SARAMACCA DISTRICT EXPERIENCE Changemanagement by Intuition Mr

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

SARAMACCA DISTRICT EXPERIENCE Changemanagement by Intuition Mr SARAMACCA DISTRICT EXPERIENCE Changemanagement by intuition Mr. Basharat Ahmadali (1980-1990) De probleemstelling Beperkte bevoegdheden Ik nam op 1 oktober 1979 het beheer van het district als Districts-Commissaris over1. Als DC beheer je het district volgens het Reglement Beheer de Districten2 met in achtneming van tal van wettelijke voorschriften. Zeer beperkte bevoegdheden. Eigenlijk meer om te beheren en namens de centrale overheid toezicht te houden. Samenvattend komt dit neer op de volgende taken/bevoegdheden: - onderhoud van de vestigingsplaatsen (Reglement) - verlenen van vergunningen van beroepen en bedrijven (Reglement, later Decreet Beroepen en Bedrijven; gedistilleerd wet, etc.) - onderhoud van begraafplaatsen - toezicht op de dorpsgemeenten (Besluit) - toezicht op waterschappen (waterschapswet) - handhaving van de openbare orde (politiehandvest) - toezicht op openbare Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand - bestuurshandhaving - uitvoeren van medebewindstaken in nauwe samenwerking met de diverse ministeries - stellen van onderzoek en uitbrengen van adviezen aan diverse instanties binnen de centrale overheid De DC oefent zijn taken uit in hoedanigheden als vertegenwoordiger van de Regering, Ambtenaar van de Burgerlijke Stand, Hulp Officier van Justitie, Diensthoofd van de bestuursdienst. Voor het uitoefenen van al deze taken heeft de DC een bestuursapparaat ter beschikking. Dit apparaat was een afdeling van het ministerie, belast met de zorg voor Districtsbestuur en Decentralisatie3 en onderging in de loop der jaren diverse naamsveranderingen, w.o. Districtsbestuur, Decentralisatie en Volksmobilisatie en later vervangen door Regionale Ontwikkeling. Hieruit blijkt al dat er in die periode processen en de drang naar verbetering en hervorming merkbaar waren. De kosten van dit bestuursapparaat en de middelen voor het beheer van het district werden opgenomen in de begroting van het voormelde ministerie met als belangrijke begrotingsposten op de gewone dienst: salarissen, lonen, administratie, onderhoud van overheidsgebouwen en terreinen, exploitatie van dienstvoertuigen en vaartuigen, onderhoud van vestigingsplaatsen, met name, onderhoud van dammen, dijken, lozingen, vaarwateren, oeververdediging, waterkeringwerken, onderhoud van begraafplaatsen, en op de buitengewone dienst kwamen op de begroting van het ministerie voor de met name opgebrachte werken van grootonderhoud in de voormelde sectoren, dan wel nieuwe werken, zoals bouwen van bruggen, graven van nieuwe lozingen. De werken voorkomende op de Buitengewone Dienst en op de Ontwikkelingsdienst van het Ministerie; deze werden rechtstreeks door de Civieltechnische Afdeling van het Ministerie in de districten uitgevoerd en verantwoord aan de Directeur van het Ministerie, die volledig het beleid in handen had. De uitvoering van de taken (op tertiair niveau, zoals het onderhoud van de zgn vestigingsplaatsen) behorende tot de gewone dienst, werden overgelaten aan de DC. 1 Ik werd als DC van district Sur (1973-1979) gemuteerd naar Saramacca. Tot de wijziging van de GW in 1978; sindsdien is de President van de Republiek Suriname het bevoegd gezag. Daarvoor was ik DC van Commewijne (1972-1973) 2 G.B……. 3 Ministerie van D&D (1968-1989), en v.a. 1989 valt de bestuursdienst onder het Ministerie van Regionale Ontwikkeling; daarvoor viel deze dienst onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het centralisme. De DC was ook financieel afhankelijk van de leiding van het Ministerie. Na de goedkeuring van de begroting door het Parlement, gaf de Minister van Financiën kredietopening aan het Ministerie, dat op haar beurt per begrotingspost autorisatie verleende om over de middelen te beschikken middels het uitschrijven van bestelbonnen en met in achtneming van de begrotings e.a. strakke financiële richtlijnen van het ministerie. Deze bestelbonnen werden door de financiële administratie van het district voor goedkeuring aangeboden aan de directeur van het ministerie en na goedkeuring weer opgehaald door de districtsambtenaar of de DC zelf (ongeacht de afstand tussen het commissariaat en het ministerie). Na uitvoering van de onderhoudswerken werd de declaratie van de leverancier, vergezeld van de prestatieverklaring van de DC of de Districts-Secretaris, wederom