Jongerenmonitor Parkstad Resultaten 2012

JONGERENMONITOR PARKSTAD LIMBURG

2012

Gemeente

Bureau Onderzoek & Statistiek Gemeente Heerlen Heerlen, juli 2012

Telefoon: 045 5604747 E-mail: [email protected] Internet: www.parkstadmonitor.nl

Gegevens mogen worden overgenomen, mits met bronvermelding. Verveelvoudiging voor eigen of intern gebruik is toegestaan.

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING 1

LEESWIJZER 2

SAMENVATTING 3

1. DEMOGRAFISCHE KENMERKEN JONGEREN IN PARKSTAD 7 1.1 Aantal jongeren 0-26 jaar 7 1.2 Eenoudergezinnen 8 1.3 Tienermoeders 9

2. JONGERENVOORZIENINGEN 11 2.1 Jongerenvoorzieningen in eigen woonplaats 11 2.2 Jongerenvoorzieningen in eigen buurt 12 2.3 Inspraak 13

3. INFORMATIEVOORZIENING ZORG EN WELZIJN 15 3.1 Bekendheid met het Centrum voor Jeugd en Gezin 15 3.2 Beschikbaarheid informatie en bekendheid met instellingen voor hulp/advies 16 3.3 Hulpvraag op gebied van school/studie, werk, gezondheid en privé-omstandigheden 17

4. VRIJE TIJDSBESTEDING 19 4.1 Sporten 19 4.2 Lidmaatschap sportvereniging 20 4.3 Lidmaatschap andere vereniging 21 4.4 Schoolzwemmen 23

5. VEILIGHEID 25 5.1 Subjectieve veiligheid 25 5.2 Jeugdige verdachten 27 5.2 Jeugdcriminaliteit: Halt-verwijzingen 29

6. GEZONDHEID 31 6.1 Ervaren gezondheid 31 6.2 (ernstig) Overgewicht 32 6.3 Alcoholgebruik 33 6.4 Rookgedrag 34 6.5 Softdrugsgebruik 35 6.6 Bewegen 36 6.7 Geïndiceerde jeugdzorg 37

7. ONDERWIJS EN WERK 39 7.1 Betaald werk 39 7.2 Jeugdwerkloosheid 40 7.3 Schoolverzuim 41 7.4 Schooluitval: Voortijdig schoolverlaters 42 7.5 Speciaal onderwijs 43

8. VRIJWILLIGERSWERK 45 8.1 Huidig en toekomstig vrijwilligerswerk 45 8.2 Soort vrijwilligerswerk 46

9. MENING JONGEREN OVER ANDERE ONDERWERPEN 47 9.1 Toekomstplannen wonen, werken en studeren 47 9.2 Baanverwachting en verhuisgeneigdheid 48

REFERENTIES 51

BIJLAGE 1: ONDERZOEKSVERANTWOORDING I

1

INLEIDING

In het beleid van de gemeenten in Parkstad Limburg bestaat veel aandacht voor jongeren. Niet alleen in het reguliere jeugd- en jongerenbeleid maar ook op andere beleidsterreinen zoals veiligheid en sport wordt sterk ingezet op jongeren. De Parkstad-gemeenten werken samen in de jeugdketen van Parkstad Limburg en hebben samen een Jeugdagenda Parkstad 2012-2015 opgesteld: ‘Samenwerken voor de jeugd, zo doen we dat in Parkstad.’ Bij het ontwikkelen van een adequaat jongerenbeleid is het een noodzakelijke voorwaarde om te beschikken over toegesneden informatie over deze doelgroep. Dit rapport voorziet hierin. Het geeft inzicht in feiten, opvattingen, meningen en gedragingen van jongeren m.b.t. een groot aantal zaken die hen aangaan.

De informatie in deze rapportage bevat een mix van zowel objectieve (m.n. registraties) als subjectieve (beleving) gegevens. De objectieve gegevens zijn afkomstig uit diverse bronnen, zoals de gemeentelijke basisadministratie (GBA), CBS, bureau Jeugdzorg, Politie-Zuid, en bureau Voortijdig Schoolverlaten. De subjectieve informatie komt voort uit een omvangrijk digitaal survey-onderzoek dat in februari 2012 onder een aselecte (gestratificeerde) steekproef gehouden is onder 12 t/m 26 jarigen in de acht gemeenten van Parkstad Limburg. De onderwerpen die in het onderhavige rapport aan bod komen zijn in overleg met professionals van diverse beleidsafdelingen (o.a. Onderwijs, Veiligheid, Welzijn, Buurtgericht werken, Jeugd, Sport en Maatschappelijke opvang) tot stand gekomen. Door de beleidsafdelingen zoveel mogelijk te betrekken bij de keuze en afbakening van de onderwerpen hoopten we te bereiken dat de praktische toepasbaarheid verhoogd werd. De kloof tussen ‘onderzoek’ en ‘beleid’ zou hiermee kleiner moeten worden.

Het huidige onderzoek kan beschouwd worden als een nulmeting op Parkstad-niveau. Door dit onderzoek frequent op hetzelfde tijdstip en in dezelfde vorm uit te voeren, kunnen in de toekomst trends en ontwikkelingen gemonitord worden. Het monitoren heeft tot doel inzicht te verschaffen in maatschappe- lijke trends en gevolgen voor de jeugd, in kansen voor en problemen van en met jongeren. Tevens kunnen effecten van het overheidsbeleid en interventiepraktijken die gericht zijn op jeugdigen in kaart gebracht en geëvalueerd worden.

Het onderzoek is uitgevoerd door bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Heerlen in opdracht van de afzonderlijke gemeenten in Parkstad Limburg (veelal de afdelingen Welzijn).

In de digitale vragenlijst is aan de jongeren een breed scala van thema’s voorgelegd, namelijk jongerenvoorzieningen, informatievoorziening zorg en welzijn, vrije tijdsbesteding, veiligheidsbeleving, onderwijs en werk, vrijwilligerswerk en toekomstplannen (werk en wonen). In onderhavig eindrapport wordt in de vorm van grafieken, tabellen en commentaren summier weergegeven hoe de jongeren in Parkstad Limburg op de vragen met betrekking tot deze thema’s gereageerd hebben. Daarbij worden de uitkomsten in een aantal gevallen (daar waar plausibel) niet alleen voor de 8 afzonderlijke gemeenten gepresenteerd, maar ook voor de afzonderlijke stadsdelen van de gemeenten.

2

LEESWIJZER

Hieronder worden enkele punten toegelicht die van belang zijn bij het lezen en interpreteren van de onderzoeksuitkomsten die in dit rapport gepresenteerd zijn. Voor onderzoekstechnische achtergrondinformatie wordt verwezen naar de onderzoeksverantwoording die als bijlage bij dit rapport is opgenomen.

Algemeen

Een groot gedeelte van de in deze rapportage beschreven onderzoeksresultaten zijn gebaseerd op enquêteonderzoek waarin de jongeren over uiteenlopende onderwerpen zijn bevraagd. Waar het om het gedrag van jongeren gaat, dient men te beseffen dat het om gerapporteerd gedrag gaat. Met gerapporteerd gedrag wordt het gedrag bedoeld zoals opgegeven door de jongeren zelf. Dit gerappor- teerde gedrag hoeft niet overeen te komen met het feitelijke gedrag. Met name wanneer het maatschap- pelijke “gevoelige“ onderwerpen als leefstijl (roken, alcoholgebruik, gokken) of vandalisme betreft, is het een bekend verschijnsel dat enquête-deelnemers sociaal wenselijk antwoorden. Hiervan dient men zich in die gevallen bewust te zijn bij het interpreteren van de onderzoeksuitkomsten. Deze vertekening door sociaal wenselijk antwoorden is echter alleen bij de nulmeting (2012) een “probleem” omdat men niet weet hoe groot deze is; bij vervolgmetingen (en ook bij vergelijkingen met andere gebieden) kan de factor echter als een constante beschouwd worden, waardoor dan gemeten verschillen duiden op werkelijke verschillen. Bovendien bestaat de mogelijkheid om de subjectieve enquête-uitkomsten af te zetten tegen overeenkomstige objectieve gegevens uit registratiebronnen van bijvoorbeeld overheidsor- ganisaties en maatschappelijke instellingen. Op die manier kan getoetst worden in hoeverre de maatschappelijke realiteit zoals vastgelegd in registraties overeenkomt met het gerapporteerde gedrag van de jongeren. Deze matching van subjectieve en objectieve informatie valt echter buiten het kader van dit rapport. Bij een groot aantal thema’s worden, indien beschikbaar, referentiecijfers gebruikt (regionaal, provinciaal en/of landelijk).

Opbouw rapport

Dit rapport is als volgt opgebouwd:

- Objectieve cijfers worden weergegeven in: hoofdstuk 1 (demografische kenmerken van jongeren in Parkstad Limburg), hoofdstuk 5 (Halt-verwijzingen, jeugdige verdachten), hoofdstuk 6 (geïndiceerde jeugdzorg) en hoofdstuk 7 (jeugdwerkloosheid, schoolverzuim, schooluitval en speciaal onderwijs). - Subjectieve cijfers worden weergegeven in: hoofdstuk 2 (jongerenvoorzieningen), hoofdstuk 3 (informatievoorziening zorg en welzijn), hoofdstuk 4 (vrije tijdsbesteding), hoofdstuk 5 (subjectieve veiligheid), hoofdstuk 6 (GGD-cijfers over gezondheid), hoofdstuk 7 (betaald werk), hoofdstuk 8 (vrijwilligerswerk) en hoofdstuk 9 (mening van jongeren over andere onderwerpen). In deze hoofdstukken worden de thema’s uit het Jongerenonderzoek in de volgorde van de vragenlijst inhoudelijk behandeld. Daarbij worden de uitkomsten gepresenteerd in de vorm van grafieken, tabellen en aanvullende commentaren. Afhankelijk van de inhoudelijke relevantie worden de uitkom- sten al dan niet uitgesplitst naar de afzonderlijke stadsdelen.

Als bijlage is een onderzoeksverantwoording (bijlage 1) toegevoegd. In de onderzoeksverantwoording wordt nadere informatie gegeven over onderzoekstechnische zaken als onderzoeksmethode, respons, representativiteit, en betrouwbaarheid en nauwkeurigheid.

3

SAMENVATTING

In het onderhavige rapport wordt verslag gedaan van een grootschalig onderzoek onder jongeren in de leeftijd van 12 t/m 26 jaar in Parkstad Limburg. In concreto gaat het hierbij om de beleving van hun buurt en omgeving en hun gedrag (zoals onderwijsdeelname, verhuisintentie, sporten). Deze aspecten zijn in kaart gebracht middels zowel subjectieve cijfers uit survey-onderzoek als objectieve cijfers (registraties, afkomstig uit diverse bronnen). Het survey-onderzoek betreft een nulmeting en is verricht onder ca. 15.000 jongeren in Parkstad Limburg. Bijna 3.700 jongeren hebben aan het onderzoek geparticipeerd, hetgeen een respons van 25% oplevert. Op basis van de achtergrondkenmerken leeftijd, geslacht en stadsdeel/kern kan geconcludeerd worden dat de resultaten voldoende representatief zijn voor de jongeren van 12 t/m 26 jaar.

Demografie In Parkstad Limburg behoort in 2012 16% van de bevolking tot de 12 t/m 26 jarigen. In Heerlen is dit aandeel met 17% iets groter. Hiermee wijkt het nauwelijks af van het landelijke gemiddelde (18%). Het aandeel eenoudergezinnen bedraagt in Parkstad Limburg in 2011 7,6%. Heerlen heeft met 8,2% relatief het hoogste aandeel eenoudergezinnen. Ten opzichte van het regionale (7,6%) en landelijke gemiddelde (6,7%) scoort Heerlen hierop relatief slechter. Zowel in Heerlen als op regionale en landelijke schaal wordt een lichte toename waargenomen van het aantal eenoudergezinnen.

Jongerenvoorzieningen Heerlense jongeren zijn – in verhouding tot de jongeren uit de andere Parkstadgemeenten - het meest positief over de jongerenvoorzieningen in hun eigen woonplaats: gemiddeld scoort Heerlen op dit punt in de ogen van de jongeren een 6,4. In alle stadsdelen worden de voorzieningen met een voldoende gewaardeerd. Circa de helft van de jongeren mist voorzieningen in hun buurt. Hierbij wordt met name een (buiten)zwembad genoemd. Het stadsdeel Hoensbroek springt met 46% het meest positief erboven uit. In Parkstad Limburg is dit aandeel 59%. Qua inspraakmogelijkheden valt er nog winst te behalen: 65% van de Heerlense jongeren geeft aan dat ze door de gemeente niet betrokken worden bij het realiseren van voorzieningen van jongeren van hun leeftijd, terwijl ze wel van mening zijn dat de gemeente overleg met hen hierover zou moeten hebben. Deze uitkomst is niet specifiek voor de Heerlense jongeren, maar wordt onderschreven door gemiddeld 70% van de jongeren in Parkstad Limburg.

