Bibliotheek / Bibliothèque

Uiteraard is er intussen al veel bekend over I. Biografieën / Biographies Spaaks houding voor en tijdens de Tweede Michel Dumoulin Wereldoorlog en over zijn rol in de ko­ «Spaak» (Met een voorwoord van Etienne Davignon) nings­kwestie uit de verschillende studies, Brussel, Uitg. Racine, 1999, 736 p. die de afgelopen jaren verschenen. Al­hoe­ wel de meeste publicaties in de bibliografie In 1999 is het honderd jaar geleden dat zijn opgenomen, maakt Dumoulin er Paul-Henri Spaak in Schaarbeek werd maar spaarzaam gebruik van. Niet alleen ge­boren. Naar aanleiding van deze verjaar­ Nederlandstalige werken, met als meest dag gaf de Stichting Paul-Henri Spaak opvallende voorbeelden Jan Velaers en aan UCL-historicus Michel Dumoulin de Herman Van Goethem, Leopold III. De op­dracht om een biografie te schrijven koning, het land, de oorlog (1994) en de van de voormalige minister. Dumoulin Mémoires van (1993), ook kon hiervoor als eerste gebruik maken van de studies van Jean Stengers over Leopold­­ Spaaks private archieven, die in handen III et le gouvernement. Les deux politiques zijn van de Stichting en die tot dan toe belges de 1940 (1980) en over De koningen zorgvuldig gesloten werden gehouden. der Belgen. Van Leopold I tot Albert II (1997) worden grotendeels ge­negeerd. In theorie was er ruimte voor een gedegen ‘wetenschappelijke’ biografie. Alhoewel Naast de archieven van Spaak raad­pleegde Spaak bijna dertig jaar lang minister van Dumoulin verschillende aan­vullende Buitenlandse Zaken is geweest, was er geen fondsen in binnen- en bui­tenland, met enkele studie voorhanden die steunde op als meest productieve voorbeeld het onuitgegeven bronnenmateriaal. Spaaks Public Record Office in Londen. Het is memoires Combats inachevés zijn onder­ evenwel niet altijd duidelijk wélke dossiers tussen meer dan dertig jaar oud. In 1974 precies werden door­genomen. Vage ver­ publiceerde wijlen Jacques Willequet meldingen als ‘Archives du ministère des Paul-Henri Spaak. Un homme, des combats. Archives étrangères de Belgique’, zonder In dit boek, dat geen verwijzingen naar ar­ verdere chronologische of inhoudelijke chieven of literatuur bevat, stak Willequet preciseringen, zeggen maar weinig. Net zijn bewondering voor de grote man niet als bij zijn eerder verschenen biografie van onder stoelen of banken. Daarnaast wa­ren (1997) 1 kon Dumoulin er oudere studies zoals J.H. Huizinga’s gebruik maken van de archieven van Paul-Henri Spaak. Een politieke biografie Leopold III, in handen van de vzw Prinses (1963) en enkele polemische, tijdgebon­ Lilian. Opvallend afwezig zijn dan weer den bijdragen zoals P.-H. Spaak ou la de procesverbalen van de Algemene Raad politique du cynisme van Marcel Liebman en van het Bureau van de Algemene Raad (in het tijdschrift Mai, 1972). van de BWP en de BSP/PSB, die zich in

1 Michel Dumoulin & Vincent Dujardin, Paul Van Zeeland, 1893-1973, Brussel, Uitg. Racine, 1997.

BEG-CHTP - n° 6 / 1999 219 Bibliotheek / Bibliothèque

het IEV en in het AMSAB bevinden, maar hij trouw de officiële partijlijn. Onder de daarover later meer. regering Poullet-Vandervelde was Spaak adjunct-kabinetschef van minister van Het resultaat van dit alles is een boekwerk Nijverheid, Arbeid en Sociale Voorzorg van meer dan 700 pagina’s, dat ruime aan­ Joseph Wauters. Na een woelige ambts­ dacht kreeg in de Franstalige pers. M.n. Le periode viel het kabinet over de moeilijk­ Soir stelde het boek voor als een instant- heden rond de Belgische frank en vormde standaardwerk, dat bovendien enkele de conservatieve katholiek scoops zou bevatten. Deze hoog­gespannen een driepartijenregering. Spaak was hevig verwachtingen worden jam­mer genoeg verontwaardigd over de houding van niet ingelost, meer zelfs, de lezer blijft de BWP, die niet alleen de voorgestelde enigszins op zijn honger zitten. Het boek, herstelmaatregelen slikte maar ook de dat een amorfe en verbrokkelde indruk aanwezigheid duldde van enkele politici, maakt, bevat weinig nieuwe gegevens. Het die het kabinet Poullet-Vandervelde fel draagt evenmin bij tot nieuwe of betere bekampt hadden. inzichten in de lange carrière van Spaak en in de talrijke binnen- en buitenlandse Spaaks ontgoocheling had voor gevolg kwesties, waarbij hij betrokken was. Ook dat hij aansluiting zocht bij de linker­ inzake de verschil­lende politieke volte- vleugel van de BWP. Tussen 1926 en zijn faces, die tijdens Spaaks actieve carrière aantreden als minister in 1935 groeide zeer uiteenlopende reacties opriepen, hij uit tot één van de boegbeelden van worden weinig indrin­gende vragen de linkse agitatie. In de tijdschriften La gesteld. Voor meer diep­gaande analyses Bataille socialiste (1926-1928) en L’Action of kritische reflecties is nauwelijks plaats, socialiste (1933-1935) kloeg hij het refor­ en het boek kan kort getypeerd worden als misme en de verstarring van de partij aan. «long on facts, short on analysis». Vooral de redactionele lijn van L’Action, die scherpe kritiek had op de lauwe op­ De jeugdjaren van Spaak, die opgroeide stelling van de partij tijdens de crisisjaren, in een geprivilegieerd, Brussels vrijzinnig- de bureaucratisering en het opportunisme­ liberaal milieu, worden op een gezapige, van de partijbaronnen, leidde tot scherpe maar weinig originele manier gepre­ meningsverschillen met de partijtop. Het senteerd. Na enkele jaren krijgsgevan­ is vooral bij de behandeling van deze genschap in Duitsland tijdens de Eerste wrijvingen dat de afwezigheid van de Wereldoorlog studeerde Spaak rechten procesverbalen van de Algemene Raad aan de ULB en vestigde hij zich in 1922 en van het Bureau zich laat voelen. De als advocaat in Brussel. De hoofdstukken verhouding van Spaak met de partij­top over het begin van Spaaks politieke werd, alle onenigheid ten spijt, geken­ carrière vormen de levendigste van het merkt door een aanzienlijke mate van boek, maar ook zij laten nog heel wat ambiguïteit. Tot een open breuk kwam vragen open. Als student had Spaak het nooit. De kritiek van La Bataille op enkele vergaderingen van de liberale de officiële partijlijn opende voor Spaak studenten bijgewoond, maar in 1920 trad in 1928 de kolommen van Le Peuple, waar hij toe tot de BWP. Aanvankelijk volgde hij zijn standpunten kon uiteenzetten. De

220 Bibliotheek / Bibliothèque

heibel rond L’Action belette niet dat hij in intrigerende tijdelijke alliantie tussen twee het begin van de jaren dertig uitgroeide ambitieuze en zeer uiteenlopende per­ tot de vedette van de partijcongressen. soonlijkheden, blijft Dumoulin bijzonder Dumoulin stelt de vraag waarom Spaak kort. de BWP niet verliet, en suggereert terecht dat zijn politieke aspiraties hem in de Vanaf 1936 krijgt de lezer trouwens de partij hielden. Spaaks positie was al bij al indruk dat Spaak, met uitzondering van niet zo oncomfortabel, en hij werd stilaan de afloop van de koningskwestie, geen ‘incontournable’ als één van de coming hoofdrol meer speelde in de binnenlandse men van de partij. politiek. De schijnwerper wordt bijna ex­clusief gericht op het buitenlands Bij de vorming van het eerste kabinet beleid en, na 1945, op de internationale Van Zeeland in maart 1935 werd Spaak en Euro­pese politiek. De gebeurtenissen minis­ter van Verkeer en PTT. Zijn overstap spelen zich voornamelijk af in de gesloten naar de regering vormde zijn eerste en omgeving van de grande politique, waar meest beruchte volte-face, aangezien hij de geluiden van het dagelijkse leven maar letterlijk van de ene dag op de andere, zelden doordringen. en zonder één woord uitleg aan zijn mede­standers, de linkse agitatie verliet. De periode 1936-1950, met als centrale Eén jaar later werd Spaak minister van thema de koningskwestie, vormt de Buiten­landse Zaken. Dumoulin voelt zich hoofdmoot van het biografie. De vele duidelijk­ meer vertrouwd met le monde de bladzij­den, die aan de meningsverschillen la politique étrangère dan met de interne tussen koning en regering, de onvermij­ machtsstrijd in de BWP. Nochtans was delijke “temps des erreurs” in de zomer ook in de jaren 1936-1940 de verhouding van 1940, het verblijf van het kabinet in van Spaak met de partijtop geregeld tu­ Londen, de terugkeer naar België in 1944 multueus. De originelen van de verslagen en de afloop van de koningskwestie wor­ van de Algemene Raad en het Bureau van den gewijd, bevatten niet alleen weinig de BWP bevatten uitvoerige, bijna steno­ nieuwe gege­vens. Zij verworden tot een grafische verslagen van de discussies over dor feitenrelaas,­ waarbij de lezer – en af bv. de Spaanse Burgeroorlog en de erken­ en toe ook de auteur – het bos door de ning van het Franco-regime, de bijzonder bomen niet meer ziet. Sommige neven­ snelle vorming van de regering Spaak in aspecten, zoals bv. de interne verdeeldheid 1938, de controverse rond “le socialisme van de Belgische­ kolonie in Egypte en de national” van Spaak en Hendrik De Man, bevoor­rading van het land in 1944, wor­ de contacten met de omstreden journalist den bijzonder lang uitgesponnen, ook al Raymond De Becker en de salon Didier was Spaak er amper bij betrokken. en, meer algemeen, de strijd om de macht binnen de BWP 2. Ook over de verhou­ Bovenstaande opmerkingen gelden ook ding tussen Spaak en De Man, toch een voor de hoofdstukken over de de interna­

2 Met dank aan Michel Vermote van AMSAB.

221 Bibliotheek / Bibliothèque

tionale evolutie na de Tweede Wereld­ stermijn als secretaris-generaal van de oorlog, de Europese integratie en Spaaks NAVO. Hij begon met steile verwach­ ambtstermijn als secretaris-generaal tingen, maar door de desinteresse van van de NAVO. Aanvankelijk was de ‘visie’ de Amerikanen, de toenemende me­ van Spaak op de naoorlogse Europese en ningsverschillen met het Frankrijk van mondiale verhoudingen trouwens wei­nig Charles de Gaulle en de rivaliteit tussen origineel. Hij beschouwde Groot-Brittan­ de Euro­pese lidstaten onderling kwam nië als de belangrijkste bond­­genoot en er van de grote plannen niet veel terecht. ‘ontdekte’ vanaf 1943 het stijgend­ belang Spaak haakte mentaal snel af als se­cretaris- van de VS. Er was in Londen evenmin generaal en begon zich voor te bereiden sprake van een plotse bekering tot ‘Euro­ op een terugkeer naar de Belgische­ po­ pa’, laat staan dat Spaak toen al dacht litiek. Anderzijds blijft het merkwaardig aan de latere Europese constructie. Net dat een ervaren politicus als Spaak soms als andere politici en diplomaten had de zo weinig geduld toonde en de politieke minister enige moeite om zich na 1945 aan gevoeligheden van de ver­schillende te passen aan de gewijzigde inter­nationale lidstaten zo zwaar onder­schatte. verhoudingen, en ver­toefde hij mentaal vaak nog in het in­terbellum. Spaaks De pogingen van Laken om in de zomer houding t.o.v. de Europese integratie was van 1960, in volle Kongocrisis, een zeker in het be­gin niet al­tijd rechtlijnig. zakenkabinet te vormen met Spaak en Bij de vorming van de Raad van Europa Paul Van Zeeland, zijn al bekend uit de (1949) was hij geen Europees ‘federalist’ Mémoires van Gaston Eyskens en uit De en wilde hij, ook om de Britten niet te koningen der Belgen van Jean Stengers. zeer af te schrikken, geen radicale positie In oktober van datzelfde jaar hadden de inne­men. De Europese­ bekering van Spaak eerste contacten plaats tussen Spaak en zou er pas in 1950 gekomen zijn, n.a.v. het Theo Lefèvre over de vorming van een plan-Schuman en de combinatie van “la nieuwe regering. Spaak werd in 1961 peur” (het begin van de Koreaanse oorlog) opnieuw minister van Buitenlandse Zaken, en “l’idéal” (de vor­ming van een Europees en kreeg vooral te maken met de nasleep leger, wat het begin van een echte Frans- van de Kongolese onafhanke­lijkheid. Duitse ver­zoening kon betekenen). In Europa kwam de minister herhaalde keren in botsing met Charles de Gaulle, Toch blijft de grootste verdienste van wiens visie op de Europese integratie op Spaak dat hij door zijn kordaat optreden essentiële punten verschilde van deze van in het midden van de jaren vijftig de Spaak. Men kan zich bij dit alles niet van Europese constructie redde van het de indruk ontdoen dat Spaaks terugkeer bankroet. Op langere termijn streefde naar de Belgische politiek niet bracht wat hij naar de opbouw van een ‘Atlantische hij ervan verwacht had, en dat ook deze gemeenschap’, een duurzame verbintenis episode in mineur eindigde. Spaak verliet van Europeanen en Amerikanen in een tenslotte de nationale politiek in 1966, na politieke unie. Spaak hoopte deze ambitie een nieuwe botsing met de BSP n.a.v. de te kunnen realiseren tijdens zijn ambt­ komst van de SHAPE naar België.

222 Bibliotheek / Bibliothèque

Spaaks carrière kende een wat roemloos lezer ge­con­fronteerd met een vlakke, nogal einde, en Dumoulins slotbedenkingen eendimensionele­ figuur. over de ‘gelouterde’ mens Spaak, stukken met een hoog Paris Match-gehalte, Maria De Waele versterken dit gevoel nog. Hij reisde enkele jaren als een veredelde commis-voyageur Evrard Raskin «Prinses Lilian. De vrouw die Leopold III ten voor Bell-Telephone de wereld rond. Spaak val bracht» begon ook in toenemende mate aandacht Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1998, 304 p. te besteden aan de hervorming van de Belgische instellingen, en aan de plaats De titel die Raskin voor deze biografie van Brussel in de nieuwe staatsstructuur.­ koos, zegt meteen waar hij naartoe wil : Op zijn levensavond bekeerde hij zich tot Prinses Lilian. De vrouw die Leopold III het federalisme en zocht hij toenadering ten val bracht is een lange, uiterst gede­ tot het FDF, de partij waarin zijn dochter tailleerde illustratie van de bewering dat Antoinette actief was. het huwelijk met Lilian Baels de hoofd­ oorzaak is van Leopold III’s troons­afstand. Burggraaf Etienne Davignon schrijft in Raskin is lang niet de enige die dat beweert. de inleiding dat “à toutes les époques de Hij steunt op de weten­schappelijke au- sa vie, et plus particulièrement dans le toriteit van ULB-emeritus Jean Stengers tumulte­ qui a précédé et suivi la guerre – de inleiding opent met een lang citaat de 1939-1945, son action a profondément uit diens boek De Koningen der Belgen. influencé le cours des événements”. Dat is Macht en invloed uit 1992 – en geeft zich- nog maar de vraag. Met uitzondering van zelf de opdracht om Stengers’ stelling dat de directe aanloop naar de oprichting de prinses van Retie een doorslaggevende van de EEG is Spaak in het boek veeleer rol heeft gespeeld in de Koningskwestie te een politicus die de gebeurtenissen volgt, bewijzen. De Koningskwestie­ is zowat in al om niet te zeggen ondergaat. Voor de zijn facetten uitgebreid­ bestudeerd, maar oorlog werd zijn naam geassocieerd met tot nu toe bleef de factor Lilian (onderdeel de onafhankelijkheidspolitiek, na de oor­ van Leopolds privé-leven) onderbelicht. log met de Europese integratie en, zij het Raskin brengt geen nieuwe inzichten aan niet altijd terecht, met een nogal kritiek­loos in de Belgische politieke geschiedenis. Atlantisme. Of lagen de vele zwenkingen­ Hij slaagt er wel in via minutieus bron- ook, zoals een Brits diplomaat droogjes nenonderzoek de figuur van Lilian Baels opmerkte, aan de volstrekte afwezigheid zo volledig moge­lijk (op basis van het van “politieke scrupules” of overtuigingen op dit moment beschikbare­ materiaal) bij Spaak ? Dumoulin slaagt er maar zel­den te belichten. Daar­toe contacteerde hij in Spaak tot leven te wekken. Alhoe­wel meer dan vijftig mensen en doorploegde hij de grote man omschrijft als “à la fois evenveel archief­fondsen (waarvan er een charmeur et doté de dons de comédien qui aantal tot voor kort onaangeroerd waren l’ont beaucoup servi” – en er uit andere gebleven : zoals de papieren Baels in het publicaties genoeg voorbeelden bekend abdijarchief van Orval, de memoires van zijn die dat beeld bevestigen –, wordt de Jacques Pirenne in het Algemeen Rijksar-

223 Bibliotheek / Bibliothèque

chief in Brussel en de papieren van Achille secretaris van de koning, in opdracht van van Acker in het Rijksarchief in Brugge). Leopold in september 1940 het originele Uiteraard vormde ook de pers – als weer- exemplaar van het Koninklijk Besluit over spiegeling van de felle reacties van de de afzetting van Baels ging ophalen op het publieke opinie – een rijke bron van in- ministerie van Binnenlandse Zaken. De formatie. Het resultaat is een traditionele, vorstelijke tussenkomst bleek succesvol­ : chrono­logisch opgebouwde biografie, die op 3 mei 1941 werd Hendrik Baels net een schat aan informatie bevat, maar die als alle andere provinciegouverneurs “ter door het ouderwetse taalgebruik en heel beschikking gesteld”, zodat hij op­nieuw wat overbodige expliciteringen stroef leest. zijn salaris ontving.

