Gemeente Emmen Cultuurhistorische waardenkaart Emmen

Cultuurhistorische waardenkaart Emmen

Gemeente Emmen

Colofon Projectbegeleiding gemeente Emmen: Martine Briggeman, Jacqueline Muffels, Cecilia Verschoor, Marielle Zomers ErfgoedNetwerk Emmen: Sis Hoek en Jan Vrielink Projectleider: Olav Reijers, The Missing Link Medewerkers: Martijn Horst, Cultuurland Advies – Historische Geografie Mascha van Damme en Maartje van Hellemondt, Het Oversticht – Historische stedenbouw en bouwkunde Gilbert Busé, The Missing Link - cartografie Niels van den Berg, The Missing Link - projectmedewerker Datum: 17 november 2016 Projectnummer: 1958 CHW Emmen

The Missing Link Pelmolenlaan 12 – 14 3447 GW Woerden 0348-437788 [email protected]

Inhoudsopgave

1. Handleiding ______3 1. Inleiding ______3 2. Aanleiding ______4 3. Opzet cultuurhistorische waardenkaart ______5 4. Werkwijze ______6 5. Waardering en beleidskeuzes ______8 6. Informatie: legenda en tabellen ______13 7. Aanbevelingen ______20 8. Leeswijzer ______23

2. Historisch geografie ______24 1. Inleiding ______28 2. Het natuurlijke landschap en de oudste bewoning ______30 3. Ontwikkeling van het esdorpenlandschap (<1000-1851) ______34 4. Planmatige ontwikkeling met de Veenkolonien (1851-1940) ______40 5. Vooruit kijken met oliewinning, ruilverkaveling en herinrichting (1940-2016) _____ 46 6. Conclusies en historisch-geografische waardering ______54

3. Historische stedenbouw en bouwkunde ______66 1. Inleiding ______68 2. Vroegste bebouwingsgeschiedenis (<1000-1850) ______69 3. De Veenkolonien (1851-1940) ______76 4. Naoorlogse woning- en stedenbouw (1940-2016) ______81 5. Toelichting bij de bronnenkaart historische stedenbouw ______89 6. Toelichting bij de beleidskaart historische stedenbouw ______92

4. Immaterieel erfgoed ______94 1. Aanpak en inventarisatie ______96 2. Resultaten ______96 3. Samenvatting en conclusies ______97 4. Toelichting bij de kaarten ______98

5. Bronnenlijst ______99

6. Tabellen en lijsten ______103 1. Gemeentelijke monumenten ______2. Provinciale monumenten ______3. Rijksmonumenten ______4. Beeldbepalende bouwwerken ______5. Stedenbouwkundige structuren en ensembles (dorpen) ______6. Stedenbouwkundige structuren en ensembles (wijken) ______7. Historisch geografische gebieden ______8. Historische waterwegen ______9. Canon van Emmen ______10. Inventarisatie ErfgoedNetwerk ______11. Tradities ______12. Top 5 bewonersavonden + beeldverslag ______

2

1.1 Inleiding

Een cultuurhistorische waardenkaart voor Emmen De gemeente Emmen wenst de samenleving beter te betrekken bij het eigen erfgoed door dit erfgoed te benoemen, meer zichtbaar te maken en bekendheid te geven. Een belangrijk instrument hiervoor is het opstellen van een cultuurhistorische waardenkaart. De cultuurhistorische waardenkaart is een instrument dat in werking en uitstraling in de eerste plaats gericht is op het ruimtelijke beleidsveld. Daarnaast draagt het bij aan de meer strategische doelen van de gemeente. Een van de strategische doelen voor de regio Emmen voor 2030 (commissie Vollebregt 2016) is:

‘De regio staat bekend als een aansprekende vestigingsregio met woonkwaliteit in een mooi landschap en een aangename leefomgeving. Dit onderdeel is een cruciale randvoorwaarde voor het aantrekken en vasthouden van (kennisintensieve) bedrijven en talent.’

De regio Emmen heeft met rust, natuur, veiligheid en goede voorzieningen veel te bieden als leefomgeving. Het cultuurhistorisch erfgoed maakt hier onderdeel van uit en biedt volop mogelijkheden onze gemeente onder de aandacht te brengen.

De cultuurhistorische waardenkaart en de erfgoedwaarden vormen input voor nieuw strategisch beleid (Strategienota 2030) voor het aspect woon- en leefomgeving. Ook voor de omgevingsvisie voor Emmen centrum zal gebruik worden gemaakt van de cultuurhistorische kwaliteiten die in de kaart en rapportage staan benoemd. Hiermee krijgt het erfgoed van Emmen een ‘zichtbare’ plek in afstemming met andere beleidsvelden.

Bij het maken van de erfgoedkaart heeft de gemeente nauw samengewerkt met het ErfgoedNetwerk Emmen en een aantal bewonersavonden op locatie gehouden. Met plezier kan ik vaststellen dat deze betrokkenheid heeft geleid tot een groot aantal plekken van betekenis die door bewoners zijn aangedragen en een plaats hebben gevonden op de kaart. Zo geeft de kaart een fascinerende doorkijk naar al het moois dat Emmen te bieden heeft aan erfgoed en geschiedenis.

Jisse Otter, wethouder gemeente Emmen

3

1.2 Aanleiding

Per 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd naar aanleiding van de Modernisering Monumentenwet (MoMo). De wijziging in het Bro bepaalt dat cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk moeten worden meegewogen in ruimtelijke plannen. In de gemeente Emmen zijn de afgelopen jaren al diverse instrumenten ontwikkeld om verschillende aspecten binnen het cultureel erfgoed in kaart te brengen en mee te wegen in planvorming. Te denken valt aan de gemeentelijke monumentenlijst, de ruimtelijke waardenkaart, de archeologische beleidskaart, het welstandsbeleid en de lijst van monumentale bomen en beeldbepalende structuren. Deze instrumenten dekken echter lang niet het gehele veld aan gemeentelijke cultuurhistorische elementen. Om invulling te geven aan de leemten in het cultuurhistorisch beleidskader en om samenhang tussen de verschillende beleidskaders te scheppen heeft de gemeente Emmen erfgoedadviesbureau The Missing Link gevraagd om een cultuurhistorische waardenkaart op te stellen.

Van en met de samenleving Het is belangrijk de samenleving te betrekken bij het maken van de kaart. De erfgoedkaart dient van en met de samenleving te zijn zodat zorg en verantwoordelijkheid voor het erfgoed gedeeld wordt. Dit betekent dat tijdens het proces ook een bewustwordingsproces op gang is gebracht en draagvlak gecreëerd zodat de maatschappelijke betrokkenheid groeit. Om de samenleving beter betrokken te maken is het erfgoed benoemd, beter zichtbaar gemaakt en heeft meer bekendheid gekregen bij de bevolking.

Inventarisatie Om de cultuurhistorische waardenkaart te maken heeft een uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden: - Onderzoek van bronnenmateriaal (zie bronnenlijst) - Onderzoek van kaartmateriaal (zie bronnenlijst) - Veldwerk, met name voor de Wederopbouwperiode - Gesprekken en sessies met het Erfgoednetwerk en andere bewoners - Bijeenkomsten met medewerkers van de gemeente Emmen. De inventarisatie heeft plaatsgevonden van maart tot eind juli 2016. Projectteam Het projectteam dat aan de erfgoedkaart heeft gewerkt, bestond uit deskundigen op een aantal terreinen:

- Historische stedenbouw en bouwkunde inclusief wederopbouw - Historische geografie - Immaterieel erfgoed - Cartografie en GIS - Bewonersparticipatie

Daarnaast was het team van medewerkers van de gemeente Emmen onmisbaar in de begeleiding van het project met inbreng van veel lokale kennis en bronnen. Zeker zo onmisbaar was het ErfgoedNetwerk Emmen dat in alle fasen van het project heeft meegekeken en gedacht, en gezorgd voor een forse inhoudelijke impuls voor kaart en lijsten. Tenslotte een opmerking over de gebruikte terminologie. In deze rapportage hebben de termen cultuurhistorie en erfgoed dezelfde betekenis: sporen uit het verleden, materieel en immaterieel, die wij van waarde achten. Om die reden worden ook de namen cultuurhistorische waardenkaart en erfgoedkaart door elkaar gebruikt.

4

1.3 Opzet cultuurhistorische waardenkaart

De cultuurhistorische waardenkaart van Emmen bestaat uit drie onderdelen:

- Een bronnenkaart - Een beleidskaart - Een rapportage en handleiding

Bronnenkaart Het hele grondgebied van Emmen is op de bronnenkaart opgedeeld in kleinere gebieden en structuren met eenzelfde ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling. Dit betreft zowel het buitengebied als de stad, dorpen en wijken. Van ieder gebied is kort aangegeven wat het is, zo mogelijk met datering en korte beschrijving. Met een klik op de contouren van het gebied verschijnt de achterliggende beschrijving. Daarnaast kent de bronnenkaart vele honderden plekken van cultuurhistorische betekenis, zowel gebouwd, landschappelijk als immaterieel. Ieder element heeft een nummer dat verwijst naar een tabel in de rapportage. De bronnenkaart geeft een bijna compleet overzicht van al het erfgoed in de gemeente Emmen, zowel op object- als op gebiedsniveau.

Beleidskaart De beleidskaart laat de cultuurhistorisch meest waardevolle plekken, elementen en gebieden zien met de beleidsmaatregelen die daaraan zijn gekoppeld. De basis voor de beleidskaart is de bronnenkaart. Op de beleidskaart zijn drie categorieën erfgoed weergegeven, met bijbehorende beleidsmaatregelen:

- Monumenten (rijk, provincie, gemeente) en bomen van de gemeentelijke bomenlijst - Cultuurhistorisch waardevolle gebieden, wijken en (groen)structuren - Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en plekken.

De beleidskaart geeft een compleet overzicht voor welke gebieden, plekken en gebouwen beleidsmaatregelen gelden bij verandering, ontwikkeling of sloop.

Rapportage en handleiding In deze rapportage is de inhoudelijke onderbouwing opgenomen van de informatie die op beide kaarten is weergegeven. Het geeft eerst een kort overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van landschap en bebouwing van de hele gemeente, verdeeld over de thema’s Historische Geografie en Historische Bouwkunde. Verder geeft het de resultaten weer van de inventarisatie van het immaterieel erfgoed. Daarnaast bevat de rapportage de lijsten met korte beschrijvingen en coördinaten van de categorieën erfgoed met een hoge waardering, verdeeld over Historische Geografie, Historische Bouwkunde en Immaterieel erfgoed.

5

1.4 Werkwijze

Inventarisatie Om de cultuurhistorische waardenkaart te maken heeft een uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden: - Onderzoek van bronnenmateriaal (zie bronnenlijst) - Onderzoek van kaartmateriaal (zie bronnenlijst) - Veldwerk, met name voor de Wederopbouwperiode - Gesprekken en sessies met het ErfgoedNetwerk en andere bewoners - Bijeenkomsten met medewerkers van de gemeente Emmen. De inventarisatie heeft plaatsgevonden van maart tot eind juli 2016. Inventarisatie en onderzoek voor de erfgoedkaart heeft op drie terreinen plaatsgevonden: - Historische geografie en landschap - Historische stedenbouw en bouwkunde - Immaterieel erfgoed.

Elk van deze terreinen heeft een eigen aanpak gekregen. Voor historische geografie en stedenbouw/bouwkunde zijn aparte studies uitgevoerd, voor immaterieel erfgoed is een eigenstandig proces met bewoners in gang gezet. De resultaten van deze studies zijn als aparte hoofdstukken integraal in deze rapportage opgenomen. Dit maakt dat de hoofdstukken elkaar deels overlappen maar ook ieder voor zich als een samenhangend en compleet verhaal gelezen kunnen worden.

Historische geografie Het onderzoek naar de historische geografie - de landschapsgeschiedenis - van Emmen heeft zich met name geconcentreerd op het maken van een logische gebiedsindeling van de gemeente. De indeling doet zowel recht aan de ontstaansgeschiedenis als de landschappelijke kenmerken van het Emmer grondgebied.

Naast de gebiedsindeling is de belangrijkste historische infrastructuur (water en wegen) in kaart gebracht en gewaardeerd, en de grote groenstructuren in het buitengebied (o.a. bos, heide). Voorts laat de kaart de belangrijkste houtwallen en bomenlanen zien, inclusief de bomenrijen langs verdwenen wegen die zo een indruk geven van de vroegere infrastructuur. Dit overzicht is aangevuld met de door de gemeente opgestelde lijsten van monumentale bomen.

Historische stedenbouw en bouwkunde De inventarisatie en het onderzoek naar de historische stedenbouw en bouwkunde van Emmen geeft in de eerste plaats een vogelvlucht over de bewoning en bebouwing in de gemeente, met per dorp en wijk een korte beschrijving. Het onderzoek heeft zich daarnaast vooral toegespitst op de naoorlogse periode omdat van dit tijdvak nog relatief weinig bekend was. De belangrijkste bouwblokken (stempels), groenstructuren en infrastructuur van de naoorlogse periode zijn zo in kaart gebracht en gewaardeerd. Ook de meest in het oog springende groenstructuren en infrastructuur in de dorpen en andere wijken hebben een plek op de kaart gekregen.

6

Naast deze ensembles en structuren is verder op objectniveau naar de gemeente gekeken. Er is een lijst met beeldbepalende bouwwerken samengesteld, inclusief gebouwen uit de Wederopbouwtijd. De bestaande monumentenlijsten (gemeente, provincie, Rijk) zijn ongewijzigd overgenomen.

Immaterieel erfgoed In deze rapportage verstaan we onder immaterieel erfgoed de door bewoners aangewezen plekken van betekenis. Deze plekken zijn naar voren gebracht in een aantal bijeenkomsten met het ErfgoedNetwerk Emmen en bewoners, en zijn in vier categorieën verdeeld: - Canon van Emmen - Inventarisatie ErfgoedNetwerk - Tradities - Top vijf bewonersavonden

Veel van de genoemde gebouwen zouden ook thuishoren op de lijst van beeldbepalende bouwwerken. We hebben ervoor gekozen deze panden op de bewonerslijsten te laten staan omdat ze zo herkenbaar blijven als plekken van betekenis voor de Emmer bevolking. Ze geven zo een deel van de identiteit van Emmen weer, immers een van de hoofddoelstellingen voor het maken van deze kaart.

7

1.5 Waardering en beleidskeuzes

Met de ontwikkeling van de cultuurhistorische waardenkaart voldoet Emmen aan de wettelijke verplichting om cultuurhistorie mee te wegen binnen de ruimtelijke ordening. Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart kan de gemeente aangeven hoe het om wil gaan met cultuurhistorie, en voorschriften opnemen over cultuurhistorie in bestemmingsplannen en gemeentelijke verordeningen. Net zo belangrijk is de attentiewaarde van de erfgoedkaart. Voor het eerst is het belangrijkste erfgoed van Emmen bijeen gebracht en in kaart en tekst ontsloten. Iedere geïnteresseerde en belanghebbende bewoner en bezoeker kan er nu kennis van nemen. Dit zal burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven stimuleren zorgvuldig met het eigen erfgoed om te gaan en plannen te ontwikkelen die rekening houden met het erfgoed. Tenslotte draagt de kaart ook bij aan meer en gerichter aandacht van het onderwijs voor het erfgoed van Emmen. Iedere leerling en docent kan plekken van waarde en betekenis in de eigen omgeving opzoeken en gebruiken in de lessen. Gemeentelijk erfgoedbeleid Gemeenten hebben veel beleidsruimte bij het invullen en uitvoeren van het eigen erfgoedbeleid. Veel gebruikte instrumenten bij het maken en uitvoeren van erfgoedbeleid zijn een beleidsadvieskaart, een beleidsnota, een bestemmingsplan en een erfgoedverordening. Deze zijn daarbij geen verplichting, maar vormen wel praktische instrumenten om het gemeentelijke beleid en de daarin gemaakte keuzes voor alle betrokken partijen duidelijk te maken. Een gemeente geeft aan hoe met de cultuurhistorische waarden in de gemeente dient te worden omgegaan en wat de gevolgen daarvan zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen. De enige verplichting die de Erfgoedwet stelt is dat de gemeente in de toelichting op het bestemmings/omgevingsplan aangeeft hoe het om wil gaan met cultuurhistorische waarden. Gemeentelijk instrumentarium De gemeentelijke instrumenten zijn in drie categorieën te verdelen met elk een eigen werking:

1. Juridische instrumenten: de gemeente vaardigt een gebod of verbod uit, een verplichting om iets te doen of te laten.

2. Economische en financiële instrumenten: subsidies dan wel boetes, heffingen of belastingen om gedrag met financiële prikkels een gewenste richting uit te sturen.

3. Communicatie-instrumenten: voorlichting en informatie om gedrag te beïnvloeden, om te overtuigen.

1. Juridische instrumenten Het juridisch instrumentarium betreft in het geval van de erfgoedkaart vooral maatregelen die voortkomen uit de erfgoedwet (rijksmonumenten), provinciale monumentenverordening (provinciale monumenten), de gemeentelijke erfgoedverordening (gemeentelijke monumenten) en bomenverordening (monumentale en waardevolle bomen), en maatregelen in het kader van de omgevingswet (bestemmingsplannen). De eerste twee zijn vanuit Rijk en de provincie Drenthe bepaald, de beide gemeentelijke

8 verordeningen betreft bestaand beleid van Emmen. Opname van juridische maatregelen in het kader van de omgevingswet is nieuw beleid dat uit de erfgoedkaart voortkomt.

2. Financiële instrumenten Aan de aanwijzing van rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten zijn financiële maatregelen verbonden in de vorm van subsidies of laagrentende leningen. Voor de erfgoedkaart zijn vooralsnog geen nieuwe financiële instrumenten voorzien.

3. Communicatie Voorlichting en communicatie zijn de belangrijkste instrumenten die aan de erfgoedkaart zijn verbonden. Opname op de bronnenkaart - en voor de belangrijkste erfgoedcategorieën op de beleidskaart - moet initiatiefnemers bewust maken van de waarde van een object, plek of gebied zodat zij er zorgvuldig mee omgaan en bij veranderingen rekening houden met de erfgoedwaarden.

Drie beleidskeuzes De gemeente Emmen heeft voor verschillende categorieën erfgoed drie beleidskeuzes vastgesteld op basis van het beschikbare instrumentarium. Hieronder een overzicht van de beleidskeuzes met de daaraan gekoppelde maatregelen per erfgoedcategorie.

1. Beleidskeuze: Beschermen Maatregel: Beschermen van de cultuurhistorische waarden. De soorten erfgoed waarvoor deze maatregel geldt, hebben een zeer hoge cultuurhistorische waarde:

- Monumenten (Rijk, provincie, gemeente) - Monumentale en waardevolle bomen - Beschermde dorpsgezichten (Rijk)

Het betreft cultureel erfgoed van zeer hoge cultuurhistorische waarde dat al wettelijke bescherming geniet. De erfgoedkaart voegt geen nieuwe beschermde monumenten, gezichten en bomen toe aan de al bestaande voorraad. Alle gebouwde monumenten zijn in verschillende campagnes geïnventariseerd en geselecteerd als rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument. Zij hebben daarmee de hoogste cultuurhistorische waardering gekregen en zijn als zodanig op de kaart gezet. Het wettelijk regime dat daarbij hoort is bescherming. Daarnaast heeft de gemeente Emmen het gehele bomenbestand geïnventariseerd en gewaardeerd. Van de monumentale bomen is een aparte lijst samengesteld en op de kaart opgenomen. Het wettelijk regime dat daarbij hoort is bescherming. Emmen telt drie van rijkswege beschermde dorpsgezichten (, , ). Voor een beschermd gezicht geldt een apart bestemmingsplan dat iedere

9 initiatiefnemer verplicht om te zorgen dat bij bouw of verbouw van een pand de cultuurhistorische waarde van het gebied intact blijft. Instrument: erfgoedwet en daarvan afgeleide verordeningen. De monumenten zijn beschermd volgens de Erfgoedwet en daarvan afgeleide provinciale en gemeentelijke verordeningen. Deze bescherming verbiedt activiteiten die de monumentale waarden van het object of de plek aantasten. Omdat de beschermde monumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Erfgoedwet zijn hiervoor in bestemmingsplannen geen aanvullende regels opgenomen. Ze worden wel binnen een gemeentelijk bestemmingsplan op de verbeelding weergegeven, omdat het voor de gemeente Emmen zeer belangrijke en in het oog springende objecten betreft. Bovendien kan een initiatiefnemer dan op een kaart zien welke soorten beleidsmaatregelen voor een plek of object gelden.

2. Beleidskeuze: Herkenbaar houden Maatregel: Herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. De soorten erfgoed waarvoor deze maatregel geldt zijn ensembles en structuren met een hoge cultuurhistorische waarde:

- Landschappelijke gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde - Stedenbouwkundige gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde - Groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde - Infrastructuur en waterwegen van hoge cultuurhistorische waarde

Het erfgoed dat valt onder de beleidskeuze ‘herkenbaar houden’ betreft grotere landschappelijke en stedenbouwkundige eenheden; de benadering is gebiedsgericht. De landschappelijke en stedenbouwkundige gebieden zijn gewaardeerd volgens de criteria kenmerkendheid / representativiteit, samenhang / ensemblewaarde, gaafheid, zeldzaamheid en zichtbaarheid. Zie voor een verdere toelichting op de waarderingscriteria de betreffende hoofdstukken. De gebieden met een hoge cultuurhistorische waardering zijn afgebeeld op de beleidskaart met de beleidsmaatregel ‘herkenbaar houden’. De belangrijkste kwaliteit van deze gebieden is de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. Daarom dient een initiatiefnemer deze herkenbaar te houden. Instrument: erfgoedverordening en bestemmingsplan / omgevingsplan. Doel is ensembles en structuren met een hoge cultuurhistorische waarde op te nemen in het bestemmingsplan / omgevingsplan. Omdat het omgevingsplan nog opgesteld moet worden, is de eerste stap om deze categorie erfgoed op te nemen in de erfgoedverordening en deze daarop aan te passen. Later kunnen de ensembles en structuren doorvertaald worden naar het omgevingsplan.

3. Beleidskeuze: Respecteren en rekening mee houden Maatregel: Bij ontwikkelingen (bouw, verbouw, aanleg, inrichting, sloop, kap) de cultuurhistorische waarde van het object waar mogelijk behouden en versterken. De soorten erfgoed waarvoor deze maatregel geldt zijn objecten en plekken met een hoge cultuurhistorische waarde:

10

- Beeldbepalende bouwwerken - Canon van Emmen - Inventarisatie ErfgoedNetwerk - Tradities - Top vijf bewonersavonden

Het erfgoed dat valt onder de beleidskeuze ‘respecteren en rekening mee houden’ betreft losse objecten en plekken; de benadering is objectgericht. Alle objecten, plekken en elementen op deze lijsten zijn cultuurhistorisch waardevol. De beeldbepalende bouwwerken betreffen voor het grootste deel de panden die bij de monumenteninventarisaties als bijzonder zijn geselecteerd maar uiteindelijk niet zijn aangewezen als monument. Het feit dat ze zijn geselecteerd maakt ze per definitie tot cultuurhistorisch waardevol. De objecten op de lijst van beeldbepalende bouwwerken zijn in verschillende inventarisatierondes geselecteerd op basis van een ‘expertoordeel’. Bij het samenstellen van de cultuurhistorische waardenkaart hebben we ervoor gekozen om het bewonersoordeel net zo zwaar te laten wegen als het expertoordeel; een aanpak waarmee Emmen waarschijnlijk voorloper is in ons land. Wij hebben de bewoners gevraagd aan te geven welke plekken, gebouwen, verhalen, etc. zij zelf geschikt achten om op de erfgoedkaart te komen omdat zij door hen als erfgoed van betekenis worden beschouwd. Dit betreft de Toppen vijf, canon van Emmen, Tradities en Inventarisatie ErfgoedNetwerk, die de uitkomst zijn van een ‘bewonersoordeel’. Omdat een van de doelen van de erfgoedkaart is om de identiteit van de bewoners weer te geven, krijgt het bewonersoordeel hetzelfde gewicht als het expertoordeel, namelijk cultuurhistorisch waardevol. Om deze bewonersvoorkeur zichtbaar en herkenbaar te laten zijn, zijn deze objecten niet toegevoegd aan de lijst met beeldbepalende panden maar in aparte lijsten opgenomen. De door de bewoners en ErfgoedNetwerk genoemde elementen met een monumentale status zijn niet in deze lijsten opgenomen omdat zij al op een monumentenlijst staan die een hogere cultuurhistorische waarde heeft. Door bewoners genoemde gebouwen die niet op de lijst met beeldbepalende bouwwerken stonden, zijn op de lijst met immaterieel erfgoed geplaatst omdat de cultuurhistorische waarde en bijbehorende beleidsmaatregel voor beide lijsten dezelfde is. De Toppen vijf en de canon van Emmen hebben ook een promotionele en toeristische waarde zodat wij de monumenten en beeldbepalende bouwwerken in deze lijsten hebben laten staan. Dat betekent dat in enkele gevallen een gebouw of element op twee of zelfs drie lijsten voorkomt. Instrument: erfgoednota, met vermelding in bestemmingsplan / omgevingsplan en welstandsnota Bij ontwikkelingen (bouw, verbouw, aanleg, inrichting, sloop) attendeert de gemeente de initiatiefnemer op de cultuurhistorische waarde van het object of de plek. Dit gebeurt door een vermelding binnen het bestemmingsplan / omgevingsplan en/of de welstandsnota. De gemeente verzoekt de initiatiefnemer vervolgens na te denken over inpassing van de cultuurhistorische waarden in de planvorming. Er is bij de gemeente geen sprake van dwang, wel van overtuigingskracht, en van verantwoordelijkheidsgevoel bij de initiatiefnemer.

Verbeelding van erfgoed: De gemeente stimuleert het ErfgoedNetwerk en bewoners de plekken en objecten uit de Canon, de Toppen Vijf en de Tradities beter zichtbaar te maken (fysiek, digitaal) als plaatsen van betekenis voor de bewoners. Op deze manier

11 kunnen zowel bewoners als bezoekers het erfgoed en de geschiedenis van Emmen beter beleven.

Overzichtschema Onderstaand schema geeft een overzicht van alle erfgoedcategorieën met bijbehorende beleidskeuzes en -maatregelen.

12

1.6 Informatie: legenda en tabellen

Zoals de naam al aangeeft, wordt de meeste informatie van de erfgoedkaart via de kaart zelf ontsloten. Dat gebeurt in getekende vorm waarbij de verschillende soorten erfgoed aangeduid worden met eigen kleuren en symbolen: de legenda. Voorts bevindt zich achter ieder element op de kaart extra informatie over dat element (gebied, structuur, lijn, object, punt, etc.). Van elk van deze onderdelen bestaat een apart GIS-bestand. Verder verwijzen sommige nummers op de kaart naar tabellen waar extra informatie over dat element is te vinden, die in de meeste gevallen te omvangrijk is om op of achter de kaart zelf weer te geven. Tenslotte bevat het bijbehorende rapport een schat aan achtergrondinformatie over de ontstaansgeschiedenis en waarde van het erfgoed in Emmen.

Samenstelling kaarten Op de kaarten staan punten (objecten, plekken), lijnen (water, wegen, groen) en vlakken (structuren, gebieden). Deze representeren alle cultuurhistorische elementen uit de gemeente voor zover deze uit de bronnen zijn voortgekomen.

1. Lijn: een lijn op de kaart is een waardevolle lineaire ruimtelijke structuur zoals bijvoorbeeld een spoorlijn, weg, bomenrij of een fietspad. Het gaat hierbij om het aangeven van de structuur, niet om de weergave van het exacte profiel.

2. Punt: een punt op de kaart is een waardevol ruimtelijk object of cultuurhistorisch element/plek zoals bijvoorbeeld een gebouw of boom. Het gaat hier om het aangeven van het object of element. De punt is geen weergave van de exacte contour van het object.

3. Vlak: een vlak op de kaart is een gebied met gestapelde waarden of een ensemble. Het gaat hierbij om gebieden, wijken, grote eenheden groen, linten, buurten en stempels.

1. Legenda Bronnenkaart

Historische geografie Historische geografie: cultuurlandschap en natuurlijke ondergrond De basis legenda-eenheid voor de kaarten vormen de natuurlijke ondergrond en de landschappen. Deze zijn in hoofdstuk 2 van de bijbehorende rapportage beschreven en bestaan uit de volgende eenheden, ieder met een eigen kleur onderscheiden:

- Beekdallandschap – beekdal - Beekdallandschap - dekzand onder veen - Veenkoloniaal landschap - hoogveen - dekzand onder veen - Randveenontginningslandschap - dekzand onder veen - Veenkoloniaal landschap – hoogveen - Randveenontginningslandschap – hoogveen - Esdorpenlandschap – stuwwal - Veenkoloniaal landschap - hoogveen - stuwwal onder veen - Randveenontginningslandschap - stuwwal onder veen - Contour beschreven gebied

Uit het onderzoek naar de historisch-geografische ontwikkeling van Emmen zijn binnen deze landschappelijke eenheden verschillende gebieden onderscheiden die met aparte,

13 chronologische kaarten in het rapport zijn toegelicht. In een bijbehorende tabel is een korte beschrijving van elk van deze gebieden opgenomen. De beschreven gebieden kunnen verschillende landschappen beslaan, en daarom is een afzonderlijke kaartlaag toegevoegd met de tot één geheel samengevoegde contouren van deze gebieden zodat ieder nummer in de betreffende tabel maar één keer voorkomt.

Historische geografie: overige elementen

Elk historisch-geografisch gebied is opgebouwd uit diverse soorten landschappelijke elementen, structuren en vlakken. De kaart onderscheidt de volgende legenda-eenheden die van cultuurhistorische waarde zijn: - Es - Brink - Heide - Bos - Landgoed / natuurgebied - Voormalige dierentuin - Bos: ontginningsweg - NAM-weg - Historische weg - Veenschans - Markegrens - Grenspaal - Markesteen - Monumentale boom

In een bijbehorende tabel is een korte beschrijving van de belangrijkste historische wegen opgenomen.

Historisch water

Op de kaart is water als apart onderdeel aangegeven, mede vanwege de grote betekenis van water voor de ontstaansgeschiedenis van Emmen. Het betreft de volgende legenda- eenheden: - Kanaal - Wijk - Sloot - Greppel - Beek

In een bijbehorende tabel is een korte beschrijving van de belangrijkste waterwegen opgenomen. De TOP10NL-kaart die als basis diende voor deze kaartlagen bevat lijnen en vlakken. Over het algemeen duiden de lijnen de smalste waterdelen aan, en de vlakken de bredere. Vandaar dat greppels en sloten alleen in de kaartlaag met lijnen voorkomen. De aanduiding ‘greppel’ is een aanduiding van de huidige situatie, afkomstig uit de TOP10NL, en kan erop duiden dat hier sprake is van een in de loop van de tijd dichtgegroeide sloot.

Historische spoor- en tramlijnen

Tot halverwege de 20e eeuw liep door de gemeente een fijnmazig stelsel van spoor- en tramlijnen. Voor zover te achterhalen, zijn de – meest verdwenen – tracés op de kaart aangegeven:

14

- Smalspoor - Spoorlijn - Stoomtram

Deze lijnen zijn vaak herkenbaar gebleven in bestaande infrastructuur.

Ruilverkaveling en herinrichting [graag allen samenvoegen onder dit kopje] Vanaf het laatste kwart van de 20e eeuw is een deel van het grondgebied van de gemeente opnieuw ingericht en herverkaveld. Deze nieuwe ingreep vormt de jongste tijdlaag in het landschap en is weergegeven op de kaart met een aantal legenda-eenheden: - Plangrens herinrichting 1992 - Plangrens ruilverkaveling

Herinrichting 1992 - Planweg - Plattelandsweg - Waterloop

Ruilverkaveling Sleenerstroom - Autoweg - Landbouwweg B/C - Fietspad - Zandweg - Waterloop

Ruilverkaveling Dalen - Weg - Waterloop

Bij de ruilverkavelingen en herinrichting is een wisselende terminologie gebruikt voor de aan te leggen infrastructuur. Aangezien de terminologie niet altijd aansluit op die in de andere gebieden is de oorspronkelijke terminologie behouden. Wel zijn de legenda- eenheden bij min of meer overeenkomende wegen en waterlopen zo veel mogelijk gelijk gehouden wat betreft uiterlijk.

Historische (steden)bouw

Historische bouwkunde De bronnenkaart geeft een gemeentedekkend overzicht van dorpen, wijken en ensembles in Emmen. Van ieder van deze gebieden is een waardering opgenomen in de bijbehorende tabel. Op een lager schaalniveau zijn binnen deze stedenbouwkundige structuren de belangrijkste plekken, objecten, lijnen en gebiedjes van cultuurhistorische waarde opgenomen. Behalve gebouwd erfgoed betreft dit ook infrastructuur en groenstructuren en -elementen binnen een gebouwde omgeving. Hier is voor gekozen omdat deze elementen een directe relatie hebben met de stedenbouw en bouwkunde zodat de samenhang beter zichtbaar wordt. Deze aanpak betekent wel een zekere overlap met het onderdeel historische geografie; water- en landwegen lopen immers door in het omringede landschap. Hoofdstuk 3 van de rapportage bevat een uitgebreide toelichting op de (steden)bouwkundige ontwikkeling van Emmen. Binnen historische bouwkunde onderscheiden we de volgende legenda-eenheden: - Beschermd stads- of dorpsgezicht - Stadswijk - Ensemble

15

- Lintstructuur - Voorziening - Infrastructuur: hoofdinfrastructuur - Infrastructuur: secundaire infrastructuur - Infrastructuur: fiets/voetpad - Water - Groenstructuur: boompartij - Groenstructuur: openbaar groen - Bomenrij - Historische infrastructuur - Beeldbepalend bouwwerk

De rapportage bevat twee aparte tabellen voor zowel wijken als dorpen met toelichting. Voorts is een tabel opgenomen met bouwkundige elementen (panden, plekken) van hoge cultuurhistorische waarde.

