Neerlandica Extra Muros. Jaargang 44
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Neerlandica extra Muros. Jaargang 44 bron Neerlandica extra Muros. Jaargang 44. Rozenberg Publishers, Amsterdam 2006 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nee005200601_01/colofon.php © 2015 dbnl i.s.m. 1 [Neerlandica extra Muros - februari 2006] Sera de Vriendt ........... Enkele kenmerken van het Brussels Vlaams 1. Inleiding Brussel is niet alleen de hoofdstad van België. Het is ook, naast Vlaanderen en Wallonië, een van 's lands drie gewesten. Dit gewest (Brussel in de ruime betekenis van het woord) bestaat uit negentien gemeenten, Brussel (stricto sensu) plus achttien voorsteden, en telt ongeveer een miljoen inwoners. Wat meer dan een vierde van dit totaal aantal inwoners is buitenlander: volgens R. Janssens (2001) 28.5%, waarvan 14.65% uit EU-landen en 13.86% uit niet-EU-landen. Het talrijkst zijn de Marokkanen, gevolgd door de Fransen, Italianen, Spanjaarden, Turken, Portugezen, etc. De studie van Janssens bevat tal van interessante gegevens over de talen die in Brussel gesproken worden. We beperken ons hier tot de twee voornaamste landstalen, het Frans en het Nederlands (het ligt voor de hand dat de buitenlanders ook hun eigen taal spreken, Arabisch, Berbers, Spaans, etc.; heel wat Brusselaars spreken ook Engels). Van de ondervraagde inwoners (al dan niet Belgen) verklaarde 95.6% goed tot uitstekend Frans te spreken. Slechts een derde, 33.3%, verklaarde goed tot uitstekend Nederlands te spreken. Hierbij kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden: - Om allerlei redenen moeten deze cijfers enigszins gerelativeerd worden. Het gaat om ‘gerapporteerde kennis’ en het is dus niet uitgesloten dat de ene milder en de ander strenger geweest is in zijn evaluatie van wat een taal ‘goed spreken’ is. Het is enerzijds, bijvoorbeeld, onwaarschijnlijk dat (bijna) alle buitenlanders goed Frans spreken. Anderzijds zijn heel wat autochtone Franstaligen (vaak terecht) van mening dat hun productieve vaardigheden in het Nederlands onvoldoende zijn, maar ze hebben daarentegen wel een behoorlijke passieve kennis van het Nederlands. Wat daar ook van zij, de boven vermelde cijfers verklaren waarom Brussel ervaren wordt als een overwegend Franstalige stad. - Het Nederlands dat in Brussel gesproken wordt kan zijn: Standaard-Nederlands (bij de meesten de zuidelijke variant daarvan) en/of een dialect. Dit kan een geïmporteerd dialect zijn (bij inwijkelingen uit de Vlaamse provincies) of het lokale Brussels Vlaams. De rest van dit artikel gaat over het Brussels (Vlaams). Neerlandica extra Muros. Jaargang 44 2 2. Het Brussels De Brusselse agglomeratie vormt nu een administratieve eenheid, maar bestaat uit een stad (Brussel) en een aantal omliggende gemeenten die allemaal al heel lang bestaan en dus, zoals dorpen elders in Vlaanderen, een eigen dialect hadden met soms grotere, soms kleinere verschillen die ze van elkaar onderscheidden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommige verschillen zijn blijven bestaan. Zo is, bijvoorbeeld, typisch voor noordwestelijke en noordelijke gemeenten de uitspraak met lange ô van woorden als tôfel, slôpe, môke die elders met een lange oê uitgesproken worden (toêfel, sloêpe, moêke, ‘tafel’, ‘slapen’, ‘maken’). Een voorbeeld uit de grammatica is de keuze van het diminutiefsuffix dat in het zuidoosten anders is dan in de rest van de stad (alleen vormen met -k-, bijvoorbeeld, tanneke of tanke, elders tandsje, ‘tandje’). Het Brussels is dus geen ‘eenheidsdialect’. Toch menen de dialectsprekende Brusselaars allemaal dat ze Brussels spreken, wat niet het geval is zodra je de agglomeratie verlaat. In aanpalende gemeenten en gemeenten die zich slechts op enkele kilometers van de (administratieve) grens van de Brusselse agglomeratie bevinden, wordt geen Brussels meer gesproken, maar wel Vilvoords, Zaventems, Alsembergs, Asses, enz. Het gaat hier nochtans om dialecten die allemaal, zoals het Brussels, tot de grote groep der Zuidwest-Brabantse dialecten behoren. Het is enerzijds dan ook zo, dat de kenmerken van het Brussels, die in het volgende onderdeel van dit artikel besproken worden, niet noodzakelijk allemaal, maar wel grotendeels, in het dialect van alle Brussels sprekende Brusselaars aanwezig zijn, en anderzijds dat ze, maar dan wel gedeeltelijk, in de dialecten van de naburige gemeenten aangetroffen kunnen worden. 3. Kenmerken van het Brussels 3.1 Foniek Typisch voor het Brussels zijn het systeem van lange klinkers en de uitspraak van de r. 3.1.1 Lange klinkers en tweeklanken De korte klinkers zijn in de Brusselse woorden meestal dezelfde als in de standaardtaal (voor uitzonderingen, zie De Vriendt 2004, 39): boek, koek; land, acht, kant, rap; mes, vet, kerk; ik, in, zit, wil; op, rond, zot; dus, put, dun. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de korte i en u heel erg gesloten zijn (de zogenaamde Brabantse i en u) en dus op de klinkers lijken van Nederlands ‘niet’ en ‘nu’. De lange klinkers en de tweeklanken zijn daarentegen (bijna) allemaal anders dan in de standaardtaal (in de volgende tabel, staat de Nederlandse vorm tussen haakjes): Neerlandica extra Muros. Jaargang 44 3 tien (‘teen’) buut (‘boot’) toêfel (‘tafel’) geete (‘gieten’) meur (‘muur’) roope (‘roepen’) vraa (‘vrouw’) geive (‘geven’) dui (‘deur’) flôite (‘fluiten’) schoul (‘school’) baaite (‘bijten’) Opmerkingen: De enige tweeklank die soms op dezelfde manier gerealiseerd wordt als in de standaardtaal is ou, bijvoorbeeld in de vormen oud en oudste (daarnaast aave(n), aa, aaver in nen aave man, 'n aa vraa, z'es aaver as 'k ik). In de voorbeelden wordt de spelling van het Brussels gebruikt. Deze wijkt slechts in weinige opzichten af van die van het Standaard-Nederlands: lange klinkers worden steeds dubbel geschreven, ook in een open lettergreep (dus niet alleen in buut ‘boot’, maar ook in buute ‘boten’), of met een accent circonflexe (toêfel, flôite). Het Brussels heeft een ë, die men het best kan omschrijven als een beklemtoonbare sjwa (doffe e), Bijvoorbeeld in kët ‘kort’, wëttel ‘wortel’ (voor meer bijzonderheden, zie de Spelling van het Brussels, 1997). Van Loey (1979, 79), die aan de hand van historisch materiaal aantoont hoe en wanneer de huidige klanken ontstaan zijn, bracht voorbeelden van al deze klanken samen in wat hij noemde ‘een (zinloze) mededeling in Brussels dialect’. Hier volgt deze zin, met enkele wijzigingen, onder andere wat de spelling betreft: teen vraave mè gebrouke biene zeuken in de kuike van dat ôis no geloêze mè aais en no puute mè blood, vè z'op t'eite (‘tien vrouwen met gebroken benen zoeken in de keuken van dat huis naar glazen met ijs en naar poten met bloed om ze op te eten’). Interessant is ook het volgende verschijnsel. Zoals in veel Vlaamse dialecten worden ook in het Brussels lange klinkers verkort als ze door een consonantisch cluster, een groep