Lilian Baels werd in Londen geboren op De verhouding van zijn dochter met 28 november 1916 als zevende kind van Leopold redde zodoende Hendrik Baels’ het Oostendse echtpaar Hendrik Baels politieke vel. In januari 1941 kreeg de en Anna Devisscher. Hendrik Baels was ko­ninklijke relatie vaste vorm : koningin een succesvol advocaat en zakenman in Elisabeth herself liet Lilian Baels vanuit de visserij. Na de terugkeer van het gezin Anglet naar Brussel overbrengen “om uit Londen aan het eind van de Eerste haar zoon Leopold afleiding te bezorgen” Wereldoorlog maakte hij carrière als volks- (dixit Robert Capelle, p. 99). In de eerste vertegenwoordiger, minister en provin- negen hoofdstukken schetst Raskin de ciegouverneur. Het echtpaar Baels maakte achtergrond van Lilian Baels en van Leo­ ambitieuze plannen voor hun kinderen. pold III en de gebeurtenissen tot aan hun Lilian Baels liet zich al vroeg opmerken geheim kerkelijk huwelijk op 11 septem­ber door haar uitzonderlijke schoonheid en 1941. Raskin levert, zoals al eerder gezegd, intelligentie. Bij het uitbreken van de een schat aan informatie maar gaat in zijn Tweede Wereldoorlog vluchtte het gezin interpretatie af en toe uit de bocht. Baels naar het Franse Anglet. Die vlucht kostte Hendrik Baels zijn functie als pro- Bij zijn beschrijving van de karakters van vinciegouverneur. In een poging om zijn Lilian (p. 56-57) en Leopold (p. 78-79) afzetting ongedaan te maken ging hij in stelt hij zich op als historicus-alweter die, de zomer van 1940 verschillende keren op in tegenstelling tot de ‘hagiografen’, de audiëntie bij o.m. Louis Fredericq, de kabi- ware toedracht kent. Niemand zal Raskin netschef van Leopold. Hendrik Baels werd tegenspreken in zijn bewering dat Lilian daarbij vergezeld door Lilian. Volgens wat ambitieus was. Moeilijker wordt het om Raskin de “hagiografische literatuur” (J. voor wetenschappelijke waar aan te ne­ Cleeremans, Léopold III,... en R. Keyes, men dat “de eindontwikkeling van Lilians Leopold III) noemt, zou Lilian Leopold karakter begon toen ze dertien was” (door ter gelegenheid van deze audiënties haast haar verblijf in het Institut du Sacré-Coeur bij toeval hebben ontmoet. Het is evenwel in Brussel, p. 57) of dat Lilian haar cul­ veel waarschijnlijker dat de koning Lilian turele bagage zowat uitsluitend aan haar zeker sinds 1939 kende van de golfclub vader te danken had (p. 56). In de analyse in Het Zoute. Feit is dat Robert Capelle, van Leopolds karakter is Raskin gefixeerd

224 Bibliotheek / Bibliothèque

op het onderkennen van erfelijke karak­ geestelijke leiders een grote invloed op tertrekken. Hij komt tot het dubieuze hem konden verwerven” (p. 108), wat dat besluit dat Leopolds karakter geen ken­ laatste ook moge betekenen. Interessant merken vertoonde die eigen waren aan aan het gegeven van het kerkelijk huwelijk de familie van zijn moeder Elisabeth, is het feit dat het om een illegale daad gaat want, “kan men zich Leopold voorstellen (de koning zelf over­trad de grond­wet, terwijl hij een muziekinstrument bespeelt, maar schijnt daar in het licht van zijn ver­broedert met een anarchist of een mar­ autoriaire staatsideeën weinig moeite mee gi­nale denker, of in een safaripak over de te hebben) en dat het burgerlijk huwelijk Brusselse Grote Markt stapt” ? (p. 79). bewust werd uit­ge­steld. Redenen daarvoor Raskin vindt het ook nodig om de lezer waren de ge­heim­houding – Leopold wist in te lichten over de toegankelijkheid dat het bekendmaken­ van het nieuws van be­paalde bronnen. Het lijkt alsof hij grote op­schudding zou verwekken –, de ons wil overtuigen van de degelijkheid vraag of het wel kon dat Lilian de titel van van zijn heuristiek. Dit soort technische koningin zou voeren, Lilians gebrek aan explicite­ ­ringen (zoals over de memoires adellijk bloed en -het grootste probleem- van se­cre­taris Robert Capelle, p. 94) storen het sta­tuut van de zonen (en hun recht het verhaal en horen thuis in de voetnoten. op de troon) die uit het huwelijk zouden Een degelijke eindredactie had veel goed voort­komen. gemaakt. Mogelijk rekende Leopold op een Duitse De hoofdstukken over de periode vanaf overwinning met een herinrichting van de het kerkelijk huwelijk tot aan het eind Belgische staat op autoritaire leest, zo­dat van de koningskwestie in 1950 zijn prima hijzelf een regeling zou kunnen treffen. gedocumenteerd en bevatten veel minder De sympathie die Leopold én Lilian voor gratuite speculaties. het nazi-regime voelden, blijkt al van bij het prille begin van hun huwelijk: zo vo- Op 11 september 1941 trouwden Leopold ert de huwelijksreis hen naar Oostenrijk en Lilian in het grootste geheim in de kapel –officieel voor een operatie aan Leopolds van het paleis van Laken. Alleen Kardinaal kaak – waar ze in Wenen logeerden bij een Van Roey, die het huwelijk inzegende, oude bekende van Lilian, de notoire nazi en de naaste familieleden waren op de Karl Kühn. Zowat drie maanden na het hoogte. Raskin haalt bij monde van Hen- kerkelijk huwelijk vond, veel sneller dan drik De Man drie redenen aan voor dit oorspronkelijk gepland, het burgerlijk­ huwelijk: de “uitgesproken seksualiteit” huwelijk plaats omdat Lilian zwanger van Leopold waardoor hij niet kon weer­ bleek. De aankondiging van het burgerlijk staan aan de fysieke aantrekkings­kracht huwelijk aan de bevolking via Kardinaal die Lilian Baels op hem uitoefende, de Van Roey op 7 december 1941 lokte een druk die kardinaal Van Roey op Leopold stroom negatieve reacties uit. De popu- uitoefende om “zijn privé-leven in gods­ lariteit van Leopold, ‘krijgsge­vangene’ dienstig-moreel opzicht te regu­lariseren” en ‘ontroostbare weduwnaar’ daalde tot en de aanwezigheid bij Leopold van “een onder het nulpunt. Opvallend daarbij is mystieke sentimentaliteit waar­door zijn dat zelfs aan socialistische zijde het argu-

225 Bibliotheek / Bibliothèque

ment werd gebruikt dat het niet kon dat verantwoordelijk is voor de “ondergang” de koning met een burgermeisje trouwde. van Leopold. Zo is er het verhaal dat Lil- Het feit dat Lilian de titel van ‘prinses de ian Louis Fredericq, lid van de Bel­gische Réthy’ kreeg, de naam die wijlen koningin delegatie, ontving buiten mede­weten van Astrid gebruikte als ze incognito reisde, haar man. Zij nam achter de schermen strooide extra zout in de publieke wonde. actief deel aan de besprekingen en verzette zich met hand en tand tegen Leopolds Positieve reacties kwamen er uit traditio­ abdicatie en tegen een terugkeer van de neel katholieke, koningsgezinde milieus en koning zonder haar. Haar invloed gold van Hitler, die het toejuichte dat Leopold blijkbaar vooral ‘s nachts; zo ver­klaarde huwde met “een meisje uit het eigen volk” Van Acker : “Iedere avond was hij geneigd (p. 128). Tussen december 1941 en juni te abdiceren, iedere morgen was hij van 1944 beleefden Leopold en Lilian samen mening veranderd” (p. 190). Zonder te met de kinderen een relatief zorgeloze tijd willen ontkennen dat Lilian een bijzondere op het kasteel van Laken. Enkele maanden impact had op Leopold, mogen we niet voor het einde van de oorlog, op 7 juni vergeten dat hij de politiek patstelling 1944, werd Leopold – zoals verwacht – vooral aan zichzelf te danken had. Het was gede­porteerd naar Duitsland. Hoewel Leopold zelf die er, ook na de bevrijding, Lilian pro forma verzet aantekende tegen op stond dat de regering zich publiekelijk het Führerbefehl werd ook zij, samen met zou verontschuldigen. Een troonsafstand, de kinderen, naar Hirschtein overge­bracht. vroeg of laat, zou in geen geval eerherstel In het voorjaar van 1945 verhuis­de het betekend hebben. En was hij het niet gezin naar het Oostenrijkse . Na de die het voor de democratie bedreigende bevrijding van België en van de ko­ninklijke politieke testament had geschreven en familie door de geallieerden op 8 mei 1945 die ervan uitging dat de Duitsers militair was het verre van duidelijk of Leopold naar te sterk waren ? Brussel zou terugkeren. Leopolds ‘politiek testament’, waarin hij zijn ideeën over een In oktober 1945 – nog steeds in afwach­ autoritair bewind voor België uiteenzette, ting van een oplossing voor de Konings­ en de daaruit voortvloeiende wrijvingen kwestie – trok het gezin naar het Zwitserse met het kabinet­ in Londen maakten dat Prégny, waar ze hun intrek namen in een onmogelijk. De besprekingen over zijn luxueuze villa aan het meer van Genève. terugkeer op de troon die in Strobl werden De gebeurtenissen raakten in een stroom­ gevoerd met vooraanstaande politici versnelling na de vervroegde parlements­ (Achille Van Acker reisde in mei-juli 1945 verkiezingen van 26 juni 1949, waarbij niet minder dan vier keer naar Oostenrijk) de CVP opnieuw vooruitgang boekte. De sleepten aan en leverden uiteindelijk geen besprekingen in Prégny met de delegatie resultaten­ op. van de Belgische regering verliepen stroef. Lilian bemoeide zich, volgens Raskin, Raskin focust in het hoofdstuk over die net als in Strobl, te veel met de politieke eerste gesprekken op de rol van Lilian en toekomst van haar echtgenoot. Ze bleek beschouwt haar bemoeienis blijkbaar als wel bereid om openlijk afstand te doen van het ultieme bewijs voor de stelling dat zij de titel van koningin om Leopolds terug-

226 Bibliotheek / Bibliothèque

keer mogelijk te maken. Na de min of meer Lode Wils positieve uitslag van het referendum van «De Messias van Vlaanderen. Frans Van Cauwelaert 1880-1910» 12 maart 1950, keerde Leopold voor even Antwerpen/Baarn, Hadewijch, 1998, 180 p. terug op de troon. Lilian bleef in Prégny. Na enkele dagen bleek de toestand on- De auteur heeft het eerst over de prilste houdbaar : er restte Leopold niets anders jeugd van zijn protagonist, afkomstig uit dan troonsafstand te doen ten voordele een familie van dorpsnotabelen in O.-L.- van zijn oudste zoon Boudewijn. Raskin V.-Lombeek. In 1882 werd hij naar het besteed in het voor­laatste hoofdstuk nog kleinseminarie van Hoogstraten gestuurd,­ even aandacht aan de dagboekfragmenten dat zoals normaal conservatief religieus van Achille Van Acker, gepubliceerd in was en waar in hoofdzaak Frans gesproken De Standaard Magazine van 3 april 1998, werd. Bij een aantal leerlingen, waaronder waarin wordt gesuggereerd dat Boudewijn de jonge Van Cauwelaert (verder FVC), en Lilian een affaire hadden. Raskin noemt groeide echter een Vlaams­gezinde reflex het in de titel “een sterk verhaal”, maar die volgens Wils op oog­luikende instem- geeft toe dat ook andere bronnen als ming van de semina­rie­overheid kon rek- persfoto’s, berichten in de buitenlandse enen. Hoofdzaak in het seminarie bleef pers en de getuigenis van echter de godsdienstige indoctrinatie.Toch in dezelfde richting wijzen. Lilians verhaal koos Frans niet voor het priesterschap. eindigt wanneer haar politieke rol bij de Hij wilde hoogleraar worden en ging in ‘ver­banning’ naar Argenteuil definitief is 1899 in Leuven stude­ren aan het Institut uitgespeeld. supérieur de Philo­sophie, geleid door de latere kardinaal Mercier die – wat toen Evrard Raskin heeft, ondanks de sti­ in Leuven blijkbaar niet evident was – listische mankementen, een boeiende en een wetenschappelijk denkcentrum voor behoorlijk volledige biografie van Lilian de wereldkerk wilde opbouwen. Na de geschreven. De prinses de Réthy zelf heeft Thomistische wijsbe­geerte studeerde FVC uiteindelijk niet willen meewerken aan vanaf 1902 ge­neeskunde. Raskins biografie en het is zeer de vraag of ze zich ooit zal laten interviewen. Maar het was vooral in de Vlaamse studen- Haar toekomstige biografen kunnen zich tenbeweging dat hij zich zou manifesteren. alleszins verheugen op het doorploegen Wils volgt zijn stappen in de Sociale Stud- van de nu ontoegankelijke handgeschre­ ­ iekring en Met Tijd en Vlijt; belangrijker ven notities van koningin Elisabeth uit de was dat hij secretaris werd van het Vlaams oorlogsjaren, de papieren Van Roey in het verbond van het Alge­meen Studenten- aartsbisschoppelijk archief in Meche­len verbond en de stuwende kracht achter de en de verslagen van de ministerraad uit flamingantistische scho­lierenwerking. Hij de periode 1944-1960. Alles is nog niet begon ook meer en meer op te duiken als gezegd. spreker. Kortom, in 1902-1903 verwierf Marij Preneel FVC volgens de auteur een vaste plaats op het nationale flamingantisch forum. Hier stelt Wils zich terecht de vraag of de Vlaamse Beweging voor de jonge

227 Bibliotheek / Bibliothèque

studentenleider al dan niet méér was dan Hoe dan ook was FVC (anders dan H.J. een klerikaal middel om het volk te ker- Elias ooit beweerde, zegt Wils) bezig met stenen. Puttend uit zijn eigen Van Clovis de opbouw van een flamingantische poli- tot Happart brengt de auteur nog even de tieke macht, een streven dat – en Wils wijst 19e eeuwse context in herin­nering, waarin er ten overloede op – perfect paste in zijn taalstrijd ideologische strijd was en de eigen politieke carrièreplanning. Daarin Vlaamse Beweging met de beginnende paste ook het veroveren van een leerstoel, arbeidersbeweging in het levensbeschou- maar daarvoor zou hij met tussenpozen welijke spanningsveld terecht kwam, van 1905 tot 1910 in het buitenland waarbij de eerste meer en meer opgesloten moeten verblijven. Uit de tweede helft raakte in de klerikale wereld. FVC ging op van het boek blijkt hoe onverdraaglijk de politieke toer net toen door de evenre- FVC dat vond, want het hield de 24-ja- dige zetelver­deling Vlaamse liberalen rige af van zijn levensdoel : “de politieke én socialisten in het parlement raakten, zowel als de morele leider te worden van antiklerika­len dus, die een einde maakten katholiek Vlaanderen”. Eerst kwam het er aan de Vlaamse katholieke meerderheid. nu echter op aan benoemd te worden aan “Een ramp voor de taalstrijd”, aldus Wils… de (katholieke) universiteit van Fribourg (Zwitserland) waar men een leerling van In dat kader sprak de studentenleider Mercier zocht. Maar eerst moest nog een weliswaar aanvankelijk nog als een col- doctoraat thomistische filosofie behaald legedirecteur, maar begon zich al vlug worden; materiaal ervoor zou FVC vinden handig – “listig” meent Wils – te bewegen tijdens een studieverblijf­ te Leipzig. De in het spanningsveld tussen scholieren­ wonderboy kreeg een indrukwekkend af- beweging en politiek (die de bisschoppen scheid; Wils zegt niet met zoveel woorden niet aanstond), en tussen katholieke en dat hij Vlaan­deren veilig moest stellen. In neutrale Vlaamse Beweging. Er was dus september 1905 was hij al een eerste keer onmiskenbaar sprake van een ideolo­gische terug voor het Vlaams Katholiek Congres verruiming bij FVC en andere ‘Leuvenaars’ te Lier waar hij volgens de auteur defini- die de auteur vooral toeschrijft­ aan de in- tief doorbrak in katholiek Vlaaderen. In vloed van Julius Mac Leod. Het hoeft dan Leipzig en in München bleef hij zich ook niet echt te verwonderen dat FVC bij intensief met Vlaanderen bezighouden de strijd voor de vernederlandsing van de terwijl hij tegelijkertijd – Wils benadrukt universiteit Gent en van het middelbaar dat meer dan eens – zijn trukendoos onderwijs (wetsvoorstel Coremans, vanaf bovenhaalde om maar zo vlug mogelijk 1901), de medewerking van vrijzinnigen (zonder doctoraat !) benoemd te worden niet uit­sloot en ook principieel een aantal in Fribourg. Daarbij rekende hij op de katholieke­ politici en de bisschoppen tegen steun van Mercier, die pas aartsbisschop de haren instreek. Formeel echter stelde geworden was. Begin 1907 zou het ein- ‘listige Frans’ eind 1904 dat wanneer ze­ delijk lukken… kere Vlaamse belangen schade zouden kun­nen berokkenen aan de godsdienstige Was er een verband met de ambigue houd- belangen, de taaleisen verdaagd zouden ing van FVC in het debat over de taalre- worden. geling in het vrij middelbaar onderwijs ?

228 Bibliotheek / Bibliothèque

In elk geval maakt de auteur duidelijk 29-jarige aan het parlement te denken… dat FVC “de opschorting van de strijd en vatte rechtenstudies aan. De manier (voor een substantiële verneder­landsing) waarop het wetsvoorstel-Coremans door predikte zoals Mercier het wenste”. Ook het “huidige parlementarisme” (citaat van tegen de beruchte instructies van de FVC) uitgehold was en de formele Vlaamse bisschoppen van september 1906, waarin overwinning met de wet Segers-Franck o.a. een katholieke Vlaamse universiteit van 1910 (volgens Wils eigenlijk een ver- principieel werd uitgesloten, ging FVC niet slechtering in vergelijking met de wet van rechtstreeks in, maar “door platte broodjes 1883) speelden daar ook een rol in. En te bakken” lukte het hem er Nederlandse nu ging het vlugger dan verwacht : voor (universitaire) vakantie­cursussen voor de verkiezingen van 1910 kwam Edward leraars door te krijgen. Toch werd zijn Coremans onverwacht niet meer op voor houding hem door vele flaminganten de Meetingpartij en werd hij vervangen niet in dank afgenomen. Wils neemt hier door FVC. Deze wierp zich nu met verdub- wat emotioneel de verdediging van zijn belde ijver in de strijd om een Vlaamse protagonist op zich : die kreeg toch het hogeschool. Meer en meer mikte hij ook haalbare erdoor terwijl het “steeds weer op het leiderschap van de héle Vlaamse Be- de roepers zijn die de strijd bemoeilijken”. weging. De auteur wijst hierop een zekere discrepantie : FVC was toch “een product Ondertussen begon het verblijf in het van het klerikale flamingantische­ milieu” buitenland steeds zwaarder te wegen. die ondanks bepaalde “modernistische” Tevergeefs – Mercier was niet meer zo sympathieën “conservatief­ gestempeld” toeschietelijk – zou FVC nu proberen bleef. Vooruitblikkend, en als besluit, stelt een leerstoel in België te bemachtigen. Wils dat het weliswaar FVC’s verdienste Maar terwijl sommigen afgaven op “de was dat hij een open politieke samenwerk- man van valse gematigdheid” werd bij de ing met anderen niet schuwde, maar veel enthou­siastelingen de roep om een Mes- meer nog kon hij energieën mobiliseren sias steeds luider. Terwijl de taalkwestie als pleitbezorger van de verbinding van in het onderwijs opnieuw opflakkerde, de Vlaamse Beweging met de christelijke besloot FVC begin 1909 om op het einde bewegingen. Dàt zou hem later toelaten van het jaar definitief naar Vlaanderen de taalstrijd tot de overwinning te voeren. terug te keren. Weer begon hij zich in allerlei bochten te wringen om ditmaal in In dit boek voelt men duidelijk de ap­pre­ België als hoogleraar benoemd te worden, ciatie van de auteur voor zijn hoofdfiguur. hoewel alsnog zonder veel wetenschap­ Het is echter lang geen hagiografie ge­ pelijke verdiensten. Niet ongewoon in het worden en meer dan eens komt de “Mes- Leuven van toen, waar het kweken van sias van Vlaanderen” er niet zo schit­terend vrome beoefenaars van hogere beroepen uit. Maar diens pragmatisme leidde tot voorrang kreeg op de wetenschap, aldus successen. Is dat voldoende om meer rech- Wils. Als dat voor FVC niet ging, was dat tlijnige katholieke flaminganten eigenlijk dus wel degelijk om zijn Vlaamsgezinde als onnozele halzen voor te stellen ? Ook activiteit, stelt de auteur. Nu “zijn baan enkele andere vragen blijven : werd FVC gebroken was” (dixit FVC !) begon de nooit geplaagd door twijfels ? Kon niet wat

229 Bibliotheek / Bibliothèque

dieper worden ingegaan op het waarom breuklijnlectuur die J.-M. Klinkenberg van van diens charismatisch leiderschap ? Ook de “Légende” maakte. De levensbeschou- werd mij toch niet helemaal duidelijk of welijke en sociale con­flictassen komen aan in de besproken periode de politieke dan bod, maar de natio­nale tegenstelling inter- wel de “kerste­nende” Vlaamsgezindheid esseert Beyen het meest. Voor hem is De bij FVC de voorrang kreeg. Coster in zijn Uilenspiegel een ‘patriot die het Belgische vaderland mythisch trachtte Hoe dan ook is het boek, afgezien van te funderen door een beroep op het oude interpretatieverschillen, wellicht de defi­ Vlaanderen” te doen. M.a.w. Vlaanderen nitieve wetenschappelijke biografie van was hier het “symbolische superlatief” FVC’s jeugdjaren geworden, die diens van België. persoonlijke en politieke Werdegang en de algemene context tot een boeiende en goed Na de “Légende” begon een langzame leesbare synthese maakt. Voor wan­neer het en min of meer spontane mutatie van vervolg op deze vlegeljaren van Frans Van de Uilenspiegel-figuur die hem vanaf de Cauwelaert ? eeuwwisseling ook bruikbaar maakte in een “echte” Vlaamse context. Auctor (de Dirk Martin katholiek Jan Bruylants) vormde Uilen­ spiegel om tot een strijder voor Outer en Heerd in de Boerenkrijgepisode, maar II. Histoire culturelle / Beyen benadrukt – en dat zal een van de Culturele geschiedenis hoofdpunten van zijn betoog vormen – dat de narratieve structuur, het schema Marnix Beyen van De Coster bewaard bleef : politisering­ «Held voor alle werk. De vele gedaanten van Tijl en heroïsering. Uilenspiegel» Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1998, 159 p. Beyen karakteriseert de vroege Vlaamse Beweging hier trouwens in het spoor van Beyen poogt in dit boek vooral een ant- M. Reynebeau als een beweging die de woord te geven op de vraag hoe de figuren verdediging van de volkstaal beschouw­de uit De Costers “Légende d’Ulen­spiegel”, dat als een element van een bredere strijd tegen tot stand kwam in een liberaal, Franstalig de moderne, seculariserende tendensen­ Belgisch-patriottisch en anti­klerikaal die vooral uit Frankrijk kwamen. Of dat milieu, zonder veel problemen konden voor de (onderschatte !) liberale tak van uitgroeien tot populaire sym­bolen in het de Vlaamse Beweging ook het geval was, is katholieke en Vlaams-nationalistische maar de vraag. Hoewel de vergelijking niet discours. helemaal opgaat, kan men hier bv. wijzen op de liberaal-progressieve recuperatie Eerst situeert hij de progressief liberale De van een andere mythische volksfiguur, nl. Coster in de “on-Franse” context van een Lange Wapper. Rond dezelfde periode als België dat bevreesd was voor het imperial- Auctor publi­ceerde de Antwerpse liberale isme van Napoleon III en gaat hij in op de publicist Constant De Kinder zijn De

