Programmaboekje : Spiegel Strijkkwartet . Liu Fang
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Creaties Spiegel Strijkkwartet . Liu Fang Takemitsu, Chong, Dun donderdag 8 februari 2007 Spiegel Strijkkwartet Creaties . Seizoen 2006-2007 DoelenEnsemble . Orkest de Volharding olv. Jussi Jaatinen vrijdag 22 september 2006 I Solisti del Vento . Bart Moeyaert vrijdag 10 november 2006 Bl!ndman . Quatuor Danel vrijdag 24 november 2006 Champ d’Action olv. Jaan Bossier zaterdag 2 december 2006 Spectra Ensemble olv. Filip Rathé donderdag 18 januari 2007 Spiegel Strijkkwartet . Liu Fang donderdag 8 februari 2007 Champ d’Action en Studenten Conservatorium Antwerpen olv. Vinko Globokar donderdag 10 mei 2007 deFilharmonie . Collegium Vocale Gent Choeur Symphonique de Namur olv. Philippe Herreweghe vrijdag 8 juni 2007 . Kathedraal Antwerpen Spiegel Strijkkwartet . Liu Fang pipa Elisa Kawaguti, Stefan Willems viool Leo De Neve altviool Jan Sciffer cello Toru Takemitsu (1930-1996) A Way A Lone (1980) 14’ Kee-Yong Chong (°1971) Strijkkwartet nr 3, ‘Inner Mirror’ (wereldcreatie) 19’ pauze Tan Dun (°1957) begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.40 uur Ghost Opera, voor strijkkwartet en pipa (1994) 40’ einde omstreeks 21.40 uur de reeks Creaties wordt gesteund door SORODHA / Société Royale d’Harmonie inleiding Maarten Beirens . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Dirk Moelants coördinatie programmaboekje deSingel Gelieve uw GSM uit te schakelen! Cd’s Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag Het strijkkwartet door een Aziatische bril Het strijkkwartet als typisch West-Europees genre wordt hier door een Oost-Aziatische bril bekeken. Het programma bevat werk van drie componisten uit drie opeenvolgende generaties en uit verschillende regio’s: één van de pioniers, de Japanner Toru Takemitsu, één van de grote namen uit de huidige muziekwereld, de Chinees Tan Dun, en één van de rijzende sterren in de hedendaagse muziekwereld, de Maleisiër Kee-Yong Chong. Opvallend is hoe de drie componisten er, vanuit hun eigen perspectief, steeds in slagen om een typische Aziatische klank te integreren in het ons vertrouwde klankidioom van het strijkkwartet. Maar wat is nu juist die Aziatische klank? De wortels ervan liggen in een spiritualiteit, een verbondenheid met de natuur die we terugvinden in de religieuze praktijken van onder meer het Shintoisme en het Daoisme. In tegenstelling tot het westerse streven naar opbouw, ontwikkeling, doelgerichtheid en finaliteit ziet men in de Aziatische muziekcultuur eerder een terugplooien op het moment en een idee van circulariteit. De traditionele muziek heeft dan ook geen echte harmonische onderbouw en in heel wat genres ontbreekt ook een vastgelegd ritme. Veel meer aandacht gaat echter naar de klankkleur en subtiele verschillen binnen de klanken. Hoewel de basis van veel Oost-Aziatische muziek pentatonisch is, kan van elke toon de toonhoogte subtiel gewijzigd worden en ontstaat in feite een vorm van microtonaliteit die een groter gamma van toonhoogtes toelaat dan ons twaalftoonssysteem. De meeste instrumenten zijn dan ook zo ontworpen dat de toonhoogte continu kan gewijzigd worden door bijvoorbeeld de spanning van snaren te wijzigen of de blaastechniek aan te passen. Met name in de Chinese muziek is dit aspect ook erg belangrijk in relatie tot de taal. Veel Chinese muziek, ook instrumentale muziek, is gebaseerd op gedichten, en de melodie dient dan ook de tonen van de taal te volgen, waardoor het noodzakelijk is om subtiele inflecties van de toonhoogte mogelijk te maken. Liu Fang © J.F. Amelot Een ander aspect van deze focus op de klank is het zoeken is ondertussen ook al bijna 2000 jaar oud en in die periode naar verschillende klankkleuren, met de daarbij horende zijn er nogal wat evoluties geweest in bouw en speelwijze van speeltechnieken. In de westerse muziek was er een tendens het instrument. De pipa die vandaag gebruikt wordt, verschilt om te streven naar een homogeen klankbeeld, gebaseerd op grondig van haar Arabische en Europese verwanten. Ze heeft de ‘ideale’ klank van elk instrument, wat dan weer past in een groot peervormig lichaam en vier snaren, bevestigd aan de nadruk op het horizontale, de melodische ontwikkeling. opvallende laterale stemschroeven. Het belangrijkste verschil In het Oosten gaat men juist proberen om elke toonhoogte in bouw zien we echter bij de fretten. Terwijl de ‘ud fretloos op zoveel mogelijk manieren te spelen, met telkens subtiele is en onze luiten gebruik maken van snaren die rond de hals timbreverschillen tot gevolg. Op snaarinstrumenten gaat men gewonden worden, vormen de fretten van de pipa een echt bijvoorbeeld. vaak de plaats van aantokkelen of aanstrijken reliëf van inkepingen in de hals en opstaande stukjes hout variëren, gaat men dezelfde noot op verschillende snaren spelen verderop het lichaam van het instrument. Door