Suriname En Curasao, Zoals Een Arbeidersleider Die Zag

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Suriname En Curasao, Zoals Een Arbeidersleider Die Zag SURINAME EN CURASAO, ZOALS EEN ARBEIDERSLEIDER DIE ZAG DOOR F. P. FUYKSCHOt De Gouverneur van Suriname richtte een uitnodiging tot de drie bekende arbeidersvakcentralen in Nederland; Het Neder- lands Verbond van Vakverenigingen (N.V.V.), de Katholieke Arbeidersbeweging (K.A.B.) en het Christelijk Nationaal Vak- verbond in Nederland (C.N.V.) om een vertegenwoordiger naar Suriname af te vaardigen ten einde van advies te dienen aan- gaande de vraag hoe de Overheid de opbouw van een gezonde vakbeweging kan bevorderen, voorts om bestaande of nog te stichten verenigingen van advies te dienen omtrent hun organi- saties en een vruchtbare wijze van samenwerking tussen werk- gevers en werknemers voor te bereiden. De genoemde Neder- landse Vakverbonden stelden elk een hunner bestuurders be- schikbaar en wel respectievelijk de heren J. G. Suurhoff, H. J. Kuiper en F. P. Fuykschot. Deze drie vakbondsbestuurders vertrokken op 4 October 1948 per vliegtuig naar Suriname. De duur van hun bezoek was tevoren niet vastgesteld.maar op ongeveer drie maanden werd wel gerekend. In overleg met de Gouverneur bepaalden zij hun vertrek op 24 November, daar zij meenden met hun werk gereed te zijn en in staat een rapport uit te brengen. Drie dagen voor hun vertrek ontvingen zij een schriftelijke uitnodiging van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen om ook in dat gebiedsdeel enige tijd door te brengen, de sociale verhoudingen aldaar te bestuderen en het Gouvernement van advies te dienen. Om verschillende redenen kon het bezoek aan de Nederlandse Antillen slechts twee weken duren. Op 6 December verlieten zij Curacao om naar Nederland terug te keren. De schrijver van dit artikel stelt zich voor omtrent zijn be- vindingen, met name ten opzichte van het sociale leven in de genoemde gebiedsdelen, een en ander mede te delen. — 65 — West-Indische Gids XXX 5 Downloaded from Brill.com10/05/2021 12:17:20PM via free access 66 F. P. FUYKSCHOT, SURINAME EN CURASAO SURINAME Wil men over de arbeidsverhoudingen in een land enig oordeel verkrijgen, dan zal men in de allereerste plaats iets moeten weten omtrent de economische structuur van dat land. Met de economische structuur houdt weer ten nauwste verband het sociale peil van de arbeidende bevolking, de sociale wetgeving en tegelijkertijd de stand van de vakbeweging. In nauw contact met het Departement van Sociale Zaken werd allereerst kennis genomen van het bedrijfsleven. Aangezien de opdracht op het terrein van de vakbeweging lag, was vooral van belang te weten in welke bedrijfstakken en ondernemingen arbeiders werkzaam zijn. De kleine landbouw, hoe belangrijk ook voor de economie van Suriname, was voor het doel van het onderzoek slechts van gering belang. Alleen de landbouw-be- drijven en de industrie, die van arbeiders in loondienst gebruik maken, waren voor het onderzoek van betekenis. Een bezoek aan de voornaamste bedrijven vormde dan ook het eerste deel van het af te werken program. Hier volgt een vrijwel volledige opsomming van de bedrijven, die bezocht werden: de 6aKztXmi/tte» van de Surinaamsche Bauxite Maatschappij en van de Biliiton Maatschappij, N. V. Bruynzeel 's Houtbedrijven, Houtzagerij van J. F. D. Haenen, Curacaosche Handel Maatschappij, Koninklijke Nederl. Stoom- boot Maatschappij, Esso-bedrijf, Meubelfabriek „Suriname", Scheepvaart Maatschappij „Suriname", Suikeronderneming „Marienburg", Gouvernements Reparatiewerkplaats „Beek- huizen", Nederlandsch-Indische Gasmaatschappij, enige druk- kerijen, het Saramacca-district en Coronie met machinale Cocos- persinrichting en Chemische Wasscherij. De simpele vermelding, dat door het bezoeken van dit luttel aantal ondernemingen een vrij volledig overzicht van het Suri- naamsche bedrijfsleven kon worden verkregen doet wel duide- lijk zien op welk een smalle basis dit bedrijfsleven staat. Nog sprekender blijkt dit uit de volgende cijfers, die werden verstrekt: 1946 .... / 15.710.868.