George-Kreis'

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

George-Kreis' 13 Geest als macht Stefan George en de `George-Kreis' Frits Boterman Er zou een vuistdikke studie to schrijven zijn over alle intellectuele verenigingen, dichters- en kunstenaarskringen, officiele clubs en geheime genootschappen die in Duitsland vanaf de achttiende eeuw bestaan heb- ben. Deze groepen sloten zich aaneen om zich gezamenlijk, vaak op informele en vriendschappelijke wijze, to wijden aan een hoger ideaal in culturele of politieke zin. Dit hogere ideaal was vaak verbonden met het verlangen naar een ander en beter Duitsland. Dat geldt voor de groep dichters en schrijvers van de Sturm and Drang-beweging aan het einde van de achttiende eeuw, maar bijvoorbeeld ook voor de literaire kring Die Gruppe 47 in het naoorlogse West-Duitsland. De George-Kreis was ook zo'n kring van dichters, geleerden en schrij- vers. Zij maakte onderdeel uit van wat de conservatieve revolutie ge- noemd wordt, een intellectuele beweging die vooral onder invloed van de filosoof Friedrich Nietzsche aan het einde van de negentiende eeuw in Duitsland ontstond. George was een van de belangrijkste inspirators van deze conservatieve revolutie.' De term Konservative Revolution werd in 1927 gemunt door de Oostenrijkse dichter en schrijver Hugo von Hof- mannsthal en ook door de Duitse schrijver Thomas Mann, en heeft be- trekking op de ideeenwereld van een generatie conservatieve intellec- tuelen, schrijvers, dichters die zich met name afzette tegen de burgerlijke samenleving met haar hypocrisie en epigonendom, zoals die in de loop van de negentiende eeuw was ontstaan. Het betrof een heterogene groep intellectuelen (geboren tussen 1880 en 1900, meestal met een gymnasiale opleiding of met een universitaire graad, maar buiten het culturele esta- blishment verkerend en grotendeels afkomstig uit de middengroepen) die 14 Intellectuele kringen in de twintigste eeuw verontrust was over de stand van de cultuur, het lage culturele peil in het wilhelminische, vooroorlogse Duitsland. Zij waren tegenstanders van de moderne geindustrialiseerde samenleving met haar optimistische vooruit- gangsgeloof en utiliteitsdenken, een maatschappij waarin door de snelle modernisering oude waarden verloren waren gegaan, of dreigden to gaan en nieuwe waarden en ideologieen als materialisme, individualisme, democratie en socialisme sterk in opmars waren. De kritiek op en de angst voor de moderne cultuur met haar vereenzaming en vervreemding was het hoofdthema in hun werk. Deze jongeren leefden tussen Aufbruchstimmung en Katastrophenstimmung, tussen hoop op een nieuwe toekomst, regenera- tie en tegelijkertijd het besef to leven in een eindtijd, een periode van decadentie en verval. Het was in de kern een antiliberale, conservatief- elitaire beweging die streefde naar het herstel van een culturele, sociale en metafysische ordening die door de moderne tijd verloren was gegaan en de mens eenzaam en van zichzelf vervreemd had gemaakt en beroofd had van houvast in het traditionele bekende. Er zou een nieuwe Geistesa- ristokratie, een culturele elite van sterke persoonlijkheden moeten ont- staan die Duitsland uit zijn problemen zou moeten verlossen: het materia- lisme zou door een loutering door middel van kunst en literatuur over- wonnen moeten worden. Tegenover de Entzauberung der Welt (Max Weber) en als antwoord op de Umwertung aller Werte (Friedrich Nietzsche) moest een geestelijke tegenbeweging geformuleerd worden die de wereld weer zou bezielen en inspireren, weer in een hecht verband zou herstellen en in haar Ganzheit zou terugplaatsen. De Duitse maatschappij van na 1871, toen door Bismarck de Duitse eenheid tot stand was ge- bracht, werd gekenmerkt door wat Ernst Bloch de Ungleichzeitigkeit des Gleichzeitigen heeft genoemd, een maatschappij vol politieke, sociale en religieuze contradicties en conflicten, mede veroorzaakt door de late Duitse eenwording en de snelle modernisering. In Duitsland was er sprake van een verspktete Nation, of van verzorgerte Moderne. Deze omschrijvin- gen drukken enerzijds de wens uit om Duitsland de sprong naar de mo- derne wereld to laten wagen, anderzijds bestond er de angst voor de toekomst en deze angst kon volgens de antimodernisten alleen beteugeld worden door