2007-2008 blauwe zaal do 24 april 2008 olv. 2007-2008 Bach wo 14 november 2007 Koor & Orkest Collegium Vocale Gent olv. Philippe Herreweghe za 15 december 2007 Freiburger Barockorchester & Collegium Vocale Gent olv. do 24 april 2008 La Petite Bande olv. Sigiswald Kuijken Bach

La Petite Bande Sigiswald Kuijken muzikale leiding sopraan Petra Noskaiová mezzo tenor bas

Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Cantate ‘Es ist euch gut, dass ich hingehe’, BWV108 20’ Pictogrammen DeSingel AUDIO gelieve uw GSM uit te schakelen Cantate ‘Wahrlich, wahrlich, ich sage euch’, BWV86 18’ Cantate ‘Sie werden euch in den Bann tun’, BWV44 22’

pauze De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Himmelfahrtsoratorium reageer ‘Lobet Gott in seinen Reichen’, BWV11 32’ & win

Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen.

Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be

foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in rode en/of blauwe zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes

Hotel Ramada Plaza Antwerp (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) inleiding door Dirk Moelants, 19.15 uur, kleine zaal > Restaurant HUGO’s at Ramada Plaza Antwerp begin 20.00 uur open van 18.30 tot 22.30 uur pauze omstreeks 21.05 uur > Gozo-bar einde omstreeks 22.00 uur open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur teksten programmaboekje Dirk Moelants deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket coördinatie programmaboekje deSingel Bachs Hemelvaart Hemelvaart is het kantelmoment in de periode tussen Pasen en Pinksteren. Hoewel deze dag in de christelijke traditie doorgaans minder belangrijk wordt geacht dan de twee laatstgenoemde feestdagen, is het toch een moment dat tot de verbeelding spreekt. Het is in elk geval een feestdag die met tegenstrijdige gevoelens geassocieerd wordt: de rouw om het verlies staat tegenover de vreugde voor de ter hemelopneming. Ook in de werken van Bach die met Hemelvaart en de periode eromheen geassocieerd zijn, vinden we deze dualiteit terug: feestelijkheid naast ingetogenheid, vreugde naast verdriet. Op het programma staan drie cantates die geschreven werden voor respectievelijk de vierde, vijfde en zesde zondag na Pasen (Hemelvaart valt tussen de vijfde en de zesde) en één ‘cantate’ die voor Hemelvaart zelf bestemd was en eigenlijk geen echte cantate is, maar een - misschien wat kort uitgevallen - oratorium.