230 Bibliotheek / Bibliothèque

hoed van den Langen Wapper 3 waarin de “Belgische” Uilenspiegel, die verder bleef magi­sche Lange Wapper-figuur die in het leven, aan het “ras” gekoppeld 4, maar oor­spronkelijke volksverhaal de mensen Beyen maakt overtuigend duidelijk dat soms letterlijk de duivel aandoet, om­ de Vlaams-nationalistische Tijl fascis­toïde gestileerd wordt tot het medium waar­door en antisemitische trekken begon te ver- de moderne mens van 1900 met eigen tonen. Geen wonder overigens dat in die ogen kan aanschouwen hoe het katholieke anti-moderne context de figuur van Nele obscurantisme de vooruitgang­ in de 16e volgens Beyen “eerder en vollediger” dan eeuw poogde af te blokken.­ Tijl in de Vlaams-nationalistische canon kon geïntegreerd worden. Nog een aspect Wat er ook van zij, de Vlaamse katholieke van dat reactionaire : Uilenspiegel werd in recuperatie van Uilenspiegel vóór 1914 de dertiger jaren meer en meer “gedehu- was, aldus Beyen, nog steeds niet tegen moriseerd” ten voordele van de zgn. “gulle de Franstalige Belgen gericht, maar wel Vlaamse lach”. Dat Tijl ook ter linkerzijde tegen de Fransen uit het Frankrijk van opdook, woog overigens tijdens het in- de revolutie. De verzuilde Uilenspiegel terbellum niet op t.o.v. zijn “proliferatie” van voor de Eerste Wereldoorlog zou in in de rechtse katholieke vleugel van de een activistische context die het cultuur­ Vlaamse Beweging. Beyen merkt daarbij flamingantisme achter zich liet en waarin op dat Tijl in die linkse context trouwens de Vlaamse politieke eisen boven de lev- zelden een revolu­tionaire boodschap ensbeschouwelijke geschillen kwamen te verkondigde. Meer dan symbool was hij staan, de Uilenspiegel worden van vrijzin- hier icoon, en trad hoogstens op als leutige nigen én katholieken. De “Légende” werd fascistenjager (daarbij eerder verwijzend een “nationaal manifest” en Uilen­spiegel naar het volksverhaal van vóór De Coster). een Vlaams-nationalistische Tijl. Beyen wijst er anderzijds op dat in 1914-1918 Tijdens de oorlogsperiode werd het een nieuwe Belgische patriottische Uilen- Uilenspiegel-motief nog populairder, spiegel ontstond die in Franstalige maar en dit binnen de “meest antagonistische ook in Vlaamse kringen het verzet tegen politieke vertogen”. Er was een nationaal- Duitsland symboliseerde. socialistische lezing, een Vlaams-natio­ nalistische, er was de Tijl van het verzet Met de opvoering van Anton Van De (ook het rechtse verzet), degene die door Veldes nieuwe “Tijl” in 1926 ging de de Belgen in Londen gebruikt werd, er katholieke recuperatie van Uilenspiegel was de guitige “Tijl tegen den Mof”… en nog een stapje verder. Ondanks het mo­ er was de commerciële Tijl (een neutrale derne kleedje van het toneelstuk ging het heruitgave van De Coster haalde hoge in wezen om een anti-Belgische en vooral oplagen). Na de bezetting, aldus Beyen, reactionaire Tijl. Weliswaar werd ook de ging Uilenspiegel voor een paar jaar on­

3 Antwerpen, Opdebeek, s.d. (1899 ?). 4 Beyen had nog kunnen verwijzen naar Thyl et la Race van Maurice Gauchez (Brussel, La Renaissance d’Occident, 1927).

231 Bibliotheek / Bibliothèque

dergronds in het Vlaamse anti-repressie- nationalistisch spreken – over het ver­leden milieu maar kwam via en dankzij een kenmerkte” en waarbij het specifiek- bijzondere “katholieke fase”(scouts, historische, het contingente eigenlijk werd Katholieke Landelijke Jeugd enz.) weer in weggemoffeld ten voordele van het “eeu- het gewone Vlaams-nationalisme terecht. wige”, het Vlaamse “wezen” als dusdanig.­ Parallel met de verwezenlijking van een Dat “asse van Claes”-motief, de trouw aan aantal Vlaamse eisen verdween hij vanaf de voorouders, was trouwens kenmerkend de jaren ’60 echter naar de marges van voor het anti-moderne reactionaire kli- dit discours. Beyen wijst er overigens op maat van de jaren ’30. dat de breuklijnen binnen het Belgische politieke landschap zelfs in die “katho­ Waarom beschikt Tijl dan vandaag, nu lieke” naoorlog beletten dat Uilenspiegel precies een kloof lijkt gegroeid tussen door één strekking gemonopoliseerd werd. heden en verleden, nog steeds over een Integendeel, de “Belgische” Uilenspiegel­ relatief hoog herkenningsgehalte ? Vol­ kreeg een (voor een stuk literaire) “tweede gens Beyen heeft dat te maken met een adem”, gepaard aan kritieken over de re- krachtige literaire en folkloristische tra- cuperatie van zijn “geuzen­trom­mel door ditie en een moderne “tijdloze” – wat iets de Vlaamse Militanten Orde” (L. Dupont anders is dan “eeuwige” – lezing van de in 1968). Tijdens de zestiger jaren ontwik- Uilenspiegel-figuur. kelde zich ook nog een nieuwe rebelse, gauchistische Uilenspiegel. Voor wie het tenslotte niet begrepen had, toont de auteur in het nawoord nog eens In een volgens Beyen meer en meer zijn blote kont aan de De Coster-ver- gedemocratiseerd en ontzuild politiek eerders. Van een Vlaams-nationalis­tisch en landschap werd en wordt Uilenspiegel katholiek “misbruik” van het Uilenspiegel- tenslotte echter quasi definitief een object motief kan geen sprake zijn vermits de voor “verzamelaars, antiquaren en andere “Légende” van De Coster “fundamenteel liefhebbers”. Deze “secularisering” ver­ een aantal romantische, anti-moderne klaart de auteur met wat hij noemt een elementen [bevatte], die een sterk re- wereld waarin “de levensbeschouwingen actionair potentieel in zich droegen”. hun karakter van dogma’s hebben ver- Beyen had het over het misprijzen­ van het loren”. specifiek-historische. Begaat hij hier zelf die fout niet ? Of wil hij beweren dat de In zijn besluit vat Beyen nog even het “Légende” in de specifieke­ context van de analyserooster van zijn zoektocht naar jaren 1870 in België een reactionair boek Uilenspiegel – de Uilenspiegel van De was ? Kan een pro­gressief motief echt niet Coster ! – samen : een verklaring zoeken gedenatureerd worden, zoals het “Front voor diens succes in het Vlaams-natio­ National” van het linkse Franse verzet door nalistisch discours. Zijn hypothese: Ui- Le Pen werd “gestolen” ? En als er dan toch lenspiegel droeg in zich “die combinatie geen sprake zou zijn van “misbruik” van de van historiciteit en anti-historiciteit die “Légende”, kan dan ook niet de troublante het romantisch–nationalistisch spreken vraag gesteld worden of het onmiskenbaar – en in zeer sterke mate ook het Vlaams- progressief element ervan niet ergens in

232 Bibliotheek / Bibliothèque

het Vlaams-nationalistische discours is développé : délaissant l’histoire ‘galerie’ doorgedrongen ? consistant à décrire de façon quelque peu encyclopédique et linéaire les idées Ondanks de dikwijls bijzonder over­ et les pratiques des ‘grands pédagogues’, tuigende analyse van Beyen, is het laatste Depaepe opte pour une histoire sociale et woord hier dus wellicht nog niet gezegd. culturelle de la pédagogie; ce qu’il appelle plus communément la “pédagogisation” Dirk Martin (Pädagogisierung en allemand) de la société. Il s’agit désormais pour l’historien

Marc Depaepe d’étudier l’influence croissante de la «De pedagogisering achterna. Aanzet tot een pédagogie dans la vie quotidienne des genealogie van de pedagogische mentaliteit in de enfants et des adolescents, en se livrant voorbije 250 jaar» à une véritable enquête anthropologique Louvain/Amersfoort, Acco, 1998, 285 p. et ethnologique du ‘fait éducatif’. Ainsi, le Le livre de Marc Depaepe fait partie chercheur est notamment convié à étudier, de ces ouvrages qui interpellent, dé­ outre le phénomène de scolari­sation con­certent et qui, une fois lus et relus, graduelle de la société en tant que telle, ne laissent pas indifférent. Et cela non l’éducation familiale, les mouve­ments seulement parce que cette étude, qui de jeunesse, la littérature enfantine, les peut être utilisée comme un véritable ‘cultures jeunes’, etc. manuel, offre une synthèse claire, récente et complète sur l’histoire du mouvement Contrairement au paradigme moder­niste pédagogique de 1740 à nos jours, mais qui insiste invariablement sur les progrès surtout parce que cette histoire comporte continus d’une école et d’une pédagogie une dimension sociale et culturelle fort devenant de plus en plus ‘libératrices’, intéressante. A ce titre, l’étude de M. l’auteur, fort influencé en cela par Michel Depaepe renverse certains a priori de Foucault, conçoit l’histoire de la ‘mentalité départ, soulève de nouvelles interro­ pédagogique’ en termes de permanences gations, ouvre de nouvelles perspectives ! et de changements, de continuités et de discontinuités, de structures et de Rappelons tout d’abord que cet ouvrage, ruptures. Cela n’empêche toutefois pas issu d’un cours donné au sein de la section M. Depaepe de dégager, au-delà des Histoire de la Pédagogie de la KUL, est événements accidentels, une ‘grammaire’ le fruit de 20 ans de recherches menées de la pédagogisation, sorte de structure principalement par l’auteur dans le presque immuable, principalement­ basée domaine de l’histoire de l’enseignement sur l’‘infantilisation’, sur la relation et de la pédagogie. Aussi, retrouve-t-on d’autorité, sur la so­cialisation aux dans cette étude la clarté didactique du normes dominantes et, surtout, sur professeur et la maîtrise scientifique du cette tension dialectique incessante entre chercheur. l’élargissement de l’autonomie indivi­ duelle et le ren­for­cement de la contrainte D’emblée, M. Depaepe inscrit ses re­ collective qui traverse tout le mouvement cherches dans un cadre conceptuel assez pédagogi­que depuis le XVIIIe siècle jusqu’à

233 Bibliotheek / Bibliothèque

notre questionnement post-moderniste. l’instruction : l’instruction, basée sur les Enfin, cette histoire de la pédagogisa­ lumières de la raison, doit émanciper tion graduelle de la société, qui se déploie l’individu, ouvrir la voie à l’autonomie dans la longue durée, est étudiée en du sujet pensant (Kant); l’éducation est corrélation étroite avec d’autres processus également conçue comme un instrument culturels tels que la mo­dernisation, la de mobilité (Condorcet) ou de repro­ civilisation (Elias), la disciplinarisation duction sociale (Destutt de Tracy); enfin, et la normalisation (Foucault) des com­ l’éducation doit permettre l’auto- portements et des conduites. développement de l’humanité comme sujet de l’histoire (Hegel). Sur le plan plus Muni de cette véritable grille conceptuelle, proprement pédagogique, M. Depaepe, Depaepe découpe son histoire de la certes, démontre que le projet éducatif ‘généalogie de la mentalité pédagogique’ d’auteurs comme Rousseau, Fröbel et en trois grandes périodes, renfermant Pestalozzi consiste à libérer les dons innés chacune leurs contradictions propres : de l’enfant, à laisser s’éclore la véritable la période romantique et des Lumières nature de l’individu, par un recours (1750-1840), celle du capitalisme, du constant à un enseignement attractif, libéralisme et de la ‘démocratie bour­ pratique et adapté à l’âge de l’élève. geoise’ (1840-1914), enfin, celle s’étalant Néanmoins, la relation pédagogique de l’hégémonie à la disparition pro­ reste, en partie encore chez ces ‘grands gressive des ‘grandes idéologies’ (de 1914 pédagogues’, basée sur l’infantilisation, à nos jours). Ces trois grands ‘temps la moralisation, la disciplinarisation et pédagogiques’ sont traités de la même l’inculcation des normes dominantes. façon par l’auteur, qui les aborde du C’est ce modèle éducatif qui, à l’époque, général au particulier, de l’exposé des est pratiqué dans les écoles et dans toutes discours théoriques à l’analyse de la les autres formes de pédagogisation de la réalité vécue au quotidien. Ainsi, après société (dans les familles, les mouvements avoir replacé chaque période dans son de jeunesse, la littérature enfantine, etc.). contexte socio-culturel, il passe en re­ Bref, le siècle de l’Aufklärung entend vue les différentes idées et pratiques former des citoyens peut-être autonomes pédagogiques de l’époque, pour aboutir et responsables, mais respectant surtout au développement du ‘cas’ belge. le nouvel ordre social qui, peu à peu, se substitue à l’Ancien Régime ! La pédagogisation de la société trouve son origine dans les processus de moder­ Au cours de la période allant de 1840 à nisation et de civilisation qui caractérisent 1914, le processus de pédagogisation se l’époque des Lumières et du romantisme poursuit dans un contexte socio-culturel (1750-1840). Ce phénomène de moder­ dominé par la bourgeoisie, mais con­ nisation, œuvre de la bourgeoisie qui naissant néanmoins à l’approche de la s’efforce d’occuper le pouvoir depuis Première Guerre mondiale un lent phé­ la révolution française, poursuit essen­ nomène de démocratisation : extension tiellement une triple finalité philosophique du droit de vote, premières lois sociales, dans les domaines de l’éducation et de généralisation de l’instruction pour tous,

234 Bibliotheek / Bibliothèque

etc. Certains pédagogues dits ‘réforma­ Dans la pratique, l’éducation et l’ensei­ teurs’ participent également à ce mou­ gnement ont surtout joué un rôle de vement de fond en se faisant les apôtres domination et de contrôle social, en d’une ‘éducation nouvelle’, centrée sur inculquant aux élèves, par la contrain­ les besoins vrais de l’élève (Pädagogik te, la discipline et l’autorité, l’ensemble vom kind aus), capable d’(auto)épanouir des règles, des normes et des croyances de façon harmonieuse toutes les facultés constituant la substantialité de la culture de l’individu par l’emploi de méthodes dominante de l’époque (obéissance, actives, adaptées aux rythmes de crois­ sobriété, hygiène, etc.) : la littérature en­ sance de l’enfant. Effectivement, la psy­ fantine diffuse une morale conformiste et chologie expérimentale tente d’apporter rigoriste; les jouets préparent les enfants à la fin du XIXe siècle une légitimité issus des milieux aisés à assumer des scientifique à cette pédagogie dite ‘nou­ postes à responsabilité; les mouvements velle’, notamment en démontrant les de jeunesse et l’école s’emploient à faire différents stades de l’évolution psycho- accepter, à faire aimer même, l’ordre social, physiologique de l’enfant. Cette meilleure etc. Dans ce contexte, Depaepe démontre connaissance de l’enfant permet à ces que les réformes pédagogiques menées par ‘réformateurs’, non pas de changer l’ordre les élites – croyantes ou non – pour ouvrir établi – sauf pour les commu­nistes, les l’école sur la vie réelle (de school voor het socialistes et les anarchistes –, mais de leven) consistaient en fait à améliorer mieux intégrer la population au sein de la finalité moralisatrice de l’institution la ‘démocratie bourgeoise’ de l’époque scolaire. Cependant, en résistance à cette (burgelijke democratie), de pratiquer ce emprise croissante de la pédagogisation que M. Depaepe appelle une socialisation dans leur vie, certains jeunes développent adaptée (aangepaste socia­lisatie). Ainsi une ‘contre-culture’. la pédagogie de Georg Kerschensteiner consiste à former des ouvriers qualifiés au Dans la dernière partie de son ouvrage, service de l’empire allemand, celle de John M. Depaepe étudie le processus de péda­ Dewey à préparer les élèves à l’‘american gogisation de la société, de sa massifica­ way of live’, celle d’Ovide Decroly à intégrer tion au cours de l’entre-deux-guerres les ‘anormaux’ au sein de la société, etc. à sa remise en cause actuelle, dans un Poursuivant sa quête de déconstruction contexte évoluant de la mobilisation du mythe réformiste, Depaepe souligne de masse à la consommation de masse, également que ce courant dit de l’‘école du rigorisme contraignant des normes nouvelle’ ne doit pas tellement se lire en morales et du pouvoir ‘sacrificiel’ des rupture avec le passé pédagogique, mais ‘grandes idéologies’ concurrentes, au bien plutôt en continuité avec celui-ci. doute post-moderniste, à la perte de Enfin, l’auteur se demande si l’éducation repères et au repli sur la sphère privée ‘expérimentale’ a réellement profité aux caractérisant notre société contempo­raine. élèves ou … plutôt à la reconnaissance Toutes ces mutations ont également affecté professionnelle des pédagogues eux- les domaines de la culture, de l’éducation mêmes ? et de l’enseignement.

