Pas toe of leg uit

“Een onderzoek naar de toepassing van de code banken en de code verzekeraars ten aanzien van beloningsbeleid.”

M.M. Scheffer Leeghwaterstraat 99 6717CX Ede Studentnummer: 2232146 [email protected]

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit economie & bedrijfskunde Accountancy & Controlling

Ernst & Young Audit services / Utrecht

1e Begeleider RuG: Prof. dr. J.A. van Manen RA 2e Begeleider RuG: dr. O.P.G. Bik RA Begeleider E&Y: drs. M.T. Lemans RA M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie ter afronding van mijn master accountancy & controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ik heb het afgelopen jaar als zeer leerzaam en plezierig ervaren. Naast vakkennis heb ik mij in deze periode ook persoonlijk kunnen ontwikkelen.

In deze scriptie staat corporate governance voor banken en verzekeraars centraal. Deze is vertaald in de code banken en de code verzekeraars. In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de mate van naleving van de codes. Tevens is onderzocht in welke mate omvang van instellingen een rol speelt bij de naleving van de principes en tevens bij de kwaliteit van uitleg bij het niet toepassen van principes.

Het onderzoek heb ik mogen uitvoeren bij mijn werkgever Ernst & Young te Utrecht. Graag wil ik mijn begeleider vanuit Ernst & Young, de heer drs. René Lémans RA, bedanken voor de begeleiding en hulp gedurende het gehele traject. Tevens wil ik de heren drs. Bob Leonards RA en mr. drs. Georges de Méris RA danken voor het meedenken en beantwoorden van mijn vakinhoudelijke vragen. Daarnaast wil ik graag mijn begeleiders vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, de heer Prof. dr. Jaap van Manen RA en de heer drs. Jorrit de Waard danken voor het meedenken, de kritische blik en de wetenschappelijke bijdrage.

Als laatste wil ik graag mijn familie en vrienden bedanken voor hun steun gedurende deze periode. Een bijzondere dank gaat uit naar mijn vriendin Ilona voor haar steun, interesse en het oneindig sparren over de inhoud.

Ik wens u allen veel leesplezier,

Ede, november 2012

2

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Samenvatting

Om het vertrouwen in financiële instellingen en transparantie te vergroten dienen banken al enkele jaren te voldoen aan de code banken. Met ingang van 1 januari 2011 dienen ook de verzekeraars te voldoen aan een equivalent van de code banken, genaamd de code verzekeraars. Deze codes zijn een soort branchspecifieke corporate governance codes en hanteren het ‘pas toe of leg uit’ principe.

In dit onderzoek is beschreven in welke mate banken en verzekeraars de code banken en de code verzekeraars toepassen en uitleggen. Daarnaast is onderzocht in welke mate bedrijfsomvang een rol speelt bij de toepassing en kwaliteit van de uitleg van de codes. Deze studie richt zich niet op de gehele code, maar beperkt zich tot de principes die zijn opgenomen in hoofdstuk zes, dit hoofdstuk heeft betrekking op beloningsbeleid.

Algemeen kan worden opgemerkt dat de codes met betrekking tot beloningsbeleid zeer goed worden toegepast. De banken passen de code gemiddeld voor 97% toe, terwijl de verzekeraars met 95% ook een zeer hoge score behalen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat zowel de banken als de verzekeraars vrijwel dezelfde principes het meest toepassen of uitleggen, waarbij opvalt dat principes die bestuurders direct financiële impact hebben in mindere mate worden toegepast.

In deze scriptie zijn meerdere empirische onderzoeken uitgevoerd om de hoofdvraag te beantwoorden. Als eerste is middels kwantitatief onderzoek onderzocht of er een verschil bestaat in het toepassen van de codes. Hierbij is onderzocht hoeveel principes met betrekking tot beloningsbeleid de banken en verzekeraars gemiddeld toepassen en deze groepen zijn vergeleken met elkaar. Daarbij blijkt er geen significant verschil te bestaan tussen de toepassing door banken en verzekeraars. Tevens is in deze empirische studie getoetst of de grote banken en verzekeraars een hogere mate van toepassing laten zien dan de kleinere banken en verzekeraars. Ook in deze laatste studie zijn geen significante resultaten gevonden. Dit betekent dus dat banken of verzekeraars gemiddeld niet significant meer of minder toepassen. Deze uitgevoerde studies geven geen informatie over de kwaliteit waarmee de banken of verzekeraars de code naleven en uitleggen. Dit is onderzocht in het tweede en derde onderzoek.

In de tweede studie is middels kwalitatieve tekstanalyse onderzocht of banken de code banken gemiddeld kwalitatief beter uitleggen dan de verzekeraars de code verzekeraars ten aanzien van beloningsbeleid. Hierbij is de kwaliteit van de uitleg gemeten aan de hand van vier kwaliteitsdimensies, namelijk begrijpelijkheid, controleerbaarheid, legitimiteit en plausibiliteit. Voor elke dimensie is een ‘likert’ schaal gebruikt tussen de één en de vijf. De uitleg is per kwaliteitsdimensie beoordeeld door onafhankelijke registeraccountants en studenten accountancy & controlling middels een enquête. Uit het onderzoek blijkt dat de banken de code significant beter uitleggen dan de verzekeraars de code verzekeraars. Dit geldt op het niveau van de separate kwaliteitsdimensies, maar ook op totaalniveau. De kwaliteit van de uitleg wordt dus bij banken begrijpelijker, beter controleerbaar, meer legitiem en plausibeler geacht dan de uitleg door verzekeraars.

3

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Als derde is middels kwalitatieve tekstanalyse onderzocht in welke mate de grote banken en verzekeraars de codes significant beter uitleggen dan de kleinere banken en verzekeraars. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de data uit onderzoek twee. In dit onderzoek is de kwaliteit van de uitleg dus ook beoordeeld door onafhankelijke registeraccountants en studenten accountancy & controlling aan de hand van de vier kwaliteitsdimensies, waarbij dezelfde schaal is gebruikt. Hierbij is vastgesteld dat bedrijfsomvang een rol speelt bij de kwaliteit van uitleg van de codes. In dit onderzoek is vastgesteld dat de grote banken en verzekeraars de codes significant beter uitleggen dan de overige financiële instellingen. De kwaliteit van de uitleg wordt dus bij grote banken en verzekeraars begrijpelijker, beter controleerbaar, meer legitiem en plausibeler geacht dan de gegeven uitleg door de kleinere banken en verzekeraars in de steekproef.

Daarnaast is tijdens het onderzoek reeds opgevallen dat grote financiële instellingen transparanter zijn over in hoeverre zij de codes naleven en uitleggen. De grote banken en verzekeraars beschrijven vaak op principeniveau in hoeverre zij de code naleven of uitleggen. Dit in tegenstelling tot veel andere kleinere banken en verzekeraars die slechts uitleg geven over de principes die niet toegepast worden. Dit is echter niet getoetst en betreft een algemene bevinding.

Overal kan worden geconcludeerd dat de banken de code niet significant meer toepassen, maar de code wel kwalitatief significant beter uitleggen. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de grote banken en verzekeraars de code niet significant meer toepassen, maar kwalitatief wel significant beter uitleggen. Uit dit onderzoek blijkt dus dat de banken de code beter uitleggen, dit kan worden verklaard door het feit dat banken reeds enkele jaren aan de code moeten voldoen. Ook hebben de banken reeds enkele jaren commentaar gehad van de monitoring commissie code banken. Tevens is er veel publieke aandacht geweest voor beloningen bij banken in samenhang met de kredietcrisis, dit kan verklaren waarom de banken nu transparanter zijn over het gevoerde beloningsbeleid.

4

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 5

1 Inleiding 7 1.1 Inleiding 7 1.2 Doelstelling 8 1.3 Hoofdvraag en deelvragen 9 1.4 Relevantie 9 1.5 Afbakening onderzoek 10 1.6 Onderzoeksopzet 10

2 Literatuuronderzoek 11 2.1 Corporate governance 11 2.1.1 Agency theorie 11 2.1.2 Ontstaan corporate governance 12 2.1.3 Corporate governance in Nederland 14 2.1.4 Code Banken – Code Verzekeraars 15 2.2 Naleving en monitoring van corporate governance principes 17 2.2.1 Taak van de interne en de externe accountant 17 2.2.2 One-tier en two-tier boards 18 2.2.3 Overige factoren met invloed op de naleving van governance principes 19 2.3 Beloningsbeleid 21 2.3.1 Bezoldiging 21 2.3.2 Ontwikkelingen 22 2.3.3 Menselijk gedrag met betrekking tot beloningen 23 2.3.4 Regeling Beheerst Beloningsbeleid 24 2.4 Totstandkoming hypothesen op basis van literatuur en verwachtingen 25 2.4.1 Hypothesen en verwachtingen 25

3 Onderzoeksontwerp 28 3.1 Doel onderzoek 28 3.2 Afgrenzing populatie 28 3.3 Steekproefverantwoording en uitvoering steekproef 28 3.4 Onderzochte principes uit de codes 29 3.5 Structuur onderzoek 30

4 Empirisch onderzoek I 31 4.1 Ontwerp empirisch onderzoek I 31 4.2 Resultaten empirisch onderzoek I 31

5 Empirisch onderzoek II 38 5.1 Resultaten empirisch onderzoek II 40

6 Empirisch onderzoek III 46 6.1 Resultaten empirisch onderzoek III 47

5

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

7 Conclusie 53 7.1 Beperkingen onderzoek 55 7.2 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek 56

Literatuurlijst 58

Bijlage I 61

Bijlage II 62

Bijlage III 63

Bijlage IV 83

6

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

1 Inleiding

1.1 Inleiding De afgelopen jaren is het vertrouwen in de financiële sector gedaald als gevolg van onder andere de kredietcrisis en door schandalen. Er zijn banken financieel gesteund en zelfs genationaliseerd. De overkoepelende organisatie van banken (Bestuur van de Nederlandse Vereniging van Banken) besloot daarom om een onafhankelijke commissie in te stellen. Deze adviescommissie toekomst banken kreeg de taak een rapport te schrijven met daarin aanbevelingen hoe het vertrouwen in de banken kon worden hersteld (Nederlandse Vereniging van Banken, 2009).

De adviescommissie toekomst banken heeft in april 2009 haar onderzoeksresultaten en aanbevelingen gerapporteerd en adviseert dat banken eigen verantwoordelijkheden moeten nemen (Nederlandse Vereniging van Banken, 2009). Daarnaast is de commissie van mening dat er beter afwegingen moeten worden gemaakt tussen de belangen van klanten, aandeelhouders en werknemers. Volgens de commissie moeten financiële instellingen beter hun maatschappelijke rol vervullen (Nederlandse Vereniging van Banken, 2009). Naast de commissie vindt de politiek dat de rekening van beloningen voor bestuurders en aandeelhouders niet terecht mag komen bij de Nederlandse belastingbetaler. De adviescommissie vindt dat er een essentiële mentaliteitswijziging en heroriëntatie in het bankwezen moet plaatsvinden om het vertrouwen in de sector weer terug te winnen bij het maatschappelijk verkeer. Daarnaast refereert de adviescommissie toekomst banken naar het algemeen belang. Banken vervullen immers een belangrijke positie in de economie, spelen een essentiële rol in het financiële stelsel en worden daarom ook wel systeembanken genoemd (, 2011). Als er geen vertrouwen is bij banken, dan heeft dat gevolgen voor alle overige sectoren. In 2007 zijn deze gevolgen werkelijkheid geworden en dit heeft mede geleid tot een financiële crisis, maar volgens de commissie ook tot een maatschappelijke crisis. Het maatschappelijk verkeer betwijfelt de ethische en morele opvattingen van bankiers, wat vooral ontstaat vanwege de beloningsomvang en bonusstructuren die niet in verhouding staan tot de resultaten van de bank (Nederlandse Vereniging van Banken, 2009).

Naar aanleiding van het rapport van de adviescommissie code banken is besloten om met ingang van 1 juni 2010 de code banken in te voeren. De code banken werd met terugwerkende kracht van toepassing per 1 januari 2010 en is in de wet verankerd (Nederlandse Vereniging van Banken, 2009). De code omvat principes met betrekking tot de Raad van Commissarissen (hierna: RvC), de Raad van Bestuur (hierna: RvB), risicomanagement, audits en het beloningsbeleid. De code banken kent net als de corporate governance regels een pas toe of leg uit beginsel (Haxhi & van Ees, 2010). Indien banken dus een principe niet toepassen, moeten zij toelichten in hun jaarverslag of op de website waarom zij dat principe niet hebben toegepast.

Naast banken zijn ook verzekeraars geconfronteerd met toenemende aandacht voor corporate governance. Per 1 januari 2011 heeft het verbond van verzekeraars ervoor gekozen om de code verzekeraars te hanteren voor alle verzekeraars die bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn geregistreerd en in het bezit zijn van een Wft-vergunning (Wet Financieel Toezicht). De code verzekeraars is een equivalent van de code banken en kent geen afwijkende principes.

7

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

In deze scriptie wordt de naleving en kwaliteit van de uitleg bij niet naleven van de code banken en de code verzekeraars vergeleken, waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan het hoofdstuk beloningsbeleid. De monitoring commissie code banken heeft reeds in 2010 en in 2011 onderzoek gedaan naar de naleving van de code banken. Maar er is nog geen onderzoek uitgevoerd naar de code verzekeraars of in combinatie met de code banken.

Dit onderzoek richt zich specifiek op hoofdstuk zes van de code, dit is het hoofdstuk met betrekking op het beloningsbeleid van bestuurders en hoger management. Dit is relevant aangezien de financiële sector veel publieke aandacht heeft gehad op het gebied van het belonen van bestuurders en hoger management. De politiek heeft zich gemengd in de discussie rondom het beloningsbeleid. Zo kreeg ING staatsteun van de overheid terwijl de RvB en het hoger management enorme bonussen ontving (Algemeen Dagblad, 2010).

Centraal stond in deze discussie dat de bonussen niet in lijn stonden met de prestaties van de individuele bestuurders of de gehele onderneming waarvoor deze bestuurders verantwoordelijk waren. Daarnaast was men van mening dat de RvC’s niet of nauwelijks hebben ingegrepen. Middels governance moet de RvC beter in staat zijn om bestuurders te monitoren. De agency theorie beschrijft dit mechanisme en het probleem van het niet doelcongruent handelen door de bestuurder (Jensen & Meckling, 1976). Op de agency theorie wordt in het literatuuronderzoek verder ingegaan.

De Nederlandsche Bank heeft in maart 2011 de ‘Regeling Beheerst Beloningsbeleid’ geïmplementeerd (De Nederlandsche Bank, 2011). Deze regeling kent geen pas toe of leg uit principe (De Nederlandsche Bank, 2011). Deze regeling betreft een vorm van regelgeving waar financiële instellingen per 1 januari 2011 aan moeten voldoen. In deze regeling zijn regels opgenomen die de risico’s van variabele beloning bij financiële instellingen moeten beheersen (De Nederlandsche Bank, 2011). Deze regelgeving geeft aan dat er een focus is op beloningen bij financiële instellingen vanuit de prudentiële toezichthouder.

In september 2011 heeft de monitoring commissie code banken een onderzoek gepubliceerd over de implementatie van de beloningsprincipes van de code banken. De monitoring commissie code banken (2011) heeft in dit rapport vastgesteld dat banken actief aan de slag zijn gegaan met de beloningsprincipes zoals beschreven in de code banken. De commissie constateert tevens een vooruitgang ten opzichte van 2010. Toch ziet de commissie ook dat er nog steeds banken zijn die de code niet volledig naleven en dat er nog ruimte is voor meer transparantie. Wel beschrijft de commissie dat grote banken meer compliance tonen ten aanzien van de code (Monitoring commissie code banken 2011).

1.2 Doelstelling De doelstelling van deze scriptie luidt:

Inzicht verkrijgen in de mate waarin banken en verzekeraars de code banken en code verzekeraars toepassen en uitleggen ten aanzien van bestuurdersbeloningen. Daarnaast inzicht verkrijgen in welke mate de omvang van een organisatie van invloed is op de toepassing en kwaliteit van de uitleg van de codes.

8

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

1.3 Hoofdvraag en deelvragen Naar aanleiding van bovenstaande doelstelling is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

In welke mate is er een verschil in de toepassing en uitleg van de code banken door banken en van de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van bestuurdersbeloningen?

De totstandkoming van de hoofdvraag wordt behandeld in paragraaf 2.4. Hier is vanuit de literatuur en op basis van verwachtingen de basis voor de hoofdvraag gelegd.

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld: - Wat wordt verstaan onder corporate governance? - Wat houdt de code banken en code verzekeraars in? - Wat zijn de redenen voor het toepassen of uitleggen van governance principes? - Welke rol speelt bedrijfsomvang bij het toepassen of uitleggen van de governance principes? - Wat zijn de ontwikkelingen in beloningsstructuren en beloningsbeleid?

1.4 Relevantie Zover bekend is er niet eerder wetenschappelijk onderzoek verricht naar de toepassing van de code banken en de code verzekeraars, of in vergelijking met elkaar. Wel is er de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar corporate governance. In deze empirische studies worden conclusies getrokken ten aanzien van naleving en de kwaliteit van uitleg van corporate governance codes. Tevens is er onderzoek uitgevoerd naar welke variabelen invloed hebben op de naleving van corporate governance codes, zoals juridische structuur, boardstructuur en bedrijfsomvang (Akkermans et al., 2007; Moerland, 2000; Haxhi & van Ees, 2010; MacNeil & Li, 2006; Alsaeed, 2005). Derhalve is het wetenschappelijk relevant om te onderzoeken of sommige van deze conclusies ook specifiek getoetst kunnen worden voor banken en verzekeraars en op het gebied van beloningsbeleid.

Met ingang van 1 januari 2011 dienen ook verzekeraars te voldoen aan de code verzekeraars, welke een letterlijke afgeleide is van de code banken. Aangezien de Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars nog geen commentaar heeft kunnen geven op de toepassing van de principes, is het relevant te onderzoeken of er een verschil bestaat tussen de naleving en kwaliteit van uitleg van de code ten aanzien van beloningen door banken en verzekeraars. Het is van belang om te meten in hoeverre deze code als zelfreguleringinstrument wordt nageleefd. Volgens Karlsson-Vinkhuyzen en Vihma (2009) dienen organisaties zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen zij toepassen of uitleggen. Dit model wordt ook wel gekenmerkt als een ‘soft law’ regulering.

Uit wetenschappelijke studies blijkt tevens dat er een positief verband bestaat tussen de bedrijfsomvang en de kwaliteit van de toepassing en informatieverstrekking van corporate governance codes (Akkermans, Ees, Hermes, Hooghiemstra, van der Laan & Witteloostuijn, 2007;Werder, Talaulicar & Kolat, 2005). Derhalve is het wetenschappelijk van belang om te onderzoeken of grote financiële instellingen de code banken en code verzekeraars kwalitatief beter toepassen en uitleggen dan kleine instellingen. Middels deze scriptie kan worden aangetoond dat grote bedrijfsomvang positief correleert met de mate van toepassing en de kwaliteit van uitleg van de code banken en de code verzekeraars.

9

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

1.5 Afbakening onderzoek De hoofdvraag is reeds afgebakend, aangezien de code slechts geldt voor Nederlandse banken en verzekeraars welke bij de AFM geregistreerd zijn en tevens in het bezit zijn van een Wft- vergunning. Daarnaast richt het onderzoek zich specifiek op hoofdstuk zes van de codes, dit is het hoofdstuk met betrekking tot bestuurdersbeloningen. In hoofdstuk zes zijn tien principes opgenomen met betrekking tot vaste en variabele beloning. Deze geselecteerde principes zijn terug te vinden in hoofdstuk drie (onderzoeksontwerp). Het onderzoek richt zich specifiek op het boekjaar 2011.

1.6 Onderzoeksopzet Het onderzoek is opgedeeld in twee onderdelen, te weten: - Literatuuronderzoek; - Empirisch onderzoek.

In het literatuuronderzoek wordt ingegaan op de theorieën en relevante begrippen met betrekking tot de agency theorie, corporate governance, corporate governance als manier van monitoren en de naleving van corporate governance codes. Tevens zal er aandacht worden besteed aan beloningsbeleid, de ontwikkelingen van beloningen en het menselijk gedrag ten aanzien van beloningen. Dit literatuuronderzoek draagt bij aan de totstandkoming van de hypothesen.

De code banken en de code verzekeraars zijn inhoudelijk gelijk aan elkaar, waardoor het mogelijk is om een vergelijking te maken tussen de toepassing en de kwaliteit van de uitleg van de codes. Elke bank en verzekeraar die een Wft-vergunning heeft en in Nederland is gevestigd dient de principes van de code op te nemen in het jaarverslag en op de website. De bank of verzekeraar dient te verantwoorden in hoeverre zij de code toepassen, of uitleggen waarom de organisatie het principe niet toepast.

Het empirisch onderzoek omvat een vergelijking van de naleving en uitleg van de code banken door banken en de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van beloningsbeleid, waarbij ook wordt getoetst welke rol bedrijfsomvang speelt bij de toepassing en uitleg van de codes.

