De Gelijkwaardigheid Van De Landen Van Het Koninkrijk Der Nederlanden: Realiteit of Perceptie?
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
de gelijkwaardigheid van de landen van het koninkrijk der nederlanden: realiteit of perceptie? The constitutional equality of the countries of the Kingdom of the Netherlands: reality or perception? (with a summary in English) Igualdat konstitushonal di e paisnan den Reino Hulandes: realidat o persepshon? (ku un resúmen na Papiamentu) Proefschrift Ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag van de rector magnificus, prof.dr. G.J. van der Zwaan, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op woensdag 19 september 2012 des middags te 12.45 uur. door: Irene Liane Alida Broekhuijse geboren op 21 augustus 1986 te Apeldoorn 0006 KO boek irene11_12.indd 1 20-08-12 08:02 Promotoren: Prof.dr. H.R.B.M. Kummeling Prof.mr. J.M. Saleh 0006 KO boek irene11_12.indd 2 20-08-12 08:02 A brother offended is more unyielding than a strong city, and a quarrelling is like the bars of a castle Proverbs 18:19, ESV 0006 KO boek irene11_12.indd 3 20-08-12 08:02 Inhoudsopgave VOORWOORD 9 LIJST MET AFKORTINGEN 10 I INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 13 1. Inleiding 14 2. Het juridische uitgangspunt van de gelijkwaardigheid 15 2.1. De definitie van gelijkwaardigheid 16 2.2. Gelijkwaardigheid tussen de landen van het Koninkrijk der Nederlanden 19 3. Probleemstelling 20 3.1. Thesis 21 4. Methodologie 21 II DE ONTWIKKELING VAN DE STAATKUNDIGE VERHOUDINGEN TUSSEN 1815 EN 1954 23 1. Inleiding 23 2. Naar nieuwe staatkundige verhoudingen – een historisch overzicht in vogelvlucht 24 2.1. Het staatsrechtelijke uitgangspunt 24 2.2. De grondwetsherziening van 1922 31 2.3. De radiorede van H.M. Koningin Wilhelmina gehouden op 6 december 1942 34 2.4. De rijksconferentie van 1948 en het ontwerp voor een Rijksgrondwet 36 2.5. 1948-1954: Een periode van herzieningen 39 2.6. De bevestiging van het Statuut in 1954 45 3. Conclusie 47 III STAATKUNDIGE VERHOUDINGEN 49 1. Inleiding 49 2. ‘Gelijkwaardigheid’ zoals vastgelegd in de preambule 49 3. De structuur van het Koninkrijk 52 3.1. Autonomie 52 3.2. Zeggenschap 57 3.2.1. De samenstelling en systematiek van Koninkrijksorganen 57 3.2.1.1. Implicaties van de sobere structuur 61 3.2.2. Inspraak bij de totstandkoming van rijkswetgeving 68 3.2.2.1. De totstandkoming van rijkswetten ten aanzien van Koninkrijksaangelegenheden 69 3.2.2.2. De totstandkoming van rijkswetten ten aanzien van eigen aangelegenheden 78 4. Conclusie 82 IV DE TOEPASSING VAN HET STATUUT IN DE PRAKTIJK 85 1. Inleiding 85 2. Enkele rijkswetten tot stand gekomen in de periode 1954 tot 2010 86 2.1. Ambtelijke voorbereiding van rijkswetgeving en de behandeling van de voorstellen op politiek-bestuurlijk niveau 86 2.2. Advisering door de Raad van State van het Koninkrijk 94 2.3. Intern appel 95 2.4. Artikel 16 Statuut 96 2.5. Artikel 17 Statuut 99 2.6. Artikel 18 Statuut 100 0006 KO boek irene11_12.indd 4 20-08-12 08:02 2.7. De mondelinge behandeling van de rijkswetten: de bijdrage van het Nederlandse parlement 101 3. Rijkswetten verbandhoudende met de laatste staatkundige vernieuwingen 104 3.1. Ambtelijke voorbereiding van rijkswetgeving en de behandeling van de voorstellen op politiek-bestuurlijk