Jacob Van Maerlant Zijn Leven -Zijn Werken Zijn Beteekenis
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal & Letterkunde Reeks III, nr 25. JACOB VAN MAERLANT ZIJN LEVEN -ZIJN WERKEN ZIJN BETEEKENIS DOOR Dr. J. Van Mierlo, S. J. 1946 DRUKKERIJ J. VAN MIERLO-PROOST — TURNHOUT JACOB VAN MAERLANT Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal & Letterkunde Reeks III, nr 25. JACOB VAN MAERLANT ZIJN LEVEN - ZIJN WERKEN ZIJN BETEEKENIS DOOR Dr. J. Van Mierlo, S. J. 1946 DRUKKERIJ J. VAN MIERLO-PROOST — TURNHOUT Ter verantwoording Ik had mij voorgenomen, af en toe voor de commissiën van Mid- delnederlandsch of van cultuurgeschiedenis van onze Academie voor Taal. en Letterkunde een of ander der vraagstukken te be handelen, die in verband met Jacob van Maerlant werden gesteld. Doch in plaats van een reeks kleinere of grootere bijdragen, die Maerlandiana konden heeten, gaf ik liever -een doorloopend over zicht van het leven en de werken van onzen dichter, waarin- die vraagstukken werden opgenomen, naarmate er aanleiding toe was. Daaruit verklaart zich de aard van dit werk : dat beknopt samenvat wat als algemeen aanvaard wordtbeschouwd, terwijl het langer verwijlt bij soms ondergeschikte zaken, die echter een onderzoek noodzakelijk maakten. Zoo hopen wij toch, met deze bladzijden te gemoet te komen aan het verlangen van een ruimeren kring van belangstellenden, die er wel eens over klagen, dat er, sedert het nu eenigszins verouderde, nog weinig toegankelijke en trouwens ook wel eenzijdige werk van Te Winkel over Van Maerlant's werken beschouwd als spiegel van de dertiende eeuw (2e' uitg. 1892), geen samenvattend werk over onzen dichter verschenen is 1 ). 1) Vóór enkele jaren werd ik door den heer Am. Arents om een inleiding verzocht voor zijn ontworpen bibliographie van Jacob van Maerlant. Ik zou hier het onderwerp nog eens willen opnemen, om het wat uitvoeriger, dan daar mogelijk was, wat grondiger ook, naar ik hoop, uit te werken. Die bibliographie is later verschenen als uitgave van het Museum van Maerlant, onder den titel Jacob van Maerlant. Proeve van Bibliographie. Damme, 1943. Dit werk ontslaat mij nu van vele bibliographische op- gaven. Men zal daar alles verzameld vinden wat over Van Maerlant en over elk van« zijn werken verschenen is. Zijn Jeugd Geen Middelnederlandsche schrijver werd door zijn tijdgenooten en door de latere geslachten zoo gevierd en vereerd als Jacob van Maerlant. Hij heeft een letterkundige school gevormd, -die toon- aangevend is gebleven en waarvan do invloed tot in de verste ge onze dagen nog, zich voelen laat. Zijn bewonderaars-slachten, tot op en navolgers hebben hem begroet als den vader der Diietsche dichteren algader 2 ) waardoor zij den indruk - hebben gewekt, dat met hem de geschie- denis van onze letterkunde begon. De oudere poëzie werd er door in -de -schaduw gesteld en heel wat verdienstelijke kunst in vergetel- heid gebracht, die ons dan ook slechts zeer toevallig, vaak uiterst fragmentarrisch, is bewaard. En toch, nog over hem loopen de berichten schaars en kunnen we weinig met eenige zekerheid achterhalen. Behalve hetgeen wij moeten . afleiden uit zijn werk, bezitten we over hem zoo goed als niets; en zelfs -dat staat niet immer vast : omdat de vraag wel eens rijst hoever juist zulke plaatsen, waar de