Antwoorden, Kapittelgoederen te Boxtel. - Brand van den nmsterdamschen schouwburg llmei 177a ...... 460. Trekwerker. - Kraam, in de kraam liggen ...... , . . . 461. Hocus pocna pas! ...... 468. Mijn vader is geen Bremer. - Omgekeerde barensteel. - Gesl. de Beanfort. 464. Getal X1111 op het wapen van Kapelle. - Gesl. Criep of Crljp , . . . 465. Geslachten Roeters en van Wijlick ...... * 466. Geelacht Ockhuijsen of OchuUsen ...... , . . . . 467. Aanteekeningen. . Woorden in de meierij van den Bosch in gebroik...... 468. AANVRAQEN VAN BOEKEN ENZ.

Sardi venales. Satyrs Menippea. Deze satire van den leidschen hoog- leeraar P. Cunaeus, waarvan verschillende latijnsche uitgaven bestaan, moet ook vertaald zijn in het hollandsch, onder den titel : Bekken te koop, en in het fransch, onder den titel: Ja r&orme dans la repuHipue des lettres. Mogt iemand in het bezit zijn van deze vertalingen, die ik vruchteloos h&b gezocht, hij zou mij een dienst gewijzen met, ze mij voor enkele dagen af te staan. Leiden, 12 Sept. H. C. ROQGE. OIVZE BRIEVENBU8.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

J. VAN DER BAAN.

LEES-, SCHRIJF-, EI? DRUKFOU!l!B14. ’

Bl. 201 reg. 12 v. o. staat: de Inndmeester, leest: den landmeter. B 409 » 8 B b; on fera enz. D en ferez et en jugerez comme h mon grand et perpetuel bien-fakteur etc. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per .jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Btoomdrukkeri/ Lomsn, Kirbergsr & van Kestereo. Uitgem vm J, C. LOlbUJ, Jr, Am&mlam 2413 Jasrg. Nieuwe Serie N”. 40. 7’ Jaerg. Qe NaWrscher

EEN YIDDEL TDT QEDACHTEWISSELINO EN LETTERKIINDID VERKEER

tussohen allen , DIE IEfS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN,

1 Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

3 Ocitober 1874.

I;NHc;aUD.

Blz. Vragen.

Woorden uitgaande op baar...... 469.

Antwoorden. c Niezen ...... , ...... 469. Geslacht Hoog. . , . . . . , ...... 476

Aanteekeningen.

Vaartuigen voor IBKO. - Zijde. .- Uitvinding der globen...... 480. ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

Jo. DE VRIES JzN., 1. Cl. K., LABORANTER , VAN DER BORCH, v. T.,

A., M. A. PERK. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijku’ in ,aiieveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. J)e prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang opzegging moet geschieden voor Ult. December. Uitgave- van J, C. LOlKAN, Jr. Amterdam ZOe Jaarg. Nieuwe Serie NU. 41. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT BEDACNTEWISSELINR EN LETTERKUNDI6 VERKEER tussohen allen DIE IETSWETEN,IETS TE VRAQENHEBBENOP IETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

10 October 1874.

INEZOUD.