een nieuwe manier van denken, een dwingende, allesomvat- tende gedachtenconstructie, een ideeenstelsel, waarbij niet rationalisme, maar irrationalisme, een nieuwe levensfilosofie, voorop stond. Bij deze conservatieve intellectuelen bestond de behoefte om Duitsland als Kultur- nation to behouden en vooral to vernieuwen. Revolutionair-conservatieven wilden in Duitsland een geestelijke revolutie tot stand brengen die het Aanzet/Studium Generale 15 .a r Stefan George 16 Intellectuele kringen in de twintigste eeuw conservatieve erfgoed een nieuwe impuls zou geven en pre-industriele waarden en normen zou verdedigen. Diep in hun hart hoopten zij de loop van de geschiedenis to kunnen keren en terug to kunnen draaien. Tegelij- kertijd bestond het besef dat dit niet meer mogelijk was en dat de mens was overgeleverd aan bovenmenselijke krachten. Hierdoor kreeg de beweging een wanhopig en vaak ook pessimistisch karakter. Met name het Bildungsburgertum, de academische stand van hoogleraren en hoge ambte- naren, met haar idealen van Innerlichkeit en persoonlijke ontplooiing stond door de nieuwe ontwikkelingen op technisch en natuurwetenschap- pelijk terrein sterk onder druk. De klassieke of neo-humanistische Bil- dungs-idealen waren door allerlei factoren aan erosie onderhevig. De toenemende staatsinterventie en de bureaucratisering door het logge staatsapparaat enerzijds en de roep om innerlijke vrijheid zijn twee kan- ten van dezelfde medaille. De objectieve cultuur (industrie, machines, techniek, kapitalistische arbeidsverhoudingen, grote steden) kreeg steeds meer de overhand en deed de behoefte aan subjectieve cultuur toenemen die zich op tal van manieren uitte, onder andere in een irrationalistische levensfilosofie en in een groeiende aandacht voor de kunst. V66r 1914, dus voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, had deze beweging een sterk literaire en culturele inslag, maar onder invloed van de vier jaar durende wereldramp en zeker na 1918 met het ontstaan van de tumultueu- ze Weimar-republiek kwam deze beweging in politiek vaarwater terecht en behoorde tot de brede rechts-radicale oppositiebeweging tegen de Weimar-democratie. Met de Machtubernahme van Hitler in 1933 verdween de beweging grotendeels. Stefan George was een uitgesproken exponent van deze revolutionair- conservatieve beweging. Zijn ideeenwereld en die van zijn leerlingen staan in dit artikel centraal. Stefan George werd in 1868 geboren in Budesheim bei Bingen aan de Rijn. Zijn vader was kastelein, later wijn- handelaar in Bingen, zijn moeder een zwijgzame, diep religieuze en gevoelloze vrouw, zijn ouders waren katholiek. Het Rijnland met zijn zuidelijk en nog agrarisch karakter was van grote invloed op Georges persoonlijke en intellectuele ontwikkeling. In zijn jeugd werd thuis Frans gesproken en hij werd Etienne genoemd. Stefan bezocht het gymnasium in Darmstadt, was een gesloten jongen, ontwikkelde een eigen geheimtaal, schreef al vroeg gedichten en vertaalde deze en gaf ook een schoolblaadje uit. Hij had boerse, strenge en driftige trekken. Al vroeg trok hij de wereld in. George bezocht in 1888 Engeland en Montreux en kwam een jaar later voor het eerst in Parijs en in Italie, toen hij 21 was. Hij stu- Aanzet/Studium Generale 17 deerde een tijdje in Berlijn en zijn studie rondde hij in 1891 af. In 1890 ontmoette hij Ida Coblenz, de enige vrouw in zijn leven voor wie hij iets heeft gevoeld, maar deze relatie liep op niets uit. Hij overwoog zelfs naar Mexico to vertrekken, maar hij koos tenslotte voor het dichterschap. George stond sterk onder invloed van Franse symbolisten als Mallerme, Baudelaire en Verlaine. Een tijdlang aarzelde hij of hij een Franse of Duitse dichter zou worden. George stond in deze tijd nog dicht bij Frank- rijk, Rome en de Latijnse wereld, zoals bleek uit zijn gedichten die in de traditie stonden van de Hohenstaufen-mythe en van de contrareformatie, dat wil zeggen tegenover het Pruisische ideaal stond het zuidelijke ideaal van het Heilige Roomse Rijk.2 Hij ontmoette in 1891 Hugo von Hof- mannsthal in Wenen, met wie hij bevriend raakte. Hij publiceerde zijn eerste gedichten, Hymnen, Pilgerfahrten en Algabal. Algabal was gesti- leerd naar Heliogabalus en opgedragen aan de Beierse koning Ludwig II. In 1892 begon hij de