Academiejaar 2012-2013

De Sogdiërs: een vergeten volk langs de zijderoute Onderzoek naar de oorzaken van de teloorgang van het Sogdische handelsnetwerk tijdens de Tang 唐-dynastie (618-907)

Jozefien Maerten

Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, tot het verkrijgen van de graad van Master in de Oosterse talen en culturen

Promotor: Prof. Ann Heirman INHOUDSOPGAVE

Dankwoord ...... 4

Inleiding ...... 5

I. Het belang van de Sogdiërs langs de zijderoute ...... 7

1. Het Sogdische handelsnetwerk ...... 7

1.1. Het begin van het Sogdische handelsnetwerk ...... 7

1.1.1. De ‘Ancient Letters’ ...... 10

1.1.2. Sogdië als commercieel doorgeefluik ...... 12

1.2. Het Sogdisch handelsnetwerk op zijn hoogtepunt...... 14

2. Van Sogdisch handelsnetwerk tot Sogdische gemeenschappen ...... 18

3. Verspreiding Sanyijiao 三夷教 ...... 21

3.1. Zoroastrisme (Suoluoyasidejiao 琐罗亚斯德教) ...... 22

3.2. Manicheïsme (Monijiao 摩尼教) ...... 24

II. Teloorgang van het Sogdische handelsnetwerk ...... 26

1. De Arabische overheersing ...... 26

1.1. Handel onder het Arabische Rijk ...... 29

1.2. Van Sogdiërs tot Chorasmiërs ...... 31

2. De Lushan opstand (755-763) ...... 32

2.1. De Sogdische Chakars ...... 34

2.2. De ‘Turkicised Sogdians’ van de ‘zes hu gebieden’ 六胡州 ...... 35

2.2.1. Ontstaan van een Sogdisch-Turks milieu ...... 35

2.2.2. Deelname aan de opstand ...... 37

2.3. Het lot van de Sogdiërs tijdens en na de rebellie ...... 38

2.4. Het lot van de Sogdiërs in de liu hu zhou ...... 40

2

3. Sogdische invloed onder Oeigoerse Rijk ...... 42

3.1. Een laatste heropleving van Sogdische handel ...... 43

3.2. Het manicheïsme als staatsreligie ...... 44

3.3. Sogdiërs als vertalers tussen het Oeigoerse Rijk en de Tang ...... 46

4. Restanten van Sogdische gemeenschappen ...... 47

5. De ‘last refuge’ ...... 48

Conclusie ...... 49

Bibliografie ...... 50

Bijlagen ...... 57

3

DANKWOORD

Deze masterthesis is het sluitstuk van vier jaar studie Oosterse Talen en Culturen waarbij mijn belangstelling en waardering voor vreemde culturen nog werd vergroot. De keuze van de Sogdiërs als thema van deze scriptie werd bepaald door mijn voorkeur voor de geschiedenis van het Oude China en specifiek de thema’s ‘zijderoute’ en ‘Tang-dynastie’. In de allereerste plaats wil ik mijn promotor Prof. Ann Heirman bedanken voor haar begeleiding en het beantwoorden van vragen, alsook voor haar steun en bemoediging bij de verwezenlijking van deze scriptie. Een speciaal woord van dank voor Dr. Mathieu Torck en Mr. Man voor hun goede raadgevingen. Ook hartelijk dank aan iedereen die deze scriptie heeft nagelezen en verbeterd.

4

INLEIDING

Sweet to ride forth at evening from the wells, When shadows pass gigantic on the sand, And softly through the silence beat the bells Along the Golden Road to Samarkand.1

J. E. Flecker (1884-1915)

Het concept ‘zijderoute’ (sichou zhi lu 丝绸之路) omvat commerciële, religieuze en artistieke uitwisselingen tussen verscheidene volkeren, van het verre Oosten tot het Westen. Het begin van de zijderoute in China kunnen we situeren bij de diplomatieke missies van Zhang Qian 張騫 (195-114 v.o.t) tijdens de Han-dynastie (206 v.o.t.-220). Geleidelijk werden verschillende routes in gebruik genomen, waarbij de handel telkens floreerde in periodes van éénmaking en vrede, met name in de Han 漢 (206 v.o.t.-220), Sui 隋 (581/589-617) en Tang 唐 -dynastie (618-907). Rond het jaar 640 nam de Tang-dynastie de controle over de verschillende oasesteden langs de zijderoute in Centraal-Azië. Dit luidde een periode in van ongekende bloei in de handel en grote culturele uitwisselingen. De Sogdiërs zijn vandaag de dag een onbekend volk, maar vervulden in de geschiedenis van de zijderoute een belangrijke rol. Ze bewoonden het gebied gelegen tussen de Amu Darya en Syr Darya in het huidige Oezbekistan en Tadjikistan. Chinese bronnen verhalen dat ze geboren handelaars waren: “At birth honey was put in their mouths and gum on their hands […] they learned the trade from the age of five […] on reaching the age of twelve they were sent to do business in a neighbouring state.” 2 Hoewel dit wellicht overdreven is, geeft het toch een goed beeld hoe andere volkeren over de Sogdiërs dachten. Geleidelijk aan wisten de Sogdiërs zich te vestigen in alle oasesteden langs de zijderoute tot in het noorden van China. Gedurende de Vroege Tang (618-763) waren zij de grootste groep van ‘Westerse vreemdelingen’. Naast hun belangrijke rol in de handel hadden ze ook op religieus vlak een grote invloed: van vertalers van boeddhistische teksten tot verspreiders van de sanyijiao 三夷教; het zoroastrisme, het manicheïsme en het nestorianisme. Archeologische vondsten in de voorbije 20ste eeuw gaven het startschot voor onderzoek naar dit vergeten volk. Vandaag de dag zijn ze een ‘hot topic’ bij Chinese onderzoekers. De Sogdiërs gaan zo de geschiedenis in als de belangrijkste handelaars langs de zijderoute. Hoewel Indiërs, Perzen, Syriërs en anderen een aandeel hadden, worden de

1 J. C. Squire (uitg.), The collected poems of James Elroy Flecker, New York: A. A. Knopf, 1921, p. 149. 2 N. Sims-Williams, “The Sogdian merchants in China and India”, in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre-islamic period, Leiden: Brill, 2012, p. 241.

5

Sogdiërs beschouwd als diegenen die het grootste aandeel hadden in het welslagen van de zijderoute. Vanaf het jaar 742 kwam er een einde aan deze florissante periode. In Centraal- Azië brak er een periode van oproer uit met verscheidene opstanden. Dertien jaar later brak in China de 安祿山 opstand uit (755-763), wat leidde tot een verdere ontwrichting van de Sogdische handelsmacht. Het eerste deel van deze scriptie handelt over het belang van de Sogdiërs langs de zijderoute. Welke bijdragen leverden zij? Hoe groot was hun invloed? Het tweede deel geeft een antwoord op de centrale vraag van deze scriptie, met name welke gebeurtenissen precies aan de basis lagen van het verval van het Sogdische handelsnetwerk. Hoe kon een eeuwen lang welvarend netwerk verdwijnen? Welk lot hebben de Sogdiërs ondergaan? Deze scriptie focust hoofdzakelijk op de Tang-dynastie (618-907): het begin van de Tang toen de Sogdische handelsmacht zijn hoogtepunt bereikte, de gebeurtenissen die een omwenteling kenden gedurende deze periode, minder nadrukkelijk na de Tang, tot de uiteindelijke ‘verdwijning’ van de Sogdiërs in hoogstwaarschijnlijk de 10de eeuw. Om een volledig begrip te krijgen van de gebeurtenissen die zich op de achtergrond afspeelden, is het raadzaam de tijdlijn (cf. Bijlagen masterthesis) bij het lezen van deze scriptie binnen handbereik te houden.

6

I. HET BELANG VAN DE SOGDIËRS LANGS DE ZIJDEROUTE

1. HET SOGDISCHE HANDELSNETWERK

De Sogdiërs zijn vandaag een ongekend volk, maar ze vervulden een belangrijke rol in de geschiedenis van de zijderoute. Ruim vier eeuwen lang waren ze er de belangrijkste handelaars. Zoals de Xin Tang shu 新唐書 vermeldt begaven de Sogdiërs “ zich overal heen waar ze voordeel konden vinden” (“利所在無不至”).3 Na de vroegste handelscontacten met China tijdens de Han-dynastie ontwikkelde het handelsnetwerk zich tot een hoogtepunt onder de kosmopolitische Tang-dynastie.

1.1. HET BEGIN VAN HET SOGDISCHE HANDELSNETWERK

Eén van de vroegste contacten tussen China en Centraal-Azië wordt vermeld in Chinese bronnen als de Shiji 史記 van Sima Qian 司馬遷 en de Hanshu 漢書. 4 Hoofdstuk 123 van de Shiji en hoofdstukken 61 en 96 van de Hanshu vermelden het verslag van Zhang Qian 張騫 (195-114 v.o.t).5 Zhang Qian was een ambtenaar die in 139 v.o.t door keizer Han Wudi 漢武帝 (reg. 141-87 v.o.t) van de Han 漢 dynastie naar Centraal-Azië werd gestuurd, in de hoop een alliantie aan te gaan met de 月氏, tegen de Xiongnu 匈奴. Deze Xiongnu vormden vanuit de noordelijke steppe, de grootste militaire dreiging. Hoewel de Han dynastie de vrede probeerde te bewaren door het aangaan van diplomatieke huwelijken en het geven van geschenken, bleven plunderingen aanhouden. In 177 v.o.t hadden de Xiongnu de Yuezhi verslagen, die hierdoor gedwongen werden westwaarts te trekken. Enkele jaren later werden

3 Ouyang Xiu 歐陽脩, Xin Tangshu 新唐書 (Nieuwe boek van de Tang), : Zhonghua shuju, 1975, p. 6244. 4 De Shiji 史記 (Optekeningen van de historiograaf) is een compilatie van bestaande bronnen, beginnende van de vroegste tijden tot aan Sima Qian zelf in de Han 汉 dynastie. De Hanshu 漢書 (boek van de Han) begint met de geschiedenis waar Sima Qian eindigde. De belangrijkste auteur Ban Gu 班固 (naast zijn vader Ban Biao 班彪 en zijn zus Ban Zhao 班昭) nam delen van Sima Qian over, maar verbeterde ook fouten en tekortkomingen. J. B. Ter Haar, Het Hemelse Mandaat: De Geschiedenis van Het Chinese Keizerrijk, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009, p. 93-94. 5 Sima Qian 司馬遷, shiji 史記 (Optekeningen van de historiograaf), Beijing: Zhonghua shuju, 1985, p. 3154- 3180. Ban Gu 班固, Han shu 漢書 (Boek van de Han), Beijing: Zhonghua shuju, 1975, p. 2687-2698 (cf. hfdst.61), p. 3873-3902 (cf. hfdst.96). Vertaling hoofdstuk 61 en 96 cf. A. F. P. Hulsewé, China in : the Early Stage: 125 B. C. - A. D. 23. (An annotated translation of chapters 61 and 96 of the History of the Former Han Dynasty), Leiden: Brill 1979.

7 de Yuezhi door deze Xiongnu verder verdreven naar het noordwesten van India, waar ze in het jaar 30 het Kushan Rijk stichtten. 6 Daarom hoopte keizer Wudi op een alliantie met de Yuezhi om samen de Xiongnu aan te vallen. Toen Zhang Qian de Yuezhi bereikte, bleek echter dat ze geen wrok meer koesterden waardoor een mogelijke bondgenootschap spaak liep.7 Zhang Qian maakte tijdens zijn reis kennis met talrijke andere volkeren en toen hij merkte dat allerlei koopwaar werd verhandeld, bracht hij de keizer hiervan op de hoogte. De Shiji vermeldt dat “de keizer weet kreeg van de volkeren in Dayuan 大宛, Daxia 大夏 , Anxi 安息 en andere”.8 Deze plaatsen waren rijkelijk voorzien van exquise producten.9 Hoewel de oorspronkelijke diplomatieke missie haar doel miste, was dit officiële contact met andere volkeren toch baanbrekend. Het was het startschot voor een geleidelijke ontwikkeling van handelsroutes. 10 Na Zhang Qian volgden er nog diplomatieke missies, waarbij zijde eerst als geschenk en later als koopwaar in ruil voor goederen uit het Westen werd verhandeld. De Hanshu vermeldt in dit verband het volgende:

“Er zijn geen leden van de Koninklijke familie of edelen die geschenken brengen. Het zijn allen kooplieden en mannen van lage afkomst. Zij willen hun goederen uitwisselen en handel drijven, onder het voorwendsel van het geven van geschenken.” 11

Nadat de Han dynastie op het einde van de 2de eeuw de Xiongnu had verdreven naar het Noorden, stichtte men aan de grenzen van het rijk garnizoenen. Zo onstond een stabiel klimaat dat een vruchtbare voedingsbodem werd voor een florissante handelsperiode.12 Kunnen we ten tijde van Zhang Qian al spreken van een Sogdische handel? De Ancient letters (cf. infra) dateren met zekerheid Sogdische handel in de 4de eeuw. Vroegere Sogdische bronnen, die handel staven, zijn nog niet gevonden. 13 Daarom raadplegen we hier ook de Shiji en Hanshu.

“Hoewel men in het gebied van Dayuan 大宛 tot ten westen van Anxi 安息 een vreemde taal spreekt, zijn hun gewoonten er grotendeels gelijk en hun taal is onderling verstaanbaar. De

6 J. B. Ter Haar, Het Hemelse Mandaat: De Geschiedenis van Het Chinese Keizerrijk, p. 75. S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, Brussel: Mercatorfonds, 2009, p. 27. 7 J. P. Drege, De zijderoute, Haarlem: Schuyt & Co, 1988, p. 8-9. 8 Dayuan 大宛 refereert naar het gebied Ferghana, Daxia 大夏 naar Bactrië , Anxi 安息 naar het Parthische rijk. cf. Luo Zhufeng 罗竹风, Hanyu da cidian 汉语大词典, Shanghai: Hanyu da cidian chubanshe, 1994, Vol. 2, p. 1351 (cf. Dayuan), Vol. 2, p. 1362 (cf. Daxia) , Vol.3, p. 1322 (cf. Anxi). 9 Sima Qian, shiji, p. 3166. 10 P. B. Ebrey, Cambridge Illustrated , Cambridge: Cambridge University Press, 1996, p. 69. P. B. Ebrey et al., East Asia: a cultural, social, and political history, Boston: Houghton Mifflin, 2006, p. 60-61. 11 Eigen vertaling J. M., cf. Ban Gu, Han shu, p. 3886. 12 S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 18. 13 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, Leiden: Brill, 2005, p. 13.

8

mannen hebben allemaal diepliggende ogen, baarden en bakkebaarden. 14 Ze zijn bovendien bekwaam in het voeren van handel en zullen afdingen tot de laatste cent.” 15 (Eigen onderstreping J. M. )

Enkel Sogdië bevond zich “op de weg van Dayuan naar Anxi” 自大宛以一西至安息. Uit deze passage blijkt dus dat China reeds in de Han-dynastie de Sogdiërs beschouwde als ervaren handelaars. De Sogdiërs hadden reeds een aandeel in de ruilhandel tussen China en de westelijke gebieden, ontstaan na de missie van Zhang Qian. De Hanshu verhaalt namelijk over een Sogdiër die zijn zonen stuurt naar het hof van de Han-dynastie. 16 De Hou Hanshu 後 漢書 geeft ook duiding over Sogdiërs die paarden uit Ferghana 17 als een geschenk aan China gaven om het handelsverkeer te bevorderen.18 Na deze en andere passages uit de Shiji en Hanshu zijn tot aan de ‘Sogdian ancient letters’ (cf. infra) bronnen, die Sogdische handelaars attesteren, schaars. 19 Daarom kunnen we tot aan de 4de eeuw niet met zekerheid zeggen in welke mate de Sogdiërs een aandeel hadden in de handel en culturele uitwisseling langs de zijderoute. Vermoedelijk stonden ze nog langs de zijlijn. De belangrijkste kooplieden in de beginperiode van de zijderoute waren namelijk de Parthen, Bactriërs en Indiërs, culturen die hun eigen positie volop aan het uitbreiden waren. 20 De Parthen kregen in 117 v.o.t de controle over de zeeroutes naar Rome. 21 De Bactriërs en Indiërs bouwden hoofdzakelijk een netwerk uit tussen China en India, een Sino-Indische handelsroute doorheen het Pamir- gebergte en Bactrië. India kende toen een grote bloei onder de Kushans, 22 wat bijdroeg tot het

14 Westerse mannen uit Centraal-Azië worden door China voorgesteld met ‘diepliggende ogen en baarden’ om zo ‘de vreemdeling’ uit te drukken. (cf. Bijlage 1) cf. Rong Xinjiang 荣新江, “New light on Sogdian Colonies along the Silk Road: Recent Archaeological Finds in Northern China”, in BBAW Berichte und Abhandlungen Bd. 10, Berlin, 2006, p. 155-156. 15 Eigen vertaling J. M., cf. Sima Qian, Shiji, p. 3174. 16 A. F. P. Hulsewé, China in Central Asia: the Early Stage: 125 B. C. - A. D. 23.(An annotated translation of chapters 61 and 96 of the History of the Former Han Dynasty), p. 128. 17 Het gebied Ferghana (Dayuan 大宛) stond bekend om het fokken van paarden. Deze paarden waren één van China’s vroegste import en worden ook ‘heavenly horses’ genoemd. cf. B. Watson, Records of the Grand Historian by Sima Qian, Vol. II, New York: Columbia University Press, 1961, p. 135. 18 J. Rose, “The Sogdians: Prime movers between Boundaries”, in Comparative Studies of South Asia, Africa and the Middle East, Vol. 30, No. 3, 2010, p. 411. 19 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 61. 20 Het Sogdische lexicon bevat verscheidene Bactrische en Indische leenwoorden, wat getuigt dat de Sogdiërs met Indiërs en Bactiërs in contact traden en dus ook in het handelscircuit aanwezig waren. Vanuit oude Sogdische documenten zoals de ‘Ancient letters’ heeft men verscheidene leenwoorden met commerciële context uit het Sanskrit achterhaald. Bijvoorbeeld: s’rth ‘karavaan’ van het Sanskrit sārtha सा셍थ, rtn ‘juweel’ van het Sanskrit ratna र配न. cf. H. R. Baghbidi, “Iranian & Indian languages in contact”, in Ōsakadaigaku sekai gengo kenkyū sentā ronshū 大阪大学世界言語研究センター論集, 2009, p. 39. 21 J. Rose, “The Sogdians: Prime movers between Boundaries”, p. 411. 22 Het Kushan Rijk omvatte op zijn hoogtepunt het noordwesten van India, delen van Centraal-Azië en het huidige Afghanistan. Het fungeerde in de beginperiode van de zijderoute als belangrijk centrum van

9 succes van de zijderoute. Na de glorietijd van Bactrië verschoven de handelsroutes meer naar het noorden, wat duidt op een toenemende dominantie van de Sogdiërs. 23

1.1.1. DE ‘ANCIENT LETTERS’

De belangrijkste primaire bron, die de aanwezigheid van Sogdische handel bevestigt, zijn de zogenoemde ‘Sogdian Ancient Letters’.24 In 1907, tijdens een expeditie van Aurel Stein (1862-1943), 25 werden acht brieven opgegraven in een wachttoren ongeveer 90 km ten westen van Dunhuang 敦煌. De exacte datering was moeilijk te achterhalen en leidde tot controverse tussen de onderzoekers. Op basis van een vermelding van de plundering van 洛陽 26 dateert men deze brieven in het jaar 313.27 Deze brieven, waarvan er vijf volledig intact teruggevonden zijn, getuigen van de communicatie tussen Sogdische handelaars onderling, alsook met hun familie. Brief I en III werd geschreven door een Sogdische vrouw, genaamd Miunai en handelt over haar persoonlijke leven. De ene brief is gericht aan haar moeder, Catisa, de andere aan haar echtgenoot, Nanai-dhat. Brief II, IV en V zijn louter commercieel van aard en bevatten unieke details over de handel in verschillende goederen. Deze beschrijven de handel in wollen kledij, muskus (brief II), goud, wijn (brief IV), peper, zilver en kamfer (brief VI). De brieven vertellen ons meer over de vroegste geschiedenis van de Sogdische migratie en hun nederzettingen langs de zijderoute. Brief V

Euraziatische uitwisseling. cf. B. A. West, Encyclopedia of the peoples of Asia and Oceania, New York: Infobase publishing, 2009, p. 435. 23 E. De La Vaissière, “Central Asia and the Silk Road”, in F. Johnson (uitg.), The Oxford Handbook of Late Antiquity, New York: Oxford University Press, 2012, p. 148. 24 Tot voor kort werden deze brieven als oudste vondst in de Sogdische taal beschouwd, maar sinds de ontdekking van enkele fragmenten in Kultobe (zuiden van Kazakhstan) is N. Sims-Williams van mening dat deze een oudere datering kennen. Deze fragmenten zijn echter te schaars om veel informatie uit te halen. cf. V. Hansen, The Silk Road, a new history, p. 116. 25 Aurel Stein is één van de door P. Hopkirk genoemde ‘foreign devils on the silk road’. Tussen 1902 en 1914 begon een race naar de schatten van de zijderoute en verscheidene expedities uit verschillende landen namen hierin het voortouw. Deze leden van de expeditie en later opgravers van schatten langs de zijderoute, worden vaak ‘rovers van de zijderoute’ genoemd aangezien hun legaliteit valt te betwijfelen. Befaamde rovers zijn onder andere Sven Hedin afkomstig uit Zweden, Aurel Stein uit Groot-Brittanië, Albert von Le Coq uit Duitsland en Paul Pelliot uit Frankrijk. cf. P. Hopkirk, Foreign devils on the silk road New York: The Oxford University Press, 1980, p. 2-3. 26 In het jaar 190, 311 en 535 is er een plundering geattesteerd in Luoyang. Op basis van paleografie waren onderzoekers in staat het jaar 535 uit te sluiten. De verdere gebeurtenissen waarvan in de brieven melding wordt gemaakt, zoals hongersnood, vlucht van de keizer, etc… konden echter van toepassing zijn voor beide datums. Aangezien de specifieke details van de gebeurtenissen nauwer verband houden met het jaar 311, stelde W. B. Henning de datering van de brieven op het jaar 313. Zijn hypothese wordt door de meerderheid van onderzoekers gevolgd. cf. W. B. Henning, “The Date of the Sogdian Ancient Letters”, in Bulletin of the School of Oriental and African Studies, University of London, Vol. 12, No. 3/4, Cambridge: Cambridge University Press, 1948, p. 602-604. 27 W. B. Henning “The Date of the Sogdian Ancient Letters”, p. 602-604.