Informatievoorziening zorg en welzijn Meer dan de helft van de jongeren in Parkstad Limburg (55%) weet bij welke persoon of instellingen zij terecht kunnen bij advies of hulp op het gebied van gezondheid, werk, studie of seksualiteit. De Heerlense jongeren wijken nauwelijks van dit gemiddelde af. De meest genoemde problemen die jongeren noemen om hulp te zoeken zijn: werk, en psychische/emotionele problemen. Het aandeel Heerlense jongeren dat van mening is dat er voldoende informatie beschikbaar is, is hoger dan het Parkstadgemiddelde (resp. 40% en 35%). De mate van bekendheid met personen / instellingen waar men voor hulp of advies terecht kan is een belangrijke factor voor het zoeken van hulp indien deze behoefte er is. Gemiddeld is een groter aandeel van de jongeren op de hoogte van de functie en taken van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) dan dat ze op de hoogte zijn van de aanwezigheid van een CJG in hun eigen gemeenten (resp. 22% en 15%). De Heerlense jongeren wijken hiervan niet significant af (resp. 20% en 16%). Klaarblijkelijk is de betekenis van het CJG voor de meeste jongeren nog niet duidelijk.

4

Vrije tijdsbesteding Bijna 7 op de 10 jongeren (68%) in Parkstad Limburg sport gemiddeld minimaal één keer per week. De 12-17 jarigen sporten vaker dan de 18-26 jarigen. Heerlense jongeren sporten in het algemeen minder frequent (61%) dan de jongeren uit de andere Parkstad-gemeenten. Met name in Heerlerheide is het sportgedrag aanzienlijk minder (57%) dan in de andere stadsdelen/kernen. Ook is het lidmaatschap van een sportvereniging in dit stadsdeel minder (47%) dan het Parkstadgemiddelde (58%). De redenen die jongeren noemen zijn met name de hoge prijs die ze moeten betalen voor het lidmaatschap van een sportvereniging, en het feit dat ze ‘ongeorganiseerd’ willen sporten en dus niet in verenigingsband.

Veiligheid Gemiddeld voelt ca. de helft van de jongeren in Parkstad Limburg zich ’s avonds weleens onveilig (51%), tegenover 22% overdag. In de stedelijke gemeenten wordt een beduidend hoger onveiligheidsgevoel ervaren (zowel overdag als ’s avonds) dan in de landelijke gemeenten. In Heerlen voelt 1 op de 4 jongere zich overdag wel eens onveilig ten opzichte van bijna 60% dat zich ’s avonds wel eens onveilig voelt. Het stadsdeel Hoensbroek springt hierbij het meest negatief bovenuit: 32% van de jongeren ervaart overdag onveiligheidsgevoelens en 65% ’s avonds. De dreiging en onveiligheidsgevoelens die men hier ervaart wordt niet door jongeren veroorzaakt, maar vooral door andere factoren (bijv. overlast kamerverhuur). Jongeren ervaren MEER onveiligheidsgevoelens in vergelijking tot ouderen. De voornaamste reden voor de onveiligheidsgevoelens overdag is het dealen van drugs, terwijl kenmerken van de fysieke omgeving (zoals een slechte verlichting) als voornaamste reden genoemd wordt voor de onveiligheidsgevoelens ’s avonds. De onveiligheidsgevoelens van volwassenen zijn onder Heerlenaren uit Heerlerheide ook het sterkst (45%). Ook wonen in Heerlerheide het hoogste aantal jeugdige verdachten (ondanks de afname tussen 2010 en 2011). Dit gegeven komt overeen met de ervaren jongerenoverlast die in dit stadsdeel geconstateerd wordt. Deze is namelijk eveneens het hoogste van de 4 stadsdelen (25% van de (volwassen) inwoners van Heerlerheide ervaart jongerenover- last in hun buurt).

Met betrekking tot de objectieve veiligheid is bekeken op welke wijze het aantal Halt-verwijzingen zich in de afgelopen jaren ontwikkeld heeft. Tussen 2009 en 2011 zien we in alle gemeenten een daling per 1.000 jongeren van 12 t/m 17 jaar. In 2011 zijn gemiddeld in Parkstad Limburg 17,2 jongeren per 1.000 jongeren naar Halt doorverwezen. Heerlen ligt met een aantal van 16,2 onder dit Parkstad-gemiddelde. Tussen 2009 en 2011 is een flinke daling van het aantal Halt-verwijzingen geconstateerd (van 34,8 per 1.000 jongeren in 2009 via 26,3 in 2010 naar 16,2 in 2011). Uit kwalitatieve achtergrondinformatie blijkt dat het aantal verwijzingen naar Halt in de afgelopen jaren niet in verhouding staat tot diverse vormen van vandalisme, vernieling, jeugdoverlast of andere vormen van jeugdcriminaliteit (zoals winkeldiefstal). Uit de daling van de Halt-cijfers mag dus niet zonder meer geconcludeerd worden dat de objectieve veiligheid verbeterd is. Deze daling zou mogelijk ook veroorzaakt kunnen worden door een verandering in wetgeving (Salduz). Door deze wetgeving krijgen (minderjarige) jongeren een advocaat toegewezen, waardoor het risico kan toenemen op het seponeren van strafzaken. Bovendien is de wetgeving rondom Halt-zaken gewijzigd (bijv. vernieling en diefstal die een waarde boven € 150,- vertegenwoordigen worden niet meer bij Halt ondergebracht). In concreto betekent dit dat jeugdige verdachten eerder naar het Openbaar Ministerie doorverwezen worden dan naar Halt.

Daarnaast is het aantal jeugdige verdachten per 1.000 jeugdigen aan de hand van politieregistraties in kaart gebracht. Het relatief hoogste aantal jeugdige verdachten woont in het stadsdeel Heerlerheide. Het minste aantal is afkomstig uit het stadsdeel Heerlerbaan. Tussen 2010 en 2011 is het aantal jeugdige verdachten (12 t/m 26 jaar) in alle stadsdelen gedaald (-18%). De daling is het sterkst onder de jongeren die woonachtig zijn in het stadsdeel Hoensbroek (-31%). In de leeftijdscategorie 18 t/m 26 jaar zijn relatief meer jeugdige verdachten dan in de leeftijdscategorie 12 t/m 17 jaar. Bij de interpretatie van deze objectieve cijfers moet ook hier een kritische kanttekening geplaatst worden. Een daling van de

5 politieregistraties betekent niet per definitie dat een gebied objectief gezien veiliger geworden is. Uit kwalititatieve achtergrondgegevens blijkt bijvoorbeeld dat de delicten waarvoor jongeren verdacht worden zwaarder zijn geworden. Bovendien zijn jongeren door het gebruik van sociale media steeds slimmer en sneller met elkaar gaan communiceren, waardoor de ‘pakkans’ afneemt. Enige nuancering is dus op zijn plaats.

Gezondheid Jongeren in Parkstad Limburg ervaren hun gezondheid in het algemeen als zeer goed. In Heerlen bedraagt het aandeel jongeren dat de eigen gezondheid als (zeer) goed beoordeelt 81%. Dit aandeel wijkt nauwelijks af van het Zuid-Limburgse gemiddelde. Ruim één op de vier Heerlense jongeren (28%) maakt zich schuldig aan ‘binge’ drinken (d.w.z. er is minimaal 5 glazen alcohol per gelegenheid gedronken in de afgelopen 4 weken). Dit aandeel is significant lager dan zowel het gemiddelde op Zuid-Limburgse schaal (31%) als op landelijke schaal (36%). Qua rookgedrag wijken de Heerlense jongeren niet af van het Zuid-Limburgse gemiddelde: 17% geeft aan dat ze momenteel weleens roken. Daarentegen is het softdrugsgebruik onder Heerlense jongeren (8%) aanzienlijk lager dan het landelijke gemiddelde (17%). Naast het sportgedrag is aan jongeren gevraagd of ze voldoende bewegen. Hiertoe is de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) ontwikkeld en gebruikt. Gemiddeld voldoet 40% van de jongeren aan de NNGB. Jongeren in de stadsdelen Hoensbroek en Heerlerheide bewegen meer dan dit Parkstad- gemiddelde (resp. 44% en 45%), terwijl jongeren in Heerlen-Stad minder bewegen. Ondanks dat jongeren in Heerlerheide meer bewegen, sporten ze minder dan het Heerlense gemiddelde. Tussen 2008 en 2012 is het aandeel Heerlense jongeren dat voldoet aan de NNGB gestegen (ter vergelijking: in 2008 voldeed 32% aan deze beweegnorm).

Onderwijs en werk Tussen 2010 en 2012 (peildatum: 1-5-2012) is de jeugdwerkloosheid in Parkstad Limburg gedaald van 5,2% naar 4,3%. Ook in Heerlen zien we een daling van 7,1% in 2010 naar 6,5% in 2012 (peildatum: 1- 5-2012). Ondanks deze daling ligt de jeugdwerkloosheid in Heerlen boven het regionale (4,3%), provinciale (2,5%) en landelijke gemiddelde (2,2%). Naast de daling van de jeugdwerkloosheid is ook een daling in het aandeel nieuwe voortijdig schoolverla- ters (VSV’ers) waargenomen. Tussen 2010 en 2011 is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de stedelijke gemeenten gedaald, terwijl in de landelijke gemeenten een toename te zien is. In Heerlen is het aandeel gedaald van 5,4% in 2010 tot 5,3% in 2011. Het totale aandeel kinderen in het speciaal basisonderwijs en het speciaal (V)SO is in Parkstad Limburg tussen 2010 en 2011 licht gestegen met 0,2 procentpunten (resp. van 2,9% naar 3,1% en van 3,3% naar 3,5%). In Heerlen is dit aandeel in het speciaal basisonderwijs gestegen van 3,2% naar 3,3% en in het (V)SO van 3,8% naar 4,0%.

Vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk wordt door ruim één op de vijf jongeren (22%) in Parkstad Limburg verricht. In Heerlen is dit aandeel vrijwel identiek (20%). De deelname aan een maatschappelijke stage is nauwelijks van invloed op de mate waarin jongeren momenteel vrijwilligerswerk verrichten. Wel is de mate waarin jongeren momenteel vrijwilligerswerk verrichten van invloed op de intentie om in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan verrichten (positieve correlatie).

Toekomstplannen wonen en werken De keuze om in de eigen woonplaats/stad te blijven wonen is sterk afhankelijk van de verwachting die jongeren hebben om in de eigen woonplaats een baan te vinden. Naarmate de verwachting om in de

6 eigen woonplaats een baan te vinden hoger is, is men eerder geneigd om in de eigen woonplaats te blijven wonen. Van de Heerlense jongeren is 38% voornemens om in de eigen woonplaats te blijven wonen, 18% wil niet in de eigen woonplaats blijven wonen, terwijl de rest nog geen uitgesproken mening hierover heeft. Heerlense jongeren verwachten eerder een baan binnen de eigen Provincie te vinden (55%), dan binnen de eigen regio (33%) of de eigen gemeente (24%). De verhuisgeneigdheid hangt af van de verwachting om binnen de eigen Provincie een baan te vinden. Heerlense jongeren die verwachten binnen de eigen Provincie een baan te vinden zijn significant minder (25%) bereid om te verhuizen naar een andere Provincie dan jongeren die hun kansen veel lager inschatten (45%). Hoger opgeleide jongeren zijn eerder bereid om voor hun werk en studie te verhuizen. Daarnaast valt op dat een veel kleiner aandeel jongeren uit de stedelijke gemeenten bereid is om te verhuizen indien ze niet verwachten een baan te vinden binnen de eigen Provincie in vergelijking met jongeren uit de landelijke gemeenten. Klaarblijkelijk is de verhuisbereidheid van jongeren in landelijke gemeenten groter.

7

1. DEMOGRAFISCHE KENMERKEN JONGEREN IN PARKSTAD 1.1 Aantal jongeren 0-26 jaar

In dit hoofdstuk wordt een aantal demografische kenmerken van de jongeren in Parkstad Limburg beschreven. In concreto betreft het de leeftijdsopbouw (paragraaf 1.1), het aantal eenoudergezinnen (paragraaf 1.2) en het aantal tienermoeders (paragraaf 1.3).

In Parkstad Limburg behoort 16% van het totaal aantal inwoners tot de groep ‘jongeren in de leeftijd van 12 t/m 26 jaar’ (de doelgroep van het survey-onderzoek in deze rapportage). Dit aandeel verschilt nauwelijks tussen de gemeenten. In en Heerlen wonen relatief gezien de meeste jongeren (17%). Relatief gezien wonen in Parkstad Limburg iets minder jongeren dan in de Provincie Limburg en Nederland.