In deze scriptie wordt ook de kwaliteit van de uitleg getoetst middels een empirische studie wat is gebaseerd op een eerder onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (Akkermans et al., 2007) in opdracht van de Monitoring Commissie Corporate Governance. Middels dit onderzoek worden de in paragraaf 2.4 beschreven hypothesen getoetst. Een algemeen uitgebreid onderzoeksontwerp is opgenomen in hoofdstuk drie. In de drie navolgende hoofdstukken is een uitgebreid onderzoeksontwerp opgenomen.

10

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

2 Literatuuronderzoek In dit hoofdstuk worden diverse modellen, theorieën en begrippen, welke relevant zijn voor deze scriptie, uitgelegd en gerelateerd aan het onderzoek. Hierbij wordt ingegaan op de agency theorie en corporate governance als manier van monitoring, de naleving van corporate governance codes. Als laatste wordt aandacht besteed aan het menselijk gedrag met betrekking tot belonen, aangezien dit inzicht geeft in de agency theorie.

2.1 Corporate governance In deze paragraaf wordt er ten eerste ingegaan op de begripsbepaling en relevantie van de agency theorie. Ten tweede wordt het begrip corporate governance en corporate governance als manier van monitoring door de principaal besproken. Verder in het hoofdstuk wordt er ingegaan op de principes pas toe of leg uit en de naleving hiervan. En als laatste wordt aandacht besteed aan de volgende deelvragen:

- Wat wordt verstaan onder corporate governance? - Wat houdt de code banken en code verzekeraars in?

2.1.1 Agency theorie De agency theorie vormt de basis voor de totstandkoming en ontwikkeling van corporate governance. Veel wetenschappers zoals Jensen en Meckling (1976) en Fama (1980) hebben reeds onderzoek gedaan naar de agency theorie. De agency theorie is een vorm van informatie asymmetrie en is een belangrijke theorie in het licht van corporate governance, aangezien er sprake is van scheiding tussen leiding en eigendom bij banken en verzekeraars, waarbij de aandeelhouder (principaal) een bestuurder (agent) inhuurt om de onderneming te besturen.

Het begrip agency theorie wordt als volgt omschreven (Jensen et al., 1976, p. 310):

“Een overeenkomst waarbij één of meer personen (de opdrachtgever(s)) een andere persoon (agent) de opdracht geven een aantal diensten uit te voeren. Wat inhoudt dat de agent bevoegd is om een aantal besluitvormingsbeslissingen te nemen namens de opdrachtgever. Als beide relaties hun nut willen maximaliseren, dan is er een goede reden om te geloven dat de agent niet altijd handelt in het belang van de opdrachtgever”.

Informatie asymmetrie houdt in dat de principaal geen inzicht heeft in alle beslissingen en activiteiten uitgevoerd door de agent (Eisenhardt, 1989). De ene partij heeft een informatievoordeel ten opzichte van de andere partij. Dit wordt ook wel moral hazard genoemd (Scott, 2009). Daarnaast kan er sprake zijn van adverse selection, waarbij de agent en principaal een verschillende houding hebben ten aanzien van risico’s (Scott, 2009). Het risico bestaat dat de agent niet de doelstellingen van de principaal dient zonder dat dit wordt opgemerkt door de principaal. Deze vorm brengt de nodige problemen met zich mee, aangezien er tegenstrijdige belangen kunnen ontstaan tussen de agent en de principaal. De agent kan bijvoorbeeld streven naar een bonus en daarmee een korte termijndoelstelling nastreven. Dit kan echter strijdig zijn met de doelstellingen en lange termijnvisie van de principaal, met als gevolg dat daarmee de organisatie op langere termijn wordt geschaad. De principaal zal daarom in zekere mate willen monitoren of de agent de belangen van de organisatie dient. Uiteindelijk is het doel dat zowel de principaal als de agent dezelfde doelstelling nastreven (Jensen et al., 1976).

11

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Monitoring van de agent kan op diverse manieren plaatsvinden. Voorbeelden hiervan binnen de corporate governance zijn het aanstellen van een externe accountant om zekerheid te verkrijgen in de financiële prestaties van de onderneming en daarmee ook de prestaties van de agent (Fama, 1980). Daarnaast is er toezicht op de agent door de RvC, welke onafhankelijk van de agent toezicht houdt op de beslissingen en het gevoerde beleid door de agent. Als laatste is corporate governance een relevante vorm van monitoring, aangezien de agent hierbij verantwoording aflegt over het gevoerde beleid (Jensen & Murphy 2004). In de volgende paragraaf zal het ontstaan van corporate governance verder toegelicht worden.

Jensen en Murphy (2004) concluderen in hun onderzoek dat agentschapsproblemen alleen kunnen worden ingeperkt, maar niet voorkomen kunnen worden. Derhalve zal er altijd sprake blijven van verschillende belangen en zullen agenten en principalen dus nooit volledig dezelfde doelen nastreven. Spong en Sullivan (2007) hebben onderzoek gedaan naar de agency theorie bij banken en concluderen net als Jensen en Murphy (2004) dat het agent-principaal probleem grotendeels kan worden beperkt, maar niet volledig kan worden voorkomen. Voorbeelden voor het verminderen hiervan zijn volgens de onderzoekers:

- Juist belonen; - Eigendomsbelang in de organisatie; - Een goed werkend monitoringsysteem door de RvC of non-executive directors.

Jensen en Murphy (2004) beweren dat juist belonen de incentive tot ongewenst gedrag kan verminderen. Daarnaast concluderen zij ook dat als een agent een belang verschaft in de organisatie, deze meer doelcongruent zal handelen. Als laatste is het belangrijk dat de RvC of de non-executive directors hun toezichthoudende functie effectief vervullen, waardoor de agent meer doelcongruent zal handelen (Jensen & Murphy, 2004).

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dus dat de agency theorie een belangrijke basis vormt voor de totstandkoming van corporate governance, waarbij wetenschappers concluderen dat agenschapsproblemen grotendeels kunnen worden verminderd, maar niet volledig kunnen worden voorkomen. Een voorbeeld om deze agentschapsproblemen te verminderen is corporate governance. Corporate governance zal in de volgende paragraaf uitgebreid worden behandeld.

2.1.2 Ontstaan corporate governance Corporate governance kan worden gebruikt bij het monitoren van de agent door de principaal. Corporate governance wordt vaak omschreven als de beginselen voor een deugdelijk ondernemingsbestuur (Commissie Peters, 1997). Hiermee wordt bedoeld dat de bestuurders de belangen van de organisatie en haar aandeelhouders dienen.

In de jaren negentig is meer aandacht gekomen voor corporate governance als gevolg van schaalvergroting en de toename van veel verschillende aandeelhouders (Cadbury, 1992), waardoor de afstand tussen de agent en de principaal steeds groter is geworden. Hierdoor is in de jaren negentig een discussie ontstaan naar de vraag hoe het afleggen van verantwoording aan de principaal kon worden verbeterd, hoe toezicht effectief kon worden ingezet en hoe organisaties transparanter konden worden. In Nederland heeft de Commissie Peters (1997) een dergelijk rapport gepubliceerd. Internationaal is het Cadbury rapport (1992) een bekend onderzoek. Dit onderzoek had als doel om tot een standaard te komen voor goede corporate governance en daarmee dus ook een goede verantwoording naar de principaal, effectief toezicht en meer transparantie.

12

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Aguilera and Cuervo-Cazurra (2009) hebben onderzocht dat na het verschijnen van het Cadbury rapport (1992) er wereldwijd ongeveer tweehonderd corporate governance codes zijn uitgegeven.

Corporate governance is ontstaan als gevolg van scheiding tussen leiding (agent) en eigendom (principaal). In de wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke literatuur is corporate governance gedefinieerd. Enkele van deze nationale en internationale begripsbepalingen worden hieronder toegelicht, aangezien corporate governance een belangrijke definitie is in het kader van dit onderzoek.

Corporate governance wordt door Cadbury (1992, p.12) als volgt gedefinieerd in het Cadbury rapport:

“Corporate governance is het systeem waardoor ondernemingen worden bestuurd en beheerd. De aandeelhouder benoemt bestuurders en de accountant en zij moeten zorg dragen dat een adequate bestuursstructuur (uitvoering van en toezicht op) aanwezig is. Het bestuur van de onderneming is verantwoordelijk voor het besturen van de onderneming. Dit bestaat onder meer uit het bepalen van de strategie, het uitvoeren van deze strategie, toezicht houden op het management van de onderneming en het afleggen van verantwoordelijkheid richting de aandeelhouders. De specifieke financiële aspecten van corporate governance binnen dit raamwerk zijn de manier waarop een bestuur haar financiële beleid invult, toezicht houdt op de implementatie hiervan (inclusief het gebruik van financiële controlemaatregelen) en de werking van dit financiële beleid. Hierover leggen zij verantwoording af aan de aandeelhouders.”

De Organisation for Economic Cooperation (2004, p.17) (hierna: OECD) heeft corporate governance als volgt beschreven in haar rapport:

“Een structuur waardoor doelstellingen en de strategie van de vennootschap kan worden vastgesteld en de middelen voor het bereiken van deze doelstellingen en het monitoren daarvan worden bepaald. Het gaat hierbij om een geheel van relaties tussen de Raad van Bestuur, Raad van Commissarissen, de aandeelhouders en andere belanghebbenden. Een goede corporate governance stimuleert de Raad van Bestuur en het management om doelstellingen na te streven welke in het belang zijn van de vennootschap en haar aandeelhouders, daarnaast dient goede corporate governance bij te dragen aan gemakkelijk effectief toezicht.”

Zoals eerder in deze paragraaf beschreven heeft de commissie Peters (1997) als eerste in Nederland een onderzoek uitgevoerd ten aanzien van corporate governance. De commissie kreeg tot taak te onderzoeken of het toenmalige evenwicht tussen toezicht, bestuur en aandeelhouders binnen de beursgenoteerde vennootschappen houdbaar was tegen de achtergrond van de internationalisering van de Nederlandse economie. Het rapport bevat 40 aanbevelingen om de transparantie over het gevoerde ondernemingsbeleid en de verantwoording daarover te vergroten en om de aandeelhouders meer zeggenschap te geven, zodat zij inadequaat beleid of inadequate beleidsvoering tijdig kunnen corrigeren.

13

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De Nederlandse commissie Peters omschrijft in het rapport corporate governance als volgt (Peters, 1997, p. 14):

“Een stelsel van omgangsvormen voor bij de vennootschap en haar onderneming betrokken direct belanghebbenden - met name bestuurders, commissarissen en kapitaalverschaffers - inhoudende een aantal regels voor goed bestuur, goed toezicht en regels voor een verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die een evenwichtige invloed bewerkstelligen van bij de vennootschap en haar onderneming betrokkenen”.

In deze scriptie wordt de Nederlandse begripsbepaling van Peters (1997) gebruikt. Middels deze begripsbepaling wordt antwoord op gegeven op de eerste deelvraag, welke betrekking heeft op de vraag wat corporate governance inhoudt.

De drie meest belangrijke partijen die in de corporate governance code worden benoemd zijn: - Raad van Bestuur; - Raad van Commissarissen; - Aandeelhouders en overige belanghebbenden.

Uit de eerder genoemde begripsbepalingen kan geconcludeerd worden dat deze een grote overlap kennen. Alle drie de omschrijvingen van corporate governance beschrijven de verhouding tussen de RvB en de RvC, of volgens de agency theorie, de agent en de principaal. Tevens blijkt uit alle begripsbepalingen dat corporate governance kan worden gebruikt als monitoringsinstrument door de aandeelhouder(s). Daarnaast beschrijven alle drie de partijen welke rol strategie en doelstellingen hebben bij het monitoren van de bestuurders. Dit betekent dat het bestuur doelcongruent moet handelen, waarbij de bestuurders de doelen en de strategie van de aandeelhouders nastreven en daarmee agency problemen verminderen. Corporate governance draagt bij aan transparantie van de organisatie en dit maakt het makkelijker voor principalen om te beoordelen of agenten ook doelcongruent handelen.

2.1.3 Corporate governance in Nederland In Nederland werd door de toenmalige commissie Tabaksblat (2003) de corporate governance code gepresenteerd welke voor alle Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen van toepassing is. De code is vanaf 1 januari 2004 in werking getreden en is ook vanaf die datum in de wet opgenomen. De code van 2003 is als volgt opgedeeld:

1) Naleving en handhaving van de code; 2) Het bestuur; 3) De Raad van Commissarissen; 4) De (algemene vergadering van) aandeelhouders; 5) De audit van de financiële verslaggeving en de positie van de interne audit functie en van de externe accountant.

14

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De commissie Frijns (2008) publiceerde eind 2008 een vernieuwde versie van de corporate governance code. De commissie was tevens de eerste monitoring commissie. Vanaf 1 januari 2009 dienen organisaties te voldoen aan de vernieuwde code Frijns. De indeling van de code is ongewijzigd. De aanpassingen ten opzichte van de code Tabaksblad liggen op het gebied van bezoldiging van bestuurders, risicobeheersing, maatschappelijk verantwoord ondernemen, de verantwoordelijkheid van de RvC en de samenstelling van de RvC (Frijns, 2008).

Akkermans et al. (2007) hebben onderzoek gedaan naar de mate waarin Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen voldoen aan de code en concluderen dat er sprake is van een zeer hoge mate van naleving. Principes die niet worden toegepast hebben volgens de onderzoekers vooral betrekking op beloningsbeleid. Hierbij wordt vaak uitgelegd dat de huidige contractvoorwaarden worden gerespecteerd en dat het principe bij toekomstige bestuurders wel zal worden ingevoerd, of dat in verband met belastinggerelateerde zaken wordt de code niet wordt nageleefd.

Het Nederlandse corporate governance model is gebaseerd op het ‘comply or explain’ principe (Haxhi & van Ees, 2010;MacNeil & Li, 2006). In Nederland is dit vertaald in de term ‘pas toe of leg uit’ (Frijns et al., 2005). De banken en verzekeraars zijn verplicht om in hun jaarverslag en op de website jaarlijks te publiceren in welke mate zij voldoen aan de code. Daarbij moeten zij de principes die zij niet toepassen uitleggen.

Uit het onderzoek van Akkermans et al. (2007) blijkt dus dat organisaties de principes met betrekking tot remuneratie van bestuurders relatief vaker uitleggen dan naleven in vergelijking met de overige principes uit de Nederlandse corporate governance code. Daarnaast blijkt uit deze studie dat de naleving en kwaliteit van de uitleg tussen 2004 en 2007 is toegenomen. Het Nederlandse governance model kent het pas toe of leg uit principe, waarbij organisaties zelf verantwoordelijk zijn over hetgeen zij toepassen of uitleggen. Tevens blijkt het uit het onderzoek dat de naleving van de Nederlandse Corporate governance code op een hoog niveau staat.

2.1.4 Code Banken – Code Verzekeraars De code banken en code verzekeraars zijn een afgeleide van de Nederlandse corporate governance code, maar richten zich specifiek op financiële instellingen (banken en verzekeraars). De code banken en code verzekeraars besteden meer aandacht aan bijvoorbeeld risicomanagement, beloningsbeleid en beleid inzake goedkeuring van nieuwe financiële producten (Monitoring Commissie Code Banken, 2009). De code banken en de code verzekeraars zijn branche specifieke governance regels. De deelvraag wat houdt de code banken en de code verzekeraars in is hiermee beantwoord.

De code banken is voortgekomen uit het gepubliceerde rapport ‘Naar herstel van vertrouwen.’ Dit rapport is geschreven door de adviescommissie toekomst banken als gevolg van de kredietcrisis, schandalen en faillissementen van diverse banken (Nederlandse Vereniging van Banken, 2009). De code omvat principes met betrekking tot de RvC, de RvB, risicomanagement, audit en beloningsbeleid, wat betreft indeling nagenoeg gelijk is aan de Nederlandse corporate governance code (Monitoring Commissie Code Banken, 2010).

15

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Deze code banken en verzekeraars is een vorm van zelfregulering door banken en verzekeraars en wordt niet gebruikt door de prudentiële toezichthouder (DNB), die voor haar prudentieel toezicht de Regeling Beheerst Beloningsbeleid als normenkader hanteert (De Nederlandsche Bank, 2011). De Regeling Beheerst Beloningsbeleid is geen vorm van zelfregulering, maar regelgeving waaraan financiële instellingen volgens de wet moet voldoen (De Nederlandsche Bank, 2011). Een bank of verzekeraar kan hier dus niet kiezen voor het ‘pas toe of leg uit’ principe. De Regeling Beheerst Beloningsbeleid wordt verder in dit hoofdstuk uitgebreid behandeld.

Met ingang van 2011 heeft het Verbond van Verzekeraars ook een Code Verzekeraars verplicht gesteld voor alle verzekeraars met een Wft-vergunning. De Code Verzekeraars is een direct afgeleide van de Code Banken.

De Monitoring Commissie Code Banken en de Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars hebben als taak het monitoren van de naleving van de code banken en de code verzekeraars. De Commissies voeren haar taken onder meer uit door de toepassing van de code banken en code verzekeraars te inventariseren, eventuele leemtes, onduidelijkheden en onevenwichtigheden in de codes te signaleren en door aanbevelingen te doen over mogelijke aanpassingen van de principes uit de code banken of code verzekeraars (Monitoring Commissie Code Banken, 2010).

In de code banken en tevens in de code verzekeraars is het volgende opgenomen met betrekking tot beloningsbeleid (code banken, 2010) een equivalent is opgenomen in de code verzekeraars:

“De bank voert een zorgvuldig, beheerst en duurzaam beloningsbeleid dat in lijn is met haar strategie en risicobereidheid, doelstellingen en waarden en waarbij rekening wordt gehouden met de lange termijn belangen van de bank, de relevante internationale context en het maatschappelijk draagvlak. De Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur nemen dit uitgangspunt in acht bij het vervullen van hun taken met betrekking tot het beloningsbeleid.”

In het kader van beloningsbeleid zijn er in hoofdstuk zes van de code banken en de code verzekeraars tien principes opgenomen, die betrekking hebben op de taak van de RvC, ontslagvergoedingen en vaste en variabele beloningen. Deze tien principes zijn in paragraaf 3.4 opgenomen en vormen de basis voor het praktijkonderzoek.

Naast beloningsbeleid worden in de codes ook principes beschreven met betrekking tot de volgende onderwerpen:

1) Naleving en handhaving van de code; 2) Het bestuur; 3) De Raad van Commissarissen; 4) Risicomanagement; 5) Audit.

16

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Ten opzichte van bijvoorbeeld Nederlandse corporate governance regels wijken de code banken en de code verzekeraars af door vooral de paragraaf risicomanagement, waarin ook het productgoedkeuringsproces een essentiële rol speelt. In deze paragraaf dienen nieuwe producten te worden getoetst of deze in voldoende mate voldoen aan de wettelijke richtlijnen en ook voldoende transparant en duidelijk zijn voor de klanten. Dit is een gevolg van producten van banken en verzekeraars die consumenten niet begrepen, of waarvan de kostenstructuren onduidelijk waren, derhalve dient een bank of verzekeraar nu kritisch te kijken naar de goedkeuring van nieuwe producten en diensten. Banken en verzekeraars, welke al moeten voldoen aan de corporate governance code voor beursgenoteerde ondernemingen, moeten nog separaat rapporteren over de naleving en uitleg van de code banken en de code verzekeraars in het jaarverslag en op de website van de banken of verzekeraar.

2.2 Naleving en monitoring van corporate governance principes In deze paragraaf wordt ingegaan op de naleving van de corporate governance principes. Vanuit diverse wetenschappelijke perspectieven en onderzoeken zal er worden ingegaan op de naleving van corporate governance codes, zowel nationaal als internationaal en welke rol accountants hebben bij het toetsen van de naleving en uitleg. Daarnaast wordt de invloed van de omvang van de organisaties en de kwaliteit van toepassing van de corporate governance codes besproken en tevens overige variabelen die van invloed kunnen zijn. En als laatste wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan de volgende deelvraag:

- Wat zijn de redenen voor het toepassen of uitleggen van governance principes? - Welke rol speelt bedrijfsomvang bij het toepassen of uitleggen van de governance principes?

2.2.1 Taak van de interne en de externe accountant Zowel de interne als de externe accountant spelen een belangrijke rol in de naleving en monitoring van corporate governance principes. De interne accountant heeft als taak het functioneren van governance, het risicobeheer en beheersprocessen te toetsen. Omdat de accountant een belangrijke rol speelt bij het functioneren van corporate governance, is dit relevant voor dit onderzoek. De externe accountant dient kennis te nemen van de werkzaamheden en conclusies van de interne accountants dienst (IAD). De externe accountant kan eventuele bevindingen bespreken met een audit committee of een RvC (NBA, 2010).

De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (hierna: NBA) heeft voor accountants een praktijkhandreiking 1110 gepubliceerd die nadere toelichting geeft op de taken die zowel de interne als de externe accountant dienen uit te voeren met betrekking tot het toepassen en uitleggen van de code banken (NBA, 2010). In de praktijkhandreiking wordt door de NBA uitleg gegeven over de aandachtspunten voor de interne en externe accountant. Tevens wordt er uitleg gegeven hoe de externe accountant de werkzaamheden van de interne accountant kan toetsen en gebruiken. Daarnaast wordt er uitleg gegeven hoe accountants dienen om te gaan met bepaalde aandachtspunten, voorbeelden hiervan zijn: - Niet toepassen van principes; - Beloningsbeleid; - Risicomanagement en gevolgen voor de controle.

