DE KRACHT VAN HET WOORD. De Barok Van Benedetto Croce in Het
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Masterproef geschiedenis 2008-2009 DE KRACHT VAN HET WOORD. De Barok van Benedetto Croce in het licht van het Contrareformatie versus katholieke Reformatie debat. Joris R. Pinseel 20034467 Laat de stilte voor wat ze is… i Inhoud Inhoud. ii Voorwoord. iii Abstract en scriptieverslag v Verklaring i.v.m. de raadpleging van de scriptie. vii 1. Inleidende Casus: De Kaas en de Wormen. 1 2. Het Contrareformatie versus katholieke Reformatie debat. 12 2.1. A Rose still smells as sweet? 12 2.2. Een overzicht. 21 2.3. Van Hubert von Jedin tot John W. O’Malley S.J. 27 2.4. De Nederlanden. 32 2.5. Conclusie. 36 3. Een Babelse historiografie. 39 4. Methodologie. 52 4.1. Een microgeschiedenis. 52 4.2. Een theoretische microgeschiedenis. 60 4.3. Een theoretische microgeschiedenis in de hermeneutische traditie. 68 4.4. Een breder theoretisch kader. 73 5. Toe-eigening. 81 5.1. Toe-eigening door de zwakke. 86 5.2. Toe-eigening door de machtige. 89 6. De Casus Mussolini-Croce: De Barok. 93 6.1. De Risorgimento (1870-1924). 101 6.2. Het monsterverbond (1924-1929). 119 6.3. De slotperiode van Mussolini’s toe-eigening (1930-1943). 128 7. Conclusie. 134 7.1. De Italiaanse connectie. 134 7.2. Croce’s zoektocht naar waarachtige poëzie. 137 7.3. All history is contemporary? 141 7.4. Een probatio pennae . 145 8. Repertorium. 155 ii Voorwoord Waartoe dient dat, een voorwoord? Ik denk dat het een vehikel is dat niemand ooit leest en dient om de juiste mensen te bedanken voor hun inzet, die het voltooien van een of ander werk mogelijk maakte. Bij deze wil ik graag enkele mensen bedanken. Vooreerst is er natuurlijk mijn promotor prof. dr. Anne-Laure van Bruaene, die me steevast bijstond met raad en daad, en die een waar engelengeduld aan de dag legde, toen ik nog twijfelde waarover mijn scriptie dan wel diende te gaan, nu zo’n drietal jaar en enkele maanden terug. Ook wil ik langs de weg van dit voorwoord mijn erkentelijkheid publiek maken. Een erkentelijkheid aan mensen die me raad gegeven hebben, niet alleen op het vlak van de historiografie, maar ook op het vlak van de alledaagse dingen. Mijn vriendin Jessica Roggeman is werkelijk virtuoos in het met overgave leven en leerde me enkele slimme binnenweggetjes kennen die ik nooit nog zal vergeten. Ze weet wel waarover ik het heb. Omdat liefde iets is dat men geheim moet houden voor nieuwsgierige ogen, koester ik ze zonder er hier verder over te schrijven. Mijn grootmoeder Ida Dutoo mag ook niet over het hoofd gezien worden. Zij gaf me een plaats om te werken, eten en slapen. Zij voorzag me van onderdak toen ik op straat stond. Voorts is er nog mijn vader, Rik Pinseel, die deze hele scriptie uitvlooide op zoek naar fouten in spelling en schimmige zinsconstructies die de verstaanbaarheid van mijn werk niet echt dienden. Zijn ervaring als leraar Nederlands, Engels, Duits en Geschiedenis kwam zeker goed van pas. Voor de nieuwsgierige ogen: heden ten dage werkt hij op het Ministerie van Onderwijs. U weze gewaarschuwd! Indien dit u mocht geruststellen: hij heeft er geen lange armen. U kunt me bijgevolg met een gerust hart mijn masterdiploma ontzeggen, als u deze scriptie, die mijns inziens een berekend risico inhoudt gezien de pogingen tot originaliteit, ondermaats mocht vinden. Maar naar eer en geweten kan ik u zeggen, dat ik eindelijk de scriptie geschreven heb waarvan ik al droomde in mijn eerste kandidatuur geschiedenis in 2003-2004. Mocht ik niet slagen schrijf ik wel een nieuwe. Ik hou van schrijven en heb van het werk dat in deze scriptie is gekropen, waarlijk genoten. Zelfs het schrijven van een voorwoord bevalt me beter dan verwacht. Daarnaast is er mijn tante, Rita Pinseel, die me bij het vertalen van de Italiaanse teksten van Benedetto Croce hielp. Zonder haar had ik heel wat minder genuanceerd kunnen werken en had ik moeten vertrouwen op vertalingen, die niet altijd van een goede kwaliteit schenen te zijn. Deze scriptie zou er zonder haar hulp heel anders hebben uitgezien, waardoor ik misschien zou hebben gewenst dat mijn vader lange armen had. Meestal hebben we ons echter niet aan een vertaling van de teksten van Croce gewaagd. Gezien zijn rijmvol proza leek dit een onmogelijke opgave. Het zou zijn werk onrecht aangedaan hebben. Hij beweerde zelf immers dat elke vertaling in principe niet mogelijk is. Wel kwam ik dankzij mijn tante en mijn – eerder passieve – kennis van het Latijn te weten wat Croce te vertellen had. Ik heb dan ook de Italiaanse citaten volledig voor u opgenomen, na er een samenvatting in het Nederlands van gegeven te hebben. Dit moet, aangevuld met de literatuur over en de vertalingen van Croce’s oeuvre, een voldoende genuanceerde basis vormen voor mijn scriptie, die onder andere een casus over Croce bevat. iii De lengte van mijn vaders armen daargelaten, hoe lang een voorwoord moet zijn weet ik niet. Ik hoop dat dit voldoende