Vragen. Luchtreizen , ...... 481, Antwoorden. G. van Hardenbroek enz. - Isme1 . . . . , ...... 481. Aanteekeningen. Constantijn Huijgens. Puntdichten uit het Hoogduitsch vertaald . , . . . 482. Opschriften op schoorsteenen...... , . . 491. Tabak rooken. , ...... , ...... 492. batig VB~ portretten. Indien er soms onder de lezers van den Navorscher verzamelaars zijn van portretten van nederlandsche mannen en vrouwen, of van vreemdelingen die tot ons vaderland in de eene of andere betrekking staan, zoo doe ik hun hét voorstel om de namen dier portretten op te geven, waarvan zich een of meer doubletten in hunne verzameling bevinden, ten einde elkander daarmede te kunnen gerijven. Honneur uax Dames/ 1) Johanna Oornelia Wattier, Eerste actrice van den Amsterd. Schouwburg. Door T. J. Pfeiffer etc. proefdruk. 4”. 2) Het- zelfde portret. Naar G. 1. Hodges, door W. van Senus in 89 Twee exemplaren. 3) Hetzelfde, in ‘t karakter van Agrippina. 4O. 4) Andries Snoek. Naar H., W. Caspari, door W. van Senus, gr. 8”. proefdruk. 5) Hetzelfde in ‘t karakter van Sylla, zond. nm. 6) J. J. Viotta, com- ponist en muzikant door A. J. Ehnle 4”. 6) Hetzelfde, door v. A. J: Ehnle, Lith. v. P. Blommers, 2 exempl. gr. 4”. 7) W. Hutschenruijter. Lith. Y. A. J. Ehule. gr. 4”. - Indien mijn voorstel behaagt, kan ik nog vele andere opgeven. Bij de redactïe vañ den Navorscher is mijn naam en woonplaats bekend. J. 0. K.

VRAGEN VAN BIJZONDER BEUNCI.

XXXIV. CIeslachten Van Bethmeer en Van Boxtel. Mij zijn bekend: Simon van Bethmeer, geñuwd met Isabella van de Water, dochter van Everard en van Josina van der Cammen : en hunne dochter Josina van” Bethmeer, gehuwd met Arnoud van Boxtel, wier dochter Isabella, ge- boren te ‘s Hertogenbosch 2 maart 1643, getrouwd was met Antonius van Kesel, . Kan mij iemand opgeven: 4) het wapen der familie Y. Bethmeer en 2).. Wie de ouders waren van Arnoud van Boxtel ‘2 (1. ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvin@n brieven of bijdragen van:

A. C. SNOUOKAERT VAN SUHAUBURQ, J. D. M., *.

I DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een ‘vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

StoomdrukkerQ Loman, Hirberger & van Eesteren. Uitgave van J, C. LOMAH, Jr, Amsterdam 240 Jmrg. Nieawe Serie No. 42. 7* Jnarg. De Navorscher- .- - - -.- ..-.--- -- . EEN MIDDEL TOT REDACHTEWIR$ILINQ EN lETTERKUNDI6 VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN,IETS TE VRAGEN HEBBEN OF lETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

-~ - ..-._~.-.~ 17 October 1874. __._- ~-___-- ..---

- Bh. Vragen.

Zeekaarten, teekeningen en schilder@n ...... 493. Antwoorden.

Paul Henri Marron ...... 494. Roode vlag met rwsardhondenden arm, - Lex Phaath. - Het geslacht Braet...... 4%. Aenteekeningen. ,

Constantijn Huygenu. Puntdichten uit het Hoogduitsch vertaald. . . . . 498.

_- ---- @NVBAC+EN VAN BOEKWEBKEN.

Anker der tielen. Zoo iemand in het bezit mocht zijn van dit boekje, in 1611 door den predikant Ellardus van Mehen te Harderwijk uitge- geven, zou hij mij zeer verplichten met het mij voor enkele dagen af te ztaan. Leide& H. c. ROQC+E. Den inzender eener onlangs ontvangene vraag herinneren wij, dat geene artikelen geplaatst worden, zoo niet de naam des schrijvers bij het bestuur bekend is.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

J. D., L. J. SURINQAR, N., *, J. 0. de 0. J. Jr. L. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in aleveringen van een vel druks in groot 8”. et1 Maandelijks in afleveringen van 4 L 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. kien abonneert zich voor niet minder dan een jaargang i$Aegging moet geschieden voor Uit. December.

Stoomdrukkerij Lotnau, Iíirberger & WUI Kestoren. .

Uitgave van f. C. &OHAN, Jr. Amsterdan 24e Jaarg. Nieuwe Serie Na. 43. 7= Jearg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACHTEWlSSELINR EN LETTERKUNDID VERKEER tusschen allen

DlE IETB WETEN, IET8 TE VRAQEN HEBBEN OF IET8 KUNNEN OPLOESEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

24 October 1874.

INHOUD.