17

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Met betrekking tot beloningsbeleid wordt in de praktijkhandreiking specifiek ingegaan op de overeenkomsten tussen de code banken en de Regeling Beheerst Beloningsbeleid van de DNB. Waarbij de verantwoordelijkheid van de accountant wordt benadrukt bij het toetsen van bijvoorbeeld retentie, exit en welkomstpakketten die zijn verstrekt. De accountant dient te toetsen of deze beloningen in lijn liggen met het beschreven beloningsbeleid.

Accountants zijn belangrijke sparringpartners van het management en de Raad van Commissarissen. Zij zijn onafhankelijk, hebben dossierkennis en kennen de organisatie en de risico’s. Daarom zijn accountants de juiste personen om de naleving van de code te monitoren, dit wordt ook van hen verwacht, mede daarom heeft de NBA de praktijkhandreiking geschreven.

2.2.2 One-tier en two-tier boards De RvC monitort middels corporate governance het bestuur (agent). Hierbij worden twee structuren onderkent, namelijk de one-tier en het two-tier board (Maassen & van den Bosch, 1999).

In landen zoals bijvoorbeeld Nederland, Duitsland, Frankrijk en Zwitsersland (Rijnlands Model) kennen organisaties een two-tier structuur (Maassen & van den Bosch, 1999). Dit houdt in dat de RvB en RvC van elkaar gescheiden zijn. Bij een one-tier structuur die veelvuldig in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk voorkomt (Angalsaksisch model), is er geen scheiding tussen de RvB en RvC (Moerland, 2000). Er zijn executive directors en non-executive directors die participeren in slechts één orgaan (Huurne, 2005). In het one-tier systeem zijn er bestuurders die controleren (non-executive directors) en bestuurders die uitvoerend (executive directors) verantwoordelijk zijn (Moerland, 2000).

Tot 1 januari 2012 was het in Nederland wettelijk verplicht om een two-tier structuur te hanteren in organisaties. De RvB is hierbij uitvoerend verantwoordelijk en de RvC is controlerend verantwoordelijk. Deze uitvoerende en controlerende rollen zijn in een two-tier structuur dus strikt gescheiden organen (Maassen & van den Bosch, 1999). Dit heeft als doel dat de RvC onafhankelijk van de RvB toezicht kan uitoefenen op het gevoerde beleid.

Het grootste nadeel van een one-tier systeem is dat de controlerende bestuurders minder onafhankelijk zouden zijn dan in een gescheiden two-tier structuur (Huurne, 2005), aangezien de commissarissen bij een two-tier onafhankelijk toezicht kunnen houden en zelf conclusies kunnen trekken (Moerland, 2000). Moerland (2000) concludeert dat er meer afzonderlijke commissies worden ingesteld dan in de jaren negentig het geval was. Voorbeelden van deze commissies zijn een auditcommissie en een remuneratiecommissie die onafhankelijk van de uitvoerende bestuurders toezicht kunnen houden. Volgens Moerland (2000) maakt een one-tier of een two-tier in de huidige structuren niet veel verschil meer. Volgens Adams, Hermalin & Weisbach (2008) waren er vroeger non-executive directors die als bankier of advocaat zaken deden met de betreffende organisatie. Maar door publieke druk en regelgeving is er overwegend alleen nog maar sprake van externe leden (Adams et al., 2008).

Moerland (2000) concludeert tevens dat de RvC (two-tier) vaak vergaderingen houdt in het bijzijn van de RvB, omdat dat essentieel is voor de taakvervulling. Dit zou volgens de onderzoeker kunnen betekenen dat de formele scheiding tussen bestuur en commissarissen minder sterk is dan men zou vermoeden.

18

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Een groot voordeel van een one-tier systeem is dat non-executive directors veel beter geïnformeerd zijn over de organisatie en het gevoerde beleid. Daardoor zouden zij beter in staat zijn effectief toezicht te kunnen houden op het gevoerde beleid (Huurne, 2005). In een one-tier systeem zijn de non-executive directors dus vaak beter op de hoogte van de zaken die spelen binnen de organisatie, terwijl in een two-tier board de commissarissen vaak minder geïnformeerd zijn dan non-executive directors (Millet-Reyes & Zhao, 2010; Bezemer, Maassen, van den Bosch, & Volberda, 2007). Hooghiemstra & van Manen (2004) weerleggen dit argument, uit de studie blijkt dat non-exucutive directors twijfelen aan de effectiviteit van hun toezicht. Daarnaast beweren onderzoekers dat commissarissen in een two-tier board vaak conservatiever zijn dan non-executive directors (Adams, Hermalin & Weisbach, 2008).

Concluderend blijkt uit wetenschappelijke studies dat er diverse voor- en nadelen bestaan met betrekking tot one-tier en two-tier boards voor het monitoren van bestuurders. Er kan geen eenduidige conclusie worden getrokken welke boardstructuur het beste monitoring effect heeft. Zo is bij het ene systeem de director wellicht beter geïnformeerd, maar wellicht ook minder onafhankelijk, terwijl bij het andere systeem de commissaris wellicht meer onafhankelijk is, maar minder goed geïnformeerd. In Nederland wordt het two-tier systeem gehanteerd. Feit blijft dat in de Nederlandse structuur de two-tier boards van toepassing zijn. Pas per 1 januari 2012 is ook een one-tier board toegestaan, maar dat heeft dus geen betrekking op dit onderzoek.

2.2.3 Overige factoren met invloed op de naleving van governance principes Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er veel factoren van invloed kunnen zijn op de naleving van corporate governance principes.

In Nederland kent men ten aanzien van de code banken en de code verzekeraars een soft law model (Karlsson-Vinkhuyzen & Vihma, 2009). Dit houdt in dat er sprake is van zelfregulering en dat bedrijven zelf verantwoordelijkheid dienen te nemen over hetgeen zij toepassen en uitleggen.

Akkermans, Ees, Hermes, Hooghiemstra, van der Laan en Witteloostuijn (2007) en Werder, Talaulicar en Kolat (2005) hebben onderzoek verricht naar de invloed van de juridische structuur op de naleving van de corporate governance code. Akkermans et al. (2007) hebben een studie verricht onder honderdvijftig beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen en hebben gekeken naar hoe deze ondernemingen de Nederlandse corporate governance code Tabaksblat en daaraan verbonden bepalingen accepteren en toepassen. Akkermans et al. (2007) concluderen dat de naleving van de code in Nederland op een hoog niveau staat. Er is sprake van een hoge mate van naleving en er worden relatief weinig principes uitgelegd.

Hooghiemstra en van Ees (2011) hebben specifiek onderzoek uitgevoerd voor de Nederlandse situatie en MacNeil en Li (2006) hebben diverse andere Europese landen onderzocht. Hooghiemstra en van Ees (2011) hebben onderzocht hoe bedrijven zijn omgegaan met de afweging tussen flexibiliteit en onzekerheid (pas toe of leg uit principes). De onderzoekers beschrijven dat ondernemingen grotendeels voldoen aan de principes uit angst voor reputatieschade. Tevens hebben zij vastgesteld dat principes waarbij wordt gekozen voor het leg uit principe iedere verslagperiode op eenzelfde manier worden toegelicht.

19

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Hooghiemstra & van Ees (2011) en MacNeil & Li (2006) stellen dat de principes beter kunnen worden omgezet in restrictieve regelgeving en verwachten dat de naleving van codes dan verder zal verbeteren. In tegenstelling tot deze verwachting, blijkt uit de studie van Aguilera en Cuervo‐Cazurra (2004) dat de naleving minder strikt is in landen waar corporate governance wettelijk is verankerd. Dit zou dus pleiten voor het niet wettelijk verankeren van corporate governance principes. Houwelingen en Degens (2005) concluderen echter dat zelfregulering maar een zeer beperkt nut heeft gehad.

Uit andere empirische studies blijkt dat er een positief verband bestaat tussen de naleving van corporate governance codes en de bedrijfsomvang (Werder, Talaulicar & Kolat, 2005; Ahmed & Courtis, 1999). Volgens de onderzoekers wordt de code beter nageleefd en uitgelegd naar mate de organisatie groter is.

Uit onderzoek is gebleken dat hoe groter de organisatie is, hoe meer informatie zij verschaffen (Lang & Lundholmf, 1993; Ahmed & Courtis (1999). De wetenschappers geven als reden dat grote organisaties meer informatie verstrekken, omdat naarmate de organisatie groter is de kosten voor informatieverstrekking afnemen. Tevens hebben de onderzoekers vastgesteld dat er meer behoefte is naar informatie bij grotere ondernemingen, waardoor zij ook onder druk staan van het maatschappelijk verkeer. Alsaeed (2005) concludeert in zijn onderzoek dat grotere ondernemingen meer publieke controle hebben dan kleinere instellingen en tevens is een grotere onderneming beter in staat om informatie te verzamelen tegen relatief lage kosten. Concluderend is vast te stellen dat er een eenduidig beeld is over de relatie tussen de naleving van corporate governance codes en de bedrijfsomvang.

Deze conclusie wordt ook beaamd in de tussenrapportage beloningsprincipes code banken (2011) en de rapportage implementatie code banken (2011). De commissie zegt het volgende over de naleving door grotere Nederlandse banken: “De Commissie is van mening dat er een vrij grote mate van naleving van de code plaatsvindt, waarbij de grotere Nederlandse banken een hoger niveau van compliance tonen.”

Verder zijn er nog veel onderzoeken uitgevoerd naar factoren die van invloed kunnen zijn op de naleving van governance principes. Onlangs heeft Hooghiemstra (2012) een onderzoek uitgevoerd naar de verklaringen waarom Nederlandse bedrijven afwijken van de corporate governance code. In de periode 2005-2009 heeft Hooghiemstra een empirische studie uitgevoerd naar vijfentachtig niet-financiële beursgenoteerde bedrijven in Nederland. Hooghiemstra (2012) concludeert dat bedrijven met zwakkere boards, bedrijven die grotendeels zijn gefinancierd met vreemd vermogen, bedrijven die minder in beeld zijn bij analisten en bedrijven met meer gespreid eigendom het pas toe of leg uit principe meer symbolisch dan inhoudelijk benaderen.

Volgens Hooghiemstra (2012) worden redenen voor niet-naleven nauwelijks onderzocht. Arcot en Bruno (2006) zijn één van de weinige wetenschappers die wel onderzoek hebben gedaan naar de uitleg van governance principes. In hun onderzoek hebben zij gekeken naar tweehonderdvijftig Britse beursgenoteerde ondernemingen tussen 1998 en 2004. Arcot en Bruno (2009) concluderen dat de uitleg bij het niet naleven generiek en weinig veelzeggend is. Volgens Hooghiemstra (2012) worden verklaringen voor afwijkingen ook niet of nauwelijks getoetst door de aandeelhouders.

20

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt er geen eenduidig antwoord op de vraag welke invloed de juridische structuur heeft op de naleving van corporate governance. Op basis van de wetenschappelijke literatuur kan er geen antwoord worden gegeven op de vraag welke vorm van juridische structuur zorgt voor de beste naleving en uitleg. Wel blijkt duidelijk uit onderzoeken dat er een positieve relatie is tussen bedrijfsomvang en de mate waarin bedrijven corporate governance codes naleven en uitleggen. Grote ondernemingen zijn meer compliant dan de kleine ondernemingen. Dit wordt veroorzaakt doordat grote organisaties gemakkelijker en relatief goedkoper informatie kunnen verzamelen en daarnaast transparanter zijn om het risico op reputatieschade te verkleinen. Hooghiemstra (2012) beschrijft dat er relatief weinig onderzoek is gedaan naar de redenen waarom bedrijven governance codes niet naleven. Dit onderzoek levert een bijdrage door inzichtelijk te maken in hoeverre lezers van de code deze uitleg accepteren.

Voor de beantwoording van de deelvragen met betrekking tot invloeden en bedrijfsomvang blijkt het dus dat veel zaken van invloed zijn op de naleving van governance principes, voorbeelden hiervan zijn juridische structuur, board structuur, leverage, en bedrijfsomvang. Over de eerste drie invloeden zijn wetenschappers het niet altijd eens en spreken de resultaten elkaar tegen. Wat betreft bedrijfsomvang lijken de onderzoekers tot eenzelfde conclusie te komen. Zij beweren allen dat een grotere bedrijfsomvang positief correleert met de naleving van governance principes.

2.3 Beloningsbeleid In deze paragraaf wordt het menselijk gedrag en ontwikkelingen in de loop der jaren besproken ten aanzien van beloningsbeleid. Dit is relevant aangezien dit onderzoek zich specifiek richt op tien principes uit het de code banken en de code verzekeraars met betrekking tot beloningsbeleid. Daarnaast wordt in deze paragraaf aandacht besteed aan de volgende deelvraag:

- Wat zijn de ontwikkelingen in beloningsstructuren en beloningsbeleid?

2.3.1 Bezoldiging Jensen en Murphy (2004, p. 5) omschrijven bezoldiging als volgt: “Het aantrekken, behouden en het motiveren van leidinggevenden (en andere werknemers).” Bezoldiging is een ander woord voor beloningen.

Jensen en Murphy (2004) concluderen dat er een nauw verband bestaat tussen corporate governance en bezoldigingsbeleid. Zij stellen dat een slecht bestuur kan leiden tot grote waardevernietiging, derhalve is het van belang om een beloningspakket goed in te richten, mede om agency problemen te verminderen (Jensen & Murphy (2004).

Er is de afgelopen jaren veel onderzoek verricht naar het beloningsbeleid van de RvB en het overige hoge management. Deze onderzoeken hebben plaatsgevonden naar aanleiding van boekhoudschandalen en het instorten van aandeelprijzen, terwijl het management op bonussen kon rekenen. De perceptie van de buitenwereld is dat het management teveel bonussen ontving, maar dat de openbaarheid minimaal was (Jensen & Murphy, 2004). De code banken en de code verzekeraars moeten de transparantie doen toenemen en de perceptie van de buitenwereld verkleinen.

21

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Uit bovenstaande onderzoeken blijkt het van belang dat er openheid is over het belonen van bestuurders. De code banken en de code verzekeraars spelen hier dus een belangrijke rol in, aangezien in deze codes op een transparante manier verantwoording wordt afgelegd over het gevoerde en te voeren beloningsbeleid. Uit onderzoek blijkt dat er meerdere groepen geïnteresseerd zijn in beloningsbeleid, voorbeelden zijn: politiek, medewerkers, branchverenigingen, klanten en het overige maatschappelijke verkeer.

2.3.2 Ontwikkelingen in beloningen Wereldwijde economische, wettelijke en technologische ontwikkelingen hebben de afgelopen drie decennia de beloningsstructuren binnen organisaties fundamenteel veranderd (Jensen, 1993). Uit onderzoek blijkt dat er de afgelopen jaren al veel meer aandacht is gekomen voor risico’s, lange termijn componenten en beloningsstructuren (Standards & Poors, 2002).

In de jaren zeventig werden bestuurders en managers beloond middels een vast salaris en daarnaast een bonus op basis van jaarlijkse prestaties. Managers waren dus zeer beperkt bezig met lange termijn strategieën en het creëren van aandeelhouderswaarde (Jensen & Murphy, 2004).

Gedurende de jaren tachtig kwam er voor het eerst focus op waardecreatie. De vaste bezoldiging van bestuurders werd groter, maar kleiner ten opzichte van het totale beloningspakket (Jensen & Murphy, 2004). Beloningen waren in de jaren tachtig vooral afhankelijk van groei en bedrijfsomvang.

Tijdens de jaren negentig en vanaf 2000 bleef de trend die in de jaren tachtig was ingezet zich voortzetten. Vaste beloningen bleven stijgen, maar ze werden een kleiner geheel van het totale beloningspakket. Aandelenoptiepakketten werden groter. De Verenigde Staten probeerden deze beloningspakketten te verkleinen door uitkeringen groter dan één miljoen dollar niet mee te nemen als aftrekbare kosten. Het resultaat was echter beperkt, het totale beloningspakket bleef stijgen (Jensen & Murphy, 2004). In de jaren negentig kwam er wel een trend dat niet alleen omvang en groei relevant waren, maar ook waardecreatie werd beloond.

De afgelopen drie decennia zijn de beloningen vooral explosief toegenomen door het toekennen van aandelenopties. Het ratingbureau Standards & Poors (2002) heeft vastgesteld dat in de jaren negentig in de Verenigde Staten gemiddeld $850,000 dollar aan aandelenopties werd uitgekeerd. In 2000 steeg dit naar ruim $14,000,000, waarna het in 2002 weer daalde tot ongeveer $9,200,000 per jaar. De daling van ruim $4,800,000 werd veroorzaakt door aangepaste incentive plannen, waarbij meer lange termijn incentives werden opgenomen in de contracten. Dit onderzoek geeft aan dat er in de afgelopen jaren al meer focus is gekomen op variabele beloningen, waarbij meer rekening wordt gehouden met het lange termijn component. Kuhnen en Niessen (2010) hebben onderzocht welk verband er bestaat tussen de publieke opinie inzake beloningen en de structuur van belonen. Zij concluderen dat de beloningsstructuren wijzigen als er sprake is van negatieve opinie van de maatschappij. De onderzoekers beschrijven als oorzaak dat bestuurders en RvC in de afgelopen jaren angstiger zijn geworden voor reputatieschade (Kuhnen & Niessen, 2010). Hooghiemstra en van Ees (2011) komen tot dezelfde conclusie.

22

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Hieruit kan geconcludeerd worden dat er toenemende publieke aandacht is voor beloningen. Tevens zijn bestuurders bereid om transparant te zijn over beloningen om reputatieschade te vermijden. Daarnaast blijkt dat de incentives in de vorm van aandelen en optiepakketten enorm zijn toegenomen in de afgelopen jaren, juist deze vormen van variabele beloningen zijn in de code banken en de code verzekeraars verankerd. Variabele beloning speelt tevens een belangrijke rol bij de Regeling Beheerst Beloningsbeleid (De Nederlandsche Bank, 2010). Dit beantwoordt tevens de laatste deelvraag, de beloningen zijn dus toegenomen in de afgelopen veertig jaar. Echter niet alleen wat betreft omvang, maar ook de samenstelling van beloningspakketten zijn gewijzigd. Waar vroeger een vast bedrag werd uitgekeerd verschuift de beloning gedurende de jaren naar een variabel component. Een component wat afhankelijk is van de resultaten van de onderneming. Voorbeelden hiervan zijn aandelen- en optiepakketten. Juist deze variabele beloningen spelen een essentiële rol in het hoofdstuk beloningsbeleid van de code banken en de code verzekeraars.

2.3.3 Menselijk gedrag met betrekking tot beloningen Bij financiële instellingen is er sprake van een ‘Performance-Based Culture.’ Dit is gericht op het belonen van het juiste gedrag en de gewenste resultaten. Deze Performance-Based Culture gaat er vanuit dat organisaties resultaten behalen dankzij medewerkers, medewerkers werken om de doelen van de organisatie te bereiken. Het management dient daarom de juiste condities te creëren en maatregelen te treffen die goede performance aanmoedigen (Graham, 2004).

Door sociaal psychologen is ook veelvuldig onderzoek verricht naar beloningen. Zo hebben Berridge en Robinson (2003) beloning als volgt omschreven: “Een beloning is iets dat we leuk vinden, graag willen hebben en dat dient als bekrachtiger bij leren.” Hierbij verwijst het ‘leuk vinden’ naar het subjectieve gevoel van plezier of tevredenheid dat optreedt bij het verkrijgen van een beloning. Het ‘willen hebben’ verwijst naar de wens om een beloning te ontvangen. De term ‘bekrachtiger’ is een motivatie voor een medewerker om zich in te zetten en te ontwikkelen voor de organisatie.

Daarnaast hebben Bijleveld, Custers en Aarts (2010) vastgesteld dat mensen meer betrokken zijn bij een organisatie indien de beloning hoger is. Hierdoor kan volgens hen de conclusie worden getrokken dat bij een hogere beloning ook de motivatie hoger is om doelcongruent te handelen. En doelcongruent handelen vermindert de agency problemen (Jensen & Murphy, 2004).

Volgens Bowen (2000) kleeft er echter ook een risico aan beloningen. Beloningen kunnen bij medewerkers leiden tot gewenning, iets wat normaal is. Hierdoor verwachten zij jaarlijks een beloning en een beloning die even hoog is, of hoger dan het jaar ervoor. Dit zou het effect van beloningen kunnen verminderen en daarom dient een organisatie kritisch het beloningsbeleid te bepalen en uit te voeren. Volgens de onderzoekers is het van belang dat beloningen niet alleen korte termijn gerelateerd moeten zijn. Deze laatste stelling ligt in lijn met de Regeling Beheerst Beloningsbeleid van de DNB, waar verder in dit hoofdstuk op in wordt gegaan.

Uit het onderzoek van Bowen (2000) blijkt dat een organisatie kritisch het beloningsbeleid moet bepalen en uitvoeren. Dit is ook vertaald in de code banken en de code verzekeraars en als laatste ook in de Regeling Beheerst Beloningsbeleid van de DNB. Maar volgens de wetenschap is beloning nodig om mensen te binden aan een organisatie en ook te blijven motiveren.

