HET CENTRAPLAN VOOR SURINAME SOME ASPECTS of TOWN and COUNTRY PLANNING in a DEVELOPING COUNTRY Door/6J D

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

HET CENTRAPLAN VOOR SURINAME SOME ASPECTS of TOWN and COUNTRY PLANNING in a DEVELOPING COUNTRY Door/6J D 71 I.I (883) MEDEDELINGEN VAN DE LANDBOUWHOGESCHOOL TE WAGENINGEN, NEDERLAND 63 (9), 1-95 (1963) HET CENTRAPLAN VOOR SURINAME SOME ASPECTS OF TOWN AND COUNTRY PLANNING IN A DEVELOPING COUNTRY door/6j D. B. W. M. VAN DUSSELDORP Afdeling Sociologie en Sociografie niet westerse gebieden der Landbouwhogeschool te Wageningen, Nederland (Ontvangen/Received 10.5.'63) INHOUD VOORWOORD 3 1. INLEIDING 5 2. HET ONSTAAN VAN DE OCCUPATIEVORMEN IN SURINAME 5 2.1. De occupatievormen waarbij landbouw het hoofdmiddel van bestaan is .... 6 2.1.1. Depraehistori e 6 2.1.2. De plantageperiode 7 2.1.3. Deperiod eva nd ekleinlandbou w 10 2.2. Overige occupatievormen 16 2.3. Enigesocial ee nadministratiev e aspectenva nd eoccupatievorme n 17 3. HET CENTRAPLAN 21 3.1. Inleiding 21 3.2. Nationale richtlijnen voor de regionale uitwerking 22 3.3. De regionale uitwerking voor het district Nickerie 27 3.3.1. De huidige situatie 27 3.3.1.1. Het bodemgebruik 27 3.3.1.2. De bevolking 28 3.3.1.3. De ontsluiting .-', 31 3.3.1.4. De sociale en economische voorzieningen 32 3.3.1.5. Het verenigings-en gemeenschapsleven 32 3.3.2. De toekomstige ontwikkeling van het district Nickerie 32 3.3.3. De centra in Nickerie 34 3.4. De regionale uitwerking voor de overige districten in Suriname 37 3.5. De nationale richtlijnen voor de lokale uitwerking 40 3.5.1. Richtlijnen voor de raming van de toekomstige bevolking in de verzor­ gingsgebieden van de centra 41 3.5.2. De normen waaraan het verzorgende apparaat moet voldoen 43 3.5.3. Een model voor het verzorgingsapparaat 48 3.5.4. Richtlijnen voor het opstellen van een bodembestemmingsplan 52 Meded. Landbouwhogeschool, Wageningen 63 (9), 1-95 (1963) 1 M'twq1 3.6. De uitwerking op lokaal niveau voor een aantal centra in het district Nickerie . 54 3.7. De uitvoering van het centraplan 61 3.7.1. Materiële aspecten van de uitvoering 61 3.7.2. Juridische aspecten van de uitvoering 62 3.7.3. Administratieve aspecten van de uitvoering 64 3.7.4. Sociale aspecten van de uitvoering 65 4. HET CENTRAPLAN EN DE ONTWIKKELING VAN SURINAME 73 5. CONCLUSIE 80 6. Samenvatting 81 7. SUMMARY 88 STATEN Staat 1. Overzicht van de gouvernementsvestigingsplaatsen en pol­ ders 12 Staat 2. Normen waaraan het verzorgende apparaat moet voldoen 46-47 Staat 3. Het in Nanni onder te brengen verzorgingsapparaat ... 55 Staat 4. De voorgestelde centra, hun verzorgingsgebied, de bevol­ kingi n 1950e n de geraamde toekomstige bevolking . 74—75 KAARTEN 1. Schematisch overzicht van de occupatievormen in Suriname 2. Huidig bodemgebruik en de ontsluiting in het district Nickerie 3. De bevolkingsdichtheid in het district Nickerie 4. Sociale voorzieningen district Nickerie 5. Economische voorzieningen district Nickerie 6. Toekomstig bodemgebruik en de ontsluiting in het district Nickerie 7. De centra en hun theoretisch verzorgingsgebied 8. De centra en hun administratief verzorgingsgebied 9. Overzicht van decentr a en hun lokaal verzorgingsgebied 10. Ideaal bodembestemmingsplan voor een lokaal centrum 11. Bodembestemmingsplan voor Nanni 12. Bodembestemmingsplan voor Paradise 13. Het verzorgingsgebied van Groot Henar 14. Bodembestemmingsplan voor Groot Henar Meded. Landbouwhogeschool, Wageningen 63 (9), 1-95 (1963) VOORWOORD Het programma van de afdeling Sociologie en Sociografie van de niet-Wes­ terse Gebieden van de Landbouwhogeschool heeft haar activiteiten onder vijf hoofdstukken gerubriceerd, die de oriëntatie van deze afdeling verduide­ lijken: de algemene sociologie van de ontwikkelingslanden, de theorie van de sociale verandering, gemeenschapsontwikkeling (community