Blz. Vragen. Photographie. - Herfst. - Oogst. . , ...... 505. Beleefdheidsvormen . . . , ...... 506. Antwoorden. Marron , ...... , ...... 506. Aanteekeningen. Eene pad door eene spin gedood ...... 607. Zonderlinge drukfouten . . . * ...... 508.

VEREENIGINQ VOOR NOORDNEDERLANDS MUZIEKGESCHIEDENIS. Het St. Caecilia concert te Arnhem ...... 508. AANVRAQEN VAN BOEKWBBKEN.

Wie zou mij eens ter inzage willen afstaan: Konst en Letterb. 1838, dl. 1, en Hand. der Jaarl. Verg. van de Maatsch. van Letterk. te Leiden, 1838, voor de aldaar medegedeelde berigten over S. Dassevael? ~oZfaarta&jk. J. VAN DER BAAN. - ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

H. C. ROGGE, J. D./L., J. J. VAN HEESWJJK, C. M. H. PULL, *, BERT VAN DUSSEN MUILKERK, FRED. MULLER, N., O., JOHAN WINICLER, -N, - X, ABR. HESSELINK, B. V. M., J. C. K. r

DE NAVORSCHER verschijnt: Wekeltjks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 6 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar, Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerij Loman, Kirbergnr $ van Ksstarell. . Uitgave van 5, 0. LOMAN, Jr. Amsterdam 24% Jaarg. Nieuwe Serie hP . 44. 7’ Jasrg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACNTEWlSSELIN6 EN LETTERKUNDIB VERKEER

tusschen dien DIE IETS WETEN,IETS TE VRAGENHEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

~_~~ 31 October 1874.

Blz. Vragen.

Puntdichten door Hnygens. vertaald. - Lied. - Het adellijke geslacht Van Lennep . . , ...... 617. Wapen boven eene schilderij ...... , , ...... 518. Antwoorden. Locke in Nederland...... 58. Adel van het koningrijk Holland . . . . . , ...... 519. ’ Papieren nagelaten door Gnstaaf 111, koning van Zweden 1’792. - Geschil- derde portretten vtm Vondel . , ...... , ...... 522. Schrijfkunst . . . +...... a ...... 628. Niezen, - WapenvsnM.A.deRuiter ...... , . 624. Roode vaan - Qesiacht Boon van Ostade...... , . . 626. Geslachten Bonenclamme en Sonmaus. - A. Arondeaux. - Wapen Grommé. 526, Aanteekeningen. Langwijligheid in regtazaken , . . . , ...... , . . , . . 027. VRAMZX? VAN BIJZONDER BELANG.

XXXV. Hendrik OckhuQeen. Zoude iemand mij ook kunnen opgeven, I” of Hendrik Ockhuijsen, gehuwd geweest met Machteld Dolmans, die als weduwe den 11 december 1715 overleed, en Johannes Ockhuijsen, den 21 januarij 1704 of 1706 te Loenen gehuwd met Clara Ockhuijsen, descendenten hebben nagelaten 1 2” Of Jacob Ockhuijsen (XXIV, bl. 230 en 467) ook een zoon van laatstgenoemden kan geweest zijn 1 en 3” of het wapen van Ockhuijsen, beschreven XXIV, bl. 467, ook gevoerd werd door Adriaan Ockhuijsen Mathiaszn, gehuwd met Alida Maria van Liesvelt (vergel. XXIV, bl. 434) en door Maria Margaretha Ockhuijsen, gehuwd geweest met Pieter de Marees, grootmoeder van moederszijde van mr. Hendrik Nicolaas Tonis, lid van de staten van Holland en van den raad der stad Amsterdam, overleden maart 1821 en gehuwd geweest met T. E. Kramer?