Monumenten (gebouwd)

Een apart onderdeel binnen het cluster Historische bouw vormen de van Rijks-, provincie- en gemeentewege aangewezen monumenten, Zij zijn allen als aparte categorie zichtbaar op de kaart: - Rijksmonument (vlak of punt) - Provinciaal monument (vlak of punt) - Gemeentelijk monument

De rapportage bevat een overzicht met de zogenaamde redengevende omschrijving van elk van deze categorieën monumenten. De monumenten zijn waar mogelijk weergegeven als contour, waarbij deze contour is gebaseerd op de redengevende omschrijving. In een enkel geval ging het om puntvormige objecten zoals een grenspaal; deze zijn als punt weergegeven. Aangezien de redengevende omschrijvingen niet altijd volledig duidelijk zijn, en aangezien niet altijd alles wat beschreven wordt op de kaart of luchtfoto te zien is, kunnen de contouren slechts als indicatief worden gezien voor de begrenzing van het beschermde monument. Voor de gebouwcontouren is gebruik gemaakt van de kadastrale kaart.

Immaterieel erfgoed

Een grote groep bewoners heeft meegedacht bij het maken van de kaart en een fors aantal plekken en objecten van betekenis aangedragen voor plaatsing op de kaart. Deze zijn onderscheiden in vier categorieën die in hoofdstuk 4 nader zijn omschreven: - Canon van Emmen - Inventarisatie ErfgoedNetwerk - Traditie - Top5-lijst

De rapportage bevat tabellen van elk van deze categorieën.

Topografie

Om vergelijking met de huidige topografie mogelijk te maken zijn de volgende categorieën overgenomen van bestaande kaarten overgenomen:

16

- Gemeentegrens - Gebouw (bron: kadaster) - Spoorbaan (bron: TOP10NL) - Smalspoor (bron: TOP10NL) - Overige topografie (bron: TOP10NL)

De categorie overige topografie bevat de kaartlagen terrein, water en wegen.

2. Legenda Beleidskaart

De legenda van de beleidskaart is opgebouwd naar beleidsmaatregel. 1. Beschermen 2. Herkenbaar houden 3. Respecteren en rekening mee houden

Beschermen: - Rijksmonument - Provinciaal monument - Gemeentelijk monument - Beschermd stads- of dorpsgezicht - Monumentale boom

Herkenbaar houden: - Landschappelijke gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde - Houtwallen van hoge cultuurhistorische waarde (niet gedateerd) - Groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde (niet gedateerd) - Stedenbouwkundige gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde - Groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde - Infrastructuur en waterwegen van hoge cultuurhistorische waarde

Respecteren en rekening mee houden: - Beeldbepalende bouwwerken - Inventarisatie ErfgoedNetwerk - Top-5 lijst - Canon-lijst - Historisch geografische objecten van hoge waarde

De historisch bouwkundige gebieden en structuren zijn gedateerd, en worden ingekleurd naar periode weergegeven. De landschappelijke gebieden en structuren, de houtwallen en de bomenrijen langs verdwenen historische wegen zijn niet gedateerd en worden daarom in één kleur weergegeven.

3. Informatie in tekst Van ieder element op de kaart is informatie beschikbaar die met een klik op het element zichtbaar wordt. Het vertelt altijd wat voor soort element het is, indien bekend een datering, bij de belangrijkste elementen een cultuurhistorische waardering en tenslotte welke bron is gebruikt voor het verkrijgen van de informatie. Voorts zijn de coördinaten

17 aangegeven en in sommige gevallen in welk hoofdstuk van de rapportage extra informatie is te verkrijgen. Ieder element heeft een nummer waarvan de eerste letters verwijzen naar de categorie erfgoed waartoe het element behoort: - HG: historische geografie en landschap - HB: historische (steden)bouw - IM: immaterieel erfgoed - RM: rijksmonument - PM: provinciaal monument - EM: gemeentelijk monument - CA: canon van Emmen - Tra: tradities - Top5: top5 bewonersavonden

4. Tabellen De belangrijkste cultuurhistorische waarden van Emmen zijn in aparte tabellen en lijstenweergegeven. Al deze elementen komen voor op de beleidskaart en bevatten een korte toelichting op de achtergrond en waarde van het element (object, plek, lijn, structuur, etc.), vaak vergezeld van een meer uitgebreide waardering. Ieder element uit de tabellen heeft een eigen nummer dat op de erfgoedkaart is terug te vinden. De erfgoedkaart van Emmen kent de volgende tabellen: 1. Gemeentelijke monumenten Door de gemeente Emmen vastgestelde objecten met de status van gemeentelijk monument. 2. Provinciale monumenten Door de provincie Drenthe vastgestelde objecten en plekken met de status van provinciaal monument.

3. Rijksmonumenten Door het Rijk vastgestelde objecten en plekken met de status van rijksmonument.

4. Beeldbepalende bouwwerken Lijst van bouwwerken met hoge cultuurhistorische waarde. Belangrijkste bron is de groslijst die is samengesteld ten behoeve van de aanwijzing van rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten. Voor de naoorlogse periode is veldwerk verricht. Tenslotte komt een grote groep voort uit bronnenonderzoek (o.a. publicatie De leeuw) en veldwerk van de bureaus, gemeenten en instellingen.

5. Stedenbouwkundige structuren en ensembles (dorpen) Gemeentedekkend overzicht van structuren en ensembles in de dorpen. Het betreft zowel stedenbouw, openbaar groen als infrastructuur om de onderlinge samenhang zoveel mogelijk duidelijk te maken. Alle elementen zijn gewaardeerd en van een korte beschrijving voorzien.

6. Stedenbouwkundige structuren en ensembles (wijken) Gemeentedekkend overzicht van structuren en ensembles in de wijken van de stad Emmen. Het betreft zowel stedenbouw, openbaar groen als infrastructuur om de onderlinge samenhang zoveel mogelijk duidelijk te maken. Alle elementen zijn gewaardeerd en van een korte beschrijving voorzien.

18

7. Historisch geografische gebieden Tijdens het onderzoek zijn 38 verschillende landschappelijke eenheden onderscheiden die zowel in het rapport als in deze tabel van een korte beschrijving zijn voorzien.

8. Historische waterwegen Tabel met de belangrijkste waterwegen van Emmen (kanalen en vaarten), voorzien van een waardering en korte beschrijving. Verschillende waterwegen komen vaker voor in de tabel omdat de TOP10NL-kaart als basis is gebruikt. Deze kaart knipt waterinfrastructuur in verschillende delen op als de waterweg is onderbroken door b.v. een dam of sluis.

9. Canon van Emmen Lijst van alle vensters in de Canon van Emmen waar een plek aan toe is te wijzen. Het overzicht is samen met het ErfgoedNetwerk Emmen opgesteld. De lijst is ingedeeld per hoofdstuk uit de canon zodat de informatie makkelijk is op te zoeken in de publicatie zelf (Emmen, oktober 2016).

10. Inventarisatie ErfgoedNetwerk Lijst van alle elementen (gebieden, lijnen, plekken, objecten) die door de aan het ErfgoedNetwerk verbonden organisaties zijn aangedragen als cultuurhistorisch waardevol. Voor de toelichting bij deze elementen zijn zoveel mogelijk de omschrijvingen en verhalen gebruikt van de deelnemers zelf.

11. Tradities Lijst van de belangrijkste tradities die door het ErfgoedNetwerk en bewoners zijn aangedragen, voor zover ze aan een plek zijn toe te wijzen. Sommige tradities vinden op meer plekken in de gemeente plaats. Er is dan voor de plek gekozen van de bewoners die de traditie hebben voorgedragen. Voor de toelichting bij deze elementen zijn zoveel mogelijk de omschrijvingen en verhalen gebruikt van de deelnemers zelf.

12. Top 5 bewonersavonden + beeldverslag Lijst van alle elementen die tijdens de bewonersavonden als plekken van betekenis zijn aangedragen door de bewoners zelf. Op deze avonden hebben bewoners per tafel gezamenlijk een Top5 samengesteld van de eigen omgeving. Al deze Toppen vijf staan in de tabel. Voor de toelichting bij deze elementen zijn zoveel mogelijk de omschrijvingen en verhalen gebruikt van de deelnemers zelf.

Van deze avonden is een beeldverslag gemaakt dat naar alle deelnemers is gestuurd en als bijlage bij deze tabel is opgenomen.

19

1.7 Aanbevelingen

1. Procesaanbevelingen

Bijhouden en aanvullen Het maken van een erfgoedkaart is per definitie een momentopname. Visie op en definitie van erfgoed veranderen in de tijd, er komt regelmatig nieuw erfgoed bij dat we pas later als zodanig waarderen en bovendien brengt ieder verder onderzoek weer nieuwe details naar boven. De belangrijkste aanbeveling is dan ook om een interactief proces te definiëren waarbij nieuwe informatie zowel intern binnen de gemeente als extern bij het ErfgoedNetwerk en bewoners periodiek en adequaat beoordeeld en verwerkt kan worden

Rol ErfgoedNetwerk Veel van de informatie die is aangedragen door bewoners en het ErfgoedNetwerk is nog summier en behoeft aanvulling, bijvoorbeeld fotomateriaal. De kaart is zo opgezet dat de gemeente zelf veranderingen en aanpassingen kan aanbrengen. Geef het ErfgoedNetwerk een rol in beheer en onderhoud van deze lijsten, stem dat regelmatig af met de eindverantwoordelijke voor de erfgoedkaart zodat de kaart steeds aangepast kan worden.

Dorpen en wijken aan zet Bij de inventarisatie bleek dat een aantal dorpen actief bezig was of werd met het inventariseren van het eigen erfgoed. Zo heeft Erica zelfs een eigen lijst van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen samengesteld die via een website is te raadplegen. Ook van en staan relatief veel objecten op de erfgoedkaart vanwege een actieve bewonersgroep. Probeer – via het ErfgoedNetwerk – andere dorpen en wijken te stimuleren om het eigen erfgoed verder in beeld te brengen.

2. Aanbevelingen benutten erfgoed

Beleving en toerisme De erfgoedkaart is een beleidsinstrument dat in werking en uitstraling gericht is op toepassing in het ruimtelijke beleidsveld. De informatie op de kaart is echter ook geschikt om een veel bredere toepassing te krijgen in b.v. toerisme en beleving. De bewoners hebben zelf aangegeven wat zij het meest belangrijk vinden en samen geven deze Toppen vijf een prachtig inkijkje in de identiteit van Emmen. Een inkijkje dat niet alleen interessant is voor bewoners maar ook voor bezoekers. Hetzelfde geldt voor de plekken van de Canon. Denkbaar is om deze plekken te verbinden met routes, er een boekje of e- book van te maken of er een of meer verhaallijnen uit te halen voor een extra ‘branding’ van Emmen.

Boek voor de bewoners Veel inwoners kennen de landschappelijke geschiedenis van de gemeente Emmen vooral op hoofdlijnen. Het uitbrengen van een boek met een beschrijving van de 35 deelgebieden kan daar verandering in brengen. Doordat iedere bewoner zich wel met één of meerdere van de deelgebieden kan identificeren is het een laagdrempelige manier voor ze om in de geschiedenis van hun gemeente te stappen.

20

3. Onderzoeksaanbevelingen historische geografie

Uitwerking van de deelgebieden Bij deze inventarisatie zijn geen uitgebreide veldwaarderingen gedaan. Een belangrijke aanbeveling is dan ook om per deelgebied uiteen te zetten hoe een gebied historisch- geografisch in elkaar zat. Waren er fysieke elementen zoals (nog steeds bestaande) dijken of wegen, die het gebied afbakenden? Is het gebied nog verder onder te verdelen in bijvoorbeeld ontginningsblokken, boeën en stukken en/of andere afwijkende ontginningen? Waren er historische groenstructuren belangrijk in het deelgebied? Waar lagen de erven? Wat is daarvan nog te zien in het huidige landschap? Om vervolgens met deze uitwerking een veldwaardering op te zetten, zodat per deelgebied een ‘eigen’ cultuurhistorische waardenkaart ontstaat.

Historisch groen De gemeente heeft een bomenbestand met bijna 100.000 bomen. Van deze bomen is nog onvoldoende duidelijk welke een cultuurhistorische waarde hebben. Door een combinatie van drie of vier bronnen (het bomenbestand, de eerste bosstatistiek, de landschapsplannen van de ruilverkavelingen en landinrichting en een digitale historische krantendatabase) kan daar verdieping in worden aangebracht: . Georefereren van de kaarten van de eerste bosstatistiek, zodat duidelijk wordt welke historisch groenelementen (soort en structuur) in de periode 1938-1942 (vooroorlogs) al aanwezig waren; . Georefereren van de landschapsplannen van de ruilverkavelingen en landinrichting, zodat duidelijk wordt welke historisch groenelementen (soort en structuur) in de periode 1960-1990 (naoorlogs) zijn aangeplant. . Analyse maken met het bomenbestand en een nieuwe kaartlaag met cultuurhistorisch groen tekenen in GIS, waarin in de tabel ook boomsoort, periode, landschapstype en deelgebied zijn opgenomen. . Optioneel: uitbreiding van de historische gelaagdheid door met een digitale historische krantendatabase te onderzoeken of er in de gemeente Emmen in de periode 1750-1950 ook laanbomen op stam zijn aangeboden, zodat ook inzichtelijk wordt of de boomsoorten door de tijd heen fluctueerden.

Verwachtingskaart voor oude erven met de eerste kadasterkaart De Fryske Academy ontsluit via Hisgis.nl de 1832-kaart van Drenthe. Deze is net klaar, maar het bleek ten tijde van deze inventarisatie nog niet mogelijk om de erven als shape aan te vragen. Shapefiles werden op dit moment alleen verstrekt aan wetenschappelijk onderzoek en niet aan toegepast onderzoek als een cultuurhistorische waardenkaart. De Fryske Acadamy bekijkt of ze de shapefiles ook voor een breder publiek kunnen uitrollen, dus wellicht dat het later wel een optie is. Op die manier kan een verwachtingskaart voor oude erven worden gemaakt.

Aanscherping van de markegrenzen De huidige markekaart van de gemeente Emmen is aangeleverd door de provincie Drenthe. In hoofdlijnen kloppen de grenzen van de provinciale markekaart. Toch zijn er op lokaal niveau nog enkele aanpassingen te verwachten, die met name op de begrenzing van de deelgebieden invloed kunnen hebben. Een eerste aanzet kan gemaakt worden met het verzamelplan en de minuutplans van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Een tweede, meer uitgebreide opzet, is mogelijk met de digitale bestanden van de Fryske Academy, er van uitgaande dat zij ook de eigenaren opgenomen hebben in hun achterliggende tabellen.

21

Begraafplaatsen De begraafplaatsen in de gemeente Emmen zijn beperkt meegenomen in deze inventarisatie. Een onderzoeksaanbeveling is om in de toekomst de begraafplaatsen uit de TOP10NL te halen en aanvullingen te zoeken op de 1832-kaart en Bonnebladen. Met die basisgegevens kan dan een gedegen omschrijving van de begraafplaatsen in de gemeente Emmen worden gemaakt. Combinatie met kennis en onderzoek van historische verenigingen naar personen op de begraafplaatsen laat vervolgens zien wat de historische betekenis is van deze plekken, zowel lokaal als regionaal. De methodiek zoals die in Meppel is toegepast bij een vergelijkbaar onderzoek geeft een goed houvast.

4. Onderzoeksaanbevelingen historische bouwkunde

Beeldbepalende bouwwerken In de lijst met beeldbepalende bouwwerken missen mogelijk nog panden omdat voor deze rapportage gebruik is gemaakt van bestaande lijsten en bronnen. Het verdient aanbeveling om in de toekomst deze lijst aan te vullen met extra veldwerk. Deels is dit al opgevangen door inventarisaties vanuit de bewoners zelf (zie Immaterieel erfgoed) die de belangrijkste gebouwen in het eigen dorp in beeld hebben gebracht. Voorts is de lijst met beeldbepalende bouwwerken vooral samengesteld op basis van het huidige uiterlijk van een gebouw. Cultuurhistorisch onderzoek zal ongetwijfeld meer gegevens per gebouw aan het licht brengen. Dit kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden wanneer een initiatiefnemer aanpassingen aan het gebouw wil uitvoeren.

Wederopbouw Het onderzoek naar de stedenbouw en bouwkunde van de naoorlogse periode is een eerste overzicht, vooral op hoofdlijnen. Voor een beter begrip van deze periode is verder onderzoek aan te bevelen, bij voorkeur in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die de Wederopbouwperiode als speerpunt heeft benoemd en zich daarbij nadrukkelijk ook op Emmen richt. Met name een verdiepingsslag voor de wijken Angelslo, Emmerhout en Emmermeer kan meer duidelijk maken over de bijzondere positie van deze wijken in de naoorlogse stedenbouw en architectuur van ons land.

Groen in bestemmingsplannen De belangrijkste groenstructuren in de dorpen en wijken zijn op de kaart opgenomen, met veel nadruk op de naoorlogse wijken waar openbaar groen immers een integraal onderdeel van het ontwerp is. De gemeente Emmen heeft in zijn bestemmingsplannen op detailniveau alle waardevolle groenstructuren voor dorpen en wijken aangegeven. Als verdieping op het huidige onderzoek verdient het aanbeveling al deze groenstructuren te beoordelen op cultuurhistorische waarde en over te nemen op de erfgoedkaart.

5. Aanbevelingen immaterieel erfgoed

Tradities De bewoners van de gemeente Emmen hechten grote waarde aan tradities, historische rituelen en ambachten. Op veel plaatsen houden zij deze tradities levend, soms al vele generaties lang. Een aantal is op verzoek van de bewoners op de erfgoedkaart vermeld. Dat betekent erkenning voor de waarde en betekenis van deze tradities. Bovendien zijn zij meer zichtbaar voor de buitenwereld. Zo levert de erfgoedkaart een bijdrage aan het instandhouding van deze tradities. Formele vastlegging in bestemmingsplannen is niet aan de orde, wel kan als beleidsmaatregel het meer zichtbaar maken door middel van bijvoorbeeld panelen, een website of educatie ingezet worden.

22

1.8. Leeswijzer

Hoofdstuk 1 beschrijft de aanleiding, opzet en werkwijze van de cultuurhistorische waardenkaart van Emmen, gevolgd door de beleidsmaatregelen die de gemeente voor de omgang met erfgoed heeft opgesteld plus enkele aanbevelingen. Hoofdstuk 2 en 3 beschrijven respectievelijk de historisch-geografische en historisch- stedenbouwkundige ontwikkeling van het grondgebied van Emmen. Beide hoofdstukken zijn tevens als afzonderlijke studies te lezen. Dit maakt dat landschap en stedenbouw elkaar deels overlappen zodat er dubbelingen voorkomen in beide hoofdstukken die voor de leesbaarheid zijn blijven staan in de tekst. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van het proces om het ErfgoedNetwerk Emmen en de bewoners te betrekken bij het maken van de kaart. Vervolgens beschrijft het de resultaten van dit proces en sluit af met een samenvatting en conclusies. De bronnenlijst bevat de belangrijkste rapporten, artikelen en literatuur die zijn gebruikt bij het samenstellen van de erfgoedkaart. De bijlagen bevatten lijsten en tabellen met korte beschrijvingen van de soorten erfgoed met een hoge waardering die op de beleidskaart zijn weergegeven. De meeste van deze tabellen zijn ook via de digitale kaart zelf raadpleegbaar door op het betreffende element te klikken. Sommige beschrijvingen - zoals alle monumenten en dorps- en wijkstructuren - waren te lang om aan de kaart te verbinden; deze zijn derhalve alleen via verwijzing naar de lijsten te raadplegen.

23

Gemeente Emmen Historisch-geografische inventarisatie

Martijn Horst, Cultuurland Advies, en Niels van den Berg, The Missing Link.

24

Inhoudsopgave Historische Geografie

Samenvatting ______26 1. Inleiding______28

Deel A: Landschapsbiografie

2. Het natuurlijke landschap en de oudste bewoning ______30 2.1 Het natuurlijke landschap ______30 2.2 De oudste bewoning ______31

3. Organische ontwikkeling van het esdorpenlandschap (<1000-1851) ______34 3.1 Essen en een samenleving met marken ______34 3.2 Gemeenschappelijke groenlanden in het stroomdal ______35 3.3 Randveenontginningen op ondergrondse stuwwalruggen en dekzandkoppen ______35 3.4 Verdediging met de Veenlinie ______36 3.6 Doorgaande dorpswegen ______37

4. Planmatige ontwikkeling met de veenkolonien (1851-1940) ______40 4.1 Ontginningssystemen en veenkolonien ______40 4.2 Planmatige ontginning met behulp van het Oranjekanaal (noordwesten) ______41 4.3 Planmatige veenontginning vanuit de Hoogeveensche Vaart (westen) ______41 4.4 Planmatige veenontginning vanuit Oost-Groningen (noorden) ______42 4.5 Aanleg van tram- en spoorlijnen (1905-1907) ______42 4.6 Jonge heide-ontginingen ______43

5. Vooruit kijken met oliewinning, ruilverkaveling en herinrichting (1940-2016) ____ 46 5.1 Oliewinning bij Schoonebeek ______46 5.2 De ruilverkaveling van Dalen en Sleenerstroom ______46 5.3 Herinrichting van de Gronings-Drentse Veenkolonien ______49 5.4 Meerstalblok, en het Schoonebeekersveld worden natuurreservaat Baergerveen ______50 5.5 Recente ontwikkelingen geven nieuwe levendigheid ______51

Deel B: Toelichting

6. Conclusies en historisch-geografische waardering ______54 6.1 Waarderingsmethodiek ______54 6.2 Elementenwaardering ______56 6.3 Gebiedswaardering ______59 6.4 Gecombineerde waardering tussen historisch-geografische landschappen en historische stedenbouw ______64

25

Samenvatting

Inleiding Om invulling te geven aan de leemten in het cultuurhistorisch beleidskader en om samenhang tussen de verschillende beleidskaders te scheppen heeft de gemeente Emmen voor het gehele gemeentelijke grondgebied een cultuurhistorische inventarisatie laten uitvoeren. Als onderdeel van deze cultuurhistorische inventarisatie is een historisch- geografische inventarisatie gemaakt.

Deel A: Landschapsbiografie

Natuurlijk landschap en oudste bewoning Het natuurlijke landschap van de gemeente Emmen is gedurende het Pleistoceen grotendeels ontstaan vanaf voorlaatste ijstijd. In deze tijd wordt door het opduwende ijs reliëf gevormd, waaronder de Hondsrug. In de laatste ijstijd, wanneer het landijs niet meer tot aan Nederland reikt, wordt het landschap gekenmerkt door barre omstandigheden. Op de bevroren bodem groeit weinig tot geen vegetatie en wind heeft vrij spel op de kale gronden. Dekzand wordt door de wind in grote hoeveelheden verplaatst, waarbij kuilen in het landschap ontstaan die later door water worden gevuld. Zodra het klimaat tijdens het Holoceen weer begint op te warmen, komt ook de ontwikkeling van vegetatie weer op gang. In de vochtige milieus begint veen te ontstaan. Geleidelijk vult het veen de laagten tussen de dekzandwelvingen. Al voor de vorming van het veen en tot ver daarna, grofweg tussen de steentijd en de vroege middeleeuwen, is er bewoning geweest in de gemeente Emmen. In verschillende perioden en samenlevingen werden onder andere jachtkampen, hunebedden en grafheuvels opgeworpen.

Organische ontwikkeling van het esdorpenlandschap (<1000-1851) Vanaf de Middeleeuwen ontwikkelt zich echter een ander fenomeen. Het Drentse landschap wordt vanaf dat moment gekenmerkt door het esdorpenlandschap. Eerst nog als zwervende erven en wisselende akkerbouw, maar door de eeuwen heen groeide dat naar vaste boerderijen en dito essen. De boerderijen waren bij elkaar gesitueerd, in de nabijheid van een brink en een aantal essen. De groei van de esdorpen droeg bij aan de ontwikkelingen van het bestuur door boermarken. In de huidige gemeente Emmen hebben zes van deze marken gelegen: , Emmen en Westenesch, Roswinkel, Noord- en , Schoonebeek en (een gedeelte van) Erm. De grenzen van de marken zouden later medebepalend blijken bij ontginning en inrichting van het landschap. Behalve de essen vormden gemeenschappelijke groenlanden in de beekdalen en het nog onontgonnen hoogveengebied een belangrijke factor in de landbouw. Tussen de veengebieden in het oosten werden schansen en verstevigingen aangelegd ter verdediging van het gehele gebied. In de Middeleeuwen wordt tevens al een begin gemaakt met de ontginning van de veengebieden. In eerste instantie is dit beperkt tot randvervening. Al deze landschappelijke ontwikkelingen kregen een eigen begrenzing en gebiedsnaam mee. Zo had de marke van Weerdinge als onderdelen onder andere de Oude Weerdinger Koelanden en het Weerdinger- Erfscheidenveen. De marke van Emmen en Westenesch had op zijn beurt weer de Emmer Hooilanden en het Emmer-Erfscheidenveen. De marke van Noord- en Zuidbarge had de Noordbroekmaden, het Oosterveld en het Barger-Erfscheidenveen. Op die manier zijn binnen het esdorpenlandschap van de gemeente Emmen 22, afzonderlijk ontgonnen, deelgebieden onderscheiden.

Planmatige ontwikkeling met de veenkoloniën (1851-1940) De grootschalige ontginningen in Zuidoost-Drenthe zijn rond het midden van de 19e eeuw de laatste van hun soort in Nederland. Net als bij het esdorpenlandschap staan bij het

26 veenkoloniale landschap ook afgebakende gebieden aan de basis. Dertien verschillende deelgebieden zijn te onderscheiden, waaronder het Weerdingerveen in de marke van Weerdinge, het Emmer-Compascuum in de marke van Emmen en het Amsterdamseveld en het Barger-Oosterveen in de marke van Noord- en Zuidbarge. Met de ontginningen komen er nieuwe dorpen, waaronder Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Dordrecht, Erica, Barger- Compascuum, , Nieuw-Weerdinge, Emmer-Compascuum en . Naast de aanleg van kanalen en verharde wegen, leidde de vervening ook tot de aanleg van een netwerk van andere infrastructuur. Rond 1900 werden spoorverbindingen van Emmen naar Groningen en Zwolle aangelegd. In dezelfde tijd werden tramverbindingen tussen de verschillende dorpen opgericht. Behalve personenvervoer hadden deze vervoersmiddelen tot taak om producten en grondstoffen uit het veen te vervoeren. Met de opkomst van het vrachtvervoer over de weg nam het trein- en tramverkeer af. Vooruit kijken met oliewinning, ruilverkaveling en herinrichting (1940-2016) Het naoorlogse Emmen ondergaat grote veranderingen. In het gebied tegen de Duitse grens blijkt een olieveld te liggen. Vanaf de jaren ‘40 wordt hier naar olie geboord. Tot halverwege de jaren ‘90 wordt het landschap mede bepaald door de kenmerkende jaknikkers die de olie uit de grond pompten. Deze nieuwe industrie had tot gevolg dat er nieuwe woningen voor arbeiders en de nodige infrastructuur werden gebouwd. Ook de oudere bewoningsdelen van de gemeente kregen nieuwe vormen. Er werd grootschalige ruilverkaveling toegepast. Ook binnen de relatief nieuwe veenkoloniën werd opnieuw ingericht. Er kwam meer aandacht voor een herwaardering van het karakteristieke Drentse landschap. Verdeeld over dit landschap zijn nog enkele veenresten te vinden. Het laatste veengebied van formaat is het Bargerveen. Tegenwoordig is dit een natuurgebied. De naoorlogse veranderingen leggen nieuwe deelgebieden bovenop het oude landschap. Waarbij de ruilverkavelingen de oude deelgebieden overstijgen, maar er nog wel voor zorgen dat ze in de meeste gevallen als zelfstandige landschappelijke eenheid herkenbaar blijven. Landgoed Scholtenszathe en natuurgebied Bargerveen zijn daarentegen verdeeld over twee of meer oude deelgebieden. En het Veenpark bakent een nieuwe begrenzing als onderdeel van een oud deelgebied af.

Deel B: Conclusies en waardering Op elementenniveau hebben in het esdorpenlandschap de overgebleven essen, de brinken, de heidevelden, de Emmerschans, de ontginningsbossen en –wegen, de markestenen en de doorgaande wegen op de stuwwal een hoge of zeer hoge historisch-geografische eindwaardering. Bij het randveenontginningslandschap geldt dat voor kenmerkende smalle strokenverkaveling van Roswinkel en het Schoonebeekerveld en de doorgaande weg langs Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek. Binnen het veenkoloniale landschap hebben de kanalen, wijken, wegen en grenspalen een hoge of zeer hoge historisch-geografische eindwaardering. Naoorlogs geldt dat voor NAM-wegen en - afhankelijk van bij welk landschap ze worden meegerekend – voor de ruilverkaveling en herinrichtingselementen.

Deelgebieden die er uit springen op gebiedsniveau met een hoge waardering zijn Weerdinge, Emmen en Westenesch, het Weerdingerveen en het Barger-Compascuum. Deelgebieden met een zeer hoge waardering zijn het Roswinkelerveen, het Emmer- Erfscheidenveen (nieuw), het Emmer-Compascuum, het Zwartenberger-Compascuum en het Schoonebeekerveld. Zeven van deze deelgebieden hebben tevens een zeer hoge gecombineerde historisch-geografische en historisch stedenbouwkundige waarde. Naoorlogs zijn negen deelgebieden historisch-geografisch gezien behoorlijk op de schop gegaan en hebben daardoor een hoge eindwaardering voor hun ruilverkavelde landschap. Nieuwe gebieden met een ‘hoge’ waardering zijn het natuurontwikkelingslandschap Bargerveen en het oude Dierenpark Emmen.

27

1. Inleiding Om invulling te geven aan de leemten in het cultuurhistorisch beleidskader en om samenhang tussen de verschillende beleidskaders te scheppen heeft de gemeente Emmen voor het gehele gemeentelijke grondgebied een cultuurhistorische inventarisatie laten uitvoeren. Als onderdeel van deze cultuurhistorische inventarisatie is een historisch- geografische inventarisatie gemaakt: Deze bestond uit vier onderdelen: 1. een beknopte beschrijving van de landschapsgeschiedenis met behulp van een landschapsbiografie; 2. een nieuw te maken historisch-geografische gebiedsindeling; 3. input voor het historisch-geografische gedeelte van de bronnenkaart op basis van bestaande bronnen; 4. historisch-geografische waardering van zowel de elementen uit de bronnenkaart als de gebieden uit de gebiedsindeling.

Methodiek en uitvoering The Missing Link gebruikt voor de historisch geografische inventarisatie de methodiek van de landschapsbiografie. Voordeel is dat een landschapsbiografie inhoudelijk alle perioden van het landschap doorloopt en niet blijft steken bij één beperkte periodeanalyse. De historisch-geografische elementenkartering gebeurt op basis van een GIS-database. Chronologie, cultuurhistorische discipline en thematiek kunnen op deze manier afzonderlijk uit de database worden opgeroepen. De digitale GIS-bestanden zijn vectorbestanden en kunnen door bestemmingsplanmakers, ontwerpers en beleidsmakers overgenomen worden in hun eigen systeem. De elementenkartering niet alleen laat zien welke objecten en structuren er nog aanwezig zijn, maar tevens welke verdwenen zijn, waardoor de context inzichtelijk wordt. De GIS-database bestaat uit een attribute tabel waarin elk afzonderlijk element van inhoud kan worden voorzien: a-objectid automatisch aangemaakt opvolgnummer i-hoofdstuk hoofdstuk/periode in de landschapsbiografie i-thema bijvoorbeeld defensie, infrastructuur, waterbeheer of landbouw i-legenda concrete omschrijving van het element i-naam eventuele objectnaam i-aanwezig verdwenen, herkenbaar, aanwezig of vermoedelijk i-omschrijving korte omschrijving i-bron bron voor intekening op de kaart w-ensemble 0 = laag, 1 = gemiddeld, 2 = hoog, 3 = zeer hoog w-kenmerkendheid 0 = laag, 1 = gemiddeld, 2 = hoog, 3 = zeer hoog w-gaafheid 0 = laag, 1 = gemiddeld, 2 = hoog, 3 = zeer hoog w-zeldzaamheid 0 = laag, 1 = gemiddeld, 2 = hoog, 3 = zeer hoog w-waarde 0-3 = laag, 4-6 = gemiddeld, 7-9 = hoog, 10-12 = zeer hoog x-coördinaat RD-coördinaat y-coördinaat RD-coördinaat a-lengte lengte van object a-opp oppervlakte van object

Relatie tot eerdere historisch-geografische onderzoeken Over het grondgebied van de gemeente Emmen zijn in de voorgaande decennia een aantal eerdere onderzoeken verschenen. Niet in de laatste plaats op verzoek van de gemeente Emmen zelf. De publicaties die daaruit volgden varieerden van informatiefolders en bijlagen bij bestemmingsplannen tot vastgestelde visies. Zonder uitputtend te willen overkomen, zijn de belangrijkste onderzoeken en hun bruikbaarheid voor dit onderzoek kort op een rij gezet.