uitgave van Die Blotter fur die Kunst. In het pro- gramme van dit tijdschrift met een streng exclusief karakter lezen we dat het de kunst, in het bijzonder de dichtkunst en de literatuur, wilde dienen zonder invloed van staat of maatschappij. In der kunst glauben wir an eine glanzende wiedergeburt".3 Al snel werd George het middelpunt van een dichterskring die in het tijdschrift publiceerde. In tal van opzichten droeg George in zijn werk de sporen van het klassieke Bildungs-ideaal zoals dat rond 1800 in Duitsland onder meer onder invloed van Johann Joachim Winckelmann, Johann Gottfried Herder en Wilhelm von Hum- boldt was ontstaan. Hij wilde dat de totale mens zich door middel van kunst en Bildung moest kunnen ontplooien. Het innerlijke leven moest vrij van krachten van buitenaf ontwikkeld en ontplooid worden, ver verwijderd van de moderne cultuur en techniek. De dichter moest een unpolitische, ja antipolitieke houding aannemen, zich afwenden van de wereld, zich terugtrekken in ascese en volledige toewijding aan de kunst. In navolging van het klassieke ideaal was hij op zoek naar schoonheid
Recommended publications
  • Jewish Fates: Richard Fuchs and Karl Wolfskehl
    Jewish Fates: Richard Fuchs and Karl Wolfskehl By Friedrich Voit After three years of providing a varied programme of theatre, opera, concerts and lectures the Jüdische Kulturbund in Deutschland (Jewish cultural League in Germany) invited the leaders of its branches to a national conference in Berlin for stocktaking and planning of the future direction of the League. The Kulturbund was founded in 1933, a few months after the Nazi regime had come to power which began to purge the theatres, orchestras and other cultural institution from their „non-Arian‟ Jewish members. Almost overnight hundreds of Jewish actors, singers, musicians etc. found themselves without employment. Two of them having been dismissed from their positions at the operatic stages in Berlin, the production assistant Kurt Baumann and the conductor Kurt Singer, proposed a new organisation serving the Jewish community in Berlin and other major cities where most of the Jewish minority lived. They realized that the roughly 175.000 Jews, most of them well educated and with an active interest in the arts, would provide a big enough audience to support their own cultural institutions (theatre, opera, and orchestras). More importantly they also gained the support of the Nazi authorities, especially of Hans Hinkel, the newly appointed head of the Prussian Theatre commission. Such an institution suited the Nazis for several reasons: The regime would be able to exploit the organization in international propaganda by citing it as evidence that Jews were not being mistreated; it could
    [Show full text]
  • 200 Da-Oz Medal
    200 Da-Oz medal. 1933 forbidden to work due to "half-Jewish" status. dir. of Collegium Musicum. Concurr: 1945-58 dir. of orch; 1933 emigr. to U.K. with Jooss-ensemble, with which L.C. 1949 mem. fac. of Middlebury Composers' Conf, Middlebury, toured Eur. and U.S. 1934-37 prima ballerina, Teatro Com- Vt; summers 1952-56(7) fdr. and head, Tanglewood Study munale and Maggio Musicale Fiorentino, Florence. 1937-39 Group, Berkshire Music Cent, Tanglewood, Mass. 1961-62 resid. in Paris. 1937-38 tours of Switz. and It. in Igor Stravin- presented concerts in Fed. Repub. Ger. 1964-67 mus. dir. of sky's L'histoire du saldai, choreographed by — Hermann Scher- Ojai Fests; 1965-68 mem. nat. policy comm, Ford Found. Con- chen and Jean Cocteau. 1940-44 solo dancer, Munic. Theater, temp. Music Proj; guest lect. at major music and acad. cents, Bern. 1945-46 tours in Switz, Neth, and U.S. with Trudy incl. Eastman Sch. of Music, Univs. Hawaii, Indiana. Oregon, Schoop. 1946-47 engagement with Heinz Rosen at Munic. also Stanford Univ. and Tanglewood. I.D.'s early dissonant, Theater, Basel. 1947 to U.S. 1947-48 dance teacher. 1949 re- polyphonic style evolved into style with clear diatonic ele- turned to Fed. Repub. Ger. 1949- mem. G.D.B.A. 1949-51 solo ments. Fel: Guggenheim (1952 and 1960); Huntington Hart- dancer, Munic. Theater, Heidelberg. 1951-56 at opera house, ford (1954-58). Mem: A.S.C.A.P; Am. Musicol. Soc; Intl. Soc. Cologne: Solo dancer, 1952 choreographer for the première of for Contemp.