10 beschrijft de lokale handel in het huidige 甘肃, terwijl brief II duidelijk wijst op het bestaan van een wijdverbreid netwerk. Brief II werd namelijk geschreven door Nanaivandak en was gericht aan zijn handelspartners in Samarkand. De auteur berichtte hen over de handel en de politieke toestand in China. In het bijzonder over de Xiongnu die de hoofdstad Luoyang bezetten, de keizer gevangen namen en de stad plat brandden.28 Naast deze Ancient letters zijn er in de vorige eeuw tal van archeologische ontdekkingen gedaan die belangrijk zijn voor onze kennis over de Sogdische handel. Zo zijn er Chinese documenten gevonden in Turfan, meer bepaald in Astana (Asitana 阿斯塔那)29 en Karakhoja (Halahezhuo 哈拉 和卓) en manuscripten in Dunhuang. 30 Met de groeiende modernisering in China, heeft men vooraleer nieuwe bouwwerken van start gingen eerst vele graven blootgelegd. De vele artefacten en Chinese inscripties, gevonden in graven in het noorden van China, geven ook meer inzage in de Sogdische handel.31 Eind jaren ’80 kwam er een toename in studies over de Sogdiërs, waarbij twee nieuwe tijdschriften, The Bulletin of the Asia Institute, (USA, sinds 1987) en Silk Road Art and Archeolgy (Japan, sinds 1990) een belangrijke rol speelden. F. Grenet benadrukt dat deze stroomversnelling in het onderzoek een gevolg was van een betere communicatie tussen onderzoekers evenals van het recent herkennen en erkennen van de belangrijke rol van de Sogdiërs in de culturele geschiedenis van vooral de Sui 隋 (581/589-617) en Vroege Tang periode. 32 In het begin van de 21ste eeuw markeren vervolgens twee hoogstaande werken een doorbraak in hedendaags Sogdisch onderzoek: het werk van E. De La Vaissière, Histoire des marchands sogdiens 33 en Rong Xinjiang 荣 新 江 , Zhonggu zhongguo yu wailai wenming 中 古 中 国 与 外 来 文 明 (Middeleeuws China en buitenlandse beschavingen). Naar deze werken wordt in deze scriptie vaak verwezen.

28 V. Hansen, “New work on the Sogdians, the most important traders on the silk road, AD 500-1000”, in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre-islamic period, Leiden: Brill, 2012, p. 330. S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 79. E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 43-52. 29 Onder de 27 000 fragmenten gevonden in Astana is er een lijst van belastingen daterend van 620. Deze tekst geeft een goed beeld van de identiteit van de handelaars. Van de 35 handelsovereenkomsten is in 29 gevallen een Sogdiër betrokken, in 13 gevallen is zowel de koper als verkoper een Sogdiër. cf. E. De La Vaissière, “Central Asia and the Silk Road”, p. 152. 30 J. K. Skaff, “The Sogdian Trade Diaspora in East Turkestan during Seventh and Eight Centuries”, in Journal of the Economic and Social History of the Orient, Leiden: Brill, Vol.46, No.4, 2003, p. 477. 31 Rong Xinjiang, “New light on Sogdian Colonies along the Silk Road: Recent Archaeological Finds in Northern China”, p. 149,152. 32 F. Grenet, “The Pre-Islamic Civilization of the Sogdians (seventh century BCE to eight century CE): A Bibliographic Essay (studies since 1986)”, in D. Waugh, The Silk Road, Vol. 1, Nr. 2, Dec. 2003, p. 28. 33 In de Engelse vertaling door James Ward is dit boek bekend onder de titel Sogdian Traders, a history.

11

1.1.2. SOGDIË ALS COMMERCIEEL DOORGEEFLUIK

Sogdië was gelegen tussen twee natuurlijke grenzen, de rivieren Syr Darya en de Amu Darya, in wat het huidige Oezbekistan en Tadjikistan is.34 Deze twee grote stromen zijn ook gekend onder hun Griekse benaming, respectievelijk de Jaxartes en de Oxus. Vandaar komt ook de naam Transoxianië, ‘het land achter de Oxus’.35 Sogdië maakte deel uit van dit gebied Transoxianië, waartoe Bactrië (ten zuiden) en Chorasmië (ten noordwesten) ook behoorden. 36 Ten noordoosten van Sogdië lag de Ferghana vallei. In het zuidwesten grensde het aan het Iraanse plateau. (cf. Bijlage 2) De Sogdiërs, steeds overheerst door andere volkeren,37 hebben elke vreemde overheersing ondergaan, maar zelf nooit een ééngemaakt rijk uitgebouwd. Hun gebied was een lappendeken dat bestond uit negen grote stadstaten, waarvan Samarkand, kangguo 康國, de economische hoofdstad was. 38 (cf. Bijlage 3) Dit lappendeken van stadstaten was een gevolg van het geografische karakter van dat gebied: oasen lagen verspreid tussen woestijn en steppegebied.39 In Chinese bronnen verwijst men telkens naar de Sogdiërs door middel van patroniemen, verwijzend naar deze negen stadstaten. Dit was gebruikelijk voor de transliteratie van een buitenlandse naam. Zo zijn er zeven familienamen bekend die doorgaans werden gebruikt, namelijk Kang 康 , An 安, Cao 曹, Mi 米, He 何, Shi 史 en Shi

石.40 Men gebruikte dus kang 康 om te verwijzen naar iemand die uit Samarkand afkomstig

34 Wang Xianhui, “Anshi zhi luan qian ru hua suteren zai xiyu hexi de nongmuye shengchan” , p. 22. 35 B. De Cordier, Een geschiedenis van Centraal-Azië, Leuven: Acco, 2012, p. 23. 36 E. Yarshater et al., The Cambridge history of Iran, Vol. 3, Cambridge: Cambridge University Press, 1983, p. 148. 37 De Pers Cyrus II de Grote veroverde Sogdië in 545 v.o.t., waardoor het geïntegreerd werd in het Achaemenidische rijk. Alexander de Grote veroverde in 329 v.o.t Sogdië. De Sogdiërs konden de Griekse aanval niet weerstaan waarna de lokale bevolking grotendeels werd vermoord of tot slaaf gemaakt. Later werd Sogdië door de Seleuciden, de Yuezhi, de Kushans, de Hephthalieten en de Turken veroverd. cf. F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, Los Angeles: University of California Press, 2002, p. 66. Rong Xinjiang 荣新江, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming 中古中国与外来文明 (Middeleeuws China en buitenlandse beschavingen), Beijing: Sanlian shudian, 2001, p. 19. 38 De negen stadstaten zijn Kangguo 康國 (Samarkand), Anguo 安 国 (Bukhara), Dongcaoguo 东 曹 国 (Sutrushana of Ushrusana), Caoguo 曹国 (Kaputana), Xicaoguo 西曹国 (Ishitikhan), Miguo 米国 (Maymurgh), Heguo 何国 (Kushanika), Shiguo 史国(Tashkent) en Shiguo 石国 (Chach). cf. Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo y wailai wenming, p. 19. 39 E. Knobloch, Beyond the Oxus: archaeology, art & architecture of Central Asia, Totowa: Rowman & Littlefield, 1972, p. 9. 40 Enkel de achternaam Mi 米 werd uitsluitend voor Sogdiërs gebruikt. De andere namen werden ook door Chinezen of andere nationaliteiten gebruikt, maar deze zeven gebruikelijke achternamen gecombineerd met hu 胡 wijst op een Sogdische afkomst. Verder worden Sogdiërs in Chinese bronnen ook vermeld als Jiuxing-Hu 九 姓胡, Zazhong-Hu 雜種胡 en Sute-Hu 粟特胡. De term Sute 粟特 is nog steeds de hedendaagse benaming om Sogdiërs aan te duiden. cf. E. G. Pulleyblank, “A Sogdian Colony in Inner Mongolia”, in T’oung Pao,Vol. 41, p. 320-323.

12 was, etc… 41 De boeddhistische pelgrim Xuanzang 玄奘 42 (602-664) vermeldde over de stadstaten van Sogdië het volgende:

“The precious merchandise of many foreign countries is stored here. The soil is rich and productive and yields abundant harvests. The forest trees afford a tick vegetation and flowers and fruit are plentiful. Shen horses are bred here. The inhabitants’ skill in the arts and trades exceeds that of other countries.” 43

Of Sogdië nu overheerst werd door de Hephtalieten of de Turken, de bezetters steunden telkens de handelsactiviteiten en zorgden voor veilige routes waardoor ze uit dit veroverde gebied een groot voordeel konden halen. 44 De muurschilderingen in tempels, paleizen en gewone huizen opgegraven in Panjikent en Samarkand geven een goed beeld weer van de Sogdische levensstijl. De religieuze afbeeldingen zijn lokale varianten van het zoroastrisme met een duidelijke Indische invloed, aangevuld met epische afbeeldingen van strijdgevechten, banketten, jachttaferelen, muzikanten, etc…45 Opmerkelijk is evenwel dat de Sogdische kunstuitingen niet getuigen van handelsactiviteiten. De Franse archeoloog F. Grenet vat het als volgt samen: “In the whole of Sogdian art there is not a single caravan, not a single ship, except in the pleasure boats of the Chinese empress.” 46 Desalniettemin bevond Sogdië zich volgens N. Sims-Williams in een driehoeksnetwerk met China en Indië. Sinds de opbouw van de Karakorum Highway (KKH) in de jaren ‘50, de weg die de provincie Xinjiang met Pakistan verbindt doorheen het Karakorumgebergte, zijn verscheidene rotsinscripties ontdekt in het noorden van Pakistan. Zo zijn er in het gebied langs de Indus rivier tussen Chilas en Shatial meer dan 600 korte inscripties gevonden. In het dorpje Shatial zijn maar liefst 90% van de inscripties in de Sogdische taal. Volgens K. Jettmar was dit de plaats bij uitstek waar Sogdiërs hun producten ruilden met Indische handelaars. Deze inscripties zijn op basis van de paleografie gedateerd tussen de 4de en 6de eeuw. N. Sims-Williams trekt hieruit de volgende conclusie: “The Sogdians were engaged both in the trade between India and Sogdiana and in that between

41 Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo y wailai wenming, p. 12. J. K. Skaff, “The Sogdian Trade Diaspora in East Turkestan during Seventh and Eight Centuries”, p. 478-479. 42 Xuanzang 玄奘 (602-664) was een boeddhistische monnik, reiziger en vertaler van boeddhistische teksten. Hij vertrok op 27 jarige leeftijd, tegen de wil van keizer Taizong 太宗 (reg. 629-649) vanuit China naar India, het heilige land van het boeddhisme. Hij maakte doorheen zijn reis kennis met verscheidene volkeren en passeerde doorheen verscheidene oasesteden langs de zijderoute tot hij uiteindelijk na 16 jaar terugkeerde naar China. cf. S. H. Wriggins, The Silk Road journey with Xuanzang, Colorado: Westview Press, 2004, p. 2-3. 43 S. Whitfield, Life around the Silk Road, London: Murray, 2004, p. 27. 44 J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, in A. L. Juliano, J. A. Lerner, Monks and Merchants: Silk road treasures from Northwest China, New York: Abrams, 2001, p. 222. 45 J. Kalter et al., Uzbekistan: Heirs to the Silk Road, Londen: Thames and Hudson, 1997, p. 44. 46 F. Grenet, “The self-image of the Sogdians”, in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre- islamic period, Leiden: Brill, 2012, p. 267.

13

India and China.” 47 Daarenboven bevond Sogdië zich ook in het brandpunt van de handelsroutes tussen China en het Westen. 48 Tijdens het Sassanidische Rijk (225-651) monopoliseerden de Perzen de handelsroutes door Iran richting de handelscentra in Byzantium. Na verschillende pogingen van de Sogdiërs om met de toestemming van de Sassaniden rechtstreeks met het Westen handel te drijven, slaagden ze er onder het Turkse Rijk (cf. liu hu zhou) in een handelsovereenkomst te sluiten. In 568 begaf een Turks- Sogdische missie, geleid door de Sogdiër Maniakh, zich naar Constantinopel, met als resultaat de opening van een handelsroute doorheen het Kaukasusgebergte langs Iran.49 Het is echter onzeker in hoeverre Sogdiërs handel dreven met het Westen. V. Hansen is van mening dat de handel langs de zijderoute voornamelijk lokale handel was. In haar eigen woorden vermeldt ze het als volgt: “Even the most ardent believer in a high-volume, frequent trade must concede that there is little empirical basis for the much vaunted Silk Road trade.” 50 De meerderheid van de Sogdische kooplieden dreef dus eerder op een kleine schaal handel.

1.2. HET SOGDISCH HANDELSNETWERK OP ZIJN HOOGTEPUNT

Tijdens het hoogtepunt van de Sogdische handelsperiode kunnen we het Sogdische handelsnetwerk en de zijderoute nagenoeg als synoniemen gebruiken. De benaming ‘zijderoute’ werd in 1877 voor het eerst gebruikt door de Duitse geograaf Ferdinand von Richthofen (1833-1905) om dit gehele netwerk van handelsroutes aan te duiden.51 Hoewel Von Richthofens benaming toepasselijk is, gezien zijde de meest gevraagde handelswaar was, werd er nog menig ander koopwaar verhandeld. De zijderoute besloeg ook niet één, maar verscheidene routes, waarvan twee hoofdroutes reeds in de Han-dynastie in gebruik waren. De eerste vertrok aan de middenloop van de gele rivier, liep noordwaarts door Mongolië en Zuid-Siberië tot in Centraal-Azië, waarna de route splitste in twee wegen. De ene richting Zuid-Perzië, de andere richting Noord-Perzië. Deze route was nooit onder controle van een

47 N. Sims-Williams, “The Sogdian merchants in China and India”, p. 244-246. 48 J. Rose, “The Sogdians: Prime movers between Boundaries”, p. 414. 49 J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, p. 223. A. Masaharu, “Aspects of Sogdian Trading Activities under the Western Turkic State and the Tang Empire”, in Journal of Central Eurasian Studies, Vol. 2, 2011, (p. 25–40), p. 27. 50 V. Hansen, The Silk Road: A new history, New York: Oxford University Press, 2012, p. 238. 51 F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, p. 9.

14

Chinese dynastie. De tweede route vertrok vanuit Chang’an 長安, 52 westwaarts naar Jincheng 金城 (Lanzhou) en verder langs verscheidene oasesteden zoals het bekende Dunhuang 敦煌 tot in Loulan 樓蘭. Daar splitste de route in een noordelijke route die langs de bekende oasesteden Hami 哈密, Turfan 吐魯番 en Kucha 龜茲 naar Shule 疏勒 (Kashgar) liep en een zuidelijke route die via Charkhlik 若羌, Cherchen 且末, Niya 尼雅, Yutian 於田 (Keriya), Hetian 和田 (Khotan) en Yarkand 莎車 ook in Shule (Kashgar) eindigde. Vanuit Kashgar waren er verscheidene routes door Centraal-Azië die verder liepen tot in Europa, Afrika en Zuid-Azië. Dit toont een duidelijk mondiaal handelsnetwerk met tal van vertakkingen. 53 (cf. Bijlage 4) Dit wijdvertakte netwerk gaat doorheen gebieden van verschillende volkeren die allemaal in een zekere mate een handelsactiviteit uitoefenden. Het Sogdische handelsnetwerk ontwikkelde zich stelselmatig tot een hoogtepunt onder de Vroege Tang (618-763), dat door historici gezien wordt als een culminatie in de Chinese geschiedenis. Het was een Gouden Eeuw waarin, wetenschap, kunst, literatuur en handel floreerden.54 Deze periode kenmerkte zich door grote gebiedsexpansie. In westelijke richting slaagde keizer Taizong 太宗 (reg. 629-649) erin geheel Centraal-Azië tot in Kashgar te onderwerpen. In noordelijke richting nam de Tang delen van Mantsjoerije en Korea in. 55 (cf. Bijlage 5) In Sogdië werden handelsposten opgesteld in onder meer Samarkand, Tashkent en Bukhara. Dit ééngemaakte rijk zorgde voor een ongekende bloei van de zijderoute. Het was vanaf het jaar 755, bij het ontketenen van de An Lushan rebellie dat het Sogdische netwerk begon uiteen te vallen. Dankzij de Sogdische handelaars kwam China in contact met nooit eerder geziene producten, waaronder vele luxe producten afkomstig uit het Westen zoals Sassanidisch zilver, zeldzame vogels, edelstenen, juwelen, etc… maar ook ongekende etenswaren. Het boek ‘Sino-Iranica’ van B. Laufer spreekt van enkele etenswaren die door middel van de Sogdiërs specifiek in China geïntroduceerd werden. Eén van de eerste producten waren bijvoorbeeld de

52 Het vertrekpunt veranderde naargelang het belangrijkste centrum van de heersende dynastie. Chang’an was een belangrijk centra tijdens de Han en Tang-dynastie, maar ook Luoyang 洛陽, Pingcheng 平城 (Datong), Bianliang 汴梁 (Kaifeng) en Dadu 大都 (Beijing) zijn eens belangrijke centra van de zijderoute geweest. cf. S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 29. 53 F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, p. 12. S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 28-29. 54 P. B Ebrey, Cambridge Illustrated History of China, p. 118-121. 55 B. Dessein et al., China, een maatschappelijke en filosofische geschiedenis van de vroegste tijden tot de twintigste eeuw, Gent: Academia Press, 2008, p. 80-81.

15 druif en alfalfa 56. Onder keizer Taizong 太宗 van de Tang (reg. 629-649) werd een vrucht genaamd huangtao 黄桃 of jintao 金桃 ingevoerd. De Tang hui yao 唐會要 vermeldt namelijk dat in het jaar 647 Sogdische handelaars deze vrucht in de vorm van een ganzenei en goud van kleur in China introduceerden.57 Deze vruchten worden ook wel de ‘golden peaches of Samarkand’ genoemd. 58 Ook veel andere vruchten, zoals granaatappel, komkommer, walnoten, etc... , werden meer en meer verhandeld. Dit voedsel werd sindsdien in China geteeld en verrijkte zo het dagelijkse leven. Deze handelswaren werden geruild voor onder andere jade, zijde, Chinese specerijen, bont, goud, en andere producten getransporteerd vanuit het Oosten.59 De handel was dus gefocust op goederen van hoge waarde. De handelaars reisden met lastdieren, zoals paarden, ezels en kamelen die door slaven werden gedreven.60 61 Met een guosuo 過所 bewijs werden Sogdiërs toegelaten om handel te drijven in China. Dit guosuo had geen tijds- of ruimtebeperking waardoor men zich in het gehele Tang rijk vrij kon verplaatsen. 62 Er waren handelaars die van Sogdië tot in Chang’an, circa 3500 km, kwamen om handel te drijven. De meeste handelaars legden veel kortere afstanden af. Zo wordt bijvoorbeeld Shi Jisi 史計思 vermeld die 200 schapen en zes koeien van Luntai 輪臺 naar Turfan dreef om daar te verkopen, wat een afstand van 200 km was.63 De Sogdiërs waren niet de enige actieve handelaars gedurende de Tang-dynastie. Tot het midden van de 6de eeuw ontwikkelde bijvoorbeeld het Sassanidische Rijk maritieme handelsroutes met het Oosten. Toen Khosro I (reg. 531-579) op de troon kwam en een gecentraliseerd bestuur ontwikkelde, slaagde de Sassaniden erin meer invloed op de landroutes te krijgen. In de Vroege Tang-dynastie kregen de Sassaniden een bijna even groot aandeel in de handel als de Sogdiërs.64 Niet alleen de Sassanidische Perzen maar ook Indiërs

56 In het Oude Iran was alfalfa een belangrijk gewas. cf. B. Laufer, Sino-Iranica, Taipei: Ch’eng Wen publishing company, 1973, p. 209. 57 Wang Pu 王溥, Tang hui yao 唐會要 (Verzamelde essenties van de Tang), Beijing: Zhonghua shuju, 1998, p. 1774-1775. 58 B. Laufer, Sino-Iranica, p. 379. 59 F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, p. 67., S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 29. 60 J. K. Skaff, “The Sogdian Trade Diaspora in East Turkestan during Seventh and Eight Centuries”, p. 506. 61 De Sogdiërs voerden bovendien ook handel in slaven. Zowel Chinese als Sogdische contracten van Turfan tonen aan dat deze handel heeft plaatsgevonden. Slavernij werd aanvaard in zowel de Sogdische als de Chinese maatschappij. cf J. K. Skaff, “The Sogdian Trade Diaspora in East Turkestan during Seventh and Eight Centuries”, p. 506. 62 M. Arakawa, “Sogdian merchants and Chinese Han merchants during the ”, in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême-Orient, 2005, p. 232-234. 63 J. K. Skaff, “The Sogdian Trade Diaspora in East Turkestan during Seventh and Eight Centuries”, p. 505-506. 64 J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, p. 224.

