La Petite Bande
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Bach & Hoogdagen La Petite Bande . Sigiswald Kuijken Bach woensdag 27 oktober 2004 Bach & Hoogdagen . Seizoen 2004-2005 La Petite Bande . Sigiswald Kuijken Bach woensdag 27 oktober 2004 Freiburger Barockorchester . Collegium Vocale Gent Sigiswald Kuijken Bach dinsdag 9 november 2004 Koor en Orkest Collegium Vocale Gent Philippe Herreweghe Bach maandag 6 december 2004 Koor en Orkest Collegium Vocale Gent Philippe Herreweghe Bach maandag 7 maart 2005 Koor en Orkest Il Fondamento Paul Dombrecht Hertel vrijdag 25 maart 2005 La Petite Bande Sigiswald Kuijken muzikale leiding Sophie Karthäuser sopraan . Petra Noskaiová alt Christoph Genz tenor . Stephan Genz bas Johann Sebastian Bach (1685-1750) Ich will den Kreuzstab gerne tragen, BWV56 20’ Ich armer Mensch, ich Sündenknecht, BWV55 15’ pauze Was Gott tut, das ist wohlgetan, BWV98 16’ begin concert 20.00 uur Schmücke dich, o liebe Seele, BWV180 27’ pauze omstreeks 20.40 uur einde omstreeks 21.50 uur inleiding door Dirk Moelants . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Dirk Moelants, Sigiswald Kuijken coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Godefroit gelieve uw GSM uit te schakelen! Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO's at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag Vier cantates voor vier opeenvolgende zondagen Op het programma van dit concert staan vier cantates die gecomponeerd werden voor vier opeenvolgende zondags- vieringen, meerbepaald voor de 19de tot de 22ste zondag na Drievuldigheidszondag (en dat is de eerste zondag na Pinksteren). Dit komt overeen met het einde van het traditi- onele kerkelijke jaar dat begint bij de aanvang van de advent en ligt dus in de periode waarin ook dit concert plaatsvindt: oktober-november. De cantates dateren uit Bachs eerste jaren als cantor aan de Thomasschule in Leipzig. Toen Bach aantrad als cantor nam hij zich voor om vijf volledige jaarcycli van cantates te com- poneren, één voor elke zondag van het jaar, met extra wer- ken voor bijzondere feestdagen. De drie eerste hiervan zijn quasi volledig bewaard, maar van de laatste twee is veel minder bekend, het is zelfs onzeker of er echt een vijfde jaarcyclus werd gecomponeerd, of dat er eerder een ‘recy- clagejaar’ werd opgebouwd met ‘dubbels’ uit vooral het eer- ste jaar. De eerste nieuwe cantate van de eerste jaargang werd gecomponeerd voor de eerste zondag na Drievuldig- heidszondag, eind mei 1723, nauwelijks een week na Bachs aankomst in Leipzig. Bach had dan ook een hele tijd op zijn honger gezeten wat betreft het componeren van cantates. De laatste zes jaar was hij immers werkzaam geweest aan het calvinistische hof van Köthen, waar muziek niet thuis- hoorde in de kerk en hij slechts enkele (hoofdzakelijk wereldlijke) cantates componeerde. Tijdens de eerste jaar- gang (1723-24) van Leipziger cantates zien we dat Bach nog geregeld teruggrijpt naar werken uit zijn vroegere periodes, Johann Sebastian Bach met name dan werken gecomponeerd in Mühlhausen (1707- 1708) en Weimar (1708-1717). De volgende twee cycli in God uitgeroepen. Daarna drukken de verschillende stem- bestaan bijna volledig uit nieuw gecomponeerde werken, men verschillende emoties uit. Het secco recitatief smeekt hier vinden we dan ook de periode van Bachs grootste pro- om redding uit de ellende. De sopraan zingt een passionele ductiviteit op het vlak van cantates. aria waarin ze oproept te stoppen met wenen omdat God onder ons is, hierbij ondersteund door een hobo. De alt Van de vier werken die op het programma staan, komt enkel krijgt, net als de tenor, een secco recitatief, waarin een ‘Schmücke dich, o liebe Seele’ uit de tweede jaarcyclus, de boodschap van troost en vertrouwen in de Heer gegeven andere drie passen in de derde. ‘Ich will den Kreuzstab wordt. En de bas tenslotte eindigt de cantate met een aria gerne tragen’ (BWV56) werd gecomponeerd voor de 19de waarin hij verklaart dat hij Jezus nooit zal verlaten. Dit einde zondag na Drievuldigheid (27 oktober (!!) 