23

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Uit studies blijkt dus dat belonen van essentieel belang is om medewerkers en bestuurders te binden en ook te motiveren, maar tevens beschrijven de onderzoekers dat het van essentieel belang is om beloningsbeleid goed te formuleren en uit te voeren. Dit wordt verklaard doordat het een incentive moet blijven en niet iets wat gewoon of standaard is. Het management moet dus het beloningsbeleid zo inrichten dat het ‘goede performance’ stimuleert.

2.3.4 Regeling Beheerst Beloningsbeleid De DNB stelt dat een solide beheersingsbeleid bij kan dragen aan het behalen van de doelstellingen van de organisatie en het verminderen van niet beheersbare risico’s. Dat beloningsbeleid bij financiële instellingen belangrijk is voor het vertrouwen en het beheersen van financiële risico’s blijkt uit het implementeren van de Regeling Beheerst Beloningsbeleid. Volgens de DNB is er de laatste jaren te weinig aandacht geweest voor beloningsbeleid (DNB, 2011). De focus van de Regeling Beheerst Beloningsbeleid richt zich vooral op de variabele beloning voor alle medewerkers binnen een financiële instelling.

Variabele beloning wordt gebruikt om het gedrag van mensen te beïnvloeden en volgens de DNB kunnen verkeerde prikkels leiden tot ongewenst gedrag. Een voorbeeld van deze prikkel is bijvoorbeeld korte termijn strategieën.

Op 24 december 2010 heeft DNB de Regeling Beheerst Beloningsbeleid Wft 2011 gepubliceerd. Deze regeling is van kracht sinds 1 januari 2011 en is van toepassing op financiële instellingen, zoals banken, verzekeraars, beleggingsinstellingen en een pensioenfondsen. In deze regeling worden eisen gesteld ten aanzien van beloningsbeleid.

Er bestaat overeenstemming met de code banken en verzekeraars, zo zijn enkele principes ten aanzien van variabele beloning nagenoeg gelijk aan elkaar. Echter, er blijft wel een groot verschil. De codes zijn een vorm van zelfregulering en worden getoetst door de monitoring commissies, terwijl de Regeling Beheerst Beloningsbeleid onderdeel is van het prudentieel toezicht door de DNB op financiële instellingen. Daarnaast kennen de codes het ‘pas toe of leg uit principe’, terwijl de Regeling Beheerst Beloningsbeleid bindend is voor alle financiële instellingen. Als laatste heeft de regeling een groter bereik dan de top van de organisatie. Ook medewerkers lager in de organisatie zoals het middelmanagement en personen met belangrijke controlefuncties worden betrokken in de regeling.

De regeling heeft artikelen opgenomen met betrekking tot beheerst belonen, waarvan enkele voorbeelden hieronder zijn opgenomen (De Nederlandsche Bank, 2010): - Het beloningsbeleid van de financiële onderneming is in overeenstemming met en draagt bij aan een degelijke en doeltreffende risicobeheersing en moedigt niet aan tot het nemen van meer risico’s dan voor de financiële onderneming aanvaardbaar is; - Het beloningsbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, doelstellingen, waarden en lange termijn belangen van de financiële onderneming en behelst maatregelen die belangenconflicten moeten vermijden; - De interne toezichthouder keurt de algemene beginselen van het beloningsbeleid goed; - Wanneer de beloning prestatiegerelateerd is, is het totale bedrag van de beloning gebaseerd op een combinatie van de beoordeling van de prestaties van de betrokken medewerker, het betrokken bedrijfsonderdeel en de resultaten van de financiële onderneming als geheel. Bij de beoordeling van de persoonlijke prestaties worden zowel financiële als niet-financiële criteria gehanteerd.

24

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

- De financiële onderneming verdeelt de vaste en variabele componenten van de totale beloning op evenwichtige wijze; het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is voldoende hoog voor het voeren van een volledig flexibel beleid inzake variabele beloningscomponenten, inclusief de mogelijkheid om geen variabele beloningscomponent uit te betalen. De financiële onderneming stelt passende verhoudingen tussen de vaste en de variabele component van de totale beloning vast; - De financiële onderneming keert slechts een ontslagvergoeding uit, indien deze samenhangt met in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en zodanig is vormgegeven dat falen niet wordt beloond.

De artikelen die zijn opgenomen in de regeling zijn afgeleid van internationale normen en regels zoals onder andere de Financial Stability Board (FSB).

De Regeling Beheerst Beloningsbeleid geeft aan dat er toenemende aandacht is voor beloningsbeleid vanuit de prudentiële toezichthouders. In de Regeling Beheerst Beloningsbeleid is er veel aandacht voor variabele beloning. Echter wordt in de Regeling Beheerst Beloningsbeleid aandacht besteed aan alle medewerkers en variabele beloning, terwijl de code banken en de code verzekeraars zich meer richt op de bestuurders van de organisatie.

2.4 Totstandkoming hypothesen op basis van literatuur en verwachtingen In deze paragraaf worden de hypothesen opgesteld en onderbouwd met literatuur. Middels deze hypothesen moet de hoofdvraag beantwoord worden.

2.4.1 Hypothesen en verwachtingen De afgelopen jaren is er veel nationaal en internationaal onderzoek uitgevoerd naar de toepassing van corporate governance codes en de naleving daarvan. Deze onderzoeken vormen een theoretisch kader en een verwachting ten aanzien van dit onderzoek. Middels dit theoretische kader en verwachtingen zijn hypothesen opgesteld welke worden getoetst en geanalyseerd. Middels deze toetsen en analyses wordt de hoofdvraag beantwoord.

In de inleiding is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

In welke mate is er een verschil in de toepassing en uitleg van de code banken door banken en van de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van bestuurdersbeloningen? Middels dit onderzoek wordt vastgesteld of er in bepaalde mate sprake is van verschil in de toepassing van de code banken en code verzekeraars ten aanzien van beloningsbeleid. Er zijn enkele logische veronderstellingen opgesteld waardoor aangenomen kan worden dat banken beter toepassen dan verzekeraars, enkele voorbeelden zijn:

- Banken hebben meer kritiek gehad op het gevoerde beloningsbeleid, met als gevolg dat zij de code beter toepassen om het vertrouwen in de banken te herstellen; - Banken hebben reeds twee jaar ervaring in het rapporteren over de naleving van de code banken, waardoor zij wellicht beter toepassen en uitleggen; - Banken hebben reeds twee jaar de tijd gehad om het beloningsbeleid aan te passen aan de code banken, waardoor zij wellicht de code al beter hebben toegepast.

25

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

- Banken hebben ook al commentaar gehad op de naleving van de code banken als geheel, maar ook specifiek op het beloningsbeleid door de monitoring commissie code banken, waardoor banken wellicht reeds een kwaliteitsslag hebben gemaakt die verzekeraars nog niet hebben gemaakt. - Banken hebben veel kritiek gehad op hun beloningsbeleid, op basis van het onderzoek van Kuhnen en Niessen (2010) is te verwachten dat zij transparanter zijn om reputatieschade te vermijden.

Daarnaast wordt verwacht dat zowel banken als verzekeraars een hoge mate van naleving hanteren. Mede omdat zij ook per 1 januari 2011 moeten voldoen aan de Regeling Beheerst Beloningsbeleid van de DNB. Daarnaast kan men een hoge mate van naleving verwachten omdat de monitoring commissie code banken in haar rapport van 2010 en 2011 ook al spreekt over een hoge mate van naleving ten aanzien van de code banken.

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende hypothesen opgesteld:

H0: Er is geen verschil tussen het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van bestuurdersbeloningen.

H1: Er is een verschil tussen het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van bestuurdersbeloningen.

H0: Er is geen kwalitatief verschil in het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars.

H1: Er is een kwalitatief verschil in het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars.

Uit de literatuurstudie blijkt dat er vele factoren zijn die van invloed zijn op de naleving van corporate governance. In de literatuurstudie is hierbij aandacht besteed aan de juridische structuur, bedrijfsomvang, omvang van de board en hoe een onderneming gefinancierd is.

Bedrijfsomvang blijkt uit de literatuurstudie een grote rol te spelen bij de informatieverstrekking en naleving van corporate governance codes. Grote organisaties kunnen gemakkelijker en relatief goedkoper informatie verzamelen, hebben meer publieke druk om transparant te zijn en hebben volgens wetenschappers meer kans op reputatieschade (Ahmed & Courtis, 1999; Alsaeed, 2005; Lang & Lundholmf, 1993; Werder et al., 2005).

Specifiek voor de code banken rapporteert de commissie code banken dat grote banken een hogere mate van compliance tonen (Monitoring commissie code banken, 2011). De verwachting op basis van de literatuurstudie is dat grote banken en verzekeraars de codes beter toepassen en uitleggen dan dat de kleinere banken en verzekeraars dit doen. Aangezien dit niet eerder wetenschappelijk is getoetst voor specifiek de code banken of de code verzekeraars is het relevant om dit te onderzoeken. Uit tijdsoverwegingen is ervoor gekozen om alleen de invloed van bedrijfsomvang te meten en niet van andere mogelijke aspecten zoals bijvoorbeeld bedrijfsstructuur, raad van commissarissen en juridische structuur.

26

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Als laatste hebben de grote beursgenoteerde banken en verzekeraars al jarenlange ervaring met corporate governance. De beursgenoteerde banken en verzekeraars hebben reeds jaren ervaring met de implementatie en naleving van corporate governance codes, waardoor zij wellicht beter naleven en kwalitatief beter uitleggen dan banken en verzekeraars welke deze ervaring niet hebben.

Om de verwachtingen te toetsen dat grote banken en verzekeraars de codes beter toepassen en uitleggen dan de kleine banken en verzekeraars dit doen, zijn de volgende hypothesen opgesteld:

H0: Bedrijfsomvang heeft geen invloed op het toepassen van de code banken en de code verzekeraars.

H1: Bedrijfsomvang heeft wel invloed op het toepassen van de code banken en de code verzekeraars.

H0: Bedrijfsomvang heeft geen invloed op de kwaliteit van uitleg bij het niet toepassen van een principe met betrekking tot beloningen uit de code banken en code verzekeraars.

H1: Bedrijfsomvang heeft wel invloed op de kwaliteit van uitleg bij het niet toepassen van een principe met betrekking tot beloningen uit de code banken en code verzekeraars.

In het navolgende hoofdstuk is het onderzoeksontwerp omtrent het empirisch onderzoek uiteengezet, in hoofdstuk vier, vijf en zes zijn de resultaten opgenomen en in hoofdstuk zeven de conclusie.

27

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

3 Onderzoeksontwerp In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksmethodologie toegelicht welke is gebruikt om de hypothesen te kunnen toetsen. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de populatie, de steekproef en het ontwerp van het praktijkonderzoek.

3.1 Doel onderzoek Middels het literatuuronderzoek en het empirisch onderzoek zijn de hypothesen getoetst en daarmee is de hoofdvraag beantwoord. Tevens is in deze scriptie de volgende doelstelling geformuleerd:

Inzicht verkrijgen in de mate waarin banken en verzekeraars de code banken en code verzekeraars toepassen en uitleggen ten aanzien van bestuurdersbeloningen. Daarnaast inzicht verkrijgen in welke mate de omvang van een organisatie van invloed is op de toepassing en kwaliteit van de uitleg van de codes.

3.2 Afgrenzing populatie De code banken en de code verzekeraars zijn van toepassing voor in Nederland gevestigde banken en verzekeraars welke bij de AFM en de DNB zijn geregistreerd en in het bezit zijn van een Wft-vergunning. Het was daarom mogelijk om de totale populatie vast te stellen aan de hand van publieke informatie welke beschikbaar wordt gesteld door de AFM en de DNB.

Banken: 148 Verzekeraars: 421

3.3 Steekproefverantwoording en uitvoering steekproef Voor banken is gekozen voor een steekproefomvang van zevenendertig, een grotere steekproef was niet mogelijk als gevolg van beperkte beschikbaarheid van data ten tijde van het onderzoek. Voor verzekeraars is gekozen voor een steekproefomvang van vierendertig. Voor banken betrof dit ongeveer 25% van de populatie. Voor de verzekeraars betrof het ongeveer 10% van de populatie. Bij banken is de steekproef dus procentueel groter ten opzichte van de populatie dan bij de verzekeraars. Dit wordt veroorzaakt door beperkt aanwezige data. Daarnaast zijn er zeer veel kleine onderlinge waarborgmaatschappijen die zo klein zijn, dat ze voor dit onderzoek niet relevant zijn. In Nederland zijn er veel onderlinge waarborgmaatschappijen die gezien omvang niet relevant zijn, maar tevens omdat ze zich zeer specifiek richten op het verzekeren van bepaalde risico’s. Aangezien deze onderlinge waarborgmaatschappijen zich niet richten op de algemene verzekeringsmarkt zijn deze niet in dit onderzoek betrokken.

De steekproef is niet aselect uitgevoerd, aangezien er tamelijk veel financiële instellingen zijn die pas laat hun jaarrekening of jaarverslag deponeren. Het gevolg was dat zij nog niet over 2011 hebben gerapporteerd over de naleving van de code banken en code verzekeraars. Derhalve is er een steekproef gebruikt van instellingen waarvan de data tijdig beschikbaar is voor het onderzoek en betrekking heeft op het boekjaar 2011.

28

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

3.4 Onderzochte principes uit de codes Dit onderzoek richt zich specifiek op hoofdstuk zes van de code banken en de code verzekeraars. Hierbij zijn in de empirische studies de volgende tien principes van de code banken en code verzekeraars betrokken in het uitgevoerde onderzoek1:

6.3.1 Het totale inkomen van een lid van de Raad van Bestuur staat in een redelijke verhouding tot het vastgestelde beloningsbeleid binnen de bank waarbij het totale inkomen ten tijde van de vaststelling iets beneden de mediaan van vergelijkbare functies binnen en buiten de financiële sector ligt, waarbij de relevante internationale context wordt meegewogen.

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de Raad van Bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de Raad van Bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de Raad van Bestuur in dat geval in aanmerkingvoor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

6.3.3 Bij de toekenning van de variabele beloning aan een lid van de Raad van Bestuur wordt rekening gehouden met de lange termijn component. De toekenning is mede afhankelijk van winstgevendheid en/of continuïteit. De variabele beloning wordt voor een materieel deel voorwaardelijk toegekend en op zijn vroegst drie jaar later uitgekeerd.

6.3.4 Aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan een lid van de Raad van Bestuur worden toegekend, worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. Indien opties worden toegekend worden deze in ieder geval de eerste drie jaar na toekenning niet uitgeoefend.

6.4.1 Het toekennen van een variabele beloning is mede gerelateerd aan de lange termijn doelstellingen van de bank.

6.4.2 Iedere bank stelt een bij de bank passend maximum vast voor de verhouding tussen de variabele beloning en het vaste salaris. Voor een lid van de Raad van Bestuur bedraagt de variabele beloning per jaar maximaal 100% van het vaste inkomen.

6.4.3 Een variabele beloning wordt gebaseerd op de prestaties van het individu, zijn bedrijfsonderdeel en die van de bank als geheel op basis van vooraf vastgestelde en beoordeelbare prestatiecriteria. Naast financiële prestatiecriteria vormen ook niet-financiële prestatiecriteria een belangrijk onderdeel van de individuele beoordeling. In het beloningsbeleid van de bank worden de prestatiecriteria zoveel mogelijk geobjectiveerd.

6.4.4 Bij het beoordelen van prestaties op basis van de vastgestelde prestatiecriteria worden financiële prestaties gecorrigeerd voor (geschatte) risico’s en kosten van kapitaal.

1 http://www.commissiecodebanken.nl/scrivo/asset.php?id=941106

29

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

6.4.5 In buitengewone omstandigheden, bijvoorbeeld indien toepassing van de vastgestelde prestatiecriteria tot een verkrijging van ongewenste variabele beloning van een lid van de Raad van Bestuur zou leiden, heeft de Raad van Commissarissen de discretionaire bevoegdheid de variabele beloning aan te passen wanneer deze naar zijn oordeel leidt tot onbillijke of onbedoelde uitkomsten.

6.4.6 De Raad van Commissarissen heeft de bevoegdheid de variabele beloning die is toegekend aan het lid van de Raad van Bestuur op basis van onjuiste (financiële) gegevens terug te vorderen van het desbetreffende lid van de Raad van Bestuur.

3.5 Structuur onderzoek Er zijn in totaal drie empirische onderzoeken uitgevoerd die in de volgende drie hoofdstukken worden behandeld. Daarnaast worden in de volgende drie hoofdstukken ook een uitgebreide onderzoeksopzet en de resultaten uiteengezet. Daarop volgend worden in hoofdstuk zeven de conclusie, beperkingen onderzoek en mogelijkheden voor vervolgonderzoek behandeld.

30

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

4 Empirisch onderzoek I

4.1 Ontwerp empirisch onderzoek I Het eerste onderzoek betrof een vergelijking tussen het aantal principes met betrekking tot beloningsbeleid dat wordt toegepast door banken en verzekeraars. Op totaalniveau is er middels een statistische t-toets beoordeeld of de toepassing van de codes significant van elkaar verschillen. Tevens is getoetst welke invloed omvang heeft op de naleving van de code. De dataverzameling heeft plaatsgevonden middels jaarverslagen en op informatie omtrent de codes op de websites van de ondernemingen.

De informatie wordt net als in het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (2007) verzameld uit publieke bronnen. De omvang is vastgesteld aan de hand van het eigen vermogen per begin van het jaar, dit is gelijk aan de methode van Alsaeed (2005) en Lang en Lundholmf (1993).

Akkermans et al. (2007) beschrijven in hun onderzoek twee definities namelijk: toepassen of naleven. Bij het analyseren van de data zal dan ook het volgende onderscheid worden gemaakt:

0 = Uitleggen, of geen uitleg (principe wordt niet toegepast) 1 = Naleven, of niet van toepassing (principe wordt wel toegepast)

Per bank of verzekeraar konden er maximaal tien punten worden gescoord, aangezien er tien principes zijn getoetst in dit onderzoek. De onderzochte principes zijn terug te vinden in paragraaf 3.4. Score 0 betekent niet dat dit onvoldoende is, aangezien het principe dan wel is uitgelegd. De kwaliteit van de uitleg wordt echter in de overige twee empirische onderzoeken getoetst.

Middels een statische t-toets is bepaald of er een significant verschil bestaat tussen het aantal keer toepassen door banken en verzekeraars. Hierbij wordt dus vergeleken of banken gemiddeld meer toepassen dan verzekeraars. Tevens is middels een statische t-toets bepaald of er een significant verschil bestaat tussen het gemiddeld aantal keer toepassen door grote banken en verzekeraars ten opzichte van de kleinere financiële organisaties. De resultaten zijn opgenomen in hoofdstuk vier.

Voor alle descriptives per variabele wordt verwezen naar bijlage IV.

4.2 Resultaten empirisch onderzoek I In dit onderzoek is gekeken in welke mate banken en verzekeraars de code toepassen (score: 1) of uitleggen (score: 0). De data met betrekking tot banken is opgenomen in bijlage I banken en in bijlage II met betrekking tot de verzekeraars.

31

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De gemiddelde naleving van de code met betrekking tot beloningsbeleid in 2011 betreft voor banken ruim 97%, voor verzekeraars is dit percentage iets lager, namelijk 95%. Dit betekent dat beide organisaties een zeer hoge mate van naleving hebben ten aanzien van de tien principes uit hoofdstuk zes van de code met betrekking tot beloningsbeleid. En dit komt overeen met de conclusie van de monitoring commissie code banken (2011), zij concluderen dat er sprake is van een zeer hoge mate van naleving van de code banken.

Vergelijking aantal principes dat wordt toegepast door banken en verzekeraars

100%

90% s e

i 80% t a s

i 70% n

a 60% g

r Banken

o 50%

e Verzekeraars

g 40% a t

n 30% e c

r 20% e

P 10% 0% 10 9 8 7 3 Aantal principes toegepast

Figuur 1. Onderverdeling aantal keer toepassen door banken en verzekeraars

Zoals uit de figuur 1 blijkt passen 78% van de banken alle principes toe met betrekking tot beloningsbeleid. In tabel 1 is een top tien opgenomen van welke principes het meest worden toegepast en welke het meest worden uitgelegd. Bij de banken worden vijf principes volledig toegepast door de banken en is er sprake van een zeer hoge mate van naleving op het gebied van beloningsbeleid. Bij de verzekeraars past 76% van de populatie alle principes toe met betrekking tot beloningsbeleid, dit is 2% lager dan bij de banken. In tabel 2 is een top tien opgenomen van welke principes het meest worden toegepast en welke het meest worden uitgelegd. Verder is er grote overeenkomst met de banken, met uitzondering van één enkele verzekeraar die slechts drie principes van de tien getoetste principes toepast.

