Midden-Bronstijdsamenlevingen in Het Zuiden Van De Lage Landen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Theunissen Midden-bronstijdsamenlevingen in het zuiden van de Lage Landen Liesbeth Theunissen In deze studie staan de overblijfselen van prehistorische boerengemeenschappen van omstreeks 3500 jaar geleden centraal. Het gaat om samenlevingen die de pleistocene zandgronden van Zuid-Nederland en Vlaanderen in de periode van 1800 tot 1050 voor Chr. bewoonden. Van hun boerenbestaan van toen rest niet veel, maar het databestand aan archeologische ontdekkingen Midden-bronstijdsamenlevingen in het zuiden van de Lage Landen uit deze periode groeit sinds jaar en dag. Het was de archeoloog Willem Glasbergen die in de jaren vijftig de overblijfselen toeschreef aan de zogenoemde ‘Hilversum-cultuur’. Hij deed dit op grond van een aantal nieuwe element- en in de materiële restanten. In eerste instantie was zijn definitie hoofdzakelijk gebaseerd op bepaalde typen grafmonumenten en de urnvondsten daaruit. Nederzettingen waren lange tijd schaars. Dat veranderde halverwege de jaren zestig toen het onderzoek bij de plaatsen Zijderveld en Dodewaard ronde huizen opleverde, die duidelijk afweken van de langgerekte, drieschepige woon-stalboerderijen in Noord-Nederland. Glasbergen zag daarin een bevestiging van zijn hy- pothese: de ongewone verschijnselen waren ontstaan door een migratie van een Zuid-Engels volk naar het zuiden van de Lage Landen. Veertig jaar na de definitie van de Hilversum-cultuur is het archeologische databestand opnieuw tegen het licht gehouden. Reden daarvoor was het toegenomen gegevensbestand en het veranderde paradigma. De groeiende kritiek op de migratietheorie als verklaringsmodel had de Britse migranten uit het denken doen verdwijnen. De tijd was rijp voor een evaluatie van het begrip Hilversum-cultuur. Met in de ene hand de restanten van het grafritueel, de grafmonumenten en de begravingen, en in de andere hand de overblijfselen van hun boerenerven schetst deze studie een beeld van de boerensamenlevingen van 3500 jaar geleden. Daarnaast gaat de auteur uitgebreid in op het ont- staan en ontwikkeling van het archeologisch cultuurbegrip en dat van de Hilversum-cultuur. Uit de studie is duidelijk geworden dat bepaalde kenmerkende restanten - vooral zichtbaar in het grafritueel - nog steeds archeologische realiteiten zijn. De vondstcomplexen die Glasbergen destijds als bouwstenen voor zijn definitie van de Hilversum-cultuur hanteerde, blijken nog steeds afwijkend te zijn, zowel in de tijd (het gaat om nieuwe verschijnselen) als ruimtelijk (ze kennen een beperkt verspreidingsgebied). Alleen de ronde huizen zijn archeologisch onbewijs- baar. De evaluatie geeft aan dat de Hilversum-cultuur nog steeds als een archeologische cultuur aan- wijsbaar is. Ondanks de eigen karakteristieken maken de samenlevingen ‘achter’ de Hilversum- cultuur onderdeel uit van de uitgestrekte Noordwest-Europese bronstijdtraditie, gekenmerkt door lange woon-stalhuizen, grafheuvelbegravingen en grootschalige netwerkrelaties over lange afstanden. Dit proefschrift is tien jaar na de verdediging opnieuw uitgebracht door Sidestone Press en voorzien van een woord vooraf. ISBN 978-90-8890-017-4 Midden-bronstijdsamenlevingen Sidestone Press Sidestone ISBN: 978-90-8890-017-4 Bestelnummer: SSP37790001 in het zuiden van de Lage Landen 69355617 9 789088 900174 Een evaluatie van het begrip ‘Hilversum-cultuur’ Midden-bronstijdsamenlevingen in het zuiden van de Lage Landen Een evaluatie van het begrip ‘Hilversum-cultuur’ Sidestone Press Midden-bronstijdsamenlevingen in het zuiden van de Lage Landen Een evaluatie van het begrip ‘Hilversum-cultuur’ Tweede editie, 2009 ISBN 978-90-8890-017-4 Uitgegeven door Sidestone Press, Leiden www.sidestone.nl Sidestone bestelnummer: SSP37790001 © Liesbeth Theunissen, Leiden, 1999 Lay-out: La Data, Amersfoort Omslagontwerp: Karsten Wentink, Sidestone Press, Leiden Omslagillustratie: Kelvin Wilson, Ridderkerk: reconstructie bronstijdboerderij te Doetinchem (Gepubliceerd in “Het archeologisch onderzoek in Wijnbergen”; uitgave Gemeente Doetinchem, 2008) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur/uitgever. Dit onderzoek werd gesteund door de Stichting voor Historische Wetenschappen (SHW), die wordt gesubsidieerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Midden-bronstijdsamenlevingen in het zuiden van de Lage Landen Een evaluatie van het begrip ‘Hilversum-cultuur’ Liesbeth Theunissen Voor mijn ouders Agnes en Mat Woord vooraf Wat is oud? Tien jaar na verdediging opnieuw het proefschrift uitgeven, neigt naar een Heintje Davids-effect. De combinatie van de jarenlange vraag (met het jarenlange antwoord ‘nee, dat is helaas uitverkocht’) en het vriendelijke aanbod van