— / 11.513.612.— / 8.489.320.— Jan/Sept. 1947 .... / 23.016.729.— / 18.301.138.— / 13.427.979.— Downloaded from Brill.com10/05/2021 12:17:20PM via free access '*'• ZOALS EEN ARBEIDERSLEIDER DIE ZAG 67 De bauxiet is een oorlogsproduct — dat dient men goed te beseffen. Toen in 1944 het einde van de oorlog in zicht kwam en de vliegtuigproductie werd ingekrompen, werd het aantal arbeiders op de Moengoconcessie van 820 op 400 terug gebracht. De strubbelingen met Rusland in 1946 en de opstelling van een nieuw program voor vliegtuigbouw in Amerika deed het aantal arbeiders, dat te Moengo werkte, weer stijgen. Datzelfde zal zich op de andere concessies ook wel hebben voorgedaan. Maar daar- uit b'ijkt toch wel heel duidelijk, dat de tegenwoordige betrek- kelijke welvaart in Suriname, een zeer wankele ondergrond heeft. Gelukkig wordt dit zeer goed beseft. In het rapport-Heesterman vindt men een aantal suggesties voor de economische versterking van Suriname. Hieraan kan worden toegevoegd, dat sommige dier suggesties reeds verwezenlijkt zijn of worden. Want dit is het verblijdende in de zo naargeestige klanken, die men uit het bedrijfsleven opvangt, dat klaarblijkelijk in de paar jaren, die sedert het einde van de oorlog verlopen zijn, er reeds veel ver- anderd is en een nieuwe geest zich tracht baan te breken in het economisch leven. Sedert het rapport -Heesterman verscheen is de triplex-fabriek van Bruynzeel in bedrijf gesteld, zijn er plan- nen in de bouwnijverheid en treft men in Paramaribo Nederlandse ingenieurs aan, die zich rekenschap gaan geven van de mogelijk- heden, die er in Suriname zijn. Van groot belang is uiteraard de openlegging van dit schone Nederlandse gebiedsdeel. Wegen zijn er nauwelijks en het enige spoorwegje, dat er is, is die naam nauwelijks waard. Bij een bezoek aan de enige automatische olieperserij in Coronie bleek deze stil te liggen, hoewel er materiaal in overvloed ter verwer- king beschikbaar was. Men wachtte op vaten voor het verzenden van de o'ie. Deze vaten moesten van Paramaribo overzee worden aangevoerd, want een weg -althans met brugverbinding- over de rivieren, is er niet. Door deze slechte verbinding kan een product als spijsolie, waaraan het land grote behoefte heeft, niet worden verkregen en ondervindt de productie grote schade. Een ander voorbeeld van de slechte verbindingen is, dat de afstand van Paramaribo naar Moengo, die langs een goede autoweg in 2 of 3 uur kan worden afgelegd, thans 10 a 12 uur vordert. Van een reis naar Nickerie spreke men maar niet eens. Deze moeilijkheden zijn overigens wel bekend. De economische welvaart van Suriname hangt voor een goed deel aan een ruime kapitaal-voorziening, voor een ander deel aan ondernemings- geest. Downloaded from Brill.com10/05/2021 12:17:20PM via free access 68 F. P. FUYKSCHOT, SURINAME EN CURASAO Maar hoe staat het dan met de voorziening van het bedrijfs- leven met arbeiders? Er wordt geklaagd, dat er niet voldoende geschoolde arbeiders zijn. En wat de landbouw betreft, is er zelfs een absoluut tekort aan arbeiders. Men heeft getracht arbeiders van buiten aan te voeren, van Barbados en St. Lucia, maar deze proefnemingen schijnen mislukt te zijn. De Freeland League stelde zich voor 30.000 d.p. 's, en wel Joden, naar Suriname over te brengen, maar hoewel aanvankelijk gunstig in Suriname ontvangen, heeft men dit plan later weer verworpen. Zoals het er thans voorstaat, is een snelle voorziening op grote schaal van arbeiders wel uit- gesloten. Dat betekent, dat terugkeer tot grote landbouw-onder- nemingen en ontginningen niet mogelijk schijnt. Het komt mij voor, dat het vraagstuk voor de industrie enigszins anders ligt. In de industrie zijn niet op korten termijn vele duizenden arbeiders nodig. Aannemelijk is, dat de natuur- lijke aanwas der bevolking, die vrij snel gaat, in de behoefte aan arbeiders bij stijgende industriële productie zal kunnen voorzien. Vooral wanneer de stroom min of meer geschoolde Surinamers, die thans naar Curacao en Aruba vertrekken, de tegenover- gestelde richting uitgestuurd zou kunnen worden. Verbetering