deze hoge of gebruik maken van harmonieken. fretten is het mogelijk om de spanning van de snaren met Wie vertrouwd is met de ontwikkelingen in de westerse de linkerhand te variëren zodat de toonhoogte continu kan klassieke muziek in de loop van de twintigste eeuw, zal in het gemanipuleerd worden. Opvallend is ook dat het instrument in voorgaande ongetwijfeld heel wat elementen herkend hebben. verticale positie bespeeld wordt en dat men voor het tokkelen Zowel het uitschakelen van voorspelbaarheid, van metrum en gebruik maakt van vingerplectra. tonale cadensen als het uitbreiden van het klankenspectrum waren centrale aspecten van de ontwikkeling van de westerse De Japanse componist Toru Takemitsu (1930-1996), is een van muziek in de twintigste eeuw. Daarnaast haalden heel wat de eerste componisten uit Oost-Azië die een prominente plaats componisten inspiratie uit oosterse spiritualiteit, denken we verworven hebben in de geschiedenis en ontwikkeling van de aan de fascinatie van John Cage voor het Zen-Boeddhisme en westerse muziek. Merkwaardig genoeg was Takemitsu bijna de implicaties die dit heeft gehad voor de ontwikkeling van volledig autodidact. Hij kwam met westerse muziek in contact toevalsmuziek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat westerse tijdens zijn legerdienst, en dit fascineerde hem zodanig dat componisten zich lieten inspireren door oosterse muziek en hij zelf dit soort muziek ging maken. Takemitsu had interesse dat het, omgekeerd, niet zo verwonderlijk is dat componisten voor de meest diverse muziekstijlen, hij benaderde de muziek met een oosterse achtergrond er wonderwel in slagen om hun zonder het typische hokjesdenken en we vinden in zijn werk eigen muzikale en filosofische achtergrond te incorporeren referenties naar jazz, musical en popmuziek, naast de klassieke in een westers idioom. Takemitsu en Chong maken hierbij westerse en oosterse muziek. Met componisten als Debussy en enkel gebruik van het traditionele strijkkwartet, Tan gaat Messiaen deelt hij een voorkeur voor fijnzinnige klankweefsels ook explicieter de oosterse klankwereld introduceren door en bijzondere timbres en onder invloed van Schaeffers het toevoegen van elementen verwijzend naar traditonele ‘musique concrète’ ging hij elektronische muziek maken, shamanistische rituelen en van de pipa. met onder meer ‘Mizu no kyoku’ (1960) of Watermuziek. De pipa wordt ook wel eens de Chinese luit genoemd. Men Water zal trouwens een constante worden in zijn oeuvre, met neemt dan ook aan dat ze ontstaan is uit een instrumenttype haar connotaties van zuiverheid en vaagheid sluit het thema dat via de zijderoute uit het Midden-Oosten naar China water nauw aan bij de magische, dromerige soundscapes die gebracht werd. Net zoals onze Europese luit, zou de pipa dus Takemitsu creëerde. De aandacht voor de klank, het gebrek aan afstammen van de Arabische ‘ud, of tenminste geëvolueerd thematische ontwikkeling en de aandacht voor de natuur, zijn zijn uit een vermenging van locale snaarinstrumenten met ook aspecten die we vinden in de Japanse muzikale traditie. ‘rondreizende’ versies van de ‘ud. De geschiedenis van de pipa Hoewel Takemitsu zich aanvankelijk sterk op westerse muziek richtte, is zijn culturele achtergrond nooit volledig weg te denken. Vanaf het begin van de jaren zestig gaat hij ook meer expliciet verwijzen naar de Japanse traditie door het gebruik van traditionele instrumenten als de sho (mondorgel), biwa (een luittype verwant met de Chinese pipa) en de shakuhachi (bamboefluit). Het strijkkwartet ‘A Way A Lone’ werd in 1980 geschreven voor de tiende verjaardag van het Tokyo String Quartet en ging in 1981 in première in New York. Het vormt met ‘Tooi Yobigoe-no Kanata-he!’ (Far Cries, Coming, Far!) voor viool en orkest (1980) en ‘Riverrun’ voor piano en orkest (1984), een cyclus van drie werken waarvoor hij zijn inspiratie haalde uit passages uit James Joyces ‘Finnegans Wake’. De allerlaatste lijn van dit boek is de enigmatische open zin ‘The keys to. Given! A way a lone a last a loved a long the’, een zin die terug verwijst naar het begin: ‘riverrun, past Eve and Adam’s, from swerve of shore to bend of bay, brings us by a commodius vicus of recirculation back to Howth Castle and Environs.’ Hier merken we al onmiddellijk twee belangrijke elementen op uit het werk van Takemitsu: het circulaire en de referentie naar water. Het water wordt ook gesymboliseerd in het toonhoogtemateriaal dat gedomineerd wordt door de kleine secunde en de kwart, de intervallen van Es-E-A of SEA. Structureel is het werk opgevat als een reeks variaties. Net zoals Joyce in 'Finnegan’s Wake' allerlei elementen vermengt, gaat Takemitsu hier zowel jazzharmonieën als referenties naar het kleurenspel van Debussy of de tweede Weense school verwerken. Zo zien we hoe hij, quasi onmerkbaar, de meest verscheiden elementen weet samen te voegen tot een intrigerend geheel.