Aletta Jacobs En Het Vrouwenkiesrecht
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Aletta Jacobs en het vrouwenkiesrecht Inleiding De geschiedenis van het vrouwenkiesrecht is onverbrekelijk verbonden met de naam van Aletta Jacobs. In het voorwoord bij haar Herinneringen schrijft prof. mr dr J. (Jacques) Oppenheim, gewezen hoogleraar staats- en administratief recht aan de Rijksuniversiteit Groningen en Leiden, lid van de Raad van State, en neef van Aletta Jacobs: 'In den langen bangen strijd voor het algemeen kiesrecht der vrouw hier te lande, heeft dr. Jacobs het leeuwenaandeel gehad en haar wilskracht is het vooral geweest die de vrouw het stembiljet in handen heeft gegeven.'1 Zij is de eerste vrouw in Nederland die als arts is afgestudeerd en gepromoveerd, en wel aan de Rijksuniversiteit Groningen2. Tijdens haar leven en werk stuitte zij op allerlei belemmeringen om zich, net als de man, vrijelijk te ontplooien en een onafhankelijk bestaan op te bouwen. Zo kwam zij ertoe om uiteindelijk haar artsenpraktijk vaarwel te zeggen en zich met niet aflatende ijver in te zetten voor verbetering van de positie van de vrouw, onder meer door de verwezenlijking van het algemeen kiesrecht voor vrouwen in Nederland. In haar rijke leven heeft zij zich niet tot deze strijd beperkt, maar zette zij zich ook in voor andere zaken. Zo introduceerde zij het pessarium occlusivum als middel om ongewenste zwangerschap tegen te gaan en was ze betrokken bij de oprichting van de Nieuw Malthu- siaansche Bond in Nederland. Ook bond ze de strijd aan tegen de reglementering van de prostitutie. Ze gaf voorlichting over hygiëne om kindersterfte en ziekte tegen te gaan, voerde actie om winkelmeisjes gedurende werktijd te laten zitten, omdat het langdurig staan bij hen medische afwijkingen veroorzaakte. In 1915, terwijl de Eerste Wereldoorlog in alle hevigheid woedde, kreeg ze het voor elkaar om in Nederland een internationale vrouwenvredesconferentie te organiseren waaraan vrouwen uit alle oorlogvoerende landen deelnamen en waaruit de Women's International League for Peace and Freedom (WILPF) 1 Aletta Jacobs, Herinneringen, Oorspronkelijke uitgave Amsterdam, 1924, Sun reprint, Nijmegen, 1978, Voorwoord. 2 Veel kennis heb ik geput uit de omvattende biografie van Mineke Bosch, Een onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid, Aletta Jacobs 1854-1929, Amsterdam 2005, hier: 53 e.v., alsmede uit: Inge de Wilde, Nieuwe deelgenoten in de wetenschap, vrouwelijke studenten en docenten aan de rijks- universiteit Groningen 1871-1919, Groningse Historische Reeks, nr 16, Assen 1998, hier: 40 e.v. 81 GROM (2017) online publication GROM XXXIV (2017) SASSEN is voortgekomen.3 In dit artikel beperk ik mij tot haar invloed op de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Een hommage aan deze bijzondere vrouw, honderd jaar na de invoering van het algemeen mannenkiesrecht, waarbij tevens de belemmeringen voor het vrouwenkiesrecht uit de grondwet zijn geschrapt, is dan ook op zijn plaats. Hieronder volgt eerst een korte historische terugblik op de ontwikkeling van het kiesstelsel in Nederland, alvorens wij ingaan op de strijd voor het vrouwenkiesrecht en de rol van Aletta Jacobs daarbij. De grondwet van 1814 Na een periode van Franse overheersing waarbij Nederland uiteindelijk ingelijfd werd bij het Franse keizerrijk onder Napoleon Bonaparte, herrees ons land in 1813 als een zelf- standige, gedecentraliseerde eenheidsstaat, een constitutionele