235 Bibliotheek / Bibliothèque

Bien que ces évolutions soient perceptibles sement de l’autonomie individuelle, d’une dans le long terme, l’auteur nous rappelle abolition de la frontière entre adultes et cependant que la période allant de 1914 enfants, d’une éducation antiautoritaire, à nos jours est surtout marquée par une etc. Dans les années 1970, certains auteurs opposition constante, tant au niveau des (Freire et Illich) iront même jusqu’à idées que des pratiques pédagogiques, plaider en faveur d’une suppression de entre une éducation ‘dirigiste’ (füren) la pédagogisation de la société. L’auteur et ‘libérale’ (wachsenlassen), entre une se demande alors si ces années 60-70 sujétion et une libération de l’individu. mar­quent réellement la fin de la pédago­ Ainsi, pendant l’entre-deux-guerres, si gisation et si les années 80 ne se carac­ quelques partisans de l’‘école nouvelle’ térisent pas plutôt par un retour à plus de (Steiner, Neill, Freinet et Korczak) tentent normativité. de mener en marge de la société des expériences originales d’auto-éducation, En définitive, M. Depaepe nous livre d’auto-gouvernement (selfgovernment) ici une solide synthèse, intelligemment et d’enseignement coopératif, d’autres construite et longuement méditée, sur membres de ce mouvement font preuve l’histoire sociale et culturelle des idées et de plus de conformisme social (Wash­ des pratiques pédagogiques. Au passage, burne, Parkhurst, Ferrière). Mais, pour l’auteur remet en question certains Depaepe, le courant prépondérant aux stéréotypes du passé, souvent idéalisé, de cours des années 1920-1930 est celui l’‘acte pédagogique’, ce qui rend son tra­ d’une pédagogie normative, dont le but vail plus intéressant encore. Néanmoins, est de soumettre l’individu à la collectivité les nuances et les interrogations qui ou à l’idéologie dominante – que celle-ci tra­versent constamment cette étude ne soit de nature marxiste-léniniste, chré­ per­mettent pas véritablement de dégager, tienne ou fasciste – par une éducation dans la longue durée, les évolutions et dirigiste et autoritaire. Bien sûr, des les transformations du processus de nuances et des oppositions traversent péda­gogisation de la société. Quelles ce mouvement normatif, mais tous ren­ sont les grandes modifications subies voient à une hétérodétermination de par ce mécanisme entre le XVIIIe siècle l’individu. De même, l’approche ‘expé­ et les années 1960 ? En outre, on peut rimentale’ de l’éducation est déterminée se demander si nous ne sommes pas à cette époque par des finalités sociales, en train de franchir une nouvelle étape qu’il s’agisse de la sélection méritocratique de ce processus culturel avec l’essai de par les tests ou de l’‘hygiénisme racial’ redéfinition­ d’un projet de socialisation des nazis. Quant à la vie quotidienne, –notamment avec le ‘retour’ de l’éducation elle est dominée jusqu’aux années 1960, civique –, censée répondre à certains en tout cas en Flandre, par une morale problèmes contemporains tels que la ‘con­servatrice’, notamment véhiculée montée de l’exclusion sociale, du racisme par des associations de masse de plus en et de la violence ? L’enjeu de cette ‘redé­ plus nombreuses. Ces normes répressives finition’ n’est pourtant pas inconnu à seront remises en question au cours des l’auteur : il s’agit de (ré)inventer, à l’aube années 1960, au profit d’un épanouis­ du XXIe siècle, un nouvel équilibre entre

236 Bibliotheek / Bibliothèque

l’épanouissement de l’individu et son Uit Nederland vinden we opstellen van intégration au sein de la collectivité, dans A.E.M. Jansen, H.W. von der Dunk, Pim un contexte social dominé par le multi­ den Boer en E.H. Kossmann. Ook Franse, culturalisme et le pluralisme. Du reste, Duitse, Spaanse en Amerikaanse collegae une des leçons principales de l’étude de eren de Leuvense hoogleraar met artikels M. Depaepe ne consiste-elle pas, préci­ over zeer uiteenlopende onderwerpen. sément, à nous rappeler que, sous l’angle pédagogique, ce processus d’‘équilibra­ Naar analogie met de evolutie van de tion’ a toujours été continuel, pluriel, Schryvers loopbaan en historische be- précaire et relatif ? langstellingterreinen, is het boek gestruc- tureerd in drie grote delen: bijdragen Baudouin Groessens omtrent de politieke geschie­denis van het Ancien Régime, de ge­schiedenis van de Vlaamse Beweging en over historiografie. Jo Tollebeek, Georgi Verbeeck & Tom Verschaffel (red.) «De Lectuur van het verleden. Opstellen over de Zoals de titel al verraadt is de overkoe- geschiedenis van de ge­schiedschrijving aangeboden pelende thematiek de historiografie, de aan Reginald de Schryver» geschiedenis van de geschiedschrijving, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1998, 635 p. waarin de Schryver zich de laatse decen- (Symbolae Facultatis Litterarum Lovaniensis, series A / vol.24). nia heeft verdiept. Dit mondde overigens uit in het standaardwerk­ Historiografie. Na bijna veertig jaar dienst aan de Ka­ Vijfentwintig eeuwen geschiedschrijving van tholieke Universiteit Leuven, legde pro­ West-Europa, een even compact als erudiet fessor Reginald de Schryver op 17 oktober overzichtswerk dat reeds verschillende 1998 zijn ambt neer. Bij de afscheidsvier- herdrukken kende en verplichte lectuur ing werd de emeritus een Liber amico- is voor elke geschiedenisstudent. rum overhandigd waarin een keure van Belgische historici, uit diverse historische Sommige auteurs variëren op reeds bek- subdisciplines, hun pennevruchten aan ende thema’s uit hun oeuvre. Zo schreef hem opdragen. De band telt meer dan Jean Stengers een even interessant als zeshonderd pagina’s en kwam tot stand onderhoudend artikel over de historicus onder redactie van de jonge garde historici en de horror vacui, de blinde vlekken in van de KULeuven, die trouwens zelf door de geschiedenis waarvoor geen bronnen de Schryver zijn opgeleid. Vierendertig voorhanden zijn, en die door de historicus opstellen zijn erin ge­­bundeld. toch moeten beschreven worden. Andere auteurs, zoals Erik Defoort, raken dan Niet alleen collegae-emeriti van di- weer nieuwe thema’s aan. In zijn bekende verse Belgische universiteiten, zoals Jean empatische stijl brengt hij een eerste luik Stengers, Herman van der Wee, R.C. van van een later te ver­schijnen biografie van Caenegem of W. Prevenier, leverden een ene Tony Simon-Wolfskehl, die als vrien- bijdrage, ook enkele grote namen uit het din van Carl Einstein bevoorrechte getuige buitenland zijn in de bundel opgenomen. was van de ontwikkeling van het Duitse Ze weerspiegelen daarmee de Schryvers expres­sionisme in de jaren twintig. Het internationale contacten en uitstraling. geheel wordt voorafgegaan door een bio-

237 Bibliotheek / Bibliothèque

bibliografie van Reginald de Schryver, ge- III. Migraties / Migration schreven door Jo Tollebeek. De schets van de Schryvers ontwikkeling als historicus en Anne Morelli (ed.) hoogleraar wordt daarin gekruid met heel «Les émigrants belges. Réfugiés de guerre, émigrés wat wetenswaardige details uit de jeugd en économiques, réfugiés politiques ayant quitté nos het professoraat van de gevierde emeritus. régions du XVIème siècle à nos jours» Brussel, EVO, 1998, 344 p. In de schaduw van de puur historio­ grafische opstellen zijn er ook bijdragen Anne Morelli voorstellen hoeft niet meer. over de theorie of de epistemologie van Na enkele goed verkopende bundels over de historische discipline, maar ook daar immigratie en vaderlandse mythen heeft primeert het historiografische perspectief. ze een nieuw compilatiewerk geredigeerd Bijzonder boeiend vond ik het artikel over Belgische emigranten, over landge­ Vives’ View on Historiography van Jozef noten dus die België hebben verlaten en IJsewijn, of de bijdrage van Raoul Bauer hun geluk elders hebben gezocht. Acht­ over de pioniersrol van de Giovanni Bat- tien historici, vooral van de ULB en de tista Vico voor de geschiedtheorie. KU Leuven, werkten aan haar boek mee : zowel jonge onderzoekers, wier bijdrage Wat er zo aantrekkelijk is aan deze bun- een samenvatting is van hun licentiaats­ del, is de bonte diversiteit, de kwaliteit en verhandeling, als ervaren vorsers, waar­ de veelzijdigheid ervan. Het opzet van onder ook enkele Fransen. Het samen­ dergelijke verzameling was ongetwijfeld brengen van deze verschillende auteurs het wijdse blikveld van de Schryvers is op zich al een mooie verdienste. Met historische interesse te weerspiegelen. deze ploeg slaagt Morelli erin om een zeer Vertrouwd als hij is met de meest uit­ gevarieerd beeld te geven van de Belgische eenlopende periodes in de West-Europese emigratie. historiografie, neemt de emeritus beslist een vooraanstaande plaats in in de inter­ Hoewel we vandaag veel meer met im- nationale gemeenschap van historici. In migranten geconfronteerd worden, was onze tijd van intellectuele en academische België voor de Eerste Wereldoorlog versnippering is de Schryvers veelzijdig­ vooral een emigratieland. Nu nog zou er, heid een antwoord op de zo vaak gehoor­de volgens een zeer grove schatting, zo’n half klacht dat historici zich hebben inge­graven miljoen Belgen in het buitenland wonen in hun eigen specialismen, ten koste van (p. 193 – een definitie van ‘Belg’ ontbreekt de interdisciplinaire dialoog binnen de jammer genoeg). Talloze Belgen weken academia. Het soort all-round historicus uit om de economische uitzichtloosheid dat de Schryver is geweest en hopelijk en de structurele stagnatie te ontlopen. nog vele jaren zal blijven, zou op die In hun nieuwe vaderland hoopten zij manier een voorbeeld en een richt­snoer betere toekomstperspectieven en hogere voor de toekomstige generaties historici lonen te vinden. Sommigen, die in België kunnen zijn. geen enkele kans zouden gemaakt heb- ben op sociale promotie, schopten het Willem Erauw in de Nieuwe Wereld tot grondbezitter.

238 Bibliotheek / Bibliothèque

Ande­ren, bv. seizoenarbeiders, werden in van emigratiegolven en –periodes. Elke de emigratie geconfronteerd met levens­ auteur geeft een synthese, zonder daarin omstandigheden die nog erbarmelijker aan een strikte vraagstelling gebonden te waren dan wat ze thuis gewoon waren. zijn. Niettemin keren interessante aspecten regelmatig terug, zoals bv. de attractiviteit De meeste Belgen weken uit naar de van het gastland of de karakterisering van buurlanden, vooral naar Frankrijk. Enke­ de Belgische migranten door de autoch­ le tienduizenden staken de Atlantische tone bevolking. Uiteraard zijn er kwali­ Oceaan over. Verrassend veel Belgen tatieve verschillen tussen de bijdragen. trokken naar het tsarenrijk. België was E. Hélin behandelt bijna uitsluitend de rond de eeuwwisseling immers de groot­ levensomstandigheden van de steen­ ste buitenlandse investeerder in Rusland. bakkers, jammer genoeg ten koste van hun Het cijfer van 22.500 Belgen die er in 1910 migratiebewegingen. C. Van Ever­broeck leefden, naderde het aantal Belgen in de VS geeft nergens aan hoeveel mensen België en oversteeg dat in Congo of Argen­tinië. ontvluchtten na 1918 (uitgezon­derd het Pas na de Eerste Wereldoorlog kwam de aantal vluchtelingen in Duitsland in noot belgicisering van de kolonie goed op gang, 18), wat soms doet uitschijnen dat alle en aan de vooravond van de Congolese activisten emigreerden. Ook op het ar- onafhankelijkheid woonden er bijna hon- tikel van Isabelle Wanson, over Belgische derdduizend landgenoten. migranten de dag van vandaag, zou men veel kritiek kunnen geven. Zij baseert zich Maar Belgen emigreerden niet alleen om op een beperkt aantal inter­views en vooral economische redenen. Officiële koloni­ (meer dan de helft van haar verwijzingen) satieplannen lokten honderden Belgische op het blad Télémoustique­ . families naar Latijns-Amerika, en in de achttiende eeuw werd het Banaat, dat Over het algemeen zijn de bijdragen zeer door de Habsburgers op het Ottomaanse degelijk, vaak een synthese van vorig rijk was veroverd, bevolkt door meer onderzoek. Het is daarom ook jammer dan duizend Luxemburgse families. Ook dat men niet verder is durven gaan. Het oor­log bracht de Belgen op de been : in boek had ongetwijfeld nog een meer­ 1914 vluchtte 20 % van de bevolking naar waarde gekregen door een comparatieve Nederland, en in mei 1940 verliet haast één benadering, een specifiekere vraagstelling Belg op twee zijn woonplaats. De grootste en de aansluiting bij het internationale politieke migraties uit België (sinds de Op- emigratie-onderzoek. stand en de val van Antwer­pen ?) vonden plaats na beide wereld­oorlogen : enkele Een zuiver wetenschappelijke benadering honderden activisten trokken na 1918 naar was echter niet de bedoeling van Morelli, Duitsland en Nederland, enkele duizenden die zich duidelijk op een groter publiek collaborateurs­ na 1944 naar Oostenrijk, richt. Op zich vormt dat geen enkel pro­ Ierland, Spanje en vooral Argentinië. bleem. Toch heeft menig historicus moeite met de engagerende stijl die we intussen Dit heterogene onderwerp maakt van van haar gewoon zijn. De conclusies van Morelli’s compilatie een kaleidoscoop haar vorige bundels winden er geen doek­

239 Bibliotheek / Bibliothèque

jes om. Haar geschiedenis van vreemde­ IV. Histoire politique / lingen en emigranten in België 5 besluit Politieke geschiedenis dat “en réalité, nous sommes tous des ‘im- migrés’” (en haar overzicht van de gro­te Véronique Laureys, Mark Van den Wijngaert, Luc François, Emmanuel Gerard, Jean-Pierre Nandrin & Jean mythes uit de vaderlandse geschiedenis Stengers (Dir.) is geschreven “pour ne pas être dupes des «L’histoire du Sénat de Belgique de 1831 à 1895» prochains mythes en construction !” (citaten­ Bruxelles, Racine, 1999, 470 p. van p. 342). Ook dit werk over emi­gratie is geschreven met knipogen naar het Vers la fin du XIXe siècle, un certain heden. Af en toe kan het geen kwaad om Georges Masset, rédacteur à la très pro­ te beseffen dat “bien avant l’immigration­ gressiste Réforme, en coquetterie avec la maghrébine et turque et plus récemment Haute Assemblée, avait coutume d’intro­ polonaise et philippine, les femmes bel- duire ses éditoriaux par un Delenda Car­ ges étaient connues des français comme de thago à sa manière : “En attendant qu’on bonnes ‘bonnes à tout faire’” (p. 86). Maar le supprime, le Sénat s’est encore une fois voor een historica die in de inleiding haar réuni hier…”. Un siècle s’est écoulé de­puis, voorgangers verwijt ge­schiedenis te ge- et le Sénat de Belgique, comme le canard bruiken als “une représen­tation d’éléments de Robert Lamoureux, est tou­jours en vie choisis à usage politique immédiat” (p. 4), après avoir traversé deux conflits mondi- trekt Morelli gevaarlijke conclusies. Emi- aux et quelques révisions constitution- gratiegeschiedenis “peut être aussi objet nelles ardues. de réflexion sur les droits que nous nous accordons mais que nous refusons aux au- Cela valait bien qu’on lui consacre une tres” (p. 335). Als we ge­schie­denis alleen étude exhaustive, quoique de circonstance.­ gebruiken voor dit ni­veau van besluiten, Celle-ci vient peut-être d’autant mieux à kan men met de slechte ontvangst die son heure qu’une majorité de nos déci- Belgische emigran­ten hebben genoten in deurs politiques espère avoir donné à l’Etat hun nieuwe vaderland, evengoed xeno- – et donc aux structures qui en forment fobie tegen­over immigranten in België la colonne vertébrale – un cadre normatif rechtvaar­digen. En dat kan toch niet de stabilisé. Cet ouvrage collectif de près de bedoeling zijn ? 500 pages, mûri pendant deux longues an- nées, associe les contributions d’historiens Idesbald Goddeeris appartenant à plusieurs universités et de collaborateurs attachés à l’institution en question.

5 A. Morelli (ed.), Histoire des étrangers et de l’immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours, Brussel, EVO, 1992 – Nederlandse vertaling : Geschiedenis van het eigen volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu, Leuven, Kritak, 1993.

240 Bibliotheek / Bibliothèque

Il convient d’attirer l’attention du lecteur demeura pratiquement­ inchangée jusqu’à sur les articles de Jean-Pierre Nandrin, la révision constitutionnelle de 1921. On qui se penche à la fois sur “L’origine du s’était contenté en 1893 d’introduire une bicaméralisme belge en 1830-1831" et sur nou­velle catégorie de représentants, les “La réforme constitutionnelle du Sénat en sénateurs provinciaux, tout en abaissant 1921”, ainsi que sur celui de Jean Stengers, le cens de 2.116 à 1.200 francs. En outre, consacré à “La Constitution de 1831 et l’électorat se distinguait désormais de celui son application” 6. Les auteurs s’attachent de la Chambre suite à l’application d’un en effet à décrire la genèse de cette as- critère d’âge différencié : 30 ans pour le semblée, la philosophie qui a présidé à Sénat, 25 pour la Chambre. S’il faut en sa naissance et qui a inspiré son mode de croire les auteurs, les effets de ces mesures fonctionnement. Si, inspiré par l’exemple s’avérèrent “quasiment nuls” et cette as- anglais et les théories de Montesquieu, les semblée demeura comme auparavant le membres du Congrès national penchaient bastion du conservatisme distingué. dans leur grande majorité pour le système bicaméral, ils savaient que le Sénat devi- Le toilettage constitutionnel de 1921 endrait quasi fatalement – la société de était, lui, censé revitaliser le bicaméralisme l’époque étant ce qu’elle était – le fief de classique en lui instillant une dose de l’aristocratie terrienne. démocratie. Dans le cas qui nous occupe, on s’appliqua surtout à créer différentes De fait, de 1831 à 1893, il comporta pres­ catégories d’éligibles qui reposaient sur que toujours en son sein une majorité de la présomption de connaissances admi­ nobles, le cens d’éligibilité ayant été fixé au nistratives particulières. Lesdites connais­ niveau (très élevé) de 2.116 francs-1832. sances résultaient, d’après Carton de Wi- Les ‘Démocrates’ de l’époque, qui n’avaient art, “de certaines professions (direc­teurs pu obtenir l’assemblée unique, avaient d’entreprises industrielles, professeurs­ toutefois réussi à enlever le principe­ de d’enseignement supérieur,…) ou de cer- l’élection directe, avec un corps électoral taines fonctions publiques (ex-ministre, identique à celui de la Chambre. Les deux membre d’un Conseil provin­cial, d’un chambres possédaient par ailleurs des collège des bourgmestre et échevins,…)”. compétences identiques et l’institution Le critère de fortune ne disparaissait pas sénatoriale devait être “conservatrice, mo- pour autant. Le nouvel article 56bis de la dératrice et concilia­trice”. Comme le sou- Constitution stipulait que les propriétaires lignent Jean-Pierre Nandrin et Micheline dont le revenu cadastral s’élevait à 12.000 Libon (“Le Sénat de 1893 à 1918”), comme francs figu­reraient parmi les éligibles le montre la recherche de Luc François de même que les contribuables payant (“Le Sénat de 1831 à 1893”), la situation au moins 3.000 francs d’impôts directs.

6 Jean Stengers avait déjà abordé l’histoire de cette institution dans La réforme du Sénat. Acte du colloque organisé à la Maison des Parlementaires le 6 octobre 1989 par le Centre de droit public de la Faculté de Droit de l’Université libre de Bruxelles, Bruxelles, Bruylant, 1990. Sa communication s’intitulait “Les caractères généraux de l’évolution du Sénat depuis 1831".

241 Bibliotheek / Bibliothèque

L’article 56bis ne fut abrogé qu’en 1985… libérales, au contraire, avaient souhaité le Pour la petite histoire – mais s’agit-il vrai- réformer pour lui donner une teinte cor- ment de petite histoire ? -, la part des dis- porative, seul moyen, à leur sens, d’assurer cours pronon­cée en néerlandais au Sénat la “représentation des intérêts”. Au bout du avant 1919-1920 s’élevait très exactement compte, toutes ces discus­sions ne servirent à 0 %. Elle grimpa progressivement à 11- à rien et les choses restèrent encore en 12 % vers 1929-1930 pour se stabiliser à l’état quelques décennies­ après la guerre. un peu plus de 40 % durant les années cinquante. Le français conserva partout, Selon Mark Van den Wijngaert (“Le Sé- jusqu’à la session­ de 1959-1960, une lé- nat de 1970 à 1995”), les révisions de la gère prédomi­nance. Puis l’explosion de la Loi fondamentale qui se succédèrent à question communautaire mit un terme à un rythme soutenu depuis 1970 contrai­ cette situation. gnirent la Haute Assemblée à descendre de son empyrée pour s’impliquer plus Entre-temps, la Haute Assemblée, domi­ directement dans la transformation du née par la noblesse ou démocratisée vaille paysage institutionnel. Son existence pou- que vaille, avait rempli dans le royaume de vait sembler mise en cause car de plus en Belgique la fonction qu’on en atten­dait. plus de compétences de la ‘représentation­ L’usage fit qu’elle se réserva plutôt un rôle nationale’ se voyaient transférées vers les de contrôle et de sanction du gouverne- Communautés et les Régions. Le Sénat ment, la Chambre l’emportant très nette- joua finalement un rôle majeur dans le ment et très rapidement dans l’élaboration processus décisionnel qui allait aboutir des matières législatives. Le Sénat ne fit par en 1993 à la mise en place d’une Belgique exemple longtemps qu’un usage très mo- fédérale. Il est symptomatique d’observer déré de son droit d’initiative : à peine 20 que le constituant lui demanda alors de propositions de loi y furent déposées entre servir de ‘Chambre de réflexion’ pour les 1831 et 1893. Il connut certes des moments débats agitant la société civile. Plusieurs pénibles, comme lorsque des anciens constitutionnalistes déplorèrent le carac- combattants excédés pénétrèrent de force tère tardif de cette réforme. De surcroît, dans ses murs (29 juillet 1920). Ou quand ainsi conçue, cette transforma­tion ne pou- il dut, en 1944-1945, procéder à la levée de vait permettre à l’institution de remplir la l’immunité parlementaire de douze des mission d’un véritable Conseil fédéral où siens soupçonnés­ de collaboration après les deux grandes communautés culturel- avoir été lui-même le point de ralliement les du pays auraient été équitablement de plusieurs manifestations du pouvoir représentées. occupant. La période d’entre-deux-guer­ res, finement analysée par Emmanuel Signalons encore que les lecteurs plus Gerard (“Le Sénat de 1918 à 1970”) l’avait spécialement intéressés par l’histoire de vu impliqué dans différentes polémiques l’édifice ou de ceux qui ont évolué sous ses relatives à son objet, à son degré d’utilité lambris ne manqueront pas d’apprécier­ les aussi. Les socialistes songeaient à l’abolir contributions fouillées de Véroni­que Lau- afin d’augmenter l’efficacité du travail reys (“Les princes de Belgique au Sénat”; parlementaire; les droites catholiques et “Le Sénat dans ses murs : un palais pour