1726). Het is een is wat vreemd, aangezien we eerder een koraal verwachten cantate met koor, strijkers, hobo’s en bas solo. De bas kruipt als slot, het valt ook op dat in de partituur Bachs typische in de huid van een pelgrim die bereid is het leiden van Jezus slotformule ‘FINE S.D.G’ ontbreekt. De cantate is dus waar- mee te dragen. In de eerste aria wordt het dragen van het schijnlijk onvolledig. kruis gesymboliseerd door de zwaar bezette begeleiding, Een week later op zondag 17 november 1726 stond dan de met hobo’s die de strijkers verdubbelen. Het daarop volgen- cantate ‘Ich armer Mensch, ich Sündenknecht’ (BWV55) op de recitatief gebruikt de metafoor van de zee, waarbij Chris- het programma in de Thomaskirche. Uitzonderlijk binnen tus het anker van de pelgrim is, en pizzicatofiguren in de het oeuvre van Bach is dit een cantate met tenorsolo. Daar- begeleiding de bewegingen van de boot verbeelden. De enboven ligt de tenorpartij erg hoog en is daardoor niet zo tweede aria heeft een heel ander karakter. Het juk is van de geliefd bij de zangers, dit kan één van de redenen zijn waar- schouders van de pelgrim gevallen en hij zingt zijn vreugde om deze cantate erg weinig uitgevoerd wordt. Bij de instru- uit, hierbij begeleid door een hobo. Via een recitatief en ari- menten treedt hier vooral de traverso naar voor, naast de oso met strijkersbegeleiding gaat het dan naar het slotko- oboe d’amore. Beide instrumenten krijgen een solorol in de raal. Hiervoor gebruikt Bach een passage uit de hymne ‘Du, eerste aria, waarin de tenor zich beklaagt en zijn angst uit o schönes Weltgebäude’ van Johann Franck uit 1653, waar- voor het oordeel van God. In het daaropvolgende secco reci- in opnieuw het beeld van de zee aan bod komt. tatief spreekt hij verder zijn angst uit voor Gods wraak, en Twee weken later dan werd ’Was Gott tut, das ist wohlge- in de daaropvolgende aria met traversobegeleiding vraagt tan’ (BWV98) uitgevoerd. De instrumentatie sluit aan bij ‘Ich hij om vergeving. Het vertrouwen komt stilaan terug in het will den Kreuzstab gerne tragen’, met de hobo in een voor- recitatief met strijkersbegeleiding en in het slotkoraal wordt aanstaande rol. Dit keer treden echter alle vier de zangstem- de afkeer van de zonde en het geloof in de genade van de men in een solistische rol. Heer bezongen. Bach componeerde drie cantates met deze titel. Twee jaar De cantate ‘Schmücke dich, o liebe Seele’ (BWV180) tenslotte eerder maakte hij het BWV99 en in 1735 maakte hij nog de werd geschreven voor de 20ste zondag na Drievuldigheid van nauw met de vorige verwante cantate BWV100. Het werk 1724. De cantate begint met het gelijknamige koraal. Een stuk dat hier wordt uitgevoerd heeft echter enkel het titelkoraal dat vooral bekend is van het gelijknamige koraalvoorspel gemeen met de andere twee. Hierin wordt het vertrouwen (BWV654) uit 1708. Een werk dat onder meer gold als favoriet van de romantische Bach-herontdekkers Mendelssohn en delijk sprake van een groot basinstrument, maar de toenma- Schumann. Het is opnieuw een cantate waarin alle vier de lige ‘violone’ was zeker geen cello of contrabas zoals wij die zangstemmen een solistische rol spelen, naast traverso’s, kennen. Er bestonden vele varianten, meestal in de vorm hobo, oboe da caccia en ‘violoncello piccolo’. Opvallend is van een wat groot uitgevallen cello of gamba die nog steeds de hemelse sfeer van het werk, geen spoor hier van oorlo- in het ‘normale’ 8-voet register speelde en dus niet in het gen, demonen, angsten en zonden. Aria’s zijn er voor de lagere 16-voet register van de contrabas. Maar wat dan met tenor, begeleid door de traverso en voor de sopraan met een de eigenlijke cello? Taalkundig betekent violoncello ‘kleine tutti begeleiding. Opvallend is vooral de begeleiding van de violone’, maar het instrument wordt in deze periode stee- twee recitatieven tussen deze aria’s: het recitatief van de vast beschreven als de basversie van de viola da braccio, dus sopraan krijgt een vloeiende begeleiding van de violoncello uit een familie van ‘armviolen’… Volgens Kuijken is er dan piccolo en dat van de alt twee hoge fluitpartijen. Het einde ook nog geen sprake van een positie waarbij het instrument van de cantate bestaat uit een secco recitatief van de bas en tussen de benen gehouden wordt, deze positie zou maar het slotkoraal ‘Jesu, wahres Brot des Lebens’, opnieuw geba- halverwege de achttiende eeuw algemeen ingang vinden. seerd op een tekst van Johann Franck. Door haar grootte kon het natuurlijk ook niet tegen de hals bespeeld worden. Daarom werd het met een band om de Qua interpretatie blijft Sigiswald Kuijken met zijn Petite nek gehangen en zo, voor de borst hangend, rustend tegen Bande kiezen voor een consequente toepassing van een his- de rechterschouder, bespeeld. Deze speelwijze wordt aan- torisch authentieke uitvoeringspraktijk. Hierbij opteert hij geduid met de term ‘viola of violoncello da spalla’ (wat Ita- voor een aanpak die de intuïties van de muzikale ‘goede liaans is voor schouder). Opvallend is ook dat de term ‘vio- smaak’ combineert met de recentste vorderingen van het loncello’ (of ‘violoncello piccolo’) enkel voorkomt in wetenschappelijk onderzoek. Een goede illustratie hiervan solopartijen, zoals de beroemde cellosuites van Bach, of de is de keuze voor een pure solistische bezetting in de ‘koor- solopartijen in diens Brandenburgse concerti of in verschil- partijen’, een praktijk die zorgt voor meer transparantie, lende cantates.