D. Van Dusseldorp Geografische Mobiliteit En De Ontwikkeling Van Suriname
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
D. van Dusseldorp Geografische mobiliteit en de ontwikkeling van Suriname In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 119 (1963), no: 1, Leiden, 18-55 This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl Downloaded from Brill.com10/06/2021 05:17:28AM via free access GEOGRAFISCHE MOBILITEIT EN DE ONTWIKKELING VAN SURINAME 1. Inleiding. 2. De immigratie. 3. De binnenlandse migratie. 4. De urbanisatie. 5. De geografische mobiliteit bezien in het kader van de ontwikkeling van Suriname. 1. Inleiding. I n het navolgende zal worden getracht een inzicht te geven in de geografische mobiliteit van de bevolking van Suriname. Daar vele groepen van deze bevolking nog maar sinds enkele generaties in het land wonen en een deel van de geografische mobiliteit hierdoor bepaaild wordt, zal eerst een overzicht worden gegeven van de diverse immigratiegolven waaruit de veelkleurige bevolking van Suriname is ontstaan. Daarna zal aan de hand van een aaratal cijfers van de volks- telling 1950 een indruk worden gegeven van de geografische mobiliteit binnen Suriname van de in dat jaar getelde bevolking. Vervolgens zal worden ingegaan op het spectaculaire verschijnsel van de urbanisatie en de problemen welke zich bij de ontwikkeling van Suriname voor- doen als gevolg van de grote geografische mobiliteit van de Surinaamse bevolking. 2. De immigratie. Wanneer men in het rapport van de Volkstelling 1950 leest dat de Surinaamse bevolking (TAV deel X, biz. 6) voor 46 % uit Black- coloured (in Suriname beter 'bekend als Creolen),, voor 31,2 fo uit Hindoestanen, 17,6 % uit Indonesiers, voor 1,2 % uit Chinezen, 1,3 % uit Europeanen, 1,7 % uit Indianen en 1 % uit overige landaarden (rassen) bestaat, dan mag men hieruit de conclusie trekken dat tot voor korte tijd grote bevolkingsgroepen uit verschillende delen van de wereld Suriname zijn binnengekomen. Downloaded from Brill.com10/06/2021 05:17:28AM via free access MOBILITEIT EN ONTWIKKELING VAN SURINAME. 19 De eerste groep was die van de Indianen. Van de bovenlandse In- dianen, die langs de Braziliaanse grens leven is weinig bekend. Ze bestaan uit een groot aantsl stammen die zeer mobiel zijn en in het grensgebied rondtrekken. De benedenlandse Indianen die overwegend in de kustvlakte wonen zijn volgens Feriz (Feriz, p. 86) in een drietal immigratiegolven Suriname binnen gekomen. Vennoedelijk kwamen de Waraus — die nu nauwelijks meer voorkomen, mede als gevolg van hun trek naar Brits Guyana — uit het Westen, waarna de Arowakken, evenals de Waraus uit het stroomgebied van de Orinoco, volgden. Tenslotte kwamen, waarschijnlijk enige eeuwen voor de komst der Europeanen, uit het Amazonegebied de Cara'iben, die momenteel het grootste deel van de Indiaanse bevolking uitmaken. Tot op de huidige dag kenmerken de Indianen zich door een grote geografische mobiliteit. Nadat Suriname in. 1499 door Europeanen was waargenomen (Wolbers, p. 24) kwam eer9t in het midden van de 17e eeuw de eerste kolonisatie van grotere omvang tot stand onder leiding van de Engels- man Lord Willoughiby. Spoedig daarop werd het gebied door de zeerovers veroverd en is vanaf die tij'd, afgezien van een onderbreking van korte duur, in handen van Nederland geweest tot in 1954 Suriname zijn interne autonomie verkreeg. Van een grootscheepse immigratie van Europeanen, die zich blijvend in het land wilden gaan vestigen, is nimmer sprake geweest, zoals wel blijkt uit de opsomming van de belangrijkste kolonisatiepogingen (W.I.E. pag. 286). De Labadisten in 1684, Pa'ltzer en Bazeler boeren in 1794 (87 personen), de kolonisatie onder leiding van von Biilow in 1756, de Hollandse boeren in Groningen (384 personen) in 1845 en de Wurtembergse houthakkers onder leiding van Kappler in 1853 (51 personen). De-laatste kolonisatie- poging was het Wageningen project dat in zijn eerste opzet een duide- lijk kolonisaitiekarakter had. De kolonisatiegedachte heeft men evenwel spoedig laten varen. Deze en nog enige andere pogingen van kleinere omvang waren alle tot mislukken gedoemd. Alleen de kolonisatiepoging van 1845 heeft nog enige sporen achtergelaten in de vorm van een kleine groep Hollandse boeren, die momenteel in en om Paramaribo woont. Het Europese deel van de Surinaamse samenleving heeft, afgezien wellicht van de eerste decennia van het bestaan van Suriname, nooit meer dan enkele proceraten van de bevolking uitgemaakt en: ,,Een grote groep van blanke blijvers, de Joden uitgezonderd, heeft Suriname sedert het laatste kwart van de 18e eeuw niet gekend" (van Lier, p. 39). De eerste Joodse groep vestigde zich in 1664 in Suriname en bedroeg Downloaded from Brill.com10/06/2021 05:17:28AM via free access 20 D. B. W. M. VAN DUSSELDORP. in 1694 ruim 104 gezinnen en 50 personen buiten gezinsverband. Groot van omvang is deze groep nimmer geweest. Maar evenals 'bij de Euro- peanen is hun invloed aanzienlijk groter geweest dan hun