niveau 105 3.1.1. Consensusrijkswetten, Rijkswet vaststelling van een zeegrens en Rijkswet wijziging Statuut 105 3.1.2. Rijkswet aanpassing rijkswetten en Reglement voor de Gouverneur van Curaçao respectievelijk van Sint Maarten 110 3.2. Advisering door de Raad van State van het Koninkrijk 113 3.3. Intern appel 116 3.4. Artikel 16 Statuut 116 3.5. Artikel 17 Statuut 135 3.6. Artikel 18 Statuut 139 3.7. De mondelinge behandeling van de rijkswetten: de bijdrage van het Nederlandse parlement 140 4. Conclusie 145 V THEORIE EN PRAKTIJK VERGELEKEN 147 1. Inleiding 147 2. Analyse 147 2.1. Autonomie 148 2.1.1. Autonomie volgens betrokken ambtenaren en de Rijksministerraad 149 2.1.2. Autonomie volgens de Raad van State van het Koninkrijk 151 2.1.3. Autonomie volgens de Staten-Generaal 158 2.1.4. Autonomie volgens de Caribische landen van het Koninkrijk 159 2.2. Zeggenschap 160 2.2.1 Voorbereidingsfase 160 2.2.2. Advisering door de Raad van State van het Koninkrijk 165 2.2.3. Intern appel 167 2.2.4. Artikel 16, 17 en 18 statuut en de Nederlandse bijdrage aan de mondelinge discussie 168 3. Conclusie 172 VI JURIDISCH ONGERECHTVAARDIGDE VERSCHILLEN TUSSEN THEORIE EN PRAKTIJK 175 1. Inleiding 175 2. Autonomie 175 2.1. Artikel 3 lid 1 Statuut 175 2.2 Artikel 38 lid 2 Statuut 177 2.3. Artikel 43 lid 2 Statuut 177 2.3.1. Het zelfbeschikkingsrecht: autonomie en verantwoordelijkheid 178 2.3.1.1. De historische ontwikkeling van het zelfbeschikkingsrecht in vogelvlucht 178 2.3.1.2. De uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door de bevolking van de Caribische landen van het Koninkrijk 179 2.3.1.3. Het Koninkrijk der Nederlanden als internationaal rechtssubject 180 2.3.1.4. Interne bevoegdheidsverdeling ten aanzien van de verwezenlijking en waarborging van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur 181 0006 KO boek irene11_12.indd 5 20-08-12 08:02 2.3.1.5. De problemen van de te vage norm van artikel 43 Statuut 182 2.3.1.6. De invloed van de politiek op de vaststelling van de norm van artikel 43 Statuut 184 2.3.1.7. De waarborging van deugdelijk bestuur, rechtszekerheid en mensenrechten volgens het internationale recht: een korte probleemschets 185 2.3.1.8. Een internationale norm ten aanzien van onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak: Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 186 2.3.1.9. Een casestudy: Het Statuut voorbij 186 3. Zeggenschap 187 3.1. Artikel 5 lid 1 Statuut 188 3.2. Artikel 12 Statuut 189 4. Conclusie 189 VII FACTOREN DIE DE GELIJKWAARDIGHEID KUNNEN BEPERKEN 191 1. Inleiding 191 2. Het functioneren van Koninkrijksorganen en andere actoren 192 2.1 Ambtenaren 192 2.1.1. Ministeriële verantwoordelijkheid en het handelen van ambtenaren 193 2.1.2. Beperkte ambtelijke capaciteit van de Caribische landen van het Koninkrijk 195 2.1.3. Het Draaiboek voor de Regelgeving 196 2.1.4. Projectgroepen 198 2.2. Raad van state van het Koninkrijk 199 2.2.1. Objectiviteit en het toetsen van beleid 200 2.2.2. Politieke onafhankelijkheid 202 2.3. rijksministerraad 204 2.3.1 Politieke Stuurgroep 204 2.3.2. Constructie rijksministerraad 205 2.3.2.1 ‘All politics are local’ 205 2.3.2.2. Tijdsdruk voor de Caribische landen van het Koninkrijk en het gebrek aan afspraken op Koninkrijksniveau 207 2.3.3. Intern appel 209 