Het in Berlijn bewaarde handschrift van de ‘cantate’ BWV11 ‘Lobet Gott in seinen Reichen’ draagt de duidelijke titel ‘Oratorium Festo Ascensionis Christi’. Dat het in feite een oratorium is, blijkt ook uit de aanwezigheid van een verteller of evangelist, zoals in de grote passies. Dit werk, dat gecreëerd werd op 19 mei 1735 vormt eigenlijk het eindpunt van een grote cyclus van werken rond ‘het leven van Christus’ die Bach realiseerde in 1734-35 en die begon met de zes cantates van het Kerstoratorium (BWV248), eveneens een werk dat op de grens van de cantate en het oratorium ligt. Het is bekend dat Bach voor deze cyclus grotendeels gebruik maakte van bestaand materiaal. Zo is ook een belangrijk deel van het materiaal van het Hemelvaartsoratorium waarschijnlijk afkomstig van verloren gegane, wereldlijke cantates. Hoewel de muziek ervan dus niet bekend is, kan men via een analyse toch afleiden dat er gewerkt wordt met ontleend materiaal, bijvoorbeeld door een wat geforceerde zetting van de woorden, met soms onlogische accenten en uitgebreide versieringen op minder belangrijke woorden. Vervolgens kan men op zoek gaan naar teksten waarvan men weet dat ze door Bach gebruikt zijn en ze gaan vergelijken met de muziek, en dan met name met de metrisch-ritmische structuur ervan. Een mogelijke bron voor dit werk zou de verloren gegane cantate ‘Froher Tag’ zijn, een gelegenheidswerk dat werd uitgevoerd bij de reconstructie van de Thomasschule in 1732. Het metrum van dit werk past perfect bij de tekst die hiervoor gebruikt werd, de tekstzetting is echter niet ideaal. Daarom dat men nu eerder denkt dat Bach uit twee verschillende seculiere cantates heeft geput. De sopraanaria zou terug te brengen zijn tot de huwelijkscantate ‘Auf, süß entzückende Gewalt’ uit 1725 op een tekst van Gottsched en het openingskoor op een verjaardagscantate uit 1726 op tekst van Christoph Friedrich Henrici (beter bekend als Picander). Ook het slotkoor is waarschijnlijk ontleend aan verloren gegaan materiaal, maar het origineel kon nog niet geïdentificeerd worden. Bach zal trouwens ook het materiaal uit dit werk later nog hergebruiken, zo vinden we een (ingekorte) bewerking van de altaria ‘De mystieke kelder en Christus in de gloria’. Schilderij van Marco dal Pino, ca. 1571 ‘Ach, bleibe doch, mein liebstes Leben, ach, fliehe nicht so bald von mir’ terug in © Pianeta Immagine het Agnus Dei uit de ‘H-moll Messe’. De globale structuur van het werk is ongebruikelijk, met aan het begin en het einde gepubliceerd in haar boek ‘Versuch in gebundener Schreibart’. Eén element dat grote koordelen en in het midden een koraal. In beide helften vinden we slecht één deze drie cantates gemeen hebben, is het feit dat ze niet met een koor beginnen, aria, in beide gevallen geflankeerd door verschillende recitatieven.H et grootste maar wel met een aria (of een duet in één geval). Op het eerste zicht lijkt het dat deel van de teksten van de recitatieven is afkomstig uit het Nieuwe Testament, Bach het koor wat wil ontzien, mogelijk na de zware inspanningen van de Goede vooral uit het evangelie volgens Lucas en de ‘handelingen der apostelen’ en Week en Pasen. Daar staat tegenover dat er technisch moeilijke passages een klein stukje uit het evangelie volgens Marcus. Deze worden, net als in de voorkomen... misschien een argument om te pleiten voor een solistische passies, steeds gereciteerd door een tenor met ‘secco’ continuobegeleiding. bezetting. De teksten van de aria’s zijn niet bijbels en de tekstdichter is ook niet gekend. De instrumentatie is feestelijk met drie trompetten, pauken, twee traverso’s en twee De cantate ‘Wahrlich, wahrlich, ich sage euch’ biedt tekstueel veel hobo’s ter aanvulling van het ‘klassieke’ strijkorkest met continuo. dramatische mogelijkheden, waarin de gevoelens van wreedheid en foltering van het begin, via de weg naar de hemel leiden tot troost. Structureel is ze nauw In het openingskoor worden reeds alle registers opengetrokken in een polyfone verwant met de cantata ‘Wo gehest du hin?’ (BWV166) die een week eerder ouverture waarin de intocht van Jezus in de hemel bezongen wordt in een gecreëerd werd en dezelfde structuur heeft. Zo vangen beide cantates aan gavotte-achtig metrum. met de ‘vox Christi’, steeds verklankt door de bas, net als de Christus in de De sopraanaria ‘Jesu, deine Gnadenblicke’ heeft een zogenaamde ‘bassetchen’- passies. In deze cantate spreekt Jezus: “Wahrlich, wahrlich, ich sage euch” in textuur, dit wil zeggen dat de basso continuo vervangen wordt door een een fugatische beweging, in de heldere, positieve toonaard mi-groot. De erop begeleiding in een hoger register. Dit geeft een erg etherisch karakter, het drijft volgende altaria plaatst een kanttekening bij de belofte uit de opening: geen rozen als het ware de luisteraar naar de hoogte, naar de hemel, op het ritme van een zonder doornen,... al zullen we ons verwonden aan de doornen, toch moeten menuet. Ook in het slotkoor wordt dan de hele instrumentatie ingezet. In dit deel we in de Heer blijven geloven. De prikken van de doornen vinden we terug in de werkt Bach met een koraal dat gebaseerd is op het