242 Bibliotheek / Bibliothèque

une vénérable institution”; “Sources pour H. Peemans-Poullet (ed.) l’histoire du Sénat de Belgique”). «La démocratie à l’épreuve du féminisme. Actes du colloque, Bruxelles, 13 et 14 mars 1998» Brussel, Université des Femmes, 1998, 282 p. Enfin, les contemporanéistes orientés vers la politologie pourront consulter avec Wat is de geloofwaardigheid van een fruit les annexes de ce livre. Riches en democratie die vrouwen van een actieve renseignements­ variés, elles comprennent politieke deelname uitsluit ? Rond deze notamment la liste des sénateurs de 1831 vraag organiseerde het vormingsinstituut à 1895, reprenant leurs dates de naissance “Université des Femmes” in maart 1998 et de décès ainsi que leur appartenance een colloquium. Voorliggende bundel politique, la durée de leur mandat, leur be­vat de referaten die onderzoeksters uit province et arrondissement d’origine; la binnen- en buitenland en diverse verant­ liste des présidents du Sénat, ainsi que woordelijken uit het politieke veld of de celle des sénatrices depuis 1921 et celle vrouwenbeweging er naar voor brachten. des sénateurs depuis le 21 mai 1995; enfin, Het boek La démocratie à l’épreuve du les résultats électoraux de 1831 à 1991. féminisme leidt ons, zoals het gelijknamig colloquium, over een brokkelig geplaveid Le Sénat de Belgique a-t-il, à l’heure parcours. présente, trouvé son point d’équilibre ? Ou bien ne se trouve-t-il que dans une phase De verschillende etapes in de Belgische transitoire, préalable à de plus profondes kieswetgeving worden summier behan­ transformations ? Nous nous garderons deld door Marie-Thérèse Coenen die bien de trancher. haar overzicht van Olympe de Gouges tot de quotawet van Miet Smet over­ Alain Colignon vloedig lardeert met vrouwonvriendelijke citaten. Eliane Gubin geeft interpretatieve beschouwingen bij het debat rond het vrouwenstemrecht vóór 1921. Zij toont aan dat in de verschillende standpunten electorale overwegingen en mysoginie meespeelden. Maar haar onderscheid tussen een mannelijk en vrouwelijk discours is te eenvoudig en verdringt de ideologische scheidingslijnen die zich onmiskenbaar in het debat aftekenden. Leen Van Molle stelde in haar referaat –waarvan de neerslag helaas in deze bun- del ontbreekt – het historisch proces van de partijvorming centraal bij het zoeken naar een verklaringsgrond voor de onvol­ doende politieke vertolking van het vrou- wenbelang in parlementaire regimes. Door

243 Bibliotheek / Bibliothèque

het feit dat vrouwen tweemaal de trein door de sensibilisatie onder de vorm van van de partijvorming misten, werden zij Stem-vrouwcampagnes. De quota’s als gedwongen tot het werken binnen de drie structurele maatregel worden door de grote ideologieën. Zij han­teerden daarbij verdedigers van de pariteit sterk aange­ wel vergelijkbare strate­gieën. De vorming vallen. Berengère Marques-Pereira ana­ van aparte feministische­ partijen – dat lyseert hun argumenten en stoot op een blijkt overigens ook uit het artikel van wezenlijk probleem van de democratie. Renée Wagener verder in de bundel – was Die weerspiegelt in haar verklaringen een in West-Europa steeds een kortstondig vals universalisme en is de facto geconci­ verschijnsel, dat zelden een mandaat pieerd rond het model van de mannelijke opleverde. staatsburger. Olivier Paye beklemtoont de discrepantie tussen de theorievorm- De referaten van drie buitenlandse his­ ing rond pariteit en het praktijkgerichte torici uit het Franse taalgebied zijn op zich politieke denken van de Belgische vrou­ niet oninteressant maar hangen in deze welijke politici. Zij zien het systeem van bundel in het ijle. Wie ze niet overslaat, de quota’s als een werkzaam middel om komt te weten dat in de periode 1791-1849 het ideaal van de pariteit te verwezenlijken. een duizendtal vrouwen (ca 10 % van het Het artikel van Jo De Leeuw is een oproep electoraat) in beneden-Canada stemrecht om het paradigma van de democratie had op basis van persoonlijke eigendo- fundamenteel te herdenken. Een ambitieus­ mstitels (Nathalie Picard). De instanties voorstel waartoe in dit boek toch enkele die in periode 1965-1990 het politiek aanzetten worden gegeven. engagement van vrouwen in Canada aan- zwengelden, werden volgens Jane Jenson Ria Christens in de jaren 1990 roemloos ten onder ge- bracht. Wie naast deze bij­drage het artikel V. Natie en nationalisme / legt van ere-senator Michèle Bribosia kan Nation et nationalisme duidelijke paral­lellen met de Belgische situatie vaststellen. Eliane Viennot weer- Jacques Lemaire & André Miroir (Dir.) legt het verband tussen de oude Salische «La Belgique et ses nations dans la nouvelle Europe» wet die vrouwen van de troon uitsloot en Bruxelles, Editions de l’Université de Bruxelles, de blijvende ondervertegenwoordiging 1997, 226 p. van vrouwen in de Franse politiek. L’association La Pensée et les Hommes, en De Belgische keuze voor een geïntegreerd collaboration avec le Centre d’Etude des beleid, dat zowel sensibilisatie als struc­ Relations internationales et stratégiques­ de turele maatregelen omvat (Rien Van l’ULB, avait organisé les 6 et 7 décembre Meensel), wordt in een aantal interes- 1996 un échange de vues scientifique sous sante bijdragen kritisch geëvalueerd. Ann un intitulé qui aurait semblé un tantinet Carton komt op basis van een bevraging provocateur voici quelques années en- tot de vaststelling dat vooral oudere vrou­ core : “La Belgique et ses nations dans la welijke kiezers met een hogere opleiding nouvelle Europe”. Mais la roue a tourné. zich in hun stemgedrag laten beïnvloeden L’évolution institutionnelle­ de l’Etat, les

244 Bibliotheek / Bibliothèque

déclarations lourdes d’arrière-pensées vingtaine d’au­teurs ont ainsi eu l’occasion autonomistes (séparatistes ?) formulées de s’expri­mer. Que faut-il en retirer ? par certains hommes politiques au nord du pays, l’émergence ou la réapparition Schématiquement, malgré le processus de nou­velles nations sur la carte du Vieux de distanciation structurelle des deux Con­tinent ont fini par susciter des ques- grandes communautés linguistiques qui se tions quant au devenir de la Belgique. partagent le pays, on n’a pas relevé de recul significatif du sentiment d’apparte­nance Tout cela rendait nécessaire, sinon indis­ des citoyens à la Belgique. Si l’avenir de pensable, une approche globale de la pro- l’Etat se joue indéniablement en Flandre, blématique. Ce n’est pas un effet du hasard André Frognier et Lieven De Winter croi- si d’autres entités culturelles ou différentes ent distinguer un hiatus important entre personnalités ont éprouvé le besoin, ces les élites politiques de cette région – de dernières années, de se livrer à semblable plus en plus autono­mistes – et la majorité démarche 7. Les poussées répétitives­ de de la population. fièvre communautaire, fussent-elles limi- tées à un certain microcosme –toujours Au niveau des régions précisément, les le même, mais désormais très proche des sensibilités locales conservent leur faix centres décisionnels – ne pou­vaient man- d’ambiguïtés. Examinant le cas wallon, quer d’interpeller les cadres politiques et Chantal Kesteloot relève la faiblesse du intellectuels francophones, qui réagirent à sentiment identitaire qui peine à s’affir­ leur manière, par le verbe et par la plume. mer en raison d’un contexte économique difficile, peu propice à générer un fort L’ULB se devait d’apporter sa contribu­tion sentiment d’appartenance communau­ à ce débat, et elle le fit en éditant les actes taire. En outre, l’identité belge demeure de ces journées à l’automne 1997. Précédés vivace dans les populations; elle continue à d’une mise en perspective générale effec- se superposer, sans frictions notables, aux tuée par Hervé Hasquin et Georges Gori- sensibilités régionalistes des Wallons. De ely, les textes s’articulent autour de deux son côté, Jan Reynaers porte un regard très axes de recherches : un questionnement critique sur les initiatives des décideurs sur les identités respec­tives des entités flamands en vue de la constitution d’une territoriales nées de la fédéralisation/com- conscience nationale-flamande. Vus les ré- munautarisation puis une réflexion sur le sultats limités obtenus après des décennies­ positionnement de celles-ci par rapport à d’efforts, il en conclut qu’il n’existe pas de l’Etat-nation et à l’Union européenne. Une tradition nationaliste en Flandre, pas plus

7 Citons, entre autres titres : Alain Dieckhoff (dir.), Belgique : la force de la désunion, Bruxelles, Complexe, 1996; Lode Wils, Histoire des nations belges, Ottignies/Louvain-la-Neuve, Quorum, 1996; Christian Franck, André-Paul Frognier, Bernard Remiche & Vincent Vagman, Choisir l’avenir. Wallons et Bruxellois, un destin commun, n°1 de 1997 de La Revue générale; Philippe Destatte, L’identité wallonne. Essai sur l’affirmation politique de la Wallonie (XIXe-XXe siècles), Charleroi, Institut Jules Destrée, 1997; Le racisme : élément du conflit Flamands-francophones ?, Bruxelles, Labor, 1998; etc…, etc…

245 Bibliotheek / Bibliothèque

qu’en Wallonie. Le lecteur francophone­ avantages dont bénéfi­ cient­ les meilleurs moyennement informé sera sans nul doute de ses enfants. étonné de cette conclusion – en ce qui concerne le nord du pays à tout le moins. Les interventions relatives à l’avenir Mais l’auteur se flatte en la circonstance – encore une fois grevé d’incertitudes d’appréhender la situation en Belgicain, ne – concernent la Région centrale, point nourrissant pas de sympathie particulière de fixation de toutes les tensions identi- envers un Vlaamse Beweging… qui n’en taires mais également indispensable trait existe pas moins pour autant. Est-ce faire d’union. Alain Binet et Joël Kotek avan­ preuve de luci­dité que d’ignorer par prin- cent sept scénarios d’évolution possibles, cipe des faits gênants ? Nous en doutons. allant de Bruxelles – ville assiégée à la façon de Sarajevo (très peu probable) à Quant à l’identité bruxelloise, Simon Bru­xelles – ville frontière dynamique en Petermann doute de son existence, si ce passant par Bruxelles – district européen. n’est sous une forme résiduelle, semi- Cette dernière éventualité fait d’ailleurs folklorique (Manneken-Pis, les Marolles l’objet du développement spécifique d’un et le Mariage de Melle Beulemans en contributeur, Eric Robert, qui déduit à constituent des survivances éminentes, partir de différents exemples puisés dans avec les caricoles et l’humour belge bon l’Histoire (la Sarre, Dantzig, Memel, Tan­ enfant). Pour le reste, il voit dans le fait ger, Trieste) “que les solutions d’interna­ bruxellois un multiculturalisme, à domi- tionalisation se sont toujours montrées nante francophone, ainsi qu’une coex- sources de nouveaux conflits et que le istence d’identités plurielles mais qui se statut international a toujours fini par mélangent peu. Si on aborde l’approche être supprimé”. des sensibilités communautaires depuis le cadre régional, il faut bien constater La transformation du Sénat en une vé- que la situation demeure pour le moins ritable Chambre des Etats donnant une nébuleuse. D’après André Miroir, l’identité­ représentation égale aux composantes francophone n’existe pas, si ce n’est par territoriales de la Belgique aurait peut-être défaut, et elle ne pourrait de toute fa­çon permis de réaliser la stabilisation atten- trouver ses marques qu’avec peine au sein due. Or, comme le fait remarquer Jérôme de l’Etat fédéral. Sohier, on a été incapable de réaliser cette réforme, lui préférant une simple Cham- La discrète communauté germanophone bre de réflexions, produit laborieux du souffre, s’il faut en croire André Leton, compromis à la belge. d’un autre problème existentiel. Si son existence repose sur un critère objectif Huit communications traitent des rela­ (l’appartenance à un territoire linguistique­ tions extérieures des entités fédérées, ce distinct), elle doit beaucoup, et d’abord la qui témoigne du caractère multiforme vie, à la Belgique. La disparition­ de celle-ci de ces contacts. Les articles ont trait aussi amènerait sa mort en tant qu’entité auto- bien aux liens développés par la Région nome… et, j’imagine, la perte des menus wallonne avec la Catalogne ou le Mary­

246 Bibliotheek / Bibliothèque

land (Jean-Louis Six et François Perl) de qualité, certes, mais segmentées et qui qu’à ceux assumés conjointement par la n’expriment la plupart du temps qu’une Bel­gique francophone et la francophonie subjectivité très belgo-centriste, pour ne institutionnelle (Françoise Massart-Pie­ pas dire bruxello-centriste. On aurait aimé rard). Ces relations relèvent toujours de avoir quelques opinions flamandes sur la la dimension nationale pour la coopé­ question. Le son de cloche eut peut-être été ration transfrontalière (Nicolas Levrat) sensiblement différent. A défaut, le lecteur mais peuvent espérer à moyen terme être pourra toujours nourrir utilement sa ré- régulées par des normes européennes flexion en parcourant l’article de Miroslav (Philippe De Bruycker). Tout cela, et de Kusy (Université de Bratislava). Il traite plus en plus, relève de l’ingénierie juri­ du “divorce de velours” entre Slovaques dique européenne. Encore faut-il qu’elle et Tchèques… existe pour que la Belgique fédérale puisse se positionner dans l’Union. C’est Alain Colignon ce qu’espère Christian Franck, tout en craignant que les forces centrifuges ne Luc Pauwels ‘défédèrent’ l’Etat et perturbent ainsi le «De ideologische evolutie van Joris van Severen fragile équilibre instauré. Après avoir (1894-1940). Een hermeneutische benadering»» retracé la situation présente des systèmes Studie- en Coördinatiecentrum Joris van Severen, Ieper, fédéraux, Philippe Lauvaux, professeur à 1999, 272 p. (Jaarboek 3) la faculté de Droit de l’ULB, estime en tout cas que ce mode de gouvernement est en In het ten geleide van dit Jaarboek wordt mesure de fournir un modèle susceptible ons meegedeeld dat het van een mis­ de permettre aux peuples belges de vivre plaatste political correctness getuigt te ensemble. Sous deux réser­ves. La première, vermelden dat de auteur van het boek que ce soit un véritable fédéralisme, et non hoofdredacteur is van het nieuw-rechtse un trompe-l’œil commode permettant à tijdschrift TeKoS (Teksten, Kommentaren un groupe ethnique­ de dominer un autre en Studies). Gaat het te ver als wij ver­ en toute bon­ne conscience. La seconde onderstellen dat de lezer wel groot genoeg et la plus importante,­ qu’on admette que is om zélf te oordelen of dit enige relevan­ le système mis en place soit soumis à des tie heeft t.a.v. het hier besproken boek ? tensions, à des remises en cause, même s’il suppose, au départ, “le maintien d’un De auteur wil met zijn werk (dat eigenlijk minimum de vouloir vivre en commun”. de gepubliceerde versie vormt van een licentiaatsverhandeling aan de KULeu­ Après avoir essayé de dégager la synthèse ven) het etiket van ‘maurrasiaan’ dat op de l’ensemble des contributions, la rédac- van Severen (verder JVS) geplakt werd, trice en chef du CRISP, Evelyne Leutzen, aan de realiteit toetsen en het ontbreken croit être en mesure de constater que van historisch onderzoek naar het ideo­ “rien ne se profile à l’horizon de manière logische vertoog en zijn bronnen bij JVS claire”. C’est une opinion. Sans doute ondervangen. Met de hermeneutische fonde-t-elle son jugement sur des études benadering wil hij de betekenis van een

247 Bibliotheek / Bibliothèque

aantal door JVS gebruikte begrippen in gens die van “een prag­ma­tisch democraat hun tijdskader onderzoeken om anachro­ (…) met een links-revolutionaire­ agenda nistische interpretaties te voorkomen. Het die op on­verholen dic­tatuur was gericht”. gaat dus om de betekenisverschuiving van Dat lijkt mij al even onduidelijk als vele de gebruikte begrippen via een uitput­ citaten van JVS zelf. Maar goed, de stelling tende bronnenstudie. van de auteur hier is dat JVS zich ontwik- kelde van een voor­stander van een dic- Na een inleidend theoretisch hoofdstuk tatuur in linkse zin naar een voorstander begint Pauwels eerst met een ideologisch- van een rechts auto­ritair regime en dat biografische schets van JVS. Ik haal enkele hij, anders dan bv. Lode Wils suggereert, opvallende stellingen of interpretaties aan. eigenlijk altijd al een tegenstander van de Zo zet hij vraagtekens bij het zgn. conser­ ­ democratie­ was. vatieve en franskiljonse milieu waarin JVS opgroeide; het christelijk-sociaal-Vlaamse­ In 1928-29 begint JVS meer en meer te element à la Verriest speelde een grotere denken aan het leninistische model van rol dan men vermoedt. In zijn vroegste de kaderpartij. Het vormt voor hem een flamingantische fase komt ook “een flinke “technisch” voorbeeld, voegt Pauwels er scheut” socialisme voor en is de invloed aan toe. Minder kan men de auteur volgen­ van Vermeylen merkbaar. Vanaf 1917, aan als hij over diezelfde pre-Verdinaso­jaren het front, begint de Rus­sische revo­lutie zegt dat JVS via het corporatisme van hem te fascineren. Maar als Pauwels stelt Quadragesimo Anno het Vlaams-nation- dat “de grote nood van zijn volk hem (JVS) alisme voorzag van een “stevig uitgewerkte­ heeft aangegrepen” en daaraan een vrij (mijn cursivering) sociale doc­trine”. Wel is verward citaat (p. 57) koppelt als be­wijs het goed dat erop gewezen wordt dat de van een stevige sociale bekommernis, lijkt beweging in haar eerste en succesvolste mij dit toch wel wat gemakkelijk. Verder maanden niet over een programma, noch stelt Pauwels trou­wens zelf dat het om op- een beginselverklaring beschikte. Het pervlakkige, modieus-linkse ideeën ging. vergelijken van de toenmalige­ weliswaar In de eerste naoorlogse jaren denkt JVS “niet uitsluitend fascistische”­ toon van JVS ook veel aan volksverheffing; van Maur- (“grimmig, geëxal­teerd, élan, vitalistische ras heeft hij ondertussen nog geen letter sfeer van actie en levensverheerlijking, gelezen. Zijn geesteskind, het cul­turele­ heroïsch pessimis­me”) met André Renard tijdschrift Ter Waarheid, verliest in 1921- in 1960-61, Lefèvre tijdens de schoolstrijd 24 niet alleen ‘linkse’ (Mussche) maar ook en Spaak tijdens de koningskwestie lijkt – waar men minder op wijst – ‘rechtse’ mij dan weer met de haren getrokken. (Moens) me­dewerkers. En de dandy JVS, In elk geval is die geëxalteerde stemming 28 jaar, komt tot volwassen­heid, wat zich van 1931 in 1933 volledig verdwenen, al- volgens de auteur uit in een terugkeer naar dus Pauwels (heeft ooit iemand de vraag een “goed-burgerlijke stijl van ten lande” gesteld of JVS niet wat manisch-depressief en naar het sociale ul­tra­montanisme van was ?) en komt er opnieuw een ommez- zijn geboortedorp Wak­ken. De eerdere waai naar het katholicisme van zijn jeugd. partij­politieke acti­viteiten van JVS begin Het is dan dat het Verbond naar een Orde jaren twintig waren volgens Pauwels overi- zal beginnen evolueren.

