Gemeentebeschrijving Domburg
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
monumenten inventarisatie project Zeeland gemeentebeschrijving WESTEftSCHELDE domburg (1994) B.l. Sens INHOUDSOPGAVE Blz. VOORWOORD 5 1. INLEIDING 7 2. BODEMGESTELDHEID EN GRONDGEBRUIK 7 3. INFRASTRUCTUUR 8 3.1 Wegen 8 3.2 Waterwegen en schuitveren 9 3.3. Tramlijnen 9 4. NEDERZETTINGEN 9 4.1. Functionele ontwikkelingen 9 4.1.1 Recreatie en industrie 9 4.1.2 Energievoorziening 10 4.1.3 P.T.T 10 4.1.4 Bijzondere voorzieningen 10 4.2. Ontwikkeling per nederzetting 12 4.2.1 Domburg 12 4.2.2 Oostkapelle 14 4.2.3 Buitengebied 14 5. GEBIEDEN MET BIJZONDERE WAARDEN IN DE KERN DOMBURG .... 16 LITERATUURLIJST ADRESLIJST VAN GEÏNVENTARISEERDE OBJECTEN EN COMPLEXEN TYPOLOGIE AFBEELDINGEN H0479110.8 - 5 - VOORWOORD Wat is het Monumenten Inventarisatie Project? Door het rijk is in samenwerking met de provincies en de vier grote steden een project ontwikkeld dat als doel heeft de inventarisatie van jonge bouwkunst en stedebouw in Nederland. "Jonge" betekent hier: tot stand gekomen in de periode midden 19e eeuw - Tweede Wereldoorlog. De verkregen gegevens worden landelijk verzameld en verwerkt. Ze kunnen dienen als uitgangspunt voor verder onderzoek en voor het te voeren beleid van rijk, provincies en gemeenten. Ze bestaan uit regio- en gemeentebeschrijvingen en uit de inventarisatieresultaten (veldwerk). Regiobeschrijving De inventarisatie wordt per provincie (of grote stad) gebiedsgewijs aangepakt. Daartoe is de provincie Zeeland in drie werkgebieden verdeeld, namelijk Midden- Zeeland, Noord-Zeeland en Zeeuwsch-Vlaanderen. Per gebied wordt eerst een regiobeschrijving gemaakt, met daarin een beschrij- ving van de historische en ruimtelijke ontwikkelingen in de periode ca. 1850 - 1945 . Bij de beschrijving wordt globaal aandacht besteed aan de algemeen histo- rische aspecten van bestuurlijke, landschappelijke, sociaal-economische en geo- grafische aard. Gemeentebeschrijving Met behulp van de regiobeschrijving vindt nader onderzoek plaats per gemeente en per kern. In eerste instantie gebeurt dit op basis van literatuurstudie en vergelijkend kaartonderzoek. De resultaten hiervan worden aangevuld met gege- vens uit de object- en complexinventarisatie. Het onderzoek leidt tot een korte beschrijving van de kernen per gemeente en de historische en ruimtelijke ont- wikkeling daarvan, waarbij aandacht wordt besteed aan algemeen historische aspecten van onderwerpen die ook bij de regiobeschrijving zijn behandeld (zie boven). Met behulp van (voornamelijk) historisch kaartmateriaal wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen. Wanneer een kern in de betrokken periode belangrijke functionele en stedebouw- kundige ontwikkelingen heeft doorgemaakt, wordt er bovendien een overzichts- kaart toegevoegd van deze ontwikkelingen met een typologie van de uitbreiding- en. De regio- en gemeentebeschrijvingen vormen de basis voor het veldwerk. Het veldwerk bestaat uit inventarisaties van objecten, complexen en stedebouwkun- dige structuren, die voor de periode belangrijk en/of kenmerkend of juist bij- zonder zijn. Aan de gemeentebeschrijvingen is een adreslijst van geïnventari- seerde objecten toegevoegd. W0479110.a - 6 - W0479110. - 7 - 1. INLEIDING De gemeente Domburg ligt op Walcheren en heeft een oppervlakte van 2.375 ha. De gemeente wordt in het oosten begrensd door de gemeente Veere, in het zuiden door de gemeente Mariekerke en in het westen door de gemeente Westkapelle. In het noorden grenst Domburg aan de Noordzee. (Afb. 1). De gemeente bestaat uit de dorpen Domburg en Oostkapelle. Bij de herindeling in 1966 is Oostkapelle als zelfstandige gemeente op- geheven . 2. BODEMGESTELDHEID EN GRONDGEBRUIK Domburg is gelegen aan de noordwestelijke rand van de polder Walcheren, die in de 12e eeuw in één keer bedijkt werd. De noordwestelijke rand wordt gevormd door een natuurlijke zeewering, namelijk de duinen. Daar- achter ligt het Walcherse zeeklei landschap, dat slechts geringe hoogte- verschillen kent. Het grondgebied van de gemeente Domburg bestaat uit duinzandgrond, oud- landgrond en middellandgrond. Daartussen zijn overgangsgronden aanwezig (Afb. 2). De duinzandgronden bevinden zich langs de Noordzeekust en bestaan uit zandgrond. Uit landbouwkundig oogpunt zijn de duinen onbelangrijk. Langs de kust ten oosten van Domburg bevindt zich een groot boscomplex met buitenplaatsen. Direkt gelegen achter de duingronden zijn ten zuiden van de kern Domburg en ten noorden van de kern Oostkapelle de oudlandgronden gelegen. Deze bestaan uit kleiplaatgronden en een deel oude kreekruggronden. De oude kreekruggronden bevinden zich als langgerekte, hoog gelegen stroken tus- sen de oude kleiplaatgrond. Deze kreekruggronden zijn in gebruik voor akker- en tuinbouw. De oude kleiplaatgronden worden zowel voor bouwland