volkslied ‘Ich ging einmal ornamentatie van de virtuoze solo-vioolpartij. De sopraan zingt vervolgens een spazieren’, met religieuze tekst wordt dat ‘Von Gott will ich nicht lassen’. Een tekst uit de hymne ‘Kommt her zu mir, spricht Gottes Sohn’ in een sobere stijl met stilistische eigenaardigheid hier is dat Bach erin slaagt om, bijna onopgemerkt, weinig versieringen en begeleid door twee oboe d’amore’s. Dan zingt de tenor na twee toonaarden te combineren. Het koraal staat namelijk in mi-klein, terwijl een secco recitatief alle twijfel weg: ‘Gott hilft gewiß’, wordt de luisteraar herhaald het orkest zich voornamelijk in re-groot beweegt. Ook hier kan men weer een ingeprent, immers, is twijfel niet het machtigste wapen van satan.... Het werk symbolische betekenis geven. Enerzijds wijst het op de dualiteit van de vreugde eindigt met een eenvoudige koraalzetting waarvan de tekst afkomstig is uit de van de hemelvaart tegenover het verdriet om het afscheid, anderzijds is het ook hymne ‘Es ist das Heil uns kommen her’. een voorafspiegeling van het verschijnen van de heer ‘op de wolken’ bij het laatste oordeel. In tegenstelling tot de heldere, ‘positieve’ toonaarden met veel kruisen, duiken we in ‘Sie werden euch in den Bann tun’ (BWV44, niet te verwarren De drie andere cantates dateren uit de eerste jaren van Bach in Leipzig. Vanaf met de gelijknamige cantate BWV183) in toonaarden met 2 tot 4 mollen, dus het moment dat hij werd aangesteld als Thomascantor begon hij cantates te duidelijk aan de ‘donkere’ kant van het spectrum. Het thema is hier dan ook de schrijven voor elke zondag en kerkelijke feestdag. Twee van de drie cantates excommunicatie, het ‘bannen uit de synagoge’. Hoewel de thematiek niet meer komen uit de eerste volledige jaarcyclus (1723-24): ‘Wahrlich, wahrlich, ich sage aansluit bij onze leefwereld, is het toch bewonderenswaardig hoe Bach zich euch’ (BWV86) ging in première op 14 mei 1724 de vijfde zondag na Pasen (de doorheen de contrasterende delen een weg weet te banen: het werk start met zondag vóór Hemelvaart) ook wel ‘rogate’-zondag genoemd, een benaming die een duet van tenor en bas met een wat grimmige sfeer. Dit leidt onmiddellijk naar haar oorsprong vindt in het bidden voor een succesvolle groei van de gewassen een contrapuntisch koordeel met veel dramatiek. De alt gaat dan in duet met de die in deze periode aangeplant worden. ‘Sie werden euch in den Bann tun’ hobo in een droevige aria. Vervolgens wordt een koraal gezongen, enkel door de (BWV44), ging een week later in première, dus op de zesde zondag na Pasen, tenor met continuobegeleiding en een recitatief van de bas met karakteristieke de zondag na Hemelvaart. De derde cantate ‘Es ist euch gut, dass ich hingehe’ chromatiek waarin gewaarschuwd wordt voor de antichrist. Met de sopraanaria (BWV108), dateert van de tweede jaargang cantates en ging in première op is de stemming echter volledig omgeslagen en breekt de vrolijke zonneschijn 29 april 1725, de vierde zondag na Pasen. Bach had kort voor Pasen echter zijn door in een aria gekenmerkt door melismatische toonschildering en een gavotte- librettist verloren. Dit bracht hem tot een samenwerking met Christiane Mariane achtig ritme. Opnieuw eindigt de cantate met een koraal. von Ziegler, één van de eerste vrouwelijke dichteressen die zich een plaats wist te veroveren binnen de Duitse literatuurwereld. Bach zou in deze periode een In ‘Es ist euch gut, dass ich hingehe’ is het thema de Heilige Geest die Jezus negental libretti van haar gebruiken, waarvan de teksten horen bij de beste die naar zijn leerlingen en naar alle gelovigen zal zenden na zijn hemelvaart. Dit idee Bach op muziek zette. Ze werden trouwens in 1728 in een aangepaste versie van komen en gaan vinden we terug in een soort van Leitmotiv, het ‘stapmotief’ dat we horen als gelijkmatige, herhalende ‘schreden’ in de bas. De cantate begint dan ook met een passage uit het evangelie van Johannes waarin Christus zijn vertrek aankondigt. Het is in feite een basaria, maar staat niet als aria aangeduid aangezien het Jezus zelf is die hier aan het woord is, in een rustige, voorname wijze. Hierop volgt een tenoraria die een antwoord geeft, in beide delen horen we het contrast tussen de herhalende ‘stappen’ van de bas en de vloeiende lijnen van de zang en de melodie-instrumenten. Na een secco-recitatief volgt dan het centrale koorgedeelte, dit is geschreven in motetstijl, waarbij de instrumenten de stemmen verdubbelen. De beweging is opgebouwd uit drie fugatische secties, waarin achtereenvolgens de bas, de tenor en de alt het voortouw nemen. De uitwerking is erg complex, met een grote densiteit en vaak grote intervalsprongen. Terwijl het vertrouwen in de Heer hier met veel overtuiging wordt uitgezongen, keert hij in de altaria die erop volgt terug naar een intieme, individuele beleving. Muzikaal brengt Bach hier allerlei motieven en ideeën samen die in de vorige bewegingen aan bod kwamen. De cantate eindigt met een slotkoraal op tekst van Paul Gerhardt, dat in mineur staat, waarmee deze cantate één van de (slechts) drie is waar Bach in een andere modus eindigt dan waarin hij begint.