development), de sociologische aspecten van landbouwvoorlichting en onderwijs met betrek­ king tot de ontwikkelingslanden en de sociale planning. Van deze hoofdstuk­ ken kunnen de eerste twee als onderdelen van de algemene sociologie worden beschouwd, de laatste drie zijn onmiskenbaar hoofdstukken uit de toegepaste sociologie. De activiteiten van de afdeling hebben zich in de eerste jaren van haar be­ staan voornamelijk op het terrein van de opleiding bewogen. Nu het leer­ programma een voorlopige afsluiting heeft gevonden en de eerste afgestudeer­ den van deze richting beschikbaar zijn gekomen, wordt de mogelijkheid ge­ opend, naast de verrichte en nog te verrichten literatuurstudies, tot onderzoek in het veld over te gaan. Dit onderzoek is het sluitstuk van de ontwikkeling van de afdeling en van­ zelfsprekend een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de sociologie van de niet-Westerse gebieden. Het meest klemmend doet deze voorwaarde zich voelen juist op het terrein van de toegepaste sociale wetenschap. Monografieën dieonz esociografisch e kennisva nd evolkere n buiten Europa verrijken, komen in stijgende mate ter beschikking; ook ontbreken er geen studies van speciale sociale of culturele verschijnselen. Schaars zijn echter de studies en onderzoekingen, die zich bezig houden met de sociale grondslagen van het ontwikkelingswerk, met de toepassing van de kennis hiervan op het terrein der sociaal-economische planning en met de evaluatie van de resulta­ ten. Hier ligt nog een groot veld braak. De voortgang van het onderzoek op dit terrein moet m.i.beslissen d worden geacht voor de toekomst van het werk in de ontwikkelingslanden. Weliswaar breekt het inzicht in de sociaal-culturele bepaaldheid der eco­ nomische ontwikkeling steeds sneller door, maar nog altijd heeft men niet de consequenties hiervan ten volle getrokken en de nodige stappen gedaan om hiervooree n oplossing tevinden . Dit geldt vooralme t betrekking tot het nood­ zakelijke, preliminaire sociale onderzoek en de ontwikkeling van een adequate toegepaste sociale wetenschap. De studie die hier volgt is een voorbeeld van toegepaste sociologie. Het is het resultaat van een poging van het Bureau Landelijke Opbouw in Suriname om tot een systematische sociale planning van het platteland te geraken. De schrijver heeft als socioloog bij de opstelling van het zg. Centraplan, dat hier­ van het resultaat is, een belangrijke rol gespeeld. Zijn studie wil demonstreren op welke wijze een sociale planning, gebaseerd op sociologisch onderzoek, gebruikt kan worden als instrument bij de ruimtelijke ordening en bij de op­ bouw van het verzorgingsapparaat in een ontwikkelingsland. Als zodanig kan zij richtinggevend zijn bij nieuwe planmatige pogingen. Ook kan zij een uit­ gangspunt vormen voor nieuwe onderzoekingen en een geschikt voorbeeld bij het onderwijs. Meded. Landbouwhogeschool, Wageningen 63 (9), 1-95 (1963) 3 Het onderzoek in de ontwikkelingslanden brengt door de afstand van het veld tot het wetenschappelijk centrum waarvan het onderzoek uitgaat, bijzon­ dere voorzieningen en kosten met zich mede. Men ervaart hierdoor een rela­ tieve schaarste aan bereikbare literatuur, zodat het onderzoek bijzonder wordt gediend met studies als deze, die uit de praktijk van een socioloog zijn voort­ gekomen. Zulke studies kunnen worden bevorderd en gestimuleerd door het opzetten van systematische onderzoekprogramma's, waarin de kernvraagstuk­ ken van de sociologie der ontwikkeling worden geïdentificeerd, en door bin­ ding van afgestudeerden aan de Europese wetenschappelijke centra. Dit kan mogelijk worden gemaakt door middel van correspondentie en geregeld kon- takt van hoogleraren en wetenschappelijke staf met degenen, die in de praktijk werkzaam zijn in een aantal geselecteerde ontwikkelingslanden. Prof.Dr . R. A. J. VAN LIER Meded. Landbouwhogeschool, Wageningen 