van de sociale en woningtoestanden zou hierop van groten invloed kunnen zijn. Drie a vierduizend Surinamers werken thans op de genoemde eilanden en zij zijn daar zeer gewaardeerde krachten. Kan men door goede sociale maatregelen de arbeiders binden, dan ziet de toekomst voor Suriname er reeds onmiddellijk veel rooskleuriger uit. In dit verband moet het onderwijs en de vakopleiding worden genoemd. Wie iets weet van de zedelijke verhoudingen in Suri- name, van de geringe ontwikkeling en het gebrek aan vakoplei- ding, die ziet aanstonds, dat voor de industriële ontwikkeling thans een goede basis ontbreekt. Fa&o^/etimg ontbreekt ten enenmale. Een goede ambachts- school is een eerste vereiste. Gelukkig is een commissie thans bezig de stichting ervan voor te bereiden. Middelbaar Technisch onderwijs zal straks eveneens nodig zijn, indien de industriële ontwikkeling doorzet. Er is een andere klacht. Vooral bij de werkgevers hoort men, dat de Surinaamse arbeider lui is of althans een zeer lage arbeids- productiviteit heeft. De arbeidsprestatie zou zelfs niet hoger zijn dan een vierde van die van de Nederlandse arbeider. Men moet aannemen, dat dit oordeel juist is. Toch vraagt men zich af hoe Downloaded from Brill.com10/05/2021 12:17:20PM via free access ZOALS EEN ARBEIDERSLEIDER DIE ZAG 69 het dan komt, dat de Surinaamse arbeider op Curacao zo hogelijk wordt gewaardeerd en verre wordt verkoren boven de arbeider van Curacao? Nederlanders, die met hen dagelijks moeten wer- ken, zeggen: met de Curacaonaar valt niet te praten, hij is lui en dom, maar de Surinamer is een verstandig man, die ook zoveel mogelijk tracht te lezen. De arts te Moengo, die de arbeiders voor de bauxietmijnen persoonlijk heeft gekeurd, verklaarde, dat 95% van de arbeiders een ziekte onder de leden hebben: malaria, filaria, mijnworm- ziekte. Daardoor gevoelen zij zich niet fit, hebben altijd neiging om te slapen, kortom, maken daardoor een luien indruk. Boven- dien is de voeding vaak zeer onoordeelkundig. Als dit juist is — en er is geen reden hieraan te twijfelen — dan is naast verbetering van onderwijs en vakonderwijs ook verbetering van de gezondheidszorg en voorlichting t.a.v.
Recommended publications
  • Joint Symposium on Maize and Peanut. Held in Surineme on Behalf of the 75Th Anniversary of the Agricultural Experiment Station of Paramaribo
    Joint symposium on maize and peanut. Held in Surineme on behalf of the 75th Anniversary of The Agricultural Experiment Station of Paramaribo. November 13 - 18, 1978 Proceedings of the Caribbean Food Crops Society. Vol. XV, 1978 ECONOMIC ASPECTS MICRO-ECONOMIC ASPECTS OF PEANUT PRODUCTION IN SURINAME IN RELATION TO IMPORT - SUBSTITUTION A.W. Graanoogst INTRODUCTION In Suriname peanut is grown as a regular crop: smalt plots of 0.04 —0.20 ha are planted 2 (sometimes 3 times) a year on the sandy ridges of the coastal plain. Main production areas are the Saramacca district and the Commewijne district. Total acreage planted amounted 242 ha in 1976 with a production of 290 tons dry pulses. Production is used for preparing salted and unsalted peanuts and peanut-sauce: a small part is manufactured into pea nut-butter. As local production still does not meet national demand an amount of 446 tons of shelled peanuts are imported mainly for the peanut-factories (in 1977). PRODUCTION TECHNIQUES AND PRODUCTION COSTS Although the planted plots are of a small acreage the used practices show a shifting from the traditional system where all operations (were done by hand and simple implements) to a lightly mechanized system. Seed-bed preparation of the greater part of the acreage is done by 2-wheel tractors. All further field operations such as seeding, ridging, weeding and pulling are done by hand and simple implement: sun-drying is generally practiced. Recent experiments on weedcontrol by spraying with herbicides has shown to be succesful. Efforts are undertaken by extension to get peanut-farmers aquainted with this new system of weed control thus enabling a further decrease of total labor costs in peanut growing.
