Politicologie, Beleidswetenschap En Public Choice
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
(66$< Geschiedenis van de (lokale) bestuurswetenschappen: politicologie, beleidswetenschap en public choice Rik Reussing Vanaf 1964 (tot globaal 1990) zou de politicologie de dominante benadering wor‐ den binnen de (lokale) bestuurswetenschappen. Deze positie nam het over van de juridische benadering. Belangrijke impulsen vanuit de politicologie voor de moderne bestuurskunde kwamen er pas vanuit de politicologen uit de tweede generatie: Gijs Kuypers aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, Hans Daudt aan de Universiteit van Amsterdam en Hans Daalder aan de Universiteit Leiden. In hun voetsporen kwam de politicoloog naar voren die door zijn inbreng aan meerdere universiteiten (VU, Nijmegen en Twente) veel invloed heeft gehad op de verdere ontwikkeling van de bestuurskunde in Nederland: Andries Hoogerwerf. Uit de politicologie kwamen nog twee andere benaderingen voort die voor de ontwikkeling van de moderne bestuurskunde van belang waren, namelijk de beleidswetenschap en de nieuwe poli‐ tieke economie (public choice). In dit essay schets ik de inbreng van de voor de bestuurskunde meest relevante hoofdfiguren uit de politicologie, de beleidsweten‐ schap en de public choice tot 1990 in verschillende etappes. Deze etappes voeren ons langs verschillende steden en universiteiten in Nederland. Daarbij zien we belangrijke kruisbestuivingen tussen de instellingen door de overstap van personen van de ene universiteit naar de andere universiteit. Na 1990 zou de bestuurskunde zich steeds meer profileren als een zelfstandige (inter)discipline. 1 Inleiding In mijn eerdere essays over de geschiedenis van de (lokale) bestuurswetenschap‐ pen liet ik zien dat een groot aantal benaderingen hieraan een bijdrage heeft gele‐ verd. Aanvankelijk (globaal vanaf 1914 via het proefschrift van Gerrit van Poelje) was de juridische benadering dominant, maar algauw zien we ook een inbreng van disciplines als de stedenbouwkunde en de bedrijfskunde (Reussing, 2016). Een belangrijke impuls in de periode voor 1964 kwam vanuit de sociografie en de sociologie. De meest invloedrijke namen in dit verband zijn Nicolaas ter Veen, Sjoerd Groenman, Aris van Braam en Henk Brasz (Reussing, 2019). Vanaf 1964 (tot globaal 1990) zou de politicologie de dominante benadering worden. In ver‐ gelijking met de sociografie en de sociologie is de politicologie in Nederland nog een relatief jonge discipline. De eerste generatie begon met de oprichting van de zevende faculteit aan de Universiteit van Amsterdam in 1947 en de eerste leer‐ Bestuurswetenschappen 2020 (74) 1 57 doi: 10.5553/Bw/016571942020074001005 Rik Reussing stoel in de politieke wetenschappen, die werd bekleed door Jan Barents, in 1948. Belangrijke impulsen vanuit de politicologie voor de (lokale) bestuurswetenschap‐ pen en de moderne bestuurskunde kwamen er pas vanuit de politicologen uit de tweede generatie: Gijs Kuypers aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, Hans Daudt aan de Universiteit van Amsterdam en Hans Daalder aan de Universiteit Leiden. In hun voetsporen kwam de politicoloog naar voren die door zijn inbreng aan meerdere universiteiten (Vrije Universiteit Amsterdam, Katholieke Universi‐ teit Nijmegen en Universiteit Twente) veel invloed heeft gehad op de verdere ont‐ wikkeling van de bestuurskunde in Nederland: Andries Hoogerwerf. Uit de politicologie zouden nog twee andere benaderingen voortkomen die voor de ontwikkeling van de bestuurskunde van belang waren, namelijk de beleidswe‐ tenschap en de nieuwe politieke economie (public choice). Dit essay1 schetst de inbreng van de voor de bestuurskunde meest relevante hoofdfiguren uit de politi‐ cologie, de beleidswetenschap en de public choice in verschillende etappes. Deze etappes voeren ons langs verschillende steden en universiteiten in Nederland. Daarbij zien we belangrijke kruisbestuivingen tussen de instellingen door de over‐ stap van personen van de ene universiteit naar de andere universiteit. In een aan‐ tal gevallen had deze overstap te maken met de benoeming van een politicoloog of iemand uit een andere discipline op een belangrijke leerstoel in de bestuurs‐ kunde. Daalder (1984) noemt als voorbeelden de benoeming van de jurist Anne Leemans in plaats van de politicoloog Gerard Scholten aan de Universiteit van Amsterdam in 1970 en de benoeming van de socioloog Aris van Braam in plaats van de (vlak daarvoor in 1971 gepromoveerde) politicoloog Jan Kooiman aan de Universiteit Leiden in 1972. Van groot belang voor de dominantie van de politico‐ logische benadering binnen de bestuurskunde was ook de vestiging van de eerste gewone leerstoel in de bestuurskunde bij de Vrije Universiteit (Henk Brasz) in 1964 aan de sociale faculteit bij de opleiding politicologie. De socioloog Brasz was daarvoor universitair hoofddocent en lector in de bestuurskunde aan de juridi‐ sche faculteit. Net als in mijn essay over sociografie, sociologie en bestuurskunde (dat was opgehangen aan de promotiestamboom van Sebald Steinmetz) zal ik waar mogelijk de ‘promotiegenealogie’ gebruiken om verbanden te leggen tussen verschillende generaties politicologen, beleidswetenschappers en beoefenaars van de public choice (de rationele keuzetheorie). Daarbij ligt de nadruk op de periode tot 1990, waarin de politicologie in brede zin binnen de bestuurskunde domi‐ neert. 