De Verwerving Van Een Morfologisch Proces: Nederlandse Meervoudsvorming
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De verwerving van een morfologisch proces: Nederlandse meervoudsvorming WIM ZONNEVELD* Abstract This paper addresses the issue of the acquisition of the Dutch plural, against the background of the Pinker-Marcus-Clahsen dual route model for the analysis of morphological processes in natural languages. The Dutch case is special in that two suffixes seem to meet all criteria for the default plural suffix; these suffixes are phonologically conditioned, but cannot be derived from a single underlying phonological form. It may be argued that Dutch is a half- way house between English (phonologically conditioned suffix forms, derivable from a sing- le underlying form) and German (no single majority suffix). Data gleaned from a large sing- le child acquisition file (longitudinal, focusing on 1;5-2;2) support these ideas about Dutch. Moreover, crucial aspects of the pluralization system seem to be acquired at a stage earlier than hitherto suspected, giving phonological constraints the opportunity to affect the ear- liest stages. The paper winds up speculating briefly on a constraint-based interpretation of the Dutch situation. • 1 Inleiding Dit artikel behandelt de verwerving van meervoudsvorming in het Nederlands. Deze onderwerpskeuze bevat drie aparte elementen: meervoudsvorming, het Nederlands en ver- werving. In deze inleiding wordt uitgelegd waarom het de moeite waard is deze drie ele- menten in samenhang te bespreken. Dit zal gebeuren tegen de achtergrond van het ‘dual- route-model’ zoals ontwikkeld in recent werk van Pinker (Pinker 1991, 1994, 1999) en anderen. In het eigenlijke artikel worden verwervingsfeiten uit een Nederlands corpus besproken om te zien hoe die geïnterpreteerd kunnen worden met gebruikmaking van dit model. In recente publicaties van Pinker (zie boven) en een aantal andere taalkundigen (zie beneden) is betoogd dat meervoudsvorming uitstekend kan dienen als illustratie van het dual-route-model voor de werking van morfologische processen in natuurlijke talen. De * Adres van de auteur: Wim Zonneveld, Onderzoeksinstituut voor Taal en Spraak (UiL-OTS), Trans 10, 3512 JK Utrecht. E-mail: [email protected]. Dit artikel werd gepresenteerd als lezing op de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg in april 2003; voor op- en aanmerkingen ben ik dank verschuldigd aan het publiek aldaar, vooral aan Ben Hermans. Verder aan Jan Don, en aan de volgende leden van de Themagroep Fonologie & Morfologie van het UiL-OTS te Utrecht: Elise de Bree, Annemarie Kerkhoff, Brigit van der Pas, Mieke Trommelen, en vooral René Kager en Judith van Wijk. En aan twee anonieme lezers voor Nederlandse Taalkunde. Nederlandse Taalkunde, jaargang 9, 2004-1 1 WIM ZONNEVELD voorbeeldtalen in dit werk zijn het Engels en het Duits. Schematisch gezien kan meer- voudsvorming in het Engels worden weergegeven als in (1a) (hieronder). De regelmatige meervouden in het Engels (statistisch gezien het overgrote deel in elk gegeven corpus) worden via een ‘productieve’ morfologische regel gevormd met het basissuffix /-z/ (Halle 1961, Katamba 1989:80vv., Spencer 1996:49vv.), dat in de fonetische vorm [-z] voorkomt in meervouden als dog-s, pistol-s en marathon-s; verder met stemassimilatie tot [-s] in dock- s, robot-s en paragraph-s; en met vocaalinsertie na sisklanken in badg(e)-es, ambush-es en albatross-es. Er