    [Show full text]
  • The Blue Rider
    THE BLUE RIDER 55311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd 1 222.04.132.04.13 111:091:09 2 55311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd 2 222.04.132.04.13 111:091:09 HELMUT FRIEDEL ANNEGRET HOBERG THE BLUE RIDER IN THE LENBACHHAUS, MUNICH PRESTEL Munich London New York 55311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd 3 222.04.132.04.13 111:091:09 55311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd 4 222.04.132.04.13 111:091:09 CONTENTS Preface 7 Helmut Friedel 10 How the Blue Rider Came to the Lenbachhaus Annegret Hoberg 21 The Blue Rider – History and Ideas Plates 75 with commentaries by Annegret Hoberg WASSILY KANDINSKY (1–39) 76 FRANZ MARC (40 – 58) 156 GABRIELE MÜNTER (59–74) 196 AUGUST MACKE (75 – 88) 230 ROBERT DELAUNAY (89 – 90) 260 HEINRICH CAMPENDONK (91–92) 266 ALEXEI JAWLENSKY (93 –106) 272 MARIANNE VON WEREFKIN (107–109) 302 ALBERT BLOCH (110) 310 VLADIMIR BURLIUK (111) 314 ADRIAAN KORTEWEG (112 –113) 318 ALFRED KUBIN (114 –118) 324 PAUL KLEE (119 –132) 336 Bibliography 368 55311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd 5 222.04.132.04.13 111:091:09 55311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd311_5312_Blauer_Reiter_s001-372.indd 6 222.04.132.04.13 111:091:09 PREFACE 7 The Blue Rider (Der Blaue Reiter), the artists’ group formed by such important fi gures as Wassily Kandinsky, Franz Marc, Gabriele Münter, August Macke, Alexei Jawlensky, and Paul Klee, had a momentous and far-reaching impact on the art of the twentieth century not only in the art city Munich, but internationally as well. Their very particular kind of intensely colorful, expressive paint- ing, using a dense formal idiom that was moving toward abstraction, was based on a unique spiritual approach that opened up completely new possibilities for expression, ranging in style from a height- ened realism to abstraction.
    [Show full text]
  • Und Klee (Geb
    2 ÄUSS e R e Be RÜHRUNGS p UN k T e : Ge G e NS ei T i G e Ei NSCH ä T z UNG UN d Ke NNTN i SNAHM e 6 Rilke (geb. 4. 12. 1875 in Prag) und Klee (geb. 18. 12. 1879 in Bern) kamen 1915 während des Krieges in München in näheren Kontakt miteinander, vermutlich im Kreis um den Dichter und Philosophen sowie Stefan George-Anhänger Karl Wolfs- kehl.7 6 Spannend wäre auch ein Vergleich ihrer Biographien, für die hier nicht genügend Raum ist. Ihrer beider Leben weist Ähnlichkeiten auf, die über das übliche Maß von Zeitgenos- senschaft und ähnlicher Profession hinausgehen: Beide sind im Dezember geboren, beide wählen, aus dem Ausland stammend (Österreich/Tschechien bzw. Schweiz), München als Ausgangspunkt für ihre künstlerische Entwicklung, Rilke kommt 1896 in die Stadt, Klee zwei Jahre darauf, 1898. Rilke heiratet 1901, Klee verlobt sich im Jahr darauf, beide haben ein Kind (in der Einstellung zur Familie unterscheiden sie sich jedoch krass: Während Rilke sich schon nach einem Jahr von seiner Familie wieder trennt, benutzt Klee die Bürgerlich- keit der Ehe als Schutzschild, betreut die ersten Jahre als malender Hausmann den Sohn, während seine Frau mit Klavierstunden Geld verdient). Beide sind von der Kunst Cezan- nes sehr beeindruckt, Rilke 1907, Klee 1909. Beide reisen nach Kairuan, wieder ist Rilke der frühere (1910/11, Klee 1914). Beide lesen mit großer Zustimmung Worringers Buch ‚Abstraktion und Einfühlung‘ (1908 erschienen), sie bewegen sich in München in densel- ben geistigen Kreisen, haben gemeinsame Bekannte (z.B. Hausenstein, Wolfskehl). Beide schließlich sterben in der Schweiz, die sie als Exil und Heimat wählen an einer seltenen Autoimmunkrankheit (Rilke 1926 mit 51 Jahren an Blutkrebs, Klee 1940 mit 60 Jahren an Sklerodermie, wobei die Art der Krankheit ein Spiegel ihrer jeweiligen Lebensführung ist: die Exaltiertheit des Gefühls bei Rilke, die Zurücknahme und Verschlossenheit des Gefühls bei Klee).
