In Zelfportret Als Legkaart Van Hella S. Haasse En Indische Duinen Van Adriaan Van Dis
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Masarykova univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Bakalářská diplomová práce 2012 Adriana Poláčková Masarykova univerzita Filozofická fakulta Ústav germanistiky, nordistiky a nederlandistiky Nizozemský jazyk a literatura Adriana Poláčková De dubbele identiteit van de “totok” in Zelfportret als legkaart van Hella S. Haasse en Indische duinen van Adriaan van Dis Bakalářská diplomová práce Vedoucí práce: Lic. Sofie Rose-Anne W. Royeaerd, M.A. 2012 Prohlašuji, že jsem diplomovou práci vypracovala samostatně s využitím uvedených pramenů a literatury. Ik verklaar hiermee dat ik deze Bachelorscriptie zelfstandig heb geschreven. Alle bronnen en literatuur die ik gebruikt he,b zijn in de literatuurlijst opgenomen. Adriana Poláčková Dankbetuiging Graag wil ik mijn begeleidster Lic. Sofie Rose-Anne W. Royeaerd, M.A. bedanken voor haar raadgeving, correcties, hulp en veel geduld tijdens de begeleiding van mijn scriptie. Inhoudsopgave Inleiding 7 Hoofdstuk 1: De postkoloniale literatuur 9 1.1 De koloniale geschiedenis 9 1.2 Imperialisme, kolonialisme en postkolonialisme 11 1.3 De postkoloniale literatuur 12 1.4 Indische Nederlander versus totok 13 Hoofdstuk 2: Nederlands-Indische literatuur na 1945 15 2.1 Nederlands-Indische literatuur van de eerste generatie van schrijvers 15 2.1.1 Hella S. Haasse 18 2.1.1.1 Biografie 18 2.1.1.2 Het oeuvre van Hella S. Haasse 19 2.1.1.3 Zelfportret als legkaart 21 2.2. Nederlands-Indische literatuur van de tweede generatie van schrijvers 22 2.2.1 Adriaan van Dis 23 2.2.1.1 Biografie 23 2.2.1.2 Het oeuvre van Adriaan van Dis 23 2.2.1.3 Indische duinen 24 Hoofdstuk 3: De representatie van de dubbele identiteit van de totok in Zelfportret als legkaart en Indische duinen 25 3.1 Analyse van Zelfportret als legkaart 25 3.2 Analyse van Indische duinen 29 3.3 Gelijkenissen en verschillen 33 Conclusie 35 Bibliografie 36 Inleiding ‘De diepte peilde ik nooit. Is het te laat? Ben ik voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte, op de grond, vanwaar ik niet verplant wil zijn? De tijd zal het leren.’ (Hella S. Haasse, Oeroeg) De Oeroeg´s bezoemvriend was beslist niet de enige die zich dergelijke vraag stelde. Het leven van een Indische Nederlander of een totok1 moest wel vol interessante belevenissen zijn. De in een tropische land vol ‘magische geuren en kleuren’2 doorgebrachte jeugd waarin problemen nauwelijks bestonden, moest een onvergetelijke ervaring zijn waardoor zijn leven verrijkt zou worden. De terugkeer naar Nederland was dan alleen een nieuwe fase, het terugvinden van het vaderland. In mijn scriptie verdiep ik me in de problematiek die aan de andere kant van dit aangenaam idee staat. Indische Nederlanders leefden in twee heel verschillende werelden, waarvan elke zijn eigen waarden en gewoontes had. Thuis hebben ze de ethische normen en waarden van hun vaderland geleerd, maar buiten golden andere regels. Mijn vragenstelling luidt als volgt: hoe wordt de dubbele identiteit van de totok of de Indische Nederlander gevormd door de samenleving waarvan hij deel uitmaakt? De wisselwerking van Indische Nederlanders en de Idische en Nederlandse maatschappij zal ik onderzoeken aan de hand van de romans Zelfportret als legkaart (1954) van Hella S. Haasse en Indische Duinen (1994) van Adriaan van Dis. Mijn belangstelling gaat vooral uit naar de relaties tussen verschillende ethnische groepen mensen, die een andere culturele achtergrond hebben. Mijn interesse wordt gericht op de manier waarop de Indische Nederlanders door de inheemse bevolking in Nederlands-Indië geaccepteerd worden en hoe ze zich in Indië voelden. Ik zal ook erop ingaan hoe de Indische Nederlanders na hun terugkeer beschouwd werden door de Nederlands. 1 Zie 1.4 voor meer uitleg 2 Hella S. Haasse, Sleuteloog, Amsterdam, 2002, p. 125. 7 In het eerste hoofdstuk geef ik met behulp van Europa buitengaats. Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen (2002), Literatuur van de moderne tijd (2006), Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005 (2006) en Het leven van teksten (2006) uitleg bij de postkoloniale literatuur. Verder defineer ik de begrippen imperialisme, kolonialisme en postkolonialisme, die cruciale zijn voor het begrepen van de omstandigheden waardoor de postkoloniale literatuur tot stand gekomen is. Daarna bespreek ik de termen Indische Nederlander en totok, die in deze scriptie essentieel zijn. In het tweede hoofdstuk wordt aandacht gevestigt op de Nederlands-Indische literatuur na 1945 en de belangrijkste en vaakst gebruikte thema´s. Daarna de Nederlands-Indische schrijvers van de eerste en de tweede generatie passeren de revue. Bijzondere aandacht wordt aan Hella S. Haasse en Adriaan van Dis besteden, aan