28

Als eerste in de rij verscheen in 1979 op verzoek van de gemeente Emmen binnen het Landschapsonderzoek Emmen het Onderdeel Kultuurhistorie. Op sommige punten logischerwijs verouderd, maar op andere punten nog heel bruikbaar. De getekende kaarten zijn slechts indicatief bruikbaar, omdat ze op een schaal van 1:320.000 werden ingetekend. In 2006 verscheen de Veenatlas, waarin de gemeente Emmen een gedeelte van het onderzoeksgebied vertegenwoordigd. Een atlas met op het eerste gezicht veel bruikbare kaarten en achtergrondinformatie. Na opvraag van de vectorbestanden bleken de kaarten te grof om te gebruiken voor de te ontwikkelen erfgoedkaart. Het betreft kaartmateriaal dat meer in illustratieve stijl is opgemaakt, waardoor overnemen in een GIS-omgeving eigenlijk onmogelijk is zonder het onderzoek opnieuw te doen. Datzelfde geldt voor de Ruimtelijke Waardenkaart Emmen met de titel Modo udum modo sudum uit 2008 (vastgesteld in 2011) door Bosch Slabbers. Ook hier een bron met veel achtergrondinformatie en prachtige illustraties, maar waarbij het kaartmateriaal niet accuraat genoeg bleek te zijn om één op één over te nemen.

Ondertussen werd in 2006 door de gemeente het Groenkompas van Nieuwland Advies uitgegeven. Een rapportage waarbij met name naar huidige groenstructuren en het toekomstig beheer werd gekeken. Selecteren van cultuurhistorische waardevolle groenstructuren bleek niet mogelijk te zijn. Datzelfde geldt voor de bomenlijsten en lijsten met groenvlakken die door de gemeente Emmen werden opgesteld. Wel beschikbaar was een kaart met monumentale bomen. Het Cultuurhistorisch Kompas van de provincie Drenthe verscheen in 2009. Een rapportage met veel achtergrondinformatie en kaartlagen die in een GIS-omgeving kunnen worden ingebracht.

Vanaf 2009 verschenen regelmatig losse rapporten over kleinere, afgebakende gebieden in de gemeente Emmen. Meestal in het kader van bestemmingsplannen, gebiedsvisies of landschappelijke inpassingen en in veel gevallen van de hand van Bureau Scholtens. Elk rapport werd vergezeld van een uitgebreide historische (kaart)analyse met (hand)getekende inventarisatiekaarten. Door de kleine gebieden, de afwisselende legenda’s en het ontbreken van digitale kaartbestanden was het moeilijk om deze losse rapporten een plek te geven in de nieuw op te maken rapportage. Daarnaast ontstond een onevenwichtige informatiedichtheid van het grondgebied van de gemeente Emmen.

In 2012 verscheen (wellicht mede door de onevenwichtige informatiedichtheid) op verzoek van de gemeente Emmen van Bureau Scholtens ook het rapport Buitengebied Emmen. De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap. Voor het bestemmingsplan Buitengebied werd de rapportage opgedeeld in de drie hoofdlandschappen. Daarbinnen werden 39 deelgebieden gekozen, die in een GIS-omgeving op kaart werden gezet. In sommige gevallen met duidelijk herkenbare begrenzingen, in andere gevallen blijft dat achterwege. De karakteristieken van de 39 deelgebieden werden in de rapportage uitgebreid uiteengezet. Een overzichtskaart waarop alle karakteristieken als elementen en structuren zijn ingetekend, werd voor de opdracht niet opgemaakt. De rapportage sluit af met een waarderingstabel van de 39 deelgebieden. In 2013 verscheen als laatste de Beleidsnota Archeologie 2013-2018. De rapportage had een beperkt deel met achtergrondinformatie. Archeologisch kaartmateriaal werd in een GIS-omgeving opgemaakt en beschikbaar gesteld.

Leeswijzer De historisch-geografische rapportage is voor de leesbaarheid opgedeeld in twee delen. In Deel A wordt de historisch-geografische inventarisatie behandeld. Dit deel kan zelfstandig worden gelezen. Vervolgens wordt in Deel B de historisch-geografische conclusies getrokken. Voor iemand die bekend is met de lokale situatie is dit deel zelfstandig te lezen, maar voor de buitenstaander wordt aanbevolen om eerst Deel A te lezen.

29

2. Het natuurlijke landschap en de oudste bewoning Het natuurlijke landschap van de gemeente Emmen bestaat uit kenmerkende landvormen als stuwwallen, ruggen, dekzanden, beekdalen en veengebieden. Om het natuurlijke landschap als geheel logisch aan elkaar te smeden is het belangrijk om twee perioden uit elkaar te halen. Dat is de oudere periode, waarin een dikke ijskap Noord-Nederland bedekte, die ook wel het Pleistoceen wordt genoemd en de jongste periode, het Holoceen waarin wij nu leven, toen het klimaat warmer en vochtiger werd en er zich een vegetatiedek ontwikkelde.1

2.1 Het natuurlijke landschap

Pleistoceen Het natuurlijke landschap van de gemeente Emmen is voor een belangrijk deel ontstaan gedurende de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 360.000 - 250.000 v.Chr.). In deze periode wordt een groot gedeelte van Nederland bedekt door uitlopers van de ijskap die over Noord-Europa ligt. Deze uitlopers stuwen de Hondsrug op, vormen de vallei van de Oer-Hunze en zetten een laag keileem af. Keileem bestaat uit grotendeels fijngemalen materiaal waaronder zand, zware leem en keien en rotsblokken.2 Het reliëf van de Hondsrug bestaat uit een golvend maaiveld met hoogtes bij Emmen tussen 20 m en 28 m. De oostzijde van de Hondsrug kent een opvallende rechte en, plaatselijk, steile rand. Vooral ter hoogte van Weerdinge – Emmerschans is deze steilrand goed herkenbaar in het landschap. De Hondsrug heeft twee subruggen die zich ten zuiden van Emmen splitsen en vervolgens onder het veen duiken. Op de oostelijke rug liggen nederzettingen als Weerdinge, Emmerschans en Nieuw-Dordrecht, terwijl Emmen, Noord- en Zuidbarge en Erica op de westelijke rug zijn gesticht. De Hondsrug is onder andere zichtbaar door het sterk oplopende talud van het Van Echtenskanaal tussen Erica en Klazienaveen. Hier vaart men letterlijk de Hondsrug in.3

Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 100.000 – 10.000 v.Chr.) bereikt het landijs Nederland niet meer. Er heerst desondanks een toendraklimaat, waarbij de bodem permanent bevroren raakt (permafrost). Regen en smeltwater kunnen niet wegzakken en het oppervlakkig afstromende water schuurt eerder gevormde stroomdalen verder uit. Door de weinige vegetatie heeft de wind vrij spel op de kale bodem. Grote hoeveelheden zand worden hiermee verplaatst en verderop in het landschap weer afgezet, het zogenaamde ‘dekzand’.4 In dit dekzandlandschap komen komvormige laagten voor. In veel gevallen zijn dit pingoruïnes. Deze ontstaan door bevriezing van waterlenzen in de ondergrond. De bovengrond wordt bij dit proces eerst opgeduwd, maar zakt vervolgens weer in wanneer het water smelt. Wat resteert is een ven, omgeven door aarden wallen.5

Holoceen Vanaf het begin van het Holoceen (circa 8.000 v.Chr.) begint het klimaat op te warmen. Door het smelten van landijs en het stijgen van de zeespiegel wordt het grondwaterpeil opgestuwd. Ook de vegetatieontwikkeling komt weer op gang. Ruggen en dalen in het dekzand belemmeren afwatering. In de lagere delen van het gebied ontstaan vochtige milieus, waaronder natte laagten en meertjes. In de laagten en meertjes, waaronder de pingoruïnes, rond het oerstroomdal van de Hunze begint zich vanaf 7000 v.Chr. laagveen te vormen. De bodem van de lokale bossen wordt bedekt met een dikke laag plantenresten, waar veenmos op gaat groeien. Veenmos kan grote hoeveelheden water vasthouden. De

1 Haarsen, 2009, 56. 2 Bosch Slabbers, 2008, 13. 3 Scholtens, 2012, 13. 4 Haarsen, 2009, 56. 5 Ibidem, 56.

30 door het natte mos omringende bomen verdrinken en worden overwoekerd door het groeiende veen. Doordat het mos water vasthoudt, kan het veen onafhankelijk van het grondwater blijven doorgroeien. Hierbij ontstaat hoogveen, met een snelheid van gemiddeld 15 centimeter per eeuw.6 In de loop van de tijd breidt het veen zich over een steeds groter wordende oppervlakte uit. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een aaneengesloten veengebied van meer dan 300.000 hectare. Dit Bourtangerveen was het grootste hoogveenmoeras van Noordwest-Europa.

Het veen vult geleidelijk de laagten tussen de dekzandwelvingen. Ook de zuidelijke uitlopers van de Hondsrug worden met veen overgroeid. Het landschap kenmerkt zich door veenkoepels van 5 a 10 meter hoogte. Op de plaatsen waar veenkoepels tegen elkaar groeien, stromen beekjes die water afvoeren. Ten noorden van Emmen stroomt in deze tijd nog het Valtherdiep. Deze beek is door grootschalige ontginningen tegenwoordig niet meer herkenbaar aanwezig. Waar het noordelijke deel van het Bourtangerveen afwatert via de veenstroom de Runde, die zijn oorsprong vind in het Zwarte Meer, raakt het zuidelijke deel van het Bourtangerveen het water veelal via zijbeekjes en het Schoonebeekerdiep kwijt op de Vecht. De hoogvenen breiden tot circa 1300 n. Chr. uit. Vervolgens loopt het oppervlakte van de hoogvenen door toedoen van mensen, waaronder ontwatering, turfwinning en ontginning, sterk terug. In de laatste eeuwen is het hoogveen nagenoeg geheel verveend, waarbij de oorspronkelijke zandgrond weer aan het oppervlak is gekomen.7 Veenresten zijn nog slechts te vinden in het Bargerveen en in de omgeving van het Barger-Compascuum, Nieuw-Dordrecht en Barger-Oosterveld.8

2.2 De oudste bewoning De oudste sporen van bewoning in Emmen dateren uit de Oude Steentijd (Paleolithicum 300.000 – 35.000 v. Chr.) en bestaan uit vuurstenen werktuigen. De vuurstenen werktuigen zijn afkomstig van jagers/verzamelaars die nog geen vaste woon of verblijfplaats kenden. De uitlopers van de Hondsrug bij Emmen zijn in ieder geval bewoond geweest tot aan de vorming van het veen (vanaf 6.000 v.Chr.). Hier zijn sporen aangetroffen van circa 70.000 jaar oud. Daarna trok men zich geleidelijk terug op de hogere delen van de Hondsrug en op het Drents Plateau. Van veel latere datum zijn de vele vuurstenen werktuigen en afvalstukjes uit het Laat-Paleolithicum (35.000 – 8.800 v. Chr.). In deze eindfase van de laatste ijstijd was de moderne mens inmiddels ten tonele verschenen. In Nederland leidden deze mensen een rondtrekkend bestaan waarbij men meestal in kleine kampjes bivakkeerde. Het Mesolithicum is de voornaamste periode van jagers en verzamelaars. Het klimaat was, vlak na de ijstijd, warmer en vochtiger dan nu. In de loop van het mesolithicum ontstond een dicht, moeilijk doordringbaar loofbomenbos op de Hondsrug, terwijl in de lagere delen van het Hunzedal en de beekdalen veen zich kon ontwikkelen. Ook in het Mesolithicum leidde men een rondtrekkend bestaan. Binnen de gemeentegrenzen zijn op dit moment 108 waarnemingen bekend - bestaan meestal uit concentraties van bewerkt vuursteen en/of houtskool op kleine zandopduikingen in de beekdalen van de Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep.9

Vanaf het Neolithicum ging men voor het eerst gericht land ontginnen voor de verbouw van gewassen. Dit begon toen, rond 4.000 v. Chr., de vruchtbare keileembodems min of meer boomvrij werden gemaakt en ingezaaid.10 Afgezien van het aanbrengen van een hekwerk tegen wildvraat werd tot het moment van oogsten waarschijnlijk weinig gedaan aan onderhoud. Vruchtbare keileemgronden waren slechts ongeveer twintig jaar geschikt als

6 Bosch Slabbers, 2008, 15. 7 Ibidem, 15. 8 Scholtens, 2012, 13. 9 Gemeente Emmen, 2013, 4. 10 Kruidenier, 2010, 24.

31 akkerland voordat het uitgeput was. Het areaal werd daarom spoedig, mogelijk zelfs al na enkele jaren, weer verlaten. Op de voormalige akker kon na verloop van tijd weer bos regenereren, natuurlijk afhankelijk van de tijdsspanne dat het terrein braak lag. Elders werd nieuw bosareaal of, aangezien dit met veel minder moeite gepaard ging, een braakliggend oud akkerareaal opnieuw ontgonnen. Deze ‘slash-and-burn’ strategie, in sommige delen van de wereld nog steeds toegepast, zorgde in korte tijd voor een grootschalige aantasting van het landschap en maakte dat de mensen van de eerste neolithische cultuur waarschijnlijk een semi-sedentair bestaan leiden.11

Het is ook in deze periode geweest dat deze neolithische boeren hun doden op een andere manier gaan begraven. Vanaf ongeveer 3.450 v. Chr. gaan ze op de Drentse zandgronden hunebedden bouwen. In Emmen komt een groot aantal hunebedden voor. Ze werden gebouwd door boeren, die tegenwoordig worden aangeduid met de term ‘Trechterbekercultuur’, naar de vorm van het aardewerk dat in grote getale werd nagelaten. Hunebedden fungeerden als collectieve grafkelders; ze konden soms eeuwenlang in gebruik blijven. Hunebed D40 bij Emmen werd bijvoorbeeld 150-300 jaar gebruikt. Andere konden wel 500 jaar hun functie als grafkelder behouden. De lange gebruiksduur van hunebedden biedt enerzijds een verklaring voor de grote hoeveelheid aardewerk: activiteiten eens in de 10-15 jaar, misschien zelfs eens per generatie, zijn voldoende om de grote hoeveelheden te verklaren.

Aan de hand van de ligging van hunebedden op de Hondsrug wordt wel verondersteld dat ze langs een route over de Hondsrug werden gebouwd. Sommige archeologen suggereren zelfs dat een hunebed de claim van de bouwers op een bepaald territorium weerspiegelde. Toch heeft onderzoek naar overeenkomsten in de ligging van hunebedden aangetoond dat de locatiekeuze vooral bepaald lijkt te zijn door de aanwezigheid van geschikte stenen binnen circa 300 m van het hunebed en de aanwezigheid van een droge zandbodem, (dus) meestal op een relatief droge helling of een rug. Binnen de gemeente bevinden zich nog elf min of meer intacte hunebedden: D38 Weerdinge – Valtherbos, D39 Weerdinge – Valtherbos, D40 Emmen – Valtherbos, D41 Emmen – Noord, D42 Emmen – Emmeresch, D43 Emmen- Schimmeres, D44A Emmen – Markt, D44 Emmen – Westenesch, D45 Emmerdennen, D46 Emmen – Angelslo en D47 Emmen – Angelslo.12

In de loop van het Laat-Neolithicum ontstond een nieuw fenomeen. Niet langer werden doden collectief bijgezet in hunebedden. In plaats daarvan werden de doden begraven onder een eigen grafheuvel, een gebruik dat tot in de IJzertijd in zwang bleef. In de gemeente Emmen bevinden zich ca. 65 bekende grafheuvels. Grafheuvels lagen in het Laat-Neolithicum aanvankelijk vaak geïsoleerd, maar in latere perioden ontstonden soms hele clusters van grafheuvels. De heuvels zijn vaak tegen de kam van een natuurlijke verhoging opgeworpen, meestal niet ver van de nederzetting. Net als de eerdere hunebedden zijn ook grafheuvels dusdanig op een rij geplaatst. In beide gevallen zijn de grafheuvels markant aanwezige fenomenen in het landschap. Deze hoge zichtbaarheid wordt vaak uitgelegd als een signaal dat bewoners afgeven aan buitenstaanders. Het gegeven dat de voorouders reeds dit land in gebruik hadden, verstevigt de claim die de huidige bewoners – afstammelingen – op het land hebben.13

11 Gemeente Emmen, 2013, 4. 12 Ibidem, 4. 13 Ibidem, 6.

32

Hoofdstuk 2: Natuurlijk landschap

Landschapseenheden

beekdal dekzand onder veen Roswinkel hoogveen stuwwal stuwwal onder veen

Emmer- Compascuum

Emmen

Klazienaveen

Nieuw- Amsterdam

Schoonebeek 3. Ontwikkeling van het esdorpenlandschap (<1000-1851) Na de samenlevingen met hunebedden en grafheuvels kwam de Romeinse Tijd. Een periode waarvan voor deze regio in Drenthe door gebrek aan archeologische bronnen nog maar weinig bekend is. Het is heel goed mogelijk dat de bevolking in deze periode afnam, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Wel is duidelijk dat halverwege de Vroege Middeleeuwen een nieuwe vorm van landbouw werd geïntroduceerd met het esdorpenlandschap.

3.1 Esdorpen en een samenleving met marken De zandgronden van Midden- en Zuid-Drenthe zijn bij uitstek de streken van de Drentse esdorpen. De indeling van de gebieden rondom deze dorpen is grotendeels bepaald door de toepassingsmogelijkheden van de bodem: bouwlanden, in grote escomplexen bijeen gelegen op de hogere zandgronden, hooi- en weilanden in de beekdalen en andere lage terreindelen, en de heidevelden op de droogste en minst vruchtbare delen van het land.14

Essen liggen altijd op heel specifieke plekken. Ze liggen op de overgang van lage, natte gronden naar hoge droge gronden met heide of bos. De dorpen ontstonden nabij de akkers op de helling (de es). Deze ruimtelijke situering is in Emmen nog herkenbaar. De essen bij Emmen markeren het zuidelijkste punt van de reeks van essen op de Hondsrug.15 De oorspronkelijke essen van de Gemeente Emmen zijn die van Noord- en Zuidbarge, Emmen en Westenesch, Weerdinge, Roswinkel, Angelslo en Den Oever.16 De vroegste vermeldingen dateren in Duitsland uit de negende eeuw. In Nederland zijn geen vermeldingen vóór 1200 bekend.17 Niet alleen vormden de essen eeuwenlang de primaire landbouwgronden voor de nederzettingen, de opzet van de nederzettingen werd mede door deze landbouwgronden bepaald. De esdorpen kenden doorgaans een opzet waarbij de boerderijen bij elkaar waren gesitueerd in de nabijheid van een collectieve weide of brink en een complex van essen. Essen kenden vanouds een heel open landschap, omdat de individuele akkers niet van elkaar werden afgegrensd door houtwallen, boomsingels of andere zichtbare omheiningen, maar slechts door een diepe ploegvoor, een strookje gras of een paar grensstenen. Alleen aan de buitenrand waren de essen begrensd door een eswal: een dichte , met eikenhout en andere bomen en struiken begroeide zandwal die het wild buiten de akkers diende te houden.18

De eerste essen waren voornamelijk bescheiden van formaat. Essen die later zijn aangelegd zijn over het algemeen groter en rechthoekiger, met een opvallend lange, smalle verkaveling. Vaak zijn deze essen aangeduid als ‘Nieuwe Esch’.19 Waar de akkers op de essen vrijwel privébezit van de boeren in het dorp waren, waren zowel de graslanden als de woeste gronden van oorsprong gemeenschappelijk dorpsbezit. De hooilanden, langs de beken gelegen, werden in dit gebied al rond de 17e eeuw verdeeld onder de ingezetenen. Dit leverde de kenmerkende kleine percelen op langs de beken. De weilanden, heidevelden en het veenland werden in deze streek over het algemeen gemeenschappelijk gebruikt. De beekdalen waren hier zeer breed waardoor de hooi- en weilanden verdeeld werden in blokken. De blokken worden gekenmerkt door de verschillende perceelsrichtingen.

De groei van de esdorpen zorgde ervoor dat er in loop van de Middeleeuwen een vorm van bestuur ontstond, de (boer)marken genoemd. Boeren die grond op de es bezaten waren de zogenoemde eigengeërfden en vormden samen de boermarke.20 De marken regelden het

14 Haartsen,2009, 54. 15 Scholtens,2012, 21. 17 Ibidem, 25. 17 Spek, 2004, 661. 18 Spek, 2015, 219. 19 Spek, 2004, 695. 20 Scholtens, 2012, 19.

34 gebruik van de ongecultiveerde gronden buiten de es. In de huidige Gemeente Emmen kende men vijf marken; de marke van Emmen en Westenesch, de marke van Weerdinge, de marke van Roswinkel de marke van Noord- en Zuidbarge en de marke van Schoonebeek. De marke van Noord- en Zuidbarge was groter dan de andere vier bij elkaar.21

De indeling in marken heeft een duidelijke invloed gehad op de ontwikkeling van het cultuurlandschap. In de nabijheid van de dorpen en de buurtschappen was de menselijke beïnvloeding het meest intensief, bij de grenzen extensief. Ook nadat de marken werden opgeheven – veelal reeds halverwege de negentiende eeuw of anders na de Markewet uit 1886 – bepaalden hun grenzen grotendeels de inrichting van het landschap.22

3.2 Gemeenschappelijke groenlanden in het stroomdal Behalve door de essen werd een belangrijk deel van het landbouwsysteem gevormd door de groenlanden. Deze hooi- en weilanden lagen langs de veenbeken. In tegenstelling tot de hoger gelegen gronden worden zij al snel onder de markegenoten verdeeld en verkaveld. Het belang van de hooi- en weilanden blijkt onder meer uit het feit dat er ook buiten de dorpsgebieden groenlanden worden gepacht. Bouwland, groenland en woeste grond vormen in het landbouwsysteem tot halverwege de 19e eeuw een onlosmakelijk geheel.23 In de 16e en 17e eeuw zijn ook de hogere dalflanken ontgonnen als hooi- en weiland. In die tijd werden de onverkavelde beekdalen verdeeld in strookvormige groenlandperceeltjes. De boeren groeven afwateringsslootjes en legden houtwallen als veekering aan.

Naast essen nemen brinken steevast een plaats in het karakteristieke landschap in. De meesten brinken zijn in het landschap behouden gebleven, al is hun positie ten opzichte van de bebouwing vaak veranderd. Waar een brink tegenwoordig vaak binnen het dorp ligt, lag een brink oorspronkelijk aan de rand van het dorp. De brink was bedoeld als collectieve weide om vee bijeen te drijven. Naarmate de dorpen groeiden werden dikwijls boerderijen aan de rand van de brink gebouwd, waardoor deze binnen de grenzen van de bebouwing kwam te liggen. In sommige gevallen werd als reactie hierop, aan de nieuwe rand van het dorp een tweede brink aangewezen.24 In de stad Emmen, van oorsprong tevens een Brink(es)dorp, is de oorspronkelijke dorpsstructuur nog op onderdelen herkenbaar. Van de brinkachtige ruimten van het dorp resteert de kerkbrink (Markt).25 Naast Emmen zijn in de dorpen Westenesch, Zuidbarge en Noorbarge enkele brinken te vinden.26

3.3 Randveenontginningen op ondergrondse stuwwalruggen en dekzandkoppen Voordat de hoogveengebieden werden ontsloten ten behoeve van de turfwinning was daarin nauwelijks sprake van bewoning. Alleen op geïsoleerde zandruggen of aan de randen van deze gebieden woonden enkele mensen. Zij groeven er wat turf voor persoonlijk gebruik, staken er plaggen voor de bemesting van de akkers, verbouwden er boekweit of gebruikten de hoogvenen voor het weiden van hun vee. Over het algemeen maakten de woeste hoogveengebieden onderdeel uit van de dorpen, die gelegen waren op de hogere zandgronden.27 Om toch in het veengebied te komen, werden op enkele plekken veenwegen aangelegd. Bij Erica (nu Pannekoekendijk) en bij Klazienaveen-Noord (nu

21 Ibidem, 19. 22 Haartsen, 2009, 59. 23 Bosch Slabbers, 2008, 25. 24 Spek, 2015, 196-197. 25 Gemeente Emmen, 2010, 21 26 Stenvert, 2001. 27 Haartsen, 2009, 1.

35

Postweg) zijn er bijvoorbeeld nog twee terug te vinden, alhoewel hun oorspronkelijke staat is verdwenen.28

Vanaf de Middeleeuwen is aan de flanken van het hoogveen turf gestoken en zijn de randen van het veen verveend. Deze randverveningen zijn vaak individuele ontginningen en hebben een kleinschalig, onregelmatig karakter. Binnen de gemeente Emmen zijn twee grote randverveningen te onderscheiden: de randvervening van Roswinkel, waar het Bourtangerveen uitwigt tegen de rug van Westerwolde/Mussel Aa, en de randvervening van Schoonebeek, waar het Bourtangerveen naar het zuiden uitwigt tegen de hogere, oost- west gerichte zandruggen en zandkopjes langs het Schoonebeekerdiep.29 Maar ook langs de oostrand van de stuwwal kwamen randveenontginningen voor. Vaak hoorden deze bij de marke en kregen de randveenontginningen hun naam mee. Zo is er het Weerdinger- Erfscheiden Veen, het Emmer-Erfscheidenveen en het Barger-Erfscheidenveen.

De randvervening werd put voor put uitgevoerd waarbij de geveende grond direct in cultuur werd gebracht. Kanalen werden niet gegraven, zodat er geen zand voor bezanding vrijkwam. De vervening verliep niet systematisch en de behoefte aan brandstof voor eigen gebruik bepaalde de voortgang. Vaak vertoonde het oorspronkelijke terrein reeds hoogteverschillen samenhangend met het reliëf van de pleistocene ondergrond. De toenmalige hoge grondwaterstanden beletten het afgraven tot op de zandondergrond; te dunne veenlagen op de hogere zandkoppen werden evenmin afgegraven. Deze niet- systematische wijze van vervening had dan ook tot gevolg dat de reeds aanwezige hoogteverschillen nog extra werden geaccentueerd. Kenmerkend voor de randveenontginningen is hun opstrekkende karakter. Achter de bestaande bedrijven of huizen van later gevestigde verveners liggen de percelen in smalle, zeer lange stroken.30

Vanaf het begin van de 19e eeuw vestigden steeds meer pioniers uit het armere Duitsland zich aan Nederlandse zijde van de grens. Zij kochten of pachtten een stukje veengrond van de Drentse boeren en probeerden een bestaan op te bouwen met de teelt van boekweit. In 1805 ontstond zo Nieuw- Schoonebeek door de verkoop van gronden aldaar aan Duitse boeren.31 Er is een klein doch saillant verschil in ontginningsstructuur tussen Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek. In Schoonebeek is de ontginning nagenoeg haaks op de weg gesteld. In Nieuw-Schoonebeek is er sprake van een lichte waaiervorm. Dit komt doordat bij de uitgifte van het blok de landmeters zich hebben gericht op een richtpunt oostelijk van Ter Apel.32

3.4 Verdediging met de Veenlinie Toen grote delen van Drenthe en Groningen waren bedekt met de venen van het grote Bourtangerveen, was er slechts een beperkt aantal wegen beschikbaar om deze ‘groote moerassige heyde’ te passeren. Deze wegen volgden zoveel als mogelijk de hogere ruggen en zandkoppen die niet door het veen waren overdekt. Waar nodig zijn door het veencomplex verhoogde en verstevigde paden aangelegd; de zogenaamde veendijken. De huidige wegen Herendijk in Nieuw-Amsterdam, Foxel in Foxel en Maatschappijweg in Emmer-Compascuum zijn overblijfselen van de voormalige Heeren- of Leidijk. Ze zijn gemakkelijk te herkennen vanwege de afwijkende (diagonale) ligging van deze wegen in het rechtlijnige landschap van de veenkoloniën. Tenslotte lagen er dijken c.q. wegen in het beekdalgebied van de Sleenerstroom. De Slenerweg (Emmermadedijk) en Turfdijk zijn nog herkenbare lijnen in het landschap.33

28 Scholtens, 2012, 17. 29 Bosch Slabbers, 2008, 25. Zie ook Raven, 2011. 30 Stichting voor Bodemkartering, 1978, 68. 31 Scholtens, 2012, 81. 32 Bosch Slabbers, 2008, 29. 33 Scholtens, 2012, 17.

36

De aanwezigheid van het uitgestrekte veencomplex was ook van defensieve betekenis. Het veen vormde lange tijd een vrijwel niet te nemen barrière. Met de verdediging van het beperkte aantal doorgangen door het veen, kon een groot gebied effectief worden beschermd tegen aanvallen van buitenaf. In de 17e eeuw werden de doorgangen door het veen verdedigd door toentertijd indrukwekkende vestingen als Bourtange en Coevorden en door een grote hoeveelheid schansen langs de wegen. In de gemeente Emmen werden drie schansen aangelegd: de Bargerschans, Tussen Schoonebeek en Zuidbarge, de Emmerschans tussen Emmen en Ter Apel en de Roswinkelerschans, bedoeld om een overgang over de Ruiten Aa te bewaken.34 Waarschijnlijk brokkelde de verdedigende betekenis van het veen in de 17e eeuw al af. Als gevolg van de verbeterde ontwatering en de eerste ontginningen geraakte het veenmoeras in verval, waarmee de defensieve betekenis van het Bourtangerveen aan betekenis inboette.35

3.5 Doorgaande dorpswegen De belangrijkste verbindingswegen over de Hondsrug werden het eerst verhard. In de Middeleeuwen betrof dat al de weg Zuidlaren-Gieten-Gasselte-Borger-Emmen- Klinkmolenburg-Sleen. De wegen tussen de buurdorpen, veelal zand, werden pas eind 18e eeuw verhard. Ook waren er belangrijke kerkwegen, vanuit de buurdorpen naar de kerk in Emmen. Na verharding van een weg, verschijnen dan tolhuizen (Knijpstuiver, Slenerweg, Odoornerweg, Ericasestraat, Munsterweg). De weg op de grens van zandgrond en veen, Den Oever-Emmerschans-Weerdinge-Valthe-noordwaarts, is van belang voor contacten van de dorpen onderling. Andere belangrijke wegen zijn Emmen-Westenesch-Sleen, Emmen- -Erm, Emmen-Weerdinge, Emmen-Roswinkel en de weg langs de rand Hondsrug- veenkolonie.36

34 Bosch Slabbers, 2008, 33. 35 Ibidem, 33. 36 Dienst van Gemeentewerken, 1979, 40.

37

Hoofdstuk 3: Ontwikkeling esdorpenlandschap (<1000-1851)

Marken

Emmen en Westenesch Roswinkel Erm (onderdeel van) Roswinkel Noord en Zuid Barge Roswinkel Schoonebeek Weerdinge Weerdinge Emmer- Compascuum

Emmen en Westenesch

Emmen

Noord en Zuid Barge

Klazienaveen

Erm (onderdeel van) Nieuw- Amsterdam

Schoonebeek Schoonebeek Hoofdstuk 3: Ontwikkeling esdorpenlandschap (<1000-1851) Weerdinger Marke Historisch-geografische gebieden Roswinkelsche Marke beekdallandschap esdorpenlandschap Roswinkel Oude Weerdinger Koelanden randveenontginningslandschap Roswinkel

Oude Aschbroeken

Weerdinge Weerdinger-Erfscheidenveen (oud) Runde Emmer- Compascuum

Emmer-Erfscheidenveen (oud)

Emmen en Westenesch Emmer Hooilanden

Emmen

Noord- en Zuidbarge Oosterveld

Noordbroekmaden

Nieuw-Dordrecht

Veenstukken

Barger-Erfscheidenveen Klazienaveen

Ermerveen Nieuw- Amsterdam

Westeindsche Veen

Bargerbeek

Schoonebeek Schoonebeekerveld

Schoonebeker Stukken en Boeën 4. Planmatige ontwikkeling tm de e veenkoloniën (1851-1940) Vanaf het midden van de 19e eeuw is in de gemeente Emmen het oude Bourtangerveen voor de turfwinning systematisch verveend. De onontgonnen veengronden werden daarvoor door de marken verkocht aan particuliere initiatiefnemers. Er is een groot verschil met de randverveningen uit voorgaande eeuwen die tot dan toe kleinschalig en weinig intensief waren. De verveningen die vanaf circa 1850 hun intrede in het gebied doen, worden gekenmerkt door een systematische, industriële aanpak, gericht op een hoge productie. Om de afwatering te bevorderen en de gewonnen turf af te voeren, wordt een stelsel van kanalen gegraven.37 De planmatige, grootschalige hoogveenontginningen kwamen na 1850, maar vooral na 1870 op gang.

4.1 Ontginningssystemen en veenkoloniën De verveningen van Zuidoost-Drenthe zijn de laatste grootschalige hoogveenontginningen van Nederland. Ter vergelijking, de 1e en 2e Exloërmond waren al in 1829 aangelegd. Het hoogveengebied van de gemeente Emmen is vanuit drie hoofdrichtingen aan snee gebracht; vanuit het noorden als voortzetting van de Groninger veenkoloniën, vanuit het westen door het doortrekken van de Hoogeveensche Vaart en vanuit het noordwesten vanuit het Oranjekanaal.38 Binnen die drie hoofdontginningen ontstonden meerdere veenkoloniën, waaronder Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Dordrecht, Erica, Barger-Compascuum, Zwartemeer, Nieuw-Weerdinge, Emmer-Compascuum en Klazienaveen (resp. 1851, 1855, 1863, 1866, 1871, 1872, 1879 en 1889). Deze koloniën zijn, afhankelijk van de tijdsperiode en de aardkundige ondergrond, volgens verschillende systemen ontgonnen. De volgende ontginningssystemen zijn te onderscheiden: dubbel kanaalsysteem, enkel kanaalsysteem, enkele kanaal met kruisdiepen, bloksysteem met wijken en deels c.q. anders ontgonnen. Ieder ontginningssysteem heeft zijn eigen karakteristieken. Zo had het dubbel kanaalsysteem het stichten van een nederzetting tussen de beide kanalen als doel,39 terwijl het enkel kanaalsysteem dit doel niet kende. In deze gebieden is dan ook soms wel en soms niet een bebouwingslint(je) ontstaan. In gebieden met een glooiende ondergrond konden de wijken niet direct afwateren op het kanaal en werden eerst hoofdwijken aangelegd.