63 (9), 1-95 (1963) 1. INLEIDING Suriname maakt na de tweede wereldoorlog een snelle ontwikkeling door. Sinds 1954, toen het Tien Jaren Plan werd aangenomen, wordt deze ontwik­ kelingplanmati g geleid. Een van de doelstellingen van het Tien Jaren Plan is het verbeteren van het peil van de sociale en economische voorzieningen. Vooral de verbetering van het woonklimaat van de districten (hiermede wor­ den alle districten behalve Paramaribo bedoeld) werd in het middelpunt van de aandacht gesteld. Hierna zal een overzicht worden gegeven van de plannen die gedurende de periode 1955-1960 zijn ontworpen om dit woonklimaat te verbeteren. Eerst wordt aangegeven op welke wijze de huidige occupatievormen tot stand zijn gekomen. Daarna is een beschrijving gegeven van het Centraplan en het stedebouwkundig plan. In het Centraplan is een aantal richtlijnen op nationaal niveau geformuleerd. Hierop volgt de regionale uitwerking. In het stedebouwkundig plan is behalve de lokale uitwerking ook een aantal richt­ lijnen voor deze uitwerking gegeven. Tevens is een overzicht gegeven van een aantal maatregelen die bij de verdere uitwerking van deze plannen van groot belang zijn. Bijhe t weergeven van deze plannen is,waa r mogelijk, de lijn ge­ volgd welke is neergelegd in de door het Bureau Landelijke Opbouw en de afdeling Planologie van het departement van Openbare Werken gepubliceerde rapporten in de reeks „Centraplan voor Suriname" en „Het Stedebouwkun­ dig plan Suriname". De hiernavolgende beschrijving van deze plannen valt op door haar uit­ voerigheid. Dit is doelbewust gedaan, omdat gebleken is dat men bij de be­ handelingva nplanne n van ontwikkelingslanden zichvaa k beperkt tot degrot e lijnen. Deze zijn op zich interessant, maar ze geven geen of weinig inzicht in de problemen die men bij de uitwerking ontmoet. Het is vaak op de verdere uitwerking of op het gebrek aan verdere uitwerking dat in deze landen vele plannen, diei n grotelijne n geheel verantwoord waren, zijn gestrand. Vandaar dat een uitvoerige behandeling op zijn plaats wordt geacht om het inzicht te verruimen in de problemen, die aan de opbouw
Recommended publications
  • Aardrijkskundige Beschrijving
    BEKNOPTE AARDRIJKSKUNDIGE BESCHRIJVING VAN SURINAME door W. L. LOTH, Gouvernements landmeter in Suriname. JVlK'r J_A._VI_T VAN I*A.Ï_A.]M__Rl__o. AMSTERDAM. — J. 11. de BUSSY. — 1898. BEKNOPTE AARDRIJKSKUNDIGE BESCHRIJVING VAN SURINAME DOOR W. L. LOTH, Gouvernement* lamimeter in Suriname, MKÏ KAART VAN PAKAMARIBO. AMSTERDAM. - J. H. DE BUSSY. — 1898. INHOUD. Blz. 1". llgging, gbenzen, omtbek .' 5 2°. Hoogte . 5 3°. Laagland, Savanna, Hoogland 6 •4". Klimaat 7 s°. Middelen van veekeer 7 6". Namen dee districten en kunne geenzen. 15 7°. Voortbrengselen 19 B°. Bevolking 20 9°. Beschrijving der districten 21 I°. Ligging, grenzen, omtrek. De Kolonie Suriname, gelegen aan de noordkust van Zuid-Amerika, tusschen 51° en 58° "Westerlengte van Green- wich en 2° en 6° Noorderbreedte, beslaat eene oppervlakte van vijftien millioen Hectaren (150000 K. Ms . of 2784 □ G. mijlen). Zij grenst ten Noorden aan den Atlantischen Oceaan, ten Oosten aan Fransen Guyana (Cayenne), ten Zuiden aan Brazilië en ten Westen aan Engelsch Guyana (Demerara). De oostelijke grens loopt over de rivier de Marowijne, de zuidelijke over het Tumuchumac- en het Acarai-gebergte en de westelijke over de rivier de Corantijn. Slechts ongeveer een derde deel van bovengenoemde opper- vlakte der Kolonie is doorreizigers bezocht; van het overige deel is niets bekend. 2°. Hoogte. Over eene geschatte breedte van 50 K. M. is het noorde- lijk deel van Suriname bijna geheel vlak en ligt het ter hoogte van het peil van gewoon hoog water en dus beneden het peil der springvloeden. Dit lage deel wordt ten Zuidenbegrensd door eene kromme lijn, loopende van de Marowijne ter hoogte van de Wane- 6 kreek in W.
