Thesis Pc Finv5 Metvoorbl
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Axel de Backer Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Opleiding Geschiedenis Vakgroep Nieuwste Tijden Academiejaar 2004-2005 DE ROL VAN PREMIER ACHIEL VAN ACKER IN DE KONINGSKWESTIE (1944-1946) Promotor: Prof. dr. Gita Deneckere Commissarissen: Dr. Wouter Steenhaut Dr. Jan Dumolyn Scriptie voorgelegd door Axel de Backer tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. “““Ik ben niet mededeelzaam. Alles in een paar woorden, waarin ik een en ander of de ene het een en de andere ’t ander zeg. Met geen kan ik thans spreken. Liegen wil ik niet. Ik zie me gedwongen, als zekere zaken besproken worden, algemeenheden te vertellen. Hieruit komt de behoefte een en ander aan het papier toe te vertrouwen.” Achiel van Acker Dagboekaantekening op 15 juni 1944 1 DANKWOORD Bij deze zou ik mijn promotor Prof. dr. Gita Deneckere willen bedanken voor de vrijheid die ze mij gaf in mijn onderzoek en het vertrouwen dat ik daaruit putte. Vervolgens zou ik mijn ouders willen bedanken voor het vele nalezen en corrigeren, maar mijn meeste dank gaat uit naar mijn grootvader, Hans Van Acker, voor het ter beschikking stellen van de documenten van zijn vader en het vertrouwen dat hij in mij stelde bij het uitvoeren van dit onderzoek. 2 PRPRPROBLEEMSTELLINGPR OBLEEMSTELLING Verantwoording en motivatie Het onderwerp van deze scriptie vraagt enige duiding. Alvorens we uitleggen wat het exacte doel is van ons onderzoek, zijn er andere vragen die beantwoord moeten worden. De belangrijkste is zonder twijfel Waarom dit onderwerp? Het is niet onlogisch dat men zich de vraag stelt waarom er een zoveelste studie over deze periode van onze vaderlandse geschiedenis moet gebeuren. Dat is een terechte vraag, de koningskwestie is inderdaad een van de meest beschreven vraagstukken uit de Belgische geschiedenis. Maar kwantiteit betekent helaas niet altijd kwaliteit. Door haar zeer specifieke aard heeft de koningskwestie immers een speciale plaats verdiend in onze historiografie. Nooit was de toekomst van België zo onzeker, nooit waren de sociale en communautaire verschillen zo geprononceerd en nog nooit was de angst voor een burgeroorlog zo reëel. De historische context, het einde van een jarenlange en wrede bezetting, zorgde enkel voor een grotere kristallisatie. De periode net na de Tweede Wereldoorlog is dan ook nog steeds een zeer emotioneel onderwerp, waardoor pogingen tot een waarheidsgetrouwe geschiedschrijving vaak doorkruist werden – en worden – met persoonlijke gevoelens en politieke overtuigingen. De koningskwestie is hierin geen uitzondering. Het is erg jammer dat het grote aantal publicaties over de koningskwestie grotendeels gevuld wordt met werken die nooit de bedoeling hadden om op een wetenschappelijk verantwoorde manier met geschiedschrijving om te gaan. Echte wetenschappelijke werken die een genuanceerd en goed geargumenteerd antwoord trachten te zoeken op de vragen die dit vraagstuk heeft nagelaten, zijn sterk in de minderheid. Met als gevolg dat in vele kringen nog steeds volkomen foute ideeën over de kwestie als waar worden beschouwd. Zo schrijft de Vlaamse kwaliteitskrant De Standaard in 2005 (!) in een reeks over de bevrijding van België het volgende over de koningskwestie: ‘ Twee blokken probeerden via een zoektocht naar een absolute meerderheid hun wil - de katholieken wilden ,,hun koning'' terug, het links- liberale blok verkoos een republiek - door te drukken ’ 1. Zelfs als men in acht neemt dat een krant schrijft voor een breder publiek en geen wetenschappelijke publicatie is, is het frappant hoe de waarheid hier zo’n geweld wordt aangedaan. Men kan zich al vragen stellen bij de term ‘het links- liberale blok’, maar de bewering dat de socialisten en liberalen een republiek wilden, is volkomen fout. Hoewel er natuurlijk republikeinse elementen waren, heeft elk van deze partijen – zelfs de communisten – meermaals en expliciet duidelijk gemaakt dat de monarchie in se niet in vraag werd gesteld. Sterker nog, het behoud van de monarchie en de dynastie was één van de grootste bekommernissen van de socialisten en liberalen. Het feit dat een kwaliteitskrant meer dan vijftig 1 De Standaard , 02.05.2005 3 jaar na de feiten nog steeds zulke platitudes hanteert, is tekenend voor de manier waarop de koningskwestie in het collectieve geheugen is gegrift. De sterk gekleurde werken, die zelfs de meest rudimentaire historisch-kritische toets niet zouden doorstaan, hebben hun werk blijkbaar goed gedaan. De erudiete historische werken die niet wensten mee te doen met dit spelletje van opbieden en beschuldigen, waarin elke wetenschappelijke methode overboord wordt gegooid, zijn in het vergeethoekje geduwd. De koningskwestie wordt nog steeds het meest besproken in termen van hele en halve