monarchie met een soeve- rein vorst, later koning, aan het hoofd. Willem I nam de regering op zich 'onder de waar- borging eener wijze constitutie welke Uwe Vrijheid tegen volgende mogelijke misbruiken verzekert', zo beloofde hij tijdens zijn inhuldiging in Amsterdam eind 1813 aan het Neder- landse volk. Die grondwet kwam er in 1814. Een ingewikkeld systeem van lokaal en pro- vinciaal standenkiesrecht maakte dat slechts een zeer beperkt aantal mannen het kiesrecht bezat en/of gekozen kon worden. Provinciale Staten kozen de leden van de Staten-Gene- raal die blijkens de grondwet van 1814 uit slechts één Kamer bestond. Van vrouwenkies- recht, laat staan van algemeen kiesrecht, was geen sprake. De grondwet van 1815 De grondwet van 1814 moest in 1815 alweer worden herzien in verband met de versmel- ting van Nederland en België tot één koninkrijk. In 1815 werd aan de bestaande Kamer die volgens het systeem van 1814 door de Staten der Provinciën werd gekozen, een nieuwe Kamer toegevoegd, die de naam van Eerste Kamer zou dragen. De leden werden door de koning voor het leven benoemd en gekozen uit 'hen die door diensten aan den Staat bewe- zen, door hunne geboorte of gegoedheid onder de aanzienlijksten van den lande behooren'. De reeds in de grondwet van 1814 ingestelde Kamer zou verder als Tweede Kamer door het leven gaan. 3 Inge de Wilde, 'Aletta Jacobs als grand old lady', in: Hollands Maandblad, jrg. 1989 (494-505). In 1915 heette de organisatie Internationaal Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede. In 1919 werd in Zürich de naam gewijzigd. 82 GROM (2017) online publication GROM XXXIV (2017) ALETTA JACOBS EN HET VROUWENKIESRECHT De grondwet van 1840 In 1830 scheidden de Belgen zich weer van Nederland af, waardoor Koning Willem I de helft van zijn pas verworven koninkrijk verloor. Het zou tot 1840 duren voordat de grond- wet aan deze nieuwe feitelijke toestand werd aangepast. Behalve een halvering van het aantal leden in beide Kamers bracht de grondwet van 1840 inhoudelijk geen verandering in het kiesstelsel. Wel werd de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid grondwettelijk vastgelegd (art. 75 GW 1840), als gevolg waarvan voortaan alle Koninklijke Besluiten moesten worden medeondertekend (contraseign) door een of meer ministers (art. 76 GW 1840). De grondwet van 1848 Evenals aan het einde van de achttiende eeuw en in 1830, was er in 1848 opnieuw sprake van een revolutionaire toestand in Frankrijk, in een aantal Duitse staten en Zuid-Europa: zij maakte de in 1840 aangetreden Koning Willem II naar eigen zeggen, in één nacht van 'très conservatif', tot 'très libéral'4. Willem II vreesde voor het verlies van het restant van zijn koninkrijk als hij niet onmiddellijk vèrgaande hervormingen zou toestaan. Buiten zijn ministers om benoemde hij een commissie onder voorzitterschap van mr J.R.Thorbecke, toen hoogleraar te Leiden, die een grondwetsherziening moest voorbereiden. Binnen een paar weken lag er een nieuw voorstel ter aanbieding aan de Koning gereed.5 Nadat de regering in de voorstellen van de Commissie-Thorbecke nog wijzigingen had aangebracht, werden deze bij de Tweede Kamer ingediend en op 19 augustus 1848 door haar aanvaard. Op 11 oktober 1848 stemde ook de Eerste Kamer daarmee in. De benoe- ming van een aantal nieuwe senatoren, voorafgaande aan de uiteindelijke stemming, als- mede de druk die Koning Willem II op de leden der Eerste Kamer uitoefende, zullen daaraan niet geheel vreemd zijn geweest.6 Gefluisterd werd ook dat Willem II zelf onder 4 Jeroen van Zanten, Koning Willem II, 1792-1849, Amsterdam 2013, 554. 