is een aantal groepjes onregelmatige meervouden, vertegenwoordigd door gevallen als ox-en, child-r-en, (wo)men, live-s, feet, sheep, nucle-i, criteri-a, analys-es, etc. In lijn met het adagium van Bloomfield (1933:274) dat het lexicon “[is] a list of basic irregulari- ties” worden deze laatste gevallen in het lexicon van het Engels opgenomen, naast de enkelvouden. Schematisch gezien kan meervoudsvorming in het Duits worden weerge- geven als in (1b). Er is hier geen suffix dat de meerderheid van de bestaande zelfstandige (1)(a) Engels /-z/ onregelm. (1)(b) Duits ‘speciaal’: -s (1)(c) Nederlands -en -s onregelm. naamwoorden onder zijn hoede neemt (Köpcke 1988). Er is een hele reeks manieren van meervouden maken, die elk horen bij een eigen groep naamwoorden: (die) Daumen, Müt- ter, Hund-e, Küh-e, Kind-er, Bär-en, Strasse-n, Kris-en, Auto-s, etc. Toch wordt door Pinker (zie Pinker 1999:hoofdstuk 8, mede gebaseerd op Wiese 1996, Marcus e.a. 1995 en Clahsen e.a. 1997) één van de Duitse suffixen als ‘speciaal’ aangewezen, omdat dit suffix een bij- zondere eigenschap heeft: het verschijnt als er geen suffix beschikbaar is terwijl de omstandigheden er wel om vragen; het suffix -s wordt gebruikt bij eigennamen (die Bäc- ker-s), merknamen (Renault Elf-s), afkortingen (Lok-s), acroniemen (GmbH-s), woordver- wijzingen (3 Mann-s auf seite 14), etc. De technische term die in het dual-route-model wordt gebruikt voor een suffix met deze eigenschappen, is de default: alle meervouden zijn opgenomen in het lexicon, behalve de meervouden die gemaakt worden met het default suffix, hetzij systematisch (Auto-s) hetzij incidenteel (Bäcker-s). Deze default meervouden zijn de enige die worden afgeleid met een morfologische regel.1 Ook het Engels heeft een default suffix, maar hier ligt de situatie eenvoudiger, het suffix /-z/ met zijn drie fonolo- gisch bepaalde vormen is de default: the Child-s (eigennamen), SOB-s (afkortingen), chef-s 1 In een kritisch-sympathiserende bespreking van Pinker (1999) betwijfelt Wasow (2001) op empirische gron- den of -s fungeert als het exclusieve default-suffix voor het Duits; zie ook paragraaf 2 beneden. 2 De verwerving van een morfologisch proces (leenwoorden), life-s (speciale betekenissen: ‘biografie’), 3 man-s on p.14 (woordverwijzin- gen), etc. In het dual-route-model wordt de default in feite als het ‘ongelimiteerde’ suffix gezien: het wordt toegevoegd als er geen gelexicaliseerd meervoud voorhanden is (omdat het niet in het lexicon zit, of omdat het überhaupt (nog) niet beschikbaar is). Schematisch: (2) LEXICON ⇒ MORFOLOGISCHE ⇒ OUTPUT COMPONENT lexicaal ongeconditioneerd meervoud default meervoud Een gelexicaliseerde (niet-default) meervoudsvorm kan altijd direct uit het lexicon wor- den gehaald, waar hij ligt opgeslagen voor gebruik. Het corresponderende enkelvoud van- zelfsprekend ook, en er moet worden voorkomen dat dat in de morfologische component alsnog een default-meervoud kan worden. Dat gebeurt door een universeel mechanisme dat blocking heet: als een vorm al in het lexicon beschikbaar is, wordt hij niet ook nog eens morfologisch gebouwd. (Dit is hetzelfde mechanisme dat ervoor zorgt dat het bestaan van het lexicale item dief het vormen van *steler blokkeert; zie verder bijv. Aronoff 1976:37vv. en Kiparsky 1982). Default meervouden als het Engelse dog-s en Child-s, en het Duitse Auto-s en Bäcker-s zijn niet lexicaal beschikbaar, en worden in de morfologische component gevormd. De