SARAMACCA DISTRICT EXPERIENCE Changemanagement by intuition Mr. Basharat Ahmadali (1980-1990)

De probleemstelling

Beperkte bevoegdheden Ik nam op 1 oktober 1979 het beheer van het district als Districts-Commissaris over1. Als DC beheer je het district volgens het Reglement Beheer de Districten2 met in achtneming van tal van wettelijke voorschriften. Zeer beperkte bevoegdheden. Eigenlijk meer om te beheren en namens de centrale overheid toezicht te houden. Samenvattend komt dit neer op de volgende taken/bevoegdheden: - onderhoud van de vestigingsplaatsen (Reglement) - verlenen van vergunningen van beroepen en bedrijven (Reglement, later Decreet Beroepen en Bedrijven; gedistilleerd wet, etc.) - onderhoud van begraafplaatsen - toezicht op de dorpsgemeenten (Besluit) - toezicht op waterschappen (waterschapswet) - handhaving van de openbare orde (politiehandvest) - toezicht op openbare Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand - bestuurshandhaving - uitvoeren van medebewindstaken in nauwe samenwerking met de diverse ministeries - stellen van onderzoek en uitbrengen van adviezen aan diverse instanties binnen de centrale overheid De DC oefent zijn taken uit in hoedanigheden als vertegenwoordiger van de Regering, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand, Hulp Officier van Justitie, Diensthoofd van de bestuursdienst. Voor het uitoefenen van al deze taken heeft de DC een bestuursapparaat ter beschikking. Dit apparaat was een afdeling van het ministerie, belast met de zorg voor Districtsbestuur en Decentralisatie3 en onderging in de loop der jaren diverse naamsveranderingen, w.o. Districtsbestuur, Decentralisatie en Volksmobilisatie en later vervangen door Regionale Ontwikkeling. Hieruit blijkt al dat er in die periode processen en de drang naar verbetering en hervorming merkbaar waren. De kosten van dit bestuursapparaat en de middelen voor het beheer van het district werden opgenomen in de begroting van het voormelde ministerie met als belangrijke begrotingsposten op de gewone dienst: salarissen, lonen, administratie, onderhoud van overheidsgebouwen en terreinen, exploitatie van dienstvoertuigen en vaartuigen, onderhoud van vestigingsplaatsen, met name, onderhoud van dammen, dijken, lozingen, vaarwateren, oeververdediging, waterkeringwerken, onderhoud van begraafplaatsen, en op de buitengewone dienst kwamen op de begroting van het ministerie voor de met name opgebrachte werken van grootonderhoud in de voormelde sectoren, dan wel nieuwe werken, zoals bouwen van bruggen, graven van nieuwe lozingen. De werken voorkomende op de Buitengewone Dienst en op de Ontwikkelingsdienst van het Ministerie; deze werden rechtstreeks door de Civieltechnische Afdeling van het Ministerie in de districten uitgevoerd en verantwoord aan de Directeur van het Ministerie, die volledig het beleid in handen had. De uitvoering van de taken (op tertiair niveau, zoals het onderhoud van de zgn vestigingsplaatsen) behorende tot de gewone dienst, werden overgelaten aan de DC.