16 en Bactriërs sloten zich aan bij de Sogdische karavanen.65 Op het einde van de 8ste eeuw, toen de zijderoute over land een dieptepunt bereikte, verschoven de Chinese economische centra naar het zuiden waardoor de handel langs zeeroutes meer prominent op de voorgrond trad. De Perzische handelaars 66 waren de belangrijkste handelaars langs de zeeroutes. De inlandse routes bleven daardoor desolaat achter tot een lichte heropleving onder het Mongoolse Rijk (1271/1279-1368).67 De Euraziatische uitwisseling vitaliseert op zijn toppunt niet alleen de economie, ook artistiek was er een duidelijke beïnvloeding. China kwam bijvoorbeeld in aanraking met Centraal-Aziatische muziek, instrumenten en verscheidene soorten dans. 68 Dansers uit Samarkand en Shash (Tashkent) waren de entertainers aan het Chinese hof. Ze voerden de Sogdische dans op die bekend stond als 胡旋舞 huxuan wu, de “Sogdian whirl”. 69 De dichter

Bai Juyi 白居易 (772-846) beschrijft het als volgt:

“Iranian whirling girl, Iranian whirling girl At the sound of the string and drums, she raises her arms, Like swirling snowflakes tossed about, she turns in her twirling dance. Whirling to the left, turning to the right, she never feels exhausted.” 70

Een bronzen beeldje daterend uit de Tang-dynastie toont zo een Sogdische danser, balancerend op één been en getooid in kledij met lange mouwen. Op zijn rug draagt hij twee kalebassen wat op zijn rondreizende status wijst. 71 (cf. Bijlage 6)

65 N. Sims-Williams veronderstelt dit omdat hun Indische en Bactrische namen voorkomen in Sogdische inscripties, cf. N. Sims-Williams, “The Sogdian merchants in China and India”, p. 246. 66 Tegen die tijd was het Perzische Rijk van de Sassaniden veroverd door de Arabieren en werd een groot deel van die overzeese handelsroutes gecoördineerd door Arabische heersers. cf. J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, p. 224. 67 E. De La Vaissière, “Central Asia and the Silk Road”, p. 158. E. De La Vaissière, “Sogdians in China: A short history and some new discoveries”, in D. Waugh, The Silk Road, Vol. 1, nr. 2, Dec. 2003, p. 26. 68 P. B. Golden, Central Asia in world history, New York: Oxford University Press, p. 41. 69 Zhang Qingjie 张庆捷, “Beichao sui tang Sute de huxuan wu” 北朝随唐粟特的胡旋舞 (De Sogdische huxuan wu in de Noordelijke dynastiën, Sui en Tang-dynastie) in Suteren zai zhongguo: lishi, kaogu, yuyan de xin tansuo 粟特人在中国历史考古语言的新探索, Beijing: Zhonghua shuju, 2005, p. 390. 70 Fragment uit het gedicht “胡旋女” (Iranian Whirling Girls), Engelse vertaling cf. V. Mair, The Columbia anthology of traditional Chinese literature, New York: Columbia University Press, 1994, p. 486. 71 A. L. Juliano, J.A Lerner, Monks and Merchants: Silk Road treasures from Northwest China, New York: Abrams, 2001, p. 254.

17

2. VAN SOGDISCH HANDELSNETWERK TOT SOGDISCHE GEMEENSCHAPPEN

Het Sogdische handelsnetwerk was gedeeltelijk uitgebouwd in de 4de eeuw waarbij men zich ging vestigen in verscheidene oasesteden langs de zijderoute. Onder de Sogdiërs onderscheiden we twee groepen: de xinghu 兴胡 en de shanghu 商胡. De xinghu zijn diegenen die zich in het Chinese Rijk hadden gevestigd en daar geregistreerd waren. De shanghu daarentegen zijn de rondtrekkende handelaars. 72 In de ‘Sogdian Ancient letters’ wordt melding gemaakt van Sogdische gemeenschappen in de 4de eeuw in Dunhuang 敦煌, Jiuqian 酒泉, Guzang 姑臧, Lanzhou 蘭州 en Luoyang 洛陽.73 Politieke verdeeldheid in China leidde ertoe dat Sogdische handelaars zich in hachelijke omstandigheden bevonden. Zo werden in 439 Sogdische handelaars gevangen genomen tijdens de inname van Guzang door de Noordelijke Wei 北 魏 dynastie (386-534). Ze werden slechts vrijgelaten nadat een Sogdische koning in 452 een losprijs had betaald. 74 Na de unificatie van Centraal-Azië onder de Turken en de ééngemaakte rijken van Sui 隋 en Tang kende de Sogdische handelsmacht een grote bloei. Die bloei is onlosmakelijk verbonden met wat P. D. Curtin een “handelsdiaspora” noemt. 75 Voor het verzekeren van een continue doorstroming van het Sogdische handelsnetwerk gingen de handelaars zich in de oasesteden vestigen. Gaandeweg ontwikkelde er zich een eigen gemeenschap.76 Deze gemeenschappen varieerden in grootte, maar er is bewijs van Sogdische aanwezigheid in alle belangrijke oasesteden.77 Rong Xinjiang 荣新江, slaagde erin om met behulp van Chinese bronnen en archeologische vondsten de reiswegen waarlangs de Sogdiërs China binnen zijn gekomen te traceren. De Sogdische shanghu kwamen Noord-China binnen via de Hexi 河西 corridor: via Jiuquan 酒泉, Wuwei

72 Huangchuan Zhengqing 荒川正晴, Chen Haitao 陈海涛, “Tangdiguo he suteren de jiaoyi huodong” 唐帝国和 粟特人的交易活动 (De handelsactiviteit van de Sogdiërs ten tijde van de Tang-dynastie), Dunhuang yanjiu, 敦 煌研究 , 2002, p. 81. E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 131. 73 J. K. Skaff, “The Sogdian Trade Diaspora in East Turkestan during Seventh and Eight Centuries”, p. 483. 74 Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo y wailai wenming, p. 69-70. 75 P. D. Curtin, Cross-cultural Trade in World History, Cambridge: Cambridge University Press, 1984, p. 1-3. 76 We kunnen een parallelle vergelijking trekken met de Oud-Assyrische kolonie in Kanish die floreerde in de 19de eeuw v.o.t als een handelscentrum in Noord-Mesopotamië. De handelaars waren georganiseerd in een karum. Deze karum was zowel handelscentrum als de gemeenschap van de handelaars. Aan het hoofd hiervan stond een leider, die eveneens als tussenpersoon fungeerde met de centrale overheid. cf. M. Larsen, “Commercial Networks in the Ancient Near East”, in M. Rowlands et al. (uitg.), Centre and Periphery in the Ancient World, Cambridge: Cambridge University Press, 1987, p. 49. 77 cf. Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo y wailai wenming, p.40-110 of in vertaling Rong Xinjiang 荣新江, “The migrations and settlements of the sogdians in the Northern Dynasties, Sui and Tang” ” in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre-islamic period, Leiden: Brill, 2012, p. 338-382 voor een volledige uiteenzetting van Sogdische vestigingen in de oasesteden. 18

武威, Guyuan 固原 tot aan Chang’an 長安.78 (cf. Bijlage 7) Hij kwam tot de conclusie dat de meesten in de steden Luoyang en Chang’an 79 gevestigd waren. Daarom worden de Sogdiërs beschouwd als het meest invloedrijke volk gedurende de Tang-dynastie.80 Aan het hoofd van een gemeenschap stond een sabao 薩保.81 De term sabao, wat oorspronkelijk ‘karavaanleider’ betekent, duidde de leider van een Sogdische gemeenschap aan. Omdat de Sogdiërs hun zoroastrische praktijken onderhielden (cf. infra) vervulde de sabao zowel een politieke als een religieuze functie. 82 Zo was An Jia 安伽 bijvoorbeeld de sabao van Tongzhou 同州 (Dali, ) gedurende de Noordelijke Zhou (557-581). Iconografische voorstellingen, gevonden in zijn graf, stellen hem voor met zijn zoon. Daaruit concludeerde Rong Xinjiang dat het statuut van sabao van vader op zoon doorgegeven werd.83 De Sogdiërs hadden dus hun eigen leider en hun eigen wetten.84 In de 7de eeuw was er een omwenteling in de positie van de Sogdische gemeenschappen in China. De sabao werd in de Chinese administratie opg enomen met de bedoeling de controle over de Sogdische gemeenschappen te verstevigen. De Sogdiërs werden zo baixing 百姓, geregistreerde en permanente inwoners. Later werden de Sogdische vestigingen ook geïncorporeerd in het xiang-li 郷里85 administratief systeem.86 De in China gevestigde xinghu vervulden naast het drijven van handel ook verscheidene andere functies. Wang Xiaohui 王晓晖 toonde aan dat ze ook werkten in de

78 Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo y wailai wenming, p. 108-109. 79 Chang’an, dat letterlijk ‘eeuwigdurende vrede’ betekent, was gedurende de Tang-dynastie de hoofdstad van het Rijk. Deze stad, met ongeveer één miljoen inwoners, was niet alleen de grootste stad van het rijk, maar ook de grootste metropool van de toenmalige wereld. cf. B. Mater, De Gouden Eeuw van China: Tang dynastie (618- 907 na Chr.), Zwolle: Wbooks, 2011, p. 13, 37. 80 V. Hansen, “New work on the Sogdians, the most important traders on the silk road, A.D. 500-1000”, p. 331. 81 Sabao heeft meerdere schrijfwijzen nl. 薩甫 of 薩寶, daarenboven wordt soms ook de term sabo 薩薄 of sabu 薩簿 gebruikt. Rong Xinjiang benadrukt in zijn artikel “sabao yu sabo” dat beide termen niet met elkaar mogen verward worden. Sabao is de Chinese transcriptie van het Sogdische woord s ’rtp ’w en sabo, dat voorkomt in Chinese boeddhistische teksten, is de transcriptie van het Sanskrit sārthavāha, wat oorspronkelijk de betekenis droeg van karavaanleider. De oorspronkelijke betekenis van sabao is echter ook karavaanleider, maar evolueerde naar de betekenis van leider van een gemeenschap. cf. Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming, p.46. Rong Xinjiang 荣新江, “Sabao yu Sabo: Beichao Sui Tang huren juluo shouling wenti de zhenglun yu bianxi” 萨保与萨薄:北朝隋唐胡人聚落首领问题的争论与辨析 (Over de kwestie van de leider van de Sogdische gemeenschappen gedurende de Noordelijke Dynastieën, Sui en Tang-dynastie), in Ye Yiliang 叶奕良 (uitg.), Yilangxue zai Zhongguo lunwenji, 伊朗学在中国论文集, Beijing : Beijing daxue chubanshe, Vol.3, p. 128-134. 82 Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming, p. 113. 83 Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming, p. 126. 84 J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, p. 225. 85 Het xiang-li systeem is een officieel systeem om het platteland en de dorpen te beheren die vastgelegd zijn in het wetboek van de Tang (Tanglü 唐律). cf. B. K. So, Economic history of Lower Yangzi Delta in Late imperial China, New York: Routledge, 2013, p. 151. 86 V. Hansen, “New work on the Sogdians, the most important traders on the silk road, AD 500-1000”, p. 382. M. Arakawa, “Sogdian merchants and Chinese Han merchants during the Tang dynasty”, p. 231. 19 landbouw. Ze grepen onder meer terug naar hun oorspronkelijke bezigheid, namelijk het cultiveren van druiven. 87 Zo introduceerden zij het maken van wijn in China. 88 De xinghu wisten zich ook binnen de ambtenarij van de Tang-dynastie te vestigen of fungeerden als vertalers en onderhandelaars tussen buitenlandse volkeren. De Sogdiërs stonden namelijk bekend om hun taalvaardigheid.89 (cf. infra)

87 Wang Xiaohui 王晓晖, “Anshi zhi luan qian ru hua suteren zai xiyu hexi de nongmuye shengchan” 安史之乱 前入华粟特人在西域河西的农牧业生产 (De landbouw en veeteelt productie van de Sogdiërs voor de An Lushan rebellie in de westelijke gebieden en in Hexi), Hexi xueyuan xuebao 河西学院学报, Vol. 24, No.1, 2008, p. 25. 88 Zhang Yiping 张一平, Story of the silk road, Beijing: Wuzhou Chuanbo Chubanshe, 2005, p. 90. 89 R. Lung, “Sogdian Translators in Tang China: An issue of loyalty”, in Ritsumeikan gogon bunka kenkyū, 立命 館語言文化研究, Vol. 22, no.1, p. 97-98.

20

3. VERSPREIDING SANYIJIAO 三夷教

Ofschoon de zijderoute zich ontwikkelde in functie van de handel van goederen, heeft ze heel wat meer invloed gehad. Door de zijderoute beïnvloedden vreemde religies de daar gevestigde culturen. Vanuit India werd het boeddhisme door middel van de zijderoute in China geïntroduceerd. Het boeddhisme kan beschouwd worden als de meest invloedrijke en verspreide religie omdat het tot op vandaag een grote navolging kent. Het boeddhisme heeft zich nooit in Sogdië zelf geworteld. Dit is opmerkelijk gezien de Sogdiërs één van de belangrijkste vertalers waren van boeddhistische teksten naar het Chinees. Sommige Sogdiërs, zodanig gefascineerd door de leer, bekeerden zich en anderen werden zelfs monnik.90 Zo zijn er talrijke exemplaren gevonden van Sogdishe boeddhistische teksten in Centraal-Azië. X. Tremblay is van mening dat er tussen de boeddhistische Sogdiërs en de Sogdiërs gevestigd in Sogdië een onderscheid moet worden gemaakt. Hij trekt deze conclusie omdat onder de vroegste vertalers zoals Kang Senghui 康僧 會 , Kang Sengyuan 康僧淵, etc… slechts weinigen rechtstreeks uit Sogdië zelf afkomstig waren. Zij woonden reeds gedurende generaties in China. 91 X. Tremblay besluit het als volgt: “These ‘Sogdians’ from China were probably polyglots, and at least some of them were Buddhists, but one cannot extrapolate from them to Sogdiana’s culture.” 92 Vanuit het westen infiltreerden er drie nieuwe religies, de zogenoemde sanyijiao 三夷 教: het zoroastrisme (suoluoyasidejiao 琐罗亚斯德教), het manicheïsme (monijiao 摩尼教) en het nestorianisme (jingjiao 景教). Ze werden door de Sogdische handelaars in de verscheidene oasesteden en tot in China verspreid. 93 Na een grote opleving ten tijde van de Tang, vervaagden deze drie uitheemse religies grotendeels door de vervolgingen van 843- 845.94 Deze vervolgingen waren het einde van meer dan 500 jaar Chinees contact met het buitenland. 95

90 J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, p. 227. 91 S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 91. X. Tremblay,“The spread of Buddhism in Serindia, Buddhism among Iranians, Tocharians and Turks before the 13th century”, p. 92-94. 92 X. Tremblay, “The spread of Buddhism in Serindia, Buddhism among Iranians, Tocharians and Turks before the 13th century”, in A. Heirman, S. P. Bumbacker, The spread of Buddhism, Leiden: Brill, 2007, p. 92. 93 Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming , p. 277. 94 Gepaard gaande met een terugkeer naar de traditionele cultuur, vond er in China vervolging plaats tegenover voornamelijk het boeddhisme, maar ook andere vreemde religies. De boeddhistische kloosters hadden te veel rijkdom vergaard en te veel mensen die weinig met boeddhisme te maken hadden. De kloosters genoten van het voordeel om geen belastingen te moeten betalen. Men confisqueerde de boeddhistische kloosters en

21

3.1. ZOROASTRISME (SUOLUOYASIDEJIAO 琐罗亚斯德教)

Het zoroastrisme, ook het mazdeïsme (xianjiao 祆教) genoemd, vond zijn oorsprong bij de profeet Zoroaster. 96 Hij predikte dat de god van het goede, Ahura Mazda, de ware god is (vandaar de naam mazdeïsme) en benadrukte dat de daden in iemands leven belangrijker zijn dan rituelen en offers. Zijn leerstellingen vormden de basis van de religie en werden gebundeld in de Avesta, de ‘Bijbel’ van de Zoroastristen. Later werd door volgelingen een dualisme aan de leer toegevoegd, dat namelijk naast Ahura Mazda ook een god van het kwade Angra Mainyu bestaat. 97 Het zoroastrisme werd beleden ten tijde van het Perzische Rijk van de Achaemeniden 98 en later door de Sassaniden tot staatsgodsdienst verheven. De Sassanidische dynastie regeerde van 226 tot 651 tot de verovering door de Arabieren. 99 Tijdens deze Arabische overheersing taande het zoroastrisme ten voordele van de islam.100 Vele Perzen vluchtten naar India, waardoor India in contact kwam met het zoroastrisme dat er tot vandaag staande houdt.101 Net zoals de Sassaniden waren de Sogdiërs zoroastristen, maar het werd nooit hun staatsreligie. Daardoor was het Sogdische zoroastrisme verweven met lokale volksreligies en verschilde het van het oorspronkelijke Perzische zoroastrisme. Het Perzische zoroastrisme kenmerkt zich door een evolutie naar monotheïsme, waarbij men Ahura Mazda als opperste godheid beschouwde. In Sogdië bleef men verscheidene godheden vereren, waaronder bijvoorbeeld de godin Nana. 102 Een ander onderscheid vinden we bijvoorbeeld ook in het gebruik van beelden. In Perzië werd het gebruik van beelden niet toegelaten, terwijl men in Sogdië wel beelden vereerde.103 104

verscheidene monniken en nonnen werden gedwongen terug te keren naar het seculiere leven. cf. Xinru Liu, Silk and Religion: An exploration of material life and the thought of people: AD 600-1200, New Delhi: Oxford University Press, 1996, p. 190. 95 S. N. C. Lieu, Manichaeism in Central Asia and China, Leiden: Brill, 1998, p. 131. 96 Wanneer Zoroaster, of ook Zarathustra genaamd, precies leefde is onzeker. Onderzoekers zijn van mening dat hij tussen de 15de eeuw v.o.t. en de 10de eeuw v.o.t. zou geleefd hebben. cf. P. Hartz, Zoroastrianism, New York: Chelsea house publishers, 2009, p. 24. 97 P. Hartz, Zoroastrianism, p. 8. 98 Het eerste Perzische Rijk was dat van de Achaemeniden (550-336 v.o.t) gesticht door Cyrus II de Grote. Hierna werd het ingelijfd in het wereldrijk van Alexander de Grote (336-323 v.o.t). Na een periode onder de Parthen (250 v.o.t -226) was de Sassanidische dynastie (226-651) de 2de en laatste Perzische dynastie. Onder de Arabische overheersing hierop volgend, kende de dynastie van de Samaniden (819-999) een Perzische heropleving in Centraal-Azië. cf. J. Wiesehofer, Ancient Persia: from 550 BC to 650 AD, Londen: I. B. Tauris, 2006, xi-xii. 99 S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 136. 100 J. Gernet, A history of Chinese civilization, Cambridge: Cambridge University Press, 1996, p. 286. 101 F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, p. 70. 102 V. Hansen, The Silk Road, a new history, p. 118. 103 Deze beelden vertoonden een grote invloed van de Griekse kunst en Hindoekunst. cf. S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 91.

22

Hoewel het zoroastrisme maar weinig met het Chinese denken gemeen had, liet de Chinese keizer de verspreiding ervan toch toe om de handelsroutes te vrijwaren. Vele ideeën en praktijken waren contradictorisch met de Chinese gebruiken zoals bijvoorbeeld de zoroastrische praktijk om het lichaam na de dood niet te begraven of te verbranden, maar achter te laten zodat het door dieren kon opgegeten worden. Dit was ingegeven door de angst om de bodem te vervuilen. 105 Bij buitenlanders was deze praktijk in China gangbaar. Zo vermeldt de Jiu Tang shu 舊唐書 dat “in de buitenwijken van 太原 1000 honden het vlees van beenderen opaten.”106 Hierna werden de beenderen verzameld in een soort van urne, een ossuarium, ter afwachting van de verrijzenis. Deze begrafenispraktijk staat in contrast met de begrafenisrituelen van de Chinezen, die ervoor ijverden het gehele lichaam intact te houden. Het zoroastrisme bleef dan ook een vreemde religie en heeft het Chinese denken weinig beïnvloed.107 Uit onderzoek van Sogdische tomben in het noorden van China blijkt dat de Sogdiërs de Chinese begrafenispraktijk geleidelijk overnamen. Hoewel Sogdische graven in China nog zoroastrische elementen bevatten, zijn er geen ossuaria gevonden. In Sogdië zijn 300 exemplaren teruggevonden, in China enkel in Turfan. 108 Tot de meest recente opgravingen behoort het graf van An Qie 安伽, van Yu Hong 虞弘 en van de heer Shi 史君, de sabao van Liangzhou 凉州 gedurende de Noordelijke Zhou (557-581). Het reliëf van de buitenste grafkist van deze laatstgenoemde weerspiegelt bijvoorbeeld het zoroastrische geloof van de reis van de ziel tot het laatste oordeel op de Cinvad brug, met Zarathustra als uiteindelijke rechter. 109 (cf. Bijlage 8) De goede zielen zullen dan tot de hemel toegelaten worden, terwijl slechte zielen vervallen naar de hel.110 Tijdens de Tang-dynastie is er een grote opleving van verscheidene vreemde religies, wat zich uit in het ontstaan van vele tempels. Zo bevonden er zich in Chang’an, de hoofdstad van het rijk, vijf zoroastrische tempels in Sogdische woonwijken.111 (cf. Bijlage 9)

104 S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 91. 105 Zhang Yiping, Story of the silk road, p. 130. 106Liu Xu 劉昫, Jiu Tangshu 舊唐書 (Oude boek van de Tang), Beijing: Zhonghua shuju, 1997, p. 3335. 107 Zhang Yiping, Story of the silk road, p. 130. 108 J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, p. 227. 109 De Cinvad brug is in oude Iraanse mythen een connectie tussen deze wereld en het hiernamaals. cf. Wei Qingzheng 魏庆征, Gudai Yilang shenghua 古代伊朗神话 (Oude Iraanse mythen), Taiyuan: renmin chubanshe, 1991, p. 448. 110 Yang Junkai 杨军凯, “Carvings on the stone outer coffin of Lord Shi of the ” , in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême-Orient, 2005, p. 37. Wei Qingzheng, Gudai Yilang shenghua, p. 448. 111 Rong Xinjiang, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming, p. 81-82.