Tabel 1.1: Aantal jongeren 0-26 jaar in Parkstad Limburg (absoluut en in % van de totale bevolking), 1-1-2012

0-3 jaar 4-11 jaar 12-17 jaar 18-26 jaar 12-26 jaar

Brunssum 1032 (4%) 2196 (8%) 1828 (6%) 2750 (9%) 4578 (16%)

Brunssum-West 272 (4%) 643 (9%) 516 (7%) 630 (9%) 1146 (16%) Brunssum Centrum- 489 (3%) 968 (7%) 804 (6%) 1377 (9%) 2181 (15%) Noord Brunssum Zuid-Oost 271 (4%) 585 (8%) 508 (7%) 743 (10%) 1251 (17%)

Heerlen 3071 (3%) 6367 (7%) 5236 (6%) 9617 (11%) 14853 (17%)

Heerlen-Stad 1284 (3%) 2654 (7%) 2135 (5%) 4412 (11%) 6547 (17%)

Heerlerbaan 304 (3%) 652 (7%) 679 (7%) 1023 (11%) 1702 (18%)

Heerlerheide 782 (4%) 1655 (8%) 1252 (6%) 2159 (11%) 3411 (17%)

Hoensbroek 701 (3%) 1406 (7%) 1170 (6%) 2023 (10%) 3193 (16%)

Kerkrade 1605 (3%) 3131 (7%) 2540 (5%) 4454 (9%) 6994 (15%)

Kerkrade Noord 260 (3%) 564 (7%) 425 (5%) 788 (10%) 1213 (16%)

Kerkrade Oost 815 (3%) 1563 (6%) 1254 (5%) 2264 (9%) 3518 (14%)

Kerkrade West 530 (4%) 1004 (7%) 861 (6%) 1402 (9%) 2263 (15%)

Landgraaf 1239 (3%) 2835 (7%) 2413 (6%) 3454 (9%) 5867 (15%)

Nieuwenhagen 282 (3%) 637 (7%) 565 (6%) 908 (9%) 1473 (15%)

Schaesberg 524 (3%) 1121 (7%) 997 (6%) 1490 (9%) 2487 (16%)

Ubach over Worms 433 (3%) 1077 (9%) 851 (7%) 1056 (8%) 1907 (15%)

Nuth 504 (3%) 1160 (7%) 1033 (7%) 1376 (9%) 2409 (15%)

Onderbanken 204 (3%) 658 (8%) 580 (7%) 733 (9%) 1313 (16%)

Simpelveld 348 (3%) 812 (7%) 746 (7%) 952 (9%) 1698 (16%)

Simpelveld 153 (3%) 400 (7%) 358 (6%) 467 (8%) 825 (15%)

Bocholtz 195 (4%) 412 (8%) 388 (7%) 485 (9%) 873 (16%)

Voerendaal 422 (3%) 1005 (8%) 877 (7%) 1033 (8%) 1910 (15%)

Parkstad Limburg 8425 (3%) 18164 (6%) 15253 (6%) 24369 (10%) 39622 (16%) 117534 192930 Provincie Limburg* 75396 (7%) 38300 (3%) 88238 (8%) (10%) (17%) 735873 1561336 1188913 1869836 3058749 Nederland* (4%) (9%) (7%) (11%) (18%)

Bron: GBA, * CBS

8

1. DEMOGRAFISCHE KENMERKEN JONGEREN IN PARKSTAD 1.2 Eenoudergezinnen

Tabel 1.2: Eenoudergezinnen, in %

2009 2010 2011

Brunssum 7,3% 7,4% 8,0% Heerlen 7,8% 7,9% 8,2% Kerkrade 7,4% 7,4% 7,7% 6,8% 7,1% 7,2% 5,6% 5,6% 5,6% 6,6% 6,8% 7,0% Simpelveld 5,1% 5,5% 5,7% 6,1% 6,1% 5,9% Parkstad Limburg 7,2% 7,3% 7,6% LIMBURG 6,1% 6,3% 6,4% NEDERLAND 6,4% 6,6% 6,7%

Bron: GBA, CBS

Uit bovenstaande tabel blijkt dat in 2011 gemiddeld 7,6% van het aantal gezinnen in Parkstad Limburg een eenoudergezin betreft. Een eenoudergezin betekent een gezin waarbij minimaal één minderjarig kind bij één ouder woont (d.w.z. volgens de Gemeentelijke Basisadministratie). De percentages variëren van 5,6% in Nuth tot 8,2% in Heerlen. In de stedelijke gemeenten zijn in verhouding tot Limburg en Nederland relatief gezien meer eenoudergezinnen. Tussen 2010 en 2011 is het aandeel eenoudergezinnen in de meerderheid van de gemeenten gestegen. Ook in Limburg en Nederland zien we een stijging van het aandeel eenoudergezinnen. Echtscheiding is de belangrijkste oorzaak voor het een ouderschap.

9

1. DEMOGRAFISCHE KENMERKEN JONGEREN IN PARKSTAD 1.3 Tienermoeders

Tabel 1.3: Aantal levendgeborenen bij een moeder die jonger is dan 20 jaar, absoluut en in %

Aantal levendgeborenen bij moeders Levendgeborenen, in % van het

jonger dan 20 jaar aantal meisjes 15 t/m 19 jaar

2009 2010 2009 2010

Brunssum 5 4 0,6% 0,5% Heerlen 18 25 0,7% 1,0% Kerkrade 12 9 1,0% 0,8% Landgraaf 5 4 0,5% 0,4% Nuth 1 2 0,2% 0,5% Onderbanken 1 2 0,5% 0,8% Simpelveld 0 1 0% 0,3% Voerendaal 0 0 0% 0% LIMBURG 117 104 0,4% 0,3% NEDERLAND 2636 2536 0,5% 0,5%

Bron: CBS

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het aantal tienerzwangerschappen in de Parkstad-gemeenten relatief hoog is. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat dit het aantal totale tienerzwangerschap- pen betreft van meisjes tot 20 jaar, en niet uitsluitend het aantal 1e zwangerschappen van meisjes tot 20 jaar. Het is echter aannemelijk dat dit nauwelijks invloed heeft op de hoogte van de aantallen. Het aantal tweede en verdere zwangerschappen is namelijk in de leeftijd tot 20 jaar gering. In een aantal gemeenten is het aandeel meisjes van 14 t/m 19 jaar dat in 2010 moeder geworden is, gestegen. Dit is het geval in Heerlen, Nuth, Onderbanken en Simpelveld. De gemeenten Brunssum, Kerkrade en Landgraaf laten een daling zien, een positieve ontwikkeling dus. In Nederland is in 2010 0,5% van de 15 t/m 19 jarigen moeder geworden.

10

11

2. JONGERENVOORZIENINGEN 2.1 Jongerenvoorzieningen in de eigen woonplaats

Tabel 2.1: Missen jongerenvoorzieningen in eigen woonplaats, in % In dit hoofdstuk staat het thema jongerenvoorzie- Gemeente Ja ningen centraal, waarbij een opsplitsing is Brunssum 69% Heerlen 50% gemaakt in voorzieningen op stedelijk niveau Kerkrade 65% (paragraaf 2.1) en buurtvoorzieningen (2.2). Landgraaf 59% Vragen die aan de orde komen zijn: in hoeverre Nuth 71% maken jongeren gebruik van deze voorzieningen? Onderbanken 68% Missen ze voorzieningen? Hoe waarderen ze de Simpelveld 71% Voerendaal 55% voorzieningen? Parkstad Limburg 59% Gemiddeld mist 59% van de jongeren in Parkstad Grafiek 2.1: Gemiste voorzieningen in de eigen woonplaats, in % Limburg voorzieningen op het gebied van vrijetijdsbe-

45 28 steding in hun eigen gemeente. Van de 12 t/m 17 22 Brunssum 20 35 63 jarigen mist een groter aandeel voorzieningen in de 42 19 eigen gemeente dan de 18 t/m 26 jarigen (65% resp. 31 Heerlen 30 22 38 56%). Twee op de drie jongeren zijn van mening dat er 48 30 weinig of niets te doen is voor jongeren van hun leeftijd 25 Kerkrade 28 31 51 in hun woonplaats. Heerlense jongeren zijn het meest 30 andere dingen 13 positief (52%), jongeren in Onderbanken het minst. In 39 Landgraaf 40 26 57 pop‐podia Onderbanken vindt nl. maar liefst 85% van de jongeren 35 22 dat er te weinig/niets voor hen te doen is. 24 Nuth 37 ontmoetingsplek 37 55 Van de genoemde voorzieningen wordt een discotheek 33 jongerencentrum 27 gemiddeld het meest frequent gemist, op de voet 32 Onderbanken 41 43 47 café gevolgd door andere voorzieningen. Uit een nadere 48 30 26 analyse blijkt dat de top 3 van meest genoemde Simpelveld 30 discotheek 25 37 gemiste voorzieningen bestaat uit: bioscoop, zwembad 35 19 35 en sportmogelijkheden (bijv. voetbalveldje). Gemiddeld Voerendaal 41 19 50 worden de voorzieningen voor jongeren in hun 41 22 29 woonplaats gewaardeerd met een 5,8. In Onderbanken Parkstad Limburg 31 28 52 waarderen jongeren de voorzieningen met een 4,8 het laagste. Heerlen scoort in de ogen van de jongeren het 0% 10203040506070% % % % % % % hoogste met een 6,4 (niet weergegeven in grafiek). Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

12

2. JONGERENVOORZIENINGEN 2.2 Jongerenvoorzieningen in de eigen buurt Grafiek 2.2: Rapportcijfer voorzieningen in buurt (0 = zeer laag; 10 = zeer hoog)

Tabel 2.2: Missen jongerenvoorzieningen in eigen buurt, in %

Buurt / Stadsdeel Ja Brunssum Centrum‐Noord 5,6 Brunssum Centrum-Noord 61% Brunssum West 6,1 Brunssum-West 53% Brunssum Zuid‐Oost 5,7 Brunssum Zuid-Oost 59% Heerlen‐Stad 6,1 Heerlen-Stad 51% Heerlerbaan 54% Heerlerbaan 6,2 Heerlerheide 64% Heerlerheide 5,7 Hoensbroek 46% Hoensbroek 6,1 Kerkrade Noord 63% Kerkrade Noord 5,4 Kerkrade Oost 63% Kerkrade Oost 5,8 Kerkrade West 61% Kerkrade West 5,4 Nieuwenhagen 65% Nieuwenhagen 5,9 Schaesberg 65% Schaesberg 5,6 Ubach over Worms 64% Ubach over Worms 5,5 Nuth 60% Nuth 5,4 Onderbanken 57% Simpelveld 59% Onderbanken 5,2 Bocholtz 57% Simpelveld 5,3 Voerendaal 48% Bocholtz 5,2 Voerendaal 5,6

4,6 4,8 5 5,2 5,4 5,6 5,8 6 6,2 6,4

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

In alle stadsdelen worden bepaalde jongerenvoorzieningen door minimaal de helft van de jongeren gemist. Deze percentages variëren van 48% in Voerendaal tot 65% in Nieuwenhagen en Schaesberg. Een plek in de openlucht om jongeren te ontmoeten wordt het meest gemist in Brunssum

West (50%), en Schaesberg (40%). Een jeugdcentrum/jeugdhonk wordt vooral gemist in Ubach overWorms (57%) en Voerendaal (48%), en een café wordt door de jongeren van Onderbanken en Nieuwenhagen het meest frequent genoemd (39%). Het rapportcijfer voor voorzieningen in de eigen buurt varieert van een 5,2 in Onderbanken en Bocholtz naar een 6,2 in Heerlerbaan. Uit grafiek 2.2 valt verder af te leiden dat jongeren in de Heerlense stadsdelen de jongerenvoorzieningen op het gebied van vrijetijdsbesteding het hoogste waarderen. In deze stadsdelen is ook een relatief klein aandeel jongeren dat voorzieningen mist. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Heerlense stadsdelen een relatief hoog rapportcijfer krijgen. De gemeente Heerlen heeft ook een mobiele ontmoetingsplek: de jongerenbus. Deze jongerenbus is bekend bij 40% van de Heerlense jongeren. Hierbij is er geen verschil in leeftijd.

13

2. JONGERENVOORZIENINGEN 2.3 Inspraak

Grafiek 2.3: Feitelijke inspraakmogelijkheden en gewenste inspraakmogelijkheden door gemeente, in %

Gemiddeld geeft 70% van de jongeren aan dat ze door hun gemeente niet betrokken worden bij het realiseren van Brunssum 65% 74% voorzieningen van jongeren van hun leeftijd. 67% De verschillen tussen de gemeenten zijn klein. Heerlen 73% In het verlengde daarvan staat dat een bijna even groot 75% Kerkrade 80% aandeel van de jongeren (74%) wel van mening is dat de gemeente overleg met hun zou moeten hebben over het 69% Landgraaf 74% realiseren van bepaalde voorzieningen voor jongeren. niet betrokken door 80% gemeente Nuth 78%

75% gemeente moet overleg Onderbanken 69% hebben met jongeren 73% Simpelveld 74%

75% Voerendaal 66%

70% Parkstad Limburg 74%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

14

15

3. INFORMATIEVOORZIENING ZORG EN WELZIJN 3.1 Bekendheid met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

Grafiek 3.1: bekendheid met het CJG in eigen gemeente en met de functie van het CJG, in %

In dit hoofdstuk staat de informatievoorziening op het gebied van welzijn en zorg centraal. Achtereenvolgens Brunssum 22% 18% wordt besproken: bekendheid met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (paragraaf 3.1), beschikbaarheid van Heerlen 20% 16% informatie en bekendheid met instellingen voor hulp/advies 20% (paragraaf 3.2) en hulpvraag op het gebied van Kerkrade 15% school/studie, werk, gezondheid en privé-omstandigheden 26% (paragraaf 3.3). Landgraaf 16%

24% bekendheid functie CJG Nuth 12% Gemiddeld is een groter aandeel van de jongeren op de hoogte van bekenheid CJG gemeente de functie en taken van het CJG dan dat ze op de hoogte zijn van 19% Onderbanken 10% de aanwezigheid van een CJG in hun eigen gemeente (resp. 22% en 15%). 24% Simpelveld 12% Uit achtergrondanalyses blijkt dat tussen de leeftijdsgroepen gemiddeld geen grote verschillen zijn (niet weergegeven in Voerendaal 19% 10% grafiek). Wel is er een grote variatie op gemeenteniveau per 22% leeftijdscategorie. Zo varieert de ‘bekendheid van het CJG in eigen Parkstad Limburg 15% gemeente’ in de leeftijdsgroep van 12 t/m 17 jaar van 9% in 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% Voerendaal en Nuth tot 17% in Brunssum. De bekendheid met de ‘functie en taken CJG’ is het hoogst onder de 18 t/m 26 jarigen in Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012 Simpelveld (30%), en het laagste in Onderbanken (16%). Overigens weet slechts 20% van de personen die in het afgelopen jaar een hulpvraag hadden waarvoor ze voor het CJG terecht kunnen, en 15% van deze ‘hulpvragers’ is op de hoogte van het feit dat in hun eigen gemeente een CJG aanwezig is. Klaarblijkelijk is de betekenis van het CJG voor de meeste jongeren nog niet duidelijk (niet weergegeven in grafiek).