Het dubbel kanaal systeem is in Emmer-Compascuum-zuid en Emmer-Erfscheidenveen aangelegd. Barger-Compascuum-west, de omgeving van de Verlengde Eerste Groene Dijk, Het (Verlengde) Scholtenskanaal, Oost- en West Doorsnee en het Roswinkelerveen zijn ontgonnen door middel van het enkel kanaalsysteem. Het gebied bij Nieuw-Weerdinge is het enige gebied dat is ontgonnen door middel van het enkel kanaalsysteem met kruisdiepen. De volgende gebieden zijn door middel van het bloksysteem met wijken ontgonnen; Barger-Compascuum, Klazienaveen, Nieuw- Amsterdam, , Weerdinge en Zwartemeer. Er bestaan twee hoofdtypen van het bloksysteem met wijken. Het eerste type is te vinden bij de Verlengde Hoogeveensche Vaart van tot Klazienaveen, het voormalige Barger-Westerveen, met uitzondering van die gebieden die door hun hogere ligging zonder wijken zijn verveend (bij Erica en Barger-Oosterveen). Het tweede type is te vinden bij Klazienaveen, Oranjedorp, Zwartemeer en in het Amsterdamscheveld. Het gebied tussen Oranjedorp en Erica neemt een bijzondere positie in. Door de hoogteverschillen in de ondergrond liggen hier de hoofdwijken niet loodrecht op het kanaal.40

37 Bosch Slabbers, 2008, 31. 38 Scholtens, 2012, 109. 39 Ibidem, 109, 111. 40 Ibidem, 113, 119, 137.

40 4.2 Planmatige ontginning met behulp van het Oranjekanaal (noordwesten) De aanval op het veen vanuit het noordwesten begon in 1853. Vanuit de Drentsche Hoofdvaart werd dwars door Drenthe het Oranjekanaal gegraven. In 1853 had de Drentsche Veen en Midden Kanaal Maatschappij (D.V.M.K.M), uit Dordrecht 1500 hectare veengebied van de Noord- en Zuidbarger markegenoten aangekocht. Het betrof veengebieden ten westen en oosten van een uitlopen van de Hondsrug. Het gebied aan de westzijde staat bekend onder de naam Oosterveen ofwel Kleine Blok, aan de oostzijde lag het gebied met de naam Smeulveen of wel Grote Blok. Een zijkanaal van het Oranjekanaal moest het Kleine Blok met het Grote Blok verbinden. In 1858 was de aanleg van het kanaal gevorderd tot het huidige Oranjedorp. Het bleek echter dat alleen het Oosterveen geschikt was om op het kanaal te draineren. Het Smeulveen had namelijk een veel lagere ondergrond dan verwacht en dat vereiste dus ook een veel lager kanaalpeil. Dit zou betekenen dat er of een dieper en dus nog kostbaarder kanaal moest worden gegraven of dat er op een afstand van 5 km maar liefst 3 sluizen moesten worden gebouwd. De D.V.M.K.M. was daartoe niet bereid en besloot tot een goedkopere oplossing namelijk een sluis bij Westenesch. Het Smeulveen kon dan via een ‘omweg’ vanuit het zuiden worden bereikt. Het kanaal door Nieuw-Dordrecht is dus niet aangelegd.41

Omstreeks 1894 kwam een waterverbinding tot stad tussen het Oranjekanaal en het Van Echtenskanaal, het verlengde van de Hoogeveensche Vaart. In 1923 werd het Oranjekanaal wegens werkverschaffing verbreed en uitgediept. Tussen 1926 en 1929 kreeg het Oranjekanaal, met de aanleg van het kanaal Buinen-Schoonoord, een verbinding met de Groningse waterwegen. Het rijk nam op 23 december 1951 de exploitatie van het Oranjekanaal over en werd in 1953 eigenaar. In de jaren ‘70 van de 20 eeuw werd het Oranjekanaal gesloten voor de scheepvaart.

4.3 Planmatige veenontginning vanuit de Hoogeveensche Vaart (westen) Vanuit het westen werd de Verlengde Hoogeveensche Vaart aangelegd voor de exploitatie van de venen ten zuiden van Emmen. In 1848 werd er door de Drentse jonkheer mr. A.W. van Holthe tot Echten een plan ingediend om de Hoogeveensche Vaart te verbeteren en te verlengen tot in de venen van de gemeente Emmen. De Amsterdammers J. Kalff van het bankiershuis J. Kalff & Co. en mr. J. Heemskerk sloten zich bij het plan aan en richtten de Drentsche Kanaal Maatschappij (D.K.M.) op, die door de provincie en enkele Drentse gemeenten financieel werd gesteund door de aankoop van aandelen. Zo was de maatschappij voor circa dertig procent in handen van de provincie. Na de verbetering van de Hoogeveensche Vaart werd in 1857 begonnen met het graven van de Verlengde Hoogeveensche Vaart.42 Rond de vorige eeuwwisseling bereikte dit kanaal de Nederlands- Duitse grens.

In 1860 was het werk afgerond en kon de eerste turf uit Noord- en Zuidbarge worden vervoerd en verkocht. In 1863 vond het eerste vervoer van turf vanuit Erica plaats. Vanuit de Verlengde Hoogeveensche Vaart werd een zijtak in zuidelijke richting gegraven naar het Amsterdamscheveld, een veengebied dat in 1851 door de Drentsche Land Ontginnings Maatschappij van de markegenoten van Noord- en Zuidbarge was gekocht. Dit betekende het ontstaan van Nieuw-Amsterdam. Vanuit deze zijtak werd in 1866 in oostelijke richting het Dommerskanaal gegraven en – hier weer een zijtak van - de Zuidersloot, die de noordgrens van de gemeente Schoonebeek vormde. De kanaalgravers van de N.V. Nieuw Echtens Veen Compagnie (N.E.V.C), bereikten in 1889 de omgeving van Barger-Oosterveen en in 1893 de Duitse grens, hier ontstond de plaats Zwartemeer. Omstreeks 1900 trokken de kanaalgravers noordwaarts waardoor het Verlengde Oosterdiep ontstond. Via Barger- Compascuum ging het verder noordwaarts richting Emmer-Compascuum om een verbinding te maken met de Runde.

41 Ibidem, 95. 42 De Onderste Steen, 2010, 60.

41

Het Schoonebeekerveld vormde de zuidelijke rand van het centrale veencomplex. Het is verveend in verschillende fasen en omstandigheden. Het oostelijke deel is grotendeels onvergraven en kent de karakteristieke bovenveencultuur. Het westelijke deel, aangeduid als Oosteindsche Landen, is grootschalig industrieel verveend. Na voltooiing van kanaal A (voorheen het Veenschapskanaal), is in 1928 een begin gemaakt met de ontginning van dit deel van het veld. Kanaal A vormt hierbij de ontginningsbasis voor de wijken die aan de noordzijde loodrecht op het kanaal gegraven zijn. Na beëindiging van de veenwinning (1994) is het oostelijk deel van het Schoonebeekerveld het natuurreservaat Bargerveen geworden.43

Het Westeindsche Veen, of de Westeindsche Landen, betreft een gebied met een gecompliceerde ontginningsgeschiedenis. In de tweede helft van de 19e eeuw is dit gebied als bovenveencultuurgrond in cultuur gebracht. Begin 20e eeuw wordt, nadat voor de ontsluiting van het Schoonebeekerveld het Kanaal A is gegraven, het gebied voor een tweede maal ontgonnen, waarbij het gebied wordt verveend. Hiertoe wordt een wijkenstelsel gegraven, dat ten dele niet loodrecht op Kanaal A staat, maar de richting van de oorspronkelijke verkaveling volgt.44

4.4 Planmatige veenontginning vanuit Oost-Groningen (noorden) Het hoogveen dat nog in het noorden van de gemeente Emmen lag, werd vanuit het noorden ontgonnen. Hier kon namelijk direct worden aangesloten op de verveningen van Oost-Groningen. De geleidelijke verlenging van de bestaande kanalen vergde minder grote investeringen. Vanaf 1872 legde de stad Groningen een kanaal aan tussen Stadskanaal en Weerdinge, de Weerdingermond. Vanaf 1875 trok men het Stadskanaal door via Ter Apel naar Emmer-Compascuum (1878-1880), het Emmer-Erfscheidenveen en later het Smeulveen. De veeneigenaren moesten doorvaartgeld aan Groningen betalen en verdere verlenging van de kanalen de venen in was een zaak van de grondeigenaren. Zo ontstond bij Weerdinge het Hoofdkanaal A (ook wel het Weerdingerkanaal genaamd), bij Emmer- Compascuum, dat was aangekocht door de NV Het Emmer-Compascuum, het Ooster- en Westerdiep en in het Emmer-Erfscheidenveen Hoofdkanaal A en Hoofdkanaal B. Het Roswinkelerveen werd pas in het begin van de 20e eeuw op het kanalenstelsel aangesloten, middels het Oude- en het Nieuwe Schuttingkanaal. De eerste verbinding tussen het op Groningen gerichte kanalenstelsel in het noordoosten en de Verlengde Hoogeveensche Vaart kwam in 1906 tot stand via het Scholtenskanaal.45 Haaks op de kanalen worden wijken gegraven. Het graven van de kanalen en wijken initieert tevens nieuwe bewoning in de voorheen “lege” gebieden. Op de kruispunten van kanalen, maar ook langs de kanalen zelf, ontwikkelen zich nieuwe woonkernen.

4.5 Aanleg van tram- en spoorlijnen (1905-1907) De vervening van Zuidoost-Drenthe in de tweede helft van de 19de eeuw leidde tot de aanleg van een uitgebreid netwerk van kanalen en de verharding van wegen. Dit resulteerde in een versterking van de economische positie van de regio en een vergroting van de centrumpositie van Emmen. In 1870 werd daarom voor een nog betere ontsluiting de spoorlijn Groningen-Assen-Meppel in gebruik genomen. In 1905 opende de Noord-Ooster Lokaal Spoorwegmaatschappij (N.O.L.S.) de spoorverbinding van Groningen, via Emmen en Stadskanaal, naar Zwolle.

Ongeveer gelijktijdig met de spoorlijn kreeg Emmen een aantal tramwegen. In 1899 kwam er een lijn tot stand vanuit Overijssel, via Coevorden naar Nieuw-Amsterdam, aangelegd door de Dedemsvaartsche Stoomtramweg Maatschappij (D.S.M.). Deze lijn werd geleidelijk

43 Bosch Slabbers, 2008, 33. 44 Ibidem, 33. 45 De Onderste Steen, 2010, 62.

42 uitgebreid, zodat men in 1907 van Nieuw-Amsterdam via Erica, Klazienaveen en Emmer- Compascuum Ter Apel kon bereiken. In 1903 was er ook een tramlijn ontstaan vanuit Hoogeveen en Dedemsvaart via Zwinderen en Oosterhesselen naar Nieuw-Amsterdam; een lijn die werd aangelegd en geëxploiteerd door de Eerste Drentsche Stoomtramweg Maatschappij (EDS). In 1906 werd er een zijtak aangelegd van Erm naar Emmen, die later werd doorgetrokken naar Nieuw-Weerdinge en Ter Apel. Hierdoor ontstond er een directe verbinding tussen Emmen en Hoogeveen. Tot slot bracht in 1911 The Griendtsveen Moss Litter Co. Ltd. zelf een tramverbinding tot stand tussen Nieuw-Amsterdam en zijn bezittingen in het Amsterdamscheveld.46

Niet alleen Emmen werd door middel van nieuwe infrastructuur verbonden met andere plaatsen. Ook kleinere gemeenschappen in de omgeving werden, buiten Emmen om, met elkaar verbonden. Sinds 1900 liep er een stoomtram via Foxel en West Doorsnee NZ richting Emmer-Compascuum.47 Op het Amsterdamscheveld werd er een veldspoorbaan over het veen aangelegd van west naar oost tot aan de Duitse grens voor het transport van bolsterturf (bovenste laag turf) naar de fabrieken.48 Sinds 1904 liep er een stoomtram van Nieuw-Amsterdam naar Sleen. Rond 1900 is in Nieuw-Amsterdam ook de aansluiting op het spoorwegennet gerealiseerd. Met de opkomst van de autobus en de vrachtauto verloren de trein en de tram steeds meer aan betekenis. Na 1963 werd het baanvak Emmen- Stadskanaal opgeheven en werd Emmen eindstation. De uit 1905 daterende spoorbaan van Assen via Stadskanaal naar Emmen werd in 1968 opgeheven, evenals verschillende tramwegen. Sindsdien is er geen treinverbinding meer geweest richting Ter Apel.

4.6 Jonge heide-ontginningen Op enkele kleine opgaande boompercelen en brede hakhoutpercelen na werden vanaf de Vroege Middeleeuwen alle natuurlijke bossen van de gemeente Emmen geveld en gedegradeerd tot heideveld. Het bekendste bosgebied is ongetwijfeld het Weerdinger Dikbosch, waarvan het restant aan het begin van de 20e eeuw als werkverschaffingsproject werd ontgonnen.49 De bosgebieden, die de gemeente Emmen vandaag de dag kent, zijn dan ook van latere datum, met name uit de 19e eeuw. Het zijn naaldhoutbebossingen om de stuifzanden rondom de akkercomplexen te beteugelen. De grootste en bekendste zijn de Emmerdennen, een bosgebied dat moest voorkomen dat stuifzand van het Emmerzand bij noordoostenwind de weiden, het dorp en de escomplexen van Emmen kon bedreigen. De stuifzandheuvels zijn nog steeds goed te herkennen in het landschap. Ten noorden daarvan lag het kleinere Valtherbos, dat het Valtherzand moest beteugelen. En ten westen van de Schimmeres lag een klein bosgebied, tegenwoordig met de naam Landschapsbos, dat daar het stuifzand moest vastleggen. Het stuifzand is tegenwoordig dan ook bijna geheel verdwenen; in het Valtherbos en de Emmerdennen zijn nog zeer kleine oppervlakten aanwezig. Wegen werden in de kleinere bosgebieden niet aangelegd. Alleen de Emmerdennen was zo groot dat, waarschijnlijk als voortzetting van de oude heidewegen, doorgaande wegen de bosvakken scheidden.50

Tot aan het begin van de 20e eeuw bleven dit de enige, grotere bosgebieden. Maar vanaf de jaren ‘20 zou daar verandering in komen. De Emmerdennen en het Valtherbos vormden vanaf dat moment de basis vanaf waar Staatsbosbeheer grootschalige naaldbossen op de oude heidevelden zou aanplanten. Met een werkverschaffingsproject werden de heidevelden rationeel verkaveld, geploegd en ingeplant met tienduizenden naaldbomen. Opvallend is dat de wegen rondom de oude Emmerdennen niet recht, maar ‘golvend’ werden aangelegd. Het grootste gedeelte ten noorden van Emmen draagt nu in het geheel

46 Kruidenier, 2010, 101-106. 47 Scholtens, 2012, 127. 48 Ibidem, 149. 49 Op oude kaarten is het Weerdinger Dikbosch nog ingetekend. Bijvoorbeeld op blad VIII van de kaart van Krayenhoff uit 1816-1823 en Bonneblad 207 uit 1900. 50 Zie daarvoor Bonneblad 225 uit 1902.

43 de naam Valtherbos. De bossen rondom de Emmerdennen hebben die naam overgenomen. Een andere heideontginning, die tegelijkertijd door Staatsbosbeheer werd opgepakt was die van het Noord- en Zuidbargerveld. Ook hier werd een rationele verkaveling aangelegd en naaldbomen aangeplant. Het kreeg de naam Noordbargerbos. Een klein gedeelte van het oorspronkelijke heideveld is ook nu nog aanwezig. In het noorden van het Noordbargerbos werd een lanenpatroon in de vorm van een ster aangelegd; een zogenaamd sterrenbos.51

51 Zie daarvoor de kaarten 225 en 242 uit de serie van Bos van Toen uit 1938-1942.

44

Hoofdstuk 4: Ontwikkeling van de veenkoloniën (1851-1940)

Historisch-geografische gebieden veenkoloniaal landschap Roswinkel

Weerdingerveen

Roswinkelerveen

Weerdinger-Erfscheidenveen (nieuw) Emmer- Compascuum Emmer-Erfscheidenveen (nieuw) Zwartenbergerveen Emmer-Compascuum

Emmen

Klazienaveen

Zwartenberger-Compascuum Barger-Compascuum

Oosterveen

Klazienaveen

Barger-Westerveen Nieuw- Amsterdam Barger-Oosterveen

Amsterdamscheveld

Schoonebeek 5. Vooruit kijken met oliewinning, ruilverkaveling en herinrichting (1940-2016) De naoorlogse periode brengt in heel Drenthe veranderingen met zich mee. Financiële middelen uit het Marshallplan en het uitroepen van Emmen als naoorlogs nationaal stimuleringsgebied geven de economie in eerste instantie een impuls.52 Wonen en bedrijvigheid concentreren zich in grote planmatige uitbreidingen rond steden en daartoe aangewezen grotere dorpen. In het buitengebied worden de moderne landbouw, natuurontwikkeling en recreatie bepalend, met enerzijds de rechtgetrokken beken, gedempte kanalen en grootschalige landbouwbedrijven, en anderzijds de heidevelden, hermeandering van beken en bossen met recreatieparken.

5.1 Oliewinning bij Schoonebeek In het zuidelijke gedeelte van het Bourtangerveen ligt in het Nederlands-Duitse grensgebied een olieveld. De olie ligt op een diepte van 900 meter in zandsteen en wordt door middel van boorgaten omhoog gepompt.53 In 1943 begon de Bataafse Petroleum Maatschappij met de winning van aardolie in een brede, aan Duitsland grenzende, strook bij Schoonebeek. Dit werd in 1947 voortgezet door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (N.A.M.). In 1948 bouwde de NAM 120 eengezinswoningen voor haar werknemers in Schoonebeek. Nieuwe wegen werden aangelegd, bestaande wegen werden vernieuwd (zoals de hoofdweg Coevorden-Oud-Schoonebeek-Duitse grens, de Europaweg). In totaal heeft de NAM in Schoonebeek zo’n 130 kilometer verharde weg aangelegd. De ontsluitingswegen werden vanaf de dichtstbijzijnde doorgaande weg aangelegd en varieerden in lengte van 100 tot 1000 meter. Zij zijn meestal aangelegd in de verkavelingsrichting van de percelen. Zodoende vormden zij een ondersteuning en versterking van de in het landschap aanwezige structuur. Tevens werden wegen aangelegd die juist het bestaande patroon doorsneden, zoals de Valendisweg. De laatste deed dienst als hoofdverbindingsweg.54 Ook kwamen er elektriciteit en waterleidingen, nieuwe scholen, een winkelcentrum en sportvoorzieningen. Tevens liet de NAM ten behoeve van de olie-afvoer de spoorlijn Schoonebeek- Nieuw-Amsterdam aanleggen.55 Ook bestuurlijke verbeteringen traden in.

In 1954 werd de grens tussen Emmen en Schoonebeek verlegd, waardoor het dorp Nieuw- Schoonebeekerveld geheel binnen Schoonebeek kwam te liggen. Nieuw-Schoonebeek bleef Nieuw-Schoonebeek, Oud-Schoonebeek werd Schoonebeek, Oud-Schoonebeekerveld werd en Nieuw-Schoonebeekerveld werd . In het landschap verrezen jaknikkers, pompen en installaties. In 1996 werd de winning van aardolie gestaakt.56 De meeste ontsluitingswegen zijn sindsdien weer opgeruimd. Bewaard gebleven zijn de jaknikkers bij De Pallert 30, in het centrum van het dorp Schoonebeek en bij de Europaweg.57

5.2 De ruilverkavelingen van Dalen en Sleenerstroom In Drenthe werden veel beken al in de eerste helft van de 20ste eeuw min of meer rechtgetrokken. De grootste veranderingen hebben zich echter voorgedaan na WOII. De ruilverkaveling, die zich eerst tot de essen beperkte, heeft ingrijpende gevolgen voor het landschap van de beekdalen gehad. In de tijdsgeest van de Wederopbouw moesten de gronden rendabeler worden gemaakt. Wateroverlast werd teruggedrongen en de landbouw moderniseerde. De beken c.q. stroompjes werden op grootscheepse wijze gekanaliseerd en het aanliggende land dieper ontwaterd. Tegelijkertijd vond er een schaalvergroting van percelen, graslandverbetering en egalisatie van het zo karakteristieke micro-reliëf plaats

52 Mededeling van Saskia van Dijk, provincie Drenthe. 53 Bosch Slabbers, 2006, 54. 54 Stichting Service- en Adviesbureau Industrieel Erfgoed Nederland, 1997, 12. 55 Provincie Drenthe, 1990, 6. 56 De Onderste Steen, 2010, 145. 57 Haartsen, 2009, 20.

46 en werden veel houtwallen verwijderd. Daarnaast werd er gezorgd voor een betere ontsluiting met infrastructurele maatregelen.

Sleenerstroom (1965-1975) Het blok van de ruilverkaveling van Sleenerstroom ligt op het gedeelte van het Drents Plateau, dat in zuidelijke richting afwatert. Voor de ontwatering is vrijwel het gehele gebied aangewezen op het Drostendiep, de Sleenerstroom en het Oude Diep met hun zijstroompjes. De beekdalen hadden veel te lijden van de wateroverlast gedurende natte perioden. Vrijwel elk jaar stonden grote delen van de beekdalen onder water. Voor het gehele gebied waren al waterbeheersingsplannen in voorbereiding. De waterbeheersingsplannen voor het blok van de ruilverkaveling pasten in de verbeteringsplannen van het gehele waterschap. Het ontwerp voor de te handhaven, te verbeteren en te graven leidingen alsmede de aan te leggen kunstwerken is in belangrijks mate bepaald door de hoogteligging van het maaiveld, het te verwachten waterbezwaar en het plan van wegen.58

De ruilverkaveling van Sleenerstroom had een totale oppervlakte van 7900 ha, verdeeld over gronden in de gemeenten Emmen, Sleen, Odoorn, Zweeloo en Oosterhesselen. Een tweetal ontwikkelingen is voor het landschap van de Sleenerstroom van belang. De eerste, minst ingrijpende, vond al voor de Tweede Wereldoorlog plaats. In de periode 1900-1935 werden beekmeanders rechtgetrokken. De tweede periode, waarin een metamorfose van het landschap plaatsvond, had plaats na de Tweede Wereldoorlog. In de periode 1965-1975 zijn de water-, wegen-, verkaveling- en groenstructuur van het gebied sterk gewijzigd met als gevolg dat een aantal visuele karakteristieken ook zijn veranderd.59 Ook is de verkaveling gewijzigd met name door de ruilverkaveling. Kleine kavels zijn samengevoegd tot grotere landbouwkavels. Alleen in het zuidelijke gedeelte, bij de huidige weg Zandzoom is de oude verkavelingsstructuur nog enigszins herkenbaar.

De verkavelingstoestand binnen het blok was typisch voor de Drentse esdorpen. De verkaveling kenmerkte zich door een sterk versnipperd grondgebruik op de essen, waarvan de dorpen doorgaans aan de rand lagen. Gemiddeld voor het hele blok waren er 8,8 kavels per bedrijf bij een gemiddelde kavelgrootte van 1,57 ha. In het plan werd voorgesteld de kavelinrichtingswerken te beperken tot het graven van nieuwe sloten en het dempen van overtollige sloten en greppels. Waar nodig voor de bewerkbaarheid van de nieuwe kavels werden kavelaansluitingen gemaakt. Houtopstanden en struikgewas, die een verantwoorde bedrijfsvoering in de weg stonden, werden opgeruimd.60

In het blok kwamen verschillende verharde wegen voor, die de verbindingen tussen de woonkernen vormde en veelal ook de aanliggende landbouwgronden ontsloten. De ontsluiting van de agrarische gronden geschiedde hoofdzakelijk door slechte zandwegen. Binnen het ruilverkavelingsblok lagen twee wegen die een bijzondere functie voor het doorgaande verkeer hadden, namelijk de rijksweg 34 vak Coevorden-Emmen-Odoorn en de weg van Emmen naar Drachten. De rijksweg 34 voldeed niet meer aan de verkeerstechnische eisen. Daarom is bij het opstellen van het wegenplan rekening gehouden met de plannen tot verbetering van de rijksweg en de autoweg Emmen- Drachten, die gedeeltelijk reeds was aangelegd. De totale lengte aan te leggen of te verbeteren en te verharden wegen binnen de ruilverkaveling bedroeg circa 74,5 km.61

Binnen het ruilverkavelingsgebied lagen natuurwetenschappelijk en landschappelijk waardevolle terreinen. Daarvoor werd een landschapsplan opgesteld. Bij het

58 Centrale Cultuurtechnische Commissie, 1965, 19. 59 Scholtens, 2012, 41. 60 Ibidem,25 61 Ibidem,20

47 landschapsplan is er van uitgegaan de begrenzende beplanting van essen en stroomdalen zoveel mogelijk te herplanten, te restaureren, of te sparen waar mogelijk gebonden aan wegen of waterlopen.62

Dalen (1964-1973) De ruilverkaveling van Dalen in de gemeenten Dalen, Oosterhesselen, Sleen, Schoonebeek en Coevorden heeft een oppervlakte van 7300 ha. Het ruilverkavelinggebied ligt op de zuidelijke afhang van het Drents Plateau. Hier vindt de afwatering van het zuidoostelijk deel van Drenthe voor een belangrijk deel plaats door kanalen. Het blok had vaak te maken met ernstige overschrijdingen van het waterpeil. Bijna elk jaar stonden grote delen van de beekdalen van het Drostendiep en het Loodiep onder water. De te treffen verbeteringsmaatregelen van het ruilverkavelingsgebied moesten zich daarom vooral richten op de waterbeheersing en de ontsluiting, terwijl voorts door samenvoeging van verspreide percelen en het corrigeren van ongunstige kavelvormen een belangrijke verbetering in de bedrijfsvoering kon worden verkregen. Het waterbeheersingsplan is ontworpen om de afvoer van het overtollige water te reguleren. Zoveel mogelijk zijn de leidingen en wegen zo getraceerd, dat kavels van bedrijfseconomisch verantwoorde vorm en grootte zijn ontstaan. Voorts is er naar gestreefd het af te voeren water langs de kortste afstand naar het lozingspunt te brengen. Dit heeft geleid tot de indeling van het gebied in een aantal afwateringsgebieden.

In het ruilverkavelingsblok lagen twee wegen die een special functie hebben voor het doorgaand verkeer namelijk rijksweg 34 en een weg van het provinciaal wegenplan. Een redelijk ontsluiting van alle gronden in het blok was nog niet bereikt. De aanwezige zandwegen in het blok waren niet meer berekend op het toenemende agrarische transport en verkeerden vaak in slechte toestand. In grote complexen van het ruilverkavelingsgebied kwamen zelfs geen openbare zandwegen voor en liet de bereikbaarheid van de percelen derhalve te wensen over. De totale lengte aan te leggen of te verbeteren en te verharden wegen bedroeg circa 72 km.63

De verkavelingstoestand in het gebied liep sterk uiteen in de verschillende onderdelen van het blok. In het grootste deel van het blok, dat reeds lang in cultuur is, liet de verkavelingstoestand veel te wensen over. Gemiddeld voor het gehele blok zijn er 10 kavels per bedrijf bij een kavelgrootte van 1,4 ha. Een vergelijking van het ruilverkavelingsgebied met andere gebieden maakte duidelijk dat de verkavelingstoestand in het blok aanmerkelijk ongunstiger was dan de gemiddelde situatie in Drenthe.64 Voor grote delen van de blokken bleven de kavelinrichtingswerken beperkt tot het graven van nieuwe kavelsloten, het dempen van niet te handhaven oude sloten en het maken van eventuele kavelaansluitingen als dit voor de bewerkbaarheid van de nieuwe kavel noodzakelijk was.65

Staatsbosbeheer heeft het landschapsplan ontworpen waarbij het plan van wegen en waterlopen als basis heeft gediend. Er is naar gestreefd langs de randen van de essen de bestaande beplantingen te handhaven of nieuwe aan te brengen. Ook is er rekening gehouden met het karakter van de beekdalen door deze niet te beplanten maar de beplanting te projecteren langs de oorspronkelijke begrenzing.66

62 Ibidem,27. 63 Centrale Cultuurtechnische Commissie, 1963, 26. 64 Ibidem, 15. 65 Ibidem, 37. 66 Ibidem, 39.

48

5.3 Herinrichting van de Gronings-Drentse Veenkoloniën De rationele aanpak van de landbouw zet vanaf de jaren ‘80 sterk door: de mechanisatie leidt tot grotere bedrijven en machines die andere eisen stellen aan de bedrijfsgebouwen, maar ook aan de inrichting van het landschap. Dit leidt tot grote ruilverkavelingprojecten, maar dan met meer balans voor het landschap. Vanaf 1985 worden deze ook wel Landinrichtingsprojecten genoemd.67

In de Veenkoloniën wordt de uitgebreide waterstructuur steeds meer als negatief ervaren: kanalen en wijken vormen een belemmering voor het toenemende wegverkeer. Als vervolgens de economische ontwikkeling stagneert, zowel voor de landbouw als voor de industrie, wordt met een speciale wet de zogenaamde Herinrichting Veenkoloniën in de jaren ’80 aangepakt. Tegelijkertijd is er de waardering van Drenthe als gebied van rust en ruimte, die de verdere uitbouw van recreatie stimuleert. De natuurontwikkeling neemt vooral vanaf de 60-er jaren een vlucht, wanneer de kentering van een puur rationele aanpak naar een herwaardering van de karakteristieken van het traditionele Drentse landschap zich voltrekt. Vanaf die periode wordt ook in de ruilverkavelingen een balans gezocht waarin zowel de landbouw als natuur en recreatie kunnen functioneren.68

Bij de opstelling van het wegenplan heeft - wat betreft de planwegen (d.w.z. belangrijke wegen zoals rijkswegen, secundaire en tertiaire wegen) - de verkeersafwikkeling in het gebied ten noordoosten van Emmen centraal gestaan. Een goede aansluiting van het gebied op het hoofdwegenstelsel werd gezien als een versterking van de sociaal-economische positie van het gebied. In hun vergadering van 18 september 1985 hebben Provinciale Staten van Drenthe besloten tot de aanleg van een nieuwe vervangende wegverbinding (Provinciale weg Emmen-Ter Apel (S6). Het oostelijke trajectgedeelte van de weg nummer 6 van het secundaire wegenplan van de Provincie Drenthe is via een vloeiende verbinding aangesloten op de in noordelijke richting door te trekken rondweg van Emmen. Ter hoogte van de provinciegrens met Groningen is deze weg aangesloten op de al bestaande secundaire weg Stadskanaal-Duitse grens (de Groninger provinciale weg S10). 69 Daarnaast zijn er verschillende verkeersfietspaden langs planwegen aangelegd.

Binnen de gemeente Emmen functioneerden in deze periode twee waterschappen: de Veenmarken en Bargerbeek. De grens tussen beide waterschappen werd gevormd door de waterscheiding op de uitloper van de Hondsrug (Nieuw-Dordrecht – Klazienaveen) en door de Verlengde Hoogeveensche Vaart voor het gedeelte Klazienaveen – Zwartemeer. Het waterbeheer via de hoofdkanalen (Stieltjeskanaal, Verlengde Hoogveensche Vaart en Bladderswijk) werd verzorgd door de Provincie Drenthe. In het gebied van het waterschap Bargerbeek waren te weinig stuwen opgenomen om voldoende invloed te kunnen uitoefenen op de grondwaterstanden. Wat de wateraanvoer betreft ontbraken een aantal waterinlaten en kortsluitingen, zodat bepaalde gebieden niet konden beschikken over wateraanvoer. Voor het overige kon gesteld worden dat enkele gebieden een onvoldoende drooglegging hadden als gevolg van de voortschrijdende maaivelddaling. De plannen ter verbetering van de waterbeheersing waren erop gericht om in samenhang met aanvullende maatregelen waterstanden te realiseren, die zo goed mogelijk zijn afgestemd op de functies die de verschillende gebieden dienen te vervullen. Een doelmatige oplossing voor de waterafvoerproblemen binnen het gebied werd bereikt door gebruik te maken van aanwezige aanvoersloten die voor dit doel hun functie hadden verloren. Ook in het gebied van het waterschap de Veenmarken werd gestreefd naar een verbetering van het waterbeheersingssysteem, waarbij het accent kwam te liggen op waterconservering en aanvoer. Verschillende kunstwerken en waterlopen werden verbeterd of aangelegd.70

67 Provincie Drenthe, 2009, 50. 68 Ibidem, 50-51. 69 Herinrichtingscommissie Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, 1985, 44. 70 Ministerie van Landbouw en Visserij, Landinrichtingsdienst, 1992, 15.