    [Show full text]
  • Joint Symposium on Maize and Peanut. Held in Surineme on Behalf of the 75Th Anniversary of the Agricultural Experiment Station of Paramaribo
    Joint symposium on maize and peanut. Held in Surineme on behalf of the 75th Anniversary of The Agricultural Experiment Station of Paramaribo. November 13 - 18, 1978 Proceedings of the Caribbean Food Crops Society. Vol. XV, 1978 ECONOMIC ASPECTS MICRO-ECONOMIC ASPECTS OF PEANUT PRODUCTION IN SURINAME IN RELATION TO IMPORT - SUBSTITUTION A.W. Graanoogst INTRODUCTION In Suriname peanut is grown as a regular crop: smalt plots of 0.04 —0.20 ha are planted 2 (sometimes 3 times) a year on the sandy ridges of the coastal plain. Main production areas are the Saramacca district and the Commewijne district. Total acreage planted amounted 242 ha in 1976 with a production of 290 tons dry pulses. Production is used for preparing salted and unsalted peanuts and peanut-sauce: a small part is manufactured into pea nut-butter. As local production still does not meet national demand an amount of 446 tons of shelled peanuts are imported mainly for the peanut-factories (in 1977). PRODUCTION TECHNIQUES AND PRODUCTION COSTS Although the planted plots are of a small acreage the used practices show a shifting from the traditional system where all operations (were done by hand and simple implements) to a lightly mechanized system. Seed-bed preparation of the greater part of the acreage is done by 2-wheel tractors. All further field operations such as seeding, ridging, weeding and pulling are done by hand and simple implement: sun-drying is generally practiced. Recent experiments on weedcontrol by spraying with herbicides has shown to be succesful. Efforts are undertaken by extension to get peanut-farmers aquainted with this new system of weed control thus enabling a further decrease of total labor costs in peanut growing.
    [Show full text]
  • PLANTAGES LANGS DE BOVEN SURINAME Totaal 1320 Slaven
    PLANTAGES LANGS DE BOVEN SURINAME totaal 1320 slaven 1 VICTORIA 47 slaven Houtgrond aan de Suriname links in het afvaren; grenzend stroomopwaarts aan de militaire post Victoria, stroomafwaarts aan de mond van de Compagniekreek. Eigenaar J.J.B. de Mesquita uit Paramaribo. Albion Braaf Chuitames Everta Wilesia Banel Buenos Daluis Lila 2 BERG EN DAL 318 slaven (ST: Bergi1), houtgrond aan de Suriname rechts in het opvaren, aan de Toetayakreek en aan de voet van de Blauweberg, ook de Parnassusberg genoemd; grenzend opwaarts aan de houtgrond Karelswoud en stroomafwaarts aan de mond van de Polloniekreek. Eigenaren Rothuys, de erven Baron de Lindau, Muller, Sanches, de Meij, allen uit Europa. Assat Erat Keeldar Pera Sympson Auterbach Farren Kobbel Peterhof Tensch Bartel Faveur Koharij Poedelkap Trolle Beukenhout Freya Koning- Proeger Tumus Bifrost Goozen verdraag Prijor Udorpho Blonowski Graville Koningvri Quovilar Ulm Bolieu Gregoor Lamp Rasper Valet Boudorfer Groté Lapuchin Rottenburg Vanbelli Brodki Hartley Lauderbroek Scherley Vandams Bronners Heimdal Lemberg Scholer Vermeer Bugmair Helmig Macarthey Schoppe Vermicel Chaudio Helstone Malone Schott Walden Curintha Herrenberg Marem Seedorf Wladislaw Danarag Hierst Meltior Siktis Wondel Delcharwin Hirschaw Mink Sloos Woudman Demidaf Hofstede Molach Sluis, van Yockel Demitri Hongerbron Moreaus Staufer Yorks Deugd Horb Moskow Stutgart Domas Hortens Muringen Sugden Drakenstein Hurtak Nunnely Sweeting Duim, van Jorden Olenski Sykes 3 REMONCOURT 6 slaven Houtgrond aan de Suriname rechts in het afvaren; grenzend stroomopwaarts aan de houtgrond Berg-en- Daal, stroomafwaarts aan de houtgrond Solitaire. De eigenares van deze plantage was mej. S.D. Sanches. De plantage Remoncourt had geen eigen slaven. De zes slaven die er werkten, behoorden toe aan de plantage Cornelis Vriendschap (aan de Orleanekreek) waarvan mej.