situatie in het Nederlands is potentieel interessant omdat het eigenschappen van het Duits en het Engels mengt: zie schematisch (1c). Er is net als in het Duits geen duide- lijk enkel suffix dat de meerderheid van de gevallen voor zijn rekening neemt. Er zijn net als in het Engels kleine groepjes onregelmatige meervouden van twee typen, zoals die opgesomd in (3): (3) (i) promovend-i, muse-a, colleg-ae, lemma-ta, cris-es, lunch-es (ii) koe-i-en, vloo-i-en, kind-er-en, ei-er-en, da[:]k-en, slo[:]t-en De meervouden in (3i) representeren groepjes van vreemde herkomst die hun oorspron- kelijke meervoud (of iets wat daarop lijkt) hebben behouden; die in (3ii) gebruiken het suffix -en, met steeds een eigenaardigheid: overgangsklank, ‘dubbel’ meervoud, klinker- verlenging. Geen van deze manieren van meervoudsvorming is – in traditionele termen – productief, en geen ervan gedraagt zich zodanig dat hij een kandidaat-default zou kunnen zijn. Net als in het Engels is er een grote ruimte voor ‘regelmatige’ meervouden, waarvoor twee uitgangen beschikbaar zijn: -en en -s; de keuze hiertussen is ook fonologisch gecon- ditioneerd. Drie fonologische condities springen er voor het Nederlands uit (Van Haerin- gen 1947, Trommelen 1985, De Haas en Trommelen 1993): het zogenaamde ‘ritmische principe’ en twee segmentele regels. Representatieve gegevens staan in (4): (4) (i) dier-en, barák(k)-en, kolóm(m)-en, artisjók(k)-en, rivíer-en, ledikánt-en vs. lépel-s, bézem-s, nuánce-s, cláxon-s, róbot-s, léxicon-s, lúcifer-s; 3 WIM ZONNEVELD (ii) gnoe-s, ski-s, túba-s, dictée-s, buréau-s, kolónie-s, avocádo-s, dóminee-s, búngalow-s, prostituée-s; (iii) kers-en, vis(s)-en, hárnas(s)-en, álbatros(s)-en, kolós(s)-en, forénz-en, paléiz-en, abrikóoz-en, róbbedoez-en. De twee reeksen meervouden in (4i) illustreren het ritmisch principe: bij de keuze tussen -en en -s speelt klemtoon een rol; na een beklemtoonde lettergreep volgt -en, na een onbe- klemtoonde volgt -s. De vormen in (4ii) illustreren dat woorden die op een klinker eindi- gen een sterke voorkeur hebben voor -s (hoewel soms het ritmisch principe interfereert: kolónie-s vs. industríe-en); en die in (4iii) dat woorden die zelf op een sisklank eindigen, -en in het meervoud nemen. Regels (i) en (ii) zijn sterke tendenzen met nogal wat uitzonde- ringen en subregelmatigheden; (iii) is tamelijk hard.2 In tegenstelling tot het Engels heeft niemand ooit de euvele moed gehad -en en -s af te leiden van dezelfde onderliggende vorm,3 wat de vraag naar het Nederlandse default meervoudssuffix uitermate interessant maakt. In een kleine hoeveelheid literatuur is daar tot nu toe aandacht aan besteed, met als geopperde mogelijkheid dat het gehele Neder- landse systeem onregelmatig is (zoals door Clahsen e.a. (1997), zie ook het literatuur- overzicht in Baayen e.a. 2002:64). Pinker en Prince (1991:242) en Baayen e.a. (idem:64- 71,80) beargumenteren echter dat het Nederlandse -en/-s-systeem als zodanig productief is resp. default-achtige eigenschappen heeft. De laatstgenoemden observeren dat – na nonsenswoorden -en en -s allebei voorkomen: snarp-en, tars-en, krílgem-s; – na eigennamen -en en -s allebei voorkomen: de Neit-en, de Levelt-s; – -en en -s allebei voorkomen na gewoonlijk niet-geïnflecteerde woorden: maar-en, binnen-s; – -en en -s allebei voorkomen na acroniemen: HAVO-s, KUB-(b)en; – recente leenwoorden veelal -s nemen, maar die uitgang vaak al in de brontaal hebben: tram-s, computer-s; etc.