<<

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 15.10.2003 C (2003)3521fin

Betreft: Steunmaatregel N 221/2003 - Nederland

Excellentie, Bij schrijven van 21 mei 2003, dat door de Commissie op 26 mei 2003 is geregistreerd, hebben de Nederlandse autoriteiten bij de Commissie aanmelding gedaan van een individuele steunmaatregel ten behoeve van het nationale luchtvaart erfgoedproject Aviodrome. Bij schrijven van 22 juli 2003 verzocht de Commissie om additionele informatie over de aangemelde zaak. Deze informatie werd door de Nederlandse autoriteiten gezonden bij schrijven van 21 augustus 2003, dat door de Commissie op 29 augustus 2003 werd geregistreerd.

1. BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

Het Nederlandse Nationaal Luchtvaartmuseum Aviodome op de Luchthaven - Schiphol, dat in 1969 werd opgericht, werd op 6 januari 2003 gesloten. Momenteel wordt het museum verhuisd naar een nieuwe locatie, die veel ruimer is dan het oude museum, en zal het zijn deuren openen op de Luchthaven (Provincie Flevoland). Aangezien het nieuwe museum in de toekomst geen structurele overheidssteun zal ontvangen, heeft de museumstichting besloten diverse commerciële activiteiten te ontwikkelen, om de activiteiten in verband met het culturele luchtvaarterfgoed te steunen. Daartoe zullen de activiteiten van het museum worden verruimd, met onder meer interactieve tentoonstellingen, twee vliegwaardige historische vliegtuigen, vlucht- simulators, een nagebouwde Britse Royal Air Force T2-hangaar uit de Tweede Wereldoorlog, een op ware grootte nagebouwd luchthavenstationsgebouw van Schiphol uit 1928 en een luchtvaartbibliotheek. Het gebouw omvat voorts een binnenexpositie van 6 000 m², een grootbeeld-filmtheater met 250 zitjes, een restaurant, congresfaciliteiten en een museumwinkel. Het buitenmuseum zal een oppervlakte van 4 000 m² hebben.

Zijne Excellentie de Heer J.N.G. DE HOOP SCHEFFER Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 NL - 2500 - EB 's-GRAVENHAGE

Europese Commissie, B-1049 Brussel - België. Telefoon: centrale (+32-2) 299 11 11. De tentoonstelling zal de ontwikkeling van de luchtvaart in beeld brengen, van de vroegste pioniers tot moderne en toekomstige ontwikkelingen. Nadruk ligt daarbij op de Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van de luchtvaart. Er zullen diverse vliegtuigen en machines te zien zijn. Talrijke modellen en andere objecten zoals vlieguitrusting, documenten en souvenirs helpen een gedetailleerd beeld van de luchtvaartgeschiedenis te geven. Ook zullen er airshows en luchtvaartbeurzen worden gehouden. Er zullen rondvluchten worden gehouden en de (DDA) zal met haar vliegtuig vanop deze locatie vliegen. Aviodrome zal ook de Airshow Lelystad te gast hebben, met jaarlijks een ander thema. Naar verwachting zal de Aviodrome 200 000 bezoekers per jaar aantrekken. De nieuwe locatie zal dus een mix aanbieden van cultureel-erfgoedactiviteiten (het museum, met de tentoonstellingshal, de vliegtuigen, de simulators, de hangaar, een deel van het nagebouwde luchthavenstationsgebouw van Schiphol uit 1928 en de bibliotheek) en andere activiteiten (de tentoonstellingshal en een deel van het nagebouwde luchthavenstationsgebouw van Schiphol uit 1928, het filmtheater, het restaurant, de congresfaciliteiten, de winkel en de buitententoonstelling). De Nederlandse autoriteiten hebben voorgesteld de investering in het nieuwe museum te steunen. De begunstigde van de steun is de Stichting Nationaal Luchtvaart-Themapark Aviodrome (hierna: "Aviodrome"). De totale kostprijs van het hele project bedraagt 23 447 831 EUR. De Nederlandse autoriteiten hebben het totale bedrag van de kosten uitgesplitst in kosten in verband met cultureel-erfgoedactiviteiten en kosten in verband met de overige (commerciële) activiteiten. Om de totale projectkosten uit te splitsen hebben de Nederlandse autoriteiten de diverse kostenelementen verdeeld in: (1) kosten ten behoeve van de cultureel-erfgoedactiviteiten, zoals de kosten voor de bouw van het museum en de tentoonstellingshal en voor de verhuizing van de vliegtuigen, en (2) overige kosten, zoals de kosten voor de bouw van het restaurant en het filmtheater. Alle kostenelementen die zullen worden gebruikt door of die toe te wijzen zijn aan zowel de cultureel- erfgoedactiviteiten als de overige (commerciële) activiteiten, worden uitgesplitst volgens een vaste ratio per kostenelement, gebaseerd op de verhouding waarin het kostenelement voor de museale en de commerciële activiteiten wordt gebruikt. Zo worden bijvoorbeeld 60% van alle advieskosten voor het project toegerekend aan de museale activiteiten, terwijl de resterende 40% van de advieskosten aan de commerciële activiteiten wordt toegerekend. Deze opsplitsing van de totale projectkosten resulteerde in 14 645 041 EUR kosten voor de cultureel-erfgoedactiviteiten en 8 802 790 EUR kosten voor de overige (commerciële) activiteiten. De overheidssubsidie voor het project bedraagt 7 377 252 EUR, die uitsluitend voor de museale activiteiten is bestemd. Zodoende komen de Nederlandse autoriteiten bij de berekening van de steunintensiteit van het project uit op 50,4%. De overheidssubsidie omvat een subsidie van 3 miljoen EUR van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), op basis van het Enig Programmerings Document Flevoland 2000-20061. Het resterende deel (4 377 252 EUR) wordt gefinancierd door de Provincie Flevoland. Cumulering met andere steunmaatregelen is niet toegestaan.