5 In 1839 had Thorbecke zijn Aanteekening op de Grondwet, (Amsterdam 1839) gepubliceerd, zijn eerste bijdrage aan het publieke debat tot wijziging van de grondwet van 1815, waarvan binnen enkele maanden een kleine 1.000 exemplaren waren verkocht. In 1840 publiceerde hij zijn 'Proeve van herziening der Grondwet volgens de Aanteekening' (Leyden, 1840). Als lid van de dubbele Tweede Kamer die over de grondwetsherzieningvoorstellen van 1840 moest beslissen, stemde hij tegen alle voorstellen die van regeringswege waren ingediend 'wegens ongenoegzaamheid'. In 1844 diende hij samen met 8 andere Kamerleden een voorstel tot grondwetsherziening in, het zgn. 'Voorstel der Negenmannen', dat uiteindelijk echter niet in behandeling is genomen. Hij had dus al enige jaren voorwerk verricht en wist precies welke herzieningen hij doorgevoerd wilde zien. 6 G.A.M. Beekelaar, 'Tussen twee revolutiejaren, de Eerste Kamer van 1830 tot 1848', in: A. Postma (red.): Aan deze zijde van het Binnenhof, Gedenkboek ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van de eerste Kamer der Staten-Generaal, 's-Gravenhage 1990, 128 e.v. 83 GROM (2017) online publication GROM XXXIV (2017) SASSEN druk van afpersers gedwongen werd de voorstellen zo snel mogelijk door de Kamers te loodsen.7 De grondwet van 1848 zou in 1887 pas weer gewijzigd worden. De grondwetsherziening van 1848 betekende een forse inperking van de macht van de Koning ten gunste van zijn ministers en van de Staten-Generaal. Hoewel er van algemeen kiesrecht, laat staan van vrouwenkiesrecht nog geen sprake was, opende zij toch de moge- lijkheid tot een begin van democratisering van de volksvertegenwoordiging. De Tweede Kamerleden werden namelijk voor het eerst rechtstreeks gekozen (actief kiesrecht) via een districtenstelsel door meerderjarige Nederlanders die in het volle genot van hun burger- lijke en burgerschapsrechten waren en aangeslagen werden in de belastingen van een be- paalde hoogte (censuskiesrecht). Om tot lid van de Tweede Kamer te kunnen worden gekozen (passief kiesrecht) moest men Nederlander zijn, minimaal 30 jaar oud en eveneens in het volle genot van zijn bur- gerlijke en burgerschapsrechten. Ook de leden van Provinciale Staten en gemeenteraden werden volgens het censuskiesrecht gekozen. Hiermee was het standenkiesrecht afgeschaft en hoewel het aantal kiesgerechtigden nog steeds beperkt was, kon in beginsel eenieder die aangeslagen werd voor een bepaalde som in de directe belastingen het kiesrecht verkrijgen. Thorbecke had in 1844 reeds voorzien dat het loslaten van het standenkiesrecht uiteindelijk zou leiden tot algemeen kiesrecht: 'Dat het beginsel van algemeen stemrecht in de Staatsgeschiedenis onzer eeuw ligt, schijnt even onmiskenbaar als dat zij het gestadig, schoon trapsgewijze, tracht te verwezenlijken. Het is juist wat dezen tijd van den vorige onderscheidt. Bijzondere personen zijn tevens en van zelfs publieke personen, regerende tevens en geregeerd, onderdanen tevens en wetgevers, op grond niet van bijzondere hoedanigheden, maar van hunne algemeene betrekking tot het geheel.'8 Aan kiesrecht voor vrouwen zal ook Thorbecke overigens niet hebben gedacht. De kieswet van 1850 stelde nadere regels ter uitvoering van de artikelen 76 e.v. GW 1848. Noch de grondwet van 1848 noch de kieswet van 1850 sloot met zoveel woorden het kiesrecht voor vrouwen uit.