ter goedkeuring aangeboden aan de directeur van het ministerie. Er werd een reçu uitgeschreven, na verificatie door de afdeling Begroting en Financiële Zaken van het Ministerie en de afdeling Comptabiliteit van het Ministerie van Financiën. Als het zover was, komt van uit het district wederom een dienstauto met een chauffeur en de dienstdoende ambtenaar om het reçu op te halen en dit te verstrekken aan de leverancier of de aannemer, die dan over twee weken – als alles goed bevonden was – onder overlegging daarvan zijn geld kon ontvangen. Maar daarvoor moest de leverancier/de aannemer naar Paramaribo bij de Hoofd Afdeling van de Betaaldienst in het gebouw van het Postkantoor te Kerkplein. Mochten er achteraf bedenkingen zijn gemaakt door het Hoofd van de afdeling Comptabiliteit van Financiën en/of door de Betaaldienst, dan werd het bovenvermelde proces nog een paar keer herhaald. Stukken, ambtenaren, leverancier gingen nog een paar keer op en neer reizen vanuit het district naar de stad. Dit alles ongeacht de grootte van het bedrag, of het ging om de aanschaf van toiletpapier / kantoorartikelen dan wel de betaling aan een aannemer van grondverzetwerken. De DC moest regelmatig inspelen op de pressie, die vanuit de bevolking werd uitgeoefend om grote werken behorende tot de buitengewone dienst aan te pakken of calamiteiten aan te pakken. In zulke gevallen moest de DC het projectdossier voorbereiden en aanbieden aan de Directeur met het verzoek autorisatie te willen verlenen voor de uitvoering van de werken het zij via de CTA, hetzij door de autorisatie rechtstreeks aan de DC te verlenen. Vaak bleek dat het ging om de zgn door het Ministerie van Financiën geblokkeerde kredieten op de begrotingspost van het Ministerie belast met de zorg voor de districten. In dat geval moest deze minister autorisatie aanvragen aan de minister van Financiën. Tegen de tijd dat er kredietopening werd verleend, was het seizoen al veranderd dan wel het kwaad al geschied. De bureaucratie en de oude conservatieve stijl van de ambtenarij hielden elke vorm van ontwikkeling tegen. De roep om hierin rigoreus verandering te brengen was groot. Daarnaast hadden de overige ministeries ook velerlei activiteiten in het district op hun respectievelijke verzorgingsgebieden, zoals scholenbouw, bouw van politieposten, poliklinieken, aanleg van landbouwarealen, bouw van bruggen, steigers, dammen, wegen, sociale bijstand, aanleg van nutsvoorzieningen etc. Het beleid was volledig in handen van de leiding van de ministeries. Vaak onder druk van politieke partijen en delegaties uit de districten, kwamen projecten terecht op de begroting van de ministeries, of op aangeven van een (sterke) DC. Na kredietopening door de Minister van Financiën, gingen de afdelingen van de ministeries de projecten in het district realiseren via hun eigen afdelingen in het ministeries, niet met inzet of betrokkenheid van de DC en zijn apparaat. Ambtenaren, dienstauto’s, materialen reizen vanuit de stad naar het district, ook al was er voldoende capaciteit op districtsniveau om de uitvoering van de werken over te laten aan het district zelf. De verspilling van tijd en geld vielen steeds op in de ogen van de burgers en hebben altijd hun afkeuring daarover uitgesproken, tevergeefs. De Ministeries gingen steeds ertoe over om hun eigen apparaat in de districten te versterken (deconcentratie) om rechtstreeks hun begroting in het district te realiseren. Politiek uiteraard zeer interessant voor de minister, ongeacht welke welke coalitie aan de macht is. Er worden zelfs meer taken, budgetten, dienstonderdelen bij de commissariaten weggehaald en geconcentreerd op de ministeries, zoals, onderhoud van dienstgebouwen en terreinen, behorende tot de diverse ministeries, die van oudsher vielen onder de zorg van de DC. De uitholling van taken, bevoegdheden, gezag van de DC is grootschalig toegepast. Daaraan toegevoegd de afzwakking van de bestuursdienst als onderdeel van het districtscommissariaat door politieke benoeming van personeel op grote schaal, waarin de overige ministeries een nog grotere reden zagen om zelf hun eigen districtsapparaat (personeel, werkplaatsen, materieel) in de districten op te zetten dan wel te versterken. Dus, bypass van de DC en zijn apparaat. Dit moest wel – in politicis -, omdat DC en het commissariaat politiek en administratief geplaatst was onder het gezag van een minister. De overige ministers wilden uiteraard hun (volkspopulaire) activiteiten niet