Programmaboekje-Meng.Pdf
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Concerten Meesters & Gezellen 2013 donderdag 31 januari • 20:30 • Conservatorium van Amsterdam (try out) zaterdag 2 februari • 14:00 • Noorderkerk, Amsterdam donderdag 7 februari • 20:30 • De Boskant, Den Haag vrijdag 8 februari • 20:15 • Pieterskerk, Utrecht zaterdag 9 februari • 20:15 • Stevenskerk, Nijmegen zondag 10 februari • 15:30 • Nederlands Hervormde Kerk, Coevorden Kijk voor meer informatie op www.meestersgezellen.nl PROGRAMMA Johann Sebastian Bach – Komm, Jesu, komm , BWV 229 (1685-1750) (1731?) Kaija Saariaho (1952) – Tag des Jahrs (2001) Frank Martin (1890-1974) – uit Messe pour double Choeur (1922-1926) I Kyrie II Gloria V Agnus Dei Johannes Brahms (1833-1897) – Drei Gesänge , op.42 (1859-1861) I Abendständchen II Vineta III Darthulas Grabesgesang R. Murray Schafer (1933) – Gamelan (1979) Veljo Tormis (1930) – uit Kolm eesti mängulaulu (1972) I Käsikivimäng Het uitgangspunt bij de programmering voor Meesters en Gezellen is steeds om een voor het publiek aantrekkelijk en gevarieerd programma te brengen, dat voor de Gezellen muzikaal en technisch uitdagend is. Om de jonge zangers enigszins op de hoogte brengen van de muzikale actualiteit bevat het programma een duidelijk aandeel van contemporaine muziek. De romantische componist Johannes Brahms componeerde zijn Drei Gesänge , op. 42 , tussen 1859 en 1861 in Detmold en Hamburg. Deze zesstemmige liederen zijn gezet op vroegromantische teksten. “Abendständchen” van Brentano schetst een avondtafereel door de ogen van een bedelaar en een blinde oude man. De tekst is een samenvoeging van fragmenten uit een Singspiel (een soort opera) die benadrukken hoe kleuren en geluiden kunnen versmelten tot één sensatie (synesthesie). In “Vineta” van de dichter Müller (bekend van Schuberts Winterreise ), wordt de mythische verzonken stad Vineta bezongen als metafoor voor verloren liefdes. Deze heidense stad lag volgens historische bronnen aan de Duitse Oostzeekust 3 en werd in de twaalfde eeuw verwoest tijdens een van de kruistochten. In de later gecreëerde Atlantische sage werd de stad niet verwoest, maar verzwolgen door de golven. Nu nog zouden vanuit de diepte van de zee de klokken van de stad te horen zijn. In het derde en laatste lied wordt de dood van Darthula, de dochter van Colla, beweend. Het gedicht is van de hand van James Macpherson. Deze Schotse schrijver publiceerde in 1761 het boek Fingal, an Ancient Epic Poem composed by Ossian, the Son of Fingal, translated from the Gaelic Language . Deze vertaling van een derde-eeuws manuscript bleek later een vervalsing. Intussen was het werk echter uitgegroeid tot een van de hoogtepunten van de romantische literatuur waarin de “noble savage” werd verheerlijkt. Het boek werd in vele talen vertaald; in Duitsland door onder andere Goethe en Herder, in Nederland door Rhijnvis Feith en Bilderdijk. Onder de bewonderaars van het boek bevonden zich Napoleon, Thomas Jefferson en Brahms. De religieuze toewijding van de Zwitsers-Nederlandse componist Frank Martin komt in een groot deel van zijn oeuvre tot uitdrukking. Zijn vader was dominee in de calvinistische traditie en genoot veel aanzien. Er is zelfs een straat in Genève naar hem genoemd, de Promenade Charles- Martin. De jonge Martin organiseerde een uitvoering van de Matthäus Passion en was sedertdien diep onder de indruk van Johann Sebastian Bach. Dit komt tot uitdrukking