als voor weiland gebruikt. De kleiplaatgronden van het Oudland worden gedeeltelijk door jonge kreekruggronden van het middelland onderbroken, die als langgerekte, hoge stroken tussen de kleiplaten liggen. Deze jonge kreekruggronden zijn uitstekend geschikt voor akker- en tuinbouw. In het landelijk gebied van Domburg zijn belangrijke kreekruggen aanwe- zig, die in de bodemkartering worden aangeduid als het "systeem van Oostkapelle". De drie belangrijkste zijn: - de rug Oostkapelle-Serooskerke-Middelburg - de rug Oostkapelle-Grijpskerke-Middelburg - de rug Westhove-Aagtekerke. Door de lage ligging van een deel van het gebied, traden er dikwijls hoge grondwaterstanden op. Ter bestrijding hiervan had de mens op Wal- cheren al vroeg voor kunstmatige afwatering gezorgd via slootjes naar sprinken (grote watergangen), vervolgens naar het kanaal door Walcheren (1872) en vervolgens naar de zee. In 1929 werd bij Middelburg het gemaal "Boreel" in gebruik gesteld, waardoor de afwatering van Walcheren sterk verbeterde. H0479110.a - 8 - Door betere afwatering kon er steeds meer grasland als bouwland in ge- bruik genomen worden. De duinzandgronden kenden een relatief kleinschalige percelering. In het oudland werden de perceelsvormen hoofdzakelijk bepaald door de fysisch-geografische omstandigheden. In het oudland was een onregel- matige blokpercelering karakteristiek. De bodemkundige opbouw geeft reeds een indicatie hoe het landschap er uit ziet. Het belangrijkste element is het kustgebied, bestaande uit het strand met daarachter de duinen en de bossen. Ten zuiden van de provin- ciale weg bij Domburg en ten noorden en ten zuiden van de provinciale weg bij Oostkapelle liggen de agrarische gronden. Door de inundatie van 1944 en de daarop volgende herverkaveling is het oorspronkelijke land- schap sterk gewijzigd. De herverkaveling heeft het agrarisch gebied een ruimer karakter gegeven en het wegenbeloop is strakker geworden. De be- staande en nieuw aangelegde wegen zijn weer voorzien van beplanting. Rond 1830 was het overgrote deel van de inwoners van Domburg landarbei- der, in dienst van eigenaren van de landerijen. De meeste landarbeiders hadden bij hun huis een stukje eigen grond om in hun levensonderhoud te voorzien. In de jaren dertig van de vorige eeuw liepen de inkomsten uit de landbouw sterk terug. Veel Domburgers konden met de opkomende bloei van hun dorp als badplaats in de zomer geld verdienen. Toch bleef het grootste deel van de bevolking nog haar brood in de landbouw verdienen in de tweede helft van de 19e eeuw. In het midden van de 19e eeuw leefden de inwoners van Oostkapelle van de landbouw en de arbeid in de bossen. Tot 1900 was Oostkapelle een vrijwel zuiver agrarische gemeente, met in hoofdzaak landbouw en op kleine schaal tuinbouw. Veel boeren waren zowel akkerbouwer als vee- houder, zij hadden een gemengd bedrijf. Tijdens de landbouwcrisis vond een intensivering van de bestaande vorm van veeteelt plaats. Ter ver- vanging van de tarwe ging men in Oostkapelle voornamelijk bonen ver- bouwen. 3. INFRASTRUCTUUR 3.1 Wegen De wegen liepen op of langs de hoge ruggen. Zij hadden een grillig ver- loop. Na de inundatie van 1944 werden sommige bochten gemakkelijker ge- maakt door bochtafsnijdingen en werden wegen verbreed. In het midden van de 17e eeuw werd de weg van Middelburg naar Domburg tot Serooskerke met keien bestraat, maar van Serooskerke tot Domburg bleef de toestand door de geringe breedte en lage ligging zo slecht, dat dit deel slechts gedurende een maand of vier per jaar gebruikt kon wor- den. Eind 17e eeuw werd dit traject verbeterd: na gedeeltelijk verlegd te zijn, werd de weg bezand. In 1838 werd deze zandweg bestraat. In 1847 werd de weg van Domburg naar Westkapelle met schelpen verhard, vandaar de naam Schelpweg. W0479110.& - 9 - Vanaf Domburg liep in de richting Aagtekerke de Roosjesweg, die in 1908 werd bestraat. Het nog onbestrate gedeelte tussen Oostkapelle en Aagtekerke (Aagte- kerkseweg) werd in 1908 beklinkerd. 3.2 Waterwegen en schuitveren De afwatering geschiedt via een stelsel van sprinken. Behalve over de wegen, die als gevolg van regenval de grootste tijd van het jaar moei- lijk begaanbaar waren, kon men Domburg bereiken met het schuitveer uit Middelburg. De schuiten dienden, behalve voor personen-, vee- en waren- vervoer, voor een groot deel voor vervoer van duinzand naar Midddelburg. Het schuitveer werd in 1886 opgeheven. Tot Oostkapelle heeft ook ooit een schuitveer gevaren maar dit is al zo lang geleden opgeheven, dat niet meer bekend is waar het schuitvlot ge- weest moet zijn. 3.3 Tramlijnen In 1906 werd de tramverbinding met Middelburg geopend. Deze lijn van de Stoomtrammaatschappij Walcheren (SW) liep van Middelburg over Koudekerke naar Domburg. Er was ook een lijn tussen Koudekerke en Vlissingen. Met deze tramverbindingen konden