dichter over zichzelf en over zijn werk , uitweidt, echt zijn; ook, omdat ze wel eens ver- schillend kunnen worden verklaard of onzeker zijn overgeleverd; eindelijk omdat zelfs de authenticiteit van sommige aan hem toege- schreven werken niet buiten allen twijfel staat. Het heeft vroeger eenigen strijd 'gekost, -eer men het er tamelijk eens over werd, dat Jacob van Maerlant geen Zuid-Hollander, geen Zuid-Brabander, geen Zeeuw, maar een Vlaming was 3 ). Sedert W. J. A. Jonckbloet zich in 1863 op het zevende Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Brugge, tot die stelling bekeerde, werd ze voort zonder veel tegenspraak aangenomen 4 ). Daarbij -steunt men 2) Aldus -de eerste Jan van Boendale, in Lekenspieghel, II, 15, 119. 3) Daar deze vraag nu slechts nog retrospectieve beteekenis heeft, ver ik hier alleen naar Am. Arents, o. c. blz. 239-241. -wijs 4) Handelingen van het Zevende Nederl. T.- en Letterk. Congres, blz. 60-61. -8— vooral op 's dichters eigen getuigenis in zijn Sint Franciscus. Daar de plaats meermalen ook voor andere doeleinden wordt aange- haald, wil ik ze hier in haar samenhang overschrijven. Van Maerlant verontschuldigt zich bij zijn Utrechtsche vrienden, op wier verzoek hij schreef, omdat zij in zijn werk woorden en uitdrukkingen zullen aantreffen die zij in Utrecht niet hooren; want hij is Vlaming, en gebruikt dan ook eigen Vlaamsche woorden : het rijm toch dwingt wel eens den dichter tot woorden, die hij aan verschillende dialec- ten, zelfs aan verschillende talen, ontleent : Ende omdat ic Vlaminc ben, Met goeder herten biddic - hen Die dit dietsche sullen lesen, Dat si mijns genadich wesen; Ende lesen sire in somich woort, Dat in haer lant is ongehoort. Men moet om die rime souken Misselike tongen in bouken, Duutsch, dietsch, brabants, vlaemsch, zeeus Walsch, latijn, griex ende hebreeus, Om vray thoudene rijm ende zin. 5 ) Toch zou men dit getuigenis bevestigd willen, daar men, niet zoo bezwaarlijk, de echtheid van Sint Franciscus zou kunnen in twijfel trekken, wat ook werd gedaan. Voldoende zekerheid in dezen geven de Vlaamsche diernamen, die de dichter in zijn Der Naturen Bloeeme naast de algemeen Dietsche opgeeft. Zoo, spre- kende van den egel, zegt hij : 'Een eghel heetet in dietsche tale, In Vlaenderen een herts, dat wetic wale. (11, 1770) Van dien Vlaamschen vorm is hij zeker, wel omdat hij Vlaming was. Zoo nog, sprekende van den leeuw : Lewe es hi in dietsche ghenant Ende liebaert in vlaemsche becant. (II, 2110) « Vlaemsch » wisselt er af met (( in onze tale », b. V. Aper domesticus in latijn Luut in dietsche een tam swim, -Een beer heetet in onse tale. (II, 356) En aldus nog elders, op enkele plaatsen 6 ) : zoodat hieruit blijkt dat het Vlaamsch 's dichters moedertaal was. 5) Sint Franciscus, proloog, 125 vlg. 6) Zoo nog : III, 293, 310 ; V, 337, 357. Zelfs hebben wij thans alle zekerheid omtrent zijn geboa'rtestreek, het « Bruxambacht ». Dat steunt op een plaats uit zijn Alexander, die reeds heel wat inkt heeft doen vloeien. Van Maerlant komt er te spreken over -de vaderlandsliefde, als over een natuurlijk, in- geboren gevoel, waarover hij dan mooi uitweidt : 1081 Owi, here god, hoe macht sijn, Dat eiken minsce int herte sijn So soete dunct sijns selves lant ? Die Brabantsoen prijst Brabant, 1085 Ende die