van twee of meer medeklinkers, gevolgd worden. Een dergelijk cluster kan bijvoorbeeld ontstaan als de stam van een woord dat op een medeklinker uitgaat door een uitgang of een suffix gevolgd wordt (diminutiefsuffix bij substantieven, uitgang bij werkwoorden, etc.) Voorbeelden: ien - intsje een, eentje puut - poetsje poot, pootje sloêpe - slopt slapen, slaapt veer - virde vier, vierde eur - urke uur, uurtje voot - voetsje voet, voetje Neerlandica extra Muros. Jaargang 44 beir - berke beer, beertje nuis - nëske neus, neusje bôik - bëkske buik, buikje kouke - kokt koken, kookt (en ook kokte, gekokt) paaip - paipke pijp, pijpje Neerlandica extra Muros. Jaargang 44 4 Opmerkelijk is het feit dat de lange klinkers of tweeklanken niet alleen door een korte klinker vervangen worden, maar dat ook het timbre verandert. Kennelijk wijst dit op een vroegere toestand waarin het timbre hetzelfde was, dus voordat de klankverschuiving plaatsvond die alleen de lange klinkers en de (lange) tweeklanken trof. Zo zei men vroeger, vermoedelijk tot in de zeventiende of de achttiende eeuw, slôpe en ei slopt, met respectievelijk een lange en een korte klinker (met hetzelfde timbre). Slôpe werd sloêpe, slopt veranderde niet. 3.1.2 De uitspraak van de -r- Typisch is de huig-r van het Brussels (centrum en aanpalende gemeenten). Enkele gemeenten binnen de agglomeratie en het hele omliggende Zuid-Brabantse taallandschap hebben een tongpunt-r. Deze tongpunt-r is vrij algemeen in Vlaanderen; een andere uitzondering is de stad Gent, met enige recente uitstraling van de huig-r in de omgeving van deze stad. 3.2 Morfonologie: werkwoordsvormen Het is soms moeilijk voor niet-Brusselaars, of niet-Brabanders, om heel gewone Brusselse zinnen te verstaan. Een mogelijke reden is de manier waarop werkwoordsvormen of combinaties van werkwoordsvormen met voornaamwoorden gerealiseerd worden. De vervoeging van de regelmatige werkwoorden is nochtans heel eenvoudig en lijkt op die van Nederlandse werkwoorden: bijvoorbeeld ik werk, ge werkt, ze werkt, we werke, ge werkt, ze werke. Er is dus geen uitgang in de eerste persoon enkelvoud; in de tweede persoon (enkelvoud en meervoud) en in de derde persoon enkelvoud is de uitgang -t, in de eerste en derde persoon meervoud -e (als het volgende woord met een klinker begint -en). We kijken nu naar een aantal voorbeelden met het werkwoord uure, ‘horen’, dat bijzonder interessant is omdat de stam op -r uitgaat (zoals liere ‘leren’, eure ‘huren’, probeire ‘proberen’ en vele andere, aan het Frans ontleende werkwoorden). Bij enkele voorbeelden staat tussen vishaken aangegeven hoe de zin uitgesproken wordt. 1. ik uur a ni ‘ik hoor je niet’ 2. ...as ge dat uut <aschedaduut> ‘als je dat hoort’ 3. z'uuren ons ni ‘ze horen ons niet’ 4. ik uude niks nemi ‘ik hoorde niets meer’ 5. 'k em niks guud <kemnikschuut> ‘ik heb niets gehoord’ Neerlandica extra Muros. Jaargang 44 6. z'uud ons zinge <zuudonsinge> ‘ze hoort ons zingen’ 7. z'uu ni good <zuunichoot> ‘ze hoort niet goed’ 8. ei uuget ni ‘hij hoort het niet’ 9. masscheen uu z'ons <...uusonsni> ‘misschien hoort ze ni ons niet’ Uit de eerste drie voorbeelden blijkt dat uure een regelmatig werkwoord is: de Neerlandica extra Muros. Jaargang 44 5 uitgangen zijn respectievelijk nul, -t en -e(n). Regelmatig zijn eveneens de onvoltooid verleden tijd (uude) en het voltooid deelwoord (guud; uur- begint met een klinker en in dat geval wordt de sjwa van het ge-prefix weggelaten).