aanta'l zou laten vermoeden. De blanke occupanten vestigden zich in Suriname met het doel om via de landboirw een fontuin te vergaren. Het gebrek aan arbeidskrach- ten ter plaatse — de Indianen leenden zioh niet voor dit werk en waren bovendien gering in aantal — noopte de plantage-eigenaren hun arfoeidskrachten te importeren. Zij deden dit door aankoop van slaven uit Afrika. Deze immigratie werd formed geregeld door het Octrooi van 1682 waarin de West Indische Compagnie zich verplichtte jaarlijks 2500 slaven te leveren. Volgens de West Indische Encyclopedic (WIE, pag. 637) mag worden aangenomen dat tussen 1650 en 1814 (einde van de slavenhandel) jaarlijks 1500—2000 slaven in Suriname zijn ingevoerd. Dit betekent voor deze periode in totaal 246.000—328.000 personen. Dit aarttal wordt evenwel te laag geacht, omdat tevens rekening met de olandestiene invoer moet worden gehouden en de raming van Van Lier (Van Lier, p. ->126) van een totaal aanta'l van 300.000—350.000 ingevoerde slaven wordt juister geacht. Hoewel deze zeer aanzienlijke immigratie maaikte dat de Creolen het grootste volks- deel werden, stond hun bijdrage aan de toenaime van de bevolking tot 1863 toch niet in verhouding tot het aantal ge'immigreerden. Dit blijkt uit het feit dart in 1863 de Creoolse bevolking op ± 52.000 personen werd geschait. Hiervan waren ruim 31.000 personen vrij verklaarde slaven die nog onder staatstoezicht stonden, 15.000 personen waren reeds voor 1863 vrij, of uit geboorte of door emanoipatie, en ± 6000 personen leefden in het 'binnenland, de zg. Bosnegers. De sdechte werk- en levensomstandigheden hadden tot gevolg dat de Creoolse bevolking ten tijde van de slavernij steeds een aanzienlijk sterfte-overschot had en alleen door immigratie' op peil kon worden gehouden. Hieruit blijkt dat bij deze immigratie nimmer de gedachte aan kolonisatie heeft voorgestaan. Het was kennelijk goedkoper slaven te importeren dan een gezonde slavenbevolking aan te houden die door haar na-tuurlijke aanwas kon voorzien in het benodigde arbeidspotentieel. Toen in 1814 de slavenhandel en later in 1863 de slavernij werd afgeschaft, zag men zich genoodzaakt uit andere gebieden arfeeids- kradhten aan te trekken. In de periode van 1853 tot 1872 kwamen 5400 immigranten het land binnen. Hieronder waren 500 Portugezen uit Madeira, 2500 Ohinezen en 2400 personen uit West-Indie over- wegend uit Barbados (v. d. Kuip e.a., p. 124). Downloaded from Brill.com10/06/2021 05:17:28AM via free access MOBILITEIT EN ONTWIKKELING VAN SURINAME. 21 Reeds spoedig Week dat door incidentele immigraties, opgezet door particulieren, niet op doeltreffende wijze in de arbeidsbehoefte van de plantages kon worden voorzien. Daarom sloot de Nederlandse Regering een contract met de Britse overheid om arbeiders uit India te mogen aantrekken. Tussen. 1873 en 1916 werden 34000 Hindoestanen naar Suriname overgebracht als contractarbeiders. Een derde deel hiervan maakte, vooral in de aanvang, gebruik van him recht om na 5 jaar naar India terug te keren. Tevens besloot het Gouvernement om con- tractarbeiders uit Indonesia aan te trekken. In de periode 1891—1939 kwamen 33000 Indonesische contractarbeiders naar Suriname, waar- van er een kwart naar faun vaderland terugkeerde. Aanvankelijk had ook deze immigratie alleen tot doel arbeiders te leveren voor de plan- tages. Eerst in het begin van de twintigste eeuw ging men aan deze immigratie een doelbewuste kolonisatiegedachte verbinden, waardoor het aantal contractanten dat naar het vaderland terugkeerde, aanzienlijk afnam. In het kort is hiervoor aangegeven hoe de veelkleurige bevolking van Suriname, als gevolg van een groot aantal immigratiegolven van TABEL 1. De in 1950 getelde woonbevolking naar leejtijd en her- komst uitgedrukt in °/o.* Leeftijd Geboorte Geboren in Suriname Geboren Totaal in 1950 periode Parama- districten totaal in buiten- bo land 0t/ml4 1950—1936 37,1 61,4 98,5 1,5 100 15t/m44 1935—1906 30,5 60,5 91- 9- 100 45 t/m 64 1905—1886 23,2 31- 54,2 45,8 100 65 1885 26,7 27,9 54,6 45,4 100 Leeftijd onbekend 2- 32,6 34,6 65,4 100 Totaal 31,2 54,6 85,8 14,2 100 * T.A.V. 1950 deel X, biz. 62. kortere of langere duur, tot stand is gekomen. Uit een analyse van de gegevens die bij de Tweede Algemene Volkstelling in 1950 zijn ver- zameld, blijkt (zie tabel 1) dat ruim 14 % van de totale bevolking in Downloaded from Brill.com10/06/2021 05:17:28AM via free access 22 D. B. W. M. VAN DUSSELDOEP. het buitenland was geboren. Van de bevolking geboren tussen 1935 en 1906 was 9 % in het buitenland geboren terwijl dit percentage voor personen geboren voor01905 opliep tot ruim 45 % en meer. Deze cijfers geven aan van welke recente datum de immigratie is. Reeds uit het historisch overzicht kan geconcludeerd worden dat er tussen de versdiillende landaarden belangrijke verschillen zulJen bestaan wat betreft het aantal personen dat in het buitenland geboren is. In tabel 2 wordt weergegeven welk percentage van de verscihillende land- aarden buiten Suriname is geboren.