248 Bibliotheek / Bibliothèque

In 1934 volgt de fameuze nieuwe mars­ JVS, (zoals daar zijn bolsjewisme, doc­trine, richting, volgens de auteur veel minder corporatieve orde, kaderpartij/massa, spectaculair dan men ze voorgesteld heeft: aristocratie, machtsverwerving enz.). een eventuele, vrijwillige (con)fede­rale Pauwels begint met erop te wijzen dat het band van Wallonië met Dietsland. De programma van het Verdinaso als bron verdere evolutie hiervan zal trouwens niet veel voorstelt. N.a.v. een dateringsk- zorgen voor een aanvaarding van JVS door westie van een van de latere uitgaven ervan het establishment. Pauwels ziet er nog situeert hij de onafhanke­lijkheidspolitiek een andere oorzaak voor : “een lang­zame overigens in het kader van “een groeiend beweging in meer democratische richting”. wantrouwen t.o.v. het buitenlandse beleid Voor de auteur blijkt dat uit het beroep van nazi-Duitsland”. Maar ging de onaf- van JVS op… de la Tour du Pin ! Maar hankelijkheidspolitiek nu net niet in de was die nu precies niet een van de anti- àndere richting, zeker in de praktijk ? revolutionaire boegbeelden, voorstander van een christelijke organicistische­ orde? Een na een en in detail passeren nu de door Zou men trouwens niet eerder kunnen de auteur uitgekozen begrippen en hun stellen dat veeleer het conservatieve­ estab- inhoudelijke evolutie in de tijd de revue. lishment in anti-demo­cratische richting Hij maakt hierbij gebruik van een aantal evolueerde, dan JVS in democratische ? nieuwe of weinig gebruikte bronnen,­ o.a. de (niet raadpleegbare) verza­meling van Wanneer Pauwels dat alles en nog veel de neef van JVS waarin cor­respondentie, meer tenslotte ordent, komt hij in het ver- politieke en literaire documenten,­ dag- warrende levensgevecht van JVS tot een vi- boeken en agenda’s van JVS. Deze laten jftal fasen. Bovenop diens ultra­montaanse Pauwels toe elementen aan te brengen gezinsachtergrond wordt deze tijdens zijn die mee een verklaring bieden voor het college- en universiteitsjaren­ flamingant. op eerste zicht dikwijls incohe­rente in Aan het IJzerfront komt het tot een links het optreden van JVS. Een paar voor- nationaal-revolutionair ontwaken; vanaf beelden. Onderzoek van de evolutie van 1923 volgt na een ge­loofscrisis “een meer de trefwoorden ‘Het Dietse Rijk’ en ‘de ultramontaans gekleurd­ Vlaams en Diets Nederlanden’ wijst op vier fasen. Het laat nationalisme, met fascistische inspiratie de auteur toe te besluiten dat JVS oude en vormgeving vanaf 1930”. Na 1934 en nieuwe begrippen die hij lanceert, plooit JVS terug op een “eigenzinnig bijna steeds een tijdje laat overlappen Spartaans conservatisme”­ met katholieke om de verschuivingen in natie-opvatting fundamenten. beter te laten ‘glijden’. Andere belangrijke conclusie : het belang van de nieuwe Na deze proeve van biografie volgt in marsrichting van 1934 werd overschat; de het tweede en langste deel van de studie echte cesuren komen pas bij de over­gang het onderzoek van de evolutie van de van de tweede naar de derde (vanaf me- be­grippen vervat in de naam (nationaal­ dio 1936) en vooral de vierde fase (van­af solidarisme en Diets Rijk) en de leuze medio 1937) wan­neer het taalkundige (orde) van de beweging en van de centrale Dietsland-begrip volledig wordt verlaten begrippen in het ideologisch vertoog van voor een histo­risch-geopolitiek Dietse

249 Bibliotheek / Bibliothèque

Rijk-nationa­lisme. De trefwoorden ‘leer’ Pauwels). Bij die veronderstelde filiatie en ‘doctrine’ laten Pauwels toe het ha­me­ communisme-fascisme (want bedoelt de ren van JVS op een leer vast te stellen, het auteur dat niet ?) gaat de auteur toch wat tegenovergestelde­ van Maurras’ stelling losjes heen over het verschil tussen for­mele “politique d’abord”, waarmee de auteur en inhoudelijke overeenkomsten. Hoe dan een van zijn vraagstellingen beantwoordt. ook wordt het anti-democratische­ later De begrip­pen ‘Corporatieve orde’ en weer wat getemperd en komt bij JVS de ‘cor­poraties’ blijven eerder vaag; Pauwels corporatistische maatschappij-ordening lijkt te im­pliceren dat dit gewild was (om op de voorgrond, een toen, zeker in eventuele­ machtsdeelname niet te hin- katholieke kring, breed geaccep­teerde “en deren ?). Onder ‘Orde’ blijkt het verschil als volop democratisch aanzien alterna- met een kaderpartij : de eerste function- tief voor het partijenstelsel”. Het hangt er eert als statisch voorbeeld dat waarden natuurlijk vanaf wat de auteur hier onder wil hoe­den, de tweede als dynamische ‘democratisch’ verstaat… voorhoede die attitudes wil wijzigen. En wie ‘orde’ zegt, zegt ook ‘regel’. De auteur Een laatste element dat onderzocht wordt, publiceert de ‘Leefregel’ uit 1937 (?), een is de oorlogslectuur en de bibliotheek­ van tot nu toe onbekend stuk, in extenso. JVS als bronnen voor de studie van zijn Het ademt overigens eerder een ‘Club De ideologie. De oorlogslectuur is (gemeten Zwarte Ridders’-sfeertje uit dan dat van via het aantal keer dat een auteur in de een orde-regel… dagboeken van JVS geciteerd wordt) erg Frans getint; Duitse auteurs vormen een Bij ‘Aristocratie’ wijst Pauwels erop dat uitzondering. Het gaat vooral om “vurig, het dikwijls geciteerde “vroege extreem- mystiek en vaak ook opstandig katholi- rechtse ‘je ne suis pas démocrate’” van cisme” en om Vlaams engage­ment. Na JVS uit 1917 past in een breder “vroeg de oorlog stelt de auteur via de bewaard extreem-links” citaat waarin de lof wordt gebleven bibliotheek van JVS o.a. vast dat gezongen van het Russische volk en de deze ondanks zijn voorliefde voor het (februari-)revolutie. ‘Geweld’ dan weer anarchisme er weinig over leest. Duitse laat toe het positieve gebruik van de en andere “conservatief-revolu­tionaire term chronologisch precies te situeren, auteurs” las ook hij niet veel, maar wel de nl. enkel in de ‘bolsjewistische’ periode. standaardwerken…en Nietzsche verving Laatste voorbeeld : ‘Democratie’. De au- hij door de toegan­kelijkere d’Annunzio. teur benadrukt het dikwijls stereotypische Theoretici van het fascisme komen niet schelden van JVS op de democratie. Maar voor in de biblio­theek. Buiten Mein Kampf ook daar zit weer een evolutie in. Na een en de Mythus van Rosenberg praktisch ook korte democratische periode (Verriest, geen nazi-literatuur. Vermeylen!) volgt een periode van linkse anti-democratische inspiratie, daarna En hiermee is Pauwels rond met zijn een vanuit rechtse invalshoek, wat rond bronnenonderzoek. Hij eindigt met een de nieuwe marsrichting zijn hoogtepunt synthetisch beeld van de ideologische kent (misschien als compensatie voor het evolutie van zijn protagonist en somt eerst inbinden qua anti-belgiscisme, oppert een aantal (deels verschuivende) constan­

250 Bibliotheek / Bibliothèque

ten op. Er is de persoonlijkheidsstruc­ vormt hier het redden van waarden en tuur van JVS. Het is duidelijk dat deze ge­meenschappen, in absolute oppositie een vrij getormenteerd personage met tot de bestaande maatschappij. Bij JVS kan een quasi opzettelijk onbereikbaar ideaal daarin een nationaal-revolutionaire (de was en bleef. Er is het katholicisme, het “zuiverende storm”, de natie, de bewe­ging) nationa­lisme, de omwentelingsdrift, het fase onderscheiden worden, overgaand­ sociaal engagement, het geboortedorp. in een Völkische fase (zoektocht naar de Er is ook, en dat wordt als nieuw bena­ ‘oorsprong’, het volk , de taal) die mits drukt door de auteur, hèt romantisch een fascistische periode (dan toch!) op voorbeeld van JVS : Carlyle, met zijn m.i. haar beurt uitmondt in een definitieve tot in het absurde opgeblazen aanbidding­ jongconservatieve richting (zoektocht van grote mannen. Buiten die constanten­ naar de ‘traditionele vorm’, het rijk , de evolueren de begrippen en dus ook de ide- orde). Men kan zich echter afvragen waar ologie. Om deze evoluties, die inder­daad het “heidense” aspect, zo belangrijk in de zoals de auteur stelt “enige duizelig­heid” conservatieve revolutie, bij de katholiek achterlaten, te vatten wijst hij op enkele JVS blijft. Dat betekent zelfs binnen de gangbare verklarings­modellen en stelt een logica van dit verklaringsmodel toch een eigen hypothese voor. serieuze kanttekening bij de hypothese van de auteur. JVS als katholiek verklaart lang niet alles. JVS van volksnationalist naar staats­ Hier eindigt die overigens zijn betoog, en nationalist : eigenlijk onjuist zegt Pauwels, dit zonder feed-back naar de biografie want een historisch en geopolitiek bear­ van JVS. Wat de structuur van het werk gumenteerd nationalisme is niet nood­ betreft, plaatst zich hier een van mijn zakelijk staatsnationalisme. JVS als maur­ hoofdbezwaren. In plaats van in het bio­ rasiaan : neen, want JVS was helemaal grafisch gedeelte af en toe vooruit te lopen geen positivistische ‘witte jacobijn’ van het op het tweede deel, ware het m.i. beter “politique d’abord” als Maurras. Minder geweest éérst de evolutie van de begrippen overtuigend lijken een aantal argumenten te bestuderen en dat dan te integreren in van de auteur om het fascisme niet als een ‘nieuwe’ biografie die dan veel dui­ verklaringsmodel te gebruiken. Zo stelt delijker een meerwaarde zou gekregen hij dat het begrip fascisme “wetenschap­ hebben. Ook zijn theoretische conclusie, pelijke rigueur” mist omdat bv. in een deel zoals Pauwels zelf schrijft gebaseerd op het van de fascisme-literatuur “alle conserva­ werk van Armin Mohler over de Conser- tieven” en zelfs alle “niet-communisten” vatieve revolutie uit…1949, voldoet mij tot het fascisme worden gerekend. Dat toch niet. Ik heb de indruk dat een aantal is een grove vereenvoudiging en, wat de belangrijke jongere theore­tische werken recentere fascisme-studies betreft, zelfs over fascisme hier over het hoofd werden manifest onjuist. gezien. M.i. concludeert Pauwels dan ook wat al te vlug dat “de dubbelzinnige Wat er ook van zij, de hypothese van sympathie die JVS (tussen 1927 en 1934) de auteur is de “conservatieve revolu- voor het fascisme aan de dag legde” en zijn tie” als verklaringsmodel. Zwaartepunt latere distantiëring ervan, het fascisme als

251 Bibliotheek / Bibliothèque

verklaringsmodel voor diens ideologische Lode Claes werd op 17 juni 1913 geboren evolutie uitsluit. Daarover is met het in Borgerhout, en overleed in Cadzand op voorliggende werk zeker niet het laatste 16 februari 1997. Hij studeerde rech­ten, woord gezegd. en politieke en sociale wetenschappen in Leuven. In 1936 werd hij advocaat in Spijtig ook dat de auteur niet verder inging Antwerpen. Tot tweemaal toe werd hij lid op de diepere (psychologische) drijfveren van het Verdinaso 8. Daarnaast werkte hij van JVS. Om het simpel te stellen : was mee aan het Studiecentrum tot Hervor­ die eigenlijk niet een beetje getikt ? En ming van de Staat. In 1937 publiceerde alhoewel het de bedoeling niet was van hij in dit verband de bijdrage “De Vlaamse dit boek kon misschien ook via de figuur Beweging en de hervorming van de Staat”, JVS méér gezegd worden over een aantal die in deze bundel werd opgenomen politieke, ideologische en sociale span­ (p. 703-103). Tijdens de Tweede Wereld­ ningen binnen de samenleving. Blijft toch oorlog werkte hij even mee aan Volk en een werk dat – TeKoS of niet – grondig een Staat, trad in dienst van de Nationale Joris van Severen “Wie er gewesen” schetst Landbouw- en Voedingscorporatie, was en dat met enkele opvallende hy­pothesen adjunct-rijkscommissaris voor de grote en aanzetten weer een (contro­versieel) agglomeraties, en sinds september 1942 stukje kan bijdragen tot de discussie over schepen van Groot-Brussel. Na de oorlog de burgerlijke, autoritaire, anti-democ- verdween hij bijna vijf jaar in de cel. ratische stromingen van de jaren dertig. Na zijn vrijlating werkte hij o.m. mee aan Dirk Martin de Vlaamse Linie en De Standaard. Hij werd Secretaris-generaal van de Econo­ Luc Pauwels (ed.) & Pieter Jan Verstraete mische Raad voor Vlaanderen, en in 1964 «Vlaamse macht. In herinnering aan Lode Claes beheerder van de Bank Lambert. (1913-1997)» Wijnegem, Delta Stichting, 1998, 118 p. (TeKoS-reeks nr. 7) In 1968 werd Claes senator voor de Volksunie (VU) voor Brussel. Hij verzette In de TeKoS-reeks (Teksten, Kommen­ zich in 1977 tegen het Egmontpact en taren en Studies) van de Delta-Stichting verliet de partij. Samen met o.m. Luc werd een nummer gewijd aan de Vlaams- Pauwels richtte hij de Vlaamse Volkspartij nationalistische journalist en politicus (VVP) op. Deze partij ging een kartel Lode Claes. Het werd geen biografie, maar aan met de Vlaams-Nationale Partij een bundeling van persoonlijke ervaringen (VNP) van Karel Dillen, onder de naam en interviews van de beide auteurs met Vlaams Blok. Tegen de verwachting in Lode Claes, gevolgd door drie teksten van werd niet Claes, maar Dillen in 1978 of betrekking hebbend op Claes. verkozen.

8 M. Ruys houdt het in zijn bijdrage over Lode Claes in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging (NEVB), p. 730-731, op sympathie. Het engagement van Claes, hoewel kritisch, ging duidelijk verder.

252 Bibliotheek / Bibliothèque

In 1980 werd hij directeur van Trends. Hij ing van de Vlaamse meerderheid in België, publiceerde commentaren in dit blad, en en verweet de Vlaamse politieke leiders, verder nog een drietal boeken over de waaronder de VU-politici, dit nooit als Vlaamse beweging, nationalisme, de col­ een streefdoel te hebben genomen. Zowel laboratie en de Belgische context. uit onvrede met de ontwikkelingen op het politieke terrein (het Egmontpact) Lode Claes heeft altijd een speciale plaats als met de groeiende tegenstellingen op bekleed in het Vlaams-nationalisme – “Ik maatschappelijk gebied in de VU, stapte ben altijd een alleenloper geweest” (p. 34). Claes uit deze partij, en stichtte hij de VVP. Hij werd lid van het Verdinaso, maar vertrok er weer snel. Toch beschouwde Claes was een voorstander van een twee­ hij Joris Van Severen als één van zijn partijenstelsel, en hij meende dat de poli­ leer­meesters (p. 9). Tot het Vlaamsch tiek onvermijdelijk in die richting zou Natio­naal Verbond (VNV) trad hij, naar evolueren. Daarop wijzen o.m. zijn lezing eigen zeggen, nooit toe (p. 48) : hij vond over “Wat en waar is ‘rechts’ in België” de par­tij in de zomer van 1940 voorbi- (p. 104-112) uit 1956, en zijn latere hoop jgestreefd (p. 51). Hierin kwam hij overeen op een verzameling ter rechterzijde van met Jan Brans 9, met wie hij samenwerkte PVV, VU en rechtse katholieken. bij Volk en Staat. Zijn vriendschap met Victor Leemans en Gerard Romsée, niet Verder noemde Claes zich democraat, en direct representatief voor de toenmalige stelde hij een tiental punten voorop voor Vlaams-nationalisten, sluit hier eveneens het herstel van de democratie, waarover op aan, ondanks de verschillen die de ook vandaag nog wordt gediscussieerd politieke stellingnames van al deze heren (o.m. een transparante politiek, een strik­te kenmerkten. scheiding der machten, volksraadple­ gingen, enz.) (p. 30-33). Ook in de uit­ In de VU bleef hij ook een buitenbeentje. eenzetting over “rechts in België” (p. 112) Vooral met de ouderen Gerard De Paep, en in het programma van de VVP (p. Jan Wannijn en Leo Elaut kon hij op­ 114) kwam de bekommernis om de de­ schieten. Met de nieuwe stroming in de mocratische instellingen tot uiting. Het partij, het bevrijdingsnationalisme verte­ is dan ook merkwaardig dat Claes er niet genwoordigd door Nelly Maes en Mau­rits voor terugschrok een alliantie aan te gaan Coppieters, kon hij het niet vinden. Claes met lieden die deze beginselen al veel verdedigde in politiek en zaken­wereld minder genegen waren. Blijkbaar woog de sterk liberaal getinte opvattingen, die vaak afkeer van VU en Egmontpact vol­doende haaks stonden op het maat­schappelijk en zwaar om extreem-rechts er op de koop economisch programma van de VU. Hij is toe maar bij te nemen. Later had hij dan tevens steeds een voor­stander geweest van toch weer zijn bedenkingen bij het Vlaams de politieke en maatschappelijke­ valoriser- Blok (p. 22).

9 Ook Jan Brans beweerde nooit lid te zijn geweest van het VNV (interviews door B. De Wever en F. Seberechts, Archief en Documentatiecentrum van het Vlaams-Nationalisme).

253 Bibliotheek / Bibliothèque

Het is niet toevallig dat TeKoS en de vinden. Het kan slechts een uitno­di­ging Delta-Stichting aandacht hebben voor zijn om tot een echte wetenschap­pelijke Lode Claes. Beide werden opgericht door biografie te komen, die Lode Claes de Luc Pauwels, medestichter van de VVP plaats in de geschiedenis van de Vlaam­se en medeauteur van dit boek. Georgi Ver- Beweging kan geven die hem toekomt. beeck merkt in zijn artikel over TeKoS in Frank Seberechts de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging op : “Zo wordt aansluiting ge­ vonden bij een rechtse vrijzinnige strek­ Patrick Pasture & Johan Verberckmoes (ed.) king binnen de VB en is er verwantschap «Working-Class Internationalism and the Appeal of National Identity : Historical Debates and Current merkbaar met de ideologische traditie van Perspectives on Western Europe» het Verdinaso en de extreme collaboratie­ Berg, Oxford/New York, 1998, vii + 263 p. bewegingen tijdens de Tweede Wereld­ oorlog”­ 10. Alvast de belangstelling voor This collection stems from a 1995 confe­ het Verdinaso en het behoren tot de rence held at Leuven on “Nationalist rechts-vrijzinnige strekking in de Vlaamse and Regionalist Dilemmas for Collective Be­weging gelden voor Claes. TeKoS stelt Action”, and it should be noted that this zich vaak op als het beschaafde, intellec­ gives a far more accurate description of tuele extreem-rechtse blad in Vlaanderen. the book’s contents than the title under Aan deze publicatie over Lode Claes lig­gen which it has actually appeared. For while dan ook wellicht diepere motieven dan there is a great deal here about the appeal alleen maar een “herinneringsboek” ten of nationalism to labour movements, there grondslag. Kadert het in een opera­tie om is hardly anything on working class inter- extreem-rechts meer “salonfähig” te ma­ nationalism. This is symptomatic of the ken ? Gebruikt men Lode Claes postuum problems that bedevil a volume in which als een uithangbord of een alibi voor het the grandiose ‘revisionist’ ambi­tions of streven naar een grote, rechtse (her)groe­ the editors consistently outrun the more pering in Vlaanderen, waarin extreem- modest – if worth­while – efforts of their rechts zijn plaats zoekt ? contributors. Pasture and Verberckmoes set their stall out clearly in their intro- Het boek laat ons van dichtbij kennis ma­ duction when they proclaim that : “The ken met een veelzijdig en controversieel accepted wisdom about nationalism and man. Het levert vooral indrukken en the labour movement being irreconcilably broks­gewijze informatie op. Dat is wel­ opposed will be thoroughly overturned” licht onvermijdelijk door de aanpak. (p. 24). Yet it is far from clear who still Pau­wels en Verstraete hebben duidelijk adheres to such a view, and surely ever de her­innering aan Claes willen levend since the devastating events of the sum- hou­den – waarschijnlijk niet zonder bijbe­ mer of 1914 few have doubted that, in doe­­lingen – en een kritische noot omtrent­ the final analysis, wor­king class patriotism diens politieke en maatschappelijke keuzes­ and sense of national identity will win out zal men in dit boek dan ook niet terug- over internationalism.­ The book’s argu-

10 NEVB, p. 3052.

254 Bibliotheek / Bibliothèque

ment seems to be that it is permissible for Why, for instance, are there two chapters labour move­ments to identify fully with on Northern Ireland while Scotland, where national and regional (as well as religious the national question has not proved and ethnic) identities: to paraphrase Sir particularly problematic for the labour William Harcourt’s famous dictum of movement, is not covered ? One would 1888 in relation to , the editors also like to see some coverage of larger seem to be saying that “we are all Austro- national units – how, for instance, have the Marxists now”. national movements in France and Spain coped with those countries’ The book is poorly focused as a collec- growing regionalisa­tion, and how has the tion of essays, and it is far from clear why federal state affec­ted the cohesion of the these particular topics have been chosen. labour movement in post-war Germany ? In addition to an introduction that deals with the theoretical context, there are Sitting rather uneasily with the previous eight other chapters. Six represent case chapters, the final two offer a detailed studies of specific regions where labour study of the response of the Austrian trade move­ments have faced a particular chal- unions to EU membership (unfortunately­ lenge from nationalism or regionalism we are told that a companion chapter on – the Basque country, Catalonia, , Swedish unions and the EU had to be northern Italy and Northern Ireland (for omitted), and an interesting survey by which, intriguingly, there are two separate Jelle Visser of the “Europeanisation” of the chapters). These chapters offer generally trade unions. Visser’s conclusion is that helpful and objective histories, and they EMU does not necessitate Europe-wide make for good concise introductions collective bargaining any more than the to the specific subjects (each chapter Single Market did before it. But he read- being supported by a bibliography). ily admits that if he is wrong – and others However, one has the feeling that some have argued conversely – “then the unions of the chapters have particular points are indeed in deep trouble” as “there is no to prove. Christopher Norton’s chapter chance of Europe-wide col­lective bargain- on Northern­ Ireland (the weaker of the ing in the near future” (p. 251). Pasture two) de­fends the trade unions from the and Verberckmoes ignore this word of charge of sectarianism, while Patrick warning in their introduc­tory precis of Pasture is equally ready to defend Belgian Visser’s essay, but perhaps it should be Catholic workers from any suggestion of taken more seriously. Could it be that in sympa­thy for the authoritarian right in the next century European labour move- inter-war Europe. Some interesting points ments should not so much be discovering do emerge from the opening chapters, nationalism, as this collection seems to such as the contrast between the Basque suggest, but rather be rediscovering their country, where nationalist trade unions internationalism within a European and have flourished, and Catalonia, where they global context ? have not. But how representative are these five case studies, each of which deals with Tom Buchanan notoriously conflict-ridden socie­ties ? Kellogg College, Oxford

255 Bibliotheek / Bibliothèque

VI. Seconde Guerre mondiale/ in commentaar en voetnoot. Tekst en com- Tweede Wereldoorlog mentaar zijn duidelijk gescheiden.