2.4. De onderscheidenlijke parlementen 211 2.4.1. Geen Koninkrijksparlement, maar vier nationale parlementen 211 2.4.2. De ontwikkeling van de onderscheidenlijke parlementaire stelsels 211 2.4.2.1. De ontwikkeling van het Nederlandse parlement sinds de totstandkoming van het Statuut in vogelvlucht 212 2.4.2.2. De ontwikkeling van de parlementen van de Caribische landen van het Koninkrijk sinds de totstandkoming van het Statuut 218 3. Conclusie 227 VIII CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 231 1. Inleiding 231 2. De voorbereidingsfase: het functioneren van betrokken actoren en het wetgevingsproces 235 2.1. Het instellen van een Koninkrijkssecretariaat 235 2.1.1. De ministeriële verantwoordelijkheid voor het Koninkrijkssecretariaat 235 2.1.2. Constitutionele inbedding 237 2.1.3. Mogelijke personele vormgeving aan het Koninkrijkssecretariaat 238 0006 KO boek irene11_12.indd 6 20-08-12 08:02 2.2. Rijkswet houdende een Draaiboek voor de Rijksregelgeving 238 2.2.1. Inhoudelijke voorstellen voor een Draaiboek voor de Rijksregelgeving 239 2.2.1.1.Voorstellen ten aanzien van de waarborging van de autonomie 239 2.2.1.2. Voorstellen ten aanzien van het rijkswetgevingsproces 246 2.2.2. Juridische grondslag van de Rijkswet houdende een Draaiboek voor de Rijksregelgeving 248 2.3. Raad van State van het Koninkrijk 249 2.3.1. Toetsen van grondslagen van rijkswet in adviezen 249 2.3.2. Transparantie 250 2.3.3. Politieke onafhankelijkheid van de Raad van State van het Koninkrijk 250 2.4. Onderraad en rijksministerraad 250 2.4.1. Constructie rijksministerraad 250 2.4.2. Termijnen 250 2.4.3. Intern appel 251 2.4.4. Geschillenregeling 252 2.4.4.1. Enkele mogelijke procedures: mediation, Kroonberoep en onafhankelijke, rechterlijke geschillenbeslechting ten aanzien van constitutionele vraagstukken 253 2.4.4.2. Institutionele vormgeving 261 3. De parlementaire fase: het functioneren van betrokken actoren en het wetgevingsproces 263 4. Conclusie 269 SAMENVATTING IN HET ENGELS 271 SAMENVATTING IN HET PAPIAMENTS 275 BRONVERMELDING 279 STELLINGEN 303 CURRICULUM VITAE 304 0006 KO boek irene11_12.indd 7 20-08-12 08:02 0006 KO boek irene11_12.indd 8 20-08-12 08:02 Voorwoord Dit proefschrift gaat over de gelijkwaardigheid van de landen van het Koninkrijk der Neder- landen. De invalshoek ervan is juridisch, maar het moge duidelijk zijn dat de gelijkwaardig- heid uiteindelijk bestaat ten behoeve van de mens. Het is tastbaar voor individuen. Word je gedomineerd of wordt er over je heengelopen, geeft iemand niet thuis als je om hulp vraagt, of helpt een ander je in je ontplooiing en je vooruitgang? Het is aan de orde van de dag en in elke context aanwezig. ‘Elke context’ betekent ook in de context van het schrijven van dit proefschrift. Inhoudelijk hebben mijn promotoren, Jaime Saleh (Constitutioneel Koninkrijksrecht) en Henk Kum- meling (Staatsrecht) me alle ruimte gegeven om mijn ideeën te ontwikkelen. Daarvoor ben ik hen zeer erkentelijk. En reeds eerder heb ik in het Liber Amicorum van Jaime Saleh ge- schreven hoe dankbaar ik hem ben om te mogen ervaren dat ik in – het moge duidelijk zijn – onze ongelijke verhouding, toch als gelijkwaardig kan worden beschouwd.Deze persoon- lijke ervaring heeft mij mogen verrijken, ook bij het schrijven van dit proefschrift.