23

3.2. MANICHEÏSME (MONIJIAO 摩尼教)

Naast het zoroastrisme brachten de Sogdiërs ook het manicheïsme in China binnen. Tegen het midden van de 3de eeuw was een nieuwe geloofsovertuiging ontwikkeld die haar ontstaan dankte aan Mani (216-276). De profeet Mani verkreeg op zijn 12de en 24ste levensjaar telkens een openbaring en begon hierna met de prediking van zijn leer in Kucha, in het noordwesten van India. Zijn nieuwe doctrine vermengde de Iraanse en Semitische traditie met elementen van het christendom, zoroastrisme en boeddhisme. 112 113 Door dit syncretisme kende de religie op korte termijn een groot succes. Mani zag zichzelf als opvolger van de profeten Zoroaster, Boeddha en Jezus. Zijn volgelingen vormden een selecte groep die zich strikt hield aan vegetarisme en zich onthield van voortplanting. Mani was er namelijk van overtuigd dat de mens bestond uit kleine onderdelen, die steeds zouden verminderen naarmate men zich zou voortplanten. 114 Mani zag, net zoals de zoroastristen, de wereld in twee tegengestelden, de dualiteit tussen licht en duisternis, tussen goed en kwaad. 115 De ziel van de mensen is goddelijk, maar het materiële lichaam belemmert de ontwikkeling van het individu. Om hier tegenin te gaan moet men zich zo goed mogelijk afscheiden van materiële zaken.116 Het manicheïsme verspreidde zich enerzijds naar Europa, waar het tegen de 7de eeuw door vervolging volledig verdween. Anderzijds verspreidde het zich in Centraal-Azië, waar verscheidene manicheïstische gemeenschappen uit de grond resen. De handelscentra in Sogdië speelden daarin een grote rol. Samarkand was bijvoorbeeld een bloeiend centrum van het manicheïsme van de 4de tot de 7de eeuw. 117 Via de Sogdische handelaars verspreidde het zich verder naar het oosten, waar het in de 6de eeuw in China werd geïntroduceerd.118 (cf. Bijlage 10) Het manicheïsme, evenals andere buitenlandse religies, werd door de Tang enkel toegestaan om beleden te worden onder buitenlanders. In China werden tijdens de Tang verscheidene manicheïstische tempels gebouwd, de meeste in Luoyang en Chang’an.119

112 Van het christendom nam Mani de rol van Jezus en de belangrijkheid van de Heilige Geest over. Van het boeddhisme het geloof in de transmigratie. Van het zoroastrisme het geloof in het dualisme. Hij verwerkte deze overtuigingen in zijn nieuwe religie. cf. L. Hambis et al., L'Asie Centrale: histoire et civilisation, Paris: Imprimerie nationale, 1977, p. 105. 113 L. Hambis et al., L'Asie Centrale: histoire et civilisation, p. 105. 114 F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, p. 73. 115 J. Thrower, The religious history of Central Asia from the earliest times to the present day, Lewiston: Mellen Press, 2004, p. 81. 116 C. Mackerras, “The Uighurs”, in D. Sinor (uitg.), The Cambridge history of Early Inner Asia, Cambridge: Cambridge University Press, 1990, p. 329. 117 S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 140. J. Thrower, The religious history of Central Asia from the earliest times to the present day, p. 83. 118 S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 77. 119 S. N. C. Lieu, Manichaeism in Central Asia and China, p. 11.

24

De grote invloed van deze religie werd heel zichtbaar toen Bögü Kaghan (reg. 759- 779), de leer van Mani in 762 tot staatsreligie van het Oeigoerse Rijk maakte. Ondanks de hevige weerstand van de elite bleef het de belangrijkste religie tot de val van het rijk in 840.120 (cf. infra) Halverwege de negende eeuw, als reactie op de invloed van de Oeigoeren en Tibetanen en een afwijzende tendens van het buitenlandse, tracht men in China terug te keren naar de traditionele Chinese cultuur. Dit ging gepaard met religieuze vervolgingen in 843- 845.121 Door deze vervolgingen waren velen genoodzaakt te vluchten. In het Zuiden van China bleef een Chinese variant van het manicheïsme tot in de 17de eeuw bestaan. 122 Naast het zoroastrisme en manicheïsme beleden de Sogdiërs ook het nestorianisme, maar in een mindere mate. Ze worden ook beschouwd als verspreiders van deze laatstgenoemde religie. Uit dit eerste deel van de scriptie kunnen we besluiten dat de Sogdiërs de belangrijkste cultuurdragers waren langs de zijderoute. Ze waren er vier eeuwen lang de belangrijkste handelaars. Naast handel drijven vervulden ze ook een belangrijke functie in het vertalen van boeddhistische teksten als eveneens in het verspreiden van de Sanyijiao. Met de bloei van de zijderoute gingen Sogdiërs zich ook vestigen in de oasesteden en in het noorden van China. Ze maakten deel uit van de ambtenarij van de Tang-dynastie en fungeerden als onderhandelaars tussen buitenlandse volkeren. In het tweede deel van de scriptie onderzoeken we wat aan de basis lag van de teloorgang van de Sogdische handelsmacht.

120 J. Thrower, The religious history of Central Asia from the earliest times to the present day, p. 84. S. N. C. Lieu, Manichaeism in Central Asia and China, p. 11. 121 B. Dessein et al., China, een maatschappelijke en filosofische geschiedenis van de vroegste tijden tot de twintigste eeuw, p. 215-216. 122 S. Whitfield, De zijderoute, een reis door leven en dood, p. 140.

25

II. TELOORGANG VAN HET SOGDISCHE HANDELSNETWERK

Na een periode van grote welvaart gedurende het begin van de Tang kwam er een ommekeer in de eerste helft van de 8ste eeuw. Het jaar 742 luidde voor Centraal-Azië namelijk een dertien jaar lange periode van oproer in. Eerst was er de omverwerping van de Turkse dynastie door de Oeigoeren, daarna de Abbasidische revolutie in het Arabische rijk, de opstand in het Tibetaanse Rijk en als apotheose de rebellie van An Lushan in China.123 Dit tweede deel van de scriptie richt zich op de historische gebeurtenissen die de teloorgang van het Sogdische handelsnetwerk in de hand hebben gewerkt en op het uiteindelijke lot van de Sogdiërs.

1. DE ARABISCHE OVERHEERSING

Na de dood van de profeet Mohammed (ca. 570-632) in 632 veroverden de Arabieren, eerst onder het Rashidun kalifaat 124 (632-661) en daarna onder het kalifaat van de Omajjaden (661-750), het noorden van Afrika, Zuid-Spanje en Iran.125 (cf. Bijlage 11) In 651, na de verovering van het Rijk van de Sassaniden, stootten ze door naar het meer zuidelijke deel van Centraal-Azië, tot de stad Merv (het huidige Turkmenistan). Na de inname van Merv duurde het een eeuw lang voor ze de Amu Darya over staken en Sogdië binnenvielen. In een eerste fase tot 705 voerden de Arabieren raids uit op de meest welvarende steden van Sogdië, maar ze keerden telkens terug naar hun uitvalsbasis in Merv. De welvaart in deze Sogdische steden moet de Arabieren dus zeker aangetrokken hebben. In een tweede fase onder Qutayba ibn Muslim (reg. 700-715) slaagden ze er geleidelijk in Bactrië, Sogdië en Chorasmië te veroveren. Zo werd Bukhara in 705 ingenomen en Samarkand in 712, waarna in beide steden garnizoenen werden opgericht. Tijdens deze militaire campagnes werden rebellerende Sogdische leiders en koningen vervolgd. In een derde fase van 715 tot 738 taande de Arabische invloed evenwel als gevolg van weerstand en anti-Omajjadische bewegingen. Met behulp van een Turkse confederatie en van de Tibetanen konden de Sogdiërs lange tijd aan de

123 C. I. Beckwith, Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, Princeton: Princeton university Press, 2009, p. 140. 124 Een kalifaat is een rijk geregeerd door een kalief, een titel die de opvolgers van Mohammed droegen als regeerder over de soennitische moslimgemeenschap. cf. T. den Boon et al., Van Dale, groot woordenboek van de Nederlandse taal, Utrecht: Van Dale Lexicografie, 2008, p. 1613. 125 V. Hansen, The Silk Road, a new history, p. 129.

26

Arabische aanval weerstaan.126 Ze hadden echter wel de kracht van de islamitische legers verkeerd ingeschat en deden daarom ook een beroep op de hulp van China.127 China wees deze vraag af, ondanks dat Ghurek, de koning van Samarkand (reg. 710-738), daar sterk op had aangedrongen. Dit blijkt uit een fragment van zijn brief aan de Chinese keizer Xuanzong.

“Voici maintenant 35 années que nous bataillons sans cesse contre les brigands arabes. […] l’infanterie et la cavalerie des Arabes étaient extrêmement nombreuses et que nos forces ne pouvaient leur tenir tête. […] Je demande humblement que la bonté impériale, étant informée, envoie ici une certaine quantité de soldats chinois pour me secourir dans les difficultés.” 128

Tot slot brak er in 749 een rebellie uit onder de Abbasiden in Merv. (cf. Bijlage 3) Zij stootten de Omajjaden van het toneel en stichtten een Abbasidische dynastie met Abū al- ʿAbbās as-Saffāh (reg. 749-754) als kalief. Na het uitbreken van de Abbasidische revolutie werd evenwel geheel Transoxianië (Māwarāʾ al-Nahr) door de Arabieren ingepalmd. Het veroveren van Māwarāʾ al-Nahr was voor de Arabieren een hevige strijd, maar de strijd bleef aanhouden. “In case of military resistance, the holy war (ghazw) without mercy, carried out until the enemy was totally defeated.” 129 Omdat het doel van de Arabische overheersing het verspreiden van de islam was, werd het een “heilige oorlog” genoemd. Alle heidense religies werden uiteindelijk vernietigd. 130 Naast religieuze motieven waren de Arabieren ook geïnteresseerd in economisch belang en materiële acquisitie. 131 De klaagzang over deze overheersing wordt in dit Middel Perzisch gedicht duidelijk weerspiegeld.

5. “With one blow that band (of Arabs) has enfeebled our religion and killed the princes. We are laid low and they < lord it over us > like devils.” 7. “By force they have taken men’s wives from them, their private property, their orchards and gardens.” 12. “We shall pull down their mosques and set up again the sacred fires…”132

126 H. Kennedy, The great Arab conquests, New York: Da Capo, 2007, p. 225-226. E. De La Vaissière, “Central Asia and the Silk Road”, p. 157. Y. Karev, “Samarqand in the eight century: The evidence of transformation”, in D. Whitcomb (uitg.), Changing social identity with the spread of islam; archeological perspectives, Michigan: McNaughton & Gunn, 2004, p. 51-52. 127 B. De Cordier, Een geschiedenis van Centraal-Azië, p. 51. 128 E. Chavannes, Documents sur les Tou-Kiue (Turcs) occidentaux, Paris: Adrien-Maisonneuve, 1900, p. 204- 205. 129 Y. Karev, “Samarqand in the eight century: The evidence of transformation”, p. 51. 130 Na bijvoorbeeld de inname van Samarqand beval Qutayba ibn Muslim alle heidense iconen te verzamelen en stak hij ze eigenhandig in brand. cf. Y. Karev, “Samarqand in the eight century: The evidence of transformation”, p. 52. 131 B. De Cordier, Een geschiedenis van Centraal-Azië, p. 62. 132 F. de Blois, “A Persian Poem Lamenting the Arab Conquest,” in C. Hillenbrand (uitg.), The Sultan’s Turret: Studies in Persian and Turkish Culture, Leiden, 2000, p. 91. 27

De verovering door de Arabieren werkte de migratie van de Sogdiërs in de hand.133 Toen bijvoorbeeld in 722 Sa’īd al-Harashī, bekend om zijn hardvochtige reputatie, als nieuwe gouverneur over het Sogdische gebied werd aangesteld, vreesden de Sogdiërs hem en splitste de Sogdische adel zich in twee groepen. De ene groep onder leiding van Dewashtich, koning van Panjikent, zocht zijn toevlucht op de berg Mugh. (cf. Bijlage 12) Doch niet veel later werd er een opstand ontketend, onder leiding van Sulaymān ibn Abī al-Sarī, met de dood van Dewashtich als gevolg. “The commander slew al-Diwashini [Devashtich], crucifying him an a [zoroastrian] burial building. […] He sent al Diwashini’s head to Iraq and his left hand to Sulaymān ibn Abī al-Sarī in Tukharistan.” 134 De andere groep van de Sogdische adel, waarvan ook boeren en handelaars deel uitmaakten, had als doel in Ferghana een nieuwe Sogdische vestiging te stichten. De toegang tot dit gebied werd hen echter ontzegd. 135 Dit blijkt uit een brief van de moeder van de koningin van Ferghana aan Al-Harashī;

“The Sogdians have already left their land and have established themselves at Khujand. They ask us to let them enter our country until they have made peace with the Arabs. At Khujand, they have neither supplies, nor water, nor equipment for a siege. If you want them, it is now!”136

In Khujand werden de Sogdiërs door Arabische troepen vermoord. (cf. Bijlage 12) The history of al-Ṭabarī verhaalt deze gebeurtenis als volgt:

“When the Soghdians had despaired of receiving the assistance (of the king of Ferghana) they sued for peace and asked for safe-conduct. […] Al-Harashī, ordered that the Soghdians be put to death. First, however, he separated the merchants from the rest of them. […] The Soghdian soldiers tried to defend themselves. They fought with wooden clubs and were slain to the last man.” 137

Enkel de handelaars bleven gespaard door een losprijs te betalen aan de Arabische troepen in ruil voor het garanderen van hun veiligheid. Gedurende de 8ste eeuw bekeerden vele Sogdiërs zich tot de islam om zo hogere belastingen te vermijden. Verscheidene gouverneurs, die aangesteld waren over de veroverde gebieden, hielden zich niet aan deze

133 L. Hambis et al., L'Asie Centrale : histoire et civilisation, p. 46. E. De La Vaissière, “Central Asia and the Silk Road”, p. 157. 134 V. Hansen, The Silk Road: A new history, p. 136. 135 F. Grenet, E. De La Vaissière, “The last days of Panjikent”, in Silk road art and archeology, VIII, 2002, p. 156. V. Hansen, The Silk Road, a new history, p. 136. 136 Vertaling door E. De La Vaissière, cf. “The last days of Panjikent”, p. 176. Oorspronkelijk Arabisch fragment ., Tārīkh al-Ya’qūbī (De geschiedenis van Ya’qūbi), Vol. II, Beiroet, 1960, p. 311 تاريخ اليعقوبي ,uit Ya’qūbi 137 Al-Ṭabarī, The history of al-Ṭabarī (vertaling), Vol. 24, New York: State University of New York Press, p. 174-176.

28 belastingsverlaging, waardoor ontevreden Sogdiërs migreerden naar onder andere China en het Turkse Rijk. In de Sogdische gemeenschappen konden ze nog een zekere tijd hun culturele identiteit behouden, maar zonder een thuisbasis is het voor een volk onmogelijk zijn cultuur en tradities in stand te houden. De integratie van Sogdië in het Arabische rijk was aldus begonnen. De Sogdische elite rebelleerde daarentegen nog tot in de 9de eeuw. Ook de islamisering was een geleidelijk proces en tegen 830 was de helft van de bevolking tot de islam bekeerd. 138 Het zoroastrisme werd geleidelijk vervangen door de islam en het Sogdisch door het Perzisch en Arabisch. 139 Toch werd het Sogdisch nog ruime tijd hierna in een aantal gebieden gesproken. Tegen het einde van de 9de eeuw was er in Sogdië geen spoor meer van een Sogdische cultuur, want die werd geleidelijk opgeslorpt door de Arabische cultuur.140 De Arabische overheersing is dus de eerste oorzaak die de Sogdische handelsmacht sterk heeft ontwricht. De vraag rijst dan ook of de Sogdiërs onder het Arabische Rijk al dan niet een commerciële rol behielden.

1.1. HANDEL ONDER HET ARABISCHE RIJK

Uit Arabische bronnen van de 8ste eeuw is maar weinig over handel in het gebied Transoxianië geweten. Bronnen uit de 9de eeuw en archeologische ontdekkingen staven daarentegen de aanwezigheid van een grote handelsactiviteit. Deze bronnen beschrijven de routes en handelswaren en identificeren eveneens de handelaars.141 In 751 kende de Tang-dynastie een nederlaag bij de slag om Talas in een conflict met het Abbasidische kalifaat. (cf. Bijlage 3) Vier jaar later brak de An Lushan opstand uit met als gevolg dat China genoodzaakt was de hulp in te roepen van zijn troepen in Centraal-Azië om te kunnen strijden tegen de rebellen.142 Deze twee gebeurtenissen markeerden het einde van de Chinese dominantie in Centraal-Azië. Daardoor kwam de zijderoute over land in een dieptepunt, terwijl de maritieme routes sterker profileerden met de Perzen en de Arabieren als belangrijkste handelaars.143 Daarenboven maakten de Arabieren gebruik van China’s zwakke

138 B. De Cordier, Een geschiedenis van Centraal-Azië, p. 61. 139 Het Arabisch werd het medium voor de verspreiding van de islam. cf. J. Kalter et al., Uzbekistan: Heirs to the Silk Road, p. 69. 140 B. I. Marshak, “The archeology of Sogdiana”, in D. Waugh, The Silk Road, Vol. 1, nr. 2, Dec. 2003, p. 6. B. A. West, Encyclopedia of the peoples of Asia and Oceania, p. 747. 141 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 291. 142 V. Hansen, The Silk Road, a new history, p. 137. 143 J. A. Lerner, “The merchant empire of the Sogdians”, p. 224.

29 positie om Kashgar te veroveren. 144 Sommige oasesteden werden commerciële centra in de Arabische wereld, terwijl andere werden verlaten en bedolven onder het zand van de Taklamakan woestijn.145 De Arabieren hadden net als de Sogdiërs een grote interesse in het drijven van handel. Onder de Abbasiden kende het rijk bijgevolg een enorme welvaart met Sogdië als het welvarendste deel van het kalifaat.146 De val van het Sassanidische Rijk en de Arabische overheersing zorgden voor het openbreken van de grenzen waardoor dit voor de Sogdische handelaars voordelig kon zijn. Doch de Arabische invasies zorgden voor een ontwrichting van het Sogdische handelsnetwerk. De handel in muskus en slaven was tijdens de 9de eeuw in de Arabische wereld het laatste restant van het Sogdische handelsnetwerk. 147 In Arabische bronnen wordt melding gemaakt van slechts enkele Sogdische individuen die zich binnen het Arabische Rijk om commerciële redenen bewogen. 148 E. De La Vaissière slaagde erin om via de Arabische bronnen nog enkele Sogdische kooplui te achterhalen. Mas’ūdī beschrijft bijvoorbeeld rond 930:

“I also knew in Khurasan several people who had gone from Sogdiana to Tibet and into China, travelling by way of the mountains of Ammonia.” 149

De Akhbār al-Sīn wa al-Hind vermeldt nog steeds enkele Sogdische handelaars die met China handel dreven in de 9de eeuw. 150 Uit sporadische getuigenissen van enkele Sogdische handelaars binnen het Arabische Rijk kunnen we constateren dat er nog steeds Sogdische handelaars waren tot in het begin van de 10de eeuw. 151

144 Het doordringen van de Arabieren in China had als gevolg dat de islam in China infiltreerde. cf. B. Dessein et al., China, een maatschappelijke en filosofische geschiedenis van de vroegste tijden tot de twintigste eeuw, p. 213 145 J. Kalter et al., Uzbekistan: Heirs to the Silk Road, p. 27. 146 C. I. Beckwith, Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, p. 147. 147 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 331. 148 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 279-282. 149 Ch. Pellat, Les prairies d’or, Vol I, Paris: Société Asiatique, 1962, p. 142. 150 M. Arakawa, “Sogdian merchants and Chinese Han merchants during the Tang dynasty”, p. 239. 151 Y. Moribe, “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême-Orient, 2005, p. 245.