‘De Drieëenheid met gestorven Christus’. Schilderij van Ludovico Caracci, ca. 1590 © M. Sarri Cantate ‘Wahrlich, wahrlich, ich sage euch’, BWV86 Cantate ‘Es ist euch gut, dass ich hingehe’, BWV108 tekst: onbekende dichter; 1. Johannes 16,23; 3. Georg Grünwald 1530; 6. Paul tekst: Christiane Mariane von Ziegler 1728; 1: Johannes 16,7; 6: Paul Gerhardt 1653 Speratus 1524

Aria (bas) Arioso (bas) Es ist euch gut, dass ich hingehe; Wahrlich, wahrlich, ich sage euch, so ihr den Vater etwas bitten Denn so ich nicht hingehe, Werdet in meinem Namen, so wird er’s euch geben. Kömmt der Tröster nicht zu euch. So ich aber gehe, will ich ihn zu euch senden. Aria (alt) Ich will doch wohl Rosen brechen, Aria (tenor) Wenn mich gleich die itzt Dornen stechen. Mich kann kein Zweifel stören, Denn ich bin der Zuversicht, Auf dein Wort, Herr, zu hören. Dass mein Bitten und mein Flehen Ich glaube, gehst du fort, Gott gewiss zu Herzen gehen, So kann ich mich getrösten, Weil es mir sein Wort verspricht. Dass ich zu den Erlösten Komm an gewünschten Port. Choral (sopraan) Und was der ewig gültig Gott Recitativo (tenor) In seinem Wort versprochen hat, Dein Geist wird mich also regieren, Geschworn bei seinem Namen, Dass ich auf rechter Bahne geh; Das hält und gibt er gwiß fürwahr. Durch deinen Hingang kommt er ja zu mir, Der helf uns zu der Engel Schar Ich frage sorgensvoll: Ach, ist er nicht schon hier? Durch Jesum Christum, amen.

Coro Recitativo (tenor) Wenn aber jener, der Geist der Wahrheit, kommen wird, Gott macht es nicht gleichwie die Welt, Der wird euch in alle Wahrheit leiten. Die viel verspricht und wenig hält; Denn er wird nicht von ihm selber reden, Denn was er zusagt, muss geschehen, Sondern was er hören wird, Dass man daran kann seine Lust und Freude sehen. Das wird er reden; Und was zukünftig ist, wird er verkündigen. Aria (tenor) Gott hilft gewiss; Aria (alt) Wird gleich die Hilfe aufgeschoben, Was mein Herz von dir begehrt, Wird sie doch drum nicht aufgehoben. Ach, das wird mir wohl gewährt. Denn Gottes Wort bezeiget dies: Überschütte mich mit Segen, Gott hilft gewiss! Führe mich auf deinen Wegen, Dass ich in der Ewigkeit Choral Schaue deine Herrlichkeit! Die Hoffnung wart’ der rechten Zeit, Was Gottes Wort zusaget, Choral Wenn das geschehen soll zur Freud, Dein Geist, den Gott vom Himmel gibt, Setzt Gott kein g’wisse Tage. Der leitet alles, was ihn liebt, Er weiß wohl, wenn’s am besten ist, Auf wohl gebähntem Wege. Und braucht an uns kein arge List; Er setzt und richtet unsren Fuß, Des solln wir ihm vertrauen. Dass er nicht anders treten muss, Als wo man findt denS egen. Cantate ‘Sie werden euch in den Bann tun’, BWV44 tekst: onbekende dichter; 1,2: Johannes 16,2; 4. Martin Moller 1587; 7. Paul Fleming 1642

Aria Duetto (tenor, bas) Choral Sie werden euch in den Bann tun. So sei nun, Seele, deine Und traue dem alleine, Coro Der dich erschaffen hat. Es kömmt aber die Zeit, dass, wer euch tötet, wird meinen, er tue Gott einen Es gehe, wie es gehe, Dienst daran. Dein Vater in der Höhe, Der weiß zu allen Sachen Rat. Aria (alt) Christen müssen auf der Erden Christi wahre Jünger sein. Auf sie warten alle Stunden, Bis sie selig überwunden, Marter, Bann und schwere Pein. pauze

Choral (tenor) Ach Gott, wie manches Herzeleid Begegnet mir zu dieser Zeit. Der schmale Weg ist trübsalvoll, Den ich zum Himmel wandern soll.