49

De herverkaveling was voor het totale landbouwgebied in Emmen in het deelgebied een verantwoorde en gewenste maatregel. Rekening houdend met het grondgebruik is het gebied opgedeeld in twee herverkavelingsblokkken. Tezamen meten zij een oppervlakte van 19.325 ha. De afbakening van het noordelijke blok ten opzichte van het zuidelijke blok is globaal als volgt: vanaf de westelijke deelgebied grens de Tweede Groenedijk tot aan het Scholtenskanaal, het Verlengde Scholtenskanaal, de Berkenrode, de Westra’s wijk en N37 tot aan de rijksgrens.71 Binnen het ruimtelijke patroon zijn de verspreid liggende kavels tot zo groot mogelijke eenheden samengevoegd, zoveel mogelijk aansluitend bij de bedrijfsgebouwen. Door de uitvoering van de noodzakelijke kavelinrichtingswerken zijn binnen de kavels gebruikspercelen gevormd, die naar vorm grootte en maaiveldligging een doelmatige exploitatie toelaten. Er is bij de samenvoeging van kavel gestreefd de nieuwe kavelgrenzen zodanig te projecteren, dat zij zoveel mogelijk samenvielen met de bestaande grenzen, zoals bijvoorbeeld de wijken, sloten en steilranden en kleinere natuur- en landschapselementen.72

In het kader van de herinrichting van de veenkoloniën heeft Staatsbosbeheer in de jaren ‘70 van de 20e eeuw ook het Oosterbos aangeplant. Het Oosterbos is grotendeels aangeplant op niet afgegraven hoogveen. Alle bosgebieden maken tegenwoordig onderdeel uit van de boswachterij Emmen van Staatsbosbeheer en zijn nog aanwezig. Alleen voor de bouw van de wijk Emmerhout verdween in de jaren zestig zo’n vijfentwintig hectare bos van de Emmerdennen.

5.4 Meerstalblok, Amsterdamscheveld en het Schoonebeekerveld worden natuurreservaat Bargerveen

Het veenkoloniale landschap van Emmen is rijk aan veenresten; gebieden die uiteindelijk niet in cultuur zijn gebracht. Oosterbos, Berkenrode en het Bargerveen zijn hiervan voorbeelden. Het Bargerveen is het laatste overgebleven gedeelte van formaat, dat deel uitmaakte van het Bourtangerveen. Ooit vormde dit moeras het grootste aaneengesloten hoogveengebied van Europa. Het gebied heeft, voordat het grootschalig is verveend, een periode gekend van kleinschalige vervening. Nadat de markegronden van de boeren van Noord- en Zuidbarge waren verdeeld, hadden zich in het Barger-Oosterveen enkele kleinschalige verveners c.q. boeren gevestigd. In de periode 1900–1935 nam hun aantal zelfs toe en was het gebied relatief dicht bevolkt. Na 1935 is het merendeel van het Barger-Oosterveen grootschalig verveend door middel van het bloksysteem met wijken. Tot 1992 vond in dit gebied nog vervening plaats. In dat jaar werd de vervening echter beëindigd en kwam het gebied in handen van Staatsbosbeheer.73

Het Bargerveen bestaat uit drie delen; in het noorden het Meerstalblok, in het midden het Amsterdamscheveld en in het zuiden het Schoonebeekerveld. Het Bargerveen vormt een mooi contrast met het aangrenzende Amsterdamscheveld. Dit gebied is nog wel systematisch afgegraven. De turfstrooiselfabriek van Van Griendtsveen, het achterliggende veld met het smalspoor en de bedrijfswoningen langs het kanaal zijn nog in samenhang aanwezig.74 Het Bargerveen is een fascinerend natuurgebied, met rustend en actief hoogveen, droge en vochtige heide, meerstallen (kleine vennen boven op het veen), steilrandjes, bloemrijke

71 Ibidem, 12. 72 Ibidem, 63. 73 Scholtens, 2012, 171. 74 Provincie Drenthe, 2009, 157.

50 akkers (óp een deel van het veengebied vindt nog akkerbouw plaats in de zogenaamde bovenveencultures) en bosschages van els en wilg.75

5.5 Recente ontwikkelingen geven nieuwe levendigheid

Berkenrode Het hoogveengebied Berkenrode is een van de laatste restanten van het immens grote Bourtangerveen. Het gebied ten westen van de Runde, het Rundeveen met de weg Berkenrode is na 1935 gedeeltelijk verveend. In 1954 was een groot deel van dit gebied nog in vervening. In 1966 is hier het huidige Veenpark gesticht.76 Dit natuurgebied is een aardkundig waardevol gebied dat bestaat uit bos(stroken), natte en droge heide, vennen, waterpartijen en een strook bloemrijk grasland aan de zuidkant van het terrein.77

Scholtenszathe Het oorspronkelijke landschap van het landgoed Scholtenszathe is ontstaan door systematische afgraving van het hoogveen in het voormalige Bourtangerveen. Het merendeel van het hoogveen is hier betrekkelijk laat afgegraven: vanaf eind vorige eeuw.78 Het landgoed is vernoemd naar de vroegere eigenaar Willem Albert Scholten die rond 1870 grote veengebieden aankocht. De turf die werd gewonnen werd gebruikt als brandstof voor zijn fabrieken. Na de ontginning bleken de gronden uitermate geschikt te zijn voor de teelt van landbouwgewassen. De omvorming tot een landgoed is een particulier initiatief van landgoed Scholtenszathe BV. Aanleiding voor het zoeken naar een nieuwe en evenwichtige invullen en gebruik van het grondgebied van de voormalige Maatschappij Klazienaveen B.V. (sinds november 1998: Landgoed Scholtenszathe BV) is een tweetal belangrijke processen geweest. Ten eerste de ontwikkelingen in de landbouw en ten tweede in het kader van de herinrichting Oost- Groningen en Drents-Groningse Veenkoloniën zijn plannen voor deze regio voor deze regio ontwikkeld waarin andere functies een hogere prioriteit zijn toebedeeld.79 Tegenwoordig heeft Scholtenszathe een oppervlakte van ca. 1.000 hectare. Circa 300 hectare van deze oppervlakte is vanaf 1998 ingeplant met bos en heeft haar agrarische functie verloren. Daarnaast is er een bufferzone tussen het nieuwe bos en het hoogveengebied in het Oosterbos aangelegd van ongeveer 45 hectare. Scholtenszathe kent een multifunctioneel karakter wat tot uitdrukking komt in de diversiteit aan functies die geïntegreerd in het geheel zijn opgenomen. Dit zijn onder meer waterconservering, buffering, traditionele akkerbouw, biologische landbouw, bosbouw, een ecologische verbindingszone, een hoofdgebouw met buitenplaatsen en recreatief gebruik.80

Dierenpark Emmen Het Dierenpark Emmen werd in mei 1935 opgericht door Willem Oosting (1906-1983), die eigenaar en directeur was. Het lag op de plek van een voormalig landgoed waarvan nog een monumentale bomenlaan, gracht en verschillende bomenrijen in het parkontwerp zijn opgenomen. Eind jaren ‘60 kwam de dierentuin in een crisis door dalende bezoekersaantallen. De dierentuin werd voor de helft eigendom van de gemeente Emmen en voor de andere helft van de familie Rensen. Een belangrijke vernieuwing vormde de

75 Bosch Slabbers, 2008, 67. 76 Gemeente Emmen, 2010, 5. 77 Ibidem, 14. 78 Dienst Stadsontwikkeling, 1999, 9. 79 Ibidem, 5. 80 Ibidem, 6.

51 inrichting van de Savanne. Op een groot terrein werden verschillende dieren van de Afrikaanse savanne, zoals zebra's, giraffen en struisvogels samengebracht. Het dierenpark had op haar oude locatie in het centrum van Emmen een oppervlakte van 12 hectare, maar liep in de jaren 1990 tegen haar grenzen aan. Daarom begon de dierentuin in 1998 met een uitbreiding van zes hectare (inclusief nieuw parkeerterrein) aan de rand van Emmen op de Noordbargeres. In 2007 werden plannen bekendgemaakt die inhielden dat het dierenpark het centrum van Emmen zou verlaten om zich in zijn geheel te vestigen op de Noordbargeres, waar een oppervlakte van 40 hectare beschikbaar zou komen. Het terrein van Dierenpark Emmen ging op 31 december 2015 definitief dicht. Op 18 juni 2016 werd het oude dierenpark heropend als stadspark.81

De Runde Het project ‘Was getekend, de Runde’ is in 1995 gestart als een opdracht van KIEV (Kunst in de Emmer Veenkoloniën. Randvoorwaarde was het landschapsplan van Harry Berg (DLG), en de gemeentelijke visie Verborgen Rijkdom van Piet Ziel (Emmen). Beeldend kunstenaar Jeroen van Westen antwoordde met een masterplan voor een terugkeer van de Runde in een nieuwe gedaante. Met het afgraven van het veen was het veenriviertje de Runde verdwenen en was er een heel nieuw systeem van kanalen en wijken aangelegd. Van Westen stelde de (nieuwe) Runde voor als handtekening voor nieuwe verhalen in een veranderend landschap. Hij deelde het landschap in van Bargerveen als brongebied tot aan Ter Apel in zes afzonderlijke kamers en twee gangen elk met hun eigen kenmerken. Van Westen zocht naar een nieuwe samenhangende waterloop dwars door de zes kamers. Niet op basis van oude historische kaartbeelden, maar hij wilde een nieuwe Runde maken. In de loop van bijna twintig jaar is het idee steeds breder omarmd en door velen verder uitgewerkt onder leiding van Waterschap Hunze en Aa’s.

81 Zie bijvoorbeeld P. de Graaf. ‘Het mooiste dierenpark is ingehaald’. In: De Volkskrant, 12 oktober 2010.

52

Hoofdstuk 5: Naoorlogse periode (1940-2016)

Landschapseenheden Bargerveen Berkenrode (Veenpark) Roswinkel Dierenpark Emmen Oosterbos Scholtenszathe

Emmer- Compascuum

Dierenpark Emmen Emmen Herinrichting 1992 Oosterbos Scholtenszathe Berkenrode (Veenpark)

Ruilverkaveling Sleenerstroom

Oosterbos

Klazienaveen

Nieuw- Amsterdam

Ruilverkaveling Dalen

Bargerveen

Schoonebeek 6. Conclusies en historisch-geografische waardering

6.1 Waarderingsmethodiek

Bestaande waarderingsmethodieken Bij een Cultuurhistorische Waardenkaart is in principe alles van waarde, maar niet alles is even waardevol. Eén van de mogelijkheden om binnen de kaart categorieën van waarde aan te brengen is door een wetenschappelijke waardering toe te passen. Wetenschappelijke waardering van cultuurhistorische elementen is een onderwerp dat al enkele decennia in de belangstelling staat.82 Daarbij wordt vanuit het vakgebied niet erfgoedbreed gekeken, maar vaak per discipline, want in de praktijk blijkt dat zowel archeologie als historische geografie en historische bouwkunde eigen waarderingsmethodieken ontwikkelen.83 En waar voor de disciplines archeologie en historische bouwkunde tegenwoordig min of meer ‘vaste’ waarderingscriteria zijn vastgesteld, concludeerde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed begin 2013 dat ondanks een jarenlange discussie “op dit moment een breed geaccepteerde, […], waarderingssystematiek voor historisch-geografische elementen ontbreekt.”84 In de praktijk wordt daarom meestal vanuit de breed aanvaarde wetenschappelijke waarderingscriteria – i.e. zeldzaamheid, kenmerkendheid, gaafheid, ensemblewaarde – een op maat gemaakte methodiek vervaardigd, die het beste aansluit bij de vraagstelling van de opdrachtgever en de gegevens die voorhanden zijn.

Waarderingsmethodiek voor historisch-geografische elementen Ook binnen deze opdracht is met de genoemde waarderingscriteria een op maat gemaakte methodiek vervaardigd, waarbij drie uitgangspunten leidend waren: . een uitgebreid GIS-systeem met meer dan twintig kaartlagen (waaronder dertien historische kaarten en vier zelfgebouwde elementenkaarten) is voorhanden; . gemeentebreed veldwerk om alle elementen te onderzoeken is niet aan de orde; . de gemeente heeft behoefte aan zowel een elementenwaardering als een gebiedswaardering.

Criteria . Ensemblewaarde: “Aanwezigheid van de landschappelijke omgeving waarin de cultuurhistorische structuren en elementen tot stand zijn gekomen en/of aanwezigheid van een ontginningstructuur.” . Kenmerkendheid: “Mate waarin de kenmerkende elementen van een legenda-eenheid voorkomen of voorkwamen.” . Gaafheid: “Mate van intactheid van de hoofdstructuur en/of verkaveling.” . Zeldzaamheid: “Mate van voorkomen van een legenda-eenheid t.o.v. andere legenda-eenheden.”

82 Zie bijvoorbeeld Ministerie van CRM (1979). Natuurwaarden en cultuurwaarden in het landelijke gebied. ’s Gravenhage; L.H. Albers (1987). Het gewichtloze gewogen […]. Delft; G.H.P. Dirkx & J.A.J. Vervloet (1989). Oude Leede: een historisch- geografische beschrijving, inventarisatie en waardering van het cultuurlandschap. Wageningen. H. Dijkstra & J.A. Klijn (1992). Kwaliteit en waardering van landschappen. Wageningen; H.G. Baas & W.A. Ligtendag (1997). Project 33 NBP Top Down […]. Hoorn; J.A. Hendrikx (1999). Cultuurhistorie van stad en land; waardering en behoud. Utrecht; H.G. Baas, et al. (2001). Ontgonnen Verleden. Hoorn; A. Idzinga (2005). Een methode voor historisch-geografische waardering. Velp; Landschapsbeheer Nederland [2006]. Handboek Cultuurhistorisch Beheer. [Utrecht]. 83 Zie voor een vergelijking o.a. Landschapsbeheer Nederland [2006]. Handboek Cultuurhistorisch Beheer. [Utrecht], pp. 2-38 t/m 2-39. 84 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2013). Cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van ruimtelijke ordening; aanwijzingen en aanbevelingen. [Amersfoort], p. 17.

54

Score en wegingsfactor Op basis van deze waarderingsmethodiek kan per waarderingscriterium een score worden gegeven aan de gekarteerde elementen: . 0 sterren (laag); . 1 ster (gemiddeld); . 2 sterren (hoog); . 3 sterren (zeer hoog).

Wanneer alle vier criteria gewaardeerd zijn, worden deze scores cumulatief en zonder wegingsfactor opgeteld tot een totaalscore. Daarna kunnen ze worden teruggerekend naar een eindwaardering: . 0-4 sterren (= 0 ster = laag); . 5-8 sterren (= 1 ster = gemiddeld); . 9-10 sterren (= 2 sterren = hoog); . 11-12 sterren (= 3 sterren = zeer hoog).

Met deze totaalscore is het mogelijk om de elementen niet in legenda-eenheden, maar - op basis van drie kleuren (geel, oranje en rood voor respectievelijk een gemiddelde, hoge en zeer hoge waarde) - in wetenschappelijke waardering in te delen.

Praktische uitwerking Doordat gebruik kan worden gemaakt van een uitgebreid GIS-systeem en veldwerk beperkt wordt ingezet, is de waardering praktisch van aard en op de GIS-gegevens afgesteld. Op deze manier ontstaat er een waarderingsmethodiek, die werkbaar is bij het opstellen en bruikbaar is binnen de gemeentelijke organisatie:

Ensemblewaarde Gaafheid Naar inzicht van de projectleider/GIS- Naar inzicht van de projectleider/GIS- expert tussen oude kaarten en de huidige expert tussen oude kaarten en de huidige topkaart: topkaart:86 . Aanwezig (3 sterren); . >80% aanwezig (3 sterren); . Gedeeltelijk aanwezig (2 sterren); . >60% en <80% aanwezig (2 . Slecht herkenbaar (1 ster); sterren); . Niet aanwezig (0 ster). . >40% en <60% aanwezig (1 ster); . <40% aanwezig (0 ster). Kenmerkendheid Naar inzicht van de projectleider/GIS- expert tussen oude kaarten en de huidige Zeldzaamheid topkaart:85 Naar inzicht van de projectleider/GIS- . expert tussen oude kaarten en de huidige Aanwezig of aanwezig geweest (3 87 sterren); topkaart: . Gedeeltelijk aanwezig of aanwezig . <10% en daarmee uniek (3 geweest (2 sterren); sterren); . (Zeer) beperkt aanwezig of . >10% en <25% en daarmee schaars aanwezig geweest (1 ster); (2 sterren); . Niet aanwezig (0 ster). . >25% en <50% en daarmee gemiddeld (1 ster); . >50% en daarmee volop aanwezig(0 ster)

86 Idem. 85 Bij gaafheid wordt de intactheid van deze 87 Deze vorm van zeldzaamheid is alleen werkbaar indien kenmerkendheid gewaardeerd. Een element kan dus heel een uitgebalanceerde legenda is opgemaakt, omdat kenmerkend zijn geweest (drie sterren), maar niet meer slecht afgeleide legendaeenheden en het maken van een gaaf zijn (0 sterren) of andersom (niet kenmerkend, maar groot aantal legenda-eenheden de zeldzaamheid omhoog wel heel gaaf). stuwen.

55

6.2 Elementenwaardering

Hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) De overgebleven essen uit het esdorpenlandschap hebben een ‘zeer hoge’ historisch- geografische waardering. Ondanks de vaak voorkomende verschuiving van bouwland naar grasland liggen ze nog zeer kenmerkend in het landschap. Daarnaast is het bodemprofiel van de enkeerdgrond nog zeer goed bewaard gebleven. De brinken hebben een ‘hoge’ waardering meegekregen. Met name door hun ‘zeer hoge’ kenmerkendheid en zeldzaamheid. Datzelfde geldt voor de overgebleven heidevelden uit het esdorpenlandschap.88

De enig overgebleven veenschans van de Emmerschans krijgt een ‘zeer hoge’ waardering. Het ensemble met het omringende landschap (met name aan de oostkant) is bijzonder goed bewaard gebleven. Daarnaast heeft de schans een ‘zeer hoge’ zeldzaamheid. Datzelfde geldt voor de gaafheid.89

De ensembles van ontginningsbossen en –wegen uit de vorige eeuw zijn in de gemeente Emmen nog zeer goed herkenbaar. Opvallend daarbij is het verschil tussen de oudere, ‘golvende’ ontginningswegen van de stuifzandbebossing van de Emmerdennen en de rationele, rechte ontginningswegen van werkverschaffingsbossen van het Valtherbos en het Noordbargerbos. Beide zijn nog bijzonder gaaf. De laatste hebben echter een ‘zeer hoge’ kenmerkendheid en een ‘gemiddelde’ zeldzaamheid, terwijl de eerste een ‘zeer hoge’ zeldzaamheid en een ‘hoge’ kenmerkendheid hebben. Dat verschil komt ook terug in de eindwaardering. De stuifzandbebossing van de Emmerdennen hebben een ‘zeer hoge’ eindwaardering. De werkverschaffingsbossen zitten daar net onder met een ‘hoge’ eindwaardering.

Bij de historische wegen krijgen de doorgaande wegen op de stuwwal en de doorgaande weg van Schoonebeek naar Oud-Schoonebeek een ‘hoge’ waardering. In beide gevallen is de ensemblewaarde met het oude cultuurlandschap nog aanwezig. Datzelfde geldt voor het meestal kenmerkende slingerende patroon en de gaafheid van het tracé. De gaafheid van de weg is daarbij niet meegenomen, omdat de bouwmaterialen daarvan door de perioden heen nogal verschillen. De overige wegen in de gemeente Emmen krijgen een ‘gemiddelde’ waardering.90

De meanderende beken, die oorspronkelijk door de beekdalen van het esdorpenlandschap stroomden, zijn op een paar fragmenten na allemaal tijdens de naoorlogse ruilverkaveling verdwenen en hebben voornamelijk een ‘gemiddelde’ waarde. Kenmerkend waren ze wel, maar wat betreft gaafheid scoren ze ‘laag’ tot ‘gemiddeld’. Daarnaast is de ensemblewaarde met het beekdal grotendeels verdwenen. Datzelfde geldt in hoofdlijnen voor de grote hoeveelheid sloten die in de beekdalen werden gegraven. Ze waren wel kenmerkend, maar niet zeldzaam en tegenwoordig niet meer aanwezig.

Het slotenpatroon van de randveenontginningen, dat voor de kenmerkende smalle strokenverkaveling zonder kanaalafvoer zorg, krijgt een ‘hoge’ waardering. Met name in Roswinkel en het Schoonebeekerveld nog steeds aanwezig, waardoor er een ‘hoge’ gaafheid is. Ook de ensemblewaarde met de oorspronkelijke dorpen en in sommige gevallen zelfs nog met het hoogveen is nog te herkennen.

88 Door het verschuiven van het grondgebruik door de jaren heen is het soms lastig om de oorspronkelijkheid van de heidevelden te bepalen. Door de eeuwen heen wilde het grondgebruik nogal eens wisselen tussen bijvoorbeeld stuifzand, heideveld, ontginningsbos en weer heideveld. In deze waardering zijn alle nog bestaande heidevelden als historisch- geografisch waardevol aangeduid. 89 Daarbij valt overigens te discussiëren over de oorspronkelijke staat van de schans en de uitgevoerde restauraties. 90 Bij een nadere analyse van de deelgebieden (zie de aanbevelingen) is het overigens waarschijnlijk dat er nog meer ‘hoog’ tot ‘zeer hoog’ gewaardeerde historische wegen naar voren komen.

56

De grenspalen met Duitsland hebben een ‘zeer hoge’ historisch-geografische waardering. Met name omdat het ensemble met Duitsland nog aanwezig is, ze kenmerkend en nog behoorlijk gaaf zijn. Op zeldzaamheid scoren ze minder hoog. Ook de overgebleven markestenen krijgen een waardering van ‘zeer hoog’. De ensemblewaarde met de oude markegrenzen is dan wel verdwenen, maar dat wordt door de zeldzaamheid weer rechtgetrokken.

Hoofdstuk 4 (veenkoloniën) De nog bestaande kanalen en wijken zijn de hoofdstructuur geweest van de veenkoloniale ontginning. Door hun ‘zeer hoge’ ensemblewaarde, kenmerkendheid en gaafheid hebben ze ook een ‘zeer hoge’ eindwaardering. Dat geldt in mindere mate voor het slotenpatroon dat tussen de wijken ligt, omdat deze minder kenmerkend zijn en meestal niet meer zo gaaf als de hoofdstructuur. Deze hebben daarom een ‘gemiddelde’ historisch-geografische waarde.

De wegen die vanaf 1850 in het hoogveengebied werden aangelegd hebben door hun rechtlijnigheid een ‘zeer hoge’ kenmerkenheid. Daarnaast is vaak de ensemblewaarde met het kanaal en de dorpslinten nog goed aanwezig. Ze hebben een ‘hoge’ historisch- geografische waardering.

Hoofdstuk 5 (naoorlogs) Binnen de ruilverkavelingen van Sleenerstroom en Dalen en de Herinrichting van de Gronings-Drentse Veenkoloniën zijn nieuwe autowegen, fietspaden, landbouwwegen, zandwegen en waterlopen aangelegd. Doordat de periode van aanleg nog maar kort geleden is, zijn ze vaak bijzonder gaaf. Zeldzaam zijn ze echter niet. En afhankelijk van bij welk landschap ze worden meegerekend varieert hun ensemblewaarde. Zo is hun ensemblewaarde met de oorspronkelijke beekdalen, randveenontginningen en veenkoloniale landschappen niet hoog, terwijl de ensemblewaarde van de gehele ruilverkaveling nog wel duidelijk aanwezig is en ‘zeer hoog’ te noemen is. Datzelfde geldt voor hun kenmerkendheid. Al naar gelang ze als onderdeel van het oude cultuurlandschap of als zelfstandig naoorlogs onderdeel worden gewaardeerd, hebben ze respectievelijk een ‘gemiddelde’ tot ‘hoge’ historisch-geografische waardering.

De NAM-wegen, die voor de naoorlogse oliewinning zijn aangelegd, hebben een ‘hoge’ historisch-geografische waardering. Dat komt met name door de ‘zeer hoge’ zeldzaamheid en gaafheid die ze nog hebben. Kenmerkend zijn ze echter niet. En ondanks dat de meeste ja-knikkers zijn verdwenen is er toch nog een ensemblewaarde met het Schoonebeekerveld en de ondergrondse olievelden.

Overig De gemeente Emmen beschikt over een zeer uitgebreid bestand van bomen, houtwallen en andere groenstructuren. Een deel van dit groen is - vooral vanwege de ensemblewaarde - opgenomen in zowel de historisch-geografische als (steden)bouwkundige beschrijving en waardering van de erfgoedkaart, zoals hierboven en in het volgende hoofdstuk beschreven.

Van een ander, substantieel deel van het door de gemeente al geïnventariseerde groen is duidelijk dat dit ook cultuurhistorisch waardevol is. Veldwerk en nader onderzoek zou meer gegevens over b.v. datering naar boven kunnen brengen maar dit overstijgt de reikwijdte van het maken van de erfgoedkaart. Daarom is ervoor gekozen om het door de gemeente geïnventariseerde bestand aan waardevolle houtwallen in zijn geheel op zowel bronnen- als beleidskaart te plaatsen als cultuurhistorisch waardevol, echter zonder datering.

57

Hetzelfde geldt voor het bestand van bomenrijen waar vergelijking met oude kaarten heeft opgeleverd dat zij langs veelal verdwenen historische wegen staan. Omdat deze bomen nog aangeven waar deze oude infrastructuur heeft gelegen, is het een belangrijke cultuurhistorische bron om het verleden van Emmen te begrijpen. Daarom is ook dit bestand in zijn geheel met een hoge cultuurhistorische waardering op zowel bronnen- als beleidskaart geplaatst, eveneens zonder datering. Nader onderzoek naar o.a. datering, verschijningsvorm en gaafheid kan belangrijke informatie opleveren over deze verdwenen infrastructuur.

58

6.3 Gebiedswaardering

Gebiedswaardering voor hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) en 4 (veenkoloniën) Voor de waarderingsmethodiek van historisch-geografische gebieden wordt in de eerste plaats de natuurlijke landschapskaart opgedeeld. Door vanuit het natuurlijke landschap, de oorspronkelijke onderdelen van de marken, de afzonderlijke randveenontginningen en de grootschalige veenkoloniale ontginningsblokken inzichtelijk te maken, kunnen voor hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) en 4 (veenkoloniën) historisch-geografische deelgebieden worden benoemd en begrensd. Opvallend voor de gemeente Emmen is dat de landschappelijke ontwikkelingen uit hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) en 4 (veenkoloniën) zich voornamelijk naast elkaar, bijna zonder overlap, hebben voltrokken.91 Historisch- geografisch zijn er dan ook op een heel logische wijze 35 deelgebieden te onderscheiden, die allemaal een eigen historische begrenzing en gebiedsnaam meekregen. Zo had de marke van Weerdinge als onderdeel van het oude esdorpenlandschap de ‘Oude Weerdinger Koelanden’ en het ‘Weerdinge Erfscheiden Veen’. De marke van Emmen en Westenesch had op zijn beurt weer de ‘Emmer Hooilanden’ en het ‘Emmer-Erfscheidenveen’. De marke van Noord- en Zuidbarge had de ‘Noordbroekmaden’, het ‘Oosterveld’ en het ‘Barger- Erfscheidenveen’. In totaal herbergde het oude esdorpenlandschap 23 grotere deelgebieden. Na 1850 kwamen daar de grootschalige hoogveenontginningen van de veenkoloniën naast te liggen. Dertien verschillende deelgebieden zijn daar te onderscheiden, waaronder het ‘Weerdingerveen’, het ‘Emmer-Compascuum’, het ‘Amsterdamseveld’ en het ‘Barger-Oosterveen’.

Elk van de 35 deelgebieden had daarbij zijn eigen karakteristieken: de beekdalen waren kleinschalig en meestal onregelmatig verkaveld; de esdorpen hadden een groot escomplex, één of meerdere brinken en uitgestrekte heidevelden; de randveenontginningen vielen op door hun opstrekkende, smalle strokenverkaveling; de veenkoloniale ontginningen hadden kanalen, wijken en grote ontginningsblokken met een rationele verkaveling. Door naar de waardering van de afzonderlijke elementen te kijken en naar het deelgebied in het geheel kan een overkoepelende waardering – met ensemblewaarde, kenmerkendheid, gaafheid en zeldzaamheid – aan het gebied worden toegekend. Score en wegingsfactor geschieden op dezelfde manier als bij de elementenwaardering. Op die manier kan een historisch- geografisch gebied een waardering van laag, gemiddeld, hoog tot zeer hoog krijgen.

In de verstedelijkte driehoek ‘Emmen-Klazienaveen-Nieuw-Amsterdam’ zijn de meeste lage tot gemiddelde waarderingen terug te vinden. Reden hiervoor is dat de meeste deelgebieden door de verstedelijking een gemiddelde gaafheid en ensemblewaarde hebben. Datzelfde geldt voor de ruilverkavelde beekdalen en randveenontginningen. Buiten de randen van de verstedelijkte driehoek zijn hoger gewaardeerde deelgebieden terug te vinden. Deelgebieden die er uit springen met een hoge waardering zijn ‘Weerdinge‘, ‘Emmen en Westenesch’, het ‘Weerdingerveen’ en het ‘Barger- Compascuum’. In de meeste gevallen komt dat door de hoge tot zeer hoge kenmerkendheid van de ontginning in combinatie met een hoge tot zeer hoge hedendaagse gaafheid. Deelgebieden met een zeer hoge waardering zijn het ‘Roswinkelerveen’, het ‘Emmer-Erfscheidenveen (nieuw), het ‘Emmer-Compascuum’, het ‘Zwartenberger- Compascuum’ en het ‘Schoonebeekerveld’. Deze gebieden hebben vaak ook nog eens een hoge ensemblewaarde. Slechts twee gebieden hebben een hoge zeldzaamheid en dat zijn de randveenontginningen van ‘Roswinkel’ en het ‘Schoonebeekerveld’.92

91 Enkele uitzonderingen, zoals de heideontginningen uit de jaren dertig en de pre-veenkoloniale weidecultuur, daargelaten. 92 Zeldzaamheid is een criterium waarover gediscussieerd kan worden door het op verschillende niveaus te analyseren. Is iets zeldzaam voor de gemeente, voor de regio, voor de provincie, landelijk of wellicht zelfs West Europees gezien? In deze waardering zijn de gebieden ten opzichte van elkaar en regionaal afgewogen. Door de diversiteit van de landschappen in de gemeente hebben ze allemaal ten minste een hoge zeldzaamheid meegekregen. Dat geeft ruimte voor discussie. Echter, zelfs wanneer deelgebieden worden ‘afgewaardeerd’ naar een gemiddelde zeldzaamheid heeft dat een minimaal effect op de eindwaardering.

59

Hoofdstuk 3 en 4: Waardering van het esdorpenlandschap en de veenkolonien Weerdinger Marke Historisch-geografische gebieden Roswinkelsche Marke Laag tot gemiddeld Hoog Roswinkel Oude Weerdinger Koelanden Zeer hoog Weerdingerveen Roswinkel

Oude Aschbroeken Roswinkelerveen

Weerdinge Weerdinger-Erfscheidenveen (nieuw) Weerdinger-Erfscheidenveen (oud) Runde Emmer- Compascuum Emmer-Erfscheidenveen (nieuw) Zwartenbergerveen Emmer-Erfscheidenveen (oud) Emmer-Compascuum Emmen en Westenesch Emmer Hooilanden

Emmen

Klazienaveen

Noord- en Zuidbarge Oosterveld

Zwartenberger-Compascuum Noordbroekmaden Barger-Compascuum

Nieuw-Dordrecht Oosterveen

Veenstukken

Barger-Erfscheidenveen Klazienaveen

Barger-Westerveen Nieuw- Amsterdam Barger-Oosterveen

Amsterdamscheveld Westeindsche Veen

Bargerbeek

Schoonebeek Schoonebeekerveld

Schoonebeker Stukken en Boeën Marke Landschap Deelgebied Ens. Kenm. Gaaf. Zeld. Tot. Emmen en Emmen en Westenesch esdorpenlandschap 2 3 2 2 9 Westenesch Emmen en Westenesch veenkoloniaal landschap Emmer-Compascuum 3 3 2 2 10 Emmer-Erf- Emmen en Westenesch veenkoloniaal landschap scheidenveen 3 3 3 2 11 (nieuw) Emmer-Erf- Emmen en Westenesch randveenontginningslandschap 1 1 1 2 5 scheidenveen (oud) Emmen en Westenesch beekdallandschap Emmer Hooilanden 1 1 1 2 5 Emmen en Westenesch beekdallandschap Runde 2 2 1 2 7 Emmen en Westenesch veenkoloniaal landschap Zwartenbergerveen 2 2 2 2 8 Erm (onderdeel van) randveenontginningslandschap Ermerveen 2 2 2 2 8 Erm (onderdeel van) beekdallandschap Veenstukken 2 1 1 2 8 Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap Amsterdamscheveld 2 2 2 2 8 Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap Barger-Compascuum 2 2 3 2 9 Barger- Noord- en Zuidbarge randveenontginningslandschap 1 1 1 2 5 Erfscheidenveen Barger-Oosterveen Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap 1 1 1 2 5 (noord) Barger-Oosterveen Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap 2 2 2 2 8 (zuid) Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap Barger Westerveen 2 2 2 2 8 Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap Klazienaveen 2 2 1 2 7 Noord- en Zuidbarge randveenontginningslandschap Nieuw-Dordrecht 2 2 2 2 8 Noord- en Zuidbarge esdorpenlandschap Noord- en Zuidbarge 1 1 2 2 6 Noord- en Zuidbarge beekdallandschap Noordbroekmaden 2 1 1 2 8 Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap Oosterveen 1 1 1 2 5 Noord- en Zuidbarge randveenontginningslandschap Oosterveld 2 2 2 2 8 Noord- en Zuidbarge beekdallandschap Runde 2 2 1 2 7 Zwartenberger- Noord- en Zuidbarge veenkoloniaal landschap 3 3 2 2 10 Compascuum Roswinkel randveenontginningslandschap Roswinkel 2 1 2 3 8 Roswinkel veenkoloniaal landschap Roswinkelerveen 3 3 3 2 11 Roswinkel randveenontginningslandschap Roswinkelsche Marke 1 1 1 2 5 Roswinkel beekdallandschap Runde 2 2 1 2 7 Schoonebeek beekdallandschap Bargerbeek 1 1 1 2 5 Schoonebeek randveenontginningslandschap Schoonebeeker Veld 3 2 2 3 10 Schoonebeker Schoonebeek beekdallandschap 2 1 1 2 6 Stukken en Boeën Schoonebeek randveenontginningslandschap Westeindsche Veen 2 1 2 2 7 Weerdinge randveenontginningslandschap Oude Aschbroeken 1 1 1 2 5 Oude Weerdinger Weerdinge beekdallandschap 1 1 1 2 5 Koelanden Weerdinge esdorpenlandschap Weerdinge 2 3 2 2 9 Weerdinger-Erf- Weerdinge veenkoloniaal landschap scheidenveen 1 2 1 2 6 (nieuw) Weerdinger-Erf- Weerdinge randveenontginningslandschap 1 1 1 2 5 scheidenveen (oud) Weerdinge randveenontginningslandschap Weerdinger Marke 1 1 1 2 5 Weerdinge veenkoloniaal landschap Weerdingerveen 3 2 2 2 9

61

Gebiedswaardering voor hoofdstuk 5 (naoorlogs) In de tweede plaats is gekeken naar landschappen uit hoofdstuk 5 (naoorlogs). Omdat deze niet als landschappen naast elkaar liggen, maar juist bovenop een eerdere landschapslaag, is hier een afzonderlijke waardering van toepassing. In sommige gevallen zijn voor de waardering nog wel de deelgebieden te gebruiken, in andere gevallen ontstaan er nieuwe deelgebieden. Het naoorlogse erfgoed is om de laatste reden dan ook afzonderlijk en los van de andere gebieden gewaardeerd.