    [Show full text]
  • Survey Papers No. 4
    Survey Papers No. 4 A PEDO- GEOMORPHOLOGICAL CLASSIFICATION AND MAP OF THE HOLOCENE SEDIMENTS IN THE COASTAL PLAIN OF THE THREE GUIANAS by R. Brinkman and L. J. Pons >il Survey Institute, Wageningen 27E43 ,<• bibliotheek /Zûift J ~ ' STARINGGEBOUW SOIL SURVEY PAPERS No. 4 A PEDO-GEOMORPHOLOGICAL CLASSIFICATION AND MAP OF THE HOLOCENE SEDIMENTS IN THE COASTAL PLAIN OF THE THREE GUIANAS R. Brinkman Technical officer, Soil Survey (FAO); 1961-1964 Guyana (formerly British Guiana) and L. J. Pons Soil scientist, Soil Survey Institute of the Netherlands; 1962-1964 Department of Soil Survey, Suriname SOIL SURVEY INSTITUTE, WAGENINGEN, THE NETHERLANDS - 1968 7SA/ • o~ CONTENTS 1. Summary 5 2. Introduction 6 3. Sea level movements, marine sedimentation, soil formation and erosion ... 8 3.1. The sediments 8 3.2. The sea level movements 8 3.3. Clay sedimentation and initial soil formation at a constant sea level . 9 3.4. Clay sedimentation during a rise in sea level 9 3.5. Erosion and ridge formation 11 3.6. Initial and progressive soil formation after a drop in sea level . 11 3.7. Soil formation in riverain and estuarine deposits 12 4. Coropina series 13 4.1. Para deposits 13 4.2. Lelydorp deposits 15 4.3. Riverain and estuarine terraces 17 5. Demerara Series 19 5.1. Mara deposits 21 5.2. Coronie deposits 23 5.2.1. Wanica phase 23 5.2.2. Moleson phase 24 5.2.3. Comowine phase 25 5.2.4. Riverain and estuarine Coronie deposits 26 6. Peat growing above sea level 28 7. Dating of the sedimentation sequence 29 7.1.
    [Show full text]
  • The Marine Mollusca of Suriname (Dutch Guiana) Holocene and Recent
    THE MARINE MOLLUSCA OF SURINAME (DUTCH GUIANA) HOLOCENE AND RECENT Part II. BIVALVIA AND SCAPHOPODA by G. O. VAN REGTEREN ALTENA Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden "The student must know something of syste- matic work. This is populary supposed to be a dry-as-dust branch of zoology. In fact, the systematist may be called the dustman of biol- ogy, for he performs a laborious and frequently thankless task for his fellows, and yet it is one which is essential for their well-being and progress". Maud D. Haviland in: Forest, steppe and tundra, 1926. CONTENTS Ι. Introduction, systematic survey and page references 3 2. Bivalvia and Scaphopoda 7 3. References 86 4. List of corrections of Part I 93 5. Plates 94 6. Addendum 100 1. INTRODUCTION, SYSTEMATIC SURVEY AND PAGE REFERENCES In the first part of this work, published in 1969, I gave a general intro- duction to the Suriname marine Mollusca ; in this second part the Bivalvia and Scaphopoda are treated. The system (and frequently also the nomen- clature) of the Bivalvia are those employed in the "Treatise on Invertebrate Paleontology, (N) Mollusca 6, Part I, Bivalvia, Volume 1 and 2". These volumes were issued in 1969 and contain the most modern system of the Bivalvia. For the Scaphopoda the system of Thiele (1935) is used. Since I published in 1968 a preliminary list of the marine Bivalvia of Suriname, several additions and changes have been made. I am indebted to Messrs. D. J. Green, R. H. Hill and P. G. E. F. Augustinus for having provided many new coastal records for several species.