Recitativo (bas) Es sucht der Antichrist, Das große Ungeheuer, Mit Schwert und Feuer Die Glieder Christi zu verfolgen, Weil ihre Lehre ihm zuwider ist. Er bildet sich dabei wohl ein, Es müsse sein Tun Gott gefällig sein. Allein, es gleichen Christen denen Palmenzweigen, Die durch die Last nur desto höher steigen.

Aria (sopraan) Es ist und bleibt der Christen Trost, Dass Gott vor seine Kirche wacht. Denn wenn sich gleich die Wetter türmen, So hat doch nach den Trübsalstürmen Die Freudensonne bald gelacht. Himmelfahrtsoratorium ‘Lobet Gott in seinen Reichen’, BWV11 tekst: Lukas 24,50-52, Apostelgeschichte 1,9-12, Markus 16,19; 6: Johann Rist 1641; 9: Gottfried Wilhelm Sacer

Coro Luft, Wasser, Feuer, Erden Lobet Gott in seinen Reichen, Muß dir zu Dienste werden. Preiset ihn in seinen Ehren, Rühmet ihn in seiner Pracht; Recitativo (tenor, bas) Sucht sein Lob recht zu vergleichen, Und da sie ihm nachsahen gen Himmel fahren, Wenn ihr mit gesamten Chören Siehe, da stunden bei ihnen zwei Männer in weißen Kleidern, Ihm ein Lied zu Ehren macht! Welche auch sagten: Ihr Männer von Galiläa, Recitativo (tenor) Was stehet ihr und sehet gen Himmels Dieser Jesus, Der Herr Jesus hob seine Hände auf und segnete seine Jünger, Welcher von euch ist aufgenommen gen Himmel, und es geschah, da er sie segnete, schied er von ihnen. Wird kommen, wie ihr ihn gesehen habt gen Himmel fahren.