16

3. INFORMATIEVOORZIENING ZORG EN WELZIJN 3.2 Beschikbaarheid informatie en bekendheid met instellingen voor hulp/advies

Grafiek 3.2: Beschikbaarheid van voldoende informatie en bekendheid met instellingen/personen voor hulp/advies, in %

Gemiddeld weet meer dan de helft van de jongeren in Parkstad Limburg (55%) bij welke persoon of instellingen ze terecht Brunssum 36% 55% kunnen bij advies of hulp op het gebied van gezondheid, werk, studie of seksualiteit. Tussen de leeftijdsgroepen zien we Heerlen 40% 56% nauwelijks verschillen. 30% Opvallend is dat slechts een op de drie jongeren (35%) aangeeft Kerkrade 53% dat er naar hun idee voldoende informatie beschikbaar is over 38% onderwerpen die hen aangaan (bijv. over school, werk en Landgraaf 53% beschikbaarheid van voldoende informatie gezondheid). Nog eens 35% geeft aan geen mening hierover te 27% hebben of weet het niet. Ondanks het gegeven dat slechts een Nuth 54% bekendheid met derde van de jongeren aangeeft dat er voldoende informatie 24% Onderbanken 58% instellingen/personen voor beschikbaar is over voornoemde onderwerpen, weet wel meer dan hulp/advies de helft van alle jongeren de betreffende persoon of instelling te 24% Simpelveld 57% vinden voor hulp of advies.

32% Voerendaal 52%

35% Parkstad Limburg 55%

0% 20% 40% 60% 80%

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

17

3. INFORMATIEVOORZIENING ZORG EN WELZIJN 3.3 Hulpvraag op gebied van school/studie, werk, gezondheid en privé-omstandigheden

Grafiek 3.3: Hulpvraag / problemen in afgelopen 12 maanden, in %

Aan de jongeren is gevraagd of ze de afgelopen 12 maanden wel 74% eens hulp gezocht hebben voor vragen en/of problemen op het Brunssum 16% 10% gebied van school/studie, werk, gezondheid of privé- 65% Heerlen 24% omstandigheden. Gemiddeld genomen geeft 69% van de jongeren 12% in Parkstad Limburg aan dat dit niet het geval is. Zij hadden 69% Kerkrade 20% namelijk geen vragen en/of problemen. Eén op de vijf jongeren 11% nee, want ik had geen geeft aan dat zij wel hulp gezocht hebben en/of problemen 69% vragen/problemen Landgraaf 22% 9% hadden, terwijl één op de 10 jongeren geen hulp gezocht hebben, 73% ja maar wel de behoefte aan hulp hadden. Interessant is de vraag Nuth 18% 8% waarom zij hiervoor geen hulp gezocht hebben. Indien we kijken 69% naar het verband tussen enerzijds de gezochte hulpvraag (zie Onderbanken 20% 11% nee, maar ik had wel grafiek 3.2) en anderzijds de bekendheid met personen en/of 85% Simpelveld 8% behoefte aan instellingen waar jongeren voor hulp/advies terecht kunnen, valt 8% hulp/informatie het volgende op. Van de groep jongeren die geen hulp gezocht 78% Voerendaal 15% hebben, maar wel behoefte aan hulp/informatie hadden, weet een 7% significant minder aandeel (36%) waar zij voor hulp of advies 69% Parkstad Limburg 20% terecht kunnen dan de groep jongeren die daadwerkelijk hulp 10% hiervoor gezocht heeft (63%). Deze kloof is in de meerderheid 0% 20% 40% 60% 80% 100% van de gemeenten geconstateerd.

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

18

3. INFORMATIEVOORZIENING ZORG EN WELZIJN (VERVOLG) 3.3 Hulpvraag op gebied van school/studie, werk, gezondheid en privé-omstandigheden

Tabel 3.1:Redenen waarvoor hulp gezocht werd, in %*

Moeilijk- Jezelf Omgang met Alcohol, Beroeps- Omgang met heden Dat zeg ik Gemeente (hoe je Gezondheid leeftijds- Seksualiteit drugs of Iets anders keuze ouders bij het leren/ liever niet bent) genoten gokken studeren Brunssum 31% 9% 30% 38% 20% 4% 13% 5% 26% 16%

Heerlen 34% 9% 27% 34% 32% 5% 7% 2% 16% 14%

Kerkrade 28% 5% 21% 24% 26% 5% 6% 7% 27% 11%

Landgraaf 22% 0% 27% 21% 30% 7% 5% 0% 31% 15%

Nuth 24% 12% 35% 32% 31% 6% 5% 1% 16% 13%

Onderbanken 17% 11% 22% 28% 62% 2% 10% 3% 9% 9%

Simpelveld 4% 6% 31% 20% 22% 0% 11% 0% 27% 11%

Voerendaal 18% 8% 24% 29% 38% 6% 2% 2% 10% 9% Parkstad 28% 7% 26% 29% 30% 5% 7% 3% 21% 14% Limburg * uitgedrukt in percentages van het aantal jongeren dat daadwerkelijk hulp of advies ingewonnen heeft. De percentages kunnen tezamen meer dan 100% bedragen, aangezien meerdere antwoordcategorieën mogelijk waren Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

Aan de jongeren die in de afgelopen 12 maanden wel eens hulp gezocht hebben voor vragen en/of problemen is gevraagd waarvoor ze hulp gezocht hebben. Gemiddeld genomen wordt ‘gezondheid’, ‘jezelf, ‘beroepskeuze’ en ‘moeilijkheden bij het leren’ het meest frequent genoemd. Daarnaast valt het hoge percentage ‘iets anders’ op (21%). Nadere analyse laat zien dat hier vooral ‘werk’ (het vinden van werk) en ‘psychische/emotionele’ problemen door jongeren genoemd worden.

19

4. VRIJE TIJDSBESTEDING 4.1 Sporten

Grafiek 4.1: Sportbeoefening, in %

In hoofdstuk 4 staat het thema vrije tijdsbeste- 22% ding centraal. Achtereenvolgens wordt Brunssum Centrum‐Noord 74% 22% ingegaan op: sporten (paragraaf 4,1), Brunssum West 73% lidmaatschap sportvereniging (paragraaf 4.2), 21% Brunssum Zuid‐Oost 73% lidmaatschap andere vereniging (paragraaf Heerlen‐Stad 27% 62% 4.3) en schoolzwemmen (paragraaf 4.4). 25% Heerlerbaan 68% 33% Heerlerheide 57% Van de jongeren in Parkstad Limburg sport 30% Hoensbroek 62% gemiddeld 68% minimaal één keer per week. Dit 24% aandeel wijkt nauwelijks af van het landelijke Kerkrade Noord 69% 28% gemiddelde van 66% (Landelijke Jeugdmonitor, Kerkrade Oost 70% 1x per maand of minder 2010). Daar tegenover staat dat gemiddeld één op Kerkrade West 25% sporten 67% de 4 jongeren (24%) vrijwel nooit sport (maximaal 1 20% Nieuwenhagen 65% min. 1x per week sporten keer per maand). 20% Schaesberg 71% Het algemene beeld is dat jongeren in de landelijke 23% Ubach over Worms 69% gemeenten (Nuth, Onderbanken, Simpelveld en 18% Voerendaal) meer sporten dan in de stedelijke Nuth 76% 19% gemeenten. Onderbanken 72% Er is een significant verschil tussen de twee Simpelveld 17% 74% leeftijdsgroepen: 12 t/m 17 jarigen sporten vaker 12% Bocholtz 82% (78% minimaal één keer per week) dan de 18 t/m 26 15% Voerendaal 81% jarigen (61%). Ook is het aandeel dat vrijwel nooit 24% Parkstad Limburg 68% sport in hogere leeftijdsgroep hoger (29% resp. 16%). Deze bevinding komt overeen met landelijke 0% 20% 40% 60% 80% 100% resultaten: het aandeel jongeren dat wekelijks sport

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012 neemt af met de leeftijd (Landelijke Jeugdmonitor,

2010).

20

4. VRIJE TIJDSBESTEDING 4.2 Lidmaatschap sportvereniging

Grafiek 4.2: Lidmaatschap sportvereniging, in %

Tabel 4.1: Redenen geen lid van sportvereniging, in %* Brunssum Centrum‐Noord 64% Brunssum West 64% Beschik- Sport- Brunssum Zuid‐Oost 58% Geen baar aanbod is geschikt aanbod op Andere Buurt/stadsdeel Heerlen‐Stad 54% aanbod in sluit niet tijdstip- reden Heerlerbaan 66% buurt aan bij pen dat Heerlerheide 47% interesse ik niet Brunssum Centrum-Noord 16% 15% 28% 53% Hoensbroek 53% Brunssum-West 15% 15% 36% 58% Kerkrade Noord 58% Brunssum Zuid-Oost 17% 22% 22% 54% Kerkrade Oost 55% Heerlen-Stad 19% 19% 27% 48% Heerlerbaan 15% 17% 21% 64% Kerkrade West 61% Lidmaatschap Heerlerheide 18% 24% 20% 51% Nieuwenhagen 57% sportvereniging Hoensbroek 13% 18% 15% 64% Schaesberg 62% Kerkrade Noord 21% 27% 17% 39% Kerkrade Oost 16% 20% 21% 54% Ubach over Worms 59% Kerkrade West 7% 20% 21% 63% Nuth 72% Nieuwenhagen 23% 11% 34% 45% Onderbanken 65% Schaesberg 28% 11% 16% 61% Ubach over Worms 29% 22% 25% 45% Simpelveld 66% Nuth 25% 24% 19% 48% Bocholtz 69% Onderbanken 42% 39% 11% 25% Voerendaal 68% Simpelveld 24% 36% 20% 38% Bocholtz 24% 43% 24% 29% Parkstad Limburg 58% Voerendaal 19% 21% 35% 42% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Parkstad Limburg 19% 21% 23% 51%

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012 * uitgedrukt in percentages van het aantal jongeren dat geen lid is van een sportvereniging. De percentages kunnen tezamen meer dan 100% bedragen,

aangezien meerdere antwoordcategorieën mogelijk waren

Bijna 6 op de 10 jongeren in Parkstad Limburg is lid van een sportvereniging (58%). De percentages tussen de stadsdelen/gemeenten lopen niet ver uiteen. Aan jongeren die niet lid zijn van een sportvereniging / geen abonnement hebben bij een fitnesscentrum is gevraagd wat de reden hiervoor is. Van de genoemde antwoordmogelijkheden wordt ‘andere reden’ het meest frequent genoemd (51%). Hierbij werd genoemd: ‘financiën/te duur’ en ‘sport op eigen manier/niet in verenigingsverband’.

21

4. VRIJE TIJDSBESTEDING 4.3 Lidmaatschap andere vereniging

Grafiek 4.3: Lidmaatschap andere vereniging, club of instelling, in %

Gemiddeld is bijna één op de drie jongere lid van een Brunssum Centrum‐Noord 35% andere vereniging, club of instelling (31%). In de Brunssum West 32% landelijke gemeenten is het aandeel jongeren dat lid is Brunssum Zuid‐Oost 33% van een andere vereniging in het algemeen hoger dan Heerlen‐Stad 28% in de stedelijke gemeenten. Heerlerbaan 25% Jongeren zijn vooral lid van een muziekgroep (bijv. Heerlerheide 25% band, koor, fanfare), op de voet gevolgd door een Hoensbroek 25% carnavalsvereniging en scouting (resp. 19%, 16% en Kerkrade Noord 35% 13%). Opmerkelijk is dat het aandeel jongeren dat Kerkrade Oost 32% aangeeft lid te zijn van een andere vereniging of club Kerkrade West 33% lidmaatschap andere dan de genoemde clubs/verenigingen aanzienlijk hoog Nieuwenhagen 33% vereniging, club of instelling is: gemiddeld 61%. Uit nadere analyse van de Schaesberg 31% antwoordcategorieën blijkt dat jongeren hier voor het Ubach over Worms 30% leeuwendeel sportverenigingen of sportclubs hebben Nuth 40% ingevuld (zie tabel 4.2). De vraag naar het Onderbanken 40% lidmaatschap van een sportvereniging werd eerder Simpelveld 38% gesteld (grafiek 4.2), doch jongeren hebben de Bocholtz 43% lidmaatschap van een sportvereniging tevens bij de Voerendaal 41% antwoordcategorie ‘anders’ vermeld. Voor het meest Parkstad Limburg 31% betrouwbare beeld van het aandeel jongeren dat lid is van een sportvereniging moet dan ook uitgegaan 0% 10% 20% 30% 40% 50% worden van de oorspronkelijke vraagstelling hierover

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012 (grafiek 4.2).