In de driehoek ‘Emmen-Klazienaveen-Nieuw-Amsterdam’ zijn door de verstedelijking geen nieuwe naoorlogse historisch-geografische deelgebieden terug te vinden. Dat geldt wel voor de ruilverkavelde beekdalen en randveenontginningen. En ondanks dat de ruilverkavelingen en de landinrichting op een regionaal niveau werden uitgevoerd, zijn de kleinere deelgebieden uit hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) nog goed terug te vinden in het landschap. De waardering voor de ruilverkaveling en de landinrichting geschiedt dan ook via de reeds bestaande deelgebieden. Een aantal van die deelgebieden zijn in de ruilverkaveling en landinrichting niet noemenswaardig veranderd. Het is zelfs de vraag of er daadwerkelijk grote, landschappelijke ingrepen hebben plaatsgevonden. Die worden bij de waardering dan ook niet meegenomen en houden hun gewaardeerde waarde uit hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) en 4 (veenkoloniën). Negen deelgebieden zijn historisch- geografisch gezien juist wel behoorlijk op de schop gegaan en hebben daardoor een hoge kenmerkendheid voor een ruilverkaveld landschap.93 En doordat de ingrepen niet lang geleden hebben plaatsgevonden een zeer hoge ensemblewaarde en gaafheid. Zeldzaam zijn ze daarentegen niet.

Marke Landschap Deelgebied Ens. Kenm. Gaaf. Zeld. Tot. N.v.t. ruilverkavelingslandschap Emmer Hooilanden 3 3 3 1 10 N.v.t. ruilverkavelingslandschap Zwartenbergerveen 3 3 3 1 10 N.v.t. ruilverkavelingslandschap Noordbroekmaden 3 3 3 1 10 N.v.t. ruilverkavelingslandschap Roswinkel 3 3 3 1 10 N.v.t. ruilverkavelingslandschap Roswinkelsche Marke 3 3 3 1 10 Schoonebeker N.v.t. ruilverkavelingslandschap 2 3 3 1 9 Stukken en Boeën N.v.t. ruilverkavelingslandschap Oude Aschbroeken 3 3 3 1 10 Oude Weerdinger N.v.t. ruilverkavelingslandschap 3 3 3 1 10 Koelanden N.v.t. ruilverkavelingslandschap Weerdinger Marke 3 3 3 1 10

Nieuwe deelgebieden ontstonden gedeeltelijk door landinrichting vanuit de overheid en op particulier initiatief. Het hoogst scoorden daarbij het natuurontwikkelingslandschap Bargerveen en het oude Dierenpark Emmen. Recent geleden, waardoor een hoge tot zeer hoge gaafheid en tevens allebei ook een zeer hoge zeldzaamheidsgraad.

Marke Landschap Deelgebied Ens. Kenm. Gaaf. Zeld. Tot. Berkenrode N.v.t. Overig 1 2 3 2 8 (Nationaal Veenpark) N.v.t. Landinrichtingslandschap Scholtenszathe 2 2 3 2 9 N.v.t. Landinrichtingslandschap Oosterbos 2 2 2 2 8 N.v.t. Natuurontwikkelingslandschap Bargerveen 2 3 3 3 11 N.v.t. Overig Dierenpark Emmen 3 3 2 3 11

93 Uitzondering daarop zijn de Schoonebeker Stukken en Boeeën. Ook die lijken overigens een zeer hoge ensemblewaarde te kunnen hebben, maar doordat de achterliggende gedachte van de landschappelijke verandering voor deze inventarisatie niet achterhaald kon worden is deze (voorlopig) niet toegekend.

62

Hoofdstuk 5: Waardering van het naoorlogse landschap Weerdinger Marke Historisch-geografische gebieden Roswinkelsche Marke Laag tot gemiddeld Hoog Roswinkel Oude Weerdinger Koelanden Zeer hoog Roswinkel

Oude Aschbroeken

Emmer- Compascuum Zwartenbergerveen

Emmer Hooilanden

Dierenpark Emmen Emmen

Oosterbos Scholtenszathe Berkenrode (Veenpark)

Noordbroekmaden

Oosterbos

Klazienaveen

Nieuw- Amsterdam

Bargerveen

Schoonebeek

Schoonebeker Stukken en Boeën 6.4 Gecombineerde waardering tussen historisch-geografische landschappen en historische stedenbouw In de meest waardevolle historisch-geografische landschappen is het mogelijk om een gecombineerde waardering met historische stedenbouw uit te voeren. Met andere woorden: welke gebieden in de gemeente Emmen zijn zowel landschappelijk als stedenbouwkundig van hoge waarde? Resultaten komen met name uit hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) en 4 (veenkoloniën), omdat ruilverkavelde beekdalen, randveenontginning en heringerichte veenkoloniale landschappen (hoofdstuk 5) geen één op één relatie hebben met stedenbouw uit de wederopbouw. Beide landschappelijke ingrepen werden, in tegenstelling tot de vooroorlogse landschapsinrichting, gescheiden.

Voor hoofdstuk 3 (esdorpenlandschap) betekent dat de volgende deelgebieden een ‘zeer hoge’ gecombineerde historisch-geografische en historisch stedenbouwkundige waarde hebben:

Esdorpen . Historisch-geografisch deelgebied Weerdinge met de historische stedenbouw van het dorp Weerdinge. . (Een gedeelte van) het historisch-geografische deelgebied Emmen en Westenesch en het beschermd dorpsgezicht van Westenesch.

Randveenontginningen . Historisch-geografisch deelgebied Schoonebeekerveld met het beschermd dorpsgezicht van Westersebos / Oostersebos en het bebouwingslint van Schoonebeek, en Oud-Schoonebeek.

Voor hoofdstuk 4 (veenkoloniën) betekent dat de volgende deelgebieden een ‘zeer hoge’ gecombineerde historisch-geografische en historisch stedenbouwkundige waarde hebben:

Veenkoloniën . Historisch-geografisch deelgebied Weerdingerveen met het bebouwingslint van Nieuw-Weerdinge. . Historisch-geografisch deelgebied Emmer-Erfscheidenveen (nieuw) met het bebouwingslint van Emmer-Compascuum. . Historisch-geografisch deelgebied Emmer-Compascuum met het bebouwingslint van Emmer-Compascuum. . Historisch-geografisch deelgebieden Barger-Compascuum en Zwartenberger- Compascuum met het bebouwingslint van Barger-Compascuum.

64

Hoofdstuk 6: Gecombineerde waardering van het esdorpenlandschap (H3), de veenkoloniën (H4) en de historische stedenbouw Weerdinger Marke Roswinkelsche Marke

Historisch-geografische gebieden Nieuw-Weerdinge

Laag tot gemiddeld Oude Weerdinger Koelanden Hoog Weerdingerveen Roswinkel Roswinkel Zeer hoog

Oude Aschbroeken Roswinkelerveen Stedenbouw

Beschermd dorpsgezicht Weerdinge Weerdinger-Erfscheidenveen (nieuw) Lintbebouwing WeerdingeWeerdinger-Erfscheidenveen (oud) Runde

Emmer-Compascuum Zwartenbergerveen Emmer-Erfscheidenveen (oud)Emmer-Erfscheidenveen (nieuw) Emmer-Compascuum Emmen en Westenesch Emmer Hooilanden

Barger-Oosterveld Emmen

Klazienaveen

Noord- en Zuidbarge Oosterveld

Barger-Compascuum Noordbroekmaden Barger-Compascuum Nieuw-Dordrecht Zwartenberger-Compascuum Zuidbarge Nieuw-Dordrecht Oosterveen

Veenstukken

Barger-Erfscheidenveen

Klazienaveen Zwartemeer

Barger-Westerveen ErmerveenNieuw-Amsterdam Erica Barger-Oosterveen

Amsterdamscheveld Westeindsche Veen

Bargerbeek

Schoonebeekerveld Schoonebeek

Nieuw-Schoonebeek Schoonebeker Stukken en Boeën

Gemeente Emmen Historische stedenbouw en bouwkunde

Mascha van Damme en Maartje van Hellemondt, Het Oversticht.

66

Inhoudsopgave

Deel A: Beschrijving en inventarisatie

2. Vroegste bebouwingsgeschiedenis (<1000-1850) ______69 2.1 Hunebedden (<1000) ______69 2.2 Bischoppen en kloosters (1024 -1522) ______69 2.3 Vroege boerenerven ______69 2.4 Ontstaan van de Esdorpen ______70 2.5 Randveenontginningen______71 2.6 De oostelijke veenlinie (17e eeuw) ______73 2.7 Boerenlandschap ______73 2.8 Vroege ontginningsdorpen (1800-1850) ______74 2.9 Ontstaan van de wegdorpen ______74

3. De Veenkolonien (1851-1940) ______76 3.1 Vervening ______76 3.2 Turfindustrie ______76 3.3 Veendorpen en linten ______77 3.4 Streekdorpen ______79 3.5 Wijken rond het spoor (1905-1920) ______79 3.6 Villa-architectuur en recreatie in het Interbellum (1920-1935) ______79 3.7 Tuinbouw (1924-1967) ______80 3.8 Crisis in de jaren dertig ______80

4. Naoorlogse woning- en stedenbouw (1940-2016) ______81 4.1 De wederopbouw (1951-1965) ______81 4.2 Van dorp naar stad (1950-1970) ______81 4.3 Oliewinning in Schoonebeek (1943-1960) ______83 4.4 Wonen volgens de wijkgedachte – de Open Groen Stad (1958-1970) ______83 4.5 Moderne stedenbouw (1965-1980) ______85 4.6 Herstructurering van de woningvoorraad (1997-2011) ______87 4.7 Hedendaagse ontwikkelingen (2000-2016) ______88

Deel B: toelichting

5. Toelichting bij de bronnenkaart historische stedenbouw ______89 5.1 Inventarisatie ______89 5.2 Thema’s ______89 6. Toelichting bij beleidskaart historische stedenbouw ______92 6.1 Toelichting bij waardering ______92 6.2 Toelichting op de in de kaarten gebruikte afkortingen ______93

67

1. Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de stedenbouwkundige geschiedenis van de gemeente Emmen. Onder stedenbouw valt de ruimtelijke en stedenbouwkundige ontwikkeling van stad en dorpen, verdeeld over drie hoofdperiodes: - <1000-1850 - 1851-1940 - 1941-heden

De nadruk ligt bij deze beschrijving op de naoorlogse periode in de stedenbouwkundige ontwikkeling van Emmen omdat over dit tijdperk tot dusver veel minder bekend en geschreven is dan over de vooroorlogse ontwikkeling van Emmen. De beschrijving geeft zo een breder kader voor de ensembles, structuren en plekken die op de cultuurhistorische kaart zijn geplaatst.

De gemeente Emmen, gelegen op de grens van zand- en veengronden, heeft haar wortels op de Hondsrug en is verder ontwikkeld in het veenkoloniale gebied. Emmen bezit een groot buitengebied waarin zowel zand- als veendorpen liggen, elk met een eigen dorpsgezicht. Bij de Staatsregeling van 1798 met de indeling van gemeenten naar Frans model kreeg Emmen het oostelijk gelegen, uitgestrekte en onbewoonde moerassige hoogveengebied toegekend. Tot 1850 was deze grensstreek onherbergzaam en vrijwel ontoegankelijk. Pas vanaf het midden van de 19e eeuw werd dit gebied ten behoeve van de veenontginning ontsloten.

68

2. Vroegste bebouwingsgeschiedenis (<1000-1850)

2.1 Hunebedden (<1000) Uit de periode tussen 3450-3200 v. Chr. zijn nog 11 hunebedden binnen de grenzen van de huidige gemeente Emmen bekend.94 Het zijn de oudste, door mensenhanden gebouwde grafmonumenten in ons land. Ze zijn vervaardigd van zwerfkeien die te vinden zijn op de Hondsrug. De bewoners van het toenmalige ‘Emmen’ waren boeren die allerlei gewassen verbouwden, zoals gerst, spelt, tarwe en granen. Ze waren meer aan huis gebonden dan hun nomadische voorouders. Het langgraf op de Schimmeres is uniek in Nederland omdat het bestaat uit twee hunebedden binnen een krans van stenen. Op oude kaarten heeft dit hunebed de naam ‘Bruyn Stien’.

2.2 Bisschoppen en kloosters (1024-1522) Vanaf 1024 tot 1522 maakten de bisschoppen van Utrecht, zowel kerkelijk als wereldlijk, de dienst uit in het gebied van het huidige Drenthe en dus ook in de tegenwoordige gemeente Emmen. Uit deze tijd stammen de oudste vermeldingen van het kerkdorp Emmen en de zanddorpen in de omgeving. Hoewel uit bodemvondsten blijkt dat het dorp Emmen al vele eeuwen eerder werd bewoond, wordt het jaartal 1139 aangehouden als het begin van de geschiedenis van Emmen.95 Roswinkel, Noord- en Zuidbarge, Westenesch en Weerdinge werden voor het eerst vermeld tussen 1327 en 1362.

In 1044 werd de bisschop van Utrecht graaf van Drenthe. Hij stichtte even ten westen van de kerk een grafelijk herenhof of Saalhof. In deze ‘curte nostra Emne’ kon de bisschop met zijn gevolg overnachten en hier moesten de onderdanen een tiende van hun opbrengst in natura naar toe brengen. Deze ‘tienden’ werden opgeslagen in een lemen graanpakhuis, ook wel ‘spieker’ geheten, dat was omgeven door een gracht en een wal. De exacte locatie van de Herenhof is niet met zekerheid vastgesteld. Tot 1331 waren de onderdanen horigen van de bisschop. Daarna werden zij zelfstandig pachter. In 1522 kwam Karel van Egmond, hertog van Gelre, aan de macht. Hij werd de nieuwe landsheer van Drenthe en luidde daarmee het einde in van het tijdperk van de bisschoppen.

2.3 Vroege boerenerven De groei van de dorpen leidde vanaf de 9e eeuw tot een vorm van bestuur. Er ontstonden bepalingen ten aanzien van het grondgebruik en de essen werden omheind om het vee van de landbouwgronden te houden. De drie buurschappen Emmen, Barge en Weerdinge hadden elk een evenredig deel in de ongecultiveerde gronden. Ook kregen zij stemrecht in de buurschapsvergadering. In de loop der tijd ontstonden er nieuwe filiaaldorpen, zoals Zuidbarge (een afsplitsing van Barge), Roswinkel (een afsplitsing van Weerdinge) en Westenesch (een afsplitsing van Emmen). Deze filiaaldorpen waren geen zelfstandige buurschappen met eigen rechten, maar de inwoners bleven lid van het moederdorp. Pas in de 15e eeuw konden de dorpen zelfstandig optreden.96

Behalve uit de herenhof van de bisschop, het graanpakhuis en de kerk bestond Emmen in de Late Middeleeuwen waarschijnlijk uit 24 boerderijen, wat akkerland en wat hooiland.

94 Canon van Emmen. 95 Canon van Emmen. 96 Architectuurgids Emmen, 98-99.

69

Zeven van deze boerderijen waren eigendom van de bisschop zelf. Na 1489 kocht hij er drie boerderijen in Weerdinge bij, evenals enkele weilanden in Angelslo. Twee kloosters in de omgeving bezaten ook een aantal boerenerven. Het klooster in Ter Apel bezat acht erven in Emmen en Zuidbarge. De abdij Maria in Campus in het voormalige dorpje Essen (bij Haren/Groningen) was eigenaar van zes erven. Deze veertien erven werden de kloostererven genoemd Enkele van deze oude erven zijn nog wel herkenbaar, maar boerderijen die voor 1700 zijn gebouwd in de gemeente Emmen zijn er nauwelijks meer.

2.4 Ontstaan van de Esdorpen De dorpen Westenesch, Noordbarge, Zuidbarge en Weerdinge zijn cultuurhistorisch waardevolle esdorpen in het esdorpenlandschap van Emmen. De karakteristiek van de dorpen wordt bepaald door de typerende hoofdstructuur met een open brink in het hart van het dorp en de losse boerderijen in wisselende richting hieromheen gegroepeerd. Essentieel zijn de doorzichten en rietgedekte boerderijen waarvan er slechts enkele voorzien zijn van een decoratieve toevoeging.97 Barge wordt voor het eerst in historische documenten genoemd in 1381 (“Berghe”). Het is echter niet bekend of daarmee Noord- dan wel Zuidbarge wordt bedoeld. Het dorp Barghe heeft zich vanaf ongeveer 800 na Chr. al gesplitst in een noordelijk en een zuidelijk deel.98 Weerdinge is ontstaan in de 10e eeuw als dochternederzetting van Emmen. Het wordt voor het eerst genoemd in 1327, maar ook hier gaat de historie waarschijnlijk veel verder terug.99 De langgerekte vorm van dit dorp zonder brink en kerk wordt bepaald door de weg van Emmen naar Exloo.100 Emmen Van de esdorpen Emmen, Weerdinge, Westenesch, Noordbarge en Zuidbarge was Emmen het belangrijkst. Emmen was het centrum met de kerk en de school. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de Pancratiuskerk aan de Brink verschillende (houten) voorgangers heeft gehad, die gebouwd werden tussen de 9e en de 13e eeuw. Emmen was tevens het bestuurscentrum, waar de notabelen woonden, zoals de burgemeester, de dominee en de notaris. Dat Emmen van oorsprong een typisch esdorp is met een brink, is goed te zien aan de oorspronkelijke structuur van het dorp op oudere kaarten. Deze laten een opbouw zien van uitvalswegen vanuit de brinken met afgeronde rooilijnen en kleinere verbindingswegen daartussen. De rechthoekige of vierkante tussenliggende percelen omvatten oorspronkelijk vaak maar één boerenerf. De brink ligt buiten de oude kern.101 In 1795 telde Emmen niet meer dan 300 inwoners. Er zullen ongeveer 50 huizen gestaan hebben. Het dorp was geheel agrarisch georiënteerd. In het dorp Emmen was voor 1850 nauwelijks een ‘burgerwoning’ te vinden. Van het oorspronkelijke boerendorp rest alleen nog de Nabershof aan het Noordeind, gebouwd in 1681, nabij het Langgraf. De oorspronkelijke dorpsstructuur is op onderdelen nog herkenbaar.

Weerdinge Esdorp, ontstaan in de 10e eeuw als dochternederzetting van Emmen. De langgerekte vorm van dit dorp zonder brink en kerk wordt bepaald door de weg van Emmen naar Exloo. In 1774 werd het Weerdinger-Erfscheidenveen verdeeld. De scheiding van de rest van de Veenmarke vond plaats in 1864. Tussen 1905 en 1910 werd de spoorlijn Emmen-Weerdinge- Ter Apel aangelegd; de spoordienst werd in 1947 opgeheven. Het dorp kreeg in 1952 een

97 Welstandsnota. 98 Basisrapport archeologische beleidsadvieskaart Emmen, 11. 99 Basisrapport archeologische beleidsadvieskaart Emmen, 11. 100 Monumenten in Nederland, Drenthe, 202. 101 Modo udum modo sudum, 23.

70 nieuwe brede klinkerweg. Het dorp is nauwelijks uitgebreid en verkeert nog in vrij authentieke staat. Er zijn diverse boerderijen en een molen.

Westenesch Dit esdorp ten westen van Emmen is ontstaan in de Vroege Middeleeuwen als dochternederzetting van Emmen. Vooral in de 19e eeuw is het uitgegroeid tot een lineaire esrandnederzetting met twee brinken. Westenesch is een beschermd dorpsgezicht met enkele interessante boerderijen. De meest ingrijpende veranderingen waren de aanleg van het Oranjekanaal in het midden van de 19e eeuw en de autoweg Emmen-Beilen in de 20e eeuw. Zuidbarge Dit esdorp met twee brinken ten zuiden van Emmen is ontstaan in de Late Middeleeuwen als dochternederzetting van Emmen. Zuidbarge word voor het eerst genoemd in een oorkonde uit 1362. In 1445 kende Zuidbarge 11 erven en het dorp is sindsdien uitgegroeid tot een zelfstandige nederzetting. De hoofdstructuur van het oudste deel van de nederzetting wordt voor een groot deel bepaald door losse bebouwing, met wisselende richting, rondom de grote open brinkruimten in het hart van het oorspronkelijke dorp. Bijna alle boerderijen waren aan deze ruimten gekoppeld met als voordeel dat ze ook in visueel opzicht met elkaar verbonden waren. Na het graven van het Oranjekanaal ontstond er woonbebouwing bij het kanaal ten zuiden van het dorp. Hier werd ook de molen gebouwd. Het gebied rond Zuidbarge is op vele manieren gewijzigd: industriegebouwen op het Bargermeerterrein, de woonwijk Bargeres ten noorden van het dorp en de rondweg als scheiding daartussen. 102 Noordbarge In het dorp Noordbarge met enkele brinken, gelegen ten westen van Emmen, bleef de bewoning lage tijd beperkt tot enkele boerderijen Door de relatief grote groei van de bevolking van Emmen ontstond er vanaf de 17e eeuw een toenemende vraag naar voedsel in de regio.

2.5 Randveenontginningen De randveenontginningen zijn ontstaan in de Middeleeuwen. Vanaf de 12e eeuw vestigden kolonisten zich in de lage woldstreken en langs de veenmoerassen aan de randen van het Drents Plateau. De smalle dekzandruggen boden een droge bouwplaats voor boerderijen. Vanaf de bewoningsas op de zandruggen werd het hoogveen ontwaterd en omgezet in akkerbouwland. Gelijktijdig werden de gronden in het beekdal gerooid en ontgonnen tot hooi- en weilanden. Bedrijfseconomisch bestond er een duidelijke samenhang tussen beide delen. De weilanden bepaalden met hun capaciteit de hooiopbrengst en de omvang van de veestapel, die op zijn beurt door middel van mestproductie de oppervlakte bouwland bepaalde. Zonder een zware bemesting was permanente akkerbouw op het hoogveen niet mogelijk. Naast de natuurlijke factoren was ook het individuele karakter van de ontginningswijze van invloed op de ruimtelijke structuur van de randveenontginningen. De afzonderlijke boerderijen werden naast elkaar op een zandrug gebouwd. De breedte van het erf vormde het uitgangspunt voor verdere ontginning. De kavelgrenzen en zwetsloten (ontwateringsloten) werden loodrecht op de bewoningsas getrokken. Een belangrijk principe bij deze ontginningswijze was het ‘recht van opstrek’. Dit hield in dat iedere eigenaar het hoogveen binnen zijn opstrek mocht ontwateren en omzetten in akkerbouwland. Volgens het toen geldende erfrecht werden de kavels steeds smaller.

102 Landschapsonderzoek Emmen, gemeente Emmen 1979.

71

Langs het Boertangerveen, op de overgang van hoog naar laag en waar het hoogveen grensde aan een beekdal, ontstonden Schoonebeek en Roswinkel en iets later ook het buiten de gemeente gelegen Dalerveen. Door de gevolgde ontginningswijze onderscheidden deze nieuwe nederzettingen zich duidelijk van het ‘ongeregelde karakter’ van de oudere esdorpen.103 De ruimtelijke structuur werd voor een belangrijk deel beïnvloed door de natuurlijke gesteldheid van het gebied. De wegenstructuur wordt gekenmerkt door een slingerende hoofdweg, het lint, waarop landbouw- en erfontsluitingswegen aansluiten. De hoofdweg wordt geflankeerd door hoog opgaande beplanting. De bebouwing langs het lint bestaat uit een op onregelmatige afstand van elkaar gesitueerde boerderijen en vrijstaande woningen met erfbeplanting ertussen aan beide zijden van de weg, in een langgerekte smalle slingerende strook. De bebouwing is hier en daar wat meer geclusterd. Roswinkel Het ontginningsdorp Roswinkel is in de 13e eeuw op de uitlopers van het hoogveen ontstaan als nieuwe vestiging vanuit Weerdinge. Als ontstaansjaar van het dorp is gekozen voor het jaar 1227, maar elf jaar daarvoor was er al sprake van ‘Rosenwinckel’. Op het eerste gezicht ligt het dorp in het grootschalige veengebied, maar het is oorspronkelijk ontstaan als randveenontginning waar op een zandrug in twee fasen een dubbellint van bebouwing ontwikkeld is. Het noordoostelijke lint is het oudste lint. De latere grootschalige vervening van het aangrenzende gebied is door middel van een tweede lint, parallel aan het oude ontstaan. Doordat de boerderijen hun recht van opstrek behielden konden aan het nieuwe lint alleen boerderijen gebouwd worden op plaatsen waar aan het oude lint geen boerderijen staan.104

De eerste bewoners werden omringd door het Bourtangerveen en waren daardoor vrijwel afgesloten van de buitenwereld. Contacten met de rest van Drenthe moesten via de zogenaamde veendijken worden onderhouden. Het stichten van een eigen kerk was daarom noodzaak. De dorpskerk is in 1759 ‘Ter eere van God, tot stigtinge ende Cieraad van de gemeente’ gebouwd op de fundamenten van een veel oudere kerk die uit in de 14e eeuw dateerde. Deze kerk was sinds de Reformatie (1598) in het bezit van de Nederlands- hervormde Kerk. Ondanks de geïsoleerde ligging telde Roswinkel tot in de vroege 19de eeuw meer inwoners dan Emmen. Schoonebeek Schoonebeek is een laatmiddeleeuwse ontginning. Het bestond oorspronkelijk uit vier afzonderlijke buurtschappen op vier hoger gelegen zandruggen: Westeinde (nu Westerse Bos), Kerkeinde (nu Schoonebeek), Middendorp en Oosteinde (nu Oosterse Bos). In deze oude, agrarische buurtschappen zijn tal van monumentale boerderijen bewaard gebleven, die in oorsprong veelal dateren uit de 18e eeuw. Ze vormden nog steeds linten van boerderijen aan de noordkant van het dorp. De nederzetting Schoonebeek wordt in 1341 voor het eerst vermeld, de St.-Nicolaaskerk in 1419 (gesloopt in 1951). Het gebied, waar het Schoonebeekerdiep doorheen stroomde, was toen nog begroeid met een moerasbos, waardoor de mogelijkheden tot bewoning zeer beperkt waren. De noordzijde van het Schoonebeekerdiep was het meest geschikt hiervoor. Een weg verbond de verschillende zandruggen die later de hoofdas werd van Oud- naar Nieuw-Schoonebeek. Vanuit dit dorp is begin 19e eeuw het gebied naar het oosten verder ontgonnen. In 1884 werd Schoonebeek een zelfstandige gemeente. In 1998 werd deze gemeente bij Emmen gevoegd.

103 Gerdring Gescheidenis van Emmen en Zuidoost-Drenthe, 53-55. 104 Welstandsnota Gemeente Emmen, 11.

72

Westerse Bos De buurschap Westerse Bos (voorheen Westeinde) bestaat uit een aantal boerderijen aan de gelijknamige weg, waarvan een deel cultuurhistorisch zeer waardevol. Veel opstallen zijn nog voorzien van met riet beklede topgevels en bestaan ten dele nog uit vakwerkbouw. De wijze waarop de hoeven aan beide zijden van de weg gesitueerd zijn, op zich ver landinwaarts uitstrekkende parallelle kavels, verleent aan de buurschap een voor het Drentse streekdorp typerend karakter.105 Het buurschap is aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Oosterse Bos De buurschap Oosterse Bos (voorheen Oosteinde), noordelijk van de Europaweg gelegen, komt in kwaliteit overeen met Westerse Bos. Een vijftal hoeven aan de Oosterse Bos, vormen hier als groepering een prachtig dorpsbeeld. De akkers ter weerszijden, die enerzijds reiken tot aan de hoofdstraat en anderzijds zich een eind landinwaarts uitstrekken, omvatten de in een krans van beplanting gelegen opstallen.106 Het buurschap is aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Middendorp De buurschap Middendorp ligt direct ten noordoosten van Schoonebeek, rond de weg Middendorp, en bestaat uit een aantal boerderijen. Middendorp was als onderdeel van Schoonebeek één van de vier linten die op de lage smalle zandruggen tussen het beekdal en het hoogveen lag. Hier gold een recht van opstrek dat nog steeds is terug te zien in het landschap. Het aantal landschappelijke zichtlijnen in Middendorp naar de Europaweg (zuidwaarts) en noordwaarts is in vergelijking met de twee andere buurschappen vrij groot

2.6 De oostelijke veenlinie (17e eeuw) De aanwezigheid van het uitgestrekte veencomplex was ook van defensieve betekenis. Het veen vormde lange tijd een vrijwel niet te nemen barrière. Met de verdediging van het beperkte aantal doorgangen door het veen, kon een groot gebied effectief worden beschermd tegen aanvallen van buitenaf. In de 17e eeuw werden de doorgangen door het veen verdedigd door toentertijd indrukwekkende vestingen als Bourtange en Coevorden en door een grote hoeveelheid schansen langs de wegen. In de gemeente Emmen werden drie schansen aangelegd: de Bargerschans tussen Schoonebeek en Zuidbarge, de Emmerschans tussen Emmen en Ter Apel en de Roswinkelerschans, bedoeld om een overgang over de Ruiten Aa te bewaken.107

Waarschijnlijk brokkelde de verdedigende betekenis van het veen in de 17e eeuw al af. Als gevolg van de verbeterde ontwatering en de eerste ontginningen geraakte het veenmoeras in verval, waarmee de defensieve betekenis van het Bourtangerveen aan betekenis inboette.108

2.7 Boerenlandschap (1522-1800) Vanaf de Middeleeuwen was de teelt van boekweit voor de Drentse boeren van groot belang. Op de akkers rond de zanddorpen werd zandboekweit verbouwd en op het nabije hoogveen veenboekweit.

105 Welstandsnota, Gemeente Emmen, 55. 106 Welstandsnota, Gemeente Emmen, 55. 107 Mono 33. 108 Mono 33.

73

Booën Omstreeks 1600 werd het uitgestrekte weidegebied aan beide kanten van het Schoonebeekerdiep bevolkt door boeren. De landerijen van de verschillende boerenhoeven strekten zich vroeger uit tot aan het Schoonebeekerdiep, waarlangs de bekende booën hun plekje hadden. Dit waren eenvoudige veeschuren, soms in gemeenschappelijk bezit. Ze bestonden uit een hoofdgebouw en een bijbehorende hooischuur. De eigenlijke boo was een grote stal met wanden van gevlochten stro en houtwerk en een klein woongedeelte, soms met lemen of stenen muren. Het stalgedeelte bood plaats aan zo’n 20 dieren. Bij de boo bevond zich vaak een door bomen omgeven weideperceel. De booën lagen allemaal in een lange rij evenwijdig aan het Schoonebeekerdiep, ten zuiden van de tegenwoordige Europaweg tot aan de Duitse grens. In 1645 waren er 32 booën, in 1654 27 verdeeld over 34 eigenaren. Tegenwoordig is er geen enkele boo meer over die authentiek is en op de oorspronkelijke plek staat.