Artzlem. * N.

ANTWOORDEN OP VRAClBN VAN BIJZOl!dDBR BRLANQ.

De Hertogh (XXIV, vr. V, vgl. omslag, n” 12, 16, 20, 27). Mr. J. L De Hertogh, De Hertog of De Hartog (de naam komt op deze drie verschillende wijzen geschreven in. het Register der Renovatiën van den Indivisen Magistraat voor) was 1740- 42 schepen, 1742-44 gezworen raad, 1744-46 andermaal schepen, en 1746-49 andermaal gezworen raad van de brabantsche zijde te Maastricht. Bij de wetsvernieuwing van 1749 en vervolgens komt zijn naam niet meer voor. Tot de maastrichtsche regeeringsgeslachten behoorde de familie D. H. niet; vermoedelijk was mr. J. L. D. H. dus een uit de noordelijke provinciën afkomstig landsambtenaar bij de domeinen of eenige andere administratie, die gedurende zijn verblijf te Maastricht, gelijk wel meer geschiedde, in de regeering gekozen is.

íUa&rSó. Dr. L. J. SURINQAR. ONZE BRIEVENBUS.

J. M. F. Wanneer uw naam aan het bestuur bekend is, zal uw ant- woord geplaatst worden. - FRED. MULLER, Wij hopen gelegenheid te vinden om aan uw verzoek te voldoen.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: JOHAN WINKLER, C. KRAMM, J. ANSPACH. DE NAVORSCH ER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Btoomdrukkerij Loman, Kirberger & van Kasteren. Uitgwe van J, 0. LOMAH, Jr. Bmsterdam Zde Jamg. Nieuwe Serie , NU . 45. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT OED~CHTEWlSSELIN6 EN LETTERKUNDIQ VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAOEN HEBBEN OF IETS KUNNEN OPLOSSEX,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

7 November 1874.

IXI-HOUD.

Blz. Vragen.

‘t Huin te Manpedt, bij Hasrlem...... 529. Antwoorden.

Geslacht de Renufort ...... 629. Vraag nww een wapen. I ...... 530. Luchtreizen. - Een kalender en een huwelijksregister...... 631. Amteekeningen.

Een groningerlandsche zeeman bij de dniteche en oostenruksche noordpool- onderzoekingsreizen ...... 632 Ligpenning van David van Bourgondië. - Aankondiging van boeken. . . 534. ONZE BRIBVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: 0. O., v. VL., J. B. GEERKE. DE NAVORSCHER verschiylt : Wekelijks in atievcringerl van oei1 vel druks in groot

8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 ii 5 vel. Bij iedercn jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f’ 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December. Uitgave van J, C. LOlHAN, Jr. Amsterdam 24e Jaarg. Nieuwe Serie N”* 46. 7’ Jearg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINR EN LETTERKUND!B VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAQEN HEBBEN OP IETS KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

14 November 1874.

INHOUD.

Blz. Vl%glXl. Geschenk voor handschoenen, . . . . , ...... , , . 541. Antwoorden. Een kalender en een huwelijksreginter. - Orlamiinde ...... 641. Jan van Linteloo. . , . . , , , ...... 543. Spreekwoord. Als men gas zegt, meent men al de hoenders...... 548. Aanteekeningen. Olifanten in Europa...... , ...... , . . . 548. nraaikooi, cnz.~ ...... 544. Voorheen en thans. Werving van zeevolk in 1652 ...... 546. Ritse, rituen, ritsinge. - Proeven van verkeerde uitdrukkingen. . . . . 546. Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend ...... 547. ONZE BBIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van :

J. D. W AQNER, JOHAN WINKLER, BACKER VAN LEUVEN, AEM. W.

W IJBRANDS , G. A. SIX, E. LAURILI~ARD.

ZEER, SCHBIJF- EN DRUKFOUTEN.