    [Show full text]
  • The Literary Criticism of Ludwig Klages and The
    Thr L,j1tr.r ,y Çnu~-.m 9' l.ill\lw141 x.t.8" ..,4 '/l.r Kl"I" k'-"1to " " t.o'..WU...U9'1 t• o.... ~,. 11!: IMM&M A llthic<l·b). l,)rdl• 0.t St.Ill""" 1>lll J'lllJ,.,,,., or Ot.g/Jfh .11111 G.:niwM r111~. vr.1 . .o. No. 1 u·.. -. 1t 111. pp. 91·13e l'ublhlu•d by• u ..1 ......... 1iy o1' mi~-. "-• THE LITERARY CRITICI SM OF LUDWIG KLAGES AND THE KLAGES SCHOOL AN INTRODUCTION TO BIOCENTRIC T HOUGHT I. INTRODUCTION The elevation of Ludwig Klages to a position of importance in German literary criticism and the infusion of his polemics into the field of literature give rise to questions which urgently invite discussion. Widely known as a graphologist and psycholo­ gist, and since 1929 as a philosopher, his literary credo has been little recognized and less respected in the past. Yet its main touchstones, often indispensable members of his psychology and philosophy, have been accessible for many years. It is pro­ posed, in this paper, to give a short exposition of the philosophie premises whicb cannot be divorced from Klages' view of poetry and of poets and writers, to trace briefly the steps by which his literary criticism appears to bave evolved, and to inquire into his standards, if standards there be. It will be necessary to show how completely antagonistic bis outlook on life is to all and any forms of humanism, how unreservedly he identifies himself with German romanticism, and finally, how Klages and his followers have influenced contemporary literary criticism in Germany.
    [Show full text]
  • Klassmod 40 Wolfinger 654-3.Indd
    KLASSISCHE MODERNE 40 40 ISSN 1863-9585 Kay Wolfinger (Hrsg.) Band Band Mystisches Schwabing Die Münchner Kosmiker im Kontext ISBNISBN 978-3-95650-654-3 978-3-95650-519-5 Kay Wolfinger (Hrsg.) Mystisches Schwabing https://www.nomos-shop.de/titel/mystisches-schwabing-id-87135/ Mystisches Schwabing Die Münchner Kosmiker im Kontext herausgegeben von Kay Wolfinger https://www.nomos-shop.de/titel/mystisches-schwabing-id-87135/ KLASSISCHE MODERNE herausgegeben von Achim Aurnhammer, Werner Frick, Dieter Martin, Mathias Mayer Band 40 ERGON VERLAG https://www.nomos-shop.de/titel/mystisches-schwabing-id-87135/ Mystisches Schwabing Die Münchner Kosmiker im Kontext herausgegeben von Kay Wolfinger ERGON VERLAG https://www.nomos-shop.de/titel/mystisches-schwabing-id-87135/ Gedruckt mit Unterstützung der Fritz Thyssen Stiftung Umschlagabbildung: Unbekannter Fotograf: Karl Wolfskehl, Alfred Schuler, Ludwig Klages, Stefan George und Albert Verwey, 1902. Bibliografische Information der Deutschen Nationalbibliothek Die Deutsche Nationalbibliothek verzeichnet diese Publikation in der Deutschen Nationalbibliografie; detaillierte bibliografische Daten sind im Internet über http://dnb.d-nb.de abrufbar. © Ergon – ein Verlag in der Nomos Verlagsgesellschaft, Baden-Baden 2020 Das Werk einschließlich aller seiner Teile ist urheberrechtlich geschützt. Jede Verwertung außerhalb des Urheberrechtsgesetzes bedarf der Zustimmung des Verlages. Das gilt insbesondere für Vervielfältigungen jeder Art, Übersetzungen, Mikroverfilmungen und für Einspeicherungen in elektronische Systeme. Gedruckt auf alterungsbeständigem Papier. Gesamtverantwortung für Druck und Herstellung bei der Nomos Verlagsgesellschaft mbH & Co. KG. Umschlaggestaltung: Jan von Hugo www.ergon-verlag.de ISBN 978-3-95650-654-3 (Print) ISBN 978-3-95650-655-0 (ePDF) ISSN 1863-9585 https://www.nomos-shop.de/titel/mystisches-schwabing-id-87135/ Inhalt Kay Wolfinger Einladung ins mystische Schwabing – Einführung in die Thematik des Bandes ..............................................................................