2.8 Vroege ontginningsdorpen (1800-1850) Bij de Staatregeling van 1798, waarin ons land naar Frans voorbeeld in gemeenten werd ingedeeld, kreeg het kerkdorp Emmen het uitgestrekte, onbewoonde, moerassige hoogveengebied in het oosten onder haar hoede. Het werd daarmee een van de grootste gemeenten van Nederland en de ontginning van moeras kon langzaam aan beginnen. De nieuwe ontginning volgde het oude patroon oostwaarts met smalle langgerekte percelering op de hoofdontginningsas.109

Nieuw-Schoonebeek Het dorp Nieuw-Schoonebeek ontstond vanaf 1815 in het overgangsgebied tussen hoogveen en broekveen. Vanwege stijgende graan- en pachtprijzen waren veel boeren genoodzaakt om verafgelegen landerijen in het oosten van de gemeente te verkopen. Hier werd dankbaar gebruik van gemaakt door kolonisten. Vanaf 1800 trokken er steeds meer Duitse kolonisten naar dit gebied. Langzaam werden steeds meer booën afgebroken en vervangen door een boerderij, vaak aan de noordkant van de huidige Europaweg. Het waren vooral Duitsers uit het aangrenzende Hesepertwist in het katholieke Munsterland die de booën en bijbehorende gronden kochten van de lokale boeren. Hierdoor werd Nieuw-Schoonebeek een katholieke enclave. De eerste gezinnen vestigden zich in 1805-‘06 aan de weg van Schoonebeek naar Meppen in Duitsland. In 1850 was de kolonie uitgegroeid tot een volwaardig dorp. Evenals in Schoonebeek werd ook in Nieuw-Schoonebeek de bebouwing niet in één rooilijn geplaatst en wisselde de afstand tot de weg sterk. De booën die lange tijd het uiterlijk van de streek bepaalden verdwenen met het groeien van de permanente nederzetting geleidelijk aan uit het dorpsbeeld. Ze werden afgebroken of tot boerderij verbouwd. De boerderijen in Nieuw-Schoonebeek vertoonden evenals die in het hoofddorp sterke overeenkomsten met die uit Twente en meer nog de Duitse grensstreek.110

2.9 Ontstaan van de wegdorpen Een veel voorkomende structuur in Zuidoost-Drenthe, naast de esdorpen, zijn wegdorpen. Dit is een kenmerkende bebouwing op plaatsen waar vroeger de randveenontginningen hebben plaatsgevonden. Deze dorpen zijn meestal ontstaan langs wegen en kanalen en kenmerken zich door een langgerekte lintbebouwing. Oudere wegdorpen zijn vaak ontstaan als uitlopers van andere nederzettingen. Latere wegdorpen ontstonden vaak bij ontginningen langs nieuwe afvoerkanalen en –wegen.

109 Basisrapport archeologische beleidsadvieskaart Emmen, 12. 110 Gemeentebeschrijving Schoonebeek, 7.

74

Nieuw-Dordrecht Het ontginningsdorp Nieuw-Dordrecht, ten noordwesten van Klazienaveen, is in 1855 gesticht op een zandopduiking tussen het Oosterveen en het Smeulveen. Het is genoemd naar de in 1853 in Dordrecht opgerichte Drentsche Veen- en Middenkanaal Maatschappij. Deze maatschappij liet het Oranjekanaal graven, dat in 1858 de venen bij Nieuw-Dordrecht bereikte.111 De historische bebouwingstructuur is in vergelijking met veel andere dorpen nog goed herkenbaar. In de eerste jaren ontwikkelde het dorp zich vrij snel. Het bestond uit een lint aan weerszijden van het voorgenomen maar nooit gerealiseerde tracé van het Oranjekanaal (nu Oranjedorpstraat), gesticht als huisvesting voor de veen- en kanaalarbeiders door de kanaalmaatschappij, en een haaks daarop aangelegd lint (Vastenow) door de boeren van Noord- en Zuidbarge. In 1856 had het dorp 150 inwoners. In 1859 was dit aantal meer dan verdubbeld tot 311. Deze ontwikkeling zette echter niet door en de bebouwing bestond lange tijd uit linten langs de huidige Oranjedorpstraat, Herenstreek, Vastenow en in mindere mate de Klazienaveensestraat. Hoewel het landschap rondom Nieuw-Dordrecht in de loop der tijd is veranderd, is de karakteristieke ontginningsvorm en begrenzing behouden.112 Uitbreiding Noordbarge Rond 1900 was het dorp gegroeid tot ca. 250 inwoners. Naast boeren vestigden zich nu ook ambachtslieden in het dorp.113 Rond 1853 is het Oranjekanaal aan de westkant op de overgang van es naar groenlanden aangelegd. Sinds de aanleg nam ook de bebouwing langs het kanaal toe. Na de WOII, maar vooral in de jaren ‘70 van de vorige eeuw traden door stadsuitbreidingen aanzienlijke veranderingen op in de omgeving van Noordbarge. In het dorp verrezen rond 1900 enige fabrieken, zoals de zuivelfabriek Emco (1893), wagenmakerijen en een graansilo. Na WOII is het buurtje Het Hooge Loo aan de oostzijde van Noordbarge gebouwd. Echter door de bouw van de wijk Bargeres en de daarmee gepaard gaande aanleg van de Hondsrugweg en de omlegging van de Ermerweg is Noordbarge in de stedelijke omgeving van Emmen komen te liggen.114

Emmerschans Ten oosten van de Hondsrug strekte zich het grootste Europese veencomplex uit, het zogenaamde Bourtangerveen. De in 1594 opgeworpen en in 1961 gerestaureerde Emmerschans herinnert aan de tijd dat het veen als militaire verdedigingslinie dienst deed (vanaf 17e eeuw tot 1850). Datzelfde geldt voor de Emmerdijk die van de Emmerschans richting de voormalige Heeren- of Leidijk bij Foxel liep. Emmerschans is van relatief recente datum. Het is in 1902 gesticht en in die tijd heette het dorp ‘Klein Rusland’. Rond 1930 was de bebouwing vooral gesitueerd langs de huidige Schansstraat en de Emmerhoutstraat. Hoewel de Boslaan in die tijd al een belangrijke weg richting Emmer- Compascuum was met bomen aan beide zijden van de weg, stond hier weinig bebouwing. Na 1930 concentreerde de bebouwing zich in eerste in instantie langs de Boslaan en later ten noorden en zuiden van de gevormde linten langs deze weg.115

111 Monumenten in Nederland, 140. 112 Rapport landschap buitengebied, 97. 113 FRO rapport Noordbarge, 21. 114 FRO rapport Noordbarge 21. 115 Emmerschans; Het landschap in historisch perspectief

75

3. De veenkoloniën (1851-1940)

3.1 Vervening Vanaf 1850 kwam de ontginning van het veen goed op gang, hoewel in de twee navolgende decennia nog maar weinig mensen in de uitgestrekte veengebieden woonden. Kanalen werden gegraven om het gebied te ontsluiten en het afgestoken veen af te voeren: Oranjekanaal (1853), Verlengde Hoogeveensche Vaart (1860), Zijtak en Bladderwijk (1894). Het landbouwareaal werd enorm uitgebreid. In 1870 werd meer dan 3200 hectare zand- en veengrond met boekweit verbouwd. Na 1900 kwam de vervening pas goed op gang. De huidige ruimtelijke structuur van de gemeente Emmen met een kern en dorpen is grotendeels het gevolg van deze vervening. Langs de kanalen die in de tweede helft van de 19e en de eerste helft 20e eeuw werden gegraven, liep doorgaans een verkeersweg, waaraan veenkolonies ontstonden. De belangrijkste kanalen waren de Verlengde Hoogeveensche Vaart (1853-1860) en het Oranjekanaal.

Het Oranjekanaal werd gegraven tussen 1853 en 1858 vanaf de Drentsche Hoofdvaart tot aan het Van Echtenskanaal. Omdat het hoogteverschil tussen begin- en eindpunt zeven meter bedroeg, moesten vijf sluizen worden gebouwd, waarvan twee in de gemeente Emmen: sluis IV bij Westenesch (al snel weer afgebroken) en de Oranjesluis bij Oranjedorp. Voor de Tweede Wereldoorlog maakte het Oranjekanaal deel uit van een Nederlandse verdedigingslinie. Nog steeds staan enkele kazematten in het land langs de weg naar Noord-Sleen.

Na de Verlengde Hoogeveensche Vaart en het Oranjekanaal kwamen in het eind van de 19e eeuw nog talrijke andere kanalen tot stand, zoals het Stieltjeskanaal tussen Coevorden en Nieuw- Amsterdam (1884) en het Van Echtenskanaal bij Klazienaveen richting Duitse grens (1889-1893).116 In het noordoostelijk deel van de gemeente werd vanaf 1872 tussen Stadskanaal en Weerdinge de Weerdingermond aangelegd. Vanaf 1875 trok men het Stadskanaal door via Ter Apel naar Emmer-Compascuum (1878-1880), het Emmer- Erfscheidenveen en later het Smeulveen. Zo ontstond bij Weerdinge het Hoofdkanaal A, ook wel Weerdingerkanaal genaamd, bij Emmer-Compascuum het Ooster- en Westerdiep en in het Emmer-Erfscheidenveen Hoofdkanaal A en Hoofdkanaal B.

3.2 Turfindustrie In de 19e eeuw deden de groeiende bevolking en de toenemende nijverheid de behoefte aan brandstoffen, met name aan turf, stijgen. Toen in de tweede helft van de 19e eeuw het veen elders opraakte, kwam in Zuidoost-Drenthe een stormachtige ontwikkeling op gang, waarbij in minder dan een eeuw tijd het overgrote deel van het veen werd afgegraven. Grote bolsterturven werden gestoken uit grauwveen, de op een na bovenste laag van het hoogveen. Bolsterturf werd vooral in het zuiden van de gemeente Emmen gevonden, in het Barger-Oosterveen en het Amsterdamscheveld. Deze bolsterturf werd vermalen tot turfstrooisel, dat vooral werd gebruikt in paardenstallen, tuinbouw en - gemengd met melasse - als veevoer. Het vermalen van turf gebeurde in speciale fabrieken, die in verschillende plaatsen verrezen, evenals de bijbehorende directeurswoningen, zoals de NV Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij aan het Amsterdamscheveld (1909), NV Veenderij & Turfstrooiselfabriek Klazienaveen (1889), NV Oud-Schoonebeeker Turfstrooiselfabriek aan Kanaal A in Schoonebeek (1926, later de NV Turfstrooiselfabriek en Veenderij A. Veldkamp) en de Coöperatieve Turfstrooiselfabriek Barger-Oosterveen (1929).117

116 Architectuurgids Emmen, 80. 117 Architectuurgids Emmen, 63.

76

Behalve de bolsterturf onderscheidde men nog drie andere soorten turf. Ten eerste fabrieksturf. Dit grote formaat turf werd gemaakt van de laag onder de bolster. Deze veenlaag werd aangetroffen in vrijwel geheel Zuidoost-Drenthe en het was zodoende een massaproduct uit de streek. Het veen werd gestoken, waarna het turf werd gedroogd op een ‘zetveld’ en vervolgens opgestapeld. De fabrieksturf werd met name als brandstof gebruikt voor fabrieken met stoommachines, waaronder aardappelmeel- en strokartonfabrieken, steenbakkerijen, kalkovens en broodfabrieken. Daarnaast was er huisbrandturf (of baggerturf); compacte turf die in huishoudens werd gebruikt als brandstof om op te koken of om het huis te verwarmen. Deze turf werd gemaakt van laagveen dat onder water was ontstaan. Dit veen werd voornamelijk gevonden in het noordoosten van de gemeente Emmen, in de omgeving van Emmer-Compascuum en Nieuw- Weerdinge. De fabricage van huisbrandturf werd al vroeg gemechaniseerd met behulp van de stoombaggerturfmachine. Tenslotte werd er persturf gefabriceerd. Dit betrof vaak een mengsel van verschillende soorten veen. De productie van persturf was geheel gemechaniseerd, waardoor er op arbeidskosten bespaard kon worden. Het persturf was zowel geschikt voor huiselijk- als industrieel gebruik.118

3.3 Veendorpen en linten Door de ontginningsactiviteiten ontstonden nieuwe dorpen zoals Erica, Nieuw- Amsterdam/Veenoord, Barger- en Emmer-Compascuum, Klazienaveen, Nieuw-Weerdinge en Zwartemeer. Het oude dorp Emmen kreeg een centrumfunctie. In vrijwel alle nieuwe dorpen in het veengebied werden ook molens opgebouwd. Er zijn nu nog zes (koren)molens, waarvan Zeldenrust in Zuidbarge de oudste is. De molen werd in 1857 aan het pas gegraven Oranjekanaal opgebouwd, voor een deel met onderdelen van een oliemolen die in Emmen had gestaan. Vanaf het begin van de vervening bouwde de gemeente Emmen openbare scholen in de nieuwe dorpen in het veengebied. Vrijwel alle lagere scholen die vanaf 1880 tot aan eind jaren ‘30 werden gebouwd leken op elkaar. Direct met de bouw van een nieuwe school werd naast de school een huis voor het hoofd van de school gebouwd.

Nieuw-Amsterdam In 1850 werd in Amsterdam de Drentsche Kanaal Maatschappij (DKM) opgericht met als doel de Hoogeveensche Vaart door tot trekken tot de venen van de Bargermarke. In 1851 bereikte het kanaal dit veengebied. Omstreeks 1852 stichtte de Amsterdamse eigenaren hier Nieuw-Amsterdam. Tussen 1852 en 1863 werd het langgerekte kanaaldorp ingericht met een kaarsrechte verkaveling. Het dorp vormt een geheel met Veenoord. Na enige jaren werd een zuidwaarts gericht kanaal gegraven (Zijtak). De hoofdvaart trok men in 1882 door tot Klazienaveen. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat Nieuw-Amsterdam gesticht zou worden bij de knik in het tussen 1882-1884 aangelegde Stieljeskanaal, waar de aanwezigheid van herenhuizen nog op wijst.

Nieuw-Amsterdam groeide door de turfwinning in het veengebied uit tot één van de belangrijkste turfmarkten in Nederland. Er vestigden zich veel met de veenindustrie verbonden bedrijven, zoals scheepswerven, kalkbranderijen en een aardappelmeelfabriek. Rond 1900 kreeg Nieuw-Amsterdam twee stoomtramverbindingen. Het station van DSM werd geopend in 1899 en dat van de EDS in 1903. Door de aanleg van de spoorlijn Zwolle- Emmen (1905) nam de bedrijvigheid in Nieuw-Amsterdam meer toe. Er kwamen zelfs meerdere hotels in Nieuw-Amsterdam. In 1883 verbleef de schilder Vincent van Gogh geruime tijd in logement Scholte, dat tegenwoordig bekend staat als het Van Gogh Huis.

118 Architectuurgids Emmen, 64.

77

Erica Dit langgerekte kanaaldorp is ontstaan in 1863 als boekweitkolonie op een zandopduiking. Het dorp heette aanvankelijk Nieuw-Slagharen, naar het dorp waar de kanaalgravers die zich hier vestigden vandaan kwamen. Later werd het dorp Erica genoemd; de Latijnse naam van een in de omgeving veel voorkomende heidesoort. Vanaf 1851 liet de Drentsche Kanaal Maatschappij de Verlengde Hoogeveensche Vaart graven, die na 1882 als het Van Echtenskanaal tot Klazienaveen werd doorgetrokken met een brug over de weg van Emmen naar Schoonebeek: de Ericasebrug. Naast de al bestaande bebouwing rondom de katholieke kerk, vormde zich bij deze brug een tweede dorpskern.

Barger-Compascuum Langgerekt kanaaldorp, gesticht in 1866 door katholieke verveners uit Hannover in het ten oosten van de Runde gelegen veengebied van Barger-Compascuum. Na de eerste opzet als boekweitkolonie kwam de systematische ontginning van dit gebied rond 1910 op gang na de doortrekking van het Oosterdiep. De dorpskern verschoof daarbij in oostelijke richting.

Zwartemeer Langgerekt kanaaldorp, ontstaan in 1871 als boekweitkolonie en genoemd naar het veenmeer waaruit de beek de Runde ontsprong. De systematische ontginning van het gebied kwam pas op gang nadat vanaf 1880 de Hoogeveensche Vaart naar het oosten werd verlengd. In 1894 bereikte deze de Duitse grens. Kort voor het verlengen van de Hoogeveensche Vaart groef men ter ontginning van het Zwartemeer in zuidelijke richting de Kamerlingswijk. Halverwege dit kanaal vormde zich een katholieke enclave. Het dorp ontwikkelde zich langs de Hoogeveensche Vaart.

Nieuw-Weerdinge Langgerekt kanaaldorp, gesticht in 1872. De Groningse vervener P. Lindeman begon met de aanleg van de Weerdingermond, die vanuit het Ter Apelerkanaal doorliep tot de Drentse grens en vandaar westwaarts als hoofdkanaal A of Weerdingerkanaal. Het veenkoloniale dorp had oorspronkelijk twee bebouwingskernen en kreeg in 1902 de naam Nieuw- Weerdinge. Het westelijke deel van het hoofdkanaal is in de jaren zestig gedempt, evenals het kanaal de Tramwijk ter hoogte van de westelijk kern.

Emmer-Compascuum Langgerekt kanaaldorp, gesticht in 1879. Kort daarvoor, in 1874, verkochten de markegenoten van Emmen het veengebied van Emmer-Compascuum, ten oosten van de beek de Runde. Voor de afvoer van de turf liet de stad Groningen in 1878-'80 vanaf Ter Apel het Stads-Compascuumkanaal graven. Met een kort oost-west gericht kanaalstuk (de gekanaliseerde beek De Runde) als uitgangspunt, groef men in zuidelijke richting twee parallelle hoofdkanalen (Ooster- en Westerdiep). Bij de samenkomst van De Runde met het Oosterdiep ontstond het nieuwe dorp. Aan de westzijde werd het kanaal De Runde doorgetrokken als Kanaal B in het zogeheten Emmer-Erfscheidenveen. Op korte afstand parallel hieraan groef men het Kanaal A. Op de zogeheten vooraffen binnen dit dubbele kanaalsysteem verrezen verveners- en landarbeiderswoningen en aan de buitenzijde dwarsplaatsen met boerderijen. Deze westelijke bebouwingskern Emmer-Erfscheidenveen, met een verdichting rond de Middenweg, werd in 1938 bij Emmer-Compascuum gevoegd.

Klazienaveen Langgerekt kanaaldorp, gesticht in 1889 toen het Van Echtenskanaal werd gegraven, door een zandopduiking naar het Barger-Oosterveen. Langs het kanaal ontstonden bij de zandopduiking twee dorpen (Dordsche Brug en Kanaallinie) die aanvankelijk samen Nieuw- Echten genoemd werden. De Groningse industrieel W.A. Scholten had in 1874 het Smeulveen gekocht, gelegen ten noorden van het kanaal. Via het hierop aansluitende, en

78 in zijn opdracht gegraven Hoofdwijk A (het latere Scholtenskanaal) kon in 1890 het eerste veen worden vervoerd. Op de hoek van beide kanalen liet W.A. Scholten een turfstrooiselfabriek bouwen. Zijn zoon, J.E. Scholten, richtte de Maatschappij Klazienaveen op. In 1903 kreeg het dorp de naam Klazienaveen, genoemd naar Klaziena Sluis, de vrouw van W.A. Scholten. Ook de Purit-fabriek is gesticht door de Maatschappij Klazienaveen (1921).

3.4 Streekdorpen De streekdorpen Barger-Oosterveld, Nieuw-Dordrecht en deels ook Erica zijn ontstaan op plaatsen waar boeren zich voor de grootschalige verveningen bezighield met het verbouwen van boekweit of andere vormen van landbouw. De lintbebouwing ontstond aan beide zijde langs de hoofdweg, die de verbinding vormden tussen de dichter bebouwde dorpskern en de akkerbouwgronden. Dit type lint kent in verhouding tot de Veenkoloniale lintbebouwing een afwisseling open, agrarische gronden met grote (voormalige) boerderijen en woningen op geruime afstand van elkaar. De kavels staan in de meeste gevallen recht op de ontginningsas. De afmetingen van de kavels variëren sterk.

Barger-Oosterveld Het wegdorp Barger- Oosterveld ten oosten van Emmen is eind 19de eeuw ontstaan aan de oostrand van het Smeulveen.119 Een groot deel van de bevolking bestond uit geëmigreerde Duitsers. Hierdoor vormde Barger-Oosterveld een van de katholieke enclaves in de overwegend protestantse gemeente Emmen.120

3.5 Wijken rond het spoor (1905-1920) De geïsoleerde ligging van Emmen werd begin 20e eeuw verbeterd door de aanleg van kanalen, spoorlijntjes en een uitgebreid wegenstelsel. De spoorlijn Zwolle-Emmen is in 1905 geopend en destijds aangelegd door de NOLS. Tussen dorp en station ontstond een eerste uitbreidingswijk.

3.6 Villa-architectuur en recreatie in het Interbellum (1920-1935) In de jaren ‘20 volgde bebouwing van de zone tussen het spoor en het bosgebied de Emmerdennen, dat sinds 1918 onder beheer van Staatsbosbeheer valt. Deze wijk Oud Allee kreeg een tuindorpachtige opzet met veel vrijstaande villabebouwing. Emmen werd een aantrekkelijke vestigingsplek voor renteniers, wat ook de opkomst van de recreatie bevorderde. Emmen kreeg een vernieuwde kern en een dierenpark. Dierenpark Emmen werd als Noorder Dierenpark geopend in 1935.121 De dierentuin begon als privéhobby van notariszoon Willem S.J. Oosting, die in de tuin van zijn ouders van jongs af aan dieren hield. Zijn vrouw en tuinarchitect T. Bosma ontwierp het park. Behalve het entreegebouw aan de Hoofdstraat 16 en enkele paviljoens, behoren ook de twee voormalige villa’s aan de Hoogstraat 24 en 26 tot het dierenpark. Naast de villa van de directeur van de dierentuin werden tijdens het Interbellum verschillende andere villa’s gebouwd rond de Hoofdstraat, bijvoorbeeld ook een dokterswoning. Begin jaren ‘30 wilden de notabelen van het dorp Emmen ook wel kennismaken met ’het grote toneel’, de gezelschappen uit het westen.122 Deze stonden niet echt te springen om te komen spelen in deze verre uithoek in cafézalen zonder voorzieningen. Hoteleigenaar Groothuis bouwde in 1932 een echte concertzaal, met alle voorzieningen voor ontvangst van grote toneelgezelschappen uit het westen en lokale culturele organisaties.

119 Monumenten in Nederland, Drenthe, 117. 120 Architectuurgids Emmen, 92. 121 Architectuurgids Emmen, 128. 122 Canon van Emmen, 49.

79

3.7 Tuinbouw (1924-1967) Vanaf 1924 stimuleerde de gemeente de tuinbouw, met name in Nieuw-Amsterdam. De gemeente zag tuinbouw als een welkome aanvulling op de werkgelegenheid. Het ontbrak de voormalige veen- en landarbeiders echter aan kapitaal en vakkennis. Daarnaast beschikte men over te weinig goede grond en glas en waren er afzetproblemen. De tuinbouw in de gemeente Emmen verkeerde dan ook voortdurend in financiële problemen. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de tuinbouw een nieuwe impuls met herontwikkelingen in het Amsterdamscheveld en de opening van tuinbouwcentra in Erica en Klazienaveen.

3.8 Crisis in de jaren ‘30 De economische bloei van de veengebieden kreeg in na de Eerste Wereldoorlog een behoorlijke knauw doordat Nederland massaal overschakelde op het goedkopere steenkool. De veenafgravingen liepen ten einde. In de jaren ‘30 kwam bovenop deze turfcrisis ook nog eens de economische crisis. Om de enorm gestegen werkeloosheid tegen te gaan werden werkverschaffingsprojecten in het leven geroepen, waaronder de aanleg van drie naaldbossen ter grote van bijna 1000 hectare, waaronder de Emmerdennen, en de kanalisatie van het Schoonebeekerdiep. Nieuwe werkgelegenheid zou echter met name geschapen moeten worden door de vestiging van nieuwe industrieën. In het Interbellum vestigde zich een aantal textielbedrijven in de gemeente, zoals de N.V. Textielindustrie Emmen in Klazienaveen (1936) en Bendien’s confectiefabriek (1938) in Emmen, beide filiaalbedrijven van hoofdfabrieken in Twente.123 De ontwikkeling van burger- en arbeiderswoningen langs de verbindingswegen zorgde voor uitgestrekte lintbebouwing tussen de dorpen.

123 Architectuurgids Emmen, 133.

80

4. Naoorlogse woning- en stedenbouw (1940-2016)

4.1 De wederopbouw (1951-1965) Tot de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog had Emmen nog volledig een dorps karakter, met de van oudsher bestaande structuur, bestaande uit een dorpscentrum met lintbebouwingen met in het westen de essen en in het oosten de Emmerdennen. Na de Tweede Wereldoorlog was alles in Nederland gericht op het vergroten van de woningvoorraad. De bouwproductie in het naoorlogse Emmen betrof niet alleen het herstellen van oorlogsschade, maar voornamelijk het verbeteren van de woonomstandigheden. Vanwege de crisis uit de jaren ‘30 en de groeiende werkloosheid woonden er in 1940 nog steeds mensen in keten en plaggenhutten. De hoeveelheid te bouwen woningen, de zogenaamde bouwcontingenten, werd aanvankelijk door het rijk toegewezen. Pas in de loop van de Wederopbouwperiode mochten gemeenten zelf bepalen waar en hoeveel woningen ze bouwden, als er maar een goedgekeurd wederopbouw- of uitbreidingsplan aan ten grondslag lag. Deze uitbreidingsplannen werden in Emmen achtereenvolgens gemaakt door J.W. Verdenius (1941), Z. Naber (1952) en ir. F. Zandvoort (1953-1958) - de laatste twee werden door de gemeenteraad afgewezen - en het plan van ir. N.A. de Boer (1958).

Het Plan van Uitbreiding van Verdenius moest een halt toeroepen aan de ongebreidelde groei van lintbebouwing met burger- en arbeiderswoningen en zette juist in op meer woningen voor renteniers rond de dorpskern van Emmen. Industrie werd gepland rond Nieuw-Amsterdam, Klazienaveen en Zwartemeer, waar de meeste werklozen en goedkope arbeidskrachten aanwezig waren. Het plan voorzag in kleine uitbreidingswijken bij vrijwel alle dorpen. Per jaar werden er tussen de 1200-1600 woningen gebouwd. Hiertoe hoorden ook de zogenaamde Groswoningen van architect Strikwerda, 144 woningen in onder meer Nieuw-Dordrecht, zonder voordeur omdat op het platteland toch iedereen door de achterdeur kwam.124 Net als elders in Nederland wordt de eerste naoorlogse nieuwbouw in Emmen nog gekenmerkt door een traditionele uitstraling, zoals de woningen aan de Boskamp uit 1946. Deze eerste woningen waren weliswaar wit gepleisterd, maar telden in aansluiting bij de dorpse bebouwing in de omgeving slechts een bouwlaag en werden voorzien van rieten dakbedekking. In de keuze voor deze traditionele stijl kwam echter snel verandering.

4.2 Van dorp naar stad (1950-1970) Na de Tweede Wereldoorlog werd de economisch zwakke Drentse zuidoosthoek door het Rijk uitgeroepen tot ontwikkelingsgebied. Gesubsidieerde hervestiging van industrie werd ingezet om de werkloosheid tegen te gaan. De gemeente voerde een uitermate actief wervingsbeleid onder de bezielende leiding van burgemeester Gaarlandt. Emmen onderging een transformatie van een plattelandsgemeente met een hoge werkloosheid en erbarmelijke woonomstandigheden naar een moderne industriekern. Aanvankelijk vestigde zich in Emmen voornamelijk textielindustrie. In 1949 stichtte de AKU aan de zuidzijde van Emmen de Enkalonfabriek voor nylongarens, in 1953 gevolgd door de Deense Danlon- fabriek voor nylonkousen. Door het gevaar van eenzijdigheid werden al snel andere vestigingen aangetrokken, zoals de metaalfabrieken Drentha (1954), Honeywell (1964) en Draka (1970). Een reeks moderne gebouwen op het gebied van cultuur en sport werd opgericht, waaronder een hotel, bioscoop, zwembad en openluchttheater, om de (nieuwe) inwoners aantrekkelijke voorzieningen te kunnen bieden. Het tekende de aanzet van de groei van Emmen van dorp tot stad. Want met de komst van de industrie steeg het aantal inwoners en daarmee de vraag naar woonhuizen.

124 Architectuurgids Emmen, 173 & Forum 1956, 50.

81

Emmermeer (1948-1957) In 1948 vond een omslag plaats van bouwen bij de dorpen naar een concentratie van woningen bij het dorp Emmen. De eerste naoorlogse uitbreidingswijk van Emmen werd op een vrij traditionele manier tegen de noordzijde van het dorp gebouwd. De opzet was echter modern, ruim en groen. De wijk werd in eerste instantie stukje bij beetje, per bouwblok en compartimentsgewijs gebouwd, zonder vooropgezet en planologisch verantwoord plan. Dit had te maken met de grondverwerving door de gemeente. De compartimenten werden gevormd door bestaande wegen en paden in het gebied. Voorzieningen waren verspreid door de wijk gebouwd, pas later volgde een plan voor een wijkcentrum in het hart van Emmermeer. De buurten kennen een open verkaveling in een lage dichtheid met privétuintjes en veel openbaar groen. Emmermeer werd een proeftuin voor verschillende experimenten met systeembouw.

Het belang van standaardisatie van bouwonderdelen werd landelijk zowel door architecten als de overheid breed onder de aandacht gebracht. Geïndustrialiseerde technieken (prefabricage en montagebouw) en noodgedwongen regularisatie moesten zorgen voor de opvoering van de woningproductie. Met informatiefolders zoals ‘Doelmatig gebruik van bouwvolumes’ probeerde het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting het bouwen van rationele woningen te bevorderen en daarmee het bouwtempo te verhogen. De opzet van deze woningen was eenvoudig, met boven elkaar geplaatste ruimten om de constructie goedkoop maar toch degelijk te houden. In deze folders werd nadrukkelijk gesteld dat het niet ging om eenheidswoningen waarbij de architectonische vormgeving in het gedrang zou komen: “Integendeel: de beste architecten worden ingeschakeld”. Veel architecten probeerden een eigen handschrift of opvallende details mee te geven aan het verder praktische, sobere en doelmatige bouwen dat bepaald werd door "de strijd met en om bepaalde materialen, om bouwkosten, volumes en voorschriften".125 Al tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen studiekringen bijeen om zich te buigen over verschillende herhaalbare woningplattegronden. De betrokken architecten, waaronder Rietveld en Van Tijen, legden een bijzonder vernuft aan de dag ten aanzien van de indeling en de constructies.

In 1948 werd in Emmermeer begonnen met de bouw van rijenwoningen volgens het Welschen-systeem, Later volgden Bruynzeelhuisjes, MUWI-woningen, AKU-woningen van Romke de Vries, Airey-woningen van architect Berghoef en rijenwoningen van Van Tijen en Maaskant met een knik in de straten. Het systeem TRABO werd vanwege de royalere opzet geschikt geacht voor bouw in open gebieden. J.J. van der Riet werd gezien als de uitvinder van dit systeem. Van der Riet en Nicolaï ontwikkelden voor een project in de wijk Emmerschans een type duplex- en eengezinswoningen met gebruikmaking van de TRABO-elementen voor de benedenverdieping en elementenbouw voor de eerste verdieping. Het door de Engelsman Airey ontworpen prefab-systeem vormde een goedkope en snelle systeembouwwijze. Het was een methode voor stapelbouw waarbij in de gevel kleine gevelplaten gemonteerd konden worden door twee man, zonder steiger of mechanische hulpmiddelen. Het Engelse systeem werd door de Nederlandsche Maatschappij voor Volkshuisvesting (Nemavo) bewerkt en in ons land toegepast, voornamelijk voor eengezinswoningen, maar ook voor etagewoningen, flatgebouwen en zelfs voor een woontoren. De experimenteerdrift met woningentypen en andere gebouwen met een modernistische architectuur werden breed uitgemeten in een themanummer dat het blad

125 Woningbouw 1948 – 1953 in Bouwkundig Weekblad 1954.

82

Forum in 1956 wijdde aan Emmen.126 Aan het themanummer werkte de Emmense architect A.C. Nicolaï mee. Bij de herstructurering van de wijk Emmermeer is de structuur van de wijk gehandhaafd gebleven en ook versterkt. Ook groenstructuren zijn zorgvuldig geïntegreerd. Veel woningen zijn weliswaar vervangen, maar hebben een tijdloze architectuur gekregen, die past binnen het karakter van de wijk.

4.3 Oliewinning in Schoonebeek (1943-1960) In 1943 begon de Bataafsche Petroleum Maatschappij, een dochteronderneming van Shell, met de winning van aardolie in Schoonebeek. Na de oorlog richtten Shell en Esso de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op om het veld in productie te nemen. Dit leidde tot een bloeiperiode van Schoonebeek. Het dorp werd uitgebreid, met name aan de zuidzijde. Nieuwe wegen werden aangelegd, bestaande wegen werden vernieuwd (zoals de hoofdweg Coevorden-Oud-Schoonebeek-Duitse grens, de Europaweg), er kwamen nieuwe scholen, een winkelcentrum en sportvoorzieningen. Architect Arno C. Nicolaï (1914-2001) trouwde in 1946 met de interieurarchitecte Cora Nicolaï-Chaillet (1919-1975). Zij was de dochter van de directeur van de NAM, Jean Louis Chaillet.127 Gedurende lange tijd had Nicolaï zijn eigen architectenbureau aan de Angelsloërdijk 14 in Emmen. Daarnaast had hij ook nog een gezamenlijk kantoor met de leden van de Architectengroep Emmerhout. In opdracht van de NAM maakte Nicolaï een groot aantal ontwerpen voor de NAM, van een enkele directeursvilla tot ruim 120 arbeiderswoningen. De meeste woningen waren twee-onder-een-kap woningen. Ook ontwierp hij een recreatiegebouw voor het personeel, dat in 1949-1952 werd gebouwd, met een zwembad, sportvelden, squashbanen, terrassen en kegelbanen.