    [Show full text]
  • Suriname En Curasao, Zoals Een Arbeidersleider Die Zag
    SURINAME EN CURASAO, ZOALS EEN ARBEIDERSLEIDER DIE ZAG DOOR F. P. FUYKSCHOt De Gouverneur van Suriname richtte een uitnodiging tot de drie bekende arbeidersvakcentralen in Nederland; Het Neder- lands Verbond van Vakverenigingen (N.V.V.), de Katholieke Arbeidersbeweging (K.A.B.) en het Christelijk Nationaal Vak- verbond in Nederland (C.N.V.) om een vertegenwoordiger naar Suriname af te vaardigen ten einde van advies te dienen aan- gaande de vraag hoe de Overheid de opbouw van een gezonde vakbeweging kan bevorderen, voorts om bestaande of nog te stichten verenigingen van advies te dienen omtrent hun organi- saties en een vruchtbare wijze van samenwerking tussen werk- gevers en werknemers voor te bereiden. De genoemde Neder- landse Vakverbonden stelden elk een hunner bestuurders be- schikbaar en wel respectievelijk de heren J. G. Suurhoff, H. J. Kuiper en F. P. Fuykschot. Deze drie vakbondsbestuurders vertrokken op 4 October 1948 per vliegtuig naar Suriname. De duur van hun bezoek was tevoren niet vastgesteld.maar op ongeveer drie maanden werd wel gerekend. In overleg met de Gouverneur bepaalden zij hun vertrek op 24 November, daar zij meenden met hun werk gereed te zijn en in staat een rapport uit te brengen. Drie dagen voor hun vertrek ontvingen zij een schriftelijke uitnodiging van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen om ook in dat gebiedsdeel enige tijd door te brengen, de sociale verhoudingen aldaar te bestuderen en het Gouvernement van advies te dienen. Om verschillende redenen kon het bezoek aan de Nederlandse Antillen slechts twee weken duren. Op 6 December verlieten zij Curacao om naar Nederland terug te keren.
    [Show full text]
  • Structuur Analyse Districten 2009-2013
    STRUCTUUR ANALYSE DISTRICTEN 2009-2013 STICHTING PLANBUREAU SURINAME December 2014 Structuuranalyse Districten IV Ruimtelijke ontwikkeling van de districten INHOUDSOPGAVE Ten geleide ................................................................................................................ ii Colofon ..................................................................................................................... iii Afkortingen ............................................................................................................... iv I DEMOGRAFISCHE ANALYSE Demografische analyse ......................................................................................... D-1 II RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN DE DISTRICTEN 1. Paramaribo .................................................................................................. S-1 2. Wanica ...................................................................................................... S-22 3. Nickerie ..................................................................................................... S-38 4. Coronie ...................................................................................................... S-60 5. Saramacca ................................................................................................ S-72 6. Commewijne .............................................................................................. S-90 7. Marowijne ................................................................................................ S-109
    [Show full text]
  • Botanical Museum and Herbarium, Utrecht)
    Acta Botanica Neerlandica 15 (1966) 130-146 Notes on the Araceae of Surinam III 1) A.M.E. Jonker-Verhoef AND F.P. Jonker (Botanical Museum and Herbarium, Utrecht) (received November 15th, 1965) the I II After publication of part and part of this series a number of in the interior Aroids were collected of Surinam, chiefly by A. G. H. Daniels and F. P. Jonker during an expedition to the Emma The is enumeration of Range in 1959. following an species collected for the first time in Surinam in addition to records of recollections of and confused rare taxa critical notes on misinterpreted or species. The present authors also examined those specimens collected by J. van Donselaar and W. A. E. van Donselaar-ten Bokkel Huinink (1958/59), K. U. Kramer and W. H. E. Hekking (1960/61), J. G. Wessels Boer (1963), J. P. Schulz (1963) and P.A. Florschiitz and P. J. M. Maas (1964/65). Dracontium L. Dracontium foecundum Hook. f. was collected for the first time in Surinam by P. A. Florschiitz and P. J. M. Maas. The species was hitherto known from British Guiana and Trinidad only. D. K. in It is closely related to asperum Koch, differing only its much in D. is about longer peduncle (30 cm or more) which asperum as long as the spathe (up to 15 cm). and in For description and literature, see Jonker Jonker Flora of 1 7-8. Suriname pt. 2, 1953, p. Lower Suriname Riv., plant. Peperpot (Florschiitz and Maas 3162, fl. March 1965 [U]).