BI. 115, r. 6 v. 0.: De woorden DKeerzijde als Nav. X1, bl. 349, no. 9, keerzijde” behooren bij het voorgaande. Voor DHet”, waarmede de nieuwe regel beginnen moet, te plaatsen het nommer x18.” Ald. laatste regel aan het einde staat l). Dit behoort te stann niet daar, maar op de volgende bladz., achter d2gna, reg. 2 v. b. Blz. 119, r. 3 v. b. staat : Sd hoc tuta; lees : In hoc aigno tata. v 212, 1) 4 v v » Fresiano ; P Trevisiano. V 468, v 4 v v v Bisdom; v Ockhuysen. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 a 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

StoomdrukkerU Loman, Kirberger & van Kesteren. Uitgave van J. C. LOIKAN, Jr. Amdmdam 24% Jaerg. Nieuwe Serìe NU. 47. 7’ Jsarg. De .Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWlSSELINQ EN LETTERKUNDIB VERKEER tusschen allen

DIE IETS WETEN, IETS TE VRAGEN HEBBEN OP IETS KUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ. Wz.

21 November 1874.

XrJEOUD. -. Blz. Vragen. Kamen vsn huizen ...... , . . . . . , * 558. Antwoorden. Trijn van Hamburg. - Herfst = oogst...... , . . . 553. Geslacht Braet. - Geslacht Hoog, - Beleefdheidsvormen . , . . . . 564. Aenteekeningen. Woorden in Gelderland, bijzonder in de zoogenoemde grzzfachap Zatfen in gebruik ...... , . . . . . 665. Bijgeloof. - Kornnten. - Kakographie ...... 567. Zondeilinge drukfouten. - Spreekwoorden en epreekwijeen ztm den Bgbel ontleend. . . . , ...... , ...... 655. ONZE BRIEVBNBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van:

*, F. D. 0. OBREEN, LABORANTER, VIUTOR DE STUERS. D. BIERENS

DE HAAN, Jo. DE VRIES JzN., mr. J. 1. VAN DOORNINCK, v. VL, DE V. Az., J. VAN DER BAAN.

_-----

l DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8 ‘. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. 1Nten abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdmkker~ Loman, Kirberger & Y&O Kesteren. Uitgme van J. C. LOMAN, Jr. Amsterdam 26 Jaarg. Nieuwe Serie NU. 48. 7’ Jsarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT DEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNDIB VERKEER tusschen allen

DlE IETS WETEN, IET8 TE VRAGEN HEBBEN OF IET8 KUNNEN OPLOS8EN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

28 November 1874. -

INXXOUD.

Vragen. Blz. Charnacé, (Hercnle, baron de) . . , ...... 565. Geschut op ‘slands vloot in 1666. - Vos en Vondel Jr. - Ridicule of reticule ...... , . . . . . 566. Eswardeum. - Rufum convivium en bsrmus . . , ...... 667. Utrechrsche gevangenen in 1556. - Begraven van in de kraam gestorvene vrouwen. - Sleijscat. - Vcrbaelmonden...... K68. Zieltaefflen. - M. G. Decambon, geb. v. Werken. -Het spinnen der katten. 569. Antwoorden. Bonffonidor...... , ...... 569. Infirmitates S. Quirini et S. Cornelii ...... 570. Israel...... , ...... 571. Kl+ HiddinkEen - kalender en een huwelijksregister. - Wapen van Blarikhorst ...... , ...... , . . 578. Aanteekeningen. Zonderlinge drukfouten. - Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ntleend . , . , ...... , . . . . 574. OIVZE BRLEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: J. VAN DER BAAN., Mo., J. Cl. D. Cl. J. JR. DE NAVORSCHER verschijnt : Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8 O. en .Maandelijks in afleveringen van 4 1 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Rtoomdrukkerg Loman, Rirberger & vm Kesteren. Uitgave van J, C. LOMAN, Jr. Amsterdam . 24e Jaarg. Nieuwe Berie N”. 4% 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELINQ EN LETTERKUNDIQ VERKEER tussohen allen

DlE IETSWETEN,IETS TE VRAOENHEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN,

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

5 December 1874.

TNEOUD.