    [Show full text]
  • Zoologische Mededelingen Uitgegeven Door Het
    ZOOLOGISCHE MEDEDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET RIJKSMUSEUM VAN NATUURLIJKE HISTORIE TE LEIDEN (MINISTERIE VAN CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK) Deel 48 no. 8 16 mei 1974 THE LAND PROSOBRANCHIA OF SURINAME WITH THE DESCRIPTION OF TWO NEW SPECIES OF NEOCYCLOTUS by C. O. VAN REGTEREN ALTENA Rijksmuseum van Natuurlijke Historie With 3 plates Vernhout (1914) was the first to publish an account of the land and fresh- water Mollusca of Suriname. In this publication he assembled not only the older literature in which species were mentioned from Suriname, but also he named the Mollusca collected by seven expeditions and some travellers, and included in his paper the material which W. C. van Heurn collected during his trip in 1911. So he laid a sound basis for future investigations. In the present paper only the land Prosobranchia are treated. On this matter, so far as I know, only one paper has been published since 1914. This paper (Altena, 1960) mentioned Lucidella lirata (Pfeiffer) from Tamba- redjo and Sidoredjo in the Saramacca district. The Rijksmuseum van Natuurlijke Historie received specimens from Suri- name from many persons to whom I am much indebted for their cooperation. Thanks are also due to Mr. H. E. Coomans who sent me the specimens on loan, which were collected in 1926 by D. L. Fernandes. Here follows a list which mentions in chronological sequence the collectors with the months and the years in which they collected, together with the abbreviations under which they are mentioned in the text. F : D. L. Fernandes, Wilhelmina Gebergte Expedition, VII-VIII 1926 (for the route, see: Tijdschr.
    [Show full text]
  • Staatsolie Maatschappij Suriname N.V
    Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. ENVIRONMENTAL SOCIAL MANAGEMENT PLAN FOR THE PROPOSED STAATSOLIE POWER PLANT IN SARAMACCA 2019 Report prepared in collaboration with: Draft Report January 2019 SARAMACCA ESMP 2019 Table of Contents ABBREVIATIONS ............................................................................................................1 1 INTRODUCTION......................................................................................................1 1.1 ENVIRONMENTAL MANAGEMENT ................................................................. 4 1.2 DESCRIPTION OF THE ESMP ........................................................................ 4 1.2.1 Purpose and scope of the ESMP ............................................................. 4 1.2.2 Structure of the ESMP ............................................................................ 4 2 ENVIRONMENTAL PROCEDURES.....................................................................5 2.1 ROLES AND RESPONSIBILITY ......................................................................... 5 2.1.1 Construction Phase Roles and Responsibilities ..................................... 5 2.1.2 Operational Phase Roles and Responsibilities ...................................... 8 2.2 ENVIRONMENTAL TRAINING ......................................................................... 8 2.3 COMMUNITY ENGAGEMENT ............................................................... 9 2.3.1 Introduction .............................................................................................
    [Show full text]
  • D. Van Dusseldorp Geografische Mobiliteit En De Ontwikkeling Van Suriname
    D. van Dusseldorp Geografische mobiliteit en de ontwikkeling van Suriname In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 119 (1963), no: 1, Leiden, 18-55 This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl Downloaded from Brill.com10/06/2021 05:17:28AM via free access GEOGRAFISCHE MOBILITEIT EN DE ONTWIKKELING VAN SURINAME 1. Inleiding. 2. De immigratie. 3. De binnenlandse migratie. 4. De urbanisatie. 5. De geografische mobiliteit bezien in het kader van de ontwikkeling van Suriname. 1. Inleiding. I n het navolgende zal worden getracht een inzicht te geven in de geografische mobiliteit van de bevolking van Suriname. Daar vele groepen van deze bevolking nog maar sinds enkele generaties in het land wonen en een deel van de geografische mobiliteit hierdoor bepaaild wordt, zal eerst een overzicht worden gegeven van de diverse immigratiegolven waaruit de veelkleurige bevolking van Suriname is ontstaan. Daarna zal aan de hand van een aaratal cijfers van de volks- telling 1950 een indruk worden gegeven van de geografische mobiliteit binnen Suriname van de in dat jaar getelde bevolking. Vervolgens zal worden ingegaan op het spectaculaire verschijnsel van de urbanisatie en de problemen welke zich bij de ontwikkeling van Suriname voor- doen als gevolg van de grote geografische mobiliteit van de Surinaamse bevolking. 2. De immigratie. Wanneer men in het rapport van de Volkstelling 1950 leest dat de Surinaamse bevolking (TAV deel X, biz. 6) voor 46 % uit Black- coloured (in Suriname beter 'bekend als Creolen),, voor 31,2 fo uit Hindoestanen, 17,6 % uit Indonesiers, voor 1,2 % uit Chinezen, 1,3 % uit Europeanen, 1,7 % uit Indianen en 1 % uit overige landaarden (rassen) bestaat, dan mag men hieruit de conclusie trekken dat tot voor korte tijd grote bevolkingsgroepen uit verschillende delen van de wereld Suriname zijn binnengekomen.