    [Show full text]
  • Survey Papers No. 4
    Survey Papers No. 4 A PEDO- GEOMORPHOLOGICAL CLASSIFICATION AND MAP OF THE HOLOCENE SEDIMENTS IN THE COASTAL PLAIN OF THE THREE GUIANAS by R. Brinkman and L. J. Pons >il Survey Institute, Wageningen 27E43 ,<• bibliotheek /Zûift J ~ ' STARINGGEBOUW SOIL SURVEY PAPERS No. 4 A PEDO-GEOMORPHOLOGICAL CLASSIFICATION AND MAP OF THE HOLOCENE SEDIMENTS IN THE COASTAL PLAIN OF THE THREE GUIANAS R. Brinkman Technical officer, Soil Survey (FAO); 1961-1964 Guyana (formerly British Guiana) and L. J. Pons Soil scientist, Soil Survey Institute of the Netherlands; 1962-1964 Department of Soil Survey, Suriname SOIL SURVEY INSTITUTE, WAGENINGEN, THE NETHERLANDS - 1968 7SA/ • o~ CONTENTS 1. Summary 5 2. Introduction 6 3. Sea level movements, marine sedimentation, soil formation and erosion ... 8 3.1. The sediments 8 3.2. The sea level movements 8 3.3. Clay sedimentation and initial soil formation at a constant sea level . 9 3.4. Clay sedimentation during a rise in sea level 9 3.5. Erosion and ridge formation 11 3.6. Initial and progressive soil formation after a drop in sea level . 11 3.7. Soil formation in riverain and estuarine deposits 12 4. Coropina series 13 4.1. Para deposits 13 4.2. Lelydorp deposits 15 4.3. Riverain and estuarine terraces 17 5. Demerara Series 19 5.1. Mara deposits 21 5.2. Coronie deposits 23 5.2.1. Wanica phase 23 5.2.2. Moleson phase 24 5.2.3. Comowine phase 25 5.2.4. Riverain and estuarine Coronie deposits 26 6. Peat growing above sea level 28 7. Dating of the sedimentation sequence 29 7.1.
    [Show full text]
  • Zoologische Mededelingen Uitgegeven Door Het
    ZOOLOGISCHE MEDEDELINGEN UITGEGEVEN DOOR HET RIJKSMUSEUM VAN NATUURLIJKE HISTORIE TE LEIDEN (MINISTERIE VAN CULTUUR, RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK) Deel 48 no. 8 16 mei 1974 THE LAND PROSOBRANCHIA OF SURINAME WITH THE DESCRIPTION OF TWO NEW SPECIES OF NEOCYCLOTUS by C. O. VAN REGTEREN ALTENA Rijksmuseum van Natuurlijke Historie With 3 plates Vernhout (1914) was the first to publish an account of the land and fresh- water Mollusca of Suriname. In this publication he assembled not only the older literature in which species were mentioned from Suriname, but also he named the Mollusca collected by seven expeditions and some travellers, and included in his paper the material which W. C. van Heurn collected during his trip in 1911. So he laid a sound basis for future investigations. In the present paper only the land Prosobranchia are treated. On this matter, so far as I know, only one paper has been published since 1914. This paper (Altena, 1960) mentioned Lucidella lirata (Pfeiffer) from Tamba- redjo and Sidoredjo in the Saramacca district. The Rijksmuseum van Natuurlijke Historie received specimens from Suri- name from many persons to whom I am much indebted for their cooperation. Thanks are also due to Mr. H. E. Coomans who sent me the specimens on loan, which were collected in 1926 by D. L. Fernandes. Here follows a list which mentions in chronological sequence the collectors with the months and the years in which they collected, together with the abbreviations under which they are mentioned in the text. F : D. L. Fernandes, Wilhelmina Gebergte Expedition, VII-VIII 1926 (for the route, see: Tijdschr.