1 Ik werd als DC van district Sur (1973-1979) gemuteerd naar Saramacca. Tot de wijziging van de GW in 1978; sindsdien is de President van de Republiek het bevoegd gezag. Daarvoor was ik DC van Commewijne (1972-1973) 2 G.B……. 3 Ministerie van D&D (1968-1989), en v.a. 1989 valt de bestuursdienst onder het Ministerie van Regionale Ontwikkeling; daarvoor viel deze dienst onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Het centralisme. De DC was ook financieel afhankelijk van de leiding van het Ministerie. Na de goedkeuring van de begroting door het Parlement, gaf de Minister van Financiën kredietopening aan het Ministerie, dat op haar beurt per begrotingspost autorisatie verleende om over de middelen te beschikken middels het uitschrijven van bestelbonnen en met in achtneming van de begrotings e.a. strakke financiële richtlijnen van het ministerie. Deze bestelbonnen werden door de financiële administratie van het district voor goedkeuring aangeboden aan de directeur van het ministerie en na goedkeuring weer opgehaald door de districtsambtenaar of de DC zelf (ongeacht de afstand tussen het commissariaat en het ministerie). Na uitvoering van de onderhoudswerken werd de declaratie van de leverancier, vergezeld van de prestatieverklaring van de DC of de Districts-Secretaris, wederom ter goedkeuring aangeboden aan de directeur van het ministerie. Er werd een reçu uitgeschreven, na verificatie door de afdeling Begroting en Financiële Zaken van het Ministerie en de afdeling Comptabiliteit van het Ministerie van Financiën. Als het zover was, komt van uit het district wederom een dienstauto met een chauffeur en de dienstdoende ambtenaar om het reçu op te halen en dit te verstrekken aan de leverancier of de aannemer, die dan over twee weken – als alles goed bevonden was – onder overlegging daarvan zijn geld kon ontvangen. Maar daarvoor moest de leverancier/de aannemer naar bij de Hoofd Afdeling van de Betaaldienst in het gebouw van het Postkantoor te Kerkplein. Mochten er achteraf bedenkingen zijn gemaakt door het Hoofd van de afdeling Comptabiliteit van Financiën en/of door de Betaaldienst, dan werd het bovenvermelde proces nog een paar keer herhaald. Stukken, ambtenaren, leverancier gingen nog een paar keer op en neer reizen vanuit het district naar de stad. Dit alles ongeacht de grootte van het bedrag, of het ging om de aanschaf van toiletpapier / kantoorartikelen dan wel de betaling aan een aannemer van grondverzetwerken.

De DC moest regelmatig inspelen op de pressie, die vanuit de bevolking werd uitgeoefend om grote werken behorende tot de buitengewone dienst aan te pakken of calamiteiten aan te pakken. In zulke gevallen moest de DC het projectdossier voorbereiden en aanbieden aan de Directeur met het verzoek autorisatie te willen verlenen voor de uitvoering van de werken het zij via de CTA, hetzij door de autorisatie rechtstreeks aan de DC te verlenen. Vaak bleek dat het ging om de zgn door het Ministerie van Financiën geblokkeerde kredieten op de begrotingspost van het Ministerie belast met de zorg voor de districten. In dat geval moest deze minister autorisatie aanvragen aan de minister van Financiën. Tegen de tijd dat er kredietopening werd verleend, was het seizoen al veranderd dan wel het kwaad al geschied.

De bureaucratie en de oude conservatieve stijl van de ambtenarij hielden elke vorm van ontwikkeling tegen. De roep om hierin rigoreus verandering te brengen was groot.

Daarnaast hadden de overige ministeries ook velerlei activiteiten in het district op hun respectievelijke verzorgingsgebieden, zoals scholenbouw, bouw van politieposten, poliklinieken, aanleg van landbouwarealen, bouw van bruggen, steigers, dammen, wegen, sociale bijstand, aanleg van nutsvoorzieningen etc. Het beleid was volledig in handen van de leiding van de ministeries. Vaak onder druk van politieke partijen en delegaties uit de districten, kwamen projecten terecht op de begroting van de ministeries, of op aangeven van een (sterke) DC. Na kredietopening door de Minister van Financiën, gingen de afdelingen van de ministeries de projecten in het district realiseren via hun eigen afdelingen in het ministeries, niet met inzet of betrokkenheid van de DC en zijn apparaat. Ambtenaren, dienstauto’s, materialen reizen vanuit de stad naar het district, ook al was er voldoende capaciteit op districtsniveau om de uitvoering van de werken over te laten aan het district zelf. De verspilling van tijd en geld vielen steeds op in de ogen van de burgers en hebben altijd hun afkeuring daarover uitgesproken, tevergeefs. De Ministeries gingen steeds ertoe over om hun eigen apparaat in de districten te versterken (deconcentratie) om rechtstreeks hun begroting in het district te realiseren. Politiek uiteraard zeer interessant voor de minister, ongeacht welke welke coalitie aan de macht is. Er worden zelfs meer taken, budgetten, dienstonderdelen bij de commissariaten weggehaald en geconcentreerd op de ministeries, zoals, onderhoud van dienstgebouwen en terreinen, behorende tot de diverse ministeries, die van oudsher vielen onder de zorg van de DC. De uitholling van taken, bevoegdheden, gezag van de DC is grootschalig toegepast. Daaraan toegevoegd de afzwakking van de bestuursdienst als onderdeel van het districtscommissariaat door politieke benoeming van personeel op grote schaal, waarin de overige ministeries een nog grotere reden zagen om zelf hun eigen districtsapparaat (personeel, werkplaatsen, materieel) in de districten op te zetten dan wel te versterken. Dus, bypass van de DC en zijn apparaat. Dit moest wel – in politicis -, omdat DC en het commissariaat politiek en administratief geplaatst was onder het gezag van een minister. De overige ministers wilden uiteraard hun (volkspopulaire) activiteiten niet afhankelijk stellen van de minister, die over de DC’s ging, en geen heil in zagen om die minister in de successen te laten delen. Uithollen dus.