Sidestone (‘het is een fluitje van een cent’) heeft mij verleid tot deze nieuwe uitgave. Aan de inhoud is niets veranderd, alleen de verpakking – een prachtige omslag in kleur – en deze inleiding zijn speciaal voor deze herdruk ontworpen.1 In de afgelopen tien jaar heeft het onderzoek naar de midden-bronstijdsamen- levingen in het zuiden van de Lage Landen zeker niet stilgestaan. Sterker nog, ik vermoed dat juist de bronstijd een duidelijke kennisgroei kent. De opeenstapeling van ontdekte nederzettingsterreinen, met de bijbehorende materiële cultuur, de toepassing van nieuwe technieken en het interpreteren vanuit andere onderzoeks- perspectieven hebben geleid tot een duidelijk meer ingekleurd beeld van deze vroege boerensamenlevingen. In deze inleiding licht ik deze weelde aan nieuwigheden kort toe, als een handige leeswijzer voor de argeloze lezer die dit proefschrift in handen heeft. De nederzettingen in het Midden-Nederlandse rivierengebied staan op nummer één, wat betreft de toegenomen rijkdom aan nieuwe gegevens. Enerzijds is daar het onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van infrastructurele projecten als de aanleg van de Betuwelijn2, de verbreding van de A23 en de ontwikkeling van bedrijventerreinen bij Tiel-Medel4 en Rhenen-Remmerden5, waarbij grote delen van het cultuurlandschap uit de bronstijd zijn ontsloten. Anderzijds is door de publicatie van de resultaten van de fysisch-geografische karteringen vanuit de Uni- versiteit van Utrecht de vorming van het dynamische rivierenlandschap goed in beeld gekomen.6 Het beschikbaar komen van dit paleogeografische overzichtswerk is van groot waarde, als landschapsvormende onderlegger voor de archeologen. Bij het onderzoek dat bij Zijderveld is uitgevoerd, wil ik wat langer stilstaan. De resultaten van de opgravingscampagnes van 1965, 1966 en 1971, uitgevoerd door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, zijn destijds in het kader van dit proefschrift ontsloten. Zijderveld en Dodewaard vormden samen de sleutelsites van de Hilversum-cultuur. Bijzonder was dan ook dat in 2004 – aan- sluitend aan de oude opgravingsputten – opnieuw een deel werd opgegraven.7 De verbreding van de A2 bij het knooppunt Everdingen leidde tot ruim een verdub- beling van het blootgelegde cultuurlandschap uit de bronstijd; een sprong van 1,2 naar 2,6 hectare. Een nog duidelijker beeld van een sterk verkaveld landschap, volledig ingericht met systemen van houten hekwerken, rees op. Bijzonder was ook dat het hout van staanders en uit kuilen – tegen de verwach- ting in – verbazingwekkend goed bewaard was gebleven. De twee stukken hout uit de opgraving veertig jaar eerder (die alleen op foto bewaard waren gebleven, zie afb. 4.46 dit proefschrift) hadden ineens gezelschap gekregen van een kleine honderd stuks hout, variërend van bewerkte staanders, takfragmenten, spaanders, planken, een drevel, stiepen en andere paalvormen.8 Met de vele, goed bewaarde 1 Met veel dank aan Karsten Wentink bijl- en disselkapsporen is na te gaan hoe de bronstijdboer het hout bewerkte. en Kelvin Wilson voor hun creativiteit en Bovendien leidde het dateringsonderzoek – uitgebreid C14-bemonstering en zelfs spontane medewerking. het toepassen van dendrochronologie op vijf eikenhouten staanders – tot een veel 2 Schoneveld & Gehasse 2001, beter inzicht in de dynamiek en levensduur van de huisplaatsen. Jongste & Wijngaarden 2002, Meijlink& Met de resultaten van al het recente onderzoek dat in het Nederlandse rivieren- Kranendonk 2002, Schoneveld & Kranendonk 2002. gebied is verricht, schetsen Arnoldussen en Van Beurden een vernieuwend beeld 9 3 Knippenberg & Jongste 2005. van het bronstijdcultuurlandschap en haar bewoners. De degelijke studie van 4 Van Hoof & Jongste 2007. Arnoldussen maakt dat de spooroverzichten van de oude opgravingen te Zijder- 5 Van Hoof & Meurkens 2007, 2008. veld en Dodewaard die bij de eerste druk van dit proefschrift als afzonderlijke 6 Berendsen & Stouthamer 2001. appendici waren toegevoegd, in deze uitgave achterwege zijn gelaten. 7 Knippenberg & Jongste 2005. Voor de pleistocene zandgronden is de kennisgroei de afgelopen tien jaar ook 8 Vermeeren in Knippenberg & Jongste 2005. duidelijk toegenomen. Het werk van Fontijn naar laatprehistorische deposities in 9 Arnoldussen 2008; Van Beurden 2008. natte contexten heeft meer inzicht gegeven in enerzijds de biografie van objecten 10 Fontijn 2003. en anderzijds de geselecteerde zones in het landschap (selectieve depositie).10 De recente aandacht voor beekdalonderzoek maakt dat toevalsvondsten van een context worden voorzien, waardoor de informatiewaarde over dergelijke depot- vondsten sterk toeneemt.11 De ontdekking van tien bronzen hielbijlen in het najaar van 2008 in het dal van de Kleine