30

1.2. VAN SOGDIËRS TOT CHORASMIËRS

De Chorasmiërs speelden in de 7de en 8ste eeuw een belangrijke rol in het voeren van handel in de steppe. (cf. Bijlage 2) Ze werden in het Sogdische handelsnetwerk opgenomen en tot in de 8ste eeuw stonden ze onder Sogdische dominantie. Zij wisten zich evenwel niet prominent te vestigen in het oostelijke deel van het Sogdische handelsnetwerk. 152 De Chorasmiërs worden in de Xin Tang shu als volgt beschreven;

“The land of Huoxun 火尋 is also called Huoliximi 貨利習彌 (Kharizm) […] Among all the hu peoples, this people is the only one which yokes oxen to wagons. The merchants ride in these vehicles in order to travel to various kingdoms. In the tenth year Tianbao (751), the prince of this land, Saoshifen 稍施芬 sent an ambassador to render homage to the court and to offer black salt.”153

In de 9de en 10de eeuw domineerden de Samaniden het gebied Transoxianië. De vier kleinzonen van de stichter Saman, een Iraanse edelman, regeerden als gouverneur over Herat, Samarkand, Ferghana en Tashkent onder de kalief al-Ma’mun (reg. 813-833). Van 819-999 regeerde er, in naam van het Arabische kalifaat, een Samanidische dynastie over Transoxianië.154 Onder deze dynastie waren de Chorasmiërs de belangrijkste handelaars.155 Tegen het eind van de 9de eeuw wisten de Chorasmiërs de handelsroutes van de Sogdiërs over te nemen. Het zwaartepunt verschoof naar Chorasmië, ten noordwesten van Sogdië en de handelsactiviteiten bereikten een climax in de jaren 940-950.156 Ibn Hawqal (?-988), die in 969 Māwarāʾ al-Nahr bezocht, beschrijft het als volgt:

“Within the population of Khurasan, it is they inhabitants of Khorezm who emigrate most often to just about everywhere and travel much. There is hardly a town in Khurasan in which a large proportion of people originating from Khorezm are not settled.”157

De karakteristieken, die vroeger werden toegeschreven aan de Sogdiërs, waren nu bestemd voor Chorasmiërs. In 892 werd Bukhara, in plaats van Samarkand, de hoofdstad van de Samanidische dynastie en het belangrijkste commerciële centrum.158

152 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 255-256. 153 Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 6247. Engelse vertaling cf. E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 256. 154 J. Kalter et al., Uzbekistan: Heirs to the Silk Road, p. 69. 155 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 295. 156 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 292-293. 157 Kramer J., Bibliotheca Geographorum Arabicorum, Vol II, Leiden: Brill, 1967, p. 463. 158 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 296.

31

2. DE AN LUSHAN OPSTAND (755-763)

De Tang-dynastie (618-907) bereikte haar hoogtepunt onder keizer Xuanzong 玄宗 (reg. 712-755). Xuanzong herstelde de Tang-dynastie na tientallen jaren van corruptie.159 Hij breidde zijn macht uit tot diep in Centraal-Azië door het stationeren van Chinese garnizoenen in tal van oasesteden. Het binnenland van het rijk was betrekkelijk rustig, maar aan de grenzen heerste onrust. In de laatste jaren van Xuanzongs regering begon de glans van de dynastie te tanen, waarbij het einde van de welvaart van de Tang grotendeels veroorzaakt werd door de An Lushan rebellie (安史之乱).160 An Lushan 安祿山 (703-757) 161 , een generaal van Sogdisch-Turkse afkomst, 162 was door keizer Xuanzong 玄宗 aangesteld als leider over drie garnizoenen in het noorden van China: Pinglu 平盧, Fanyang 范陽163 en Hedong 河東. 164 In 750 raakte hij verwikkeld in een machtsstrijd met Yang Guozhong 楊國 忠165 rond een belangrijke functie in de keizerlijke administratie. An Lushan werd ten gunste van Yang Guozhong opzij geschoven en organiseerde als antwoord hierop een opstand. In 755-756, nadat An Lushan met een leger van 185 000 man eerst Luoyang bezette, de oostelijke hoofdstad van het rijk, stootte hij door naar Chang’an waardoor keizer Xuanzong verplicht was de stad uit te vluchten. (cf. Bijlage 13) Hierna stichtte hij zijn eigen dynastie, de 燕-dynastie. Nadat An Lushan reeds in 757 vermoord werd door zijn zoon An Qingxu 安

159 C. D. Benn, China’s golden age: everyday life in the Tang dynasty, Oxford: Oxford University Press, p. 7. 160 D. Twitchett, J. K. Fairbank, The Cambridge History of China. Volume 3, Cambridge: Cambridge University Press, 1979, p. 333, p. 362-363. 161 Zijn voornaam Lushan is een transliteratie van het Sogdische woord Rokhshan ܐܫܚܘܪ‎, wat de lichtgevende betekent. cf. E. De La Vaissière, Samarcande et Samarra: élites d'Asie centrale dans l'empire abbasside, Paris: Association pour l'avancement des études iraniennes, 2007, p. 77. 162 Volgens officiële Chinese verslagen zou An Lushan geboren zijn als gevolg van een goddelijke tussenkomst en bijgevolg geen biologische vader gehad hebben maar later geadopteerd zijn door een Sogdiër genaamd An Yanyan 安延偃. Hiermee in contrast reconstrueerde E. G. Pulleyblanck de oorspronkelijke afkomst van An Lushan en kwam tot de conclusie dat zijn biologische vader An Yanyan moet geweest zijn, een Sogdische officier in het Turkse leger. Zijn moeder behoorde tot de Turkse clan genaamd 阿史德. cf. E.G. Pulleyblank, Background of the Rebellion of An Lu-Shan, London: Oxford University Press, 1955, p. 7-23. 163 Ook bekend onder de naam Youzhou 幽州, later door de rebel 史思明 als Yanjing 燕京 benoemd, dat tevens de hoofdstad was van de Yan 燕 dynastie. cf. V. Cunrui Xiong, Historical dictionary of Medieval China, USA: Scarecrow Press, 2009, p. 615. 164 D. Twitchett, “Tibet in Tang’s grand strategy”, in H. J. Van den Ven (uitg.), Warfare in Chinese history, Leiden: Brill, 2000, p. 137. 165 Yang Guozhong (?-756) was de eerste minister onder keizer Xuanzong en neef van Yang Guifei 楊貴妃, Xuanzong’s favoriete concubine. Het was door deze familiale relatie dat Yang Guozhong een machtige positie onder de keizer had bekomen. Hij werd in 756 samen met Yang Guifei vermoord in Mawei 馬嵬 (ten westen van Xingping 兴平, Shaanxi). cf. V. Cunrui Xiong, Historical dictionary of Medieval China, p. 606-607.

32

慶緒 ,166 kende de Yan-dynastie nog drie kortstondige heersers. An Qingxu werd na twee jaar regeren vermoord in 759 door één van zijn generaals, Shi Siming 史思明. Deze opvolger werd op zijn beurt in 761 vermoord door zijn eigen zoon Shi Chaoyi 史朝義, die zelf stierf op het einde van de rebellie in 763.167 De tekst An Lushan shiji 安祿山事蹟168 beschrijft An Lushan als leider van de Sogdische gemeenschappen in China. Opmerkelijk is dat het Sogdische netwerk gebruikt werd om deze opstand voor te bereiden en dat vele Sogdiërs heimelijk meewerkten aan dit complot tegen de Tang-dynastie.169 Uit onderstaand fragment uit de An Lushan Shiji blijkt de militair-commerciële ondertoon van de opstand:

“In secret, in the various districts, western merchants established markets to buy and sell. Every year they brought the precious merchandise of foreign lands, the total value of which can be estimated at a million. […] An Lushan ordered the crowd of hu to go into the various districts in order to secretly sell pieces of gauze or silk as well as robes made of red silk or violet silk, […] and this in order to build up a reserve with a view to the revolt. He acted in this way for eight or nine years.” 170 (Eigen onderstreping J. M.)

De hu in dit fragment is een overkoepelende term voor de ‘Westerling’, buitenlanders afkomstig uit het Westen.171 Naast Sogdiërs wist An Lushan ook vele andere hu, zoals Perzen, Turken, etc… aan zijn kant te krijgen. Zoals blijkt uit bovenstaand fragment kon An Lushan met behulp van de Sogdische handelaars een reserve opbouwen met het oog op de opstand. Behalve de steun van handelaars, bevestigen historische bronnen, zoals de Jiu Tang shu, Xin Tang shu en Zi Zhi Tong Jian 資治通鑒 dat verscheidene militairen van Sogdische afkomst waren, bijvoorbeeld He Qiannian 何千年, He Side 何思德, An Shouzhong 安守忠, Cao Minzhi 曹閔之, Shi Dingfang 史定方, etc…172 Onder deze Sogdische militairen kunnen we twee groepen onderscheiden: Sogdische soldaten afkomstig uit de Sogdische gemeenschappen

166 D. Twitchett, “Tibet in Tang’s grand strategy”, p. 137-140. , B. Dessein et al., China, een maatschappelijke en filosofische geschiedenis van de vroegste tijden tot de twintigste eeuw, p. 82. 167 Xiaobing Li, China at war, an encyclopedia, Californië: ABC-CLIO, 2012, p. 3. 168 De An Lushan shiji 安祿山事蹟 werd door Yao Runeng 姚汝能 geschreven tussen 805-820. Het werk beschrijft de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van An Lushan (703-757) en geeft specifieke details weer over de An Lushan opstand. cf. E. Wilkinson, Chinese history: a manual, Cambridge: Harvard University Press, 2000, p. 823. 169 C. I. Beckwith, Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, p. 146. 170 Wang Rensu 王仁裕, Yao Runeng 姚汝能, Kaiyuan Tianbao yishi 開元天寶遺事(Gebeurtenissen tijdens de Kaiyuan Tianbao) / Anlushan shiji 安祿山事蹟 (De daden van An Lushan), Beijing: Zhonghua shuju, 2006, p. 83. cf. Engelse vertaling E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 218. 171 B. Mater, De Gouden Eeuw van China: Tang dynastie (618-907 na Chr.), p. 40. 172 Y. Moribe, “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, p. 243.

33 in China, namelijk de Sogdische chakar en Sogdische militairen afkomstig uit de liu hu zhou 六胡州.

2.1. DE SOGDISCHE CHAKARS

Tijdens de An Lushan opstand zijn er verscheidene soldaten die de Sogdische titel chakar droegen. Deze beroepssoldaten vormden een onderscheidend element in het militaire Sogdische milieu en waren persoonlijke soldaten van de elite in Centraal-Azië. 173 De iconografie, die de Sogdiërs in hun thuisbasis hebben achtergelaten, weerspiegelt hen als heroïsche soldaten. (cf. Bijlage 14)174 Hoewel deze afbeeldingen van de Sogdische chakar een geïdealiseerd beeld schetsen, geven ze een goed beeld weer van hun modus operandi. Het woord chakar is nergens in Sogdische bronnen terug te vinden, aangezien het merendeel van de gevonden Sogdische teksten het manicheïsme en boeddhisme betreffen. Chakar is bijgevolg een transcriptie van vermeldingen in Chinese en Arabische bronnen.175 In Chinese bronnen wordt zo verwezen naar zhejie 柘羯 (of 赭羯) of zhijie 拓羯. In de Xin Tangshu wordt het volgende vermeld:

“In An 安, ook Buhuo 布豁 of Buhe 捕喝 (Bukhara) genaamd, […] zijn er moedige en sterke mannen die als zhejie dienst treden. De term zhejie is hetzelfde als een zhanshi 戰士, een strijder in China.” (募勇健者為 柘羯。柘羯 ,猶中國言戰士也) 176

Naast het uitbouwen van een handelsnetwerk hadden de Sogdiërs zich ook militair versterkt en leefden er in de Sogdische gemeenschappen ook Sogdische soldaten. 177 Dit verklaart waarom An Lushan een beroep kon doen op deze Sogdiërs. Hij wordt daarom ook leider van de zhijie 拓羯 genoemd.

“Hij was een groot leider, gekleed in harnas en leidde de zhijie, 1000 ruiters met vlaggen en banieren.” (有大酋被甲,引拓羯千騎麾幟) 178

173 E. De La Vaissière, Samarcande et Samarra: élites d'Asie centrale dans l'empire abbasside , p. 68. 174 De iconografie in de Sogdische thuisbasis vertoont een geheel ander beeld dan de afbeeldingen gevonden in verscheidene graven in Noord-China. In China werden ze voorgesteld naar hun stereotype beeld van de Sogdiërs als belangrijkste handelaars, terwijl in Sogdië zelf er bijna geen voorstellingen van handel worden vertoond. cf. F. Grenet, “The self-image of the Sogdians”, p. 269. 175 E. De La Vaissière, Samarcande et Samarra: élites d'Asie centrale dans l'empire abbasside, p. 60-61, 68. 176 Eigen vertaling J. M., cf. Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 6244. 177 E. De La Vaissière, “Cakar sogdiens en Chine”, in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême-Orient, 2005, p. 258. 178 Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 5537.

34

An Lushan kon in vooral het noorden van China tijdelijk de macht in handen nemen, maar zijn rebellie werd neergeslagen en de Sogdische chakars werden gedood. Feng Changqing 封常清 bijvoorbeeld, een Tang generaal “zond een hardvochtige cavalerie uit om An Lushans leger tegen te houden, met als gevolg dat enkele tientallen tot 100 zhijie werden vermoord.” (常清使驍騎拒之,殺拓羯數十百人). 179

2.2. DE ‘TURKICISED SOGDIANS’ VAN DE ‘ZES HU GEBIEDEN’ 六胡州

Naast de Sogdische chakar namen ook Sogdiërs afkomstig uit de ‘zes hu gebieden’ deel aan de rebellie. In de 7de en 8ste eeuw werd het gebied in de Ordos tussen Xiazhou 夏州 in het zuiden en Lingzhou 靈州 in het noorden, huyuan 胡苑 (hu park) genoemd. (cf. Bijlage

15) In 679 werd dit in de Chinese administratie als de ‘zes hu gebieden’ liu hu zhou 六胡州 opgenomen, met name Luzhou 魯州, Lizhou 麗州 Hanzhou 含州, Saizhou 塞州, Yizhou 依州, en Qizhou 契州. 180 In deze zes gebieden woonden naast Turken (Tujue 突厥) ook een aanzienlijk aantal Sogdiërs, wat door hun naamvermelding wordt gestaafd.181

2.2.1. ONTSTAAN VAN EEN SOGDISCH-TURKS MILIEU

De geboorte van het Sogdisch-Turkse milieu begon in de 6de eeuw bij de Turkse verovering van Transoxianië. De Turken, ook Göktürken genoemd, waren een nomadische confederatie van steppevolkeren in het noorden van China. Dit volk was gevlucht naar de regio rond het Altai gebergte (in het Avaarse Rijk), waarna ze vazallen werden van deze Avaren.182 In 552 kwam de Turkse leider Bumïn Qaghan (reg. 551-552) echter in opstand tegen het Avaarse Rijk en behaalde de overwinning. De Avaren waren daarop genoodzaakt naar het westen te vluchten, waar ze toevlucht vonden onder het Romeinse Rijk. Bumïn

179 Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 4581. 180 Pu Hanji 朴汉济, “Tangdai “liuhuzhou”zhoucheng de jianzhi ji qiyunyong” 唐代“六胡州”州城的建置及其 运用 (De vestiging en aanwending van de zes hu gebieden gedurende de Tang-dynastie), in Zhongguo lishi dili luncong 中国历史地理论丛, Vol.25, No.2, 2010, p. 31. Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 974. 181 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 213-215. E.G. Pulleyblank, “A Sogdian Colony in Inner Mongolia”, p. 326-327. 182 Het rijk van de Avaren domineerde van eind 4de eeuw tot 552 de noordelijke steppe van het noordoostelijke Tarimbekken tot aan Korea. C. I. Beckwith, Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, p. 113.

35

Qaghan, de stichter van het Rijk der Göktürken, overleed echter enkele maanden nadat hij zichzelf als Qaghan had uitgeroepen. Tijdens zijn korte regeerperiode deelde Bumïn Qaghan de macht met zijn broer Istemi Qaghan (reg. 552-571), de Yabghu Qaghan (de vazal Qaghan). Zo ontstond er - althans in naam - reeds een opdeling in het Turkse Rijk. Istemi Qaghan trok naar het Westen en slaagde erin grote gebieden in te lijven. Bumïn Qaghans opvolger, Mughan Qaghan (reg. 553-572) trok naar het Oosten en slaagde erin zijn macht in de steppe ten noorden van China te consolideren. Tussen 557 en 561 ontstond er een alliantie tussen de Qaghan Istemi van het Turkse Rijk en Khosrow I (reg. 531-579) van het Perzische Rijk. Door deze alliantie konden ze de Hephtalietische overheersing teniet doen waaronder het gebied Transoxianië leed. Als gevolg van de nederlaag van de Hephtalieten namen de Perzen Bactrië in en de Turken veroveren Sogdië met de Oxus als natuurlijke grens tussen beide gebieden. Na de verovering van Transoxianië zetten de Turken hun veldtocht verder. Op hun hoogtepunt van macht controleerden ze een gebied dat reikte tot aan de Zwarte Zee. Door deze verovering van Sogdië ontstond er een Sogdisch-Turks milieu. 183 De Sogdiërs verspreidden zich in dit Turkse Rijk en vestigden zich ook hier in gemeenschappen.184 Ze speelden er naast hun belangrijkste rol als handelaars ook een rol in de administratie en het leger.185 Na de dood van de vierde Qaghan, genaamd Taspar Qaghan (reg. 572-581) werd het Turkse Rijk ondertussen wegens interne burgeroorlog definitief opgesplitst in de Westelijke Turken en Oostelijke Turken. De Westelijke Turken domineerden het noordelijke Tarimbekken, Transoxianië en Bactrië.186 De Oostelijke Turken hadden de controle over de steppe ten noorden van China. (cf. Bijlage 16) Onder de Tang-dynastie vormden deze Oostelijke Turken de grootste buitenlandse druk. In 630 slaagde de Tang erin de controle over de Oostelijke Turken te verwerven en verplichtte deze Turken zich te vestigen in de Ordosregio. 187 In 676 stelde de Tang zo zes Jimizhou 羈縻州188 (‘Retaining Prefectures’) op voor Turken en Sogdiërs, onder de supervisie van Tang-ambtenaren (以唐人為刺史)189. Y.

183 P. B. Golden, Central Asia in world history, p. 37-38. M. Compareti, Soghdiana, Iranian culture in Central Asia, Geraadpleegd op 2 April 2013, http://www.iranchamber.com/history/articles/soghdiana.php. C.I. Beckwith, Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, p. 115-117. 184 A. Masaharu, “Aspects of Sogdian Trading Activities under the Western Turkic State and the Tang Empire”, p. 27. 185 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 208. 186 C. I. Beckwith, Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, p. 115-117. 187 G. W. Bowersock et al., Late Antiquity: a guide to the postclassical world, Cambridge: Harvard University Press, 1999, p. 734. 188 Huangchuan Zhengqing, Chen Haitao, “Tangdiguo he suteren de jiaoyi huodong”, p. 88. 189 Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 975.

36

Moribe is van mening dat de Tang deze zes gebieden oprichtte om een Turkse heropstanding in toom te houden.190 De Turkse economie was vooral gebaseerd op het fokken van grote hoeveelheden paarden. De paarden waren eerst en vooral bestemd voor eigen gebruik, maar toen een handel onder leiding van de Sogdiërs groeide, begonnen de Turken hun overschot aan paarden te verruilen voor zijde.191 Doch omdat ze met deze ruwe zijde niet veel konden aanvangen, verhandelden ze dit product voor onder andere zilver van de Arabieren of afgewerkte zijden kledij van de Chinezen. 192 Uit commerciële overwegingen gingen de Sogdiërs zich later vestigen in het Ordosgebied dat door de Tang als ‘liu hu zhou’ werd bestempeld. China zelf was niet bekwaam om grote hoeveelheden paarden te fokken. Daarom was er een grote vraag naar paarden uit de naburige gebieden en zo ontstond er tussen de liu hu zhou en China een paardenhandel. Die paarden werden in China voor militaire doeleinden gebruikt. Zo beschikte het Tang leger in het jaar 733 over 80 000 paarden. Naast militair gebruik dienden paarden ook om de communicatie en het transport binnen het rijk te onderhouden.193 In 727 was er in de Ordosregio een geheel systeem van markten ontwikkeld waar paarden voor enorme hoeveelheden zijde werden omgeruild. 194

2.2.2. DEELNAME AAN DE OPSTAND

Niet enkel de Sogdiërs van de gemeenschappen in China, maar ook deze van de liu hu zhou waren betrokken bij de opstand. Enerzijds is het hoogstwaarschijnlijk dat dit gebied aan An Lushan paarden leverde, aangezien het er de grootste commerciële activiteit was. Anderzijds blijkt uit de An Lushan shiji dat An Lushan de Sogdiërs van de liu hu zhou probeerde te overhalen hem bij te staan in de opstand door te zinspelen op een saamhorigheidsgevoel.

190 Y. Moribe, “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, p. 243-245. 191 De Zhou shu 周書 maakt bijvoorbeeld melding van 50 000 paarden die naar de Noordelijke Wei 北魏 dynastie (386-534) werden gestuurd door het Turkse Rijk. cf. Linghu Defen 令狐德棻, Zhou shu 周書 (Boek van de Zhou), Beijing: Zhonghua shuju, 1975, p. 909. 192 C. Mackerras, The Uighur empire according to the T'ang dynastic histories: a study in Sino-Uighur relations 744-840, Canberra: Australian National University Press, 1972, p. 184. 193 C. I. Beckwith, “The impact of the horse and silk trade on the economics of T’ang China and the Uighur”, in Journal of the Economic and Social history of the Orient, Vol.34, No.3, 1991, p. 185-186. Pu Hanji, “Tangdai “liuhuzhou”zhoucheng de jianzhi ji qiyunyong, p. 38-39. 194 D. Twitchett, “The T’ang market system”, in Asia Major, 12, 1967, p. 223.