Vragen. Blz. Kraaiende weerhanen. - Kakographie ...... 577. Portretten van leden der familie Six. - Heksen. - Doucenr aan koren- molenaars toegestaan...... 579. Louise Juliana de Nassau Bourbon. - Joden in Nederland. - Frisii accphali. - De duivel met klasuwen...... , . . , . . 680. Bntwooraen. Baron de Loë...... 581. Zeekaarten, teekeningen en schilderijen. - Afbeeldingen van spreekwoorden. 583. Sleijscat . - Wapen van M. A. de Ruiter ...... , . . , 5816. Aanteekeningen. Het jaar 1668 en ‘t getal van het Beest. Chr. B. van Galen...... 585. Bij de krooning van Lodewijk XIV. - Spreekwoorden en spreekwijzen aan den BIjbel ontleend ...... 586. ONZE BRIFXEXBUB.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: M. MACALASTER LOUP, C. L. LiiTmmiim JR., J. H. GEERKE, S., B. DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8 O. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Ut. December.

-Stoomdrukkerij Lomsn, Kirberger & YB” Hesteren. Uitgme van J, 0. LOIKAI, Jr. Amsterdam 2413 Jaarg. Nieuwe Serie No. 50. 7’ Jaarg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELIND EN LETTERKUNDID VERKEER tussohen allen DIE IETS WETEN,IETS TE VRáCfEN HEBBEN OF IETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

12 December 1874.

INEOUD.

Vragen. Blz. Daendels. - H. W. d’ Hallart heer van Belavane. Ge& Oldenbarneveld. . 589. Antwoorden. Woorden uitgaande op baar , , ...... , . , . . , . . 590. Gesl. Pauw...... , . . . 591. Mahdî. - Zonderlinge strafoefening. - Vlag met gewapenden arm . . . 592. Joachim Roëll...... , ...... 593. Geslacht Brouwer. - Geslacht Criep of CrUp. - Predikanten, met den naam van Baselins, te Bergen op Zoom ...... , . . . , . . . 594. Aanteekeningen. Gele en roode aarde in graf heuvels ; ...... , , . . 595 * Geslacht Dou. - Spreekwoorden en spreekwijzen aan den Bijbel ontleend . 597. VRAGEN VAN BIJZOIQDEFt BELANG. l - XXXVI. Dr. Henri Schliemann. Wie weet de tegenwoordige ver- blijfplaats van dezen heer op te geven ? Zoo als bekend is, heeft hij in zijne jeugd eenige jaren in Nederland doorgebragt voordat hij elders den grondslag zijner fortuin legde, die hij nu besteedt om, ten nutte der wetenschap, opgravingen te laten doen in Klein-Azië en Griekenland. Door de beantwoording van deze vraag, zal men den heer S. zelf ver- pligten, daar de inzender daardoor in staat zal worden gesteld hem in- lichtingen te verschaffen, die hij, jaren geleden, vergeefs heeft gezocht.