22

Tabel 4.2: Soort lidmaatschap vereniging, club of instelling

Instelling Andere culturele Dansgroep/ Carnavals- Scouting Muziekgroep Hobbyclub vereniging of vorming (bijv. Toneelgroep vereniging club muziekschool) Brunssum Centrum-Noord 16% 4% 17% 5% 0% 4% 78% Brunssum-West 20% 3% 24% 10% 0% 7% 69% Brunssum Zuid-Oost 9% 3% 19% 16% 6% 9% 65% Heerlen-Stad 12% 10% 15% 8% 3% 25% 55% Heerlerbaan 20% 17% 12% 9% 0% 14% 71% Heerlerheide 7% 12% 18% 16% 2% 13% 61% Hoensbroek 25% 14% 12% 11% 2% 20% 48% Kerkrade Noord 14% 9% 34% 11% 0% 17% 57% Kerkrade Oost 19% 7% 26% 13% 1% 13% 47% Kerkrade West 5% 8% 10% 10% 2% 13% 69% Nieuwenhagen 8% 5% 21% 3% 3% 15% 73% Schaesberg 11% 8% 8% 8% 0% 5% 68% Ubach over Worms 13% 9% 19% 11% 0% 0% 62% Nuth 12% 3% 25% 9% 1% 24% 70% Onderbanken 2% 5% 21% 12% 2% 19% 68% Simpelveld 8% 2% 24% 6% 6% 16% 64% Bocholtz 3% 0% 31% 7% 3% 17% 69% Voerendaal 7% 2% 31% 8% 2% 29% 53% Parkstad Limburg 13% 8% 19% 10% 2% 16% 61% Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

23

4. VRIJE TIJDSBESTEDING 4.4 Schoolzwemmen

Grafiek 4.4: Bezit van zwemdiploma, in %

In het kader van het project ‘Schoolzwemmen’ is het van

Brunssum Centrum‐Noord 42% 95% belang om te inventariseren hoeveel jongeren een Brunssum West 35% 96% zwemdiploma hebben, al of niet behaald via school- Brunssum Zuid‐Oost 38% 93% zwemmen. Gemiddeld heeft 94% van de jongeren in Heerlen‐Stad 23% 93% Parkstad Limburg een zwemdiploma. Hiervan geeft 27% Heerlerbaan 22% 94% gemiddeld aan dat dit behaald is via schoolzwemmen. Op 21% Heerlerheide 94% stadsdeel/gemeenteniveau zijn er geen grote verschillen. 25% Hoensbroek 93% In Kerkrade-Oost is het minste aandeel jongeren met een Kerkrade Noord 39% 95% zwemdiploma (85%). Opvallend is de grote variatie in Kerkrade Oost 47% 85% het aandeel jongeren dat het zwemdiploma behaald heeft Kerkrade West 41% 94% behaald via schoolzwemmen via schoolzwemmen. Dit aandeel varieert van 12% in Nieuwenhagen 13% 98% zwemdiploma Nuth tot 47% in Kerkrade-Oost. Schaesberg 17% 92% Ubach over Worms 21% 95% Nuth 12% 96% Onderbanken 40% 99% Simpelveld 15% 99% Bocholtz 13% 99% Voerendaal 13% 98% Parkstad Limburg 27% 94% 0% 20% 40% 60% 80% 100%

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

24

25

5. VEILIGHEID 5.1 Subjectieve veiligheid

Grafiek 5.1: Onveiligheidsgevoelens ’s avonds en overdag, in %

In hoofdstuk 5 staat het thema veiligheid centraal. 49% De gepercipieerde onveiligheid, zoals die door de Brunssum Centrum‐Noord 17% 53% jongeren zelf ervaren wordt, is beschreven in Brunssum West 14% 40% paragraaf 5.1. In de paragrafen 5.2 en 5.3 wordt Brunssum Zuid‐Oost 21% de jeugdcriminaliteit weergegeven middels Heerlen‐Stad 54% 23% respectievelijk het aantal jeugdige verdachten en 54% Heerlerbaan 21% het aandeel Halt-verwijzingen. 59% Heerlerheide 31% 65% Hoensbroek 32% Gemiddeld voelt de helft van de jongeren in Parkstad 54% Kerkrade Noord 24% Limburg zich ’s avonds wel eens onveilig (51%), 56% tegenover 22% overdag. In de stedelijke gemeenten Kerkrade Oost 29% 50% wordt een beduidend hoger onveiligheidsgevoel ervaren Kerkrade West 21% onveiligheidsgevoelens 's avonds (zowel overdag als ’s avonds) dan in de landelijke 49% Nieuwenhagen 25% onveiligheidsgevoelens overdag gemeenten. Hoensbroek springt er het meest negatief Schaesberg 50% 17% bovenuit (32% onveiligheidsgevoelens overdag; 65% ’s 47% Ubach over Worms 15% avonds). Daarnaast is het interessant om te weten waar 44% Nuth 15% jongeren zich met name onveilig voelen (zie tabel 5.1). 34% Onderbanken 14% Genoemde plekken waar jongeren zich ’s avonds onveilig 33% Simpelveld 12% voelen zijn met name: hun eigen woonbuurt (51%) en 33% andere buurten in hun woonplaats (50%). Met name Bocholtz 9% 36% Heerlerheide en Hoensbroek scoren hoog op Voerendaal 14% onveiligheidsgevoelens in de eigen woonbuurt ’s avonds Parkstad Limburg 51% 22% (resp. 66% en 57%). Overdag voelen jongeren zich 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% vooral onveilig in andere buurten van hun woonplaats

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012 (45%) en hun eigen woonbuurt (42%).

De redenen voor de onveiligheidsgevoelens overdag zijn met name: Dealen met drugs (26%), en andere reden (43%). De redenen voor de onveiligheidsgevoelens ’s avonds zijn met name: Slechte verlichting (38%),en andere reden (37%), zoals asociale mensen en agressie.

26

Tabel 5.1: Locatie onveiligheidsgevoelens overdag en ’s avonds, in %

In mijn eigen In andere buurten In het centrum van Op school** Op mijn werk** Ergens anders woonbuurt van mijn woonplaats mijn woonplaats

overdag ‘s avonds overdag ‘s avonds overdag ‘s avonds overdag ‘s avonds overdag ‘s avonds overdag ‘s avonds

Brunssum Centrum- Noord 11% * 4% * 23% 29% 60% 69% 26% 35% 19% 15% Brunssum-West 3% * 16% * 32% 52% 36% 46% 11% 31% 33% 21% Brunssum Zuid-Oost 24% * 11% * 37% 47% 46% 53% 31% 33% 14% 16% Heerlen-Stad 9% * 5% * 42% 54% 51% 50% 32% 47% 12% 9% Heerlerbaan 17% * 0% * 39% 53% 28% 37% 27% 44% 24% 17% Heerlerheide 10% * 1% * 61% 66% 41% 42% 20% 33% 11% 9% Hoensbroek 20% * 7% * 57% 57% 47% 54% 31% 42% 12% 10% Kerkrade Noord 12% * 5% * 32% 46% 44% 55% 17% 26% 24% 21% Kerkrade Oost 11% * 12% * 53% 58% 55% 63% 17% 20% 8% 9% Kerkrade West 15% * 10% * 40% 51% 52% 62% 15% 28% 13% 9% Nieuwenhagen 19% * 0% * 35% 55% 44% 51% 28% 25% 10% 18% Schaesberg 5% * 8% * 27% 45% 44% 46% 9% 16% 22% 24% Ubach over Worms 19% * 0% * 35% 58% 38% 57% 27% 36% 28% 11% Nuth 11% * 3% * 26% 41% 39% 42% 9% 20% 35% 30% Onderbanken 17% * 0% * 33% 36% 30% 29% 14% 21% 30% 36% Simpelveld 13% * 6% * 21% 32% 34% 45% 16% 17% 31% 30% Bocholtz 10% * 13% * 13% 31% 44% 50% 13% 19% 33% 25% Voerendaal 19% * 9% * 30% 42% 28% 37% 9% 16% 42% 32% Parkstad Limburg 13% * 7% * 42% 51% 45% 50% 22% 32% 18% 16%

* niet van toepassing op de categorieën ’s avonds ** uitgedrukt in het percentage jongeren dat op school zit, respectievelijk dat werkt Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

27

5. VEILIGHEID 5.2 Jeugdige verdachten

Grafiek 5.2: Aantal Heerlense jeugdige verdachten, uitgedrukt per 1.000 jongeren (12 t/m 26 jaar)

In deze paragraaf worden alleen de jeugdige verdachten Aantal jeugdige verdachten 12 t/m 26 jaar in kaart gebracht die woonachtig zijn in Heerlen. 120,0 Het relatief hoogste aantal jeugdige verdachten woont in het stadsdeel Heerlerheide; het minste aandeel is afkomstig uit het stadsdeel Heerlerbaan. 100,0 Tussen 2010 en 2011 is het aantal jeugdige verdachten (12 t/m 26 jaar) per 1.000 jeugdigen in alle stadsdelen 80,0 gedaald. Gemiddeld genomen is deze daling in Heerlen Heerlen totaal in zijn totaliteit -18%. De daling is het sterkst onder de 60,0 Heerlerheide groep jongeren die woonachtig zijn in het stadsdeel Hoensbroek (-31%). Hoensbroek 40,0 Tabel 5.2 op de volgende pagina geeft een uitsplitsing Stad van het aantal jeugdige verdachten naar leeftijdscatego- 20,0 Heerlerbaan rie weer.

0,0 2010 2011 uitgedrukt per 1.000 jongeren

Bron: Politie regio Limburg Zuid, bewerking: bureau Onderzoek & Statistiek, gemeente Heerlen

28

Tabel 5.2: Aantal jeugdige verdachten, uitgesplitst naar leeftijdscategorieën*

2010 2011 12 t/m 17 jaar 18 t/m 26 jaar 12 t/m 17 jaar 18 t/m 26 jaar Heerlen totaal 77,2 103,5 65,8 84,0

Stadsdeel 100,5 111,1 89,0 109,7 Heerlerheide Stadsdeel 59,3 131,1 55,9 81,4 Hoensbroek

Stadsdeel Stad 85,3 92,5 67,3 79,3

Stadsdeel 39,0 78,4 36,2 50,5 Heerlerbaan

* uitgedrukt per 1.000 jongeren

Bron: Politie regio Limburg Zuid, bewerking: bureau Onderzoek & Statistiek, gemeente Heerlen

Uit bovenstaande tabel blijkt dat er relatief meer jeugdige verdachten zijn in de leeftijdscategorie 18 t/m 26 jaar dan in de leeftijdscategorie 12 t/m 17 jaar. Dit geldt voor jongeren uit alle Heerlense stadsdelen. Tussen 2010 en 2011 is het aantal jeugdige verdachten per 1.000 jongeren in beide leeftijdscategorieën gedaald. In de leeftijdscategorie ’18 t/m 26 jaar’ is deze daling relatief sterker.

29

5. VEILIGHEID 5.3 Halt-verwijzingen

Grafiek 5.3: Aantal Halt-verwijzingen per gemeente, uitgedrukt per 1.000 jongeren (12 t/m 17 jaar)

Het aantal Halt-verwijzingen per 1.000 jongeren in de leeftijdscatego- 29,5 Brunssum 28,3 rie 12 t/m 17 jaar is tussen 2009 en 2011 in de meerderheid van de 21,8 gemeenten gedaald. Een positieve ontwikkeling dus. In 2011 zijn 34,8 Heerlen 26,3 gemiddeld in Parkstad Limburg 17,2 jongeren per 1.000 jongeren in 16,2 de leeftijd van 12 t/m 17 jaar doorverwezen naar Halt. Een flinke 28,8 Kerkrade 18,3 daling ten opzichte van 2009 (29,4). In Kerkrade wordt in 2011 22,7 relatief het meest aantal jongeren doorverwezen naar Halt (22,7), en 28,2 Landgraaf 19,9 21,3 in Simpelveld het minste aantal (6,6). In de stedelijke gemeenten 2009 22,1 zien we dat het aantal Halt-verwijzingen groter is dan in de landelijke Nuth 17,4 9,5 2010 gemeenten. In met name Heerlen, Nuth en Simpelveld is het aantal 16 Halt-verwijzingen relatief gezien het sterkste gedaald. Onderbanken 5,2 2011 7

24 Simpelveld 14,7 6,6

22 Voerendaal 10 12,3

29,4 Parkstad Limburg 21,3 17,2

0 5 10 15 20 25 30 35 40

Bron: GGD Zuid-Limburg, bewerking: bureau Onderzoek & Statistiek, gemeente Heerlen

30

31

6. GEZONDHEID 6.1 Ervaren gezondheid

Grafiek 6.1: Algemene gezondheidsbeleving, in %

In dit hoofdstuk wordt het thema gezondheid besproken. In de eerste 6 paragrafen wordt ingegaan op de Brunssum 82% gezondheidsbeleving (ervaren gezondheid) en ongezond gedrag (overgewicht, alcoholgebruik, rookgedrag, Heerlen 81% softdrugsgebruik en bewegen. In paragraaf 6.7 wordt weergegeven hoeveel indicaties afgegeven zijn voor Kerkrade 79% jeugdzorg.