afhankelijk stellen van de minister, die over de DC’s ging, en geen heil in zagen om die minister in de successen te laten delen. Uithollen dus. Steeds werd voor de DC een moeilijke opgave om met een afgezwakt en verpolitiekt bestuursapparaat te werken. Een zeer ongezonde zaak. Ook hier is de roep groot om een verandering in te brengen. Geïnitieerde ontwikkelingsprojecten missen draagvlak, dus ook hun doel. De centrale overheid, ministeries, gingen al te vaak, projecten in het district rechtstreeks realiseren. De burgers werden zijdelings via politieke bijeenkomsten betrokken. De politiek ging zover, dat bepaalde gebieden, buiten de interesse sfeer van de politieke coalitie bewust van bepaalde voorzieningen werden onthouden, met name op het gebied van infrastructuur en nutsvoorzieningen; beloften hieromtrent naar de samenleving
Recommended publications
  • Joint Symposium on Maize and Peanut. Held in Surineme on Behalf of the 75Th Anniversary of the Agricultural Experiment Station of Paramaribo
    Joint symposium on maize and peanut. Held in Surineme on behalf of the 75th Anniversary of The Agricultural Experiment Station of Paramaribo. November 13 - 18, 1978 Proceedings of the Caribbean Food Crops Society. Vol. XV, 1978 ECONOMIC ASPECTS MICRO-ECONOMIC ASPECTS OF PEANUT PRODUCTION IN SURINAME IN RELATION TO IMPORT - SUBSTITUTION A.W. Graanoogst INTRODUCTION In Suriname peanut is grown as a regular crop: smalt plots of 0.04 —0.20 ha are planted 2 (sometimes 3 times) a year on the sandy ridges of the coastal plain. Main production areas are the Saramacca district and the Commewijne district. Total acreage planted amounted 242 ha in 1976 with a production of 290 tons dry pulses. Production is used for preparing salted and unsalted peanuts and peanut-sauce: a small part is manufactured into pea nut-butter. As local production still does not meet national demand an amount of 446 tons of shelled peanuts are imported mainly for the peanut-factories (in 1977). PRODUCTION TECHNIQUES AND PRODUCTION COSTS Although the planted plots are of a small acreage the used practices show a shifting from the traditional system where all operations (were done by hand and simple implements) to a lightly mechanized system. Seed-bed preparation of the greater part of the acreage is done by 2-wheel tractors. All further field operations such as seeding, ridging, weeding and pulling are done by hand and simple implement: sun-drying is generally practiced. Recent experiments on weedcontrol by spraying with herbicides has shown to be succesful. Efforts are undertaken by extension to get peanut-farmers aquainted with this new system of weed control thus enabling a further decrease of total labor costs in peanut growing.
    [Show full text]
  • Suriname En Curasao, Zoals Een Arbeidersleider Die Zag
    SURINAME EN CURASAO, ZOALS EEN ARBEIDERSLEIDER DIE ZAG DOOR F. P. FUYKSCHOt De Gouverneur van Suriname richtte een uitnodiging tot de drie bekende arbeidersvakcentralen in Nederland; Het Neder- lands Verbond van Vakverenigingen (N.V.V.), de Katholieke Arbeidersbeweging (K.A.B.) en het Christelijk Nationaal Vak- verbond in Nederland (C.N.V.) om een vertegenwoordiger naar Suriname af te vaardigen ten einde van advies te dienen aan- gaande de vraag hoe de Overheid de opbouw van een gezonde vakbeweging kan bevorderen, voorts om bestaande of nog te stichten verenigingen van advies te dienen omtrent hun organi- saties en een vruchtbare wijze van samenwerking tussen werk- gevers en werknemers voor te bereiden. De genoemde Neder- landse Vakverbonden stelden elk een hunner bestuurders be- schikbaar en wel respectievelijk de heren J. G. Suurhoff, H. J. Kuiper en F. P. Fuykschot. Deze drie vakbondsbestuurders vertrokken op 4 October 1948 per vliegtuig naar Suriname. De duur van hun bezoek was tevoren niet vastgesteld.maar op ongeveer drie maanden werd wel gerekend. In overleg met de Gouverneur bepaalden zij hun vertrek op 24 November, daar zij meenden met hun werk gereed te zijn en in staat een rapport uit te brengen. Drie dagen voor hun vertrek ontvingen zij een schriftelijke uitnodiging van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen om ook in dat gebiedsdeel enige tijd door te brengen, de sociale verhoudingen aldaar te bestuderen en het Gouvernement van advies te dienen. Om verschillende redenen kon het bezoek aan de Nederlandse Antillen slechts twee weken duren. Op 6 December verlieten zij Curacao om naar Nederland terug te keren.