XXXVII. Jacobus Miggrodius. Van dezen predikant is de kerkelijke levensloop genoegzaam bekend. Geboren te Veere den 4 sept. 1572, was hij de eenige zoon van den beroemden veerschen predikant en eersten kerkhervormer in Zeeland, Johannes van Miggrodc, uit diens huwelijk met Jacomijntje Gijbels. In 1595 prop. geworden bij de class. van Walcheren, was hij achtervolgens pred. te Scherpenisse 1596, Gapinge 1599, Arnemuiden 1608 en Middelburg 1625 tot aan zijn over]. aldaar op 10 junij 1645. Ten opzigte van zijne echtgenoot en zijn kroost ,evenwel zijn de opgaven minder duidelijk, hoezeer ook door van Iperen, achter zijne Hist. redev. over Johannes van Miggrode, in Bijlage Q, eene uitvoerige genealogie van diens geslacht is medegedeeld. Uit het trouw- boek van Vlissingen (zie opgaaf in Nav. XVI, 876) weten wij, dat hij, als wedr. van Elisabeth Clocke, in november 1625 hertrouwde met Claudina‘ Wiliemse Poussius, van Vlissingen, wed. van’ ds. Abr. Mellinus, den schrijver van het Ma-telaarsbpek, (zie ook Nagtglas, de Algem. kerker. van Middelburg, bl. 54). Zoo dus Elisabeth Clocke zijne eerste vrouw geweest is, welke -aan v. Iperen onbekend was, dan schijnt het, dat deze Elisabeth enne zuster was van ds. Abraham Clockius, pred. te Gapinge, naardien een zoon van Jac. Miggrodius, mede Jacobus geheeten, in 1687 eene dissertatie te Utrecht aan gemelden predikant, als zijnen oom! opdroeg. Uit de eenigszins verwarde kinderlijst, door van Iperen opgegeven, is intusschen niet wel te besluiten, of die 9 kinderen alle uit het huwelijk van Jacobus M. en Elisabeth Clocke zijn voort- gesproten Terwijl nu van Tperen niet gewaagt van zijn volgend huwelijk met de wed. van ds. Abr. Mellinus, zoo geeft hij echter nog op, dat de moeder der laatste 3 kinderen van Jac. M, geweest is Anneke Dodius, dochter van ds, Pieter Dodius, pred. te Serooskerke in Schouwen van 1615-1661, die als emeritus, 82 jaar oud, den 12 act. 1669 te Zieriksee overleed. Bijaldien deze opgaaf juist is, dan moet Jac. M. al vrij bejaard ge- weest zijn, toen hij met deze 3de vrouw huwde, en dat hij bij haar nog 3 kinderen verwekte, zou ons eerder doen denken, dat zij eene zuster, dan wel eene doc!& van ds. Petrus Dodius geweest is. - Zou dit een en ander niet in ‘t reine te brengen zijn P Wolfaa&d@. J. VAN DER BAAN.

l

HERHAALDE VRAQEE.

Jacob van der Baan. (Vgl. Nav. XVI, bl. 67). Op de vraag aldaar ge- daan, is tot nog toe geen het minste antwoord ingekomen. Naardien deze geslachtnaam nog veelvuldig voorkomt in Friesland, zoo mede in Flakkee, gelijk vroeger te Goedereede, zoo had ik gehoopt op eenige inlichtingen daaromtrent, ten einde te vernemen, of daaruit eenig ver- band zou blijken met ons familieregister. Men zou mij hiermede bij- zonder verpligten. Wolfaartsd@. J. VAN DER BAAN.

OlVZE BBJEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: t E. A. P., JOHAN WINKLER, LABORANTER, BERG VAN DUSSEN MUILKERK, HAENTJENS DEKKER. I DE NAVORSCHER verschijnt : l Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 80. en Maandelijks in afleveringen van 4 & 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,QO per jaar. Men abonneert zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Ult. December.

Stoomdrukkerij Loman, Kirberger & van Resteren. Uitgam van J, C. LOMAN, Jr. Amsterdam . Nien~e Serie 243 Jaarg. No. 61. 7’ Jaag. De NavorScher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELIN6 EN LETTERKUNDIQ VERKEER tusschen allen

DIE IETBWETEN,IETEITE VRAQENHEBBENOF IETBKUNNENOPLO88Ei.

Onder Bestuur van P. LEENDERTZ, Wz.

19 December 1874.

INEOUD.

Vragen. Blz. Z+e asch ruste in vrede. - Geslacht van Teylingen ...... 601. Geslacht de Braijn. - Geslachten Campcr en Per+. - Boetselaersbank. - Bilderdijk ...... 602.

Antwoorden. Herfst...... % ...... 605.