Landgraaf 81% Algemene Aan jongeren is de vraag voorgelegd hoe ze hun gezondheid in gezondheidsbeleving het algemeen vinden. Hiertoe hadden zij de mogelijkheid om te Nuth 88% (goed‐uitstekend) kiezen tussen de antwoordmogelijkheden: ‘heel goed’, ‘goed’, ‘gaat wel’, ‘ niet zo best’ en ‘slecht’. Jongeren in de Parkstad- Onderbanken 82% gemeenten ervaren hun gezondheid in het algemeen zeer goed. Simpelveld 87% De verschillen in ervaren gezondheid tussen de gemeenten zijn klein. Voerendaal 83% Ter referentie: gemiddeld ervaart in Zuid-Limburg 82% van de jongeren hun gezondheid als goed of uitstekend. De gemeente 70% 75% 80% 85% 90% Nuth scoort significant hoger dan dit gemiddelde.

Bron: Regionaal Kompas GGD Zuid-Limburg, 2009

32

6. GEZONDHEID 6.2 (ernstig) Overgewicht

Grafiek 6.2: (ernstig) Overgewicht 13-14 jarigen in 2009, in %

De variatie in zowel overgewicht (BMI ≥ 25) als ernstig overgewicht (BMI ≥ 30) is onder de 13-14 jarigen relatief groot: Brunssum 3% 18% van 12% in Voerendaal tot 25% in Heerlen. 4% Opvallend is dat (ernstig) overgewicht in de stedelijke Heerlen 21% gemeenten frequenter voorkomt dan in de landelijke gemeenten. 4% In Zuid-Limburg is overgewicht onder 13-14 jarigen 15% en Kerkrade 18% ernstig overgewicht 3%. De Parkstad-gemeenten verschillen niet 3% Ernstig overgewicht 13‐14 Landgraaf 18% significant ten opzichte van het gemiddelde van Zuid-Limburg. jaar 3% Nuth 13% Overgewicht 13‐14 jaar 4% Onderbanken 15% 1% Simpelveld 13% 1% Voerendaal 11%

0% 5% 10% 15% 20% 25%

Bron: Regionaal Kompas GGD Zuid-Limburg, 2009

33

6. GEZONDHEID 6.3 Alcoholgebruik

Grafiek 6.3: Alcoholgebruik in 2009, in %

Aan jongeren is gevraagd of ze in de laatste 4 weken wel eens alcohol 40% gedronken hebben. Dit aandeel varieert van 36% in Onderbanken tot Brunssum 27% 54% in Simpelveld. In Zuid-Limburg drinkt gemiddeld 46% van de 41% jongeren wel eens alcohol. Heerlen 28% Daarnaast is gevraagd naar het aantal glazen alcohol dat jongeren 43% Kerkrade 31% meestal per gelegenheid drinken. Indien dit aantal 5 glazen of meer is, wordt gesproken van binge drinken. Binge drinken is het laagste in 53% Alcoholgebruik Landgraaf 38% Onderbanken (26%) en het hoogste in Voerendaal (39%). In Zuid- Limburg is dit aandeel 31%. De gemeenten Voerendaal, Simpelveld, Nuth 47% 32% Binge drinken (drinkt ≥ 5 en Landgraaf wijken ongunstig significant af van dit regionale glazen per gelegenheid) 36% gemiddeld. Brunssum en Heerlen wijken daarentegen gunstig Onderbanken 26% significant af van dit gemiddelde. Landelijk bedraagt dit cijfer 35,6% 54% (2007; Trimbos-Instituut). Simpelveld 34%

51% Voerendaal 39%

0% 20% 40% 60%

Bron: Regionaal Kompas GGD Zuid-Limburg, 2009

34

6. GEZONDHEID 6.4 Roken

Grafiek 6.4: Rookgedrag in 2009, in %

Aan jongeren is gevraagd of ze momenteel wel eens roken. Dit rookgedrag kan variëren van iedere dag tot minder dan één keer Brunssum 14% per week. Het aandeel jongeren dat momenteel (wel eens) rookt varieert Heerlen 17% van 10% in Onderbanken tot 21% in Simpelveld. In Zuid- Limburg rookt gemiddeld 16% van de jongeren. Simpelveld en Kerkrade 17% Landgraaf wijken (ongunstig) significant af van dit regionale gemiddelde. Landgraaf 19%

Roken Nuth 14%

Onderbanken 10%

Simpelveld 21%

Voerendaal 12%

0% 5% 10% 15% 20% 25%

Bron: Regionaal Kompas GGD Zuid-Limburg, 2009

35

6. GEZONDHEID 6.5 Softdrugsgebruik

Grafiek 6.5: Softdrugsgebruik (hasj of wiet), in %

Het aandeel jongeren dat in hun hele leven wel eens hasj of wiet gebruikt heeft is in de stedelijke gemeenten hoger dan in de Brunssum 6% landelijke gemeenten, variërend van 3% in Onderbanken tot 8% in Heerlen 8% Heerlen. In Zuid-Limburg heeft gemiddeld 6% van de jongeren wel eens hasj of wiet gebruikt. Alleen Heerlen verschilt significant ten Kerkrade 7% opzicht van dit regionale gemiddelde. Desondanks zijn de scores van de Parkstad-gemeenten aanzienlijk lager dan het landelijke Landgraaf 6% gemiddelde van 16,7% (Trimbos Instituut, 2007). softdrugsgebruik Nuth 5%

Onderbanken 3%

Simpelveld 6%

Voerendaal 4%

0% 2% 4% 6% 8% 10%

Bron: Regionaal Kompas GGD Zuid-Limburg, 2009

36

6. GEZONDHEID 6.6 Bewegen

Grafiek 6.6: Voldoende bewegen, in %

Naast informatie over het sportgedrag van jongeren (zie Brunssum Centrum‐Noord 38% grafiek 4.1) is het daarnaast interessant om te weten of Brunssum West 28% jongeren voldoende bewegen. Hiertoe is de Nederlandse Brunssum Zuid‐Oost 44% Norm Gezond Bewegen (NNGB) ontwikkeld. Deze norm is Heerlen‐Stad 34% een criterium om na te gaan of de gemiddelde Heerlerbaan 40% Nederlander, in dit geval de gemiddelde jongere t/m 17 Heerlerheide 45% jaar, voldoende beweegt om positieve effecten op de Hoensbroek 44% gezondheid te bewerkstelligen. Kerkrade Noord 32% Een jongere t/m 17 jaar voldoet aan deze norm als zij Kerkrade Oost 32% zowel in de zomer als in de winter tenminste 5 maal per Kerkrade West 48% 12 t/m 17 jarigen dat aan week 60 minuten matig intensief beweegt. Nieuwenhagen 39% beweegnorm voldoet (NNGB) Gemiddeld voldoet 40% van de 12 t/m 17 jarigen aan de NNGB, variërend van 27% in Ubach over Worms tot 55% Schaesberg 43% in Onderbanken. In 2008 was dit aandeel onder de Ubach over Worms 27% Heerlense jongeren gemiddeld 32% (Jongerenonderzoek Nuth 50% Heerlen, 2008). Het leeuwendeel van de jongeren Onderbanken 55% beweegt in 2012 meer dan dit gemiddelde in 2008. Een Simpelveld 39% positieve ontwikkeling dus. Bocholtz 38%

Voerendaal 45% Parkstad Limburg 40% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

37

6. GEZONDHEID 6.7 Geïndiceerde jeugdzorg

Tabel 6.1: Geïndiceerde jeugdzorg, peildatum: 31-12-2011*

Nieuwe instroom geïndiceerde Aantal jeugdigen dat indicatie-

jeugdzorg besluit heeft ontvangen Brunssum 26 (0,49%) 37 (0,70%) Heerlen 95 (0,61%) 148 (0,95%) Kerkrade 46 (0,60%) 57 (0,74%) Landgraaf 32 (0,46%) 46 (0,67%) Nuth 4 (0,14%) 8 (0,28%) Onderbanken 7 (0,46%) 9 (0,59%) Simpelveld 5 (0,25%) 7 (0,35%) Voerendaal 5 (0,21%) 6 (0,25%) Parkstad Limburg 220 (0,50%) 318 (0,27%) * in absolute aantallen en in procenten van het aantal 0 t/m 18 jarigen

Bron: Bureau Jeugdzorg

In 2011 bedraagt het aantal jongeren dat in Parkstad een indicatiebesluit voor bureau Jeugdzorg ontvangen heeft 318 oftewel bijna 0,3% van het aantal 0 t/m 18 jarigen. Het leeuwendeel is afkomstig uit de stedelijke gemeenten. Het aantal nieuwe ingestroomde jongeren met een indicatie voor jeugdzorg bedraagt in 2011 220. Ook hier betreft het met name jongeren uit de stedelijke gemeenten.

38

39

7. ONDERWIJS EN WERK 7.1 Betaald werk

Grafiek 7.1: betaalde baan, in %

In het huidige hoofdstuk staan de thema’s onderwijs en werk 75% centraal. In de eerste twee paragrafen worden de thema’s Parkstad Limburg 5% 20% werk en werkloosheid beschreven Schoolverzuim en 72% Brunssum 5% schooluitval worden gepresenteerd in de paragrafen 7.3 en 23% 73% 7.4. Ten slotte geeft paragraaf 7.5 een overzicht van het Heerlen 5% 22% aantal leerlingen in het speciaal onderwijs. 77% Kerkrade 4% 19% baan >= 12 uur p/w Van de jongeren die niet meer op school zitten, werkt gemiddeld 78% Landgraaf 6% 16% baan < 12 uur p/w 80%. Hiervan werkt 75% 12 uur of meer per week. 82% In Onderbanken zijn relatief de meeste jongeren die geen betaalde Nuth 4% geen betaalde baan 15% baan hebben. Hiertegenover staat dat jongeren uit Kerkrade en Nuth 67% Onderbanken 9% het hoogste aandeel jongeren heeft met een betaalde baan. 24% Van de jongeren die een betaalde baan hebben van minimaal 12 uur 78% Simpelveld 9% 13% per week geeft gemiddeld 86% aan dat ze maandelijks kunnen 73% rondkomen met het geld dat ze met deze baan verdienen. Voerendaal 12% 15% Gemiddeld heeft 16% van de jongeren schulden, met name de 18- 0% 20% 40% 60% 80% 100% 26 jarigen. Deze schuld hebben ze voornamelijk bij de studiefinan- ciering (67%) en de bank (27%). Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012 Het aandeel jongeren dat een schuld heeft verschilt significant tussen de groep jongeren die aangeeft maandelijks financieel rond te

kunnen komen (schuld: 19%) en de groep die niet rond kan komen (49%).

40

7. ONDERWIJS EN WERK 7.2 Jeugdwerkloosheid

Tabel 7.1: Jeugdwerkloosheid, uitgedrukt in % van het aantal 15-26 jarigen*

2010 2011 2012 1-5-2012 De jeugdwerkloosheid is in de stedelijke gemeenten groter dan in de Brunssum 4,6% 3,2% 2,8% 3,2% landelijke gemeenten. Met name in Heerlen is deze hoog (6,5%). Dit Heerlen 7,1% 6,6% 6,0% 6,5% is voor een gedeelte te verklaren door de aanzuigende werking Kerkrade 5,4% 4,2% 2,8% 3,7% (‘pull-factor’) die de stad als centrumgemeente heeft (bijv. het Landgraaf 3,7% 2,4% 2,1% 2,9% huisvestingsaanbod). Nuth 2,6% 1,9% 2,3% 2,8% Tussen 2010 en 2012 (1-5-2012) is de jeugdwerkloosheid in Onderbanken 1,9% 2,0% 2,0% 3,1% Parkstad Limburg gedaald van 5,2% naar 4,3%. Deze daling Simpelveld 2,7% 1,8% 2,2% 1,6% manifesteert zich met name in de stedelijke gemeenten. Op korte Voerendaal 2,6% 1,5% 1,8% 1,2% termijn zien we echter een stijging van de jeugdwerkloosheid: Parkstad Limburg 5,2% 4,3% 3,8% 4,3% tussen 1-1-2012 en 1-5-2012 is de jeugdwerkloosheid in Parkstad Limburg 3,2% 2,6% 2,3% 2,5% Limburg gestegen met 0,5 procentpunten. Deze stijging is hoger in Nederland 2,6% 2,2% 2,2% 2,2% vergelijking met het Limburgse en landelijke gemiddelde (resp. +0,2

* het betreft niet-werkende werkzoekenden in de leeftijd van 15 t/m 26 jaar die bij het en 0,0 procentpunten). UWV Werkbedrijf staan ingeschreven en die niet of minder dan 12 uur per week werken.