32

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tabel 1

Top tien meest toegepaste principes door banken

Principe Toepassen banken Uitleg banken % toepassen 6.4.1 37 0 100% 6.3.2 37 0 100% 6.3.3 37 0 100% 6.3.4 37 0 100% 6.4.4 37 0 100% 6.4.3 36 1 97% 6.3.1 36 1 97% 6.4.5 35 2 94% 6.4.6 35 2 94% 6.4.2 33 4 88%

Totaal 360 10 97,3%

Tabel 2

Top tien meest toegepaste principes door verzekeraars

Principe Toepassen verzekeraars Uitleg verzekeraars % toepassen 6.4.1 34 0 100% 6.3.2 33 1 97% 6.3.3 33 1 97% 6.3.4 33 1 97% 6.4.4 33 1 97% 6.4.3 33 1 97% 6.3.1 32 2 94% 6.4.5 32 2 94% 6.4.6 30 4 87% 6.4.2 29 5 83%

Totaal 322 18 94,6%

Uit tabel 1 en 2 blijkt dat zowel de banken als de verzekeraars in de steekproef het principe 6.4.1 allen toepassen. Dit principe houdt in dat de organisatie rekening houdt met de lange termijn doelstellingen van de bank/verzekeraar met betrekking tot variabele beloning. De banken passen nog vier principes volledig toe, namelijk 6.3.2, 6.3.3, 6.3.4 en 6.4.4. Deze worden in vergelijking met de verzekeraars ook zeer goed nageleefd, per principe past maar één verzekeraar deze niet toe. Concluderend hebben zowel banken als verzekeraars een hoge naleving ten aanzien van de tien onderzochte principes.

33

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Daarnaast blijkt dat bij zowel de banken, als de verzekeraars de principes 6.4.6 en 6.4.2 in mindere mate worden toegepast en dus uitgelegd. Principe 6.4.6 heeft betrekking op recht van de RvC om onrechtmatig verkregen variabele beloning terug te vorderen op basis van onjuiste (financiële) gegevens. Het principe 6.4.2 geeft aan dat er een goede mix moet zijn tussen vaste- en variabele beloning en dat de variabele beloning niet groter mag zijn dan het vaste jaarsalaris. De banken en verzekeraars hebben dus nagenoeg dezelfde principes die het meest worden toegepast en het minst worden toegepast, waarbij de verzekeraars procentueel de principes 6.4.6 en 6.4.2 minder toepassen dan de banken. Hieruit blijkt dat de principes die bestuurders direct financieel raken in een mindere mate worden toegepast dan de overige principes met betrekking tot belonen. De principes die allen worden uitgelegd zullen getoetst worden op de kwaliteit van de uitleg. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk vijf.

De principes 6.4.1 en 6.3.2 worden door de bank volledig nageleefd en bij de verzekeraars vrijwel volledig nageleefd. Het is logisch dat 6.4.1 volledig wordt toegepast, aangezien dit principe ook als regelgeving is opgenomen in de Regeling Beheerst Beloningsbeleid (2011) van de DNB. Banken of verzekeraars moeten hier dus aan voldoen. Principe 6.3.2 heeft betrekking op de maximale ontslagvergoeding van bestuurders en dit principe kent ook een zeer hoge mate van naleving. Dit zou een logisch gevolg kunnen zijn van alle publieke kritiek op verstrekte ontslagvergoedingen, wat kan leiden tot aanzienlijke reputatieschade.

Uit de verzamelde data is bepaald wat het gemiddelde aantal keer toepassen is per organisatie. Daarbij is het totaal aantal keer toepassen gedeeld door de steekproefomvang. De resultaten zijn opgenomen in tabel 3.

Tabel 3

Gemiddeld aantal keer toepassen van de principes

Aantal keer toepassen Steekproef Gemiddeld

Banken 360 37 9,73 Verzekeraars 322 34 9,47

De volgende hypothese is getoetst:

H0: Er is geen verschil tussen het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van bestuurdersbeloningen.

H1: Er is een verschil tussen het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van bestuurdersbeloningen.

34

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Deze data zijn ingevoerd in SPSS, de resultaten zijn hieronder opgenomen:

Tabel 4

Group Statistics: Gemiddelden aantal keer toepassen

Aantal Bank/Verzekeraar N Mean Std. Deviation Std. Error Mean toepassen Verzekeraars 34 9,4706 1,35368 ,23215 Banken 37 9,7297 ,56019 ,09209

Tabel 4

Uitkomst aantal keer toepassen tussen banken en verzekeraars

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 4,253 ,043 -1,070 69 ,289 -,25914 -,24229 -,74249 ,22421 assumed Equal variances -1,038 43,222 ,305 -,25914 ,24975 -,76274 ,24446 not assumed

Voor de independent samples test geldt als voorwaarde dat in beide steekproeven de spreiding of variantie gelijk moet zijn. Dit betekent dat ze niet significant van elkaar moeten verschillen. Dit is getest met de Levene’s test for equality of variances. Bij deze groepen blijkt de F-waarde significant te verschillen, p=.043. Hierdoor dienen de resultaten in de rij ‘equal variances not assumed’ te worden gebruikt. T=-1.038, p=.305. Dit is niet significant, aangezien de p-waarde groter is dan .05.

Concluderend blijkt uit de independent t-test blijkt dat er geen significant verschil is in het aantal keer toepassen tussen banken en verzekeraars. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Derhalve dient de nulhypothese te worden aangenomen. Dat er geen significante verschillen zijn gevonden kan worden verklaard uit het feit dat de variantie zeer beperkt is. Dit houdt in dat het aantal keer toepassen zeer beperkt afwijkt van het gemiddelde van de steekproef.

35

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tevens is onderzocht in welke mate grote banken en verzekeraars meer toepassen dan de kleinere banken en verzekeraars.

De volgende hypothese is getoetst:

H0: Er is geen verschil tussen het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars op basis van omvang ten aanzien van bestuurdersbeloningen.

H1: Er is een verschil tussen het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars op basis van omvang ten aanzien van bestuurdersbeloningen.

Tabel 6

Vergelijking gemiddelden grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige financiële instellingen

Aantal keer Steekproef Gemiddeld toepassen Banken > 1.000.000.000 96 10 9,60 Verzekeraars > 1.000.000.000 40 4 10,00 Totaal gemiddeld 9,71

Banken < 1.000.000.000 264 27 9,78 Verzekeraars < 1.000.000.000 282 30 9,40 Totaal gemiddeld 9,58

Deze data is ingevoerd in SPSS, de resultaten zijn hieronder opgenomen:

Tabel 7

Group Statistics: Gemiddelden aantal keer toepassen door de grootste veertien banken en verzekeraars en de overige banken en verzekeraars in de steekproef

Aantal toepassen Groot/Klein N Mean Std. Deviation Std. Error Mean Groot 14 9,7143 ,61125 ,16336 Klein 57 9,5789 1,10109 ,14584

36

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tabel 8

Uitkomst aantal keer toepassen tussen de grootste veertien banken en verzekeraars en de overige banken en verzekeraars in de steekproef

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances ,684 ,411 ,442 69 ,660 ,13534 ,30628 -,47568 ,74636 assumed Equal variances ,618 36,585 ,540 ,13534 ,21899 -,30855 ,57923 not assumed

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat er geen significant verschil is in het aantal keer toepassen tussen de grootste vijf grote banken en verzekeraars en de overige banken en verzekeraars. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=.442 en p=.660. Derhalve dient de nulhypothese te worden aangenomen. Dat er geen significante verschillen zijn gevonden kan worden verklaard uit het feit dat de variantie zeer beperkt is. Dit houdt in dat het aantal keer toepassen zeer beperkt afwijkt van het gemiddelde van de steekproef.

37

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

5 Empirisch onderzoek II Het tweede onderzoek is gebaseerd op het onderzoek dat de monitoring commissie corporate governance in 2007 heeft laten uitvoeren door de Rijksuniversiteit Groningen (Commissie Corporate Governance, 2007). Dit onderzoek had betrekking op het beoordelen van de uitleg bij het niet toepassen van de code voor alle uitgelegde principes. De beoordeling heeft plaatsgevonden middels enquêtes op basis van vier kwaliteitsdimensies uitgevoerd door onafhankelijke registeraccountants en studenten Accountancy & Controlling:

De onderstaande informatie is letterlijk afgeleid van het onderzoek van de Commissie corporate governance (2007):

- Begrijpelijkheid (aan de hand van deze dimensie wordt in kaart gebracht of de gegeven uitleg begrijpelijk is in die zin dat inzicht ontstaat in de redenen waarom de vennootschap de bepaling niet naleeft);

Zeer Onbegrijpelijk Neutraal Begrijpelijk Zeer begrijpelijk onbegrijpelijk 1 2 3 4 5

- Controleerbaarheid (met behulp van deze dimensie wordt onderzocht of de gegeven uitleg controleerbaar is met behulp van publiek toegankelijke informatie (website, jaarverslag, etc.);

Zeer Oncontroleerbaar Neutraal Controleerbaar Zeer oncontroleerbaar controleerbaar 1 2 3 4 5

- Legitimiteit deze dimensie rubriceert of de gegeven uitleg als een legitieme uitleg wordt beschouwd voor het niet naleven van de desbetreffende bepaling (zonder daarbij rekening te houden met de specifieke kenmerken van de vennootschap);

Zeer niet legitiem Niet-legitiem Neutraal Legitiem Zeer legitiem

1 2 3 4 5

- Plausabiliteit deze dimensie lijkt op ‘legitimiteit’ en rubriceert in hoeverre de gegeven uitleg aannemelijk wordt geacht voor deze vennootschap indien rekening wordt gehouden met kenmerken van de vennootschap (zoals omvang, sector, activiteiten, mate van internationalisatie etc.).

Zeer niet Niet plausibel Neutraal Plausibel Zeer plausibel plausibel 1 2 3 4 5

Met betrekking tot bovenstaande kwaliteitsdimensies zijn de volgende vragen gesteld in de enquête, deze vragen zijn tevens letterlijk afgeleid van het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (2007) in opdracht van de Commissie corporate governance:

38

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Begrijpelijkheid: Geef aan in hoeverre u van mening bent dat de gegeven uitleg begrijpelijk is in de zin dat inzicht ontstaat in de redenen waarom de vennootschap de bepaling niet naleeft.

Controleerbaarheid: Geef aan in hoeverre u denkt dat de gegeven uitleg controleerbaar is met behulp van publiek toegankelijke informatie (website, jaarverslag, etc).

Legitimiteit: Geef aan in hoeverre u de gegeven uitleg als een legitieme uitleg beschouwt voor het niet naleven van de desbetreffende bepaling (NB: het gaat hier om de specifieke combinatie van het niet naleven van de bepaling en de uitleg zonder daarbij rekening te houden met de specifieke kenmerken van de vennootschap).

Plausibiliteit: Geef aan in hoeverre u de gegeven reden plausibel acht voor de vennootschap, rekening houdend met de kenmerken van de vennootschap (zoals omvang, sector, activiteiten, mate van internationalisatie etc).

Voor de plausibiliteit is in de enquête informatie gegeven over het eigen vermogen per 1-1-2011 en het aantal medewerkers per 31-12-2011 om zo inzicht te geven in de omvang van de organisatie.

Bij het onderzoek is per variabele een ‘likert’ schaalverdeling gemaakt tussen de 1 en 5. Op basis van de scores zijn de hypothesen getoetst met betrekking tot de kwaliteit van de uitleg bij niet toepassen. De enquête zoals deze is afgenomen bij de registeraccountants en studenten accountancy & controlling is opgenomen in bijlage III.

De enquête is verstuurd naar het volgende aantal personen: - Registeraccountants: 3123 - Studenten Accountancy & Controlling 288

De volgende respondenten hebben de enquête ingevuld: - Registeraccountants 61 - Studenten Accountancy & Controlling 16

Het aantal respondenten wat de enquête heeft ingevuld betreft ongeveer 2% van de groep registeraccountants waaraan deze is verstuurd. Voor de groep studenten Accountancy & Controlling betreft dit percentage ongeveer 5,5%. De enquête is in de periode 8 augustus 2012 tot 10 september 2012 online geweest. Gedurende deze periode zijn er drie mails verstuurd, waarvan één verzoek en twee reminders. Voor de procedure omtrent de enquête wordt verwezen naar bijlage III.

39

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

In het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (2007) is de kwaliteit van de uitleg beoordeeld door vijftien personen. Elf studenten die een opleiding Accountancy & Controlling volgen aan de Rijksuniversiteit Groningen en vier leden van de commissie corporate governance. Het huidige onderzoek heeft meer respondenten dan de empirische studie die is uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen in 2007. Waarbij kan worden opgemerkt dat de vier leden van de commissie corporate governance specialisten zijn op het gebied van corporate governance. Dit in vergelijking tot de groep RA’s en studenten waaraan deze enquête is voorgelegd.

Middels een statistische t-toets is bepaald of er een significant verschil bestaat tussen de kwaliteit van uitleg bij banken en verzekeraars, zowel op principeniveau als op totaalniveau. Middels een t-toets is te toetsen of een groep gemiddeld beter scoort dan een andere groep (independent-Samples t-test). Hierbij is dus vergeleken of banken een kwalitatief betere uitleg geven dan de verzekeraars. De resultaten zijn opgenomen in hoofdstuk vijf.

Voor alle descriptives per variabele wordt verwezen naar bijlage IV.

5.1 Resultaten empirisch onderzoek II In dit onderzoek is gekeken in welke mate er een kwaliteitsverschil is in hoe de banken en de verzekeraars de code uitleggen, indien zij een principe niet toepassen. Zoals in de vorige paragraaf besproken is de kwaliteit gemeten aan de hand van vier kwaliteitsdimensies, namelijk: - Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Hypothesen: De volgende hypothese is in dit onderzoek getoetst:

H0: Er is geen kwalitatief verschil in het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars.

H1: Er is een kwalitatief verschil in het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars.

40

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De volgende gegevens zijn verzameld met betrekking tot het tweede onderzoek:

Tabel 14

Gemiddelden banken en verzekeraars per kwaliteitsdimensie en tevens op totaalniveau.

Kwaliteitsdimensie: Student / RA: Bank / Verzekeraar: Gemiddelde score: Begrijpelijkheid Student Bank 3,31 Begrijpelijkheid RA Bank 2,91 Begrijpelijkheid Student Verzekeraar 3,05 Begrijpelijkheid RA Verzekeraar 2,63 Totaal gemiddelde: Bank 2,99 Totaal gemiddelde: Verzekeraar 2,71

Controleerbaarheid Student Bank 3,03 Controleerbaarheid RA Bank 2,54 Controleerbaarheid Student Verzekeraar 2,71 Controleerbaarheid RA Verzekeraar 2,17 Totaal gemiddelde: Bank 2,64 Totaal gemiddelde: Verzekeraar 2,28

Legitimiteit Student Bank 3,02 Legitimiteit RA Bank 2,48 Legitimiteit Student Verzekeraar 2,79 Legitimiteit RA Verzekeraar 2,14 Totaal gemiddelde: Bank 2,58 Totaal gemiddelde: Verzekeraar 2,27

Plausibiliteit Student Bank 3,07 Plausibiliteit RA Bank 2,55 Plausibiliteit Student Verzekeraar 2,89 Plausibiliteit RA Verzekeraar 2,23 Totaal gemiddelde: Bank 2,66 Totaal gemiddelde: Verzekeraar 2,36

Totaal alle dimensies: Bank 2,80 Totaal alle dimensies: Verzekeraar 2,51

Algemeen beeld: Het algemene beeld is dat op alle kwaliteitsdimensies de banken kwalitatief beter uitleggen dan de verzekeraars. Het verschilt per dimensie tussen de 0.2 tot 0.4 punten.

Daarnaast blijkt uit de gemiddelde scores dat op alle kwaliteitsdimensies de studenten accountancy positiever zijn over de gegeven uitleg dan de registeraccountants, op elke dimensie verschilt dat gemiddeld tussen de 0.4 en 0.6 punten. Dit kan verklaard worden doordat registeraccountants professioneel kritischer zijn en meer ervaring en kennis hebben op het gebied van corporate governance en- of de code banken/verzekeraars.

Daarnaast blijkt uit alle gemiddelden dat zowel de accountants als de studenten neutraal tot negatief zijn over de gegeven uitleg door zowel banken als verzekeraars. Dit betekent dat zowel

41

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

de accountants als de studenten de uitleg gemiddeld niet begrijpelijk, controleerbaar, legitiem en plausibel vinden, maar dit eerder bestempelen als neutraal of onbegrijpelijk, oncontroleerbaar, niet-legitiem en niet-plausibel.

De kwaliteitsdimensie begrijpelijkheid bij banken is beoordeeld als neutraal, bij verzekeraars is deze op 0.3 punt ook getypeerd als neutraal. Wat betreft controleerbaarheid scoort de bank precies tussen neutraal en oncontroleerbaar in. De verzekeraars scoren ook op controleerbaarheid lager, de verzekeraars scoren oncontroleerbaar op basis van de gegeven uitleg.

De kwaliteitsdimensies legitimiteit en plausibiliteit scoren beide relatief laag, echter scoort plausibiliteit iets hoger. Bij plausibiliteit is rekening gehouden met de bedrijfsomvang en het aantal medewerkers, waardoor de respondenten de uitleg iets beter kwalificeren. Echter is het verschil voor zowel banken en verzekeraars vrijwel nihil.

Algemene conclusie:

Er is een kwalitatief verschil in het toepassen van de code banken door banken en de toepassing van de code verzekeraars door verzekeraars. Waarbij de banken kwalitatief beter uitleggen dan de verzekeraars. Daarnaast achten de geënquêteerden de uitleg van de bank als begrijpelijker, beter controleerbaar, meer plausibel en als laatste ook legitiemer dan de uitleg die de verzekeraars geven.

Tabel 9

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen banken en verzekeraars voor het totaal van alle kwaliteitsdimensies.

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances ,951 ,329 -9,053 8510 ,000 -,29134 ,03218 -,35442 -,22825 assumed Equal variances -9,022 6214,45 ,000 -,29134 ,03229 -,03229 -,22803 not assumed

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat banken de code significant beter uitleggen dan de verzekeraars, dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=-.9.053 en p=.000. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

Tevens is op kwaliteitsdimensieniveau getoetst of er significante verschillen bestaan tussen banken en verzekeraars. De resultaten zijn hieronder opgenomen.

42

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tabel 10

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘begrijpelijkheid’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2- difference difference tailed) Equal variances 12,079 ,001 -4,017 2126 0,000 -,27573 0,06865 -,41035 -,14111 assumed Equal variances -4,055 1612,69 ,000 -,27573 ,06799 -,40909 -,14237 not assumed

Voor de independent samples test geldt als voorwaarde dat in beide steekproeven de spreiding of variantie gelijk moet zijn. Dit betekent dat ze niet significant van elkaar moeten verschillen. Dit is getest met de Levene’s test for equality of variances. Bij deze groepen blijkt de F-waarde significant te verschillen, p=.001. Hierdoor dienen de resultaten in de rij ‘equal variances not assumed’ te worden gebruikt. T=-4,055, p=.000. Dit is significant, aangezien het kleiner is dan .05.

Conclusie: uit de independent t-test blijkt dat banken de code significant beter uitleggen dan de verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie begrijpelijkheid, dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

Tabel 5

Uitkomst independent test kwaliteit uitleg tussen banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘controleerbaarheid’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 3,219 ,073 -5,711 2126 ,000 -,36023 ,06308 -,48393 -,23654 assumed Equal variances -5,657 1524,32 ,000 -,36023 ,06368 -,48514 -,23532 not assumed

43

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat banken de code significant beter uitleggen dan de verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie controleerbaarheid. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=-.5.711 en p=.000. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

Tabel 6

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘legitimiteit’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 10,928 ,001 -5,409 2126 ,000 -,31608 ,05843 -,43067 -,20149 assumed Equal variances -5,284 1462,73 ,000 -,31608 ,05982 -,43342 -,19874 not assumed

Voor de independent samples test geldt als voorwaarde dat in beide steekproeven de spreiding of variantie gelijk moet zijn. Dit betekent dat ze niet significant van elkaar moeten verschillen. Dit is getest met de Levene’s test for equality of variances. Bij deze groepen blijkt de F-waarde significant te verschillen, p=.001. Hierdoor dienen de resultaten in de rij ‘equal variances not assumed’ te worden gebruikt. T=-5.284, p=.000. Dit is significant, aangezien het kleiner is dan .05.

Concluderend blijkt uit de independent t-test blijkt dat banken de code significant beter uitleggen dan de verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie legitimiteit. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

44

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tabel 7

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘plausibiliteit’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 5,690 ,017 -5,084 2126 ,000 -,29781 ,05858 -,41268 -,18294 assumed Equal variances -4,980 1474,38 ,000 -,29781 ,05980 -,41512 -,18050 not assumed

Voor de independent samples test geldt als voorwaarde dat in beide steekproeven de spreiding of variantie gelijk moet zijn. Dit betekent dat ze niet significant van elkaar moeten verschillen. Dit is getest met de Levene’s test for equality of variances. Bij deze groepen blijkt de F-waarde significant te verschillen, p=.017. Hierdoor dienen de resultaten in de rij ‘equal variances not assumed’ te worden gebruikt. T=-4.980, p=.000. Dit is significant, aangezien het kleiner is dan .05.

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat banken de code significant beter uitleggen dan de verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie plausibiliteit. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

45

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

6 Empirisch onderzoek III Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat bedrijfsomvang van invloed is op de naleving en de kwaliteit van uitleg van corporate governance principes. Daarom is specifiek voor de code banken en de code verzekeraars getoetst of bedrijfsomvang van invloed is op de kwaliteit van de uitleg bij het niet toepassen van de in paragraaf 3.4 beschreven principes.