Recitativo (bas) Recitativo (alt) Ach, Jesu, ist dein Abschied schon so nah? Ach ja! so komme bald zurück: Ach, ist denn schon die Stunde da, Tilg einst mein trauriges Gebärden, Da wir dich von uns lassen sollen? Sonst wird mir jeder Augenblick Ach, siehe, wie die heißen Tränen Verhaßt und Jahren ähnlich werden. Von unsern blassen Wangen rollen, Wie wir uns nach dir sehnen, Recitativo (tenor) Wie uns fast aller Trost gebricht. Sie aber beteten ihn an, wandten um gen Jerusalem von dem Berge, Ach, weiche doch noch nicht! Der da heißet der Ölberg, welcher ist nahe bei Jerusalem Und liegt einen Sabbater-Weg davon, Aria (alt) Und sie kehreten wieder gen Jerusalem mit großer Freude. Ach, bleibe doch, mein liebstes Leben, Ach, fliehe nicht so bald von mir! Aria (sopraan) Dein Abschied und dein frühes Scheiden Jesu, deine Gnadenblicke Bringt mir das allergrößte Leiden, Kann ich doch beständig sehn. Ach ja, so bleibe doch noch hier; Deine Liebe bleibt zurücke, Sonst werd ich ganz von Schmerz umgeben. Dass ich mich hier in der Zeit An der künftgen Herrlichkeit Recitativo (tenor) Schon voraus im Geist erquicke, Und ward aufgehaben zusehends und fuhr auf gen Himmel, Wenn wir einst dort vor dir stehn. Eine Wolke nahm ihn weg vor ihren Augen, Und er sitzet zur rechten Hand Gottes. Choral Wenn soll es doch geschehen, Choral Wenn kömmt die liebe Zeit, Nun lieget alles unter dir, Dass ich ihn werde sehen, Dich selbst nur ausgenommen; In seiner Herrlichkeit? Die Engel müssen für und für Du Tag, wenn wirst du sein, Dir aufzuwarten kommen. Dass wir den Heiland grüßen, Die Fürsten stehn auch auf der Bahn Dass wir den Heiland küssen? Und sind dir willig untertan; Komm, stelle dich doch ein! La Petite Bande Siri Thornhill Het barokorkest La Petite Bande werd in 1972 opgericht door Sigiswald Kuijken, op verzoek van de Sopraan Siri Thornhill begon haar zangstudie in haar geboortestad , Noorwegen, en Duitse platenfirmaH armonia Mundi, om Lully’s ‘Le Bourgeois Gentilhomme’ op te nemen onder vervolmaakte zich later bij Diane Forlano, Rita Dams en aan het Koninklijk leiding van . De orkestbezetting en de naam werden ontleend aan het orkest van Conservatorium in Den Haag. Ze nam deel aan masterclasses bij Christina Deutekom, , Lully zelf aan het hof van Lodewijk XIV. Onder meer door authentieke instrumenten te gebruiken en , Anna Reynolds en Jean Cox. Haar drukke concert - en operacarrière in binnen- en de oude speelwijze in ere te herstellen werd ernaar gestreefd deze muziek, zowel qua interpretatie buitenland omvat repertoire gaande van oude muziek tot hedendaags. Onder leiding van Philippe als qua klankbeeld, zo getrouw mogelijk te laten herleven, zonder daarbij in een strak academisme Herreweghe, Ivor Bolton, Harry Christophers, Thomas Hengelbrock, Michael Schneider, Andreas te vervallen. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling dat La Petite Bande een permanent orkest Spering en Sigiswald Kuijken was ze te horen op internationale festivals, zoals het Händel Festival zou worden, maar het succes van de plaatopnamen was zo groot dat de groep geregeld concerten in Göttingen en Halle, het , Festival de Printemps in Monte Carlo, Luzern ging geven. Na een eerste periode, waarin het accent vooral lag op de Franse barokmuziek (Lully, Festival, Feldkirch Festival, Festival de l’Opera in Beaune en Musica Antiqua in Brugge, met het Campra, Muffat) werd ook het Italiaanse repertoire aangevat (Corelli, Vivaldi e.a.). Daarna kwam als Collegium Vocale, Freiburger Barockorchester, Balthasar Neumann Ensemble, Capriccio Basel, vanzelfsprekend ook het oeuvre van J. S. Bach aan de beurt. De laatste jaren heeft het orkest zich Kölner Kammerorchester en Bayerische Kammerphilharmonie. Siri Thornhill zong in operaproducties ook vaak laten opmerken door zijn veelgeprezen interpretaties van de klassieke meesters (Mozart, van de Komische Oper Berlin, Freiburg Theater en Halle Opera. In 2006 maakte ze haar debuut Haydn). Onder leiding van Gustav Leonhardt of van Sigiswald Kuijken, de vaste dirigent, heeft La als Donna Anna in Mozarts ‘Don Giovanni’ onder Sigiswald Kuijken in Beaune en Brugge. Ze was Petite Bande sinds zijn ontstaan talrijke plaatopnamen gemaakt: opera’s van Rameau en Händel, eveneens te horen in vele premières . Bachs Vioolconcerti (met Sigiswald Kuijken als solist), cantates, de ‘Johannes- en Matthäuspassion’, de ‘Hohe Messe’, het ‘Weihnachtsoratorium’ en het , evenals de Brandenburgse Petra Noskaiová Concerten en de Orkestsuites. Uit het klassieke repertoire werden onder meer opgenomen: het Mezzosopraan Petra Noskaiová legt zich bijna uitsluitend toe op barok- en renaissancemuziek, Requiem, Vioolconcerti en ‘Sinfonie Concertante’ (solisten: Sigiswald Kuijken en ) en de alsook op het hedendaagse repertoire. Ze studeerde zang aan het conservatorium van Bratislava Da Ponte-opera’s ‘Cosí fan tutte’, ‘Don Giovanni’ en ‘Le Nozze di Figaro’ evenals ‘Die Zauberflöte’ van bij Ruena Illenbergova en volgde specialisatiecursussen oude muziek bij Marius Van Altena, Harry Mozart, ‘Die Schöpfung’, ‘Jahreszeiten’ en meer dan twintig symfonieën van Haydn. La Petite Bande van der Kamp en Sigiswald Kuijken. Datzelfde jaar nam ze ook deel aan masterclasses onder leiding neemt op voor Deutsche Harmonia Mundi, Denon, Bayer Records, Accent en Hyperion. La Petite van Sigiswald Kuijken. Zij werkt regelmatig samen met toonaangevende ensembles en uitvoerders Bande wordt structureel gesteund door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van België en van oude muziek, waaronder Musica Aeterna Bratislava, Capella Regia Musicalis, Musica Florea, door de Provincie Vlaams-Brabant. Sinds 1997 is La Petite Bande in residentie in de Stad Leuven. Teatro Lirico, La Petite Bande, , Stephen Stubbs, Sigiswald Kuijken, , Suzie le Blanc, Howard Crook, Barbara Schlick, Paul Elliott. Ze is te horen op verschillende cd- Sigiswald Kuijken opnamen met muziek van Sartorio (Orfeo), J.S.Bach (cantates), Zelenka (Il Serpente di Bronzo), Mozart Sigiswald Kuijken studeerde viool aan de conservatoria te Brugge en Brussel, waar hij bij Maurice (Die