    [Show full text]
  • Faustus References
    THIS DOCUMENT PROVIDES VARIOUS AIDS FOR READERS OF JOHN WOOD’S TRANSLATION OF THOMAS MANN’S DOCTOR FAUSTUS: CHAPTER-BY-CHAPTER SUMMARY 1 CHRONOLOGY OF ADRIAN LEVERKÜHN’S LIFE 5 SOME OF THE REFERENCES IN DOKTOR FAUSTUS 6 VARIOUS ILLUSTRATIONS FROM ALBRECHT DÜRER 20 CONTENTS OF THOMAS MANN’S DR. FAUSTUS Chapter I: The narrator, Serenus Zeitblom (SZ), introduces himself. Begins writing in May of 1943, 2 years after Adrian Leverkühn’s death. He is uncertain about his qualifications for writing AL’s biography. He loved AL, but the latter was surrounded by coldness. Chapter II: SZ continues self-description. He was born in 1883 in Kaisersaschern on the Saale River near Merseburg, where AL later attended school. AL belonged to the Protestant majority; SZ Catholic. AL a humanist, a friend of reason, fine arts, the world of the human spirit. He is retired from teaching classical languages at a Gymnasium. He and his wife, Helene, have two sons and a daughter. Although musical — he plays the viola — he is wary of music’s demonic side. Chapter III: AL’s family descended from farmer’s and craftsmen. His parents Jonathan and Elsbeth have a farm, Buchel, in Weißenfels, near Kaisersaschern. A brother is also a farmer. His sister is Ursel. Jonathan reads the Luther-Bible but is also interested in mystical science. He studies fantastical, ambiguous creatures, such as beautiful but poisonous butterflies and seashells apparently inscribed by nature. One butterfly, Heatera esmeralda, protects itself by looking like a leaf. Another interest is the problematic boundary between organic and inorganic beings.
    [Show full text]
  • Dalla Visione Al Chiodo. Dal Chiodo Alla Visione
    Quaderni del «Bollettino Storico della Svizzera Italiana» - 12 A cura di Claudia Lafranchi Cattaneo e Andreas Schwab del «Bollettino Storico Dalla visione al chiodo. Quaderni della Svizzera Italiana» Dal chiodo alla visione 12 Il Fondo Harald Szeemann dell’Archivio Fondazione Monte Verità Nem num esto optas cum debitium, cones reptatur sit voluptasinum que pro tet accatae pre, B volut venis ratiant expliaeped es alic to bea dit unt, quia qui quiam fugition etur? Qui utem A iusdam et quam rereptatum doluptat aboreptat voluptas sin culpa el molore ne conet imoluptas HW C dem esciis iure, vellaut fuga. Ut rem dolectem re et omnihil ius ent. S Optus aut et, asin niminve ndiscillam ab invendaepre coratio te nobitam consequi sequi idiossi – disit repedi voluptas ius, odisseque dent ut mintium nonsed que pa ipsaerum int, consequi cone NEO nosae magnatemqui officaerisi as pro mossi alignatque vendi cullor acepedi ciiscim agnatis A eic to quam que perum nite lam, sin porror sa quam cuptae pro deles alitius aborunt volecus ut TT la coriae pro eaque nobisque nusapis eos pore dolupti rem experum solenda deliquiatum dolut A essin perrorero dit harum et fugias volorro quideni nossunt. HI C Nam iumquis parumen ecusda dolorepero tem nostota eseque nobit quis nestrum nem faccus C rernatin cus molorum faccum, qui ommo verfers perionsed molo eos aut offici nat vendant N excearum et ex et et audit volore simodit iuntio. Bearum, as inullit volut optiae et omnis re, A FR occatatur? A L In copertina: Harald Szeemann nella sua fabbrica a Maggia. © Armin Linke Dalla visione al chiodo.