Steeds werd voor de DC een moeilijke opgave om met een afgezwakt en verpolitiekt bestuursapparaat te werken. Een zeer ongezonde zaak. Ook hier is de roep groot om een verandering in te brengen.

Geïnitieerde ontwikkelingsprojecten missen draagvlak, dus ook hun doel. De centrale overheid, ministeries, gingen al te vaak, projecten in het district rechtstreeks realiseren. De burgers werden zijdelings via politieke bijeenkomsten betrokken. De politiek ging zover, dat bepaalde gebieden, buiten de interesse sfeer van de politieke coalitie bewust van bepaalde voorzieningen werden onthouden, met name op het gebied van infrastructuur en nutsvoorzieningen; beloften hieromtrent naar de samenleving toe vierden hoogtij aan de vooravond van algemene verkiezingen. Er was op grote schaal sprake van “by-pass” van de burgers. Van bevolkingsparticipatie was er geen sprake. Nieuwe ontwikkelingsprojecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking met Nederland (1975-1980) zijn gerealiseerd zonder draagvlak onder de burgers. De landbouwprojecten bleken ook allemaal juist om die reden te falen, sterker gezegd, te mislukken. Ondanks enorme investering kwam de landbouwontwikkeling niet van de grond, nog minder het beoogd doel van economische weerbaarheid. Er is bijvoorbeeld verzuimd de burgers te betrekken dan wel naar hen te luisteren om de bestaande landbouwarealen mee te nemen en te integreren in de nieuwe ontwikkelingsprojecten. Ook maakten de beleidsmakers vele technische fouten door projecten aan te leggen, zonder gedegen onderzoek vooraf, bijvoorbeeld door geen rekening te houden met de capaciteit van zoetwater in de omgeving, die niet in voldoende mate aanwezig was voor de nieuwe rijstarealen. Ondanks waarschuwende geluiden vanuit de rijstboeren, werd te Uitkijkpolder toch nog een rijstpolder van 350 ha aangelegd en te 1000 ha rijstareaal. Deze projecten werden na oplevering uiteindelijk bestemd respectievelijk voor groenteteelt en bacoven. De reden was, dat het niet verantwoord zou zijn om meer zoetwater van de Saramaccarivier te onttrekken, omdat dit zou leiden tot het verplaatsen van de zgn ‘zouttong’ verder de rivieropwaarts, met als gevolg dat de particuliere landbouw arealen aan de rechteroever van de Saramaccarivier (Larecoweg) in het droogseizoen onvoldoende zoetwater zouden hebben en dus ook geen tweede oogst zouden kunnen binnenhalen. De groenteteelt is ook mislukt, omdat tegelijkertijd niet is gezorgd voor voldoende afzetmarkt. Het bacoven project is toegevoegd aan het Bakovenbedrijf N.V. Surland te Jarikaba. En om deze reden is toen afgezien om een rijstpolder van 2000 ha uit te voeren in het Coesewijne gebied. Meer zoetwater onttrekken aan de Coesewijnerivier zou een einde betekenen van de aldaar bestaande particulieren landbouwarealen. Bestaande rijstboeren te Larecoweg, , Uitkijk en het Coesewijnegebied met redelijk goed bestaansrecht voelden zich geremd. Verzoek aan de overheid hun arealen uit te breiden en op eigen kracht de landbouwontwikkeling ter hand te nemen, werd niet gehonoreerd, terwijl men (centrale overheid) doorging met nodeloze investeringen. In deze reeks kan ook worden genoemd het Landbouwproject te Creola voor drooggewassen. Het project met de beste infrastructuur aan wegen, en ontwateringwerken, heeft na oplevering nimmer een bestemming gehad. Gebrek aan visie en beleid en het verwaarlozen van het particulier initiatief hebben geleid tot het uitblijven van de verwachte groei en de ontwikkeling van de bevolkingslandbouw.