August De Schryver De dagboeken zelf hebben geen homo­ «Oorlogsdagboeken 1940-1942» geen karakter. Er moet een onderscheid (Met een inleiding en commentaar over de Belgische worden gemaakt tussen de onderdelen ministers in Frankrijk en Londen door Herman Van geredigeerd voor en na 30 november Goethem), Tielt, Lannoo, 1998, 478 p. 1940. Vanaf die datum gaat het om noti- Op 10 mei 1940 was de katholieke Gentse ties gemaakt op het moment van de ge- politicus August De Schryver minister beurtenissen zelf, terwijl de passages die van Economische Zaken, Middenstand de periode van 10 mei tot einde oktober en Ravitaillering. Hij bleef tot 1942 in 1940 bestrijken werden geredigeerd tus- Frankrijk, met enkele andere ministers sen oktober 1940 en januari 1941, na de van de regering Pierlot om daarna naar feiten. Het eerste deel van de dagboeken Londen te gaan, waar hij vooraleer weer valt uiteen in ‘Memoranda’ en ‘Nota’s’, ministeriële verantwoordelijkheden uit waarbij de eerste slaan op de activiteiten te oefenen, belast werd met enkele andere als lid van de regering en de Nota’s een opdrachten van algemeen belang. meer persoonlijk karakter hebben. De tekstbezorger heeft beide types tekst tot Dit boek is een uitgave van de dagboeken een geheel verwerkt, er door typo­grafische die De Schryver tussen 1940 en 1942 specificaties wel voor zorgend dat deze schreef. Ze worden ingeleid, ‘uitgeleid’ en ingreep duidelijk is. H. Van Goethem heeft doorlopend van commentaar voorzien alles doorgenomen wat een politiek belang door Herman Van Goethem. Hij situeert heeft. In de delen die de meer persoonlijke de figuur van De Schryver in de globale belevenissen van De Schryver betreffen politieke context en duidt gebeurtenis­ werd wel geschrapt. Het criterium was hier sen en overwegingen in De Schryvers dag- van ‘literair-estetische aard’. Het resultaat boeken. De personages die in de dagboe­ is een voor dit genre van boeken toegan- ken voorkomen worden kort gesitueerd in kelijk werk, waar de lezer onmiddellijk een register achteraan in het boek. wordt gewe­zen op de relevantie van de betreffende gebeurtenissen, commentaren In feite bevat dit boek meer dan de dag- of over­wegingen van De Schryver. boeken van De Schryver. Het gaat om een compilatie van verschillende stuk- Deze bronnenuitgave is relevant voor ken. Naast de dagboeken, opgetekend in verschillende onderzoeksterreinen. Een schoolschriften, maakte H. Van Goethem eerste is, zoals door H. Van Goethem sterk voor de commentaar ook gebruik van wordt benadrukt, van politieke aard. De een door Matagne, Vanderpoorten en dagboeken tonen dat De Schryver­ lang De Schryver opgestelde kroniek over de bleef geloven in een compro­misvrede (de gebeurtenissen tot januari 1941. Verder zgn. ‘derde hypothese’) en zijn gedragslijn verwerkte de tekstbezorger andere bron- daardoor ook liet inspireren. Iets gelijkaar- nen, o.m. de verslagen van de mi­nisterraad dig stellen we overigens vast bij de econo-

256 Bibliotheek / Bibliothèque

mische elite, die haar plannen voor de compromisvrede niet meer tot de mo- naoorlogse sociaal-economische politiek gelijkheden leek te behoren. Industriëlen eveneens aanpaste in functie van de glo- in bezet gebied drongen er toen (juli 1941, bale politieke en militaire krachtsverhou­ p. 292) op aan te zorgen voor voldoende dingen. Bij deze vaststelling moet evenwel troepen bij de bevrijding met het oog op een kanttekening worden gemaakt. De tek- de ordehandhaving. Ook de ministers in stbezorger stelt in de inleiding (p. 14) dat Frankrijk hielden zich vanaf dan met de de idee van een compromisvrede samenh- kwestie van de orde­handhaving bezig. ing met de hoop op een machts­wissel in Over De Schryvers persoonlijke opvat- Duitsland, met name een putsch van de tingen over het Bel­gische politiek regime militairen. Daarbij trekt H. Van Goethem vernemen we slechts zijdelings iets in de een parallel met de Franse Revolutie en dagboeken. De Schryver lijkt zich daar stipt aan dat de tijdgenoot “in een periode niet erg druk om te hebben gemaakt. Op waarin men nog zijn geschiedenis kende” 26 september 1940 schreef hij naar zijn dat eveneens deed. Vraag is welke concrete echtgenote dat er in België fundamentele aanwijzingen er waren, behalve een histo- wijzigingen zouden optreden. “Als de rische parallel, dat deze machtswissel voor toestand er later door verbetert, heeft dit de deur stond of kans op slagen maakte. geen belang, want we beleven een histo- Tweede be­denking slaat op de vorm die rische verandering” (p. 196) zo laat hij zijn het binnenlands­ politiek regime zou kri- vrouw weten. De Schryver geeft hier blijk jgen in geval van een compromisvrede. van een merkwaardige ‘onideologische’ Hoe de interne krachtsverhoudingen in opstelling. De politieke elite in België Duitsland ook zouden evolueren, bij een wist immers zeer goed wat de natuur compro­misvrede zou aan het vooroor- was van het nazisme en de implicaties logse Belgische democratische liberale voor de Duitse maatschappij en politiek. regime gesleuteld worden in autoritaire Einde mei 1940 nam De Schryver wel een zin, zoals vele rechtse groepen voor de standpunt in. Hij vreesde dat wanneer oorlog al wensten. Over dit aspect komen de regering ont­slag zou nemen er een we in De Schryvers dagboeken opvallend “revolutionaire regering” tot stand zou weinig te weten, behalve enkele algemene komen die helemaal onder Franse invloed uitspraken.­ Hield hij er zich niet mee zou belanden. Volgens De Schryver was bezig of ging hij er uit voorzichtigheid dit nefast “voor de katholieken en voor niet dieper op in ? De laatste hypothese Vlaanderen” (p. 69). Klaarblijkelijk hechtte is de meest waarschijnlijke. Op 4 februari hij aan het Vlaamse en het katholieke meer 1941 (p. 241) noteerde De Schryver dat belang dan aan de andere aspecten van de van gedachten werd gewisseld over het na­ binnenlandse politiek. De tekstbezorger oorlogse politiek systeem in België, maar wijt de weinig geprofileerde opstelling dat daarover niets werd genoteerd. Dat er van De Schryver aan diens verzoenings- wel degelijk werd nagedacht over de bin- gezinde houding (p. 15). Dit aspect heeft nenlandse implicaties van veran­derende ongetwijfeld meegespeeld, maar ook De politieke en militaire krachts­verhoudingen Schryvers opvattingen over de hervorming blijkt eveneens uit een aantal notities in van de staat en het par­lementaire regime de dagboeken, op het moment dat de tijdens het interbellum kunnen hierbij van

257 Bibliotheek / Bibliothèque

invloed zijn geweest. Welk was de precieze tot dewelke hij behoorde. Treffend is de betekenis van het “Vlaamse en sociale aan­dacht die uitgaat naar de staat van de profiel” (Inleiding p. 7) van De Schryver accommodatie en het voedsel en de auto in dit verband ? van De Schryver. De Schryver komt uit de dagboeken naar voor als een zeer religieus De dagboeken zijn ook relevant omdat ze en sportief man. duidelijk maken waar De Schryver zich Dirk Luyten niet mee bezighield. De grote aandacht voor algemene politieke vraagstukken staat in schril contrast met de geringe Fabrice Maerten, Frans Selleslagh & Mark Van den activiteit die werd ontplooid op het ter- Wijngaert (dir.) rein waar De Schryver voor bevoegd «Entre la peste et le choléra. Vie et attitude des catholiques belges sous l’occupation» was : de economie. Deze kwesties waren Gerpinnes, Quorum, 1999, 288 p. niet prioritair en werden grotendeels in handen genomen door meegekomen Si l’on connaît bien la politique de moin- ambtenaren. Ook over het probleem van dre mal adoptée par l’épiscopat belge pen- de economische activiteiten in bezet ge- dant l’occupation, on ignore largement bied vernemen we niet zoveel. Bo­ven­dien l’attitude des croyants et l’in­fluence de kwam de principiële vraag naar de toelaat- cette politique sur l’ensemble de la com- baarheid en de grenzen ervan nau­welijks munauté catholique. Ce livre s’interroge aan de orde. Merkwaardig is wel dat De donc sur la façon dont “la politique de Schryver het stelsel van de ‘groepen’ (1941) l’Eglise a été appliquée sur le terrain par veroordeelde als een te verregaande­ toe- le clergé et les organisations et institutions geving van de bezetter, maar geen kritiek catholiques”. La communau­té catholique had op de in 1940 opgerichte Nationale a-t-elle calqué son comportement­ sur Landbouw- en Voedings­cor­poratie die celui de l’épiscopat ou s’en est-elle dis- onmiddellijk in Nieuwe Orde-vaarwater tancée ? Comment et pour­quoi ? Quel terecht kwam. Bij dit alles moet wel in a été l’impact de l’occupation sur les het achterhoofd worden gehouden dat mouvements de jeunesse et les syndicats De Schryver niet alles noteerde in zijn chrétiens ? Quelles furent les réactions des dagboeken. Dit had te maken met voor­ religieux, des religieuses et du clergé sécu- zichtigheid (de Fransen controleerden het lier ? Et, enfin, comment les catholiques doen en laten van de Belgische ministers) ont-ils réagi à l’égard de la question juive ? maar wellicht ook met politieke strategie. La problématique, on le voit, est vaste. De dagboeken waren immers niet alleen Toutefois, le but de cet ouvrage est moins een ‘relaas’, maar ook gedeeltelijk en vaak de combler ce vide historiographique impliciet een verantwoording van de door que d’offrir quelques éléments solides de De Schryver gevolgde politieke lijn. réponse et d’ouvrir des pistes de recherche. Tenslotte zijn de talrijke persoonlijke be­denkingen die in de dagboeken voor­ Issu du colloque “Société, Culture et Men- komen interessant om zicht te krijgen talités” organisé par l’actuel CEGES en op de persoon van De Schryver en zijn 1995, le livre ne reprend que la partie con- mentaliteit­ en die van de sociale groep cernant la vie et l’attitude des catholiques­

258 Bibliotheek / Bibliothèque

sous l’occupation, mais y ajoute quatre fait machine arrière dès août 1941. Cette nouvelles contributions. On se réjouira politique d’accommodation est menée de la place faite aux jeunes chercheurs tant que l’occupant respecte l’autonomie (mémoires de licence, sémi­naires, etc.). de l’Eglise. Dès 1938, d’ailleurs, le Cardinal Certes, comme souvent, les contributions avait proclamé l’incompatibilité entre la sont de valeur et d’ampleur variables, mais doctrine chrétienne et l’idéologie nazie. cela ne nuit pas à l’en­semble de l’ouvrage. En 1941, il condamne toute forme de La première partie, d’une remarquable colla­boration, car il juge celle-ci en contra­ clarté, plante le décor. Mark Van den Wi- diction à la fois avec le christianisme et le jngaert rappelle l’attitude­ de l’épiscopat patriotisme. belge et met en perspective les différentes contributions, ce qui assure la cohérence Un des principaux éléments constitutifs du livre. Fabrice Maerten, quant à lui, de l’attitude du cardinal Van Roey est son s’attache à poser les questions aujourd’hui attachement à la monarchie, ce qui le porte sans réponse, ouvrant ainsi le champ de à adopter entièrement les vues de Léopold la recherche. III. La lettre épiscopale du 2 juin 1940, d’ailleurs, soutient le Roi et condamne­ le A la veille de la Seconde Guerre mon- gouvernement Pierlot. Cette lettre a un diale, le pilier catholique est extrêmement grand retentissement en Bel­gique. Mais puissant en Belgique. Cette position est l’analyse montre que l’enthousiasme­ est renforcée sous l’occupation, car l’Eglise alors plus grand du côté flamand que du catholique est la seule institution d’avant- côté francophone. En effet, un petit groupe guerre à se maintenir intacte tout au de catholiques –essentiellement des fran- long du conflit. Le principal objectif de cophones – n’acceptent pas l’occupation et l’Eglise-institution est alors bel et bien la se démarquent ainsi du Cardinal et du Roi. perpé­tuation de son pouvoir et la sauveg- Mgr Kerkhofs, évêque de Liège, est la figure arde de son autonomie. C’est pourquoi emblématique de cette mentalité : dans sa elle refuse de collaborer avec le régime lettre du 6 juin 1940, il invite ses diocésains nazi, mais reconnaît la Militärverwaltung “à ne pas accepter l’agression allemande com­me pouvoir de fait. Le cardinal Van et à adopter une véritable attitude pa- Roey appelle les croyants à suivre les triotique, mais sans provo­cation inutile”. directives de l’occupant, mais dans les En outre, il y rend hom­mage au Roi ainsi limites des conventions internationales. qu’au gouvernement. Le contraste entre Il autorise aussi l’adhésion à l’UTMI de l’attitude de résistance de l’évêque de Liège la majorité des dirigeants des syndicats et la résignation du Cardinal est flagrant. flamands, tout en ne réprouvant pas l’abstention des responsables des syndicats Toutefois, si le Cardinal est d’avance prêt wallons. En effet, la CSC, majoritaire en à accepter un régime autoritaire sous la Flandre, doit être protégée. Pour cela il houlette royale, il réagit à toute ingérence faut éviter une suprématie du VNV au du pouvoir occupant dans ce qu’il con­ sein de l’UTMI. Néanmoins, la rupture sidère être les affaires de l’Eglise. De ce fait, au sein de la CSC provoque de multiples les tensions croissent à partir de 1942 et en res­sentiments, même si l’aile flamande 1943, le Cardinal proteste publi­quement

259 Bibliotheek / Bibliothèque

contre le travail obligatoire et l’enlèvement explique pourquoi l’occupant essaya de des cloches. D’aucuns lui reprocheront l’associer à la formation d’un mouvement d’ailleurs d’avoir mêlé ces deux aspects de jeunesse­ unique. Mais l’autorité spiritu- si différents. En outre, l’épiscopat belge elle mit rapidement fin aux négociations. – Mgr Kerkhofs compris – ne s’est jamais La réponse de l’occupant fut d’accentuer prononcé sur la question juive. Mais quoi son contrôle sur le VVKS et de le contrain- qu’il en soit, les crispations­ entre l’Eglise et dre à restreindre ses activités. l’occupant se feront de plus en plus vives ce qui augmentera le prestige de celle-ci L’analyse du monde ecclésiastique retrace au sein de la population belge. l’attitude des clergés régulier et sécu- lier face à l’occupation. Cette fois, c’est Dans l’ensemble, il apparaît que l’attitude la partie francophone du pays qui est du cardinal Van Roey a contribué à sur-représentée. Les différentes contribu- éloigner le monde catholique de la ten­ tions de cette partie se rejoignent. Les tation de collaborer avec l’occupant et prêtres et les religieux, comme le reste de que ses silences prudents ont laissé la la population,­ souffrirent des restrictions voie ouverte aux croyants pour résister et maté­rielles et morales de l’occupation. par­ticiper au sauvetage des Juifs. Mais la Il s’agis­sait, pour l’essentiel, de survivre base chrétienne a-t-elle suivi cette voie ? La quotidiennement­ et d’éviter les diffi- suite de l’ouvrage nous offre des en­quêtes cultés avec l’occupant. Dans l’ensemble, de terrain sur la société civile d’abord, le les activités traditionnelles de l’Eglise – monde ecclésiastique ensuite et la question l’enseigne­ment, les œuvres caritatives et juive enfin. L’analyse de deux mouve- hospitalières­ – ont continué normalement, ments de jeunesse catholiques flamands, si ce n’est lorsque les bâtiments – couvents le Chirojeugd et le VVKS, confirme­ que les et écoles – étaient réquisitionnés par les responsables religieux ont protégé leurs Allemands. L’aide habituelle aux plus dé- ouailles de la collaboration mais ne permet munis s’est même élargie aux différentes­ pas d’affirmer qu’ils aient suscité un esprit victimes des aléas de la guerre. de résistance à l’occupant. On regrettera ici l’absence de contribution relative aux Si l’on se base sur l’Enquête Eglise du mouvements de jeunesse catholiques de la CEGES, près de 20 % des religieux au- partie francophone du pays, étude qui au- raient, d’une façon ou d’une autre, fait de rait permis d’intéressantes­ comparaisons. la résistance. Pour le Hainaut, F. Maerten Le Chiro, créé sous l’occupation, privilé- estime que 13 % des prêtres étaient affiliés gia la dimension strictement religieuse, à un réseau de résistance alors que, pour tandis que le VVKS s’attacha à la mise en l’ensemble de la popu­lation, on ne dépasse valeur du caractère flamand. En 1942, les pas les 5 %. L’en­gagement du monde ec- deux mouvements entrèrent en conflit clésiastique dans la résistance est donc non pour le recrutement de leurs membres, le négligeable. Toutefois on trouve relative- VVKS étant con­sidéré au sein de l’Action ment peu de religieux et de prêtres dans catholique com­me un concurrent parce les services de renseignements et les filières qu’il était relati­vement indépendant vis- d’évasion et moins encore dans la résis- à-vis de la hié­rarchie ecclésiastique. Ceci tance armée – ils sont même totalement