Zauberflöte), PeterZ agar (Apocalypsis Ioannis), Liszt (Via crucis), e.a. Tegenwoordig werkt Petra Raskin afstudeerde in 1964. Hij kwam op zeer jonge leeftijd in contact met de oude muziek, samen Noskaiová vooral samen met La Petite Bande (Sigiswald Kuijken) en het . Met hen met zijn broer Wieland. Door zelfstudie maakte hij zich vertrouwd met de specifieke zeventiende- maakte ze opnamen voor Harmonia Mundi, Accent, Radio France, Klara. en achttiende-eeuwse speeltechnieken en interpretatieconventies. Zo introduceerde hij vanaf 1969 de meer authentieke barokvioolspeelwijze waarbij het instrument niet meer onder de kin Christoph Genz geklemd wordt, maar vrij tegen de hals ligt, wat een beslissende invloed heeft op de benadering De tenor Christoph Genz kreeg zijn eerste muzikale opleiding als lid van het in van de vioolmuziek. Deze techniek werd dan ook sinds de vroege jaren zeventig door velen Leipzig. Later studeerde hij muziekwetenschappen aan het King’s College in Cambridge, waar hij overgenomen. Van 1964 tot 1972 was Sigiswald Kuijken lid van het Brusselse Alarius-Ensemble ook lid was van het King’s College Choir. Vervolgens studeerde hij zang bij Hans-Joachim Beyer (met , Robert Kohnen en Janine Rubinlicht) dat over geheel Europa en de Verenigde aan de Musikhochschule van Leipzig. Bij studeerde Christoph Genz Staten concerteerde. Nadien werkte hij in los kamermuziekverband met diverse barokspecialisten, liedinterpretatie. De tenor won reeds enkele grote prijzen op internationale zangwedstrijden, vooral zijn broers Wieland en Barthold, Gustav Leonhardt, Robert Kohnen en verder Anner Bylsma, waaronder de Eerste Prijs op het Concours van Grimsby (1995) en op de Internationale Johann Frans Brüggen, René Jacobs… In 1972 richtte hij, onder impuls van Deutsche Harmonia Mundi en Sebastian Bach-Wedstrijd in Leipzig (1996). Christoph Genz nam deel aan concerten, liederavonden Gustav Leonhardt, het barokorkest La Petite Bande op, waarmee sindsdien talloze concerten en operaproducties in Europa, Afrika en de Verenigde Staten onder leiding van dirigenten als Sir doorheen Europa, Australië, Zuid-Amerika, China en Japan werden gemaakt en een groot aantal , Philippe Herreweghe, Sigiswald Kuijken, Peter Schreier, Helmuth Rilling, Sir John Eliot opnamen werden gerealiseerd voor verschillende firma’s (DeutscheH armonia Mundi, Seon, Accent, Gardiner, Thomas Hengelbrock, en Ludwig Güttler. Daarnaast verleende hij ook Denon). Sinds enkele jaren introduceert Sigiswald Kuijken vanuit een doorgedreven onderzoek zijn medewerking aan talrijke cd-opnamen, o.a. cantates van Bach met Musica Antiqua onder leiding belangrijke vernieuwingen in de uitvoering van de (religieuze) muziek van Bach : géén koor, maar van Reinhard Goebel, de Johannespassie van Bach onder leiding van Ludwig Güttler, ‘Lobgesang’ van een solistisch vocaal kwartet (soms door Bach zelf uitgebreid tot acht zangers), een even slanke Mendelssohn met Helmuth Rilling bij Hänssler en een cd met liederen van Mozart en canzonetten van instrumentale bezetting, een uitgesproken aandacht voor de juiste tekstdeclamatie. Het resultaat Haydn. Christoph Genz is regelmatig te gast op gerenommeerde festivals, zoals de Schubertiade wordt vastgelegd in een twintigdelige cd-reeks met Cantates van J.S. Bach (bij Accent, 2005-2012). Hohenems/Feldkirch, Verbier, Davos, Luzerner Musikfestwochen, Aix-en-Provence. Hij zingt In 1986 richtte hij het Kuijken Strijkkwartet op (met François Fernandez, Marleen Thiers en Wieland bovendien regelmatig liedrecitals in de Alte Oper Frankfurt, het Concertgebouw en Kuijken) dat zich toelegt op de kwartetten en kwintetten van de klassieke periode (met Ryo Terakado Wigmore Hall in Londen. Christoph Genz was een tijdlang verbonden aan het theater van Basel. als eerste altviool). Opnamen van kwartetten en kwintetten van Haydn en Mozart verschenen bij Hij gaf ook verschillende gastoptredens bij onder meer de Opéra de Nancy, Theâtre de Champs- Denon. Van 1971 tot 1996 was Sigiswald Kuijken leraar barokviool aan het Koninklijk Conservatorium in Elysées in Parijs, de Opéra de Lausanne, Teatro alla Scala in Milaan. Sinds het seizoen 2001-2002 is hij Den Haag (Nederland). Sinds 1993 bekleedt hij deze functie aan het Koninklijk Muziekconservatorium verbonden aan de opera van Hamburg. te Brussel. Daarnaast is hij sinds lange tijd een veelgevraagd gastdocent (o.a. London Royal College of Music, Salamanca Universiteit, Siena Accademia Chigiana). Sinds 1998 dirigeert Sigiswald Kuijken bij gelegenheid ook moderne symfonieorkesten in romantisch repertoire (Schumann, Brahms, Mendelssohn). In 2007 ontving Sigiswald Kuijken een eredoctoraat van de KU Leuven. Jan Van der Crabben Jan Van der Crabben werd geboren in Genk in 1964. Na een vooropleiding als pianist bij Aquiles delle Vigne aan de Academie van Etterbeek begon hij zijn zangstudies aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel bij Louis Devos. Hij behaalde er in 1989 een eerste prijs zang met grootste onderscheiding. In 1990 volgde hij privé-zanglessen bij Vera Rosza-Nordell in Londen en behaalde aan de internationale wedstrijd voor oratorium en lied in Clermont-Ferrand de prijs voor beste interpretatie van de Franse mélodie en de prijs voor hedendaagse muziek. Jan Van der Crabben werkte solistisch zowel in binnen- als buitenland, met onder meer Alexander Rahbari en Pierre Bartholomée. Hij gaf zijn medewerking aan verschillende festivals zoals het Festival de Chambord en het Festival van Vlaanderen. Hij volgde masterclasses bij Elio Bataglia, Bernard Kruysse, Margreet Honig. In 1991 zong hij de titelrol in de creatie van ‘Hercules Haché’, een opera op muziek van Lucien Posman. Hij werkte mee aan verschillende cd-opnamen met muziek van Mozart, Bach, Händel, Fiocco, De Fesch, Schubert en Von Herzogenberg. In 1996 werd hij halve finalist in de Koningin Elisabeth Wedstrijd in Brussel. Sinds 1999 werkt hij als solist regelmatig samen met La Petite Bande, De Nederlandse Bachvereniging, Musica Antiqua Köln, Il Fondamento, olv. Sigiswald Kuijken, Reinhard Goebel, Paul Dombrecht, Jordi Savall e.a.