37

“My father was hu, my mother was a Türk woman, your father was Türk and your mother was hu. [My family] is therefore altogether identical to your family; how can we not have the feeling of friendship for one another?” 195

Y. Moribe is van mening dat de Sogdiërs uit de liu hu zhou een groot aandeel hadden in de opstand, maar “these military officers were not pure Sogdians, but Sogdians who were influenced by Turkisch people”. Y. Moribe noemt deze Sogdiërs ‘Turkicised Sogdians’, omdat ze reeds ruime tijd met de Turken samenleefden en zo door hen beïnvloed waren en nomadische karakteristieken hadden overgenomen.196 Een indicatie in de Jiu Tang shu wijst op de deelname van de Sogdiërs uit de liu hu zhou. In 756, nadat de rebellen Chang’an hadden ingenomen, begaven sommige Turken en Tongra (Tongluo 同羅)197, geleid door de Turkse leider Congli 從禮, zich naar de liu hu zhou. Daar slaagden ze erin vele hu te overhalen om Shaanxi binnen te vallen. (賊將阿史那以、僕骨五千騎出塞,誘河曲九府、六胡州 部落數萬) .198

2.3. HET LOT VAN DE SOGDIËRS TIJDENS EN NA DE REBELLIE

Tijdens de An Lushan rebellie veranderde de houding tegenover de Sogdiërs en andere buitenlanders (hu). Zij werden beschouwd als medeverantwoordelijk voor de vernietiging van de welstand van de Tang. Een eerste moord op buitenlanders, dat opgetekend staat in de dynastieke historiën van de Tang, vond plaats in Yangzhou 揚州(in de huidige Jiangsu 江苏 provincie). In 760 kreeg keizer Suzong 肅宗 (reg. 756-762) te horen dat Liu Zhan 劉展, een Tang generaal, de orders niet opvolgde en een opstand plande. Keizer Suzong beval om Liu Zhan te bedwingen vooraleer een opstand uitbrak. Een eerste poging mislukte echter. Als reactie hierop nam Liu Zhan Yangzhou in en probeerde zijn macht in omliggende gebieden uit te breiden. 199 Tian Shengong 田神功, een Tang generaal die de controle had over een gebied in Hebei, slaagde erin Liu Zhan te onderdrukken en nam hem in 鄭州

195 Wang Rensu, Yao Runeng, Kaiyuan Tianbao / Anlushan shiji, p. 84. cf. Engelse vertaling uit E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 218. 196 Y. Moribe, “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, p. 245. 197 De Tongra zijn één van de tien Turkse stammen. cf. C. Mackerass, “The Uighurs”, p. 320. 198 E. G. Pulleyblank, “A Sogdian Colony in Inner Mongolia”, p. 338-341. Liu Xu, Jiu Tang shu, p. 3451. 199 C. A. Peterson, “Court and province in mid-and late T’ang”, in D. Twitchett, J.K. Fairbank, The Cambridge History of China. Volume 3: Sui and T’ang China, 589-906, Part I, Cambridge: Cambridge University Press, 1979, p. 482.

38 gevangen.200 Tian Shengong toonde zo zijn loyaliteit aan de Tang dynastie. De Jiu Tang shu vermeldt dat Tian Shengong zijn weg verder zette naar Yangzhou en verhaalt hierover het volgende; “至揚州, 大掠百姓商人資產[…]商胡波斯被殺者數千人.” (“Aangekomen in Yangzhou, plunderde men het bezit van de gewone mens en van de handelaars. Duizend handelaars (shanghu) en Perzen werden vermoord.”) 201 Een tweede moord op buitenlanders vond plaats in Yanjing 燕京, de hoofdstad van de Yan-dynastie.202 Ook hier kwamen veel hu om het leven. Toen Gao Juren 高鞠仁, een Tang generaal, de hoofdstad Yanjing innam, ging dit gepaard met het doden van de daar gevestigde hu. De An lushan shiji vermeldt het volgende:

“Gao Juren 高鞠仁 then ordered that within the city those who killed hu would be highly rewarded. Following that, the jiehu 羯胡 were completely exterminated; small children were thrown in the air and caught on the points of spears. Those who had large noses resembling those of the hu and who (because of this) were killed in error were extremely numerous.” 203

Jiehu 羯胡 was een archaïsche benaming om naar de hu te verwijzen. Deze hu bevatten ook andere volkeren zoals bijvoorbeeld Perzen, Turken, etc… An Lushan, van half Sogdische afkomst, wordt ook Jiehu genoemd.204 Als gevolg van deze afkeer tegenover de hu verloochenden de Sogdiërs hun achtergrond. Wie met An Lushan geassocieerd werd door middel van dezelfde familienaam en dus van dezelfde voorouder afstamde, werd automatisch gelinkt aan schande en schaamte. Zij die de familienaam An 安 hadden, veranderden hun achternaam naar een meer Chinees klinkende zoals bijvoorbeeld Li 李. Een voorbeeld hiervan is An Chongzhang 安重璋 (704- 777). Hoewel zijn vader An Xinggui 安興貴 een grote rol had gespeeld in de totstandkoming van de Tang 205 en An Chongzhang zelf de An Lushan opstand niet had ondersteund, veranderde hij zijn naam in Li Baoyu 李抱玉. Dit uit vrees hetzelfde lot als vele andere Sogdiërs te ondergaan. Deze verandering in namen heeft tot gevolg dat een groot deel van de

200 Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p.4589. Liu xu, Jiu Tang shu, p. 3532. 201 Eigen vertaling J. M., Liu xu,, Jiu Tang shu, p. 3533. 202 Yanjing, onder de vroegere benaming Fanyang 范陽, was één van de drie garnizoenen waarover An Lushan leider was. 203 Wang Rensu,Yao Runeng, Kaiyuan Tianbao yishi / Anlushan shiji, p. 112. Engelse vertaling uit E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 220. 204 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 220. 205 Op het einde van de Sui-dynastie slaagde An Xinggui en andere Sogdiërs erin het lokale regime van 李軌 (reg. 617-619) in Liangzhou 凉州 neer te slaan en bijgevolg kon Liangzhou toegevoegd worden bij het territorium van de opkomende Tang-dynastie. cf. Rong Xinjiang, “New light on Sogdian Colonies along the Silk Road: Recent Archaeological Finds in Northern China”, p. 153.

39

Sogdiërs daarna niet meer onderscheiden kunnen worden in de Chinese bronnen. Doordat ze genoodzaakt waren hun afkomst te verloochenen, integreerden ze zich geleidelijk in de Chinese samenleving. 206 Het is fout te concluderen dat alle Sogdiërs An Lushan ondersteunden, want een deel onder hen bleef loyaal aan de Tang-dynastie. Dankzij sommige Sogdiërs, zoals de eerder vermelde An Chongzhang, die de Tang-dynastie wel steunden, konden ze in een zekere mate hun invloed in China behouden, hoewel deze sterk getaand was.207 Na de An Lushan opstand bleef een deel van de Sogdiërs in het Chinese Rijk, anderen zochten hun toevlucht onder het Oeigoerse Rijk. (cf. infra)

2.4. HET LOT VAN DE SOGDIËRS IN DE LIU HU ZHOU

Als gevolg van de massamoord op de hu in Yanjing, (cf. supra) zijn vermoedelijk vele Sogdiërs van de liu hu zhou omgekomen. Overlevende Sogdiërs migreerden naar Hebei 河北, waar enkele ‘Turkicised Sogdians’ de Heshuo sanzhen 河朔三镇 oprichtten. Vier voormalige militairen van Al Lushans leger gaven het ontstaan aan vier militaire regimes in Hebei, namelijk in Lulong 盧龍, Chengde 成德, Weibo 魏博 en Xiangwei 相衛. Deze in Xiangwei hield al snel op te bestaan, de resterende drie werden bekend als de Heshuo sanzhen. (cf. Bijlage 17) Door het vernoemen van verscheidene militairen in een “gedenkteken van Li Baochen 李寶臣, militaire leider van Chengde” 成德節度使李寶臣碑 wordt de deelname van talrijke Sogdiërs aan deze drie militaire garnizoenen aangetoond. Van de 76 namen, die hierop worden vermeld, zijn Sogdische militairen als Kang Rizhi 康日知, Cao Minzhi 曹敏之, An Zhongshi 安忠實, etc… bekend.208 Daarnaast begaven velen uit de liu hu zhou zich ook naar Shuozhou 朔州 en Yunzhou 雲州 (huidige Datong). Tegen 786 was zo het Ordosgebied definitief verlaten. Deze gedwongen migratie was deels een gevolg van de Tibetaanse invasies, die reikten tot aan het Ordosgebied.209 Tevens was het ook een gevolg van militaire nood in

206 E. Trombert, E. De La Vaissière, “Des Chinois et des Hu: Migrations et intégration des Iraniens orientaux en milieu chinois durent le haut Moyen Âge”, in Annales. Histoire, Sciences Sociales, No.5-6, 2004, p. 963. 207 A. Forte, “Iranians in China: Buddhism, Zoroastrianism, and Bureaus of Commerce, in Cahiers d' Extrême- Asie, Vol. 11, 1999, p. 280. 208 Y. Moribe, “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, p. 244. 209 Na de Chinese nederlaag bij de Slag van Talas (751), namen de Tibetanen het Tarimbekken in. Rond het jaar 780 hadden de Tibetanen zo hun invloed tot in huidige Gansu en Sichuan provincies verspreid. Later, als gevolg van de Oeigoerse dominantie in het Tarimbekken halverwege de 9de eeuw, taande hun invloed zienderogen. cf. C. Ramirez-Faria, Concise Encyclopedia of World History, New Delhi: Atlantic publishers, 2007, p. 716.

40 de heshuo sanzhen. De Tang probeerde namelijk de controle te verwerven over deze militaire regimes, waarop de heshuo sanzhen militaire campagnes opzette tegen de Tang. Daardoor was er nood aan militaire hulp en veel Sogdiërs vestigden zich in deze regimes. Vanaf 825 verminderde de militaire sterkte van deze regimes en vormden ze niet langer een bedreiging voor de Tang. In 809 werden de Sogdiërs in hun nieuwe vestiging vergezeld door de Shatuo Turken, die afstamden van de Westerse Turken. Zij vestigden zich grotendeels in het noorden van Hedong (Daibei 代北). Deze Sogdiërs werden in feite ingelijfd in de Shatuo sanbuluo 沙陀三 部落 (de drie stammen van de Shatuo). Deze drie stammen waren de Sage 薩葛 (Suoge 索葛, Xuege 薛葛), Anqing 安慶 en de Jitian 雞田.210 Het hoofd van de Sage stam was Mi Haiwan 米海萬 211. Hij kan met zekerheid als een Sogdiër beschouwd worden. De familienaam Mi 米 werd namelijk enkel gebruikt voor Sogdiërs. Ook de transcriptie van de stam Sage is volgens E. G. Pulleyblank zeker een transcriptie vanuit het Sogdisch. Onder de Anqing stam zouden er vermoedelijk ook Sogdiërs geleefd hebben, maar dat kan niet met zekerheid gezegd worden. Het hoofd van deze stam was Shi Jingcun 史敬存. De familienaam Shi 史 komt zowel voor bij Sogdische als bij Turkse namen, een afkorting van de Koninklijke familie Ashina 阿史那. Het voorkomen van Sogdische namen was volgens Pulleyblank nog frequenter in de Latere Jin (936-946) periode.212 De Shatuo Turken stichtten namelijk op het einde van de Tang de zogenoemde Vijf Dynastieën (Wudai 五代); de Latere Liang 後梁 (907-923), de Latere Tang 後唐 (923-936), de Latere Jin 後晉 (936-946), de Latere Han 後漢 (947-950) en de Latere Zhou 後周(951/959-960). De ‘Turkicised Sogdians’, samen met andere nomadische groepen, verenigden zich zo onder de leiding van de Shatuo.213

210 E. G. Pulleyblank, “A Sogdian Colony in Inner Mongolia”, p. 341-346. Y. Moribe, “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, p. 243-252. 211 Liu xu, Jiu Tang shu, p. 710. 212 E.G. Pulleyblank, “A Sogdian Colony in Inner Mongolia”, p. 341-346. 213 Y. Moribe, “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, p. 252.

41

3. SOGDISCHE INVLOED ONDER OEIGOERSE RIJK

Toen keizer Suzong 肅宗 (reg. 756-762) hulp zocht om de An Lushan rebellie neer te slaan, reageerden de Oeigoeren (huihu 回鶻)214 hierop positief en stuurden hun cavalerie naar China. Het Tang leger kon zo met behulp van de Oeigoeren de opstand neerslaan.215 De periode na An Lushan luidde de Late Tang (763-907) in. De Tang had zich grotendeels weten te herstellen, doch de acht jaar van opstand had de Tang fundamenteel verzwakt. De chaos van de late Tang werd gekenmerkt door het verlies van de dominantie over de westelijke gebieden, de verovering van oasesteden door het Abbasidische kalifaat, de inname van gebieden in het noorden van China door de Oeigoeren en de inval van de Tibetanen in huidige provincies Gansu 甘肃 en Ningxia 宁夏. 216 Het Oeigoerse Rijk is grotendeels een uitloper van het Turkse rijk, dat zich vanaf de 6de eeuw ontwikkelde in de noordelijke steppe tot aan de Zwarte Zee. (cf. supra) Na de dood van Bilge Kaghan (reg. 717-734) in 734 en ten gevolge van de Chinese en Arabische weerstand, ging het ten onder. In 744 slaagde een coalitie van Oeigoeren, Basmïl (Bamixi 拔

悉密) en Karluks (Gelolü 葛邏祿) onder leiding van de Oeigoerse leider - bekend bij de Chinezen als Guli Peiluo 骨力裴羅 217- erin om de Turken (Tujue 突厥) neer te slaan. Er ontstond tussen de drie overwinnaars een machtsstrijd, waarbij de Oeigoeren als uiteindelijke overwinnaars uit de strijd kwamen. Hierna werden de Basmïl en Karluks binnen de Oeigoerse confederatie opgenomen. In 744 werd zo het Oeigoerse Rijk opgericht, met als hoofdstad Karabalghasun, gelegen in het huidige Mongolië.218 (cf. Bijlage 18) De Oeigoeren hadden een grote bijdrage geleverd aan de Tang-dynastie in het onderdrukken van de An Lushan opstand. Zoals reeds besproken, ontstond er in China ten gevolge van de An Lushan opstand een aversie tegen buitenlanders en vooral tegenover de Sogdiërs. Velen werden vermoord, overlevenden kwamen onder de krachtige bescherming

214 De Oeigoeren stonden aan het hoofd van een confederatie van negen Turkse stammen, gezamenlijk bekend als de Toquz Ughuz, door de Chinezen als de Jiuxing 九性 (de negen namen) genoemd. De negen stammen bestaan uit de Bukhu, Khun, Bayirku, Tongra, etc… cf. C. Mackerras, “The Uighurs”, p. 320. 215 De Oeigoeren hielpen de Tang met het oog op het verhandelen van goederen met China. cf. P. B. Golden, Central Asia in world history, p. 44. 216 C. A. Peterson, “Court and province in mid-and late T’ang”, p. 485- 486. 217 Toen Guli Peiluo de eerste regeerder over het Oeigoerse Rijk werd nam hij de titel aan van Kutlugh Bilgä Köl Kaghan (Glorieuze, wijze en machtige kaghan) cf. C. Mackerras, “The Uighurs”, p. 317. 218 C. I. Beckwith, Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, p.142. C. Mackerras, The Uighur empire according to the T'ang dynastic histories: a study in Sino-Uighur relations 744-840, p. 1, 9.

42 van de Oeigoeren.219 Binnen het Oeigoerse Rijk konden ze zich zowel op gebied van handel en religie herpositioneren.

3.1. EEN LAATSTE HEROPLEVING VAN SOGDISCHE HANDEL

De gewijzigde situatie in China had het Sogdische handelsnetwerk sterk ontwricht. Beginnende van het jaar 760 kwam de zijderoute van Chang‘an tot het Tarimbekken in de handen van de Tibetanen. Daarbij kwam ook een deel van de route onder controle van de Oeigoeren. 220 In het kielzog van de An Lushan rebellie veroorzaakte dit een verdere ommekeer in het Sogdische handelsnetwerk. Sogdië had terzelfdertijd te kampen met de Arabische overheersing. Het handelsnetwerk, dat gedurende vier eeuwen floreerde, was nu volledig verstoord en kwam in handen van verschillende volkeren. Doordat de Sogdiërs na de rebellie de bescherming van de Oeigoeren zochten, konden ze op commercieel vlak een nieuwe koers varen. De Xin Tang shu beschrijft het als volgt:

“Whenever the Uighurs had arrived in the Central State, they constantly had with them some Sogdians, who frequently stayed behind in the capital. In the course of time the number approached 1000. They live there, their property flourished and they accumulated a very large amount of capital. […] The Uighurs are not basically strong, but they are helped by the Sogdians. […] If there is profit, then they are attracted to it, and if there is property, then they will join.” 221

Onder het Oeigoerse Rijk kende de handel dus een heropleving. De Oeigoeren maakten namelijk gebruik van de situatie om China te dwingen handel te drijven (China was dit door de hulp van de Oeigoeren aan de An Lushan rebellie verschuldigd). Regelmatig worden Oeigoerse missies uitgezonden om paarden te verhandelen tegen grote hoeveelheden zijde, wat voor de Oeigoeren een aanzienlijke rijkdom met zich meebracht.222 Elk jaar werd een gemiddelde van 6500 paarden verhandeld tegen 250 000 stukken zijde, een gemiddelde prijs dus van 38 stukken zijde voor een paard.223 China vond deze gedwongen handel navrant.

219 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 223-224. 220 E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, p. 306. 221 Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 6121. cf. Engelse vertaling: C. Mackerras, The Uighur empire according to the T'ang dynastic histories : a study in Sino-Uighur relations 744-840, p. 90-91. 222Shao Mingjie 邵明杰, “Lun ruhua suteren liuxiang de wanzheng xiansuo ji zuizhong guisu, jiyu suteren “huihuhua” suozuo de kaocha” 论入华粟特人流向的完整线索及最终归宿, 基于粟特人“回鹘化”所作的考察 (De volledige aanwijzingen en uiteindelijke bestemming van een stroom van Sogdiërs in China, een studie van Sogdiërs tot in het Oeigoerse Rijk), in zulishi yanjiu 族历史研究, Vol.21, No.1, Jan. 2010, p. 118. 223 Chinese bronnen beweren dat tijdens de Gouden Eeuw van de Tang één paard werd verhandeld voor één stuk zijde. Hoewel dit overdreven is, kan een gemiddelde van 25 stukken zijde eerder aangenomen worden. Na de An

43

224 De Chinese keizers probeerden tevergeefs deze handel in te dijken. Chinese historische bronnen bevatten meermaals melding van gejammer en geklaag over deze gedwongen handelsuitwisselingen.225 Om de relatie met de Oeigoeren gunstig te stemmen, onderhield men bovendien diplomatieke relaties door middel van huwelijken tussen Chinese prinsessen en Oeigoerse heersers.226 Gedurende de periode 744-840 werden er zes Chinese prinsessen uitgehuwelijkt. Deze huwelijken waren voor de Oeigoeren van groot belang.227 Zo vermeldt de Xin Tang shu dat de Oeigoerse delegatie om de Chinese prinses te halen “夷之使中國,其 眾未嘗多此”, “nog nooit zo groot was geweest” en gepaard ging met “20 000 paarden en 1000 kamelen als geschenk”.228 De Sogdiërs mengden zich onder de Oeigoeren en namen ook hier deel aan de handel en het politieke en culturele leven. De Sogdiërs speelden dezelfde rol als in het vroegere Turkse Rijk. Dit ging in het Oeigoerse Rijk gepaard met een onbewuste beïnvloeding op religieus vlak.229

3.2. HET MANICHEÏSME ALS STAATSRELIGIE

Deel I van deze scriptie ging reeds uitvoerig in op de sanyijjiao die door middel van de Sogdiërs in China geïntroduceerd werden. De invloed van één van deze sanyijiao, namelijk het manicheïsme, bereikte zijn hoogtepunt toen het in het Oeigoerse Rijk als staatsreligie werd erkend. De machtigste Kaghan van het rijk, Bögü Kaghan (reg. 759-779), kwam in aanraking met het manicheïsme, toen hij de An Lushan rebellie in Luoyang hielp onderdrukken. Luoyang was een bloeiend centrum voor manicheïsme met verscheidene manicheïstische tempels. Toen Bögü Kaghan terugkeerde naar zijn rijk, nam hij bijkomende maatregelen om deze religie onder zijn volk te propageren. Zo werd het manicheïsme in 762

Lushan rebellie kende de prijs een sterke stijging van gemiddeld 25 naar 38 stukken zijde per paard. cf. C.I. Beckwith, “The impact of the horse and silk trade on the economics of T’ang China and the Uighur”, p. 187. 224 C. I. Beckwith, “The impact of the horse and silk trade on the economics of T’ang China and the Uighur”, p. 187-188. C. Mackerras, “Uygur-Tang relations, 744-780”, in Central Asian Survey, Vol.19, No.2, 2000, p. 232- 233. 225 C. I. Beckwith, “The impact of the horse and silk trade on the economics of T’ang China and the Uighur”, p. 188. 226 Doorheen de Chinese geschiedenis is het gebruikelijk dat er diplomatieke huwelijken werden geregeld met naburige volkeren. Zo werden er bijvoorbeeld tijdens de Han-dynastie vrouwen uitgehuwelijkt aan de Xiongnu. Vaak betreft het vrouwen van de keizerlijke familie, maar soms werden ook andere vrouwen uitgehuwelijkt. cf. J. B. Ter Haar, Het Hemelse Mandaat: De Geschiedenis van Het Chinese Keizerrijk, p. 75. 227 C. Mackerras, “Uygur-Tang relations, 744-780”, p. 231. 228 Ouyang Xiu, Xin Tang shu, p. 6129. 229 Shao Mingjie, “Lun ruhua suteren liuxiang de wanzheng xiansuo ji zuizhong guisu, jiyu suteren “huihuhua” suozuo de kaocha”, p. 119.