    [Show full text]
  • In and out of Suriname Caribbean Series
    In and Out of Suriname Caribbean Series Series Editors Rosemarijn Hoefte (Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies) Gert Oostindie (Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies) Editorial Board J. Michael Dash (New York University) Ada Ferrer (New York University) Richard Price (em. College of William & Mary) Kate Ramsey (University of Miami) VOLUME 34 The titles published in this series are listed at brill.com/cs In and Out of Suriname Language, Mobility and Identity Edited by Eithne B. Carlin, Isabelle Léglise, Bettina Migge, and Paul B. Tjon Sie Fat LEIDEN | BOSTON This is an open access title distributed under the terms of the Creative Commons Attribution-Noncommercial 3.0 Unported (CC-BY-NC 3.0) License, which permits any non-commercial use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original author(s) and source are credited. The realization of this publication was made possible by the support of KITLV (Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies). Cover illustration: On the road. Photo by Isabelle Léglise. This publication has been typeset in the multilingual “Brill” typeface. With over 5,100 characters covering Latin, IPA, Greek, and Cyrillic, this typeface is especially suitable for use in the humanities. For more information, please see www.brill.com/brill-typeface issn 0921-9781 isbn 978-90-04-28011-3 (hardback) isbn 978-90-04-28012-0 (e-book) Copyright 2015 by the Editors and Authors. This work is published by Koninklijke Brill NV. Koninklijke Brill NV incorporates the imprints Brill, Brill Nijhoff and Hotei Publishing. Koninklijke Brill NV reserves the right to protect the publication against unauthorized use and to authorize dissemination by means of offprints, legitimate photocopies, microform editions, reprints, translations, and secondary information sources, such as abstracting and indexing services including databases.
    [Show full text]
  • The Mineral Industry of Suriname in 2016
    2016 Minerals Yearbook SURINAME [ADVANCE RELEASE] U.S. Department of the Interior October 2019 U.S. Geological Survey The Mineral Industry of Suriname By Philip A. Szczesniak In 2016, the production of mineral commodities—notably International—Latin America and Canada, which are available cement, gold, and petroleum (crude as well as refinery at https://minerals.usgs.gov/minerals/pubs/country/sa.html. products)—represented only a minor part of the economy of Suriname (Central Bank of Suriname, 2017a, p. 19, 75–77; References Cited 2017b). The legislative framework for the mineral sector in Central Bank of Suriname, 2017a, Suriname country profile—Economic Suriname is provided by the Mining Decree of May 8, 1986, and financial data: Central Bank of Suriname, May, 90 p. (Accessed and the Petroleum Law of 1990. Data on mineral production are July 26, 2017, at https://www.cbvs.sr/images/content/statistieken/CP/ in table 1. Table 2 is a list of major mineral industry facilities. Suriname_Country-Profile_12mei2017.pdf.) Central Bank of Suriname, 2017b, Table 21—Suriname—Gross domestic More-extensive coverage of the mineral industry of Suriname product by economic activity at current prices: Central Bank of Suriname, can be found in previous editions of the U.S. Geological 1 p. (Accessed March 1, 2018, at https://www.cbvs.sr/images/content/ Survey Minerals Yearbook, volume III, Area Reports— statistieken/Database/Table21_4102017.pdf.) TABLE 1 SURINAME: PRODUCTION OF MINERAL COMMODITIES1 (Thousand metric tons, gross weight, unless otherwise specified) Commodity2 2012 2013 2014 2015 2016 METALS Alumina 1,203 1,149 1,149 748 -- Bauxite 2,873 2,706 2,708 1,600 -- Gold, mine production, Au content kilograms 33,474 34,213 33,000 e 28,800 r, e 30,200 e INDUSTRIAL MINERALS Cement, hydraulice 114 131 130 r 160 160 MINERAL FUELS AND RELATED MATERIALS Petroleum:3 Crude thousand 42-gallon barrels 5,940 5,980 6,130 6,189 5,950 Refinery production do.