Fransois Vrankerike; Die Duutsce dat keyserike; Die Baertoene prisen Baertanien, Die Tsampanoise Tsampanien. Also mint die voghel dwout, 1090 Daer hi in hevet grote ghewout; Al dademene in ene waerme mute, Mach hi, hi vlieghet ute. (Dus priset elkerlyc sijn lant. Maer seide dat hi noit en vant 1095 Also goet lant alse Bruxambocht 1Ic waens hem daerbi heeft ghedocht Omdat biere in was gheboren, 1098 Bedi prijst bijt te voren. (Alex. I) Meer dan één plaats is corrupt (b.v. nog 10090) 7 )• Zoo vooreerst reeds de lezing Bruxambocht zelf : de lezing van het handschrift is niet duidelijk : het heeft, naar 't schijnt, eigenlijk Brur~ambocht. Men heeft dit willen verklaren als Broer-ambacht, Broeder-ambacht, en zoo Monniken-ambacht, of Broec- ambacht. Het is de verdienste geweest van Dr. F. A. SNELLAERT hier de ware lezing te hebben hersteld. In de derde uitgave van zijn Schets eener geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, 1855, stelde hij voor te lezen Brux-ambacht. C. A. SERRURE nam het over en verdedigde het in 1861, in zijn Jacob van Maerlant 8 ). Zonder verdere tegen- spraak werd dit sindsdien algemeen aanvaard. Dan is er verder het vers zelf, waarop het hier aankomt : v. 1094. (( Maer seide dat hi noit en vont. » JOH. PRANCK in zijn uitgave 7) De zin is wel, dunkt mij : waarin hij over groote vrijheid beschikt ; waarin hij vrij is. Vgl. sijns selfs ghewout hebben vrij over zich zelven kunnen beschikken, zijn eigen meester zijn, vrij zijn. 8) Jacob van 111.aerlant, Gent, 1861, blz. 4-8. Dit is een eerste, zeer verdienstelijk, wetenschappelijk werk over onzen dichter, waaruit latere geschiedschrijvers ruimschoots hebben geput. — 10 veranderde stoutweg Maer in Maarlan.t : « Maerlant seide dat hi noit en vant. » Zoo was met één pennetrek de moeilijkheid van de baan, en stond het vast, dat Van Maerlant het Bruxambacht prees als het zoetste land, omdat hij er in geboren was. De wijziging echter van Maer tot Maerlant is niet alleen al te gewaagd : ze is volstrekt onmogelijk, omdat Jacob van Maerlant zich nooit eenvou- dig Maerlant noemt; omdat hij zich in zijn Alexander, dat zijn eerste werk is, nog niet Maerlant kon noemen, daar hij toen in alle geval nog niet als Jacob van Maerlant bekend stond. iEvenwel wordt gewoonlijk 'aangenomen, dat de dichter van den Alexander op deze plaats van zich zelf spreekt, al wordt er aan toegevoegd, dat men niet juist kan uitmaken, hoe de plaats oorspronkelijk gelezen werd 9 )• Ik reken het tot een der geniale invallen van wijlen collega L. WILLEMS 10) hier door -een zeer eenvoudige emendatie volle klaar - heid te hebben geschapen. Hij zag de verkeerde lezing niet in Maar, doch in seide, wat hij emendeerde tot seidi .= zeide hij : Maer seidi dat hi ncit en vant Also goet lant alse Bruxambocht, Ic waens hem daerbi heeft ghedocht Omdat hiere in was gheboren. Maar zeide hij (d. i. elkerlijc uit voorgaand vers) zeide iemand, dat hij nooit zoo goed , een land vond als het 'Brugsc'h ambacht, dan is het, meen ik, omdat hij daarbij dacht, dat hij er geboren was. Zoo is deze plaats, duidelijk genoeg, -een literair procédé van den dichter, om te kennen te geven, dat hij een Vlaming was en in 't Brugsch Ambacht geboren. Een andere reden, waarom hij hier met dien nadruk het Brugsch Ambacht zou vermelden ziet men niet in.