44 de staatsreligie van het Oeigoerse Rijk. Als gevolg hiervan werden er nieuwe tempels gebouwd in Chang’an, Luoyang en Yangzhou.230 In 779 spoorden de Sogdiërs aan het hof van het Oeigoerse Rijk Bögü Kaghan aan om China aan te vallen na de dood van keizer Daizong 代宗 (reg. 762-779). Dun Bagha (reg. 779-789), neef en eerste minister van Bögü Kahgan, was gekant tegen dit voorstel en vermoordde hierop Bögü Kaghan. Hij zette zichzelf op de troon en bood hevige weerstand tegen het manicheïsme en de Sogdiërs.231 Na zijn dood kende het manicheïsme evenwel een heropleving en bleef het de staatsreligie tot de val van het Oeigoerse Rijk. In 840 kwam het Oeigoerse Rijk ten val als gevolg van invasies van de Kirgiezen232 en waren de inwoners genoodzaakt te vluchten. Een deel onder hen vestigde zich in de oasen van het Tarimbekken (huidige Xinjiang). Ze stichtten hier hun eigen koninkrijkjes, die stand hielden tot annexatie in het Mongoolse Rijk in de 13de eeuw. Een andere groep Oeigoeren vestigde zich in het zuiden van China, waarna de Tang hen dwong het Chinese grondgebied te verlaten. Aangezien de Oeigoeren hier geen gehoor aan gaven, zette de Tang een leger op de been om hen aan te vallen. Dit eindigde in een massamoord in 843. 233 Ofschoon het manicheïsme hierna nog steeds leefde onder de Oeigoeren, kende het boeddhisme een opleving in het nieuwe Oeigoerse rijk. Uiteindelijk werd hun rijk, net zoals geheel Centraal-Azië, islamitisch.234 Het is moeilijk om na de val van het Oeigoerse Rijk nog te spreken van Oeigoeren en Sogdiërs als twee afzonderlijke volkeren, aangezien door hun nauwe samenwerking en huwelijken beide groepen zich met elkaar vermengden.235

230 J. Rose, “The Sogdians: Prime movers between Boundaries”, p. 419. 231 C. Mackerras, “Relations between the Uighurs and Tang China, 744-840”, p. 99. J. Thrower, The religious history of Central Asia from the earliest times to the present day, p. 84. 232 De Kirgiezen waren één van de nomadevolkeren die aan de noordelijke grens van het Chinese Rijk leefden. Vandaag de dag bevolken zij het land Kirgizië. cf. B.A. West, Encyclopedia of the peoples of Asia and Oceania, p. 437. 233 M. Compareti, Soghdiana, Iranian culture in Central Asia, (internetsite). B. Dessein et al., China, een maatschappelijke en filosofische geschiedenis van de vroegste tijden tot de twintigste eeuw, p. 120. 234 J. Thrower, The religious history of Central Asia from the earliest times to the present day, p. 85. 235 M. R. Drompp, Tang China and the collapse of the Uighur Empire, a documentary history Leiden: Brill, 2005, p. 275.

45

3.3. SOGDIËRS ALS VERTALERS TUSSEN HET OEIGOERSE RIJK EN DE TANG

Als gevolg van opeenvolgende veroveringen in Sogdië zelf en de kennismaking met verscheidene culturen langs de zijderoute hadden vele Sogdiërs een brede talenkennis opgedaan. Velen waren de Sogdische, de Turkse en de Chinese taal machtig. Deze meertaligheid maakte het voor hen mogelijk gemakkelijk handelsverrichtingen aan te gaan. Daarenboven stonden Sogdiërs ook bekend als vertalers en tussenpersonen in onderhandelingen met naburige volkeren. Tijdens de Tang-dynastie maakte men gretig gebruik van hun meertaligheid om met buitenlandse volkeren te communiceren en te onderhandelen. Hun talent werd eveneens gebruikt in de Late Tang in de onderhandelingen met de Oeigoeren en Kirgiezen. Het nog steeds aanwerven van de Sogdiërs na de An Lushan opstand is opmerkelijk gezien de tegenover hen ontwikkelde afkeer, maar het was voor de Chinezen ook de enige mogelijkheid om met de Oeigoeren te kunnen communiceren. Er is hiervan een bewijs over een Sogdische onderhandelaar, genaamd Shi Jiezhi 石誡值. Deze was gevestigd in de hoofdstad van de Tang en vroeg toestemming aan te Tang om als tussenpersoon te fungeren. Niet lang na het vertrek van Shi Jiezhi uitte de eerste minister Li Deyu 李德裕 (787-850) zijn twijfel over de integriteit van deze onderhandelaar. Met de An Lushan opstand in het achterhoofd was de Tang-dynastie achterdochtig over de integriteit van de vertalers. De Sogdiërs hadden ook alle reden om China te willen verlaten, gezien de gevoeligheid voor de Sogdische identiteit. Er is echter geen bewijs dat deze Sogdiërs de Tang wel degelijk ontrouw waren, maar er is ook geen bewijs dat Shi Jiezi naar de Tang is teruggekeerd. Toen de spanning tussen de Oeigoeren en de Tang steeg vreesde de Tang dat de Sogdische vertalers hen zouden verraden. Of de Tang het nu wou of niet, het aanwerven van deze vertalers was de enige mogelijkheid om te communiceren met de Oeigoeren, aangezien de Chinese bevolking niet open stond om een buitenlandse taal te leren.236

236 R. Lung, “Sogdian Translators in Tang China: An issue of loyalty”, p. 97-104.

46

4. RESTANTEN VAN SOGDISCHE GEMEENSCHAPPEN

Na de Arabische overheersing migreerden vele Sogdiërs naar de oasesteden in het Tarimbekken, waar ze nog enige tijd hun culturele eenheid konden behouden. Deze oasesteden kenden bovendien een mindere weerslag van de rebellie. Verscheidene onderzoekers kwamen tot de conclusie dat in die oasesteden de Sogdiërs het langst stand hebben gehouden, tot ze zich uiteindelijk integreerden. Vermeldenswaard is de gemeenschap in Dunhuang 敦煌. Dunhuang is één van de weinige oasesteden waar veel historische manuscripten zijn teruggevonden. Dit leidt tot een beter begrip van de Sogdiërs die daar gevestigd waren. In Ikada’s On artikel “Sogdische gemeenschappen in Dunhuang gedurende het midden van de 8ste eeuw”, trekt hij de conclusie dat tijdens de Tibetaanse bezetting van Dunhuang (785-848) sommige Sogdiërs terugkeerden naar Sogdië, anderen in het Oeigoerse Rijk werden opgenomen, terwijl nog anderen in gemeenschappen in Dunhuang bleven.237 Zheng Binglin 郑炳林 argumenteert dat er zich daadwerkelijk nog vele Sogdiërs bevonden in Dunhuang gedurende de Tibetaanse bezetting en onder het Guiyi Militaire regime (guiyijun zhengquan 归义军政权) [848-1036]. Met dit guiyi regime poogde China, na de Tibetaanse bezetting, de dominantie over Dunhuang te herstellen. Uit de Mogao manuscripten blijkt dat Sogdiërs in dit regime een hoge positie hadden. Zo onder meer de 节度使 Cao Yijin 曹议金 (?-935).238 Vele Sogdiërs behielden in Dunhuang nog ruime tijd hun eigen cultuur. De aanwezigheid van zoroastrische tempels is een bewijs voor het bestaan van een Sogdische gemeenschap. Zo was er in Dunhuang een tempel in Ancheng 安城, de Ancheng daxian 安 城大 祆 . Daarenboven onderhield het Guiyi militaire regime ook tempels in Shanshuichi 三水池, Baichi 百尺 en andere plaatsen. Men zond ook gezanten uit naar andere plaatsen in de Hexi regio om te offeren in zoroastrische tempels. Zheng Binglin kwam zo tot de conclusie dat de Sogdiërs tot in de 10de eeuw in de gemeenschappen van Dunhuang worden vermeld en er een zekere rol speelden.239

237 Ikeda on 池田温, “Ba shiji zhongye Dunhuang de suteren juluo”八世紀中叶敦煌的粟特人聚落 (De Sogdische gemeenschappen in Dunhuang gedurende het midden van de 8ste eeuw) in Tang yanjiu lunwen xuanji 唐研究论文选集, Beijing: Zhongguo shehui kexue chubanshe, 1999, p. 51. 238 Cao Yijin 曹议金 nam in 924 de leiding over het Guiyi leger. Dit was het begin van een vijf generaties lang durend regime van de Cao familie in de Hexi regio. cf. Tan Chung (uitg.), Dunhuang Art: Through the eyes of Duan Wenjie, New Delhi: Abhinav publications, 1994, p. 189. 239 Zheng Binglin 郑炳林, “Wan Tang Wudai Dunhuang diqu de huxing jumin yu juluo” 晚唐五代敦煌地区的 胡姓居民与聚落 (De hu bevolking en gemeenschappen van Dunhuang in de Late Tang en Vijf Dynastieën) in

47

5. DE ‘LAST REFUGE’

Pulleyblanks artikel “A Sogdian colony in Inner Mongolia” onderzocht de aanwezigheid van Sogdiërs tot in de 10de eeuw. Zoals reeds eerder besproken werd een groot deel van de Sogdiërs, nadat ze gemigreerd waren naar Hebei, later ingelijfd in de Shatuo sanbuluo. Deze Shatuo Turken stichtten op het einde van de Tang de zogenoemde Vijf Dynastieën. Het verder onderzoeken van historische bronnen uit die tijd is noodzakelijk voor het attesteren van Sogdiërs gedurende deze periode. Pulleyblank is van mening dat meer onderzoek nog verscheidene Sogdiërs kan aantonen doorheen de volgende eeuwen. 240 Onderzoek over Sogdiërs in de periode na de Tang-dynastie is echter schaars. Zowel onder het Chinese Rijk, het Arabische Rijk als het Oeigoerse Rijk hebben Sogdiërs zich weten te integreren. In welke mate zij hun culturele eigenheid hebben behouden is echter onzeker en vraagt meer onderzoek. De Sogdische taal en religie bleven tot in de 10de eeuw en daarna voortleven. Daarenboven werd het woord ‘Sogdisch’ nog geattesteerd in Oeigoerse manuscripten.241 In het gebied van de Yaghnob vallei, gelegen in huidig Tadjikistan, zijn er tot op vandaag nog mensen die de Sogdische taal, of toch een nauwe variant ervan, spreken. Zij worden ook beschouwd als directe afstammelingen van de Sogdiërs. Zouden we van hen nog kenmerken van de Sogdische cultuur kunnen onderscheiden? 242

suteren zai zhongguo: lishi, kaogu, yuyan de xin tansuo 粟特人在中国历史考古语言的新探索,Beijing: Zhonghua shuju, 2005, p. 178-190. 240 E. G. Pulleyblank, “A Sogdian Colony in Inner Mongolia”, p. 347. 241 J. Hamilton, Manuscrits ouïgours du IXe –Xe siècle de Touen-Honang, Vol.1, Paris: Peeters, 1986, p. 126-127. 242 B. A. West, Encyclopedia of the peoples of Asia and Oceania, p. 747.

48

CONCLUSIE

Bij dit onderzoek kwamen we tot de conclusie dat de Sogdiërs de belangrijkste handelaars waren langs de zijderoute van de 4de tot 7de eeuw. De Sogdische handelsmacht bereikte haar hoogtepunt in de Vroege Tang periode (618-763). De Vroege Tang-dynastie was een Gouden Eeuw vooral door de grote gebiedsuitbreidingen en het floreren van wetenschap, kunst, literatuur en handel. Vanaf het jaar 742 brak er in Centraal-Azië een periode van oproer uit met verscheidene opstanden in Centraal-Azië. Met betrekking tot de teloorgang van het Sogdische handelsnetwerk kunnen we hoofdzakelijk twee oorzaken onderscheiden. Ten eerste was er het steeds verder oprukken van de ‘heilige oorlog’ van de islam. Na de Abbasidische revolutie in 747, konden de Arabieren Māwarāʾ al-Nahr (Transoxianië) veroveren en zelfs tot de oasestad Kashgar doorstoten. Dit offensief hield aan tot iedereen zich onderwierp. Zowel de rebellerende Sogdische leiders als de gewone bevolking werden gedood. Anderen bekeerden zich gedwongen tot de islam of migreerden naar ‘betere’ oorden. Anderzijds werd het einde van het handelsnetwerk in China ook veroorzaakt door de Sogdiërs zelf. An Lushan, van half Sogdische afkomst, ontketende een rebellie die de welstand van de Tang-dynastie ondermijnde. Vele Sogdiërs namen deel aan deze opstand. Als gevolg hiervan ontstond er in China een afkerige houding tegenover verscheidene buitenlanders (hu 胡), inclusief Sogdiërs. Velen werden vermoord, anderen migreerden. Wie in China bleef, verloochende zijn achtergrond. Van diegenen die migreerden kwamen velen onder het Oeigoerse Rijk terecht. Binnen het Oeigoerse Rijk kenden de Sogdiërs een laatste grote heropleving en konden ze zich op twee vlakken, namelijk handel en religie, herpositioneren. De Oeigoeren, gebruikmakend van China’s zwakke positie, dwongen China ertoe handel te drijven. De Sogdiërs speelden hierin eenzelfde rol als eerder in het Turkse Rijk. Op religieus vlak werd het manicheïsme, dat door een groot deel van de Sogdiërs werd beleden, in 762 de staatsreligie van het Oeigoerse Rijk. Andere Sogdiërs, voornamelijk deze uit de liu hu zhou 六 胡州, gingen zich met de Shatuo Turken veréénzelvigen. Na de Tang-dynastie werden, met behulp van deze Shatuo Turken, de zogenoemde Vijf Dynastieën (Wudai 五代) gesticht. Als besluit kunnen we stellen dat na de teloorgang van het Sogdische handelsnetwerk de Sogdiërs zich integreerden in het Arabische Rijk, in het Oeigoerse Rijk, onder de Turken of in het Chinese Rijk.

49

BIBLIOGRAFIE

Al-Ṭabarī, The history of al-Ṭabarī (vertaling), New York: State University of New York Press, 38 Vol., 1987-1997. Arakawa M., “Sogdian merchants and Chinese Han merchants during the Tang dynasty”, in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême- Orient, 2005, (p. 231-242).

Baghbidi H. R., “Iranian and Indian languages in contact”, in Ōsakadaigaku sekai gengo kenkyū sentā ronshū 大阪大学世界言語研究センター論集, 2009, (p. 35-48).

Ban Gu 班固, Han shu 漢書 (Boek van de Han), Beijing: Zhonghua shuju, 1975.

Beckwith C. I., “The impact of the horse and silk trade on the economics of T’ang China and the Uighur”, in Journal of the Economic and Social history of the Orient, Vol.34, No.3, 1991, (p.183-198).

Beckwith C. I., Empires of the Silk Road: A History of Central Eurasia from the Bronze Age to the Present, Princeton: Princeton university Press, 2009.

Benn C. D., China’s golden age: everyday life in the Tang dynasty, Oxford: Oxford University Press, 2004.

Bowersock G. W. et al., Late Antiquity: a guide to the postclassical world, Cambridge: Harvard University Press, 1999.

Chavannes E., Documents sur les Tou-Kiue (Turcs) occidentaux, Paris: Adrien-Maisonneuve, 1900.

Compareti M., Soghdiana, Iranian culture in Central Asia, Geraadpleegd op 2 April 2013, http://www.iranchamber.com/history/articles/soghdiana.php.

Cunrui Xiong V., Historical dictionary of Medieval China, USA: Scarecrow Press, 2009.

Curtin P. D., Cross-cultural Trade in World History, Cambridge: Cambridge University Press, 1984.

De Blois F., “A Persian Poem Lamenting the Arab Conquest,” in C. Hillenbrand (uitg), The Sultan’s Turret: Studies in Persian and Turkish Culture, Leiden, 2000.

De Cordier B., Een geschiedenis van Centraal-Azië, Leuven: Acco, 2012.

De La Vaissière E., Sogdian Traders, A history, Leiden: Brill, 2005.

De La Vaissière E., Samarcande et Samarra: élites d'Asie centrale dans l'empire abbasside, Paris: Association pour l'avancement des études iraniennes, 2007.

50

De La Vaissière E., “Sogdians in China: A short history and some new discoveries”, in D. Waugh, The Silk Road, Vol. 1, nr. 2, Dec. 2003, (p. 23-26).

De La Vaissière E., “Central Asia and the Silk Road” in F. Johnson (uitg.), The Oxford Handbook of Late Antiquity, New York: Oxford University Press, 2012, (p. 142-169).

De La Vaissière E., “Cakar sogdiens en Chine”, in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême-Orient, 2005, (p. 255-260).

Den Boon T. et al., Van Dale, groot woordenboek van de Nederlandse taal, Utrecht: Van Dale Lexicografie, 2008.

Dessein B. et al., China, een maatschappelijke en filosofische geschiedenis van de vroegste tijden tot de twintigste eeuw, Gent: Academia press, 2008.

Drege J. P., De zijderoute, 20 eeuwen handelswegen tussen China en Europa, Haarlem: Schuyt & Co, 1988.

Drompp M. R., Tang China and the collapse of the Uighur Empire, a documentary history, Leiden: Brill, 2005.

Ebrey P. B., Cambridge Illustrated History of China, Cambridge: Cambridge University Press, 1996.

Ebrey P. B. et al., East Asia: a cultural, social, and political history, Boston: Houghton Mifflin, 2006.

Forte A., “Iranians in China: Buddhism, Zoroastrianism, and Bureaus of Commerce” in Cahiers d' Extrême-Asie, Vol. 11, 1999, (p. 277-290).

Gernet J., A history of Chinese civilization, Cambridge: Cambridge University Press, 1996.

Golden P. B., Central Asia in world history, New York: Oxford University Press, 2011.

Grenet F., “The Pre-Islamic Civilization of the Sogdians (seventh century BCE to eight century CE): A Bibliographic Essay (studies since 1986)” in D. Waugh, The Silk Road, Vol. 1, Nr. 2, Dec. 2003, (p. 28-36).

Grenet F., “The self-image of the Sogdians”, in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre-islamic period, Leiden: Brill, 2012, (p. 256-274).

Grenet F., De La Vaissière E., “The last days of Panjikent”, in Silk road art and archeology, VIII, 2002.

Hambis L. et al., L'Asie Centrale: histoire et civilisation, Paris: Imprimerie nationale, 1977.

Hamilton J., Manuscrits ouïgours du IXe –Xe siècle de Touen-Honang, Vol.1, Paris: Peeters, 1986.

51

Hansen V., “New work on the Sogdians, the most important traders on the silk road, AD 500- 1000”, in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre-islamic period, Leiden: Brill, 2012, ( p. 328-337).

Hansen V., The Silk Road: A new history, New York: Oxford University Press, 2012.

Hartz P., Zoroastrianism, New York: Chelsea house publishers, 2009.

Henning W. B., “The Date of the Sogdian Ancient Letters” in Bulletin of the School of Oriental and African Studies, University of London, Vol. 12, No. 3/4, Cambridge: Cambridge University Press, 1948, (p. 601-615).

Hopkirk P., Foreign devils on the silk road, New York: The Oxford University Press, 1980.

Huangchuan Zhengqing 荒川正晴, Chen Haitao 陈海涛, “Tangdiguo he suteren de jiaoyi huodong” 唐帝国和粟特人的交易活动 (De handelsactiviteit van de Sogdiërs ten tijde van de Tang-dynastie), Dunhuang yanjiu, 敦煌研究 , 2002.

Hulsewé A. F. P., China in Central Asia: the Early Stage: 125 B. C. - A. D. 23.(An annotated translation of chapters 61 and 96 of the History of the Former Han Dynasty), Leiden: Brill 1979.

Ikeda on 池田温, “Ba shiji zhongye Dunhuang de suteren juluo”八世紀中叶敦煌的粟特人 聚落 (De Sogdische gemeenschappen in Dunhuang gedurende het midden van de 8ste eeuw) in Tang yanjiu lunwen xuanji 唐研究论文选集, Beijing: Zhongguo shehui kexue chubanshe, 1999, (p. 3-67).

Juliano A. L., Lerner J. A, Monks and Merchants: Silk Road treasures from Northwest China, New York: Abrams, 2001.

Kalter J. et al., Uzbekistan: Heirs to the Silk Road, Londen: Thames and Hudson, 1997.

Karev Y., “Samarqand in the eight century: The evidence of transformation”, in D. Whitcomb (uitg.), Changing social identity with the spread of islam; archeological perspectives, Michigan: McNaughton & Gunn, 2004, (p. 51-66).

Kennedy H., The great Arab conquests: how the spread of Islam changed the world we live in, New York: Da Capo, 2007.

Knobloch E., Beyond the Oxus: archaeology, art & architecture of Central Asia, Totowa: Rowman & Littlefield, 1972.

Kramer J., Bibliotheca Geographorum Arabicorum, Vol II, Leiden: Brill, 1967.

Larsen M., “Commercial Networks in the Ancient Near East”, in M. Rowlands et al. (uitg.), Centre and Periphery in the Ancient World, Cambridge: Cambridge University Press, 1987.

Laufer B., Sino-Iranica, Taipei: Ch’eng Wen publishing company, 1973.

52

Lerner J. A., “The merchant empire of the Sogdians” in A.L. Juliano, J.A Lerner, Monks and Merchants: Silk road treasures from Northwest China, New York: Abrams, 2001, (p. 220- 229).

Lieu S. N. C., Manichaeism in Central Asia and China, Leiden: Brill, 1998.

Linghu Defen 令狐德棻, Zhou shu 周書 (Boek van de Zhou), Beijing: Zhonghua shuju, 1975.

Liu Xu 劉昫, Jiu Tang shu 舊唐書 (Oude boek van de Tang), Beijing: Zhonghua shuju, 1997.

Lung R., “Sogdian Translators in Tang China: An issue of loyalty”, in Ritsumeikan gogon bunka kenkyū, 立命館語言文化研究, Vol.22, no.1, (p. 95-105).

Luo Zhufeng 罗竹风, Hanyu da cidian 汉语大词典, Shanghai: Hanyu da cidian chubanshe, 1994.

Mackerras C., “Uygur-Tang relations, 744-780” in Central Asian Survey, Vol.19, No.2, 2000, (p. 223-234).