in zijn Mis voor dubbelkoor . Evenals de lutherse Bach gebruikte de van oorsprong calvinistische Martin daarvoor de tekst van de Latijnse mis. In 1922 voltooide Martin de eerste vier delen en hij voegde daar in 1926 een Agnus Dei aan toe. Er volgde echter geen uitvoering. Pas in 1963 werd het werk, op aandringen van de dirigent van de Bugenhagen-Kantorei in Hamburg, voor het eerst uitgevoerd. De reden dat Martin zijn mis meer dan veertig jaar onthield van uitvoering had niets te maken met zijn inschatting van de kwaliteit ervan. Martin beschouwde het werk juist als, in zijn eigen woorden, “een affaire tussen mij en God”. Het dubbelkorig motet Komm, Jesu, komm staat in het teken van de dood. Zoals bij veel werken van Johann Sebastian Bach is de gelegenheid waarvoor het werk werd geschreven 4 onbekend. Ook is niet duidelijk wanneer het werd voltooid. Het moet ergens vóór 1732 zijn geweest. Over de herkomst van de tekst is meer bekend. In 1684, een jaar voor Bachs geboorte, werd de rector van de Thomasschule te Leipzig begraven. De toenmalige cantor – Bach zou later een van zijn opvolgers worden – zette een speciaal voor deze gelegenheid geschreven tekst van Paul Thymich op muziek. De tekst, die voor een groot deel gebaseerd is op het evangelie van Johannes, heeft als thema de overgave aan de dood. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat Bach het motet schreef voor een uitvaartplechtigheid of een herdenkingsdienst. Wie hiermee geëerd werd, is niet duidelijk. Mogelijk betreft het hier Johann Schmid, professor theologie in Leipzig, waarvoor in 1731 een herdenkingsdienst werd gehouden. De Finse en in Parijs woonachtige Kaija Saariaho geldt als een van de meest vooraanstaande componisten van onze tijd. Haar zoektocht naar nieuwe klankkleuren heeft vele sublieme werken opgeleverd. Aanvankelijk componeerde zij volgens de seriële school. De beperkingen die deze compositiewijze met zich meebracht zetten haar ertoe aan haar blikveld te verruimen. Onder invloed van de spectralisten in Parijs ontwikkelde ze vanaf de jaren tachtig een meer op lange tonen en herhaling gebaseerde stijl. Zo ook Tag des Jahrs , voor koor en “prerecorded electronics”, dat ze in 2001 componeerde op teksten van Friedlich Hölderlin (1770-1843). Deze Duitse dichter is een van de voornaamste vertegenwoordigers van de vroege Duitse Romantiek. Zijn werk is op muziek gezet door onder andere Brahms ( Schicksallied ), Richard Strauss, Hindemith en Britten. Hölderlin droeg ongeveer de helft van zijn leven de diagnose “geestesziek” met zich mee. In de laatste jaren gebruikte hij het pseudoniem Scardanelli – waarvan de betekenis onbekend is – en dateerde hij zijn gedichten met verkeerde jaartallen. Dit laatste vormde een van de aanleidingen voor Saariaho om zijn gedichten op muziek te zetten. Een goede bekende van haar – mogelijk haar moeder aan wie het werk is opgedragen – had een hersenbloeding gehad waardoor plaats- en tijdsbesef verstoord waren geraakt. Saariaho heeft in Tag des Jahrs het gevoel willen verklanken van “eerder beleefde ervaringen die in een oogwenk langskomen en dan verdwijnen of transformeren in nieuwe, intensieve momenten”. 