    [Show full text]
  • Wet Van 26 Februari 2013 Natuurlijke Hulpbronnen
    2013 1 No. 72 2013 STAATSBLAD No. 72 VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET VAN 26 FEBRUARI 2013, TOT VASTSTELLING VAN DE 10-DE AFDELING VAN DE BEGROTING VAN UITGAVEN EN ONTVANGSTEN VOOR HET DIENSTJAAR 2013 BETREFFENDE HET MINISTERIE VAN NATUURLIJKE HULPBRONNEN. DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, In overweging genomen hebbende, dat de Surinaamse begroting bij wet dient te worden vastgesteld; heeft, de Staatsraad gehoord, na goedkeuring door De Nationale Assemblee, bekrachtigd de onderstaande wet. Artikel 1 De 10-DE Afdeling van de begroting van uitgaven en ontvangsten voor het dienstjaar 2013 betreffende het MINISTERIE VAN NATUURLIJKE HULPBRONNEN wordt vastgesteld als volgt: TITEL I: Apparaatskosten Bedragen x SRD.1000 Code Kostensoort Bedrag 10 Personeelskosten 23.053 20 Materiële kosten 8.963 30 Subsidies en bijdragen 24.325 40 Aanschaffingen 2.582 Totaal Apparaatskosten 58.923 2013 2 No. 72 TITEL II: Beleidsprogramma’s Bedragen x SRD.1000 Code Beleidsmaatregelen Bedrag 100 Watervoorziening 26,000 101 Energievoorziening 21,810 104 Bauxiet Instituut Suriname 2,846 Kosten instandhouding waterleidingbedrijven en 106 nieuwe aansluitingen 6,500 107 Openbare straatverlichting 4,038 108 Inkoop energie Brokopondo overeenkomst 177,000 109 Kosten elektrische centrale binnenland 5,000 110 Renovatie Hoofdkantoor 116,15 111 Uitvoering waterleidingprojecten in het kustgebied en binnenland 8,375 116 Ordening Goud Sector 26,149 Nieuwbouw kantoorgebouw en magazijn ruimte t.b.v. Dienst 118 Watervoorziening 1,310 Nieuwbouw Begroting en Financiele Zaken aan de 119 Grote combeweg 1,250 120 Onderhandelingen met IAM Gold en Newmont 2,884 121 Watervoorziening projekten voor volkswoningen 5,913 122 Uitvoering projecten t.b.v.
    [Show full text]
  • Staatsolie Maatschappij Suriname N.V
    Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. ENVIRONMENTAL SOCIAL MANAGEMENT PLAN FOR THE PROPOSED STAATSOLIE POWER PLANT IN SARAMACCA 2019 Report prepared in collaboration with: Draft Report January 2019 SARAMACCA ESMP 2019 Table of Contents ABBREVIATIONS ............................................................................................................1 1 INTRODUCTION......................................................................................................1 1.1 ENVIRONMENTAL MANAGEMENT ................................................................. 4 1.2 DESCRIPTION OF THE ESMP ........................................................................ 4 1.2.1 Purpose and scope of the ESMP ............................................................. 4 1.2.2 Structure of the ESMP ............................................................................ 4 2 ENVIRONMENTAL PROCEDURES.....................................................................5 2.1 ROLES AND RESPONSIBILITY ......................................................................... 5 2.1.1 Construction Phase Roles and Responsibilities ..................................... 5 2.1.2 Operational Phase Roles and Responsibilities ...................................... 8 2.2 ENVIRONMENTAL TRAINING ......................................................................... 8 2.3 COMMUNITY ENGAGEMENT ............................................................... 9 2.3.1 Introduction .............................................................................................