hun levensloop en literaire werk, en ook aan de romans Zelfportret als legkaart en Indische duinen. Het derde hoofdstuk is gewijd aan de zoektocht naar mijn vragenstelling: welke sporen laten twee verschillende werelden na aan de indentiteit van een totok? Ik zal me focussen op fragmenten uit de boeken die ik gekozen heb, en aan de hand daarvan de positie van de Indische Nederlanders in de Indische en de Nederlandse samenleving te analyseren. Daarop zal nog een vergelijking volgen van de werking van de maatschappij op de dubbele identiteit van de onderzochten, uit de romans gehaalde Indische Nederlanders. Verder zullen nog gezamenlijke en uiteenlopende uitvindingen behandeld worden. In de conclusie zal ik het resultaat van mijn onderzoek bekendmaken, en zal ik nog eens ingaan op de invloed van de maatschappij op de vorming van de identiteit van de totoks in de romans waarvan ik in mijn scriptie uitga. 8 Hoofdstuk 1: De postkoloniale literatuur Om een beter beeld te krijgen van de literaire context waarin de romans Zelfportret als legkaart en Indische duinen (1994) geplaatst worden, zal ik bij wijze van inleiding kort ingaan op de gezamenlijke geschiedenis van Nederland en Indië. Aangezien de koloniale periode zal ik de betekenis van de termen imperialisme, kolonialisme en postkolonialisme toelichten. Verder zal ik defineren wat we onder de postkoloniale literatuur kunnen verstaan en zal een bondig overzicht maken van de meest gebruikte thema´s die in dit soort literatuur voorkomen. In het laatste subhoofdstuk geef ik een woord uitleg bij de termen Indisch-Nederlander en totok die we later in de scriptie zulllen aantreffen. 1.1 De koloniale geschiedenis Al vanaf het einde van de zestiende eeuw is er sprake van nauwe contacten tussen Nederland en Indonesië. Met de stichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602 is dit verband nog gestimuleerd en ontwikkeld tot een meer dan drie eeuwen durende wisselwerking op economisch, cultureel en maatschappelijk gebied. Indië was een belangrijke bron van grote winsten door de overvloed van koffie, thee, suiker en exotische specerijen. Omdat Nederland een betere controle over de handel en een dominante positie boven andere Europese zeemachten wilde hebben, heeft het bestuur van de VOC een gedetailleerd hiërarchisch systeem voor zijn functionarissen in het Verre Oosten ontworpen, de aanvulling van zijn functies en de bepaling van de lonen inbegrepen.3 Op basis van dit systeem zijn er honderden Nederlanders in Nederlands-Indië komen werken onder leiding van de VOC. Dit tijdperk kunnen we als het begin van het Nederlandse kolonialisme beschouwen. Als gevolg van het streven naar de bescherming van eigen belangen en grotere winsten heeft Nederland in 1830 het Cultuurstelsel4 ingesteld waardoor de Indische inwoners gedwongen werden om de oogst van een vijfde van de aarde die ze in bezit hadden aan het Nederlandse bestuur in Nederlands-Indië te afgeven. De Nederlandse overheersing was voor het inlandse volk een ongunstige periode maar het had niet genoeg middelen om er een einde aan te maken. 3 Han Van der Horst, Dějiny Nizozemska (vertaald door P. Schürová en J. Pellarová), Praha, 2005, p. 162. 4 Een belastingsysteem ingevoerd in Nederlands-Indië door gouverneur-generaal van Nederlands-Indië Johannes van den Bosch 9 Het Nederlandse koloniale stelsel en bestuur in Nederlands-Indië is pas met de Japanse bezetting in 1942 zijn kracht verloren. Vier dagen na afloop van deze bezetting, op 17 augustus 1945 riepen Sukarno en Hatta de onafhankelijkheid van Indonesië uit.5 Daarmee is de zogenaamde periode Bersiap6 van start gegaan en zij duurde totdat het Nederlandse leger het gezag herstelde. In dit tijdperk is de onafhankelijkheidsstrijd begonnen die de erkenning van de Indonesische onafhankelijkheid door Nederland tot gevolg had. Na een jaar van guerilla´s en massale politionele acties was de soevereniteitsoverdracht op 27 december 1949 eindelijk tot stand gekomen en door Nederland erkend.7 Maar met de Indonesische soevereniteitserkenning is het koloniale tijdperk nog niet voorbij. Het is pas in 1962 tot stand gekomen nadat Nieuw-Guinea niet meer in de handen van Nederland was en aan Indonesië werd overgedragen.8 Bovendien waren er nog duizenden Molukkers die lid van het KNIL9 waren. Ze konden niet naar huis - het eiland Ambon behorend tot Zuid-Molukken - terugkeren en daarom werden ze naar Nederland vervoerd. Dit werd beschouwd als een tijdelijke maatregel. In de realiteit is er de meerderheid van deze mensen echter gebleven en nooit naar hun oorspronkelijke land teruggekeerd. Nadat we nu al een kort overzicht van de Nederlandse koloniale geschiedenis hebben gezien, zal ik in het volgende subhoofdstuk de termen imperialisme, kolonialisme en postkolonialisme verklaren en de rol van de beheerser en zijn houding met het gekoloniseerde land