260 Bibliotheek / Bibliothèque

absents des organisations communistes et et au su des Anversois qui ne réagirent socialistes. Des abbayes comme Maredsous pas. Par antisémitisme ? Par peur ? Il est et Saint-André, hauts lieux de la résistance, vrai qu’aider les Juifs à Anvers était plus font figures d’exception. Par contre, bien dangereux­ qu’ailleurs. Une protestation des prêtres critiquent les nazis et l’Ordre publique­ du Cardinal ou d’ecclésiastiques Nou­veau dans leurs sermons, voire à trav- de haut rang aurait-elle incité plus de croy- ers des conférences. Mais la contribution­ la ants à réagir ? Le cas d’Anvers mériterait­ plus importante du monde ecclésiastique une analyse approfondie. Les dis­crètes (ainsi que de la JOC) à la résistance est interventions du Cardinal en faveur de sans conteste l’aide four­nie aux illégaux, Juifs belges (ces derniers ne re­présentaient c’est-à-dire aux avia­teurs alliés, aux résis- que 10 % des Juifs installés en Belgique) tants, aux réfractaires et aux Juifs. Sur le n’ont guère donné de résultats. En fait, plan de la collaboration,­ les recherches se l’initiative venait de la base chrétienne chez heurtent à la per­sistance de tabous quasi qui les valeurs patriotiques et humanistes insurmontables. Il semble cependant que étaient plus importantes que le souci de si l’attrait qu’exer­çait l’Ordre nouveau préserver les institutions catholiques. sur le clergé hen­nuyer par exemple n’était Mais, on constate­ qu’après-coup ces pas négligea­ ­ble, rares sont les prêtres qui, chrétiens ont voulu donner l’image d’une comme l’abbé Wallez, s’engagèrent active- Eglise engagée aux côtés des Juifs. ment dans la collaboration. Une étude plus lar­ge sur les mentalités du clergé, ses L’histoire de l’aide aux Juifs n’en est différentes­ facettes et ses contradictions qu’à ses débuts. Si elle est avant tout une res­te à faire. histoire d’individus, elle se réduit, trop souvent encore, à une galerie de portraits. En ce qui concerne l’aide aux Juifs, les Ainsi, par exemple, il serait intéressant différentes contributions montrent que que l’on s’interroge sur les interactions la communauté catholique a été beaucoup et les évolutions des motivations de ces plus loin en actions que l’épiscopat en pa- catholiques et de leurs préjugés raciaux roles. Contrairement à leurs homo­logues – ils sont souvent antinomiques –, car les français et hollandais, les évêques belges individus témoignent aussi de la société ne se sont pas prononcés contre la persé- à laquelle ils appartiennent. Souhaitons cution des Juifs. Par ailleurs, le sau­vetage que ce livre, auquel manquent des conclu­ des Juifs n’a été organisé par l’évêché sions, suscite de nouvelles recherches sur qu’à Liège. Le plus souvent l’aide émanait le monde catholique, ses actions et son d’individus; parfois, elle s’ap­puyait sur des imaginaire. réseaux qui collaboraient, sans s’y intégrer, avec le Comité de Défense­ des Juifs. Cette Laurence van Ypersele aide catholique aux Juifs fut beaucoup plus importante et mieux structurée à Bruxelles et en Wal­lonie qu’en Flandre. A Anvers, où résidait la plus grande communauté juive de Belgique, des razzias décimèrent la communauté­ en quelques mois, au vu

261 Bibliotheek / Bibliothèque

Bjorn Rzoska te zeer in allerlei Vlaams-nationalistische «Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Het kamp visies vastge­ankerd. Naast een ganse reeks van Lokeren» getuige­nissen van oud-geïnterneerden, Leuven, Uitg. Davidsfonds, 135 p. werden slechts enkele, meestal tamelijk opper­vlakkige, studies over dat onderwerp Dat de repressie in België na de Tweede gepubliceerd­ 12. Wereldoorlog geen succesrijke operatie is geweest, wordt thans vrij algemeen er­ Dé grote verdienste van Björn Rzoska is kend. Onschuldigen werden opgesloten en wel dat hij, naast getuigenissen van oud- vervolgd. Licht-schuldigen werden vaak al geïnterneerden én ook van hun bewakers, te zwaar gestraft, terwijl zwaar-schuldigen een reeks nieuwe, administratieve, bron­ soms vrijuit gingen of maar zeer licht nen heeft aangesneden. Hij vond in het bestraft werden, denken we maar aan heel Rijksarchief te Beveren de opslui­tings­ wat economische collaborateurs. dossiers van de geïnterneerden in Lokeren én de personeelsdossiers van de bewakers Tot voor kort werd de geschiedschrijving aldaar. In het Studie- en Documenta­tie­ van die repressie in zeer geruime mate centrum Oorlog en Hedendaagse Maat­ overgelaten aan gewezen slachtoffers en schappij in Brussel kon hij de dossiers hun sympathisanten. De eerste uitgave inzien van de Staatsveiligheid over de van de Encyclopedie van de Vlaamse Beweg- situatie in Lokeren (veel ruimer dan de ing (1973-75) was daar in zekere zin een door Pauwels gepubliceerde rapporten weerspiegeling van. van Prof. Ganshof). Daarnaast gebruikte hij ook de niet onbelangrijke dossiers In de tweede editie (1998) werd dat en verslagen in het Stadsarchief van beeld enigszins gecorrigeerd. Er blijven Lokeren. echter nog vele witte en vage vlekken over in die geschiedschrijving. In vele Het Hechteniskamp van Lokeren was on- gevallen is er nog grondige detailstudie tegensprekelijk een der meest geciteerde,­ nodig. Een van die nog te onderzoeken maar daarom nog niet goed gekende, terreinen is dat van de interneringen in interneringscentra in Vlaanderen. Het 1944. Wilfried Pauwels heeft heel wat was zeker een van de grootste en het feit nuttig materiaal daartoe aangebracht 11, dat aalmoezenier en kunstfotograaf Pater maar heeft te weinig­ archiefmateriaal Longinus De Munter vele tientallen foto’s over de kampen ge­bruikt en bleef nog al over het kamp gemaakt heeft, die in vele

11 Wilfried Pauwels, De verdachten van september 1944, Antwerpen, Uitg. De Nederlanden, 1990. 12 Joost Ballegeer, Repressie en internering in Kortrijk (1944-1947), Kortrijk, Volksunie Kortrijk, 1995; Wilfried Ramaekers, Het dagelijks leven in het interneringscentrum Beverlo (1945-1950), Leuven, KUL, 1987 (lic.).

262 Bibliotheek / Bibliothèque

publicaties werden verspreid, heeft tot die beweren, behoorde de meerderheid van bekendheid wel bijgedragen 13. die bewakers (ten minste in Lokeren) niet tot het georganiseerde verzet. De job Rzoska trachtte vooreerst, voor zover de zal waarschijnlijk niet zo aantrekkelijk teruggevonden bronnen dit toelieten, ge­weest zijn. Vooral vele werklozen zagen de ontstaansgeschiedenis van het kamp er een tijdelijke oplossing in voor hun te schetsen. Het ontstond als Duits problemen, met eventuele mogelijkheden Durch­gangslager voor eventuele Britse tot lucratieve bijverdiensten (smokkelen krijgsge­vangenen. Nadien (1942-44) van brieven en pakjes !). Er zat natuurlijk werd het een hechteniskamp afhangend bij die bewakers heel wat kaf, sommigen van het Bel­gisch Ministerie van Justitie. werden disciplinair gestraft of zelfs afge- In september 1944 werd het gebruikt als dankt. Ook in Lokeren hebben sommigen­ internerings­centrum voor incivieken en van die bewakers, in mindere mate dan in zou het bekend en zelfs berucht worden. de overige kampen, zich misdragen t.o.v. de gevangenen, vooral omdat er daar al een Rzoska slaagde erin de gehele kamp­ administratieve en juridische structuur bevolking juridisch en maatschappelijk aanwezig was. De getuigenissen van de te traceren. Meestal beperken de studies oud-geïnterneerden moet men waarschi- over de repressie zich tot de veroordeelden jnlijk met een korreltje zout nemen. Voor of hoogstens ook tot diegenen die op de hen waren bewakers en ‘weer­standers’ dé ‘lijsten van de auditeur’ geplaatst werden. tegenstanders en wer­den allen over de Aan de hand van de opsluitingsdossiers zelfde kam geschoren, zoals dat aan de an- werden alle geïnterneerden terug­ge­ dere zijde ook ge­beurde met dé ‘zwarten’, vonden. De auteur kwam tot de con- die zeker ook niet allemaal zgn. ‘Vlaamse clusie dat 60 % van die geïnterneerden idealisten’ waren. nooit veroordeeld werden en dat zeer velen onder hen nooit onder aanhoudings­ De auteur probeert ook de geïnterneerden mandaat werden geplaatst. Die 60 % maatschappelijk en geografisch te situeren waren dus meestal onschuldigen of dan en maakt een duidelijk onderscheid tussen toch zeer licht-schuldigen. Waarom ze dan de geïnterneerden van de eerste maanden werden opgesloten is meestal moeilijk te en die van de latere periode. Tevens schetst achterhalen. De dossiers zijn vaak te vaag hij het leven in het kamp aan de hand van en beschuldigingen als ‘verklikking’ bleken enkele nieuwe bronnen en herleidt hij de achteraf meestal niet te staven of zelfs zgn.’opstand’ in het kamp van 19 augustus volledig verzonnen te zijn. 1945 tot zijn ware proporties. Rzoska is er in geslaagd om, weten­schappelijk sterk Een andere merkwaardige constatatie ondersteund, een ob­jectief beeld op te van Rzoska betreft de bewakers. In tegen­ roepen van een schakel uit de geschiedenis stelling met wat men (ook nu nog) mag van de repressie, waarmede rekening zal

13 Pater Longinus De Munter (1899-1991) schatte het aantal ‘passanten’ in Lokeren op 22.000. De lokerse stadssecretaris gewaagde zelfs van 25.000. Rzoska houdt het eerder bij 15 à 18.000.

263 Bibliotheek / Bibliothèque

moeten gehouden worden wanneer uitein- van historisch commentaar. Van den delijk dé geschie­denis ervan zal geschreven Berghe bevindt zich op vertrouwd ter­ worden, zo dat ooit mogelijk zal zijn. rein en dat blijkt ook duidelijk uit de stijl en de inhoud van zijn commentaar. Als Werner Vandenabeele ethicus specialiseerde hij zich in oog­ge­ tuigenverslagen van overlevenden van

Gie van den Berghe nazi-kampen. Hij was dan ook de aan­ «Flossenbürg : een vergeten concentratiekamp. Een gewezen onderzoeker om het ego-docu­ ooggetuigenverslag van Léon Calembert» ment van Léon Calembert historisch te Brussel, VUBPress, 1999, 174 p. contextualiseren. De auteur doet echter meer dan enkel commentaar geven, Het gebeurt wel vaker dat overlevenden hij vult een aantal leemtes op en geeft van concentratie- en uitroeiingskampen tegelijkertijd vanuit het ego-document na de ineenstorting van het Nazi-regime, kritiek op Goldhagen en consorten. Het als poging tot verwerking hun ervarin- ooggetuigenverslag van Calembert is om gen op papier zetten. Wie kent niet de meerdere redenen uitzonderlijk. De Luikse boeken van bijvoorbeeld Primo Levi of mijningenieur en geoloog wordt in 1943 Jorge Semprun. Deze laatste schreef zijn opgepakt wegens spionage en verdwijnt ervaringen over Buchenwald neer onder voor een jaar in de gevange­nis van Sint- de opdracht “Voor Thomas opdat hij zich Gillis. Vandaar wordt de jonge dertiger in – later, na afloop – deze herinnering herin- augustus 1944 naar een Duits tuchthuis nert” 14. Semprun schrijft in zijn boek de overgebracht alvorens in januari 1945 gebeurtenissen van zich af, iets wat ook in Flossenbürg terecht te komen. Het de latere Luikse hoogleraar Léon Calem- onderzoek over dit con­centratiekamp bert doet in zijn ooggetuigen­verslag. In staat nog in de kin­der­schoenen. Het 1996 publiceerde Gie van den Berghe, op verslag van Calembert, maar vooral de vraag van de Koninklijke Commissie voor uitgebreide inleiding van Van den Berghe, Geschiedenis, het ooggetuigenverslag van schetsen beknopt een geschiedenis van dit Calembert over het concentratiekamp van ‘vergeten’ kamp. Het concentratiekamp Flossenbürg 15. Pas in 1999 verscheen een of KZ (Konzentrationslager­ ) Flossenbürg grondig herwerkte Nederlandse vertaling was nochtans het vierde grootste op Duits van het boeiende ego-document bij de grondge­bied na Dachau, Sachenhausen en VUBPress, deze keer gericht op een ruim Bu­chenwald. Het werd opgericht in mei publiek. 1938 en lag in het Oberpfalz-woud, een stuk natuurlijke grens tussen Duits­land Het ooggetuigenverslag van Calembert en Tsjechië. Flossenbürg kaderde in het wordt door Gie van den Berghe voorzien Führerbauten- project van Albert Speer,

14 Jorge Semprun, Wat ‘n mooie zondag!, Breda, 1997 (vertaald door Babet Mossel en verschenen in de reeks Geuzenpocket, 98). 15 Gie van den Berghe m.m.v. Jean-Louis Kupper, Au camp de Flossenbürg (1945). Témoignage de Léon Calembert, Brussel, VUB Press, 1996, 92 p.

264 Bibliotheek / Bibliothèque

de architect van Adolf Hitler. Dit grootse dat zulks onmogelijk is. Elke waarne- project hield een architectonische om­ ming is persoons- en tijdsgebonden en bouwing in van Berlijn en andere grote haalt juist zijn waarde uit de subjectieve Duitse steden. De SS richtte met dit doel zin­geving aan feiten en gebeurtenissen. diverse economische ondernemingen op, Deze subjectiviteit is allesbepalend voor waaronder het Deutsche Erd- und Stein- de beleving en registratie door het subject : werke GmbH (DEST), die gevange­nen wetenschapper, nieuweling, finale fase in van concentratiekampen als goed­kope Flossenbürg,.... Bovendien stelt zich hier arbeidskrachten inschakelde in o.m. de ook de vraag naar de representativiteit granietwinning. Ook de steengroeve van van het verslag voor andere, niet-intel­ Flossenbürg werd in opdracht van de lectuele, nieuwelingen die Flossenbürg DEST ontgonnen. meemaakten in de eerste maanden van 1945. Van hun ervaringen resten vaak geen Van den Berghe beschouwt het verslag schriftelijke sporen. van Calembert als het relaas van een soort buitenstaander 16. De Luikse ge­oloog Het relaas is zonder meer beklijvend, niet kwam pas eind januari 1945 terecht in het minst door de beschrijving van de Flossenbürg en had voordien nog geen vaak gruwelijke dagdagelijksheid in het ervaringen in het ‘concentrationaire uni­ kamp van Flossenbürg. Calembert heeft versum’. Hij komt in een ware hel terecht, het ondermeer over de mensonterende maar observeert opvallend scherp. De ontvangst, de corruptie onder de kapo’s meeste nieuwelingen of Zu­gänge beleefden of de bevoorrechte gevangenen bij de het kampleven in de eerste maanden voedselbedelingen, de wasbeurten, de als irreëel. Calembert was echter een bewaking; enz. In heel wat kampen waren uitzon­dering en naast nieuweling ook deze kapo’s vooral politieke gevangenen, intel­lectueel en wetenschapper. Volgens in Flossenbürg zijn vooral gevangenen van den Berghe leidden deze kenmerken van gemeen recht of crimineel gestraften tot de uitzonderlijke kwaliteit van het de kapo’s met dienst. Dit had uiteraard ge­tuigenis, maar tegelijkertijd ook tot een weerslag op het intern regime. Regel­ de zwakte ervan. Calembert schreef een matig onderbreekt van den Berghe het eerste versie van zijn getuigenis onmid­ verslag om het getuigenis van Calembert dellijk na zijn vrijlating in juni 1945. Veel aan te vullen met gegevens uit andere later schaafde hij aan zijn oorspronkelijke oog­getuigeverslagen of een bepaalde pas- verslag en trachtte het te ‘objectiveren’. Van sage te duiden met commentaar. Ook de den Berghe betreurt de poging van de ver­werking van de ongepubliceerde roman ooggetuige om het persoonlijke uit zijn die Calembert schreef over zijn op­sluiting, verslag te elimineren en niet te beseffen Le passager clandestin, levert essentiële

16 Van den Berghe gebruikt de term buitenstaander in het theoretisch model van de insider-outsiderprob- lematiek en de kloof tussen beide groepen. Voor een grondige uitwerking van dit model, zie : Gie Van den Berghe, Met de dood voor ogen. Begrip en onbegrip tussen overlevenden van Nazi-kampen en buitenstaanders, Ber­chem, EPO, 1987, 531 p.

265 Bibliotheek / Bibliothèque

aanvullingen op het verhaal. Op die ma­ VII. Militaire geschiedenis / nier slaagt de auteur erin de waarde van Histoire militaire het ego-document te vergroten, ook waar hij uiterst voorzichtig en met respect de Petra Gunst, Armand Philips & Benoît Verhaegen getuige corrigeert. Maar Van den Berghe «Une saison en Corée. Du ‘Kamina’ à l’Imjin» grijpt ook bepaalde passages in Calem­ Bruxelles, Racine, 1999, 238 p. berts verslag aan om vakliteratuur op belangrijke punten te nuanceren. Nadat On a suffisamment souligné combien hij reeds in de inleiding de geruchten les combattants, de Fabrice del Dongo sur over het bestaan van een gaskamer in le champ de bataille de Waterloo à Norton Flos­senbürg weerlegt, toont hij ook aan Cru en 1914-1918, ignorent les données et dat het beruchte Himmler-bevel op het les perspectives des combats auxquels ils einde van de oorlog om alle Nacht- und ont été mêlés. Nebel-gevangenen uit te roeien, een mythe is. Het is de enige keer dat Van den Berghe C’est à la fois ce qu’a voulu démontrer et de ooggetuige gedurende vier bladzijden tenter de corriger Benoît Verhaegen, aidé onderbreekt om Goldhagen – die met zijn en cela par un compagnon d’équipée et boek Hitler’s Willing Executioners het beeld une historienne d’aujourd’hui. Bien des van de jodenvervolging en -uit­roeiing bij lecteurs découvriront avec étonnement het grote publiek decennialang zal bepal- derrière l’historien spécialiste de l’histoire en – en anderen op dit punt te corrigeren. immédiate, le pionnier de l’histoire con­ golaise et l’homme de gauche, l’officier Kort samengevat : dit boek is af ! Het is volontaire du Bataillon de Corée, griè­ alleen jammer dat redactioneel geopteerd vement blessé au combat à la tête de son werd voor een wel heel summier noten­ peloton. apparaat. Die ergernis wordt bovendien verhoogd door de weinig overzichtelijke Si cet ouvrage trouve écho dans ces pages, opdelingen in de bibliografie, maar dit c’est qu’il n’a rien d’un récit d’ancien com­ zijn slechts details. Calemberts verslag leest battant. Il est au contraire une tentative als een trein. Als buitenstaander voel je je éclairante de reconstituer le vécu divergent zelfs heel even insider op het moment dat d’hommes placés à quelques centaines Calembert meedeelt “te smachten naar de mètres de distance les uns des autres, totale verdwijning”. face à la mort qui fauche largement dans leurs rangs, dans la peur et la solidarité du Björn Rzoska combat. C’est un exercice minutieux de critique historique à travers témoignages écrits, interviews et documents, une dé- monstration de micro-histoire, celle du peloton B de la Compagnie C du Batail­lon de Corée.

266 Bibliotheek / Bibliothèque

Bien entendu, les auteurs entament leur stats émaillant les récits croisés. A cela récit en évoquant la formation du Ba­ s’ajoutent les réflexions désabusées sur des taillon, l’itinéraire de ses membres, leur lendemains qui offrirent peu d’occasion­ de passé, leur motivation. Il s’ensuit une sortir du lot. Mais Verhaegen a trop le sens image corrigée par rapport aux clichés de l’histoire pour extrapoler l’exemple du fort négatifs ayant cours, la rectification petit groupe étudié. étant certainement valable pour les sol­ dats décrits ici, ceux de la première levée, En ce sens, c’est de l’histoire immédiate à commencer par le lieutenant-narrateur. exemplaire, où l’inspirateur-acteur a pu Ce dernier reprend sa vision d’époque, présenter sa personnalité d’alors sans que sauvegardée sous forme de conférence en celle d’aujourd’hui ne la juge ni l’exalte. 1952. Ce n’étaient pas des repris de justice Il y a fort à parier que cette saison passée et certainement pas des anciens collabo­ en enfer ne sera pas au goût de tout le rateurs (j’allais écrire qu’ils n’étaient monde. Mais elle devrait servir de livre ce­pendant pas des ‘enfants de chœur’, d’exercice pour les futurs historiens du mais beaucoup le furent précisément). temps présent. Echap­pant au cliché, Verhaegen montre assez bien que les parcours antérieurs ne José Gotovitch pré­disposent pas de l’attitude au combat, ni de la solidarité vitale qui unit – ou pas – les combattants.

Pour le reste, Gahide 17 avait déjà souligné dans sa thèse les incohérences du com­ mandement et le désintérêt du gouver­ nement qui avait pris la responsabilité de l’envoi du Bataillon. Rapportés sur le terrain, dans ce combat qui fut l’un des plus sanglants vécu par le Bataillon, ces manquements éclatent dans leur vérité concrète : entraînement préalable étran­ger aux conditions et aux exigences ren­contrées sur le terrain, armes non adé­ quates, pressions pour réaliser de beaux communiqués, missions impossibles à assumer par manque d’hommes et de munitions, etc… Il y a loin de la légende à la réalité, une réalité qui, sans fard, se construit au départ des mille petits con-

17 Jean-Pierre Gahide, La Belgique et la guerre de Corée 1950-1955, (Centre d’histoire militaire, Travaux, XXIV), Bruxelles, Musée royal de l’Armée, 1991, 262 p.

267