2 Proloog: Jan Barents (Universiteit van Amsterdam) Voor de Tweede Wereldoorlog was er Nederland nog geen sprake van een politico‐ logische benadering van de staat. Bestudering van de staat was voorbehouden aan de beoefenaars van het staatsrecht (Thorbecke, Heemskerk, Buys en Oppenheim) 1 Voor dit essay is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van de beschikbare boeken, aangevuld met informatie uit digitale bronnen, zoals de website Parlement.com en het digitaal beschikbare Bio‐ grafisch Woordenboek van Nederland. 58 Bestuurswetenschappen 2020 (74) 1 doi: 10.5553/Bw/016571942020074001005 Geschiedenis van de (lokale) bestuurswetenschappen: politicologie, beleidswetenschap en public choice en/of de algemene staatsleer (Krabbe, Kranenburg, Valkhoff en Von Schmidt). Een uitzondering hierop vormde het proefschrift Publieke mening, pers en staat uit 1932 van Hugo Samkalden.2 Samkalden deed volgens rechtshistoricus en jurist Henk Hoetink3 (in: Barents, 1950: 8-15) in deze jaren op grond van een grote bele‐ zenheid en met de distantie van een geboren socioloog een eerste poging politico‐ logische kwesties aan de orde te stellen. Hij had volgens Hoetink een uiterst scherpe blik voor de werking van reële machtsfactoren in het politieke en sociale leven, precies wat aan de ‘wetenschap der politiek’ in tegenstelling tot het traditi‐ onele staatsrecht haar specifieke karakter verleent. Naast de reële machtsfactoren ontbrak het in het staatsrecht ook aan aandacht voor de psychologische factoren die zich in het optreden van overheidsorganen laten gelden. In de ogen van Hoe‐ tink zou de wetenschap der politiek – zelfs indien ze niet meer wilde zijn dan de sociologie van de staat – niet alleen een beschrijving van feitelijke handelingen moeten zijn, maar moest ze in haar beschouwingen ook betrekken wat er met die handelingen gedacht en bedoeld wordt. Kortom, een heel stuk ideologie-studie, met alle moeilijkheden, distincties en complicaties die daaraan verbonden zijn. Daarbij kan volgens Hoetink geen enkele beoefenaar van de wetenschap der poli‐ tiek het buiten een eigen standpunt stellen en is het nauwelijks denkbaar dat diens standpunt niet aan het licht treedt: hij kan dan ook maar beter ronduit voor zijn keuze uitkomen. Deze bespiegelingen schreef Hoetink in 1948 als voorwoord (ten geleide) bij de inleiding in de wetenschap der politiek van de hand van Jan Barents, die dat jaar was benoemd tot de eerste hoogleraar in die discipline aan de zevende faculteit van de Universiteit van Amsterdam. Deze benoeming kwam niet zonder slag of stoot tot stand. De eerste kandidaat Jef Suys (in oktober 1947 aanvaardde de gemeenteraad van Amsterdam zijn voordracht) werd door onderwijsminister Gie‐ len van de KVP afgekeurd om formele redenen (er werd maar één persoon voorge‐ dragen in plaats van twee), maar waarschijnlijk ook omdat hij hem te links vond (Daalder, 1984: 443-444; Van Deth, 1993: 5-6). De keuze van de Amsterdamse 2 Hugo Samkalden is in 1906 geboren in Nederlands-Indië en werd in 1943 omgebracht in het con‐ centratiekamp Mauthausen. Vanwege zijn verzetswerk werd Samkalden op 26 september 1941 gearresteerd en op 2 maart 1942 in Scheveningen door een Duitse marinekrijgsraad ter dood ver‐ oordeeld. Hij studeerde rechten in Leiden (vanaf 1925), waar hij koos voor een homoseksueel bestaan. Voor zijn proefschrift deed hij een jaar lang onderzoek in Berlijn op het Deutsches Insti‐ tut für Zeitungskunde (zijn promotor in Leiden was Roelof Kranenburg). Een baan op dat terrein van onderzoek vond hij niet en daarom koos hij in 1932 voor een juridische loopbaan in Neder‐ lands-Indië. Hij keerde op 4 mei 1940 terug in Nederland na het uitzitten van een jaar gevange‐ nisstraf voor verboden homoseksuele contacten. Zijn jongere broer was de latere minister van Justitie en burgemeester van Amsterdam Ivo Samkalden (1912-1995). 3 Henk Hoetink (1900-1963) was hoogleraar rechtswetenschap in Batavia (Nederlands-Indië) en de Universiteit van Amsterdam en had uitgesproken opvattingen. In 1946 werd hij de eerste voorzitter van het Humanistisch Verbond. Als rector magnificus kreeg hij te maken met de kwes‐ tie-Suys, die hem in conflict bracht met zijn vriend Jan Romein. Bestuurswetenschappen 2020 (74) 1 59 doi: 10.5553/Bw/016571942020074001005 Rik Reussing raad viel