    [Show full text]
  • Structuur Analyse Districten 2009-2013
    STRUCTUUR ANALYSE DISTRICTEN 2009-2013 STICHTING PLANBUREAU SURINAME December 2014 Structuuranalyse Districten IV Ruimtelijke ontwikkeling van de districten INHOUDSOPGAVE Ten geleide ................................................................................................................ ii Colofon ..................................................................................................................... iii Afkortingen ............................................................................................................... iv I DEMOGRAFISCHE ANALYSE Demografische analyse ......................................................................................... D-1 II RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DISTRICTEN 1. Paramaribo .................................................................................................. S-1 2. Wanica ...................................................................................................... S-22 3. Nickerie ..................................................................................................... S-38 4. Coronie ...................................................................................................... S-60 5. Saramacca ................................................................................................ S-72 6. Commewijne .............................................................................................. S-90 7. Marowijne ................................................................................................ S-109
    [Show full text]
  • Survey Papers No. 4
    Survey Papers No. 4 A PEDO- GEOMORPHOLOGICAL CLASSIFICATION AND MAP OF THE HOLOCENE SEDIMENTS IN THE COASTAL PLAIN OF THE THREE GUIANAS by R. Brinkman and L. J. Pons >il Survey Institute, Wageningen 27E43 ,<• bibliotheek /Zûift J ~ ' STARINGGEBOUW SOIL SURVEY PAPERS No. 4 A PEDO-GEOMORPHOLOGICAL CLASSIFICATION AND MAP OF THE HOLOCENE SEDIMENTS IN THE COASTAL PLAIN OF THE THREE GUIANAS R. Brinkman Technical officer, Soil Survey (FAO); 1961-1964 Guyana (formerly British Guiana) and L. J. Pons Soil scientist, Soil Survey Institute of the Netherlands; 1962-1964 Department of Soil Survey, Suriname SOIL SURVEY INSTITUTE, WAGENINGEN, THE NETHERLANDS - 1968 7SA/ • o~ CONTENTS 1. Summary 5 2. Introduction 6 3. Sea level movements, marine sedimentation, soil formation and erosion ... 8 3.1. The sediments 8 3.2. The sea level movements 8 3.3. Clay sedimentation and initial soil formation at a constant sea level . 9 3.4. Clay sedimentation during a rise in sea level 9 3.5. Erosion and ridge formation 11 3.6. Initial and progressive soil formation after a drop in sea level . 11 3.7. Soil formation in riverain and estuarine deposits 12 4. Coropina series 13 4.1. Para deposits 13 4.2. Lelydorp deposits 15 4.3. Riverain and estuarine terraces 17 5. Demerara Series 19 5.1. Mara deposits 21 5.2. Coronie deposits 23 5.2.1. Wanica phase 23 5.2.2. Moleson phase 24 5.2.3. Comowine phase 25 5.2.4. Riverain and estuarine Coronie deposits 26 6. Peat growing above sea level 28 7. Dating of the sedimentation sequence 29 7.1.