    [Show full text]
  • The Popular Novels of Ina Seidel and Vicki Baum
    DRUDGERY, DREAMLAND AND DIONYSUS: THE POPULAR NOVELS OF INA SEIDEL AND VICKI BAUM Rosemary Anne Sillars Thesis submitted in fulfilment of the requirements for the degree of PhD Department of European Languages Aberystwyth University 2015 DECLARATION This work has not previously been accepted in substance for any degree and is not being currently submitted in candidature for any degree Signed……………………………………………….. (Rosemary Anne Sillars) Date…………………………………….. STATEMENT 1 This thesis is the result of my own investigations, except where otherwise stated. Other sources are acknowledged by footnotes giving explicit references A bibliography is appended. Signed……………………………………………….. (Rosemary Anne Sillars) Date…………………………………….. STATEMENT 2 I hereby give my consent for my thesis, if accepted, to be available for photocopying and for inter-library loan, and for the tile and summary to be made available to outside organisations. Signed……………………………………………….. (Rosemary Anne Sillars) Date…………………………………….. Abstract The novels, poems and journalism of Ina Seidel and Vicki Baum were part of that everyday popular literature read and enjoyed by an international audience throughout the years of the Weimar Republic, the Third Reich and beyond. Their wide distribution and popular themes ensured that they reached a diverse public, but their publishers aimed their attentions at that female readership whose buying-power and literary tastes were now acknowledged as a significant market-factor. Both authors recognised their powerful position and took upon themselves the responsibilities, with which they believed they were thus endowed, to enlighten, educate and inform. They wrote from a view of themselves as creative artists with particular literary skills but, above all, as women. Understanding ‘womanhood’ as their primeval inheritance, they saw a woman’s physical powers of generation and nurture as part of the order of the natural universe, uniting them with other female beings.
    [Show full text]
  • Poems /Gedichte Bylvon
    Poems /Gedichte bylvon Frederick Philip Grove/Felix Paul Greve Edited with an introduction and notes by Gabriele Divay A Thesis Submitted to the Faculty of Graduate Studies in Partial Fulfillment of the Requirements for a Degree of MASTER OF ARTS Departrnent of German &. Slavics IJniversity of Manitoba Winnipeg, Manitoba (c) August, 1993 N,{onalLibrav Bibliothèque nationale ffiWffi du Canada Acquisitions and Direction des acquisitions et Bibliographic Services Branch des services bibliographiques 395 Wellington Street 395, rue Well¡ngton Ottawa, Ontar¡o Ottawa (Ontario) K1A ON4 K1A ON4 Yourlìle Volrcrélérence Ou lile Nole Élérence The author has granted an L'auteur a accordé une licence irrevocable non-exclus¡ve licence irrévocable et non exclusive allowing the National Library of permettant à la Bibliothèque Canada to reproduce, loan, nationale du Canada de distribute or sell cop¡es of reproduire, prêter, distribuer ou his/her thesis by any means and vendre des copies de sa thèse in any form or format, making de quelque manière et sous this thesis available to interested quelque forme que ce soit pour persons. mettre des exemplaires de cette thèse à la disposition des personnes intéressées. The author retains ownership of L'auteur conserve la propriété du the copyright in his/her thesis. droit d'auteur qu¡ protège sa Neither the thesis nor substantial thèse. Ni la thèse ni des extraits extracts from it may be printed or substantiels de celle-ci ne otherwise reproduced without doivent être imprimés ou his/her perm¡ss¡on. autrement reproduits sans son autorisation. ISBN 0-3ls-86031-6 C.anadä PEOì4S/GEDICHTE BYIVON FREDERICK PHILIP GROVE/FELIX PAUL GREVE BY GABRIELE DIVAY A Thesis submitted to the FaculFy of G¡aduate Studies of the University of Manitoba in partial fulJillme¡rt of the requirements for the degree of MASTER OF ARTS @ 1993 Pen¡rission h¡s been g¡anted bo the L[BR.{RY OF THE tINT\¡ERSEY OF MA\TTOBå.