Bron: UWV. Bewerking: bureau Onderzoek & Statistiek gemeente Heerlen

41

7. ONDERWIJS EN WERK 7.3 Schoolverzuim

Tabel 7.2: Schoolverzuim in schooljaar 2010/2011, in absolute en relatieve* aantallen

Schoolverzuim**

Absoluut Relatief Brunssum 254 5,9% Heerlen 927 7,7% Kerkrade 405 7,0% Landgraaf 294 5,4% Nuth 102 4,4% Onderbanken 52 4,0% Simpelveld 65 3,8% Voerendaal 70 3,5% Parkstad Limburg 2169 6,2% * uitgedrukt in het percentage van het aantal leerlingen van 4 tot 18 jaar ** onder verzuim wordt hier verstaan: de sommatie van absoluut verzuim, relatief algemeen verzuim, relatief medisch verzuim, relatief luxe verzuim en relatief verzuim gewichtige omstandigheden

Bron: Jaarverslag leerplicht/voortijdig schoolverlaten Parkstad Limburg

In Parkstad Limburg heeft het tegengaan van voortijdig schoolverlaten een hoge prioriteit. Er zijn in de afgelopen jaren de nodige maatregelen genomen, de nadruk ligt hierbij op preventie. Het is van belang om vroegtijdig de signalen bij jongeren te onderkennen die mogelijk kunnen leiden tot het voortijdig verlaten van de school. Het belangrijkste signaal is verzuim. Jongeren die voortijdig de school verlaten hebben, hebben nagenoeg altijd een historie met veel schoolverzuim (Jaarverslag leerplicht/voortijdig schoolverlaten). In de cijfers komt dit op gemeente- niveau tot uitdrukking: gemeenten die een relatief hoog schoolverzuim hebben, hebben ook een relatief hoog percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters (bijv. Heerlen en Kerkrade in tabel 7.2 en grafiek 7.2).

42

7. ONDERWIJS EN WERK 7.4 Schooluitval: Voortijdig Schoolverlaters (VSV)

Grafiek 7.2: Aandeel nieuwe Voortijdig Schoolverlaters, in % van het aantal onderwijsdeelnemers

Gemiddeld is het aandeel nieuwe VSV-ers in Zuid-Limburg 3,2% hoger dan het landelijke gemiddelde (4% resp. 3%). Dit Nederland 3,0% 3,0% aandeel is op Zuid-Limburgse schaal tussen het schooljaar 3,8% Zuid‐Limburg 4,0% 4,0% 2009/2010 en het schooljaar 2010/2011 stabiel gebleven

3,6% (4,0). Kijken we naar de Parkstad-gemeenten dan valt op Brunssum 5,1% 3,9% dat het aantal nieuwe VSV-ers in de stedelijke gemeenten 5,0% Heerlen 5,4% gedaald is (zowel VO als MBO), terwijl een stijging 5,3%

5,0% geconstateerd is in de landelijke gemeenten. In alle Kerkrade 5,1% schooljaar 2008/2009 5,0% gemeenten geldt dat het aandeel VSV-ers in het Voortgezet 3,6% schooljaar 2009/2010 Landgraaf 3,6% Onderwijs veel lager is dan in het Middelbaar Beroeps 3,2% Onderwijs. Op schoolniveau is met name een daling van het 3,0% schooljaar 2010/2011 Nuth 2,4% 2,7% aantal VSV-ers geconstateerd op het ROC Arcus (van 10,3% 3,1% in 2009/2010 naar 9,5% in 2010/2011) en het Citaverde Onderbanken 2,1% 3,6% College (van 7,7% in 2009/2010 naar 7,4% in 2010/2011). 2,1% Simpelveld 1,7% 2,4% Het aantal geregistreerde VSV-ers is hoger dan het

1,5% daadwerkelijke aantal uitvallers. Dit komt omdat jongeren Voerendaal 1,4% 2,9% die uit het “gewone” onderwijs vertrekken naar het speciaal 0,0% 1,0% 2,0% 3,0% 4,0% 5,0% 6,0% onderwijs, particulier onderwijs of naar een school in het buitenland, in de registraties meegeteld worden als VSV-er. Bron: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). VSV-Verkenner: zoom in op schooluitval. Den Haag: Ministerie van OCW Ook jongeren die bijvoorbeeld naar de politieschool of defensie gaan worden ook als uitvaller geteld. Deze vertekening is in Zuid-Limburg relatief groot, vanwege de hoge deelname aan het speciaal onderwijs, en aan de onderwijsdeelname in België en Duitsland. Zoals uit de vorige paragraaf bleek, is er een positief verband tussen het aandeel VSV’ers en het schoolverzuim: naarmate het schoolverzuim hoger is, is het aandeel voortijdig schoolverlaters ook hoger.

43

7. ONDERWIJS EN WERK 7.5 Speciaal Basisonderwijs en speciaal Onderwijs

Tabel 7.3: Aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs, in absolute en relatieve aantallen

Speciaal basisonderwijs Speciaal (V)SO

2009/2010 2010/2011 2009/2010 2010/2011

Absoluut In % Absoluut In % Absoluut In % Absoluut In % Brunssum 50 1,9% 58 2,2% 145 3,4% 157 3,7% Heerlen 234 3,2% 244 3,3% 471 3,8% 486 4,0% Kerkrade 138 3,8% 139 3,9% 197 3,3% 204 3,5% Landgraaf 106 3,1% 107 3,2% 159 2,8% 152 2,8% Nuth 25 1,8% 23 1,8% 62 2,7% 61 2,7% Onderbanken 20 2,4% 16 2,0% 38 2,9% 39 3,0% Simpelveld 29 3,0% 25 2,6% 62 3,7% 68 4,2% Voerendaal 27 2,2% 29 2,5% 29 1,4% 33 1,7% Parkstad Limburg 629 2,9% 641 3,1% 1163 3,3% 1200 3,5% * uitgedrukt in % van het aantal 5 t/m 18 jarigen, peildatum resp.: 1-1-2010 en 1-1-2011 Bron: Jaarverslag leerplicht/voortijdig schoolverlaten

Het totaal aantal kinderen in het speciaal basisonderwijs en het speciaal (V)SO in het schooljaar 2010/2011 bedraagt in Parkstad Limburg respectievelijk 3,1% en 3,5%. Dit aandeel is t.o.v. het schooljaar 2009/2010 licht gestegen. Ook op landelijk niveau is een stijging waarneembaar van het aantal kinderen in het speciaal onderwijs. Met name het aantal kinderen in het voortgezet speciaal onderwijs is landelijk toegenomen (CBS). In de stedelijke gemeenten is het aandeel leerlingen in het speciaal onderwijs relatief gezien hoger dan in de landelijke gemeenten (met uitzondering van de gemeente Simpelveld).

44

45

8. VRIJWILLIGERSWERK 8.1 Huidig en toekomstig vrijwilligerswerk

Grafiek 8.1: Huidig en toekomstig vrijwilligerswerk, in %

In het huidige hoofdstuk wordt ingegaan op vrijwilligers-

22% werk. Centraal staat de vraag of jongeren momenteel Parkstad‐Limburg 25% vrijwilligerswerk verrichten en of ze in de toekomst de 20% intentie hebben om dit te (blijven) doen. Brunssum 22%

20% Heerlen 25% Gemiddeld genomen verricht 22% van de jongeren in Parkstad

20% Limburg momenteel vrijwilligerswerk. In de landelijke gemeenten is Kerkrade 23% huidig vrijwilligerswerk de deelname aan vrijwilligerswerk iets hoger dan in de stedelijke 21% gemeenten. Eén op de 4 jongeren in Parkstad Limburg is van plan Landgraaf 25% om in de toekomst vrijwilligerswerk te gaan doen. Ook hier is het 29% toekomstig Nuth 27% vrijwilligerswerk algemene beeld dat relatief meer jongeren uit de landelijke gemeenten de intentie hebben om (toekomstig) vrijwilligerswerk te Onderbanken 28% 26% gaan doen dan jongeren uit de stedelijke gemeenten. 31% Daarnaast is de deelname aan een maatschappelijke stage Simpelveld 35% nauwelijks van invloed op de mate waarin jongeren vrijwilligerswerk 26% Voerendaal 30% verrichten. Wel zien we dat de intentie om in de toekomst vrijwilligerswerk te 0% 10% 20% 30% 40% gaan doen afhangt van het feit of men momenteel al vrijwilligers-

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012 werk verricht. Zo geeft 60% van de jongeren die in de toekomst de intentie hebben om vrijwilligerswerk te gaan verrichten aan dit nu ook al te doen. Hiertegenover staat dat 16% van deze ‘potentiële vrijwilligers’ momenteel geen vrijwilligerswerk verricht.

46

8. VRIJWILLIGERSWERK 8.2 Soort vrijwilligerswerk

Tabel 8.1: Soort vrijwilligerswerk, in %

asielzoe- muziek- jeugd- en gehandi- ouderen- kers- natuur- vrijwilli- kinderop- buurt- /zang- sport- mantel- jongeren- capten-/ /bejaar- /vluchte- /milieube- gerswerk anders vang vereniging /toneel- vereniging zorg werk ziekenzorg denzorg lingen- scherming op school vereniging werk Brunssum 3% 14% 14% 7% 4% 3% 3% 7% 19% 17% 13% 41%

Heerlen 3% 16% 10% 11% 1% 2% 6% 8% 18% 8% 13% 42%

Kerkrade 7% 15% 12% 9% 2% 3% 5% 7% 25% 14% 20% 34%

Landgraaf 1% 13% 5% 21% 2% 4% 6% 8% 17% 6% 18% 39%

Nuth 4% 36% 6% 11% 0% 2% 15% 11% 33% 9% 15% 16%

Onderbanken 0% 13% 7% 10% 0% 0% 7% 14% 28% 3% 17% 31%

Simpelveld 0% 29% 7% 10% 2% 0% 3% 12% 46% 10% 10% 29%

Voerendaal 0% 20% 5% 5% 0% 3% 5% 10% 31% 5% 8% 36%

Parkstad Limburg 3% 18% 9% 11% 2% 2% 6% 8% 23% 10% 15% 36% Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

Jongeren in Parkstad Limburg verrichten met name vrijwilligerswerk voor de sportvereniging (23%), jeugd- en jongerenwerk (18%) en mantelzorg (15%).

47

9. MENING JONGEREN OVER ANDERE ONDERWERPEN 9.1 Toekomstplannen wonen, werken en studeren

Tabel 9.1: Toekomstplannen m.b.t. wonen, werken en studeren in de regio*

Ik wil in eigen woonplaats blijven Ik wil in deze regio gaan Ik wil in deze regio gaan werken** wonen studeren/een vervolgopleiding gaan doen**

ja nee ja nee ja nee

Brunssum 30% 18% 38% 26% 27% 15% Heerlen 38% 18% 32% 28% 27% 17% Kerkrade 35% 25% 30% 34% 25% 24% Landgraaf 40% 16% 31% 27% 25% 16% Nuth 35% 17% 37% 24% 39% 13% Onderbanken 27% 22% 33% 30% 24% 19% Simpelveld 42% 32% 43% 20% 42% 15% Voerendaal 35% 17% 38% 25% 31% 13% Parkstad Limburg 36% 19% 33% 28% 28% 17% * de totalen zijn tezamen geen 100%, aangezien de mogelijkheid was om ‘misschien’ en ‘weet niet’ te antwoorden ** de cijfers zijn gebaseerd op de groep jongeren die momenteel nog op de middelbare school zitten resp. (nog) niet werken Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de toekomstplannen van jongeren m.b.t. wonen, werken en studeren en de verwachtingen van hen over het vinden van een baan. Deze informatie is van belang om inzicht te krijgen in de woon- en werkaantrekkelijkheid van de eigen stad/gemeenten en regio voor jongeren.

Circa één op de vijf jongeren (19%) in Parkstad Limburg is voornemens om niet in de eigen woonplaats te blijven wonen. Eveneens heeft een bijna even groot aandeel (17%) niet de intentie om binnen de eigen regio te gaan werken. Daarnaast geeft één op de drie jongeren (33%) die momenteel nog op de basisschool of middelbare school zit aan om in deze regio te willen gaan studeren. De keuze om in de eigen woonplaats/stad te blijven wonen is sterk afhankelijk van de verwachting die jongeren hebben om in de eigen woonplaats een baan te vinden. Naarmate de verwachting om in de eigen woonplaats een baan te vinden hoger is, is men eerder geneigd om in de eigen woonplaats te blijven wonen. Ter illustratie: van de jongeren die een hoge verwachting hebben om binnen de eigen gemeente een baan te vinden wil 55% in de eigen woonplaats blijven wonen. Dit staat tegenover 22% van de jongeren die een lage baanverwachting hebben.

48

9. MENING JONGEREN OVER ANDERE ONDERWERPEN 9.2 Baanverwachting en verhuisbereidheid

Tabel 9.2: Baanverwachting in eigen gemeente, regio en Provincie, in %

Vinden van een baan binnen eigen Vinden van een baan binnen eigen Vinden van een baan binnen de gemeente regio Parkstad Limburg Provincie Limburg ja, zeker nee, zeker niet ja, zeker nee, zeker niet ja, zeker nee, zeker niet Brunssum 13% 32% 34% 8% 59% 5% Heerlen 24% 17% 33% 12% 55% 7% Kerkrade 19% 34% 35% 15% 55% 9% Landgraaf 11% 31% 26% 20% 53% 8% Nuth 11% 40% 26% 16% 53% 7% Onderbanken 10% 47% 26% 11% 62% 5% Simpelveld 5% 50% 26% 9% 60% 2% Voerendaal 8% 48% 29% 10% 61% 7% Parkstad Limburg 17% 29% 31% 13% 56% 7% * de totalen zijn tezamen geen 100%, aangezien de mogelijkheid was om ‘misschien’ als antwoordcategorie te beantwoorden

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

Jongeren verwachten eerder een baan binnen de eigen Provincie te vinden (56%), dan binnen de eigen regio (31%) of de eigen gemeente (17%). De verhuisgeneigdheid hangt af van de baanverwachting (zie paragraaf 9.1): naarmate de verwachting om binnen de eigen Provincie een baan te vinden hoger is, is de verhuisgeneigdheid veel lager. Jongeren zijn dan minder snel geneigd om naar een andere Provincie te verhuizen (zie grafiek 9.1).