    [Show full text]
  • The Marine Mollusca of Suriname (Dutch Guiana) Holocene and Recent
    THE MARINE MOLLUSCA OF SURINAME (DUTCH GUIANA) HOLOCENE AND RECENT Part II. BIVALVIA AND SCAPHOPODA by G. O. VAN REGTEREN ALTENA Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden "The student must know something of syste- matic work. This is populary supposed to be a dry-as-dust branch of zoology. In fact, the systematist may be called the dustman of biol- ogy, for he performs a laborious and frequently thankless task for his fellows, and yet it is one which is essential for their well-being and progress". Maud D. Haviland in: Forest, steppe and tundra, 1926. CONTENTS Ι. Introduction, systematic survey and page references 3 2. Bivalvia and Scaphopoda 7 3. References 86 4. List of corrections of Part I 93 5. Plates 94 6. Addendum 100 1. INTRODUCTION, SYSTEMATIC SURVEY AND PAGE REFERENCES In the first part of this work, published in 1969, I gave a general intro- duction to the Suriname marine Mollusca ; in this second part the Bivalvia and Scaphopoda are treated. The system (and frequently also the nomen- clature) of the Bivalvia are those employed in the "Treatise on Invertebrate Paleontology, (N) Mollusca 6, Part I, Bivalvia, Volume 1 and 2". These volumes were issued in 1969 and contain the most modern system of the Bivalvia. For the Scaphopoda the system of Thiele (1935) is used. Since I published in 1968 a preliminary list of the marine Bivalvia of Suriname, several additions and changes have been made. I am indebted to Messrs. D. J. Green, R. H. Hill and P. G. E. F. Augustinus for having provided many new coastal records for several species.
    [Show full text]
  • Zoologische Mededelingen Uitgegeven Door Het
    ZOOLOGISCHE MEDEDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET RIJKSMUSEUM VAN NATUURLIJKE HISTORIE TE LEIDEN (MINISTERIE VAN CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK) Deel 48 no. 8 16 mei 1974 THE LAND PROSOBRANCHIA OF SURINAME WITH THE DESCRIPTION OF TWO NEW SPECIES OF NEOCYCLOTUS by C. O. VAN REGTEREN ALTENA Rijksmuseum van Natuurlijke Historie With 3 plates Vernhout (1914) was the first to publish an account of the land and fresh- water Mollusca of Suriname. In this publication he assembled not only the older literature in which species were mentioned from Suriname, but also he named the Mollusca collected by seven expeditions and some travellers, and included in his paper the material which W. C. van Heurn collected during his trip in 1911. So he laid a sound basis for future investigations. In the present paper only the land Prosobranchia are treated. On this matter, so far as I know, only one paper has been published since 1914. This paper (Altena, 1960) mentioned Lucidella lirata (Pfeiffer) from Tamba- redjo and Sidoredjo in the Saramacca district. The Rijksmuseum van Natuurlijke Historie received specimens from Suri- name from many persons to whom I am much indebted for their cooperation. Thanks are also due to Mr. H. E. Coomans who sent me the specimens on loan, which were collected in 1926 by D. L. Fernandes. Here follows a list which mentions in chronological sequence the collectors with the months and the years in which they collected, together with the abbreviations under which they are mentioned in the text. F : D. L. Fernandes, Wilhelmina Gebergte Expedition, VII-VIII 1926 (for the route, see: Tijdschr.
    [Show full text]
  • Wood Energy in Suriname
    WOOD ENERGY IN SURINAME “Contribution of Forest Sector to the Energy Supply” Foundation for Forest Management and Production Control Forestry Economic Services Drs. R. Matai S.R. Jagessar BSc. L. Egerton February 2015 Wood energy in Suriname PREFACE This survey research into wood energy was initiated by the Directorate of Forestry Economic Services of the Foundation for Forest Management and Production Control (SBB). We would like to express our gratitude to the following persons and institutions. The Director of The Amazone Conservation Team Suriname (ACT), Ms. M. Parahoe, for her assistance in the gathering of data in the villages of Sipaliwini, Tëpu and Apetina. Ms. M Playfair MSc, Head of the Forestry Department of the Center for Agricultural Research in Suriname (CELOS), for her critical comments. For the successful gathering of data, assistance was received from the colleagues of Forestry Economic Services, Mr. S.R. Jagessar and Mr. L. Egerton. Assistance with the gathering of data was also received from the staff members of SBB: Mr. C. Sabajo, Assistant Senior Manager Forest Management Mr. S. Jubithana, Assistant Senior Forest Guard Mr. B. Simson, Officer Forest Management Mr. G. Lie A Lien, Junior Officer Task Force Mr. D. Rambali, Junior Officer Task Force Mr. A. Manuka, Assistant Senior Forest Guard Mr. G. Finisie, Team Manager Forest Management Mr. D. James, Junior Officer Forest Management Mr. K. Lugard, Senior Forest Guard Mr. C. Kaarsbaan, Forest Guard Mr. A. Pramsoekh, Assistant Junior Officer Research and Development A special word of appreciation goes to the General Director of SBB, Mr. P. S. Jules, for giving us the opportunity to carry out this study and publish the results.