1 Door de Commissie goedgekeurd bij beschikking van 27 juli 2000, C(2000) 1507. 2 2. STANDPUNT VAN DE NEDERLANDSE AUTORITEITEN

De Nederlandse autoriteiten zijn van mening dat de aangemelde steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag (cultureel erfgoed).

3. BEOORDELING

Allereerst heeft de Commissie onderzocht of de aangemelde maatregel kan worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Normaalgesproken worden museale activiteiten niet beschouwd als economische activiteiten in een sector waar er concurrentie en handelsverkeer tussen lidstaten bestaat. Daardoor wordt overheidssteun voor musea doorgaans vrijgesteld van de regels inzake aanmelding en goedkeuring van staatssteun2. De Nederlandse autoriteiten hebben een onderscheid gemaakt tussen de kosten voor de cultureel-erfgoedactiviteiten en de overige (commerciële) activiteiten.

Stichting Aviodrome totale kosten: 23 447 831 EUR

Museale activiteiten S1 Commerciële activititeiten Aviodrome: Aviodrome: 14 645 041 EUR S2 8 802 790 EUR

Staatssteun: 7 377 252 EUR

Volgens de Nederlandse autoriteiten is het weinig waarschijnlijk dat één activiteit levensvatbaar zou zijn zonder de andere. De museale en commerciële activiteiten zijn dus van elkaar afhankelijk. Het spill-overeffect van de commerciële naar de museale activiteiten (S1 in het schema) wordt door de Nederlandse autoriteiten op 334 000 EUR per jaar geraamd. Volgens de Nederlandse autoriteiten is het spill-overeffect van de museale naar de commerciële activiteiten (S2 in het schema) slechts indirect; er is geen financiële bijdrage van de museale aan de commerciële activiteiten voorzien. Hebben de Nederlandse autoriteiten weliswaar een gedetailleerde uitsplitsing van de diverse kosten meegedeeld, toch kan de Commissie niet uitsluiten dat er bij de steun ten behoeve van de museale activiteiten een spill-overeffect naar de commerciële activiteiten van Aviodrome zal spelen.

2 Zie bv. het besluit van de Commissie van 21 januari 2003, “Ecomusée d’Alsace” (Frankrijk), PB C 97 van 24.4.2003, blz. 10.