Voor het derde onderzoek is gebruik gemaakt van de data die is verzameld bij het tweede empirische onderzoek. In dit onderzoek is getoetst of grote instellingen kwalitatief een betere uitleg geven dan kleine instellingen bij het niet toepassen van een principe. Bij alle uitgelegde principes uit de steekproef is getoetst of er een verschil bestaat in de kwaliteit van de uitleg tussen grote en kleine bedrijven. Hiervoor wordt net als in het onderzoek van Lang en Lundholmf (1993) een onderscheid gemaakt tussen een grote en een kleine financiële instelling op basis van het totale eigen vermogen aan het begin van het jaar, dus in dit onderzoek per 31 december 2011.

Zoals eerder genoemd is er gebruik gemaakt van dezelfde dataset als in empirisch onderzoek II/III. Alle gegeven uitleg in de steekproef is getoetst aan de volgende vier kwaliteitsdimensies door middel van enquêtes: - Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Voor verdere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

Bij de bepaling van een grote of kleine financiële instelling het volgende onderscheid gemaakt:

Grote bank: Eigen vermogen > €1.000.000.000 Kleine bank: Eigen vermogen < €1.000.000.000 Grote verzekeraar: Eigen vermogen > €1.000.000.000 Kleine verzekeraar: Eigen vermogen < €1.000.000.000

Deze grens geeft voldoende scheiding tussen de grote en publiek bekende financiële banken (systeembanken) en verzekeraars ten opzichte van de kleine en minder bekende banken en verzekeraars. Enkele voorbeelden van deze grote banken en verzekeraars zijn: ING, , Aegon en .

Deze scheiding zorgt voor een groot verschil in steekproefomvang van beide groepen, hierdoor zijn de resultaten van de uitgevoerde t-toets onbetrouwbaarder dan bij gelijke groepen. Dit heeft als reden omdat een eventuele ‘outlier’ het resultaat kan beïnvloeden. Echter geeft deze scheiding voldoende inzicht in het kwaliteitsverschil bij grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars in de populatie. Voor de verdeling van grote en kleine instellingen wordt verwezen naar tabel 15.

46

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tabel 8

Aantal grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars in de steekproef

Aantal grote banken en verzekeraars 14 Overige banken en verzekeraars 57

Voor het derde onderzoek is tevens middels een t-toets bepaald of er een significant verschil bestaat tussen de kwaliteit van uitleg bij grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars in de steekproef. Hierbij is gebruik gemaakt van de data uit het empirisch onderzoek II/III. Hierbij is dus de kwaliteit van de uitleg beoordeeld op basis van de vier kwaliteitsdimensies, waarbij een ‘likert’ schaalverdeling is gebruikt tussen de 1 en de 5. Door middel van een t-toets is te toetsen of een groep gemiddeld beter scoort dan een andere groep (Independent-Samples t-test). Hierbij is dus vergeleken of de groep grote banken en verzekeraar de code beter uitleggen dan de overige banken en verzekeraars in de steekproef. De resultaten zijn opgenomen in hoofdstuk zes.

Voor alle descriptives per variabele wordt verwezen naar bijlage IV.

6.1 Resultaten empirisch onderzoek III In dit onderzoek is gekeken in welke mate bedrijfsomvang een rol speelt bij de kwaliteit van uitleg van de code, indien zij een principe niet toepassen. Zoals in de vorige paragraaf besproken is de kwaliteit gemeten aan de hand van vier kwaliteitsdimensies welke ook zijn getoetst in het tweede onderzoek.

Hypothesen: De volgende hypothese is in dit onderzoek getoetst:

H0: Bedrijfsomvang heeft geen invloed op de kwaliteit van uitleg bij het niet toepassen van een principe met betrekking tot beloningen uit de code banken en code verzekeraars.

H1: Bedrijfsomvang heeft wel invloed op de kwaliteit van uitleg bij het niet toepassen van een principe met betrekking tot beloningen uit de code banken en code verzekeraars.

47

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De volgende gegevens zijn verzameld met betrekking tot het derde onderzoek:

Tabel 16

Gemiddelden (per respondentengroep) grote en kleine banken en verzekeraars per kwaliteitsdimensie en op totaalniveau

Kwaliteitsdimensie: RA/Student Gemiddelde score: Begrijpelijkheid groot RA 3,32 Student 3,60 Begrijpelijkheid klein RA 2,63 Student 3,06 Controleerbaarheid groot RA 2,98 Student 3,28 Controleerbaarheid klein RA 2,19 Student 2,75 Legitimiteit groot RA 3,04 Student 3,33 Legitimiteit klein RA 2,13 Student 2,79 Plausibiliteit groot RA 3,10 Student 3,38 Plausibiliteit klein RA 2,22 Student 2,88

Tabel 17

Gemiddelden grote en kleine banken en verzekeraars per kwaliteitsdimensie en op totaalniveau

Kwaliteitsdimensie: Groot/Klein: Gemiddelde score: Begrijpelijkheid Groot 3,37 Begrijpelijkheid Klein 2,71 Controleerbaarheid Groot 3,04 Controleerbaarheid Klein 2,30 Legitimiteit Groot 3,10 Legitimiteit Klein 2,26 Plausibiliteit Groot 3,16 Plausibiliteit Klein 2,36 Totaal gemiddelde: Groot 3,17 Totaal gemiddelde: Klein 2,41

Algemeen beeld:

Het algemene beeld is dat op alle kwaliteitsdimensies de grote banken en verzekeraars kwalitatief beter uitleggen dan de kleinere banken en verzekeraars. Het varieert per dimensie tussen de 0.7 tot 0.9 punten.

48

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

blijkt uit de gemiddelde scores dat op alle kwaliteitsdimensies de studenten accountancy positiever zijn over de gegeven uitleg dan de registeraccountants, op elke dimensie verschilt dat gemiddeld tussen de 0.3 en 0.7 punten. Dit kan verklaard worden doordat registeraccountants professioneel kritischer zijn en meer ervaring en kennis hebben op het gebied van corporate governance en- of de code banken/verzekeraars.

Daarnaast blijkt uit alle gemiddelden dat zowel de accountants als de studenten vrij neutraal tot licht negatief zijn over de gegeven uitleg door zowel banken als verzekeraars. Dit betekent dat zowel de accountants als de studenten de uitleg gemiddeld neutraal tot niet begrijpelijk, oncontroleerbaar, niet legitiem en niet plausibel vinden.

De kwaliteitsdimensie begrijpelijkheid is bij de grote instellingen beoordeeld als neutraal tot enigszins begrijpelijk, bij verzekeraars is deze op 0.3 punt ook getypeerd als neutraal. Wat betreft controleerbaarheid scoren de grote banken en verzekeraars precies neutraal, de kleinere banken en verzekeraars scoren ook op deze dimensie lager, de verzekeraars scoren oncontroleerbaar op basis van de gegeven uitleg.

De kwaliteitsdimensies legitimiteit en plausibiliteit scoren beide relatief laag, echter scoort plausibiliteit iets hoger. Bij plausibiliteit is rekening gehouden met de bedrijfsomvang en het aantal medewerkers, waardoor de respondenten de uitleg iets beter kwalificeren. Echter is het verschil voor zowel banken en verzekeraars vrijwel nihil. De grote financiële instellingen scoren voor beide dimensies neutraal tot enigszins plausibel en legitiem, terwijl de kleinere instellingen wederom negatief scoren ten aanzien van deze principes.

Algemene conclusie:

Er is een kwalitatief verschil in het toepassen van de codes door grote banken en verzekeraars ten opzichte van de kleinere concurrenten. Middels dit onderzoek is vastgesteld dat omvang een positieve relatie heeft met de kwaliteit van uitleg van de codes. Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat de geënquêteerden de gegeven uitleg door grote banken en verzekeraars begrijpelijker, beter controleerbaar, legitiemer en meer plausibel achten dan de uitleg die de kleine banken en verzekeraars geven.

49

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tabel 18

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars voor alle kwaliteitsdimensies

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 4,117 ,042 17,922 8510 ,000 ,76069 ,04244 ,67749 ,84389 assumed Equal variances 16,948 1580,6 ,000 ,76069 ,04488 ,67265 ,84873 not assumed 15

Voor de independent samples test geldt als voorwaarde dat in beide steekproeven de spreiding of variantie gelijk moet zijn. Dit betekent dat ze niet significant van elkaar moeten verschillen. Dit is getest met de Levene’s test for equality of variances. Bij deze groepen blijkt de F-waarde significant te verschillen, p=.001. Hierdoor dienen de resultaten in de rij ‘equal variances not assumed’ te worden gebruikt. T=4,117, p=.000. Dit is significant, aangezien het kleiner is dan .05.

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat grote banken en verzekeraars de code significant beter uitleggen dan de overige banken en verzekeraars. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=16,948 en p=.000. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

Tabel 19

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘begrijpelijkheid’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2- difference difference tailed) Equal variances 3,291 ,070 7,048 2126 ,000 ,65735 ,09327 ,47444 ,84026 assumed Equal variances 7,064 411,266 ,000 ,65735 ,09305 ,47443 ,84026 not assumed

50

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat grote banken en verzekeraars de code significant beter uitleggen dan de overige banken en verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie begrijpelijkheid. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=7,048 en p=.000. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

Tabel 20

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘controleerbaarheid’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 2,189 ,139 8,613 2126 ,000 ,73684 ,08555 ,56907 ,90461 assumed Equal variances 8,126 393,552 ,000 ,73684 ,09068 ,55856 ,91512 not assumed

Concluderend blijkt uit de independent t-test blijkt dat grote banken en verzekeraars de code significant beter uitleggen dan de overige banken en verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie controleerbaarheid. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=8,613 en p=.000. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

Tabel 21

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘legitimiteit’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 9,888 ,002 10,688 2126 ,000 ,83882 ,07848 ,68491 ,99272 assumed Equal variances 9,541 379,924 ,000 ,83882 ,08792 ,66595 1,101168 not assumed

51

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Voor de independent samples test geldt als voorwaarde dat in beide steekproeven de spreiding of variantie gelijk moet zijn. Dit betekent dat ze niet significant van elkaar moeten verschillen. Dit is getest met de Levene’s test for equality of variances. Bij deze groepen blijkt de F-waarde significant te verschillen, p=.001. Hierdoor dienen de resultaten in de rij ‘equal variances not assumed’ te worden gebruikt. T=9,888, p=.002. Dit is significant, aangezien het kleiner is dan .05.

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat grote banken en verzekeraars de code significant beter uitleggen dan de overige banken en verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie legitimiteit. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=9,541 en p=.000. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

Tabel 22

Uitkomst test kwaliteit uitleg tussen grote banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars voor de kwaliteitsdimensie ‘plausibiliteit’

Independent samples Test Levene’s test t-test for equality of means 95% Confidence Interval of the difference F Sig. t df Sig. Mean Std. error Lower Upper (2-tailed) difference difference Equal variances 2,711 ,100 10,281 2126 ,000 ,80976 ,07876 ,65530 ,96421 assumed Equal variances 9,405 385,678 ,000 ,80976 ,08610 ,64047 ,97905 not assumed

Concluderend blijkt uit de independent t-test dat grote banken en verzekeraars de code significant beter uitleggen dan de overige banken en verzekeraars met betrekking tot de kwaliteitsdimensie plausibiliteit. Dit is getoetst met een 95% betrouwbaarheidsinterval T=10,281 en p=.000. Derhalve dient de nulhypothese te worden verworpen.

52

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

7 Conclusie In dit hoofdstuk worden op basis van de resultaten uit de drie voorgaande hoofdstukken conclusies getrokken ten aanzien van de hoofdvraag en de doelstelling van het onderzoek. Daarnaast worden de beperkingen van de onderzoeken uiteengezet en worden mogelijkheden voor vervolgonderzoek besproken.

Middels het literatuuronderzoek en het praktijkonderzoek is inzicht verkregen in de mate waarin banken en verzekeraars de code banken en de code verzekeraars met betrekking tot bestuurdersbeloningen toepassen en uitleggen. Daarnaast is er inzicht verkregen in de mate waarin omvang van organisaties een rol speelt op de toepassing en de kwaliteit van de uitleg van de codes. Door deze inzichten kan dan ook de volgende hoofdvraag worden beantwoord.

In welke mate is er een verschil in de toepassing en uitleg van de code banken door banken en van de code verzekeraars door verzekeraars ten aanzien van bestuurdersbeloningen?

Uit de analyses komt naar voren dat zowel de banken als de verzekeraars de code in hoge mate naleven. Dit komt overeen met de bevindingen van Akkermans, Ees, Hermes, Hooghiemstra, van der Laan en Witteloostuijn (2007) inzake corporate governance in Nederland. Daarnaast komt de monitoring commissie code banken (2011) tot eenzelfde conclusie specifiek voor de code banken. Dit kan worden verklaard uit het feit dat per 1 januari 2011 ook de Regeling Beheerst Beloningsbeleid van de DNB is geëffectueerd. Deze regeling kent veel overlap met de code banken, respectievelijk de code verzekeraars. Derhalve waren beide financiële instellingen al gedwongen om sommige principes van de codes te implementeren in 2011, dit is echter niet getoetst in dit onderzoek en derhalve is hier ook geen conclusie aan te verbinden.

Daarnaast waren sommige beursgenoteerde banken en verzekeraars al verplicht om te rapporteren over corporate governance, wat kwaliteitsverschillen kan verklaren. Daarbij is tijdens het verzamelen van de data opgevallen dat de grote instellingen meer aandacht besteden aan de code. Zo blijkt dat grote financiële instellingen vaak een separaat document opnemen op de website waarin zij beschrijven in hoeverre zij op principeniveau de code toepassen of uitleggen. Waarbij de kleine banken en verzekeraars vaker alleen uitleg geven over de principes die ze niet toepassen. Echter, deze bevinding is niet getoetst, maar dit betreft tevens een algemene bevinding.

Uit het eerste onderzoek blijkt dat er geen significant verschil is in de mate van toepassing door banken en verzekeraars. Tevens is in het eerste onderzoek onderzocht of er een significant verschil bestaat in de mate van toepassing door de veertien grootste banken en verzekeraars ten opzichte van de overige banken en verzekeraars in de steekproef. Tevens zijn hier geen significante resultaten gevonden. Ook in de onderzoek wordt dit mede verklaard door de geringe variantie. Dus ook hier wijkt het aantal keer toepassen in zeer beperkte mate af van de gemiddelde toepassing. Dit betekent dus dat de banken de code gemiddeld niet meer of minder toepassen dan de verzekeraars. Echter geeft dit onderzoek geen resultaten over de kwaliteit waarmee de banken en verzekeraars de code uitleggen. Deze kwaliteit is getoetst in het tweede en derde onderzoek.

53

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Uit het tweede onderzoek blijkt dat er een significant verschil is in de kwaliteit waarmee banken en verzekeraars de code uitleggen. Dit is van toepassing op alle kwaliteitsaspecten die zijn getoetst, namelijk: - Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Daarnaast is ook de overallscore (alle dimensies) getoetst. Daarbij kan de conclusie worden getrokken dat banken de code significant beter uitleggen dan verzekeraars. De gegeven uitleg door banken wordt dus begrijpelijker, beter controleerbaar, meer legitiem en plausibeler geacht dan de uitleg gegeven door verzekeraars. Waarbij moet worden opgemerkt dat algemeen de uitleg door zowel banken als verzekeraars als neutraal tot licht negatief wordt beoordeeld. De resultaten liggen in lijn met de verwachtingen die in paragraaf 2.4.1 zijn opgenomen. Echter, er kan geen conclusie worden getrokken of deze verwachtingen ook werkelijk de oorzaak zijn van het kwaliteitsverschil tussen banken en verzekeraars. Maar banken hebben meer ervaring met het rapporteren over de code banken, hebben veel kritiek gehad op de beloningsbeleid en hebben reeds meer commentaar gehad van de monitoring commissie code banken, dit kan verklaren waarom de banken beter uitleggen dan de verzekeraars die de code in 2011 voor het eerst moeten toepassen.

Uit het derde onderzoek blijkt dat er een significant verschil is in de kwaliteit waarmee grote banken en verzekeraars ten opzichte van de kleinere banken en verzekeraars de code uitleggen. Dit is van toepassing op alle getoetste kwaliteitsdimensies. Daarnaast is ook de overallscore (alle dimensies) getoetst. Daarbij kan de conclusie worden getrokken dat de grote banken en verzekeraars de code significant beter uitleggen dan de kleinere banken en verzekeraars. Dit sluit aan op de resultaten van Ahmed en Courtis (1999), Alsaeed (2005), Lang en Lundholmf (1993) en Werder et al., (2005. Daarnaast heeft de monitoring commissie code banken reeds ook in het rapport van 2011 beschreven dat de grote banken meer compliance tonen dan de kleinere banken. De resultaten komen dus overeen met de resultaten uit eerdere wetenschappelijke studies en algemene bevindingen uit het rapport van de monitoring commissie code banken.

Aanbevelingen:

Naar aanleiding van het onderzoek zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd:

- Grote financiële instellingen publiceren vaak op de website een document waarin op principeniveau is aangegeven of zij de code naleven of uitleggen. Daarbij beschrijven deze organisaties in hoeverre zijn de code dan naleven of uitleggen. De kleinere banken en verzekeraars publiceren vaak slechts in het jaarverslag welke principes ze uitleggen en waarom. Dit is veel minder transparant dan hoe de grote financiële instellingen dit doen. Derhalve is het in het kader van transparantie en herstel van vertrouwen aan te bevelen dat alle financiële instellingen op dergelijke wijze publiceren.

54

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

- Uit het onderzoek blijkt dat de onafhankelijke registeraccountants en de studenten accountancy & controlling de gegeven uitleg neutraal tot licht negatief beoordelen. Dit betekent dat men de gegeven uitleg niet altijd begrijpelijk, controleerbaar, legitiem en plausibel acht. Juist deze code zou moeten bijdragen aan het herstel van vertrouwen in financiële markten. Derhalve zouden banken en verzekeraars dus nog transparanter moeten zijn over hetgeen zij toepassen en uitleggen om het doel van de codes te bereiken.

Overall conclusie:

Uit deze studie blijkt dat banken niet meer principes toepassen dan verzekeraars dat doen. Echter blijkt wel uit het onderzoek dat de banken de code kwalitatief beter uitleggen dan de verzekeraars. Als laatste blijkt uit het onderzoek dat de grote banken en verzekeraars de code kwalitatief beter uitleggen dan de kleinere banken en verzekeraars. Verder valt in deze studie op dat de kwaliteit van de gegeven uitleg door zowel registeraccountants, als student accountancy & controlling neutraal tot licht negatief wordt beoordeeld.

De code zou moeten bijdragen aan meer transparantie en dient het herstel van vertrouwen in financiële instellingen te versnellen en te vergroten. Op dit moment achten de respondenten de gegeven uitleg door banken en verzekeraars dus als neutraal tot licht negatief. Waarbij wel moet worden opgemerkt dat de banken beter uitleggen dan de verzekeraars. Men kan zich kan afvragen of de code wel werkelijk bijdraagt aan herstel van vertrouwen in de financiële wereld en het vergroten van transparantie. Aangezien accountants en studenten affiniteit hebben met governance de gegeven uitleg als niet begrijpelijk achten, dan kan men zich afvragen of de consumenten de uitleg wel zouden begrijpen.

7.1 Beperkingen onderzoek Dit onderzoek kent een aantal beperkingen, welke in deze paragraaf worden uiteengezet.

De eerste beperking is dat dit onderzoek zich specifiek heeft gericht op hoofdstuk zes van de code banken en code verzekeraars, dit is het hoofdstuk met betrekking tot het beloningsbeleid. De andere hoofdstukken van de codes zoals: RvC, RvB, Risicomanagement en audit. In deze scriptie is dus geen onderzoek gedaan naar de algemene naleving van de gehele codes.

Ten tweede was er beperkt data aanwezig. Hierdoor is de betrouwbaarheid van de steekproef beperkt. Dit is het gevolg van het laat publiceren van een jaarverslag, of omdat er beperkte informatie op de website is gepubliceerd, waardoor data niet beschikbaar was voor het uitgevoerde onderzoek. Voor het eerste onderzoek was bij de banken de steekproef ongeveer 25% van de populatie en voor de verzekeraars ongeveer 10%. Bij het bepalen van de kwaliteit van de uitleg was er weinig sprake van uitleg, waardoor het totaal aantal uitgelegde principes op achtentwintig is gekomen, dit is ongeveer 4% van de gehele steekproef. Dit is te wijten aan het feit dat beide organisaties een zeer hoge mate van naleving hebben ten aanzien van de code met betrekking tot beloningsbeleid. Daarnaast was er bij het laatste empirisch onderzoek een groot verschil in de steekproef tussen grote en kleine banken en verzekeraars, bij grote banken en verzekeraars betrof dit ongeveer 20% van de totale steekproef. Hierdoor kan een mogelijke positieve of negatieve ‘outlier’ een groot effect hebben op de resultaten. Daarnaast was de response op de enquête laag (Registeraccountants: 2%, Studenten A&C: 5,5%), dit is in vergelijking met andere wetenschappelijke onderzoeken zeer laag.

55

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Ten derde bestaat de mogelijkheid dat de code formeel wel wordt nageleefd, maar dat de materiële naleving door bijvoorbeeld de RvB en RvC anders is. Dit betekent dat de organisatie in haar jaarverslag of op de website publiceert dat zij voldoen aan het principe, maar dat dit in werkelijkheid niet het geval is. Dit is op basis van dit onderzoek niet te meten.