    [Show full text]
  • HET CENTRAPLAN VOOR SURINAME SOME ASPECTS of TOWN and COUNTRY PLANNING in a DEVELOPING COUNTRY Door/6J D
    71 I.I (883) MEDEDELINGEN VAN DE LANDBOUWHOGESCHOOL TE WAGENINGEN, NEDERLAND 63 (9), 1-95 (1963) HET CENTRAPLAN VOOR SURINAME SOME ASPECTS OF TOWN AND COUNTRY PLANNING IN A DEVELOPING COUNTRY door/6j D. B. W. M. VAN DUSSELDORP Afdeling Sociologie en Sociografie niet westerse gebieden der Landbouwhogeschool te Wageningen, Nederland (Ontvangen/Received 10.5.'63) INHOUD VOORWOORD 3 1. INLEIDING 5 2. HET ONSTAAN VAN DE OCCUPATIEVORMEN IN SURINAME 5 2.1. De occupatievormen waarbij landbouw het hoofdmiddel van bestaan is .... 6 2.1.1. Depraehistori e 6 2.1.2. De plantageperiode 7 2.1.3. Deperiod eva nd ekleinlandbou w 10 2.2. Overige occupatievormen 16 2.3. Enigesocial ee nadministratiev e aspectenva nd eoccupatievorme n 17 3. HET CENTRAPLAN 21 3.1. Inleiding 21 3.2. Nationale richtlijnen voor de regionale uitwerking 22 3.3. De regionale uitwerking voor het district Nickerie 27 3.3.1. De huidige situatie 27 3.3.1.1. Het bodemgebruik 27 3.3.1.2. De bevolking 28 3.3.1.3. De ontsluiting .-', 31 3.3.1.4. De sociale en economische voorzieningen 32 3.3.1.5. Het verenigings-en gemeenschapsleven 32 3.3.2. De toekomstige ontwikkeling van het district Nickerie 32 3.3.3. De centra in Nickerie 34 3.4. De regionale uitwerking voor de overige districten in Suriname 37 3.5. De nationale richtlijnen voor de lokale uitwerking 40 3.5.1. Richtlijnen voor de raming van de toekomstige bevolking in de verzor­ gingsgebieden van de centra 41 3.5.2. De normen waaraan het verzorgende apparaat moet voldoen 43 3.5.3.
    [Show full text]
  • Status and Distribution of Golden-Rumped Euphonia Euphonia Cyanocephala on the Guiana Shield, South America
    Johan Ingels et al. 284 Bull. B.O.C. 2015 135(4) Status and distribution of Golden-rumped Euphonia Euphonia cyanocephala on the Guiana Shield, South America by Johan Ingels, Maxime Dechelle, Vincent Pelletier, Tanguy Deville, Jan Hein Ribot & Olivier Claessens Received 12 January 2015 Summary.—Golden-rumped Euphonia Euphonia cyanocephala is widely but patchily distributed in South America. Until now, its presence over the Guiana Shield was poorly known. We discuss its status and distribution in French Guiana, Surinam and Guyana, and adjacent northern Brazil and southern Venezuela. We believe that the erratic and unpredictable occurrence of this euphonia over the Guiana Shield probably reflects seasonal, nomadic movements. Almost all observations in French Guiana and Surinam were made during the short and long dry seasons of February–March and July–December, respectively, suggesting that these are nomadic movements probably related to the seasonal availability of particular dietary items. Golden-rumped Euphonia Euphonia cyanocephala of Trinidad and South America, Antillean Euphonia E. musica of the West Indies, and Blue-hooded Euphonia E. elegantissima of Middle America were long treated as conspecifics (Isler & Isler 1999), but are now considered to be different species (Meyer de Schauensee 1966, Ridgely & Tudor 1989, Sibley & Monroe 1990, Hilty 2011, Remsen et al. 2014). E. cyanocephala is widespread, albeit patchily distributed in South America (Restall et al. 2006, Hilty 2011). It occurs in northern Venezuela from Sucre and Monagas throughout the coastal cordilleras with isolated observations in Amazonas (Zimmer & Hilty 1997), and further throughout the Andes south to northern Argentina, as well as in the lowlands and coastal mountains of south-east Brazil and adjacent Argentina and Paraguay (Areta & Bodrati 2010).