Aanteekeningen. Bakelaar ...... -604. Spreekwoorden en spreekwuzen aan den Bgbel ontleend...... 600. VRAGEN VAN BIJZONDER BEUN&

XXXVIII. Qeslacht Roders. In de genealogie mijner familie, vind ik : _ Anna Suzanna Roeters, geb. ‘l st. ? dochter van Jan, raad ,en schepen van Amsterdam en van Suzanna Gommers, tr. ? Dirk Backer Willemsz., geb. te Amst. 14 junij 1642, st. aldaar 3 jan. 1703, commissaris, rekenmeester, raad en schepen van Amsterdam. Hunne drie kinderen met hunne huwelijken, zie genealogie Backer. Suzanna Gommers voerde: - in goud 2 zwarte molenijzers en een zilveren kwartierhoek, waarin uit een rooden kwartiervoet een zwarte leeuw opkomt. Voor eene aanvulling van datums, enz. en eene opgave omtrent de ouders van Jan Roeters en Suzanna Gommers, houd ik mij aanbevolen. BACKER VAN LEUVEN.

XxX1X. Geslacht v. Coeverden enz. Indien het den inzender der opgaven betreffende het geslacht Braet, XXIV, bl, 496 enz., bekend mogt zijn wie de ouders waren van Sophia Geertruida van Coeverden, welke wapens deze voerden en wie de twaalf kinderen van S. G. van Coeverden en Otto Scheltus waren, zou het mij zeer aangenaam zijn, daarvan in den Nav. mededeeling te ontvangen. B. . ONZE BRIEVENBUS.

Wij ontvingen brieven of bijdragen van: E. LAURILLARD, G. E. .

DE NAVORSCHER verschijnt: Wekelijks in afleveringen van een vel druks in groot 8”. en Maandelijks in afleveringen van 4 à 5 vel. Bij iederen jaargang wordt gevoegd een uitvoerig register met titel en omslag. De prijs bedraagt f 6,90 per jaar. Men abonneért’ zich voor niet minder dan een jaargang. Opzegging moet geschieden voor Uit. December. .

Uitgave van J, C. LOlKAlf Jr. Amsterdam 24e Jasrg. Nieuwe Serie N”. 52. 7’ Jearg. De Navorscher

EEN MIDDEL TOT QEDACHTEWISSELIND EN LETTERKUNDIB VERKEER

tussohen aUen

DIE IETS WETEN,IETS TE VRAGENHEBBENOF IETSKUNNEN OPLOSSEN.

Onder Beetuur van P. LEENDERTZ, Wz.

Zie achterzijde Omslag! Toen wij ten vorigen jare besloten den Navorscher, tot dien tijd een maandblad, tot een weekblad te maken, deden wg dit in de hoop, dat deze verandering aan onze medewerkers en inteekenaars aangenaam zou zin. Wel zou het den bestuurder meer moeite, den uitgever meer kosten veroorzaken, maar beide getroostten zich dat gaarne in het belang van dit tgdschrift. Doch waren enkele medewerkers daarmede ingenomen, andere waren het niet, Van de inteekenaars wenschten verreweg de meeste het tijdschrift maandelgks te ontvangen. Wi hebben daarom besloten terug te keeren tot die wijze van uitgave, waaraan het ons gebleken is, dat de meeste medewerkers en b@ra alle inteekenaars de voorkeur geven. De Navorscher zal van nu af weder maandelgks in het licht komen in afleveringen van drie of vier vellen, te zamen uitmakende veertig vellen in het jaar. Aan het bezwaar, dat tusschen het doen van eene vraag en het ontvangen van een antwoord dikwijls meer tid zal moeten verloopen dan in het afgeloopene jaar het geval was, zulleen wW eenigzins te gemoet komen door de vragen, die wij ontvangen terwijl het nommer ter perse is, eerst op den omslag (voor zoo verre daar ruimte is) te plaatsen en ze in het volgende nommer te herhalen. No. 1 zal den 15en januari uitkomen.