    [Show full text]
  • Reisverslag Van De Expeditie West Suriname 1971
    REISVERSLAG VAN DE EXPEDITIE WEST SURINAME 1971 door D. C. GEIJSKES Rijksmuseum van Natuurlijke Historie, Leiden (met 1 kaart, 1 tabel en 8 platen) 1. Inleiding. 2. Verloop van de expeditie. 3. De voorbereidingen en de reis naar de Nickerie rivier. 4. De tocht op de Nickerie rivier (27 jan.-22 febr.). 5. De tocht op de Maratakka rivier (25 febr.-9 mrt). 6. Het verblijf te Wageningen en in Nw-Nickerie, met het onderzoek van de Nanni- kreek (10-21 mrt.). 7. De tocht op de Corantijn, in de Kaboerikreek en in de Kabalebo rivier (22 mrt.- 12 april). 8. De terugtocht. 1. INLEIDING De zoölogische expeditie naar het Westen van Suriname in het voorjaar van 1971 uitgevoerd, werd door het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden georganiseerd en door de Stichting Wotro in Den Haag gesub- sidieerd*). Zij werd gehouden van 19 januari tot eind april 1971. Van het museum te Leiden namen aan de tocht deel de leden: Dr. D. C. Geijskes (leider en entomoloog), Dr. M. Boeseman (ichthyoloog) en P. Staffeleu (technisch assistent A) voor het verzamelen en prepareren van zoogdieren en vogels. Te Paramaribo sloot zich daarbij aan D. G. Reeder, onder- opzichter bij 's Lands Bosbeheer, die de herpetologie (Amphibia, Reptilia) voor zijn rekening nam en ook botanisch verzamelde. Het doel van de expeditie was het verzamelen van dieren in het gebied van de Nickerie rivier, de Maratakka, het Nannibekken en een gedeelte van de Beneden Corantijn, inclusief de Kaboerikreek en de Kabalebo rivier tot aan de Avanavero-vallen. De aanleiding hiertoe was, dat ten eerste over dit gedeelte van Suriname zoölogisch weinig bekend was en ten tweede dat door de vergevorderde plannen om West Suriname tot economische ontwikkeling te brengen, de natuurlijke situatie daar bedreigd wordt.
    [Show full text]
  • Een Hydrologische Studie Van De Nannizwamp in Suriname
    IRRIGATIE UIT EEN MOERAS Een hydrologische studie van de Nannizwamp in Suriname Irrigatie uit een moeras - Een hydrologische studie van de Nannizwamp in Suriname Dit proefschrift met stellingen van Robert Jan Sevenhuijsen, landbouwkundig ingenieur, geboren te Velp (Gem. Rheden) op 3 januari 1943, is goedgekeurd door de promotor, dr. ir. W.H. van der Molen, hoogleraar in de agrohydrologie. De rector magnificus van de Landbouwhogeschool, J'.P.H, van der Want Wageningen, 23 juni 1977 9. Aan de kennis van de interactie tussen hydrologie en vegetatie moet bij de opleiding meer aandacht worden geschonken. 10. De verwachtingen ten aanzien van het vinden van z.g. eigen oplossingen voor technische problemen in ontwikkelingslanden zijn te hoog gespannen. 11. De zweetdruppels van de medewerkers van deze studie hebben niet kwantitatief maar wel kwalitatief bijgedragen aan de afvoergegevens. Proefschrift van R.J. Sevenhuijsen Irrigatie uit een moeras - Een hydrologische studie van de Nannizwamp ín Suriname Stellingen 1. In een ontoegankelijk gebied als de Nannizwamp is het idee dat de natuur de mens over- heerst aannemelijker dan omgekeerd. 2. De mogelijkheden van watertransport door natuurlijke depressie in de jonge kustvlakte van Suriname zijn tengevolge van de stromingsweerstand zeer beperkt. Prof. Dr, Ir. W.J. van Blommerstein. Het nationaal ontwikkelingsprogram voor Suriname. 3. De Nannikreek die in het Nannimeer ontspringt en degene die door de Nannizwamp stroomt zijn slechts tijdelijk verbonden geweest, in tegenstelling tot wat op de kaarten is aan- gegeven. Dit proefschrift. 4. In de waterbalansstudies van moerasgebieden in de USSR door Bavina wordt geen rekening gehouden met de oppervlakteverandering bij peilveranderingen. In de studie van de Nanni- zwamp blijkt de peil/oppervlakte-relatie juist een belangrijke rol te spelen.
    [Show full text]