waarheden. Een gevolg van deze mentaliteit is dat er ondanks het grote aantal publicaties voor de historicus nog erg veel mogelijkheden open blijven om bepaalde aspecten van de koningskwestie te onderzoeken. Eén ervan is ons onderzoek naar de precieze rol die Achiel Van Acker heeft gespeeld. Hoewel de koningskwestie dus al voor talloze publicaties heeft gezorgd, is er over de rol van socialistische politicus Van Acker nog maar erg weinig geschreven. Het gros bestaat uit zogenaamde hagiografische publicaties, aangevuld met een aantal licenciaatsverhandelingen, een echt biografisch onderzoek is nog nooit uitgevoerd. Ook hier heeft de populaire literatuur een grote invloed gehad op het echte wetenschappelijk onderzoek. De Bruggeling staat nog altijd vooral bekend als ‘Asiel Sarbon’, de man die na de tweede wereldoorlog erin slaagde de kolenproductie terug op peil te brengen in zijn bekende ‘kolenslag’, of als ‘de vader van de sociale zekerheid’, gezien hij als Minister van Sociale Voorzorg in het eerste naoorlogse kabinet van premier Pierlot een sterke hand had in de besluitwet van 28 december 1944, die de Belgen voor het eerst in hun geschiedenis verzekerde van een verplicht systeem van maatschappelijke zekerheid. Publicaties over Van Acker hebben zich dan ook vooral toegespitst op deze vraagstukken, aangevuld met onderzoek naar de paarse regering Van Acker-Liebaert (1954-1958) die bekend staat omwille van de opnieuw losgebarsten schoolstrijd. Over de rol van Van Acker tijdens de koningskwestie is echter nog nooit specifiek onderzoek verricht. Van Acker wordt in overzichtswerken dan ook enkel behandeld als één van de vele actoren in het hele drama. Gezien hij als regeringsleider meer contacten had met de koning dan wie ook in het politieke veld, is het echter volkomen gerechtvaardigd om zijn persoonlijke rol te onderzoeken. Periodisering Bij het vastleggen van de onderzoeksvragen van ons onderzoek, werd al snel duidelijk dat als we op degelijke antwoorden wilden komen, we ons moesten concentreren op een redelijk korte periode. De rol van Achiel van Acker in de koningskwestie is immers erg variabel. De koningskwestie sensu lato – als breuk tussen koning en regering –vangt aan bij de Duitse inval in 1940 en eindigt bij de definitieve troonsafstand van Leopold in 1951, waarna Boudewijn de grondwettelijke eed als staatshoofd aflegde. Het is onbegonnen werk om de houding van Achiel 4 Van Acker gedurende heel deze periode te onderzoeken. Tijdens deze periode vervulde Van Acker immers verschillende rollen, die beïnvloed en bepaald werden door telkens andere motieven en factoren. Hij was onder andere volksvertegenwoordiger, voorzitter van de socialistische partij, gewoon minister en eerste minister. Het spreekt voor zich dat de verschillen tussen deze functies enorm zijn. Daarom hebben we ervoor gekozen om één onderdeel uit deze periode grondig te onderzoeken, waarbij we natuurlijk uitkwamen op de periode waarin Van Acker regeringsleider was. Dit is een logische keuze, gezien Van Acker als eerste minister rechtstreeks met de koningskwestie te maken had én deze in die periode – voor en na de bevrijding van koning Leopold – net het hevigst werd uitgevochten. Ons onderzoek vangt – na een korte schets van de historische wortels van de koningskwestie – aan in juni 1944. Op dat ogenblik begon Van Acker met het neerschrijven van dagboekaantekeningen over zijn politiek leven. Deze documenten, waar we later dieper zullen op ingaan, markeren het begin van de rol die Van Acker zou spelen in de koningskwestie. Eerst passief, als toeschouwer, later meer en meer als een actieve protagonist. De dagboekaantekeningen lopen dan ook als een rode draad doorheen deze scriptie, gezien ze een uniek beeld geven op de manier waarop Van Acker omging met de koningskwestie. De naoorlogse regering Pierlot wordt beknopt besproken. Het vraagstuk van de koning was toen nog niet naar boven gekomen, maar er vonden wel enkele belangrijke gebeurtenissen die ons inziens vermeld moesten worden in kader van de rest van het onderzoek. Het grootste deel van deze scriptie handelt over de periode van februari 1945 tot februari 1946, samenvallend met het begin en eind van de eerste en tweede regeerperiode van Van Acker, tevens het hoogtepunt de koningskwestie. Ons onderzoek eindigt bij de eerste naoorlogse wetgevende verkiezingen, in februari 1946. Het is een zeer bewuste keuze geweest om hier te eindigen en de regering Van Acker III niet in dit onderzoek op te nemen. In juli 1945 was er immers besloten dat onmogelijkheid tot regeren van de koning enkel ophield na een stemming van de verenigde kamers. Leopold kon dus pas hopen op een terugkeer vanaf een meerderheid in het parlement zich achter hem zou scharen, wat in die periode neerkwam op een absolute meerderheid van de CVP. De verkiezingen van februari, waarbij