    [Show full text]
  • Volume I Merian Draft ESIA Chapters 1
    Merian Project Final ESIA Report Volume I - Introduction and Environmental and Social Baseline 31 January 2013 The world’s leading sustainability consultancy TABLE OF CONTENTS – VOLUME I 1.0 INTRODUCTION 1-1 1.1 OVERVIEW OF PROPOSED PROJECT 1-1 1.1.1 Purpose and Need for Proposed Project 1-1 1.1.2 Proposed Project 1-1 1.1.3 Project Proponent, Ownership and Licenses 1-4 1.2 OVERVIEW OF THE ENVIRONMENTAL, SOCIAL AND HEALTH IMPACT ASSESSMENT PROCESS 1-4 1.2.1 Purpose of the Environmental and Social ESIA Process 1-4 1.2.2 Objective 1-5 1.2.3 ESIA Phases 1-6 1.3 ESIA STUDY TEAM 1-11 1.4 SCOPE OF THE ESIA STUDY 1-12 1.5 ESIA ORGANIZATION 1-16 1.5.1 Volume I: Introduction, Environmental and Social Baseline 1-16 1.5.2 Volume II: Environmental and Social Impact Assessment 1-16 1.5.3 Volume III and IV: Appendices 1-17 1.6 REFERENCES FOR CHAPTER 1 1-18 2.0 LEGAL AND INSTITUTIONAL FRAMEWORK 2-1 2.1 SURINAME LAWS AND REGULATIONS 2-1 2.1.1 Legal and Institutional Framework 2-4 2.2 LEGAL FRAMEWORK 2-6 2.3 SURGOLD STANDARDS 2-21 2.4 INTERNATIONAL STANDARDS 2-22 2.4.1 IFC General Environmental, Health and Safety (EHS) Guidelines 2-22 2.4.2 IFC EHS Guidelines for Mining 2-22 2.4.3 International Cyanide Management Code 2-22 2.4.4 Principles and Standards of Practice 2-22 2.4.5 International Council of Mining & Metals (ICMM) Guidelines 2-23 2.5 REFERENCES FOR CHAPTER 2 2-25 3.0 PROJECT DESCRIPTION 3-1 ERM i SURGOLD-MERIAN 3.1 GENERAL PROJECT DESCRIPTION 3-1 3.2 EARLY WORKS 3-9 3.3 MINE SITE 3-10 3.3.1 Mine Pits 3-12 3.3.2 Waste Rock Disposal Facilities 3-13
    [Show full text]
  • Staatsolie's VISION 2030: the Contributions of Petroleum Geology
    Netherlands Journal of Geosciences — Geologie en Mijnbouw |95 – 4 | 375–392 | 2016 doi:10.1017/njg.2016.32 Staatsolie’s VISION 2030: the contributions of petroleum geology to Surinamese society August Nelson Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. Corresponding author. Email: [email protected] Manuscript received: 27 June 2016, accepted: 04 July 2016 Abstract Staatsolie Maatschappij Suriname N.V., together with the gold mining industry, has gradually become a major contributor to the Surinamese economy since the decline of the alumina industry. In the last 35 years, about 110 MMbbls (million barrels) of crude oil have been produced. Staatsolie is now in the early stages of fulfilling its VISION 2030, which is not only aimed at increased exploration and production but also at power generation, further diversification and regional expansion. The basis for achieving these goals is accelerated on- and offshore exploration, followed by growth in production. The offshore region remains a frontier area, with only a few wells drilled. Current production is about 17,000 bopd (barrels of oil per day). Between 2007 and 2014, Staatsolie has spent about US$120 million on exploration. An integrated study for the Suriname– Guyana Basin carried out by Staatsolie in 2009 demonstrated the upside potential of this basin from a source rock potential perspective, which has been proven by both the Liza-1 oil discovery offshore of Guyana in 2015 and the Zaedyus-1 oil discovery offshore of French Guiana in 2011. Staatsolie is now focusing its efforts on the near-shore area, where it recently concluded a five-well drilling programme, following a 3-D seismic survey.
    [Show full text]