is. En als u het toch las – ikzelf sla die dingen altijd over – dan ben ik u dankbaar. Ik wil er nog een laatste dankbetuiging aan toevoegen. Deze scriptie draag ik op aan mijn moeder. Door de bibliotheek die zij me naliet, kreeg ik, voorbij de dood heen, toch haar lieve raad ingefluisterd, alsof zij mijn lieve muze was. En omdat ik mijn overleden grootvader Roger Pinseel, die wilde verder studeren maar dat niet kon, op de een of andere manier wil gedenken, zal ik deze scriptie ondertekenen met Joris R. Pinseel iv Abstract Als onderwerp voor mijn scriptie koos ik het Contrareformatie versus katholieke Reformatie debat. Er is een vinnige discussie aan de gang over de toepasbaarheid van deze termen op het vroegmoderne katholicisme. Zo werpen sommige historici op dat men de Contrareformatie niet mag gebruiken als pars pro toto voor heel het katholicisme uit de vroegmoderne periode. De vernieuwingsbewegingen binnen de Kerk dateerden toch van voor de protestantse Reformatie, redeneert men. Maar een term zoals de Contrareformatie impliceert dat dit niet het geval is geweest. Daarom verkiezen sommige historici de term katholieke Reformatie boven de andere. Dit zijn niet toevallig voornamelijk katholieke historici. Hubert von Jedin en John W. O’Malley S.J. zijn enkele onder hen. Deze laatste stelde als oplossing de term early modern catholicism voor. Vrijzinnige of protestante historici hebben geen problemen met de term Contrareformatie. Het hoeft nauwelijks te verbazen dat Leopold von Ranke, die de term haalde bij Johann Stephan Pütter, deze maar al te graag gebruikte. Met behulp van de casus van Benedetto Croce, waarin hij in de jaren dertig schreef dat de kunst van de Contrareformatie, te weten de Barok, het predicaat ‘lelijk’ verdiende, wil ik ingang krijgen in dit debat. Voor de methodologische aanpak baseerde ik me op de microgeschiedenis van Carlo Ginzburg. Ik wilde net zoals hij had gedaan in zijn Kaas en de Wormen gebruik maken van een spraakverwarring. In zijn boek heerste er tussen de molenaar en de Inquisitor een Babelse kloof, die Ginzburg als een methodologisch instrument aanwendde. Menocchio, zoals de molenaar heette, kwam tot andere en ketterse conclusies dan de Inquisitor op basis van dezelfde teksten. Maar vandaag verbrand men geen mensen meer. Dit neemt niet weg dat men dit soort kloof terug vindt in het Contrareformatie versus katholieke Reformatie debat. Door deze ‘gap’ methodologisch aan te wenden en door de ‘thick description’ van Clifford Geertz toe te passen, wil deze scriptie door een intensieve studie van de casus Croce in wat ik maar een theoretische microgeschiedenis in de hermeneutische traditie zal noemen tot grotere inzichten komen aangaande de historiografie en de vraag wat betekenis eigenlijk is, of hoe men betekenis nu moet definiëren. Hierbij is het theoretisch kader van Michel de Certeau, waaronder men ook de toe-eigening vindt, onontbeerlijk, net zoals de geschriften van Jacques Derrida en Frank Ankersmit. Carlo Ginzburg is net zoals Benedetto Croce een Italiaans historicus. Men kan Ginzburg indelen in de generatie die deze van Croce opvolgde. Beiden hebben geschiedtheoretisch bijgedragen tot de betekenisvraag. Gezien hun gemeenschappelijke Italiaanse achtergrond en het belang van beiden voor het Contrareformatie versus katholieke Reformatie debat – de eerste met zijn vernietigend oordeel over de barokke kunst en de tweede met zijn boek over de Inquisitie – kunnen hun theoretische excursies bijdragen tot een studie van het eerder aangehaalde debat. Hun werken over de Contrareformatie belichamen hun theoretische paradigmae en dat maakt hen uitermate bruikbaar. Op deze wijze is een concrete benadering van het Contrareformatie versus katholieke Reformatiedebat, eigen aan de microgeschiedenis, mogelijk. v Naast dit korte abstract heb ik nog enkele opmerkingen, om dit scriptieverslag te vervolledigen. Ten eerste was het afbakenen van mijn onderwerp in ruimte en tijd geen eenvoudige opgave. Lange tijd speelde ik met de gedachte om een extra casus toe te voegen, die over Michel Cloet zou gaan. Ik denk dat het een goede keuze was om deze gedachte te laten varen. Het onderzoek dat ik al gevoerd had naar Cloet in het bijzonder en naar de historiografie aangaande het vroegmoderne katholicisme in en over de Nederlanden in het algemeen heb ik gebruikt in mijn algemeen overzicht van de historiografie over de Contrareformatie. Hetgeen zeker heeft bijgedragen tot mijn onzekerheid omtrent de reikwijdte van mijn onderwerp, was de onzekerheid omtrent de reikwijdte van mijn theoretische vragen aangaande de historiografie. Zo was ik in aanraking gekomen doorheen de theoretische vakken in mijn curriculum met het postmodernisme. Dit stelde me voor een dilemma: als er geen zekere kennis mogelijk is, waarom ze dan nog vergaren? Uiteindelijk kwam ik tot het besef dat de ware vraag niet die naar de zekerheid van kennis is, maar die naar de betekenis van het begrip betekenis .