La Petite Bande

Sigiswald Kuijken muzikale leiding & viool Makoto Akatsu viool Katharina Wulf viool Annelies Decock viool Marleen Thiers altviool Marian Minnen basse de violon Hervé Douchy basse de violon Marc Hantaï traverso Yifen Chen traverso Patrick Beaugiraud hobo Vinciane Baudhuin hobo Rainer Johannson fagot Jean François Madeuf trompet Joël Lahens trompet Graham Nicholson trompet Koen Plaetinck timpani Ewald Demeyere orgel Volgend concert in deSingel John Mark Ainsley tenor Roger Vignoles piano lied B Britten Winter Words, opus 52 (Thomas Hardy) Canticle I: My Beloved is Mine, opus 40 (Francis Quarles) Liederen van Purcell, Schubert, Loewe, Schumann, Mendelssohn

Benjamin Britten en Peter Pears © Hulton Getty Collection vr 25 april 2008 / blauwe zaal / 20 uur inleiding Lucrèce Maeckelbergh in gesprek met Roger Vignoles / 19.15 uur / foyer €20, 15 / €15, 10 -25/65+ / €8 <19 jaar

De kunstcampus groeit + 12.000 m2 Een bouwproject van de Vlaamse Gemeenschap en de Hogeschool Antwerpen voor deSingel internationale kunstcampus en het Conservatorium van de Hogeschool Antwerpen.

Permanente informatiestand vestiaire deSingel wo-zo 14-18 uur en aansluitend bij voorstellingen/concerten 2007-2008 architectuur theater dans muziek

deSingel Desguinlei 25 / B-2018 Antwerpen ma > vr 10 > 19 uur / za 16 > 19 uur www.desingel.be [email protected] T +32 (0)3 248 28 28 F +32 (0)3 248 28 00