49

Grafiek 9.1: Verhuisbereidheid in relatie tot baanverwachting binnen de Provincie Limburg, in %

51% Parkstad Limburg 25%

44% Brunssum 25%

Heerlen 45% verhuisbereidheid van 25% groep die zeker niet 53% verwacht binnen Kerkrade 28% Provincie Limburg werk te 56% krijgen Landgraaf 24% verhuisbereidheid van Nuth 50% 18% groep die zeker verwacht binnen Provincie Limburg Onderbanken 80% 27% werk te krijgen 67% Simpelveld 19%

64% Voerendaal 24%

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Bron: Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

Ruim één op de drie jongeren is bereid om te verhuizen naar een andere provincie indien men buiten de provincie een baan vindt, ruim één op de drie weet het (nog) niet en bijna 30% geeft aan dat dit zeker niet het geval is. Uit grafiek 9.1 blijkt duidelijk dat verhuisbereidheid en baanverwachting binnen de eigen Provincie aan elkaar gecorreleerd zijn. Jongeren die verwachten binnen de eigen Provincie Limburg een baan te vinden, zijn significant minder bereid om te verhuizen naar een andere provincie. Gemiddeld is 51% van de jongeren in Parkstad Limburg die niet verwachten om binnen de Provincie werk te krijgen bereid om te verhuizen. Hiertegenover staat dat 25% van de jongeren die wel verwachten een baan te vinden binnen de eigen provincie bereid is te verhuizen naar een andere provincie.

50

51

REFERENTIES

Bureau Jeugdzorg. Cijfers geïndiceerde jeugdzorg 2011.

Centraal Bureau voor de Statistiek (statline).

GGD Zuid-Limburg, bureau Halt, 2009, 2011.

Jaarverslag leerplicht/voortijdig schoolverlaten Parkstad Limburg, schooljaar 2009/2010. Heerlen, Bureau VSV Parkstad Limburg.

Jaarverslag leerplicht/voortijdig schoolverlaten Parkstad Limburg, schooljaar 2010/2011. Heerlen, Bureau VSV Parkstad Limburg.

Jongerenonderzoek Heerlen, 2008. Bureau Onderzoek & Statistiek gemeente Heerlen.

Landelijke jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2010. Den Haag/Heerlen: CBS.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). VSV-verkenner: zoom in op schooluitval. Den Haag: Ministerie van OCW.

Regionaal Kompas GGD Zuid-Limburg, 2009.

Trimbos-Instituut. Peilstationsonderzoek 2007.

UWV Werkbedrijf. www.werk.nl.

I

BIJLAGE 1: ONDERZOEKSVERANTWOORDING

Hieronder wordt kort de opzet van het Jongerenonderzoek en de verantwoording van de uitvoering beschreven. Aan de orde komen achtereenvolgens de onderzoeksmethode, responsverantwoording en representativiteit van het onderzoek.

Onderzoeksmethode

Er is gebruik gemaakt van een digitale enquête. Deze enquête is gehouden onder een aselecte steekproef van jongeren in Parkstad Limburg in de leeftijd van 12 t/m 26 jaar. De jongeren hebben per post een begeleidende brief van hun eigen gemeente ontvangen. In deze brief stond ook een link vermeld om toegang te krijgen tot de digitale vragenlijst, die ze maar één keer konden invullen. Als controle-variabele gold niet alleen het IP-adres, maar ook het E-mailadres van jongeren. Ze werden verzocht de vragenlijst in te vullen en binnen 10 dagen ingevuld te verzenden. Om de privacy te kunnen waarborgen zijn aan de respondenten geen naam- en adresgegevens gevraagd, behalve de postcode (nodig om de uitkomsten te kunnen herleiden naar buurten). Om de respons te verhogen is er na 10 dagen schriftelijk gerappelleerd. Het veldwerk is in de periode februari-maart 2012 uitgevoerd.

Responsverantwoording

Tabel I geeft een overzicht van de respons. Per stadsdeel/kern, voor de afzonderlijke gemeenten en in totaliteit zijn weergegeven de onderzoekspopulatie (totale aantal 12 t/m 26 jarigen), de absolute respons in aantallen, en de relatieve respons in procenten.

II

Tabel I: Responsverantwoording Jongerenonderzoek Parkstad Limburg, 2012

Respons in Onderzoeks- Vragenlijsten absolute populatie verzonden Respons in aantallen (12 t/m 26 (bruto procenten (netto jarigen) steekproef) steekproef) BRUNSSUM 4.287 1.605 345 21% Brunssum-West 1091 353 74 21% Brunssum Centrum-Noord 2031 700 142 20% Brunssum Zuid-Oost 1165 552 129 23% HEERLEN 14.556 6.465 1.161 18% Heerlen-Stad 6413 2803 548 20% Heerlerbaan 1677 750 160 21% Heerlerheide 3331 1385 230 17% Hoensbroek 3135 1527 223 15% KERKRADE 7.013 3.006 565 19% Kerkrade Noord 1206 671 172 26% Kerkrade Oost 3522 1236 192 16% Kerkrade West 2285 1099 201 18% LANDGRAAF 5.808 1.127 222 20% Nieuwenhagen 1467 367 61 17% Schaesberg 2443 380 75 20% Ubach over Worms 1898 380 86 23% NUTH 2283 912 285 31% ONDERBANKEN 1253 557 172 31% VOERENDAAL 1823 841 270 32% SIMPELVELD 1.589 661 185 28% Simpelveld 771 326 96 29% Bocholtz 818 335 89 27% PARKSTAD LIMBURG TOTAAL 38.613 14.994 3.674 25%

Representativiteit

(Ook) bij enquêteonderzoek bestaat het risico dat in de responsgroep bepaalde categorieën jongeren over- of ondervertegenwoordigd zijn ten opzichte van de onderzoekspopulatie van alle 12 t/m 26 jarige jongeren. In dat geval zijn de respondenten geen goede afspiegeling van de totale onderzoekspopulatie en is het onderzoek daarmee niet representatief. In tabel II wordt de groep respondenten van het Jongerenonderzoek afgezet tegen de onderzoekspopula- tie, getoetst op de kenmerken geslacht en leeftijd. Daarmee wordt voor deze kenmerken inzichtelijk gemaakt in hoeverre de jongeren die aan het Jongerenonderzoek hebben deelgenomen een goede afspiegeling vormen van de onderzoekspopulatie, bestaande uit alle jongeren in Parkstad Limburg.

III

Tabel II: Representativiteit Jongerenonderzoek Parkstad Limburg naar geslacht en leeftijd

Responsgroep Onderzoekspopulatie

(12 t/m 26 jarigen) Geslacht - Jongens 44% 51% - Meisjes 56% 49% Leeftijd - 12-17 jarigen 52% 38% - 18-26 jarigen 48% 62%

Uit tabel 2 valt af te lezen dat de deelnemers aan het onderzoek qua geslacht een vrij nauwkeurige afspiegeling vormen van de jongeren in Parkstad Limburg. Qua leeftijd zijn er grotere verschillen. Jongeren in de leeftijdscategorie 12 t/m 17 zijn oververtegenwoordigd en de 18 t/m 26 jarigen zijn ondervertegenwoordigd. Ook op gemeenteniveau is de responsgroep redelijk representatief naar geslacht en leeftijd.

Om deze afwijkingen naar geslacht en leeftijd te corrigeren heeft weging plaatsgevonden. Dit is een bij steekproefonderzoek gebruikelijke statistische techniek waarbij de onderzoeksgegevens (door middel van een vermenigvuldigingsfactor) zodanig worden herberekend dat de samenstelling van de responsgroep vrijwel exact gelijk is aan de feitelijke bevolkingssamenstelling. Behalve op geslacht en leeftijd zijn de onderzoeksresultaten verder ook nog gewogen naar woonbuurt. Op die manier is ervoor gezorgd dat de personen die aan het onderzoek hebben meegedaan representa- tief zijn voor de totale bevolking van de buurt waarin ze wonen.

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

De essentie van steekproefonderzoek is, dat door het ondervragen van een beperkt deel (steekproef) van de bevolking niet alleen uitspraken worden gedaan over degenen die geënquêteerd zijn maar ook over de totale populatie waaruit die steekproef is getrokken, in dit geval de (jeugdige) bevolking van Parkstad Limburg. Daarbij dient men wel steeds te beseffen dat dit steekproefonderzoek een benádering van de werkelijkheid vormt: geen enkele steekproef is een exacte afspiegeling van de totale bevolking. Dit hoeft op zich geen bezwaar te zijn zolang de marges waarbinnen de steekproefonnauwkeurigheid valt bekend (en acceptabel) zijn. Daartoe kunnen de zgn. nauwkeurigheidsmarges van de steekproef worden berekend; binnen deze marges vallen de ‘werkelijke’ uitkomsten voor de totale bevolking. Normaliter wordt bij het berekenen van de nauwkeurigheidsmarges uitgegaan van 95% betrouwbaarheid. Dit betekent dat wanneer het onderzoek 100 maal herhaald wordt, 95 keer een waarde gevonden wordt die binnen de berekende nauwkeurigheidsmarges ligt. Tabel 3 op de volgende pagina laat – uitgaande van een betrouwbaarheid van 95% – voor verschillende steekproefgroottes en voor verschillende mogelijke antwoordpercentages zien hoe groot de nauwkeurig- heidsmarges zijn.

IV

Tabel 3: Nauwkeurigheidsmarges steekproefgroottes, op basis van 95% betrouwbaarheid

Netto steekproefgrootte Antwoordpercentages in onderzoek (= aantal respondenten) 10% of 90% 20% of 80% 30% of 70% 40% of 60% 50% 100 6,4% 7,8% 9,0% 9,6% 9,8% 200 4,2% 5,5% 6,4% 6,8% 6,9% 300 3,4% 4,5% 5,2% 5,5% 5,7% 400 2,9% 3,9% 4,5% 4,8% 4,9% 500 2,6% 3,5% 4,0% 4,3% 4,4% 1.000 1,9% 2,5% 2,8% 3,0% 3,1% 2.000 1,3% 1,8% 2,0% 2,1% 2,2% 3.000 1,1% 1,4% 1,6% 1,8% 1,8% 4.000 0,9% 1,2% 1,4% 1,5% 1,5%

Een voorbeeld: bij een steekproefgrootte van 500 respondenten en een antwoordpercentage van bijv. 20% is de nauwkeurigheidsmarge plus of min 3,5%, dat wil zeggen dat het werkelijke percentage in de onderzoekspopulatie tussen 16,5% en 23,5% ligt.

Door de netto steekproefgrootte van de Parkstad-gemeenten en de afzonderlijke stadsdelen (zie tabel 1, derde kolom) te projecteren op bovenstaande tabel kunnen de nauwkeurigheidsmarges van de in dit rapport gepresenteerde uitkomsten worden ingeschat. Voor Parkstad als geheel (met een netto steekproefgrootte van 3.674) betekent dit dat de nauwkeurig- heidsmarges van de uitkomsten afgelezen kunnen worden in de laatste regel van de tabel; deze bedragen afhankelijk van de antwoordpercentages 1,5% en minder, een minimale onnauwkeurigheid dus. Voor de afzonderlijke stadsdelen (met netto steekproefgroottes variërend van ca. 61 tot 548) zijn de nauwkeurigheidsmarges van ca. 4% à 10% weliswaar groter, maar nog altijd voldoende om betrouwbare indicaties op stadsdeelniveau te geven.

Voor de volledigheid moet nog vermeld worden dat bovenstaande nauwkeurigheidsmarges uitsluitend betrekking hebben op uitkomstpercentages die een proportie uitdrukken, b.v. het aandeel tevredenen. Indien de uitkomsten níet gebaseerd zijn op proporties maar op gemiddelden, zoals bij schaalscores of rapportcijfers, zijn andere nauwkeurigheidsmarges van toepassing. Deze marges zijn kleiner dan die in bovenstaande tabel, d.w.z. de nauwkeurigheid van deze gemiddelde uitkomsten is (nog) groter. Zelfs op het laagste analyseniveau, namelijk dat van het stadsdeel, zijn de nauwkeurigheidsmarges van gemiddelden nog alleszins acceptabel; uitgaande van bijvoorbeeld 100 respondenten (het nagestreefde minimumaantal geslaagde enquêtes per stadsdeel) wijkt de werkelijke waarde van een gemiddeld rapportcijfer met 95% zekerheid niet meer dan 0,2 à 0,3 punt af. Bij grotere steekproeven, zoals op het niveau van de totale gemeente, zijn de afwijkingen te verwaarlozen.

Bureau Onderzoek & Statistiek - gemeente Heerlen Telefoon: 045 - 560 47 47 E-mail: [email protected]