    [Show full text]
  • Staatsolie Maatschappij Suriname N.V
    Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. ENVIRONMENTAL SOCIAL MANAGEMENT PLAN FOR THE PROPOSED STAATSOLIE POWER PLANT IN SARAMACCA 2019 Report prepared in collaboration with: Draft Report January 2019 SARAMACCA ESMP 2019 Table of Contents ABBREVIATIONS ............................................................................................................1 1 INTRODUCTION......................................................................................................1 1.1 ENVIRONMENTAL MANAGEMENT ................................................................. 4 1.2 DESCRIPTION OF THE ESMP ........................................................................ 4 1.2.1 Purpose and scope of the ESMP ............................................................. 4 1.2.2 Structure of the ESMP ............................................................................ 4 2 ENVIRONMENTAL PROCEDURES.....................................................................5 2.1 ROLES AND RESPONSIBILITY ......................................................................... 5 2.1.1 Construction Phase Roles and Responsibilities ..................................... 5 2.1.2 Operational Phase Roles and Responsibilities ...................................... 8 2.2 ENVIRONMENTAL TRAINING ......................................................................... 8 2.3 COMMUNITY ENGAGEMENT ............................................................... 9 2.3.1 Introduction .............................................................................................
    [Show full text]
  • D. Van Dusseldorp Geografische Mobiliteit En De Ontwikkeling Van Suriname
    D. van Dusseldorp Geografische mobiliteit en de ontwikkeling van Suriname In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 119 (1963), no: 1, Leiden, 18-55 This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl Downloaded from Brill.com10/06/2021 05:17:28AM via free access GEOGRAFISCHE MOBILITEIT EN DE ONTWIKKELING VAN SURINAME 1. Inleiding. 2. De immigratie. 3. De binnenlandse migratie. 4. De urbanisatie. 5. De geografische mobiliteit bezien in het kader van de ontwikkeling van Suriname. 1. Inleiding. I n het navolgende zal worden getracht een inzicht te geven in de geografische mobiliteit van de bevolking van Suriname. Daar vele groepen van deze bevolking nog maar sinds enkele generaties in het land wonen en een deel van de geografische mobiliteit hierdoor bepaaild wordt, zal eerst een overzicht worden gegeven van de diverse immigratiegolven waaruit de veelkleurige bevolking van Suriname is ontstaan. Daarna zal aan de hand van een aaratal cijfers van de volks- telling 1950 een indruk worden gegeven van de geografische mobiliteit binnen Suriname van de in dat jaar getelde bevolking. Vervolgens zal worden ingegaan op het spectaculaire verschijnsel van de urbanisatie en de problemen welke zich bij de ontwikkeling van Suriname voor- doen als gevolg van de grote geografische mobiliteit van de Surinaamse bevolking. 2. De immigratie. Wanneer men in het rapport van de Volkstelling 1950 leest dat de Surinaamse bevolking (TAV deel X, biz. 6) voor 46 % uit Black- coloured (in Suriname beter 'bekend als Creolen),, voor 31,2 fo uit Hindoestanen, 17,6 % uit Indonesiers, voor 1,2 % uit Chinezen, 1,3 % uit Europeanen, 1,7 % uit Indianen en 1 % uit overige landaarden (rassen) bestaat, dan mag men hieruit de conclusie trekken dat tot voor korte tijd grote bevolkingsgroepen uit verschillende delen van de wereld Suriname zijn binnengekomen.
    [Show full text]
  • Environmental and Social Analysis Water Supply Modernization Program SU-L1058
    Environmental and Social Analysis Water Supply Modernization Program SU-L1058 Fit for Disclosure Report October 30, 2019 Disclaimer for Disclosure of Environmental and Social Analysis The SWM considers this document as a draft version. The SWM reserves the right to revise the document based on further review of the information presented, the proposed project activities, and any public consultation held related to the project Environmental and Social Analysis Water Supply Modernization Program SU-L1058 Fit for Disclosure Report October 30, 2019 Prepared for the SWM by Gwendolyn Smith Ph.D. SU-L1058 Environmental and Social Assessment for the Water Supply Modernization Program 2 Table of Contents Executive Summary ......................................................................................................................................... 11 1. Introduction ................................................................................................................................................... 15 1.1 Background of the Project .................................................................................................................... 15 1.2 Purpose of the ESA .............................................................................................................................. 15 1.3 Study Approach ..................................................................................................................................... 16 1.4 Assumptions and Limitations ..............................................................................................................