Problemen stapelen zich op. De teleurstelling van de bevolking in 1979 bij mijn overname van het beheer van het district zat ook in het uitblijven van vele toezeggingen en het uitblijven van uitvoering van de reeds goedgekeurde projecten uit de hulpallocatie met Nederland. Die bleven in de portefeuille van de diverse Ministeries. Genoemd kunnen worden o.a, de bouw van basis en de middenstandspoliklinieken, die geprojecteerd waren voor Jarikaba, Groningen en , de sportvelden van Groningen, Uitkijk, en Tijgerkreek.

Het sociaal-maatschappelijk probleem bleek immens groot te zijn. Dit viel op tijdens de oriëntatiebezoeken en het vertoeven onder de bevolking, maar ook op de druk bezochte maandagen op het commissariaat waarop er audiëntie werd gehouden. Mensen komen vragen naar werk, perceel, vergunning, sociale woning, nutsvoorzieningen, water, licht, telefoon, en voor bemiddeling in huiselijke problemen binnen de grote ‘joint families’, dorpsbesturen met allerhande eisen m.b.t. kroetoehoso, kapotte steigers, waterputten, sportfaciliteiten, etc. Gebieden lopen onder water, gewassen gaan verloren. Schoolvervoer, kinderzorg, schoolbegeleiding, wantoestanden en ondragelijke taferelen, vooral tijdens de weekenden en vakantietijd bij de veersteiger te Coppenamepunt werd ‘de poort van de hel’ genoemd, etc. Oplossingen? uitzichtloos.. In die tijd ben ik geroepen om DC van Saramacca te worden4.

Sport en spel was op een laag pitje, een stadion op Groningen zonder verlichting, een goed voetbalveld te Chandisawweg, slecht onderhouden sportvelden, geen sporthal, geen speeltuin, zwembad “Piereng”, volleybal- en basketbalveld in handen van elite groepen. Vreugde onder het volk? Weinig. Wel gezellig op particuliere feesten. Nationale feestdagen via nationale comités vielen nauwelijks op. Religieuze feestdagen alleen in eigen kringen. Samen feesten? Culturele en interculturele activiteiten kwamen sporadisch voor. Drempel tussen elite en de burgerij was groot.

Een district zonder een Bankinstelling, zonder een apotheek, zonder een drogist, zonder een noemenswaardige coöperatie; mooie, potentiële gebieden zonder infrastructurele en nutsvoorzieningen waren een sta in de weg voor investeerders vanuit Paramaribo. In de overige districten was het ook niet veel anders, in ieder geval niet in de districten die ik als DC onder mijn beheer heb gehad, zoals Commewijne, district Suriname (thans goeddeels Wanica), Para en Wanica, Coronie en Nickerie. Het bovenstaande schetst een algemeen beeld.

Wordt vervolgd…….

4 Mutatie van de DC is steeds een politieke zaak. Mij is niet gezegd, ga al die problemen oplossen. Eerder is het motief: “ga je nek breken”.