Ten vierde is de beperking dat alleen het boekjaar 2011 is onderzocht. Voor verzekeraars is dit geen beperking, aangezien zij pas vanaf het boekjaar de code verzekeraars toepassen. Voor banken geldt dit al vanaf 2010. Voor banken is niet onderzocht of zij verbetering hebben laten zien in het toepassen van de code, of dat de kwaliteit van de uitleg door banken is verbeterd.

Als laatste is in deze scriptie gekozen om grote en kleine organisaties in te schalen op basis van eigen vermogen per 1 januari 2011. Waarbij een organisaties met een eigen vermogen kleiner dan één miljard behoren tot de groep klein en de organisaties met een eigen vermogen groter dan één miljard horen bij de groep groot. Deze scheiding is afgeleid van het feit dat deze omvang een goede scheiding geeft tussen de systeembanken en de grote verzekeraars ten opzichte van de overige organisaties in de populatie. Deze grens van één miljard is niet te onderbouwen met wetenschappelijke literatuur.

7.2 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek Dit onderzoek biedt mogelijkheden voor vervolgonderzoek. In deze paragraaf worden de mogelijkheden voor vervolgonderzoek besproken.

In dit onderzoek is opgenomen welke rol omvang speelt bij de mate van naleving en de kwaliteit van de uitleg bij het niet toepassen van een principe. Echter is niet onderzocht welke factoren nog meer van invloed kunnen zijn op de mate van naleving en de kwaliteit van de uitleg. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op andere mogelijke factoren zoals structuur, de invloed van de RvC en de invloed van de accountant en in welke mate deze van invloed zijn op de toepassing en de kwaliteit van uitleg van de codes.

Daarnaast zou er vervolgonderzoek gedaan kunnen worden naar de rol van de monitoring commissies. Welke rol spelen deze commissies bij het verbeteren van de naleving en de kwaliteit van de uitleg? En worden de adviezen van de commissies ook werkelijk opgevolgd en is er sprake van een constante kwaliteitsslag na aanleiding van rapporten en onderzoeken?

Ook is het specifiek voor beloningsbeleid interessant om te onderzoeken welke overlap en rol de Regeling Beheerst Beloningsbeleid van de DNB heeft op de naleving van de code. Bovendien is het interessant om te onderzoeken of wettelijke verankering van de codes zou leiden tot betere naleving en uitleg van de principes van de codes.

Tevens is het mogelijk om in de toekomst eenzelfde onderzoek uit te voeren welke zich richt op meerdere jaren. Hierdoor kan worden onderzocht in welke mate de banken en verzekeraars significant beter zijn gaan toepassen en uitleggen en welke aspecten daar invloed op hebben gehad. In deze scriptie hebben de banken reeds drie jaar ervaring, maar de verzekeraars passen de code pas voor het eerste jaar toe. Na een paar jaar is het mogelijk om te kijken welke stappen verzekeraars hebben gemaakt. En tevens te onderzoeken of zij na drie jaar op een gelijk niveau toepassen en uitleggen zoals de banken nu doen.

56

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Daarnaast zou het interessant zijn om te onderzoeken hoe de naleving van de code banken en de code verzekeraars zich verhoud tot soortgelijke codes in het buitenland. Daarbij zou een onderzoek kunnen worden uitgevoerd over in hoeverre financiële instellingen transparant zijn, welk effect regelgeving heeft op het naleven van de codes en in hoeverre het bijdraagt aan het herstel in het vertrouwen van financiële markten.

Als laatste zou men eenzelfde onderzoek kunnen uitvoeren, maar dan de uitgelegde principes laten beoordelen door consumenten. De code banken en de code verzekeraars is immers geïmplementeerd om het vertrouwen in de financiële markten te herstellen. Dan is het mogelijk om conclusies te trekken in hoeverre de code banken en de code verzekeraars bijdragen aan het herstel van het vertrouwen. Zoals in de conclusie reeds is beschreven zijn de experts op het gebied van governance en de studenten neutraal tot licht negatief over de gegeven uitleg, dit betekent bijvoorbeeld dat ze de uitleg niet tot enigszins begrijpelijk achten. Als experts dit al ondervinden, dan is het de vraag in hoeverre consumenten de gegeven uitleg wel begrijpen, kunnen controleren, legitiem vinden of plausibel achten.

Juist deze laatste suggestie is belangrijk en beschrijft de relevantie van dit onderzoek. Aangezien het interessant is om te meten in hoeverre de codes nu ook hebben bijgedragen aan herstel van vertrouwen in de financiële markten. Maar ook aan vergroten van transparantie. Juist onvoldoende vertrouwen en een gebrek aan transparantie blijken een essentiële rol te hebben gespeeld in de ontwikkeling van de kredietcrisis. Het is daarom wetenschappelijk, maar ook maatschappelijk relevant om te meten in welke mate de code banken en de code verzekeraars hebben bijgedragen aan het herstel van vertrouwen en transparantie van de financiële sector.

57

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Literatuurlijst Adams, R., Hermalin, B. E., Weisbach, M. S., The Role of Boards of Directors in Corporate Governance:A Conceptual Framework and Survey. Available at SSRN: http://ssrn.com/abstract=1299212

Aguilera, R. and Cuervo-Cazurra, A., (2009). Codes of good governance. Corporate governance: an international review, 17, 376–387.

Ahmed, K., Courtis, J.K. (1999). Associations between corporate characteristics and disclosure levels in annual reports: a meta-analysis, British Accounting Review, 31, 35-61.

Akkermans, D., Ees, H. van, Hermes, N., Hooghiemstra, R., Laan, G. van der, Postma, T., & Witteloostuijn, A. van. (2007). Corporate governance in the : an overview of the application of the Tabaksblat Code in 2004. Corporate governance, 15, 1106- 1118.

Alsaeed, K. (2005). The association between firm-specific characteristics and disclosure: The case of Saudi Arabia. The Journal of American Academy of Business, 7, 310-321.

Arcot, S.R. and Bruno, V.G., 2009. Silence is not golden: corporate governance standards, transparency,and performance. Available at SSRN: http://ssrn.com/abstract=1412889

Bijleveld, E., Custers, R., & Aarts, H. (2010). Unconscious reward cues increase invested effort, but do not change speed-accuracy tradeoffs. Cognition, 115, 330-335.

Eisenhardt, M. Agency Theory: An Assessment and Review. The Academy of Management Review, 14, 57-74.

Fama, F. (1980). Agency problems and the theory of the firm. Journal of Political Economy, 88, 288-307.

Francis, J. en Wilson, E.R. (1998), Auditor Changes: A Joint Test of Theories Relating to Agency Costs and Auditor Differentiation, The Accounting Review, 63, 663-682.

Graham, J. (2004). Developing a Performance-Based Culture. The Journal for Quality & Participation, 27, 4-8.

Haxhi I, Van Ees, H. (2010) Explaining Diversity in the Worldwide Diffusion of Codes of Good Governance. Journal of International Business Studies 41, 710-726.

Houwelingen, C., Degens, R. (2005) Corporate governance in Nederland: Van Peters tot Tabaksblat, Compact, 2, 3-11.

Hooghiemstra, R., van Manen, J. (2004) The independence paradox: (im)possibilities facing non-executive directors in the Netherlands, Corporate Governance-an International Review, 12, 314-324.

58

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Hooghiemstea, R. (2012) What determines the informativeness of firms' explanations for deviations from the Dutch corporate governance code? Accounting and Business Research, 42, 1-27

Hooghiemstra, R., van Ees, H. (2011). Uniformity as response to soft law: Evidence from compliance and non-compliance with the Dutch corporate governance code. Regulation and Governance, 5, 480-498.

Huurne, G. ter (2005) Corporate Governance – Session 1, The role of the board in Corporate Goverance, OECD publication

Jensen, C. (1993). The Modern Industrial Revolution, Exit and the Failure of Internal Control Systems. Journal of Finance, 6, 831-880.

Jensen, C. & Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and ownership structure. Journal of Financial Economics, 3, 305-360.

Jensen, C., & Murphy, J. (2004). Remuneration: Where we’ve been, how we got to here, what are the problems, and how to fix them: Finance Working Paper.

Karlsson-Vinkhuyzen, S.L. & Vihma, A. (2009) Comparing the legitimacy and effectiveness of global hard and soft law: An analytical framework. Regulation & Governance 3, 400-420.

Kuhnen, C. M., Niessen, A. (2010). Public opinion and executive compensation. Management science, 12, 41-65.

Lang, M., Lundholmf, R. (1993). Cross-sectional determinants of analyst ratings of corporate disclosures. Journal of Accounting research, 31, 246-271.

La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer A., Vishny, R W., (1999). Investor protection and corporate governance. Journal of Financial Economics, 58, 3-27.

Maassen, G. F., Van den Bosch, F. A. J. (1999). On the supposed independence of two-tier boards: formal structure and reality in the Netherlands. Corporate Governance: An International Review, 7, 31-37.

Bezemer, P., Maassen, G.F., van den Bosch, F.A.J., Volberda, H.W. (2007), Investigating the Development of the Internal and External Service Tasks of Non-executive Directors: the case of the Netherlands (1997–2005), Corporate Governance: An International Review,15 ,1119-1129.

MacNeil, I., & Li, X. (2006). Comply or explain, market discipline and non-compliance with the combined code. Corporate Governance: An International Review, 14, 486-496.

Millet-Reyes, B., Zhao, R. (2010). A Comparison Between One-Tier and Two-Tier Board Structures in France. Journal of International Financial Management and Accounting, 21, 279- 310.

Moerland, P. W. (2000). Onafhankelijkheid van ondernemingstoezicht. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 324-332.

59

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Spong, K. R., Sullivan R. J. (2007) Corporate governance and bank performance. Working paper, Federal Reserve Bank of Kansas.

Werder, A., Talaulicar, T., & Kolat, G. L. (2005). Compliance with the German corporate governance code: an empirical analysis of the compliance statements by German listed companies. Corporate Governance: An International Review, 13, 178-187.

Overige niet-wetenschappelijke literatuur:

Redactie (2010) ING beperkt bonus top. Algemeen Dagblad. van www.ad.nl

Cadbury (1992) – The Financial Aspects of Corporate Governance, the Committee on the Financial Aspects of Corporate Governance and Gee and Co. Ltd, Burgess Science Press.

Commissie Code Banken (2009), Code Banken. www.commissiecodebanken.nl

Commissie Corporate Governance (2007), Jaarrapport 2007 inzake de naleving van de Code Tabaksblad. http://www.commissiecorporategovernance.nl/jaarrapport_2007

De Nederlandsche Bank (2010), Regeling Beheerst Beloningsbeleid. http://www.dnb.nl/binaries/Regeling%20Beheerst%20Beloningsbeleid_tcm46-248322.pdf

Frijns, Jean & Cools, Kees & Kramer, Gerrit‐Jan & van Manen, Jaap & Ophof, Henri & Roozemond Kitty & Streppel, Jos & Verdam, Albert (2005. Monitoring Commissie Corporate Governance Code: Rapport over de naleving van de Nederlandse corporate governance code. www.commissiecorporategovernance.nl

Monitoring Commissie Code Banken (2011), Tussenrapportage Implementatie Beloningsprincipes Code Banken. www.commissiecodebanken.nl

Monitoring Commissie Code Verzekeraars (2010). Code Verzekeraars. www.mcverzekeraars.nl

OECD (2004). OECD Principles of Corporate Governance. Organisation for Economic Co-Operation and Development.

60

Bijlage I

Naam organisatie Eigen vermogen per 1/1principe 1 principe 2 principe 3 principe 4 principe 5 principe 6 principe 7 principe 8 principe 9 principe 10 Totaalscore Rabobank Nederland € 4 0.757.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 ING Bank € 3 5.069.000.000 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 9 ABN Amro € 1 2.112.000.000 1 0 1 1 1 1 1 1 1 1 9 The Royal Bank of Scotland € 3 .339.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Leaseplan Bank € 2 .153.884.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Bank Nederlandse Gemeenten € 1 .897.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 SNS Bank € 1 .855.000.000 1 1 1 1 1 1 0 0 1 1 9 NIBC Bank € 1 .810.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 F. van Lanschot Bankiers € 1 .565.868.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 NWB Bank € 1 .188.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Westland Utrecht Bank € 99 3.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Bank ten Cate & Cie € 99 1.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 € 84 1.600.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Theodoor Gilissen Bankiers € 80 0.000.000 1 1 1 1 1 1 0 1 1 1 9 Credit Europe Bank € 73 3.000.000 1 1 1 0 1 1 1 1 1 1 9 Bank € 52 9.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Binckbank € 46 9.523.000 1 1 0 0 1 1 1 1 1 1 8 Aegon Bank € 46 0.480.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Bank voor de Bouwnijverheid € 43 2.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Akbank € 42 3.359.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 € 36 2.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Delta Lloyd Bank € 33 2.865.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 GarantiBank International € 32 5.818.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Mizuho Corporate Bank Nederland € 25 9.787.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 KAS Bank € 25 4.900.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Amsterdam Trade Bank € 24 0.645.355 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Yapi Kredi Bank Nederland € 21 2.079.000 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 9 Staalbankiers € 17 8.000.000 1 1 1 1 1 1 1 0 1 1 9 GE Artesia Bank € 16 4.500.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Hof Hoorneman Bankiers € 7 1.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 TD Bank € 6 6.334.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 ASR Bank € 5 5.950.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Oyens & van Eeghen € 2 4.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Interbank € 1 2.178.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 UBS Bank Netherlands € 1 2.156.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Nationale-Nederlanden Bank € 5 .000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Deutsche Bank Nederland € 45 .454 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Totaalscore 37 36 36 35 37 37 35 33 37 37 361

Tabel 9 Data toepassen of uitleggen door banken. Bijlage II

Naam organisatie Eigen vermogen per 1/1 principe 1 principe 2 principe 3 principe 4 principe 5 principe 6 principe 7 principe 8 principe 9 principe 10 Totaalscore AEGON Verzekeringen N.V. € 25.259.200.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. € 3.489.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Interpolis Zorgverzekeringen N.V. € 1.574.522.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. € 1.149.000.000 1 1 0 1 1 1 1 1 1 1 9 DELA Uitvaartzorg Verzekeringen N.V. € 842.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 REAAL Schadeverzekeringen N.V. € 731.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 ASR Schadeverzekering N.V. € 689.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Nederland Levensverzekering N.V. € 664.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Atradius Credit Insurance N.V. € 649.624.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Argenta Life N.V. € 596.300.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. € 352 .890.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 GENERALI levensverzekering maatschappij N.V. € 330.600.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Amlin Corporate Insurance N.V. € 320.416.000 1 0 1 0 1 1 1 1 1 1 8 Klaverblad Levensverzekering N.V. € 318.600.000 1 0 0 1 1 1 1 1 1 1 8 ABN AMRO Levensverzekering N.V. € 313.840.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 TVM zakelijk N.V. € 220.620.000 1 0 1 1 1 1 1 1 1 1 9 DE FRIESLAND VERZEKERINGEN N.V. € 176.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 N.V. Unive Schade € 170.000.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Goudse Schadeverzekeringen N.V. € 148.953.000 1 0 1 1 1 1 1 1 1 1 9 N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken € 119.538.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 N.V. Schadeverzekeringsmaatschappij Bovemij € 104.100.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 FBTO Zorgverzekeringen N.V. € 48.128.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 NIVO Uitvaartverzekeringen N.V. € 47.164.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Europeesche Verzekering Maatschappij N.V. € 74.123.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Robein Leven N.V. € 32.164.000 1 0 0 1 1 1 1 1 1 0 7 Nederlandsche Algemeene Maatschappij van Levensverzekering "Conservatrix" N.V. € 24.489.000 1 1 1 1 1 0 1 1 1 1 9 Hollands Welvaren Leven N.V. € 10.100.000 0 1 0 0 0 1 1 0 0 0 3 Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V. € 9.044.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Anker Verzekeringen N.V. € 5.082.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Leidsche Verzekering Maatschappij N.V. € 4.620.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 KMU Verzekeringen N.V. € 2.551.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 N.V. Amersfoortse Algemene Verzekering Maatschappij € 2.042.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 PGGM Levensverzekeringen N.V. € 2.010.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Florentis Uitvaartverzekeringen N.V. € 1.395.000 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 10 Totaalscore 33 29 30 32 33 33 34 33 33 32 322

Tabel 10 Data toepassen of uitleggen door verzekeraars. Bijlage III Deze enquête is opgesteld ten behoeve van mijn masterthesis. Ik voer een onderzoek uit naar de toepassing van de code banken en de code verzekeraars specifiek op het gebied van beloningsbeleid.

De code banken en de code verzekeraars zijn codes die U het beste kunt vergelijken met de Nederlandse corporate governance code, alleen zijn deze codes specifiek gericht op financiële instellingen. De code is een vorm van zelfregulering van de banken en de verzekeraars om het vertrouwen in deze instellingen terug te verdienen en de klant weer centraal te stellen. In de code zijn diverse principes opgenomen met betrekking tot de Raad van Commissarissen, Raad van Bestuur, Risicomanagement, audit en beloningsbeleid. Voor de code banken en code verzekeraars is net als de corporate governance code het comply or explain principe van toepassing. Dus organisaties dienen een principe toe te passen, of uit te leggen waarom zij iets niet toepassen. De kwaliteit van de uitleg bij het niet toepassen wordt gemeten middels deze enquête.

Als U deze enquête in wilt vullen, dan stel ik dat zeer op prijs. Het duurt ongeveer 15 minuten.

De persoonlijke antwoorden worden anoniem gehouden. Daarnaast worden de gegevens alleen gebruikt voor mijn thesis en niet voor overige doeleinden.

Deze enquête moet inzicht geven in de kwaliteit van de uitleg bij het niet toepassen van een principe uit de code banken of de code verzekeraars. Specifiek doe ik onderzoek naar de principes met betrekking tot beloningsbeleid (hoofdstuk zes van de codes). In deze enquête wil ik u vragen de uitleg te beoordelen op basis van vier kwaliteitsdimensies. Deze uitleg is direct geciteerd uit het jaarverslag en/-of de website van de betreffende bank en verzekeraar.

Als eerste krijg U informatie omtrent de omvang van de organisatie (eigen vermogen en aantal medewerkers). Daarnaast krijgt u het principe te zien zoals deze is opgenomen in de code banken en de code verzekeraars.

Daaronder wordt de gegeven uitleg beschreven. Ik zou U willen vragen om de uitleg te beoordelen aan de hand van de volgende vier variabelen / kwaliteitsdimensies. Graag wil ik de mening/perceptie peilen.

- Begrijpelijkheid (aan de hand van deze dimensie wordt in kaart gebracht of de gegeven uitleg begrijpelijk is in die zin dat inzicht ontstaat in de redenen waarom de vennootschap de bepaling niet naleeft);

- Controleerbaarheid (met behulp van deze dimensie wordt onderzocht of de gegeven uitleg controleerbaar is met behulp van publiek toegankelijke informatie (website, jaarverslag, etc.);

- Legitimiteit deze dimensie rubriceert of de gegeven uitleg als een legitieme uitleg wordt beschouwd voor het niet naleven van de desbetreffende bepaling (zonder daarbij rekening te houden met de specifieke kenmerken van de vennootschap).;

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

- Plausibiliteit deze dimensie lijkt op ‘legitimiteit’ en rubriceert in hoeverre de gegeven uitleg aannemelijk wordt geacht voor deze vennootschap indien rekening wordt gehouden met kenmerken van de vennootschap (zoals omvang, sector, activiteiten, mate van internationalisatie etc.).

De volgende vragen dient u te beantwoorden op een schaal van bij het beoordelen van de kwaliteitsdimensies:

Geef aan in hoeverre u van mening bent dat de gegeven uitleg begrijpelijk is in de zin dat inzicht ontstaat in de redenen waarom de vennootschap de bepaling niet naleeft.

Geef aan in hoeverre u denkt dat de gegeven uitleg controleerbaar is met behulp van publiek toegankelijke informatie (website, jaarverslag, etc).

Geef aan in hoeverre u de gegeven uitleg als een legitieme uitleg beschouwt voor het niet naleven van de desbetreffende bepaling (NB: het gaat hier om de specifieke combinatie van het niet naleven van de bepaling en de uitleg zonder daarbij rekening te houden met de specifieke kenmerken van de vennootschap).

Geef aan in hoeverre u de gegeven reden plausibel acht voor de vennootschap, rekening houdend met de kenmerken van de vennootschap (zoals omvang, sector, activiteiten, mate van internationalisatie etc).

Elke variabele kunt u beoordelen met een score tussen de 1 en 5 (likert schalen).

1 = Zeer onbegrijpelijk / Zeer oncontroleerbaar / Zeer niet-legitiem / Zeer niet plausibel

2 = Onbegrijpelijk / Oncontroleerbaar / Niet-legitiem / Niet plausibel

3 = Neutraal

4 = Begrijpelijk / Controleerbaar / Legitiem / Plausibel

5 = Zeer begrijpelijk / Zeer controleerbaar / Zeer legitiem / Zeer plausibel

Uitleg van enkele relevante begrippen:

Proportionaliteitsbeginsel (uitleg DNB):

In artikel 3 van de Regeling is uiteen gezet dat financiële ondernemingen de artikelen 4 tot en met 7 en 9 tot en met 25 in acht nemen op een wijze en in een mate die aansluit bij haar omvang, haar interne organisatie en bij de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten. Dit proportionaliteitsbeginsel stelt de financiële onderneming in staat haar beloningsbeleid aan te sluiten op haar risicoprofiel, risk appetite en strategie.