    [Show full text]
  • In and out of Suriname Caribbean Series
    In and Out of Suriname Caribbean Series Series Editors Rosemarijn Hoefte (Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies) Gert Oostindie (Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies) Editorial Board J. Michael Dash (New York University) Ada Ferrer (New York University) Richard Price (em. College of William & Mary) Kate Ramsey (University of Miami) VOLUME 34 The titles published in this series are listed at brill.com/cs In and Out of Suriname Language, Mobility and Identity Edited by Eithne B. Carlin, Isabelle Léglise, Bettina Migge, and Paul B. Tjon Sie Fat LEIDEN | BOSTON This is an open access title distributed under the terms of the Creative Commons Attribution-Noncommercial 3.0 Unported (CC-BY-NC 3.0) License, which permits any non-commercial use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original author(s) and source are credited. The realization of this publication was made possible by the support of KITLV (Royal Netherlands Institute of Southeast Asian and Caribbean Studies). Cover illustration: On the road. Photo by Isabelle Léglise. This publication has been typeset in the multilingual “Brill” typeface. With over 5,100 characters covering Latin, IPA, Greek, and Cyrillic, this typeface is especially suitable for use in the humanities. For more information, please see www.brill.com/brill-typeface issn 0921-9781 isbn 978-90-04-28011-3 (hardback) isbn 978-90-04-28012-0 (e-book) Copyright 2015 by the Editors and Authors. This work is published by Koninklijke Brill NV. Koninklijke Brill NV incorporates the imprints Brill, Brill Nijhoff and Hotei Publishing. Koninklijke Brill NV reserves the right to protect the publication against unauthorized use and to authorize dissemination by means of offprints, legitimate photocopies, microform editions, reprints, translations, and secondary information sources, such as abstracting and indexing services including databases.
    [Show full text]
  • The Mineral Industry of Suriname in 2016
    2016 Minerals Yearbook SURINAME [ADVANCE RELEASE] U.S. Department of the Interior October 2019 U.S. Geological Survey The Mineral Industry of Suriname By Philip A. Szczesniak In 2016, the production of mineral commodities—notably International—Latin America and Canada, which are available cement, gold, and petroleum (crude as well as refinery at https://minerals.usgs.gov/minerals/pubs/country/sa.html. products)—represented only a minor part of the economy of Suriname (Central Bank of Suriname, 2017a, p. 19, 75–77; References Cited 2017b). The legislative framework for the mineral sector in Central Bank of Suriname, 2017a, Suriname country profile—Economic Suriname is provided by the Mining Decree of May 8, 1986, and financial data: Central Bank of Suriname, May, 90 p. (Accessed and the Petroleum Law of 1990. Data on mineral production are July 26, 2017, at https://www.cbvs.sr/images/content/statistieken/CP/ in table 1. Table 2 is a list of major mineral industry facilities. Suriname_Country-Profile_12mei2017.pdf.) Central Bank of Suriname, 2017b, Table 21—Suriname—Gross domestic More-extensive coverage of the mineral industry of Suriname product by economic activity at current prices: Central Bank of Suriname, can be found in previous editions of the U.S. Geological 1 p. (Accessed March 1, 2018, at https://www.cbvs.sr/images/content/ Survey Minerals Yearbook, volume III, Area Reports— statistieken/Database/Table21_4102017.pdf.) TABLE 1 SURINAME: PRODUCTION OF MINERAL COMMODITIES1 (Thousand metric tons, gross weight, unless otherwise specified) Commodity2 2012 2013 2014 2015 2016 METALS Alumina 1,203 1,149 1,149 748 -- Bauxite 2,873 2,706 2,708 1,600 -- Gold, mine production, Au content kilograms 33,474 34,213 33,000 e 28,800 r, e 30,200 e INDUSTRIAL MINERALS Cement, hydraulice 114 131 130 r 160 160 MINERAL FUELS AND RELATED MATERIALS Petroleum:3 Crude thousand 42-gallon barrels 5,940 5,980 6,130 6,189 5,950 Refinery production do.
    [Show full text]