Mackerras C., The Uighur empire according to the T'ang dynastic histories: a study in Sino- Uighur relations 744-840, Canberra: Australian National University Press, 1972.

Mackerras C., “The Uighurs”, in D. Sinor (uitg.), The Cambridge history of Early Inner Asia, Cambridge: Cambridge University Press, 1990, (p. 317-342).

Mair V., The Columbia anthology of traditional Chinese literature, New York: Columbia University Press, 1994.

Marshak B. I., “The archeology of Sogdiana” in D. Waugh, The Silk Road, Vol. 1 nr 2, Dec 2003, (p. 3-6).

Masaharu A., “Aspects of Sogdian Trading Activities under the Western Turkic State and the Tang Empire”, in Journal of Central Eurasian Studies, Vol. 2, 2011, (p. 25–40).

Mater B., De Gouden Eeuw van China: Tang dynastie (618-907 na Chr.), Zwolle: Wbooks, 2011.

Moribe Y., “Military officers of Sogdian origin from the late Tang dynasty to the period of Five Dynasties”, in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême-Orient, 2005, (p. 243-254).

Ouyang Xiu 歐陽脩, Xin Tangshu 新唐書 (Nieuwe boek van de Tang), Beijing: Zhonghua shuju, 1975.

Pellat Ch., Les prairies d’or, Vol I, Paris: Société Asiatique, 1962.

Peterson C. A., “Court and province in mid-and late T’ang” in D. Twitchett, J.K. Fairbank, The Cambridge History of China. Volume 3: Sui and T’ang China, 589-906, Part I, Cambridge: Cambridge University Press, 1979, (p. 464-560).

53

Pu Hanji 朴汉济, “Tangdai “liuhuzhou”zhoucheng de jianzhi ji qiyunyong” 唐代“六胡州”州 城的建置及其运用 (De vestiging en aanwending van de zes hu gebieden gedurende de Tang -dynastie), in Zhongguo lishi dili luncong 中国历史地理论丛, Vol.25, No.2, 2010, (p. 27-44).

Pulleyblank E. G., Background of the Rebellion of An Lu-Shan, London: Oxford University Press, 1955.

Pulleyblank E. G., “A Sogdian Colony in Inner Mongolia” in T’oung Pao,Vol.41, (p. 317- 356).

Ramirez-Faria C., Concise Encyclopedia of World History, New Delhi: Atlantic publishers, 2007.

Rong Xinjiang 荣新江, “The migrations and settlements of the sogdians in the Northern Dynasties, Sui and Tang” in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre- islamic period, Leiden: Brill, 2012.

Rong Xinjiang 荣新江, “New light on Sogdian Colonies along the Silk Road: Recent Archaeological Finds in Northern China”, in BBAW Berichte und Abhandlungen Bd. 10, Berlin, 2006, (p. 147-160).

Rong Xinjiang 荣新江, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming 中古中国与外来文明 (Middeleeuws China en buitenlandse beschavingen ), Beijing: Sanlian shudian, 2001.

Rong Xinjiang 荣新江, “Sabao yu Sabo : Beichao Sui Tang huren juluo shouling wenti de zhenglun yu bianxi” 萨保与萨薄:北朝隋唐胡人聚落首领问题的争论与辨析 (Over de kwestie van de leider van de Sogdische gemeenschappen gedurende de Noordelijke Dynastieën, Sui en Tang-dynastie), in Ye Yiliang 叶奕良(uitg.), Yilangxue zai Zhongguo lunwenji, 伊朗学在中国论文集, Beijing : Beijing daxue chubanshe, Vol.3, (p. 128-143).

Rose J., “The Sogdians: Prime movers between Boundaries”, in Comparative Studies of South Asia, Africa and the Middle East, Vol 30, No. 3, 2010, (p. 410-419).

Shao Mingjie 邵明杰, “Lun ruhua suteren liuxiang de wanzheng xiansuo ji zuizhong guisu, jiyu suteren “huihuhua” suozuo de kaocha” 论入华粟特人流向的完整线索及最终归宿, 基 于粟特人“回鹘化”所作的考察(De volledige aanwijzingen en uiteindelijke bestemming van een stroom van Sogdiërs in China, een studie van Sogdiërs tot in het Oeigoerse Rijk), in zulishi yanjiu 族历史研究, Vol.21, No.1, Jan. 2010. (p. 116-124).

Sima Qian 司馬遷, shiji 史記 (Optekeningen van de historiograaf), Beijing: Zhonghua shuju, 1985.

Sims-Williams N., “The Sogdian merchants in China and India”, in V. Hansen (uitg.), The silk road: Key papers, Part 1: The pre-islamic period, Leiden: Brill, 2012, (p. 241-255).

54

Skaff J. K., “The Sogdian Trade Diaspora in East Turkestan during Seventh and Eight Centuries”, in Journal of the Economic and Social History of the Orient, Leiden: Brill, Vol.46, No.4, 2003, (p. 475-524).

So B. K., Economic history of Lower Yangzi Delta in Late imperial China, New York: Routledge, 2013.

Squire J. C. (uitg.), The collected poems of James Elroy Flecker, New York: A.A. Knopf, 1921.

Tan Chung (uitg.), Dunhuang Art: Through the eyes of Duan Wenjie, New Delhi: Abhinav publications, 1994.

Ter Haar J. B., Het Hemelse Mandaat: De Geschiedenis van Het Chinese Keizerrijk, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009.

Thrower J., The religious history of Central Asia from the earliest times to the present day, Lewiston: Mellen Press, 2004.

Tremblay X., “The spread of Buddhism in Serindia, Buddhism among Iranians, Tocharians and Turks before the 13th century”, in Heirman A., S.P. Bumbacker, The spread of Buddhism, Leiden: Brill, 2007, (p. 75-130).

Trombert E., De La Vaissière E., “Des Chinois et des Hu: Migrations et intégration des Iraniens orientaux en milieu chinois durent le haut Moyen Âge” in Annales. Histoire, Sciences Sociales, No.5-6, 2004, (p. 931-969).

Twitchett D., Fairbank J. K., The Cambridge History of China. Volume 3: Sui and T’ang China, 589-906, Part I, Cambridge: Cambridge University Press, 1979.

Twitchett D., “Tibet in Tang’s grand strategy” in H. J. Van den Ven. (uitg.), Warfare in Chinese history, Leiden: Brill, 2000, (p. 106-179).

Twitchett D., “The T’ang market system” in Asia Major, 12, 1967, (p. 202-248).

Wang Pu 王溥, Tang hui yao 唐會要 (Verzamelde essenties van de Tang), Beijing: Zhonghua shuju, 1998.

Wang Rensu 王仁裕,Yao Runeng 姚汝能, Kaiyuan Tianbao yishi 開元天寶遺事 (Gebeurtenissen tijdens de Kaiyuan Tianbao) / Anlushan shiji 安祿山事蹟 (De daden van An Lushan), Beijing: Zhonghua shuju, 2006.

Wang Xiaohui 王晓晖, “Anshi zhi luan qian ru hua suteren zai xiyu hexi de nongmuye shengchan” 安史之乱前入华粟特人在西域河西的农牧业生产 (De landbouw en veeteelt productie van de Sogdiërs voor de An Lushan rebellie in de westelijke gebieden en in Hexi), Hexi xueyuan xuebao 河西学院学报, Vol. 24, No.1, 2008, (p. 22-26).

55

Watson B., Records of the Grand Historian by Sima Qian, Vol II, New York: Columbia University Press, 1961.

Wei Qingzheng 魏庆征, Gudai Yilang shenghua 古代伊朗神话 (Oude Iraanse mythen), Taiyuan: Shanxi renmin chubanshe, 1991.

West B. A., Encyclopedia of the peoples of Asia and Oceania, New York: Infobase publishing, 2009.

Whitfield S., De zijderoute, een reis door leven en dood, Brussel: Mercatorfonds, 2009.

Whitfield S., Life around the Silk Road, London: Murray, 2004.

Wiesehofer J., Ancient Persia: from 550 BC to 650 AD, Londen: I.B.Tauris, 2006.

Wilkinson E., Chinese history: a manual, Cambridge: Harvard University Press, 2000.

Wood F., The silk road, two thousand years in the heart of Asia, Los Angeles: University of California Press, 2002.

Wriggins S. H., The Silk Road journey with Xuanzang, Colorado: Westview Press, 2004.

Xiaobing Li, China at war, an encyclopedia, Californië: ABC-CLIO, 2012.

Xinru Liu, Silk and Religion: An exploration of material life and the thought of people: AD 600-1200, New Delhi: Oxford University Press, 1996.

Yang Junkai 杨军凯, “Carvings on the stone outer coffin of Lord Shi of the Northern Zhou” , in E. De La Vaissière, E. Trombert, Les Sogdiens en Chine, Paris: Ecole Française d’Extrême- Orient, 2005, (p. 21-45).

,, Tārīkh al-Ya’qūbī (De geschiedenis van Ya’qūbi), Vol.II, Beiroet تاريخ اليعقوبي ,Ya’qūbi 1960.

Yarshater E. et al., The Cambridge history of Iran, Vol.3, Cambridge: Cambridge University Press, 1983.

Zhang Qingjie 张庆捷, “Beichao sui tang Sute de huxuan wu” 北朝随唐粟特的胡旋舞(De Sogdische huxuan wu in de Noordelijke dynastiën, Sui en Tang) in suteren zai zhongguo: lishi, kaogu, yuyan de xin tansuo 粟特人在中国历史考古语言的新探索, Beijing: Zhonghua shuju, 2005, (p. 390-401).

Zhang Yiping 张一平, Story of the silk road, Beijing: Wuzhou Chuanbo Chubanshe, 2005.

Zheng Binglin 郑炳林, “Wan Tang Wudai Dunhuang diqu de huxing jumin yu juluo” 晚唐五 代敦煌地区的胡姓居民与聚落 (De hu bevolking en gemeenschappen van Dunhuang in de Late Tang en Vijf Dynastieën) in suteren zai zhongguo: lishi, kaogu, yuyan de xin tansuo 粟 特人在中国历史考古语言的新探索, Beijing: Zhonghua shuju, 2005, (p. 178-190).

56

BIJLAGEN

Algemene kaart China http://www.seasia.biz/Map.htm

Tijdlijn

Tijdlijn J. M. Enerzijds gebaseerd op vermelde gebeurtenissen in de masterthesis, anderzijds op de tijdlijn in B. De Cordier, Een geschiedenis van Centraal-Azië, Leuven: Acco, 2012, p.213-230.

Bijlage 1: ‘Westerse mannen’

B. Mater, De Gouden Eeuw van China: Tang dynastie (618-907 na Chr.), Zwolle: Wbooks, 2011, p.41.

Bijlage 2: Kaart Sogdië en omliggende gebieden

E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, Leiden: Brill, 2005, p.14.

Bijlage 3: Kaart Transoxiana

H. Kennedy, The great Arab conquests: how the spread of Islam changed the world we live in, New York: Da Capo, 2007, xxii.

Bijlage 4: Kaart zijderoute http://www.east-site.com/images/silk_road_map.gif

Bijlage 5: Kaart uitbreiding Tang Rijk

Twitchett D., Fairbank J. K., The Cambridge History of China. Volume 3: Sui and T’ang China, 589-906, Part I, Cambridge: Cambridge University Press, 1979, p. 204.

Bijlage 6: Beeldje Huxuan wu 胡旋舞

A. L. Juliano, J. A. Lerner, Monks and Merchants: Silk road treasures from Northwest China, New York: Abrams, 2001, p.255.

Bijlage 7: Kaart verspreiding Sogdische gemeenschappen

Rong Xinjiang 荣新江, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming 中古中国与外来文明 (Middeleeuws China en buitenlandse beschavingen ), Beijng: Sanlian shudian, 2001, p.39.

57

Bijlage 8: Reliëf van de grafkist van de heer Shi 史

Yang Junkai 杨军凯, “Xian Beizhou Liangzhou sabao shijun mu”西安北周凉州萨保史君墓 (Het graf van de heer Shi van Liangzhou van de Noordelijke Zhou in Xian), Wenwu 文物, Vol. 3, 2005, p.20.

Bijlage 9: Kaart zoroastrische tempels Chang’an 長安

Rong Xinjiang 荣新江, Zhonggu zhongguo yu wailai wenming 中古中国与外来文明 (Middeleeuws China en buitenlandse beschavingen ), Beijng : Sanlian shudian, 2001, p.39.

Bijlage 10: Twee fragmenten van een manicheïstisch manuscript

F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, Los Angeles: University of California Press, 2002, p.71.

Bijlage 11: Kaart Arabische overheersing

H. Kennedy, The great Arab conquests: how the spread of Islam changed the world we live in, New York: Da Capo, 2007, xii.

Bijlage 12: Locatie Berg Mugh/ Khujand

F. Grenet, E. De La Vaissière, “The last days of Panjikent”, in Silk road art and archeology, VIII, 2002, p.193.

Bijlage 13: Het verloop van de An Lushan opstand (755-763)

D. Twitchett, J.K. Fairbank, The Cambridge History of China. Volume 3: Sui and T’ang China, 589-906, Part I, Cambridge: Cambridge University Press, 1979, p.454.

Bijlage 14: Sogdische chakar

Zilveren plaat: F. Wood, The silk road, two thousand years in the heart of Asia, Los Angeles: University of California Press, 2002.

Muurschildering: E. De La Vaissière, Samarcande et Samarra: élites d'Asie centrale dans l'empire abbasside, Paris: Association pour l'avancement des études iraniennes, 2007, p.61, 63.

Bijlage 15: Kaart Liu hu zhou 六胡州

Bovenste kaart: E. De La Vaissière, Sogdian Traders, A history, Leiden: Brill, 2005, p.201.

Onderste kaart: Pu Hanji 朴汉济, “Tangdai “liuhuzhou”zhoucheng de jianzhi ji qiyunyong” 唐代“六胡州”州城的建置及其运用 (De vestiging en aanwending van de zes hu gebieden gedurende de Tang dynastie), in Zhongguo lishi dili luncong 中国历史地理论丛 Vol.25,No. 2, 2010, p.31.

58

Bijlage 16: Kaart Westelijke en Oostelijke Turken http://www.worldhistorymaps.info/images/East-Hem_610ad.jpg

Bijlage 17: Kaart Heshuo sanzhen 河朔三镇 http://baike.soso.com/v271268.htm

Bijlage 18: Kaart Oeigoerse Rijk http://www.worldhistorymaps.info/images/East-Hem_800ad.jpg

59

ALGEMENE KAART CHINA

60

TIJDLIJN

De belangrijkste gebeurtenissen tot en met de 10de eeuw in Centraal-Azië en in de gebieden rondom Centraal-Azië.

CENTRAAL–AZIË RONDOM CENTRAAL-AZIË

VOOR VOOR CHRISTUS CHRISTUS

1900 Begin van Indo-Iraanse migraties naar Transoxianië, de Iraanse hoogvlakte en 1766-1122 Shang dynastie (China) India

1500 Begin van Indo-Iraanse vestiging in 1122-256 Zhou dynastie (China) Bactrië

± 1400 Ontstaan van het Zoroastrisme 753 Stichting van Rome 550-336 Achaemenidische Rijk in Perzië (Eerste Perzische Rijk) 498-448 Oorlog tussen Grieken en Perzen ± 545 Verovering van Transoxiana door Cyrus II de Grote van het Achaemenidische Rijk

336-327 Veroveringstochten van Alexander de Grote, val van het Achaemenidische Rijk 334-323 Het Rijk van Alexander de Grote

329 Verovering Transoxiana door Alexander ± 300 Romeinse expansie de Grote

322-185 Maurya dynastie (India) 311-63 Seleucidische Rijk

256-125 Grieks-Bactrische koninkrijken in 264-201 Punische oorlogen tussen Rome en Transoxiana en Bactrië Carthago

250 v.Chr. - Parthische Rijk. Rond 250 veroverde 226 n. Chr. Arsaces I Parthië en verklaarde zijn rijk onafhankelijk van het Seleucidische Rijk 221-207 Qin dynastie (China)

206 v.Chr- Han dynastie (China) 138-112 Opening van de zijderoute tussen China, 220 n.Chr. Perzië en Rome

133 Volledige Romeinse controle over het Middellandse Zeegebied

61

NA NA CHRISTUS CHRISTUS Kushan Rijk: in en rond het huidige 30-375 Afghanistan, omvat op zijn hoogtepunt (150) het gebied van Transoxianië tot aan 220- Drie koninkrijken (China) de Ganges rivier 265/280

216-276 Het leven van de profeet Mani, ontstaan ± 250 Volksverhuizingen in Europa en Eurazië manicheïsme 265-316 Westelijke Jin (China) 226-651 Het Sassanidische rijk in Perzië ( Tweede Perzische Rijk); omvat delen van Partië Administratieve opdeling van het en van het Kushanrijk 285 Romeinse Rijk in een westelijk en oostelijk gedeelte 425-560 Rijk van de Hephtalieten

552 In 552 sticht Bümin Qaghan het Turkse 317-589 Noordelijke en Zuidelijke dynastieën Rijk, dat zich uitstrekte van het huidige (China) Mongolië tot aan de Zwarte Zee 320-550 Guptarijk (India) 557-561 Een alliantie tussen het Turkse Rijk en het Perzische Rijk slaagde erin het Rijk van de Hephtalieten teniet te doen 381-451 Het leven van Nestorius, ontstaan van het nestorianisme 569- 588 Turks-Sassanidische oorlogen in Bactrië en Transoxianië, het Turkse Rijk valt uit 380 Christendom wordt staatsreligie van elkaar in Oostelijke Turken en Westelijke Romeinse Rijk Turken 476 Einde West-Romeinse Rijk, het Oost- 630 Tang dynastie verwerft de controle over Romeinse Rijk blijft tot 1453 bestaan de Oostelijke turken 570 Geboorte profeet Mohammed in Mekka 651 Val van het Sassanidische Rijk door Arabische overheersing, Arabieren bereiken voorts Bactrië 581/589- Sui dynastie (China) 617 653-705 Arabische raids en expedities in Transoxianië, waarbij de stad Merv hun 618-907 Tang dynastie (China) uitvalsbasis was 622-632 Beginjaren van de islam 705-715 Omajjadische opmars in Transoxianië, inname van verscheidene steden (Bukhara 632 Dood profeet Mohammed in 705, Samarqand in 712…) 632-661 Rashidun kalifaat, grote gebiedsexpansie 715-738 Weerstand, anti-Omajjadische bewegingen waardoor Arabische invloed 661-749 Kalifaat van de Omajjaden, met Damascus in Transoxianië vermindert als hoofdstad

738-748 Versterking Omajjadische aanwezigheid 680 Slag van Kerbala, schisma in de islam in Transoxianië, verdere islamisering van tussen sjiieten en soennieten het gebied 749-1258 Kalifaat van de Abbasiden, met Kufa als hoofdstad

62

744 In 744 slagen de Oeigoeren erin het Turkse Rijk te verslaan. Ontstaan van Oeigoerse Rijk (744-840)

751 Slag om Talas tussen het Abbasidische 755-763 An Lushan rebellie in China kalifaat en China met een overwinning voor de Arabieren, einde van Chinese expansie in Centraal-Azië

762 De hoofdstad Kufa van het Abbasidische 754-775 Consolidering van de Arabische kalifaat verhuist naar Bagdad overheersing

829-840 Strijd tussen de Kirgierzen en de Oeigoeren, einde van het Oeigoerse Rijk in 840

819-999 Samanidische dynastie heerst over Transoxianië, in naam van het Arabische kalifaat

907-960 Vijf dynastieën en Tien koninkrijken (China)

960-1271 Song dynastie (China) /1279

63

BIJLAGE 1: ‘WESTERSE MANNEN’

64

BIJLAGE 2: KAART SOGDIË EN OMLIGGENDE GEBIEDEN

65

BIJLAGE 3: KAART TRANSOXIANIË

66

BIJLAGE 4: KAART ZIJDEROUTE

67

BIJLAGE 5: KAART UITBREIDING TANG RIJK

68

BIJLAGE 6: BEELDJE HUXUAN WU 胡旋舞

Bronzen beeldje uit de Tang dynastie, 7de eeuw. Hoogte: 13,7 cm

Gansu Provincial Museum, Lanzhou 兰州

69

BIJLAGE 7: KAART VERSPREIDING SOGDISCHE GEMEENSCHAPPEN

70

BIJLAGE 8: RELIËF VAN DE GRAFKIST VAN DE HEER SHI 史

71

BIJLAGE 9: KAART ZOROASTRISCHE TEMPELS IN CHANG’AN 長安

72

BIJLAGE 10: TWEE FRAGMENTEN VAN EEN MANICHEÏSTISCH MANUSCRIPT

Fragmenten van een manicheïstisch manuscript gevonden in Gaochang 高昌, een oasestad langs de zijderoute.

Afbeelding van manicheïstische priesters aan hun werktafel. Het bevat ook een Sogdisch opschrift.

Afbeelding van het feest van Bema, een jaarlijks feest om de profeet Mani te herdenken.

73

BIJLAGE 11: KAART ARABISCHE OVERHEERSING

74

BIJLAGE 12: LOCATIE BERG MUGH / KHUJAND

75

BIJLAGE 13: HET VERLOOP VAN DE AN LUSHAN OPSTAND (755-763)

76

BIJLAGE 14: SOGDISCHE CHAKAR

Sogdische zilveren plaat

7de eeuw

Muurschilderingen in Panjikent

77

BIJLAGE 15: KAART LIU HU ZHOU 六胡州

78

BIJLAGE 16: KAART WESTELIJKE EN OOSTELIJKE TURKEN

79

BIJLAGE 17: KAART HESHUO SANZHEN 河朔三镇

80

BIJLAGE 18: KAART OEIGOERSE RIJK

81