64

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Regeling Beheerst Beloningsbeleid:

Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 16 december 2010, houdende regels met betrekking tot het beheerst beloningsbeleid van financiële ondernemingen (Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011).

Vraag 1:

Ik ben: - Registeraccountant (RA) - Student Accountancy / Controlling

Vraag 2:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 596.300.000 Aantal medewerkers: 895

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X kiest voor gedeeltelijk toepassen van dit principe. Dit is ook expliciet opgenomen in het jaarverslag. Deze bepaling wordt sinds 1 januari 2010 toegepast voor nieuw benoemde leden van de RvB. Bij de twee nieuw benoemde leden van de RvB is derhalve voldaan aan het principe inzake de ontslagvergoeding. Organisatie X heeft ervoor gekozen om bestaande afspraken met de twee zittende leden van de RvB te respecteren. Voor het overige verwijzen wij naar hetgeen we in het Jaarverslag reeds onder Best practice bepaling II.2.8 hebben opgemerkt over de uitvoering die Organisatie Xhieraan geeft. In het beloningsbeleid is vastgelegd dat Organisatie X slechts een ontslagvergoeding uitkeert indien deze samenhangt met de in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en heeft als uitgangspunt dat falende bestuurders, leidinggevenden en medewerkers niet worden beloond (hoofdstuk 5.1)."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

65

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Vraag 3:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 320.416.000 Aantal medewerkers: 244

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Het standaard contract voor Organisatie X(RvB) bevat een staffel voor berekening van de mogelijke ontslagvergoeding. Behalve in geval van opzettelijke falen of verwijtbare onachtzaamheid, zal de aan onze bestuursleden aangeboden ontslagvergoeding in beginsel overeenstemmen met de daarvoor bekende formules (kantonrechterformule en de Claeys formule in Nederland, resp. België)."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 4:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 320.416.000 Aantal medewerkers: 244

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.4 Aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan een lid van de raad van bestuur worden toegekend, worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. Indien opties worden toegekend worden deze in ieder geval de eerste drie jaar na toekenning niet uitgeoefend.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Een materieel deel van de variabele beloning van management team leden worden gevormd door een op aandelen Organisatie Y gebaseerde bonus met een lange termijn component. Hiervoor kent ons moederbedrijf Organisatie X twee lange termijn bonusprogramma's die de uiteindelijke toegekende variabele beloning mede afhankelijk maken van de resultaten van Organisatie X. Deze waardebepaling vindt op zijn vroegst plaats na drie jaar."

66

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 5:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 318.600.000 Aantal medewerkers: 384

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Artikel 6.3.2 stelt de maximering van een ontslagvergoeding voor een directielid op maximaal één vast jaarsalaris. Organisatie X kent geen minimale of maximale ontslagvergoedingen. Bij vertrek van een directielid of van een andere medewerker houdt Organisatie X zich aan het geldende Nederlands recht. Hierin is in voldoende mate verwerkt dat geen (hoge) ontslagvergoeding wordt uitgekeerd indien eigen falen de aanleiding is tot ontslag."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 6:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 318.600.000 Aantal medewerkers: 384

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.3 Bij de toekenning van de variabele beloning aan een lid van de raad van bestuur wordt rekening gehouden met de lange termijn component. De toekenning is mede afhankelijk van winstgevendheid en/of continuïteit. De variabele beloning wordt voor een materieel deel voorwaardelijk toegekend en op zijn vroegst drie jaar later uitgekeerd.

67

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Artikel 6.3.3 bepaalt dat een variabele beloning voor een materieel deel voorwaardelijk wordt toegekend en op zijn vroegst drie jaar later wordt uitgekeerd. Artikel 6.4.4 regelt dat bij het beoordelen van de prestaties financiële prestaties worden gecorrigeerd voor geschatte risico's en kosten van kapitaal. Beide bepalingen acht Organisatie X uit oogpunt van proportionaliteit niet wenselijk. De maximale hoogte van variabele beloning en de voorwaarden waaraan voldaan moet worden, zijn zodanig gekozen dat van een bijzonder risico geen sprake is."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 7:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 220.620.000 Aantal medewerkers: 338

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X past de bepaling met de maximale ontslagvergoeding niet toe. De rechtbank sector kanton bepaalt in een voorkomend geval wat de vergoeding bij ontslag is."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

68

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Vraag 8:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 148.953.000 Aantal medewerkers: 808

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"In de lopende contracten met de bestuurders is op dit moment niet voorzien in een maximale vergoeding bij ontslag. Bij nieuwe contracten zal deze bepaling wel opgenomen worden."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 9:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 32.164.000 Aantal medewerkers: 45

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X legt dit principe uit. Organisatie X kent geen vooraf overeengekomen vergoedingen bij ontslag. Indien er echter sprake is van een onvrijwillig ontslag wordt een mogelijke beëindigingsvergoeding gebaseerd op de kantonrechtersformule. Bij een lang dienstverband kan daarmee de vergoeding hoger zijn dan eenmaal het jaarsalaris."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

69

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 10:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 32.164.000 Aantal medewerkers: 45

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.4 Aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan een lid van de raad van bestuur worden toegekend, worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. Indien opties worden toegekend worden deze in ieder geval de eerste drie jaar na toekenning niet uitgeoefend.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X legt dit principe uit. Gelet op de maximale omvang van de variabele beloning ten opzichte van de vaste beloning is deze onvoorwaardelijk toegekend."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 11:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 32.164.000 Aantal medewerkers: 45

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.6 De raad van commissarissen heeft de bevoegdheid de variabele beloning die is toegekend aan het lid van de raad van bestuur op basis van onjuiste (financiële) gegevens terug te vorderen van het desbetreffende lid van de raad van bestuur.

70

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X legt dit principe uit. Gelet op de maximale omvang van de variabele beloning ten opzichte van de vaste beloning is deze onvoorwaardelijk toegekend."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 12:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 24.489.000 Aantal medewerkers: 60

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.2 Iedere bank stelt een bij de bank passend maximum vast voor de verhouding tussen de variabele beloning en het vaste salaris. Voor een lid van de raad van bestuur bedraagt de variabele beloning per jaar maximaal 100% van het vaste inkomen.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X past dit principe gedeeltelijk toe. Directieleden ontvangen geen variabele beloning. Bij bepaalde medewerkers die wel een variabele beloning kunnen ontvangen, is geen maximum vastgesteld. Het toekennen van variabele beloning geschiedt echter op zeer beperkte schaal."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

71

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Vraag 13:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 10.100.000 Aantal medewerkers: 49

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.1 Het totale inkomen van een lid van de raad van bestuur staat in een redelijke verhouding tot het vastgestelde beloningsbeleid binnen de bank waarbij het totale inkomen ten tijde van de vaststelling iets beneden de mediaan van vergelijkbare functies binnen en buiten de financiële sector ligt, waarbij de relevante internationale context wordt meegewogen.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Het is niet getoetst, maar wij voelen ons comfortabel bij de huidige hoogte van belonen, op basis van eigen marktkennis. Het voornemen bestaat om het beleid alsnog te laten toetsen."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 14:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 10.100.000 Aantal medewerkers: 49

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.3 Bij de toekenning van de variabele beloning aan een lid van de raad van bestuur wordt rekening gehouden met de lange termijn component. De toekenning is mede afhankelijk van winstgevendheid en/of continuïteit. De variabele beloning wordt voor een materieel deel voorwaardelijk toegekend en op zijn vroegst drie jaar later uitgekeerd.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"De verzekeraar doet een beroep op het proportionaliteitsbeginsel. Wij voldoen aan de Regeling Beheerst Beloningsbeleid."

72

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 15:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 10.100.000 Aantal medewerkers: 49

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.4 Aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan een lid van de raad van bestuur worden toegekend, worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. Indien opties worden toegekend worden deze in ieder geval de eerste drie jaar na toekenning niet uitgeoefend.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Wij passen het proportionaliteitsbeginsel toe en voldoen aan de Regeling Beheerst Beloningsbeleid."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 16:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 10.100.000 Aantal medewerkers: 49

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.1 Het toekennen van een variabele beloning is mede gerelateerd aan de lange termijn doelstellingen van de bank.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Wij doen een beroep op het proportionaliteitsbeginsel."

73

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 17:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 10.100.000 Aantal medewerkers: 49

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.4 Bij het beoordelen van prestaties op basis van de vastgestelde prestatiecriteria worden financiële prestaties gecorrigeerd voor (geschatte) risico’s en kosten van kapitaal.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Wij doen een beroep op het proportionaliteitsbeginsel."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 18:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 10.100.000 Aantal medewerkers: 49

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.5 In buitengewone omstandigheden, bijvoorbeeld indien toepassing van de vastgestelde prestatiecriteria tot een verkrijging van ongewenste variabele beloning van een lid van de raad van bestuur zou leiden, heeft de raad van commissarissen de discretionaire bevoegdheid de variabele beloning aan te passen wanneer deze naar zijn oordeel leidt tot onbillijke of onbedoelde uitkomsten.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"In de praktijk zal dit principe zo worden toegepast."

74

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 19:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 10.100.000 Aantal medewerkers: 49

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.6 De raad van commissarissen heeft de bevoegdheid de variabele beloning die is toegekend aan het lid van de raad van bestuur op basis van onjuiste (financiële) gegevens terug te vorderen van het desbetreffende lid van de raad van bestuur.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"In de praktijk zal dit principe zo worden toegepast."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 20:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 35.069.000.000 Aantal medewerkers: 71.175

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.4 Bij het beoordelen van prestaties op basis van de vastgestelde prestatiecriteria worden financiële prestaties gecorrigeerd voor (geschatte) risico’s en kosten van kapitaal.

75

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X past dit principe toe. De prestaties van individuele medewerkers worden beoordeeld aan de hand van vooraf vastgestelde prestatiecriteria. In de prestatiecriteria voor de Raad van Bestuur van Organisatie Y, het Bestuur van Organisatie X en het Senior Management worden tevens risicodoelstellingen opgenomen. Bovendien wordt de variabele beloning voor het Senior Management en overige medewerkers mede gebaseerd op de financiële resultaten. Variabele beloning in de vorm van geld en aandelen wordt gecorrigeerd voor het geschatte risico en de geschatte kosten van vermogensbeslag voor het concern als geheel. Er moet hier echter in enkele gevallen van worden afgeweken in verband met lokale afspraken, bijvoorbeeld met vakbonden of binnen de CAO. In dergelijke gevallen moet organisatie X de bestaande verplichtingen nakomen."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 21:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 12.112.000.000 Aantal medewerkers: 24.225

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X past dit principe toe. De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt op grond van het beloningsbeleid maximaal éénmaal het vaste jaarsalaris, met uitzondering van de huidige voorzitter van de raad van bestuur die een nihil beding heeft."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

76

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Vraag 22:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 1.855.000.000 Aantal medewerkers: 2.426

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.2 De vergoeding bij ontslag van een lid van de raad van bestuur bedraagt maximaal eenmaal het jaarsalaris (het “vaste” deel van de bezoldiging). Indien het maximum van eenmaal het jaarsalaris voor een lid van de raad van bestuur die in zijn eerste benoemingstermijn wordt ontslagen kennelijk onredelijk is, komt dit lid van de raad van bestuur in dat geval in aanmerking voor een ontslagvergoeding van maximaal tweemaal het jaarsalaris.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Gedurende 2011 is het beloningsbeleid voor de Raad van Bestuur en het seniormanagement in nauw contact met de toezichthouders aangepast in verband met de inwerkingtreding van CRD III en de Regeling beheerst beloningsbeleid ( Wft 2011). Als gevolg hiervan is eind 2011 een beloningsbeleid voor deze functionarissen in werking getreden dat voldoet aan de genoemde aanbevelingen. Dit beleid is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 van toepassing. In 2011 hebben enkele bestuurders een vertrekvergoeding ontvangen van meer dan 100% van het jaarsalaris op grond van al bestaande contractuele afspraken."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 23:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 1.855.000.000 Aantal medewerkers: 2.426

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.4 Bij het beoordelen van prestaties op basis van de vastgestelde prestatiecriteria worden financiële prestaties gecorrigeerd voor (geschatte) risico’s en kosten van kapitaal.

77

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Gedurende 2011 is het beloningsbeleid voor de Raad van Bestuur en het seniormanagement in nauw contact met de toezichthouders aangepast in verband met de inwerkingtreding van CRD III en de Regeling beheerst beloningsbeleid ( Wft 2011). Als gevolg hiervan is eind 2011 een beloningsbeleid voor deze functionarissen in werking getreden dat voldoet aan de genoemde aanbevelingen. Dit beleid is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 van toepassing. In 2011 hebben enkele bestuurders een vertrekvergoeding ontvangen van meer dan 100% van het jaarsalaris op grond van al bestaande contractuele afspraken."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 24:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 800.000.000 Aantal medewerkers: 268

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.3 Een variabele beloning wordt gebaseerd op de prestaties van het individu, zijn bedrijfsonderdeel en die van de bank als geheel op basis van vooraf vastgestelde en beoordeelbare prestatiecriteria. Naast financiële prestatiecriteria vormen ook niet-financiële prestatiecriteria een belangrijk onderdeel van de individuele beoordeling. In het beloningsbeleid van de bank worden de prestatiecriteria zoveel mogelijk geobjectiveerd.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"De activiteiten die behoren bij de bedrijfsvoering van een Private Bank met de omvang van Organisatie X maken dat deze aanbeveling voor Organisatie X niet relevant is."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

78

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Vraag 25:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 733.000.000 Aantal medewerkers: 6.042

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.4 Aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan een lid van de raad van bestuur worden toegekend, worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. Indien opties worden toegekend worden deze in ieder geval de eerste drie jaar na toekenning niet uitgeoefend.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Het lange-termijn bonusprogramma van Organisatie X is gebaseerd op het toekennen van rechten om aandelen of opties te kopen. Er worden dus geen werkelijke aandelen verstrekt. De termijnen van de uitoefening zijn korter dan is beschreven in de code. De bonusstructuur is wel in lijn met de regeling Beheerst Beloningsbeleid van de DNB."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 26:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 469.523.000 Aantal medewerkers: 611

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.3 Bij de toekenning van de variabele beloning aan een lid van de raad van bestuur wordt rekening gehouden met de lange termijn component. De toekenning is mede afhankelijk van winstgevendheid en/of continuïteit. De variabele beloning wordt voor een materieel deel voorwaardelijk toegekend en op zijn vroegst drie jaar later uitgekeerd.

79

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Principe 6.3.3 van de Code Banken/Verzekeraars bepaalt dat een variabele beloning van een bestuurder voor een materieel deel voorwaardelijk wordt toegekend en op zijn vroegst drie jaar later wordt uitgekeerd.

Organisatie X voldoet volgens DNB nog niet geheel aan vergelijkbare bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011. Om deze reden zal tijdens de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders in 2012 een gewijzigd bezoldigingsbeleid ter vaststelling aan de algemene vergadering worden voorgelegd. Een onderdeel van het aangepaste bezoldigingsbeleid zal zijn dat voorschriften en aanbevelingen, zoals Principe 6.3.3 van de Code Banken/Verzekeraars, over een voorwaardelijke toekenning van variabele beloningen explicieter worden opgenomen in het bezoldigingsbeleid."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 27:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 469.523.000 Aantal medewerkers: 611

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.3.4 Aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan een lid van de raad van bestuur worden toegekend, worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. Indien opties worden toegekend worden deze in ieder geval de eerste drie jaar na toekenning niet uitgeoefend.

80

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Volgens Principe 6.3.4 van de Code Banken/Verzekeraars dienen aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan bestuurders worden toegekend, te worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. De inhoud van Principe 6.3.4 van de Code Banken/Verzekeraars stemt overeen met de hiervoor vermelde best practice bepaling 11.2.5 van de Code. Voor wat betreft de afwijking van Principe 6.3.4. van de Code Banken/Verzekeraars en de motivering hiervoor wordt verwezen naar het hiervoor bepaalde ten aanzien van de best practice bepaling II.2.5 van de Code. Organisatie X voldoet aan Principe 6.3.4 in die zin dat aandelen Organisatie X, gerekend vanaf het moment dat deze onvoorwaardelijk zijn toegekend, slechts gedurende een periode van twee jaar(i.p.v. vijf jaar) of tot einde van het dienstverband dienen te worden aangehouden. Organisatie X voldoet met de kortere retentieperiode van twee jaar (i.p.v. vijf jaar) aan de voorschriften voor een variabele beloning zoals bedoeld in de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011. Naar de mening van Organisatie X wordt door de voorwaardelijke toekenning van een materieel deel van een variabele beloning, zoals vermeld in de Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011, in combinatie met een retentieperiode van twee jaar voorts voldoende recht gedaan aan de doelstelling van een lange termijn binding met de vennootschap en de met haar verbonden onderneming."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 28:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 212.079.000 Aantal medewerkers: 43

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.4 Bij het beoordelen van prestaties op basis van de vastgestelde prestatiecriteria worden financiële prestaties gecorrigeerd voor(geschatte) risico’s en kosten van kapitaal.

81

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"De variabele beloning is gebaseerd op korte-termijn indicatoren. Er worden tevens geen aandelen verstrekt aan leden van de de Raad van Bestuur. De variabele beloning is gebaseerd op de prestaties van het individu. De medewerkers worden getoetst op vooraf bepaalde en toetsbare indicatoren welke betrekking hebben op de werkzaamheden en resultaten van organisatie X. De geschatte risico's en kosten voor kapitaal worden hierin niet meegenomen." mening van Organisatie X wordt door de Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

Vraag 29:

Organisatie informatie: Eigen vermogen: 178.000.000 Aantal medewerkers: 246

Onderstaande organisatie past het volgende principe niet toe:

6.4.4 Bij het beoordelen van prestaties op basis van de vastgestelde prestatiecriteria worden financiële prestaties gecorrigeerd voor(geschatte) risico’s en kosten van kapitaal.

De organisatie geeft de volgende uitleg:

"Organisatie X past dit principe nog niet toe. Om invulling te geven aan een risicogewogen kapitaalallocatiemodel, zal Organisatie X meelopen in het Organisatie Y brede proces om vanaf 2012 de toekenning en/of uitkering van variabele beloning mede afhankelijk te laten zijn van risk adjusted Key Performance Indicators en Key Risk Indicators."

Zou U de kwaliteit van de uitleg kunnen beoordelen op basis van onderstaande variabelen?

- Begrijpelijkheid; - Controleerbaarheid; - Legitimiteit; - Plausibiliteit.

82

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Bijlage IV

In deze bijlage zijn alle descriptives opgenomen voor alle gebruikte variabelen.

Tabel 25

Descriptives onderzoek 1

N Minimum Maximum Mean Std. Variance Deviation Toepassen 34 3,00 10,00 9,47 1,35 1,83 verzekeraars Toepassen 37 8,00 10,00 9,73 ,56 ,31 banken Vermogen 34 1395000 25259200000 1,13E9 4,314E9 1,861E19 verzekeraars Vermogen 37 45454 40757000000 3,00E9 8,725E9 7,612E19 banken

Tabel 26

Descriptives onderzoek 2

N Minimum Maximum Mean Std. deviation Variance Begrijpelijkheid 1368 1,00 5,00 2,7098 1,53520 2,357 verzekeraars Begrijpelijkheid 760 1,00 5,00 2,9855 1,48459 2,204 banken Controleerbaarheid 1368 1,00 5,00 2,2792 1,37735 1,897 verzekeraars Controleerbaarheid 760 1,00 5,00 2,6395 1,42406 2,028 banken Legitimiteit 1368 1,00 5,00 2,2668 1,25224 1,568 verzekeraars Legitimiteit banken 760 1,00 5,00 2,5829 1,35948 1,848 Plausibiliteit 1368 1,00 5,00 2,3575 1,25999 1,588 verzekeraars Plausibiliteit 760 1,00 5,00 2,6553 1,35507 1,836 banken Alle dimensies 5472 1,00 5,00 2,5110 1,41662 2,007 verzekeraars Alle dimensies 3040 1,00 5,00 2,8023 1,43365 2,055 banken

83

M.M. Scheffer Pas toe of leg uit

Tabel 27

Descriptives onderzoek 3

N Minimum Maximum Mean Std. Variance Deviation Begrijpelijkheid 304 1,00 5,00 3,3717 1,50137 2,254 groot Begrijpelijkheid 1824 1,00 5,00 2,7144 1,50628 2,269 klein Controleerbaarheid 304 1,00 5,00 3,0395 1,47982 2,190 groot Controleerbaarheid 1824 1,00 5,00 2,3026 1,36385 1,860 klein Legitimiteit groot 304 1,00 5,00 3,0987 1,44770 2,096 Legitimiteit klein 1824 1,00 5,00 2,2599 1,23419 1,523 Plausibiliteit groot 304 1,00 5,00 3,1579 1,41237 1,995 Plausibiliteit klein 1824 1,00 5,00 2,3481 1,24637 1,553 Alle dimensies 1216 1,00 5,00 3,1669 1,46428 2,144 groot Alle dimensies 7296 1,00 5,00 2,4062 1,3599 1,833 klein

84