5 Het vierstemmige werk Gamelan (1979) van de Canadese componist R. Murray Schafer is genoemd naar de gelijknamige muziekstijl uit Indonesië. Gamelan is daar zowel een soort orkest als ook de benaming van de muziek die een dergelijk orkest speelt: de traditionele muziek van Java. Deze virtuoze en ritmisch ingewikkelde muziekstijl sprak vele componisten tot de verbeelding. Debussy, bijvoorbeeld, hoorde in 1889 voor het eerst een gamelan en kon sindsdien urenlang luisteren naar de complexe ritmes en de ongewone klankkleuren. Ook Schafer raakte in de ban van de gamelan en schreef dit korte werk. Het is gebouwd op de pentatonische toonladder en elke toon heeft zijn eigen lettergreep gedurende het gehele stuk. Deze lettergrepen zijn Ding, Dong, Deng, Dung en Dang. Dit zijn de Balinese namen voor de vijf tonen van de toonladder die bij gamelan wordt gebruikt (zoals in Nederland een toonladder wordt gevormd met lettergrepen do, re, mi, etc.). “Käsikivimäng” (“handmolenspel”) is het eerste lied van Kolm eesti mängulaulu (Drie Estse spelliederen), gecomponeerd door Veljo Tormis . De Estse Tormis is een van de grote hedendaagse componisten van zijn land en tevens een belangrijk componist van koormuziek. Een groot deel van zijn leven componeerde hij achter het IJzeren Gordijn. Hoewel enkele van zijn werken de censuur niet doorstonden, groeide hij uit tot een gevierd componist in de Sovjet-Unie en Oost- Europa. Dit kwam vooral doordat hij vaak volksmelodieën en volksgebruiken als thema koos voor zijn werken. Veel van zijn koorcomposities zijn dan ook gebaseerd op oude Estse liederen. Deze volksliederen vinden hun oorsprong in landbouw en nijverheid. Ze werden gebruikt om tijdens het werk in de maat te blijven en het werk draaglijker te maken. Sommige van deze liederen werden door kinderen gebruikt om spelletjes te spelen. De Drie Estse spelliederen , bijvoorbeeld, zijn gebaseerd op dit soort spelletjes. Zoals wij in het Nederlands het lied “Schipper mag ik overvaren” kennen, zo is het lied “Käsikivimäng” bedoeld als begeleiding van het “handmolenspel” of “molensteenspel”. Zoals de titel doet vermoeden speelt hierbij een constant rondgaande beweging een rol, die in de muziek van Tormis duidelijk te horen is. 6 TEKSTEN Johannes Brahms – Drei Gesänge , op.42 I Abendständchen I Serenade Hör, es klagt die Flöte wieder, Hoor, daar klaagt die fluit al weer und die kühlen Brunnen rauschen, en de koele bronnen fluisteren. golden wehn die Töne nieder, Glanzend dalen haar tonen neer stille, stille, laß uns lauschen! stil nu, stil nu, laten wij luisteren. Holdes Bitten, mild Verlangen, Tere vragen, stil verlangen wie es süß zum Herzen spricht! komen nu het hart bewonen. Durch die Nacht, die mich umfangen, Hield de nacht mij eerst bevangen blickt zu mir der Töne Licht. kijkt naar mij het licht der tonen. Tekst: Clemens von Brentano (1778-1842), Vert. Wim Reedijk, 2004 1802 II Vineta II Vineta Aus des Meeres tiefem, tiefem Grunde Uit de diepste diepten van de zeeën klingen Abendglocken dumpf und matt, klinken avondklokken, dof en mat. uns zu geben wunderbare Kunde Hoor zij brengen wondere berichten von der schönen, alten Wunderstadt. van een mooie, oude wonderstad. In der Fluten Schoß hinab gesunken, In de schoot der baren afgezonken, blieben unten ihre Trümmer stehn; bleven onder slechts ruïnes staan. ihre Zinnen lassen goldne Funken Hun kantelen laten gouden vonken widerscheinend auf dem Spiegel sehn. blinkend op de waterspiegel staan. Und der Schiffer, der den Zauberschimmer En de zeeman, die de toverschitter einmal sah im hellen Abendrot, eenmaal zag in ’t felle avondrood, nach derselben Stelle schifft er immer, wendt de steven steeds weer naar het glitter ob auch rings umher die Klippe droht.