    [Show full text]
  • Expressionism Before World War I
    Originalveröffentlichung in: Jarrassé, Dominique ; Messina, Maria Grazia (Hrsgg.): L'expressionisme : une construction de l'autre = L'espressionismo : una costruzione d'alterità, Le Kremlin-Bicêtre 2012, S. 91-102 (Collection Histoires de l'histoire de l'art) Working a German Soil. The Nationalization of German Expressionism before World War I Magdalena Bushart Technische Universitdt Berlin n June 1914, August Macke invited Franz Marc to share his latest thoughts on Ipainting with him in the sort of "art letter" that the two artists had exchanged in the past: « So, dear Franz, write some more to me along the lines of what I am writing to you here »'. This offhand request placed Marc in an awkward situation; the gap between hisown views on art and those of Macke had been widening for some time, putting an increasing strain on their friendship. The most recent clash had occured just six months earlier. InNovember 1913, the Berlin journal Der Sturm had carried a eulogy to Wassily Kandinsky penned by Marc2. Macke had responded with a devastating attack on the colleague that he, too, had once highly admired. For Macke, Kandinsky had had his day as a model for other artists; his place had now been taken by Robert Delaunay. A comparison between the two painters revealed « what living colour is, in contrast to an incredibly complicated but absolutely vapid composition of daubs of paint »3. On that occasion Marc had passed over Macke’s criticism - which was also directed at him, as author of the offending article - with just a casual remark4. This time, too, he shied away from a direct confrontation, but drew his friend’s attention to the differences between them, differences that now seemed to him unbridgeable: « I don’t think [...] that we are following the same path: 1 think more or less like Klee, whose opinion you will be acquainted with.
    [Show full text]
  • Dörr, G. München
    Dr. Georg Doerr Tübingen ARCHETYP UND GESCHICHTE ODER MÜNCHEN – ASCONA: TYPOLOGISCHE UND MENSCHLICHE NÄHE (MIT EINIGEN UNBEKANNTEN BRIEFEN OLGA FRÖBES AN LUDWIG DERLETH) Erschienen in: E. Barone /M. Riedl/ A. Tischel (Hg.): Pioniere, Poeten, Professoren – Eranos und der Monte Verità in der Zivilisationsgeschichte des 20. Jahrhunderts. Könighausen und Neumann: Würzburg 2004. S. 155 -170. In italienischer Sprache: Archetipo e storia ovvero Monaco-Ascona: Prossimità tipolocica e umana. (con lettere sconosciute di Olga Fröbe a Ludwig Derleth) in: E. Barone/A. Fabris/ F. Monceri (a cura di): Eranos - Monte Verità - Ascona. Pisa: Edizioni ETS. 2003. S. 105 -122. (Traduzione di: Gabriele de Angelis /Pisa). Der vorliegende Beitrag will zum einen thesenartig am Beispiel der Münchener Kosmiker einige Aspekte der vorletzten Jahrhundertwende diskutieren und eine Beziehung zu Eranos – am Beispiel C.G. Jungs herstellen, zum anderen sollen unbekannte Briefe Olga Fröbe- Kapteyns an Ludwig Derleth vorgestellt werden. Bei der Beschäftigung mit diesem Thema war für den Verfasser überraschend, daß der Eranos-Kreis gleichsam eine Urgeschichte im München der Jahrhundertwende hat. Das Verbindungsglied zwischen diesen beiden Bewegungen liegt in der Eranos-Gründerin und ihrer bis jetzt nicht klaren Beziehung zu Ludwig Derleth.1 Einen ersten Hinweis gab das Ludwig Derleth-Gedenkbuch, wo Lothar Helbing schreibt: 1 So schreibt B. von Reibnitz in ihrem erst kürzlich erschienenen Beitrag zur Geschichte von Eranos: „Zu diesem Kreis gehörte auch Ludwig Derleth, der sie [Fröbe-Kapteyn, >der Verf.<] in diesen Jahren [nach 1920, >der Verf.<] stark beeinflußt haben soll.“ B. v. Reibnitz: „Der Eranos-Kreis. Religionswissenschaft und Weltanschauung oder der Gelehrte als Laien-Priester“, in: Kreise – Gruppen – Bünde.
    [Show full text]