3 Wat de commerciële activiteiten betreft, zal de Stichting Aviodrome optreden als een commerciële onderneming. Naar verwachting zullen de meeste commerciële activiteiten het intracommunautaire handelsverkeer niet beïnvloeden, gezien het sterk lokale karakter van de activiteiten (lokaal restaurant, filmtheater enz.). De Commissie kan evenwel niet uitsluiten dat Aviodrome actief wordt of zou kunnen worden in sectoren waar er concurrentie en handelsverkeer tussen lidstaten bestaat, zoals de commerciële organisatie van internationale airshows en luchtvaartbeurzen en het aanbieden van diensten voor internationale congressen. Bovendien zou, in onderhavig geval, het bundelen van activiteiten in het project internationale toeristen kunnen aantrekken, zelfs voor de activiteiten die in beginsel een lokaal karakter hebben. Ingevolge het spill-overeffect van de uit staatsmiddelen verstrekte steun zal Aviodrome additionele inkomsten ontvangen om een deel van haar commerciële investeringsuitgaven te dekken. Dit voordeel voor Aviodrome kan of zal de positie van de andere dan cultureel-erfgoedactiviteiten van Aviodrome versterken, hetgeen kan resulteren in een verandering van de marktvoorwaarden voor haar concurrenten op markten zoals die voor de commerciële organisatie van internationale airshows en luchtvaartbeurzen en het aanbieden van diensten voor internationale congressen. Deze versterking van de positie van Aviodrome moet als ongunstige beïnvloeding van dat handelsverkeer worden aangemerkt. Bijgevolg is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de aangemelde regeling staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De Nederlandse autoriteiten hebben voldaan aan hun verplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag door de steunmaatregel aan te melden vóór de tenuitvoerlegging ervan. De Commissie heeft onderzocht of de steun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden aangemerkt. Daartoe heeft de Commissie de betrokken zaak met name getoetst aan artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag. Volgens deze bepaling van het EG-Verdrag kunnen steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd wanneer door deze maatregelen de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De instandhouding van het culturele erfgoed is, volgens het EG-Verdrag (artikel 151 van het EG-Verdrag), een erkend gebied van wederzijds belang voor alle Europese burgers. Met de museale activiteiten wordt daadwerkelijk een culturele doelstelling nagestreefd, met name de instandhouding van het Nederlandse luchtvaarterfgoed. De Nederlandse autoriteiten hebben voldoende informatie meegedeeld om het historische belang van de Aviodrome-collectie en de unieke rol van Aviodrome bij de instandhouding van het Nederlandse luchtvaarterfgoed te onderstrepen. Het totale bedrag van de subsidiabele kosten bedraagt 14 645 041 EUR, wat bij een steunbedrag van 7 377 252 EUR een steunintensiteit van 50,4% oplevert. Bijgevolg moet de helft van de investering in de museale activiteiten worden gefinancierd uit particuliere bijdragen en uit het spill-overeffect van de commerciële naar de museale activiteiten (334 000 EUR per jaar). Gezien de geringe economische levensvatbaarheid van de museale activiteiten op zich, lijdt het voor de Commissie geen twijfel dat geen enkele particuliere investeerder bereid was geweest het hele project zonder enige vorm van overheidssteun te financieren. De steun is dus noodzakelijk om het project te kunnen uitvoeren.

4 Bijgevolg ligt de steun niet hoger dan hetgeen noodzakelijk is om de culturele doelstelling te verwezenlijken. Het deel van de steun in de vorm van spill-overeffecten naar de andere dan de cultureel-erfgoedactiviteiten van het project kan eveneens als verenigbaar op grond van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag worden aangemerkt. Deze spill-overeffecten lijken noodzakelijk voor de niet-culturele activiteiten. Mede gezien de aard van deze activiteiten, zullen deze spill-overeffecten vrij beperkt zijn. Derhalve is de Commissie van oordeel dat de aangemelde steun in aanmerking komt voor een ontheffing op grond van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag.

4. CONCLUSIE

Mitsdien heeft de Commissie, op basis van bovenstaande beoordeling, besloten geen bezwaar te maken tegen de steun voor het Aviodrome-project, omdat zij van oordeel is dat de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 87, lid 3, onder d), van het EG-Verdrag. Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op Internet: http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/state_aids Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of per faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie, Griffie Staatssteun B-1049 Brussel Faxnummer: (+32-2) 296 12 42

Met bijzondere hoogachting,

Voor de Commissie,

Mario MONTI Lid van de Commissie

5