4.4 Wonen volgens de wijkgedachte – de Open Groene Stad (1958-1970) Met de komst van nieuwe industrieën had Emmen niet alleen behoefte aan directeurswoningen en woningwetwoningen voor arbeiders, ook het middenkader dat voornamelijk uit het westen kwam moest gehuisvest worden. Om de explosieve bevolkingsgroei op te vangen werd een uitbreidingsplan voor het dorp Emmen opgesteld door de in 1951 opgerichte stedenbouwkundige dienst onder leiding van Z. Naber en in samenwerking met gemeentearchitect ing. T. Strikwerda en ing. Y. Dijkstra. Het stedenbouwkundige concept bleek om meerdere redenen niet haalbaar, maar was op onderdelen wel bruikbaar. Stedenbouwkundige ir. N.A. de Boer borduurde hierop voort in zijn definitieve plan voor Emmen uit 1958 met het concept Open Groene Stad. De bedoeling was om Emmen te laten uitgroeien tot een stad, die zowel op industrieel, sociaal als cultureel gebied als streekcentrum zou fungeren, met dorpsachtige woonmilieus, aantrekkelijke voorzieningen en veel groen en speelgelegenheid, conform de wijkgedachte die tijdens de wederopbouw opmars maakte. De essentie van de wijkgedachte was dat steden waren opgebouwd uit herkenbare buurten die als een gemeenschap zouden functioneren. De wijk moest als identiteitsdrager fungeren, zodat men zich thuis ging voelen en niet 'ten onder ging' in de grote stad. In een leefbare stad was de geleding cruciaal: van de woning, het woonblok en de buurt naar de wijk, het stadsdeel en ten slotte de stad. Per geleding waren er bijbehorende voorzieningen. Scholen en kerken moesten makkelijk te voet bereikbaar zijn vanuit de woonbuurten. De wijkgedachte omvatte ook het modernistische beginsel van de scheiding van de functies wonen, werken, verkeer en recreëren. Binnen de schakering van woonblokken, de zogeheten stempels, waren verschillende categorieën woningen bedacht, voor kleine en grote gezinnen, bejaarden en

126 Forum, jaargang 11, nr 2/3, 1956. 127 Architectuurgids Emmen, 154.

83 alleenstaanden, met het idee om daarmee de sociale cohesie te bevorderen. Groenvoorzieningen vormden een essentieel onderdeel van de nieuwe wijken. Er werd ingezet op minder particulier groen en meer openbaar groen. Groen liep vaak letterlijk door tot aan de gevels. Wonen en spelen in het groen moesten de sociale contacten stimuleren. Groene zones dienden als scheiding tussen de buurten en wijken en als buffer langs toegangswegen en hoofdstructuren. Wijkvoorzieningen zoals kerken en scholen werden omzoomd door een openbaar toegankelijke groenaanleg.

Om een zelfstandige wijk te vormen mocht ook een winkelcentrum niet ontbreken. Ondernemer Albert Heijn, die regelmatig naar Amerika op werkbezoek ging, nam dat land als voorbeeld en merkte in 1959 op: “Eigenlijk kennen we hier geen winkelbouw. (...) Men richt hier een flatgebouw op, kijkt naar de ruimte er onder en zegt: dit is een winkel”.128 Hij refereerde hiermee aan de zogenaamde winkelhuizen met winkelruimtes in de plint. Winkelcentra vormden na de oorlog een belangrijk onderdeel van de nieuw ontwikkelde wijken. Deze centra waren bedoeld voor de dagelijkse boodschappen, en daarom stevig verankerd in de wijk. Al bij het ontwerpen en vaststellen van de stedenbouwkundige plannen werd veel aandacht besteed aan een goede situering en inpassing van winkelvoorzieningen.

Het Uitbreidingsplan van Naber concentreerde zich aanvankelijk op een uitbreidingswijk: Angelslo. Het plan bood veel ruimte voor arbeiderswoningen volgens de wijkgedachte. Uiteindelijk werd naast Angeslo ook Emmerhout ingericht volgens de wijkgedachte, allebei met een dorps en groen karakter volgens het concept van de Open Groene Stad. Anders dan bij Emmermeer werden de nieuwe woonwijken vrij in het landschap, op geruime afstand van de kern gesitueerd, en werden de natuur en het landschap opgenomen in het ontwerp van de wijken. De traditionele straat werd uitgebannen en wonen aan paden en het woonerf werden geïntroduceerd. Het scheiden van verkeerssoorten en de verkaveling in woonhofjes en woonerven zijn typerend voor deze wijken.129 Het rationele ontwerp, de hiërarchische opbouw van de wijk, de open compositie, de integratie van landschappelijke elementen, het bescheiden experiment, de consistentie en het gematigde modernisme van de heldere architectuur en de stedenbouwkundige opzet oogsten internationale bewondering.

Angelslo (1961-1667) Angelslo kent van oorsprong vijf buurten, drie aan de noordkant en twee aan de zuidkant. Later is aan de oostzijde een zesde wijk toegevoegd. Bijzonder voor Angelslo is dat de bestaande landschappelijke structuur werd vervlochten met de wijkinrichting. Bestaand groen werd zo veel mogelijk gehandhaafd en natuurlijke hoogteverschillen zijn opgevangen door keermuren, trappartijen en verlaagde straten. Angelslo is de eerste woonwijk met beperkte ruimte voor de auto en een uitgekiend net van voet- en fietsverbindingen. Wonen aan een voetpad is kenmerkend voor deze wijk.

De wijk is opgebouwd met een hiërarchisch systeem van wegen en voet- en fietspaden die zijn ingebed in groenstructuren. De centrale, doorlopende wijkweg, de Statenweg, vormde de ‘oprijlaan voor de arbeider’ naar het wijkcentrum met hoogbouw en centrale voorzieningen, die de wijk stedelijke allure moesten geven. De buurten zijn ontsloten door woonstraten en onderling verbonden door fiets- en voetgangerspaden. De noordelijke buurten kennen een kamstructuur van doodlopende woonstraten. De zuidelijke buurten hebben een grilliger patroon van doorlopende woonstraten. Alle doodlopende woonstraten komen uit op groene pleinen met boomgroepen. Tussen de buurten liggen grote, verkeersvrije groenzones met ruimte voor speelvelden, scholen en

128 Galema & Hoogstraten 2005, 25. 129 Emmen revisited, 9.

84 andere voorzieningen. Deze steken als groene vingers in de wijk. Elke buurt is met een doorgaande woonstraat verbonden met de buurt ernaast.

In woonbuurten was laagbouw een vereiste, waar veel sobere, goedkope huurwoningen zijn gebouwd met grote tuinen en veel openbaar groen om de lokale bevolking van het platteland op te vangen. De verkaveling werd door Stedenbouwkundige Dienst van Emmen vastgesteld. De woningen zelf zijn ontworpen door de architecten A.A. Oosterman, T. Strikwerda en J.J. Sterrenberg. De kerken, scholen en hoogbouw zijn door andere architecten vormgegeven. De woningen ten noorden van de woonstraten zijn oost-west georiënteerd en staan aan woonpaden, ten zuiden van de woonstraten staan noord-zuid georiënteerde woningen aan woonstraten. Alle woningen zijn voorzien van platte daken (waarvan een aantal met een opbouw). Op elk schaalniveau is het een samenspel van wegen, bebouwing en groen.

Emmerhout (1966-1974) Emmerhout heeft dezelfde hoofdopzet als Angelslo met een centrale, dubbele hoofdweg, de Houtweg, waaraan het winkelcentrum en andere grootschalige functies zijn gelegen en waarop doodlopende buurtstraten uitkomen. Wel zijn enkele veranderingen ten opzichte van Angelslo toegepast: het wonen aan voetpaden werd verlaten en de brede groenzones tussen buurten ontbreken. De wijk is compacter opgezet om meer bos te sparen. Het wijkcentrum ligt verdiept, zodat de Houtweg de wijk niet in tweeën splitst en kruisingsvrije voet- en fietspaden konden worden ingericht. De buurtwegen lopen om de wijk heen. De Stedenbouwkundige Dienst introduceerde hier het woonerf, dat later nationaal en internationaal navolging zou krijgen. De auto werd toegelaten in de buurt, maar moest zich wel terugtrekken op (deels) verdiepte parkeerhoven tussen de woonerven. De geschakelde woningen zijn gegroepeerd rond openbare ruimte met parkeerplaatsen. De voorkant van de woningen is op het woonerf gericht.130 Vrijwel alle woningen werden vormgegeven door de Architectengroep Emmerhout, bestaande uit Nicolaï, Sterrenberg en Oosterman. De rijenwoningen zijn met allerlei verspringende rooilijnen gebouwd. In het zuidelijke deel van de wijk komen nog veel moderne, platte daken voor. In het noordelijke deel, dat na het vertrek van De Boer werd ingericht, deden ook de zadeldaken opnieuw hun intrede. Emmerhout-Noord is vrij recentelijk geherstructureerd waarbij de lange wanden met appartementen zijn gewijzigd in clusters van woningen in het groen. Ook zijn daarbij verbeteringen gedaan in verbindingen tussen voet- en wandelpaden. Ingrijpend is de wijziging gewest van het winkelcentrum in de Houtweg. Dit winkelcentrum is van twee lagen (hoogteverschil) gewijzigd in een centrum op één niveau. Dit was nodig wegens allerlei problemen met veiligheid, wind, maar daarnaast was het ook gedateerd geraakt.

4.5 Moderne stedenbouw (1965-1980) Rond 1970 was het aantal inwoners van de gemeente Emmen verdrievoudigd. In 1970 verscheen het Structuurplan 1980, waarin de gemeente uitging van een groei naar 120.000 inwoners, geconcentreerd in de kern Emmen. Het centrum moest een volwaardig stadshart worden en er werden drie nieuwe wijken gepland: Bargeres, Rietlanden en Delftlanden. De eerder ontwikkelde stedenbouwkundige thema’s werden opnieuw ingezet, zij het op een andere wijze uitgewerkt. De wijken werden net als Angelslo en Emmerhout op enige afstand van het dorpscentrum gebouwd. Ook hier werd en wordt voortgebouwd op de traditie van Emmen om het bestaande landschap als onderlegger voor het stedenbouwkundig plan te gebruiken en zoveel mogelijk landschappelijke elementen te integreren met het stedenbouwkundige plan.

130 Welstandsnota Gemeente Emmen, 24.

85

Bargeres (1967-1983) Aan de zuidzijde van het dorp is tussen 1967 en 1983 de uitbreidingswijk Bargeres gebouwd, op de voormalige es van Noordbarge. Integratie van het bestaande landschap in de wijk stond ook hier voorop. De wijk werd bijvoorbeeld gebouwd tegen het Noordbargerbos en het Oranjekanaal en de houtwallen met eikenbomen werden zoveel mogelijk geïntegreerd in het ontwerp. Ook kent de infrastructuur een duidelijke hiërarchie; de ringweg is hoger gelegen en geasfalteerd, de brinkwegen zijn lager en voorzien van klinkers. Wat opvalt is de complexe stedenbouwkundige structuur.131 Bargeres wordt, in tegenstelling tot de eerdere wijken, ontsloten door een slingerende wijkontsluitingsweg waaraan de verschillende zogenaamde brinken zijn gesitueerd, die op zichzelf ook weer kleine ringwegen hebben. Hierdoor is een grillige structuur ontstaan met kavels van ongelijke vorm en grootte. De woningen zijn volgens Emmens concept gebouwd en net als in de naoorlogse wijken, Angelso, Emmerhout en Emmermeer noord-zuid of oost-west georiënteerd. Per brink is een eigen woningtypologie gerealiseerd en er is nauwelijks hoogbouw toegepast. De auto kon voor de deur geparkeerd worden. De invulling gebeurde per brink door verschillende bouwpartners. De afwisseling in architectuur, woningtypen en bestemmingen bracht een verbrokkeling van de wijk als geheel tot stand, die juist in de andere twee wijken zo zorgvuldig vermeden was.

In de wijk zijn enkele maatschappelijke veranderingen goed zichtbaar, zoals roep om inspraak (oprichting woningcorporaties), gewijzigde verhouding huur- en koopwoningen (rijksbepaald deel premiekoop- en vrije sectorwoningen) en de toename van het autobezit.

Rietlanden (1983-heden) De Rietlanden is de eerste wijk die buiten de rondweg is gerealiseerd en niet aan het bos grenst. Hier werd afgestapt van de woonerfgedachte. Wel zijn in een groot deel van de wijk de woningen aan het water gebouwd dat indirect in verbinding staat met de Grote Rietplas. De verschillende buurten liggen in dambordpatroon in het groen. Per buurtje is de woningtypologie gevarieerd en zijn huur- en koopwoningen gemengd. Het totaalbeeld is hierdoor gevarieerder dan in de eerder gerealiseerde woonwijken. Het ‘Engelse’ buurtje Uilenveld ligt afgezonderd ten noorden van de wijkontsluitingsweg Veldstukken, die alle buurten in de Rietlanden ontsluit. Het buurtje heeft een eenvoudige rechthoekige indeling van zes vierkanten. Daarvan zijn er vijf bebouwd met kleine huisjes, ‘opgetrokken in een opvallende Engelse stijl’, in bijna gesloten bouwblokken. Elk binnenterrein is ingericht met heggetjes, bankjes of prieeltjes. Het zesde vak is ingericht als parkeerterrein. Het buurtje is ontworpen door de Engelse architect W. Ungless en zijn Amsterdamse collega ir. G.W.T. Lotgering naar aanleiding van een prijsvraag uit 1984. De woningen werden opgeleverd in 1991.

Woonpark Sandur Ongeveer tegelijk met Rietlanden kwam Parc Sandur tot stand. Woonpark Sandur is de meest zuidelijke wijk aan de Grote Rietplas, oorspronkelijk opgezet als een ruim recreatiepark. De wijk ligt geïsoleerd en wordt ontsloten door een enkele hoofdentree. Wegens financiële problemen werd een deel van het gebied bebouwd als woonwijk, deels op schiereilandjes. De wijk kent overwegend vrijstaande woningen. Alhoewel opgezet als recreatieterrein, kan er nu, in het overgrote deel van de wijk permanent gewoond worden.

Deftlanden (2006-heden) Deze laatste woonwijk van Emmen is nog in ontwikkeling. De wijk vertoont verschillende woonsferen met veel groen dat tevens de overgang vormt naar de omliggende gebieden. Mede door de economische crisis is nog maar een klein deel van deze wijk bebouwd.132 In

131 Architectuurgids Emmen, 220. 132 Architectuurgids Emmen, 228.

86 de gehele Delftlanden is de groen- en waterstructuur een belangrijke drager, een zorgvuldig vormgegeven woonmilieu vormt de invulling. Het gebied bestaat uit een compartimentering die ingegeven is door de landschappelijke onderlegger en tot uiting komt door groene scheggen. Het landschapsvenster (oost-west georiënteerd) fungeert als overgang en speelt een belangrijke rol in de recreatieve sfeer en in de waterhuishouding. In het plangebied is de oorspronkelijke noord-zuid richting nog duidelijk herkenbaar middels noord-zuid gerichte houtwallen. De overgang van het bebouwde gebied in de eerste fase naar het landschapsvenster wordt gevormd door de nieuw aangelegde Zandzoom. Langs de Rondweg en de Nieuw-Amsterdamsestraat markeren accenten de toegang tot het gebied. Een eenduidig vormgegeven ring vormt de ontsluiting tot de verschillende woonvelden. Volgens de Emmense traditie kennen alle woonwijken in hoofdlijnen een noord-zuid en/of oost-west verkavelingsrichting. Ook in de Delftlanden is dit belangrijk stedenbouwkundig principe doorgevoerd. Dit komt overeen met de noord- zuid gerichtheid van het voormalige slagenlandschap dat het gebied kenmerkte. De oriëntatie en vorm van de woonvelden ten oosten van de Zandzoom lenen zich ook goed voor een dergelijke richting. Daarnaast biedt het goede mogelijkheden voor een duurzame verkaveling op de zon. De overgang met het buitengebied wordt ontleend aan de loop van de Sleenerstroom. Door de bebouwingsclusters in het woonveld landelijk/karakteristiek haaks op de Sleenerstroom te oriënteren is het belang van deze stroom als structurerende lijn en beëindiging/begin van het plangebied benadrukt. Per woonveld is een eigen identiteit nagestreefd met bijbehorende dichtheid. Elk woonveld is volgens één stedenbouwkundig principe met bijbehorend architectuurthema vormgegeven om de gehele identiteit per woonveld te versterken. Dit architectuurthema is uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan133

4.6 Herstructurering van de woningvoorraad (1997-2011) De eenzijdige woningvoorraad, de groeiende leegstand en het achterstallig onderhoud in de drie naoorlogse wijken Angelslo, Emmerhout en Bargeres vereisten een brede aanpak. Deze kreeg vorm door ‘Emmen Revisited’, waarmee werd ingezet op het versterken en vernieuwen van het centrum en het aanpakken en herstructureren van de drie naoorlogse wijken. In 1997 werd de projectgroep Emmen Revisited opgericht, een samenwerkingsverband van de gemeente, de woningbouwcorporaties en de wijkverenigingen, om het totale leef-, woon- en werkklimaat te onderhouden en verbeteren.134 Elke, als geheel ontworpen wijk is als geheel aangepakt volgens de masterplannen van het Rotterdamse bureau De Nijl Architecten. Een van de belangrijkste onderdelen van de verbetering van het woningbestand was de zogenaamde herstructurering. Met sloop, nieuwbouw en ingrijpende renovaties is een meer gevarieerde woningvoorraad nagestreefd. De oorspronkelijke verkaveling en de groenstructuren zijn bijna overal gehandhaafd. Het project is in 2008 uitgebreid met de wijk Emmermeer en de dorpen Schoonebeek en Zwartemeer. In 2009 zijn daar Emmer-Compascuum, Nieuw-Amsterdam/Veenoord en Nieuw-Weerdinge bij gekomen. In 2010-2011 stonden ook Barger-Compascuum, Nieuw- Dordrecht en Klazienaveen op het programma.

In het kader van de herstructurering werden de bosrandwoningen aan de Valtherboslaan van Strikwerda in 1999-2000 afgebroken en vervangen door nieuwbouw van het Delftse architectenbureau Roelf Steenhuis Architekten. Net als in het oorspronkelijke ontwerp ging ook hij bij de nieuwbouw uit van de relatie tussen de bos en de bebouwing en werd rekening gehouden met de bestaande bomen. De oorspronkelijke verkaveling is zoveel mogelijk gehandhaafd. Het project is in 2004 afgerond. Roelf Steenhuis heeft later in

133 Toelichting bestemmingsplan Emmen Delftlanden 134 Architectuurgids Emmen, 232.

87

Emmermeer ook de vernieuwing van de woningen aan de Flintstraat en de Airey-woningen ontworpen en vervolgens de woningen aan de Landschapslaan in Angelslo, die overigens ook van de hand van Strikwerda waren (1961-1963).

In 2006 zijn aan de noordoostzijde van Klazienaveen de 250 bestaande rijtjeswoningen van de Molenbuurt uit de jaren ‘60 afgebroken en vervangen door 190 nieuwe woningen van het architectenbureau KAW.135 Aan de randen van het rechthoekige bouwblok zijn rijen met sociale woningbouw gemaakt, voorzien van platte daken. Het binnenterrein heeft een meer traditioneel, landelijk karakter. Hier staan – op ruime kavels – geschakelde koopwoningen met zadeldaken.

4.7 Hedendaagse ontwikkelingen (2000-2016) Ondanks de (dreigende) krimp blijft Emmen zich ontwikkelen. De afgelopen jaren zijn er verscheidene nieuwe gebouwen in het centrum van Emmen verrezen, maar ook op enkele plekken in de omringende dorpen, waaronder de megabioscoop Utopolis en een aantal grootschalige appartementengebouwen. Vaak zijn voor deze projecten klinkende namen aangetrokken, zoals Gunnar Daan, Ruijssenaars, Cepezed en DP6, Kees Christiaanse en Adriaan Geuze van West8. Er wordt gewerkt aan een nieuwe woonwijk De Hoflanden. Het in 2015 gereed gekomen nieuwe Raadhuisplein geeft een nieuwe impuls aan de ontwikkeling van de stad. Het is over de doorgaande Hondsrugweg heen gebouwd en verbindt het stadscentrum met het nieuwe Atlastheater en Wildlands, de nieuwe locatie van het oude Dierenpark Emmen.

135 Architectuurgids Emmen, 262.

88

Deel B: toelichting

5. Toelichting bij de bronnenkaart historische stedenbouw

5.1 Inventarisatie De basis voor de inventarisatie bestaat uit de specificaties en randvoorwaarden uit het PVE voor de Cultuurhistorische Waardenkaart van Emmen, alsmede bureauonderzoek op basis van bestaande literatuur, de actuele lijst van rijks- en gemeentelijke monumenten en diverse kaarten, waaronder de Bonnebladen (1865-1935), de kadastrale kaart uit 1832 en de Hottingeratlas. Tijdens beknopt veldwerk is voor de drie naoorlogse wijken Emmermeer, Emmerhout en Angelso gekeken naar bebouwing, stratenpatronen en groenstructuren. Alle relevante informatie uit de inventarisaties zoals door de gemeente aangeleverd is in Excel-lijsten gezet en heeft daarmee een plek op de bronnenkaart gekregen.

De inventarisatie is uitgevoerd met als uitgangspunt het aangeven van stedenbouwkundige ensembles binnen de dorpen en wijken van de gemeente Emmen. Met stedenbouwkundige ensembles bedoelen we een oude structuur (lint of een dorpskern of cluster boerderijen) of een ontworpen structuur uit de latere periode. Deze ensembles zijn weergegeven als vlak (omlijnd). Losse bebouwing of een rijtje dezelfde huizen vallen niet binnen deze definitie en zijn derhalve niet opgenomen. Voor de stad Emmen zijn drie naoorlogse wijken uitgelicht; hiervan is per vlak (wijk) de stedenbouwkundige structuur (infrastructuur, groen en bebouwing) aangegeven. Het niveau van analyseren is dus iets uitgebreider dan bij de dorpen.

De grenzen van de ensembles zijn soms bij benadering aangegeven. De reden hiervoor is dat tijdens het onderzoek gebruik gemaakt is van door de gemeente aangeleverde bronnen zonder aanvullend archiefonderzoek. De cultuurhistorische waardenkaart is dan ook een middel, een dynamisch instrument, om cultuurhistorische structuren globaal aan te geven, waarna bij eventuele ontwikkelingen bijvoorbeeld een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd kan worden om op detailniveau aan te geven wat de waarden exact zijn en hoe daar mee om te gaan.

In het onderzoek is geen aparte kaartlaag voor de bouwperiode van afzonderlijke bebouwing opgenomen. Dit omdat ouderdom niet tot de criteria behoort waarmee gewaardeerd wordt.

De groenstructuren zijn op hoofdlijnen weergegeven (niet elk stipje is daadwerkelijk een boom) en alleen wanneer vernoemd in de bronnen en zeer karakteristiek voor een dorp of als onderdeel van een stedenbouwkundig ontwerp. Over de waarde van de bomen geeft deze kaart geen uitsluitsel. De bomenkaart van de gemeente is hier een aanvulling op, aangezien die speciale criteria heeft voor het waarderen van beplanting.

5.2 Thema’s Dit zijn de onderscheiden thema’s; de genoemde elementen kunnen in meerdere tijdslagen, maar ook binnen meerdere thema’s voorkomen.

89

Waterbeheer Bijvoorbeeld: o brug o sluis o pompgebouw/ gemaal

Landbouw / ontginning Bijvoorbeeld: o boerderij o dienstgebouw (schuur, hooiberg, etc.) o veenkoloniehuisje o arbeidershuisje o armenhuisje o turfschuren

Defensie Bijvoorbeeld: o kazerne o verdedigingswerk (onderdeel) o grenspaal

Wonen / werken Bijvoorbeeld: o arbeidershuisjes o armenhuisjes o villa o bejaardencentrum o winkel o winkelcentrum o winkel/woonhuis o woonhuis o kantoren

Religie Bijvoorbeeld: o kerk o kerktoren o pastorie o kloostergebouw o parochiehuis

Industrie Bij de industriële ontwikkeling gaat het om gebouwen die te maken hebben met industrie of nutsvoorzieningen. Bijvoorbeeld: o bedrijfsgebouw (incl. fabriek) o kassen o trafohuisje o watertoren o windmolen

90

Landgoederen Bijvoorbeeld: o dienstgebouw (schuur, hooiberg, kippenhok etc.) o koetshuis o poortgebouw o toegangspalen

Sociaal-cultureel Bij de sociaal-culturele voorzieningen gaat het om algemene voorzieningen, die door iedereen gebruikt kunnen worden of verband houden met bestuurlijke aangelegenheden. Onder dit thema vallen bijvoorbeeld: o gemeentehuis o begraafplaats (incl. grafheuvel) o horeca (restaurant/café) o postkantoor o school o universiteit/ laboratorium o stadhuis o stadspomp o station o remise o verenigingsgebouw o ziekenhuis o theater o bioscoop

91

6. Toelichting bij de beleidskaart historische stedenbouw

6.1 Toelichting bij waardering Alle cultuurhistorische elementen, voor zover niet als monument beschermd, zijn voorzien van een waardering aan de hand van vijf criteria :

1. Cultuurhistorische waarden: waarden die te maken hebben met de ontwikkelingsgeschiedenis van de plek en of het verhaal van het object. 2. Architectuurhistorische waarden: waarden die gaan over de verschijningsvorm van het object zoals bouwstijl en plaats binnen het oeuvre van een architect. 3. Stedenbouwkundige/ensemble waarden: hieronder vallen ook landschappelijke waarden; de mate waarin de aanwezige objecten, elementen en structuren een ruimtelijke en/of functionele relatie met elkaar hebben. 4. Gaafheid : de mate aan waarin een object, element of structuur in hoofdvorm en detaillering nog aanwezig is. 5. Zeldzaamheid; de mate aan waarin een object, element of structuur altijd schaars is geweest of schaars is geworden in gemeentelijke context.

Voorafgaand aan de waardering zijn nog de volgende afspraken gemaakt: - Rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten zijn al gewaardeerd in het verleden en krijgen de hoogste waardering (van zeer hoge waarde). - De panden die in het kader van de Monumenten Inventarisatie Project zijn geïnventariseerd en gewaardeerd, maar geen rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument zijn geworden, worden als karakteristiek gezien en krijgen de waardering van hoge waarde. - De omschrijving en motivering voor de waardering per object of structuur omvat maximaal 256 tekens. Dit houdt verband met de GIS-applicatie, die dit maximale aantal tekens toestaat.

De waardering is verwerkt in de lijsten die als bijlage zijn toegvoegd. Daarbij is bij elk criterium aangegeven hoeveel het element daarop scoort: XXX in zeer hoge mate XX in hoge mate X enigszins Geen kruisje betekent dat er niet op gescoord wordt of dat het criterium voor het betreffende element niet van toepassing is.

Aan de hand van het aantal kruisjes bij de deelwaardering volgt de eindwaardering: hoog of laag. Het aantal kruisjes zegt niet alles over de eindwaardering. Het kan zijn dat een element dat in zeer hoge mate scoort op maar 1 criterium toch hoog gewaardeerd wordt. In de toelichting bij de waardering staat dan omschreven waarom dat is. Dit is bijvoorbeeld vaak het geval bij zeldzame elementen. Alle laag gewaardeerde elementen staan wel op de bronnenkaart, maar komen niet op de beleidskaart terug; daar zijn dus alleen alle hoog gewaardeerde element aangegeven.

Voor reeds beschermde monumenten en structuren is geen aparte waardering gemaakt. Hiervoor geldt reeds een beschermend regime.

Samenvattend: Er is sprake van drie niveaus. 1. Van zeer hoge waarde: alle beschermde monumenten. 2. Van hoge waarde: alle punten, lijnen en vlakken die hoog gewaardeerd zijn.

92

3. Van lage waarde: alle punten, lijnen en vlakken die laag gewaardeerd zijn, staan wel op de bronnenkaart, maar niet op de beleidskaart

Datering Voor de datering is gebruikt gemaakt van de datering, zoals die gehanteerd is bij de indeling van de rapportage - 1000-1850; - 1850-1940; - 1940-nu

Status Er zijn vier statuseenheden mogelijk: - rijksmonument - provinciaal monument - gemeentelijk monument - van rijkswege beschermd gezicht

6.2 Toelichting op de in de kaarten en lijsten gebruikte afkortingen

HB- Historische Bouwkunde (geld voor stedenbouw en bouwkunde ) EMW- Emmen wijken EMC- Emmen centrum EMM- Emmermeer ANG- Angelslo EMH – Emmerhout BES – Bargeres RTL –Rietlanden ND- Nieuw-Dordrecht NAD- Nieuw-Amsterdam NSCH- Nieuw-Schoonebeek SCH- Schoonebeek ZW- Zwartemeer ER- Erica WD- Weerdinge NWW- Nieuw-Weerdinge WE- Westenesch OB- Oosterse Bos MD- Middendorp WB- Westerse Bos RW- Roswinkel BCO- Barger-Compascuum

93

ECO- Emmer-compascuum BO- Barger-oosterveld NB- Noordbarge ZB-Zuidbarge KLV- Klazienaveen

Gemeente Emmen Immaterieel erfgoed

O

Gemeente Emmen Inventarisatie immaterieel erfgoed

Olav Reijers en Niels van den Berg, The Missing Link.

94

Inhoudsopgave

1.1 Aanpak en inventarisatie ______96 1.2 Resultaten ______96 1.3 Samenvatting en conclusies ______97 1.4 Toelichting bij de kaarten ______98

95

1.1 Aanpak en inventarisatie

Bewoners voelen zich het meest betrokken bij erfgoed waar zij trots op zijn en zichzelf in herkennen. Erfgoed dat hen een gevoel van identiteit geeft. De aanpak was erop gericht deze identiteit samen met bewoners, verenigingen en gemeente te verkennen en te benoemen. Het ErfgoedNetwerk Emmen was een cruciale partner om de erfgoedkaart te realiseren. Dankzij het netwerk was het mogelijk om informatie te verzamelen en te delen, feedback te krijgen en de belangrijkste onderdelen van het verhaal van Emmen te benoemen. Wij hebben de deelnemers aan het netwerk tijdens een druk bezochte avond gevraagd aan te geven waar zij trots op zijn; welke plekken, structuren en gebieden volgens hen het verhaal van Emmen het beste weergeven. Hierna hebben wij vijf werksessies georganiseerd voor de bewoners van Emmen, verdeeld over de stad zelf en de dorpen. Ook hen hebben wij gevraagd waar zij trots op zijn in hun omgeving, wat voor hen betekenis heeft voor het verhaal van hun gebied. De uitkomst van deze gesprekken is een overzicht van het erfgoed dat de bewoners zelf belangrijk vinden en waar zij hun identiteit aan ontlenen. Bijna honderd mensen hebben hun keuzes en kennis gedeeld op de sessies met bewoners en ErfgoedNetwerk. Wij hebben alle informatie die door de bewoners en deelnemers van het ErfgoedNetwerk is aangedragen samengevat onder de titel ‘immaterieel erfgoed’. Onder immaterieel erfgoed verstaan wij namelijk alle plekken, gebieden en verhalen waar de bewoners van het gebied betekenis aan toekennen, dat voor hen van waarde is in hun eigen omgeving, ongeacht cultuurhistorische classificatie of waardering.

1.2 Resultaten

Erfgoed Top vijf Tijdens de bewonersavonden konden de deelnemers in groepjes van vier of vijf op een kaart de belangrijkste plekken en gebouwen aanwijzen. Naast een algemeen overzicht is hen gevraagd per tafel een Top vijf samen te stellen van het meest belangrijke erfgoed in hun omgeving. Er kwamen veel bijzondere plekken voorbij. Sommigen waren redelijk bekend zoals molen Grenszicht in Emmer-Compascuum of het oude dierentuinterrein. Maar ook plekken die minder in het oog springen zoals het kerkhof Buter in Nieuw-Schoonebeek, een voormalige smederij in Roswinkel en de stoetbakoven in Noordbarge. In totaal hebben bijna zestig plekken, gebouwen en gebruiken een Top vijf-notering gekregen. Deze zestig toppers geven bij elkaar een mooi beeld van plekken van betekenis in de gemeente Emmen. Het geeft een prachtig doorkijkje naar al het moois dat de gemeente Emmen te bieden heeft aan erfgoed en geschiedenis. De Toppen vijf zijn als aparte categorie opgenomen op de erfgoedkaart. Bovendien is een beeldverslag naar alle deelnemers gestuurd dat als bijlage bij deze rapportage is opgenomen. Inventarisatie ErfgoedNetwerk De deelnemers van het ErfgoedNetwerk hebben zowel tijdens als na de gezamenlijke bijeenkomst een veelheid aan plekken en gebouwen van betekenis aangedragen. Naar de mening van het ErfgoedNetwerk heeft al dit erfgoed een plek op de kaart verdient en zijn

96 al deze elementen, structuren, gebieden en verhalen in de lijst ‘Inventarisatie ErfgoedNetwerk’ opgenomen. Tradities Uit de bijeenkomsten kwam een aantal gebruiken en tradities voort. Sommige zijn van recente datum, andere al veel ouder, maar doorslaggevend was de waarde die bewoners eraan hechten. Voorbeelden zijn paasvuren, carnaval en carbid schieten. Wel moest er een plek aan te wijzen zijn waar de traditie centraal stond, b.v. de start van de carnavalsoptocht of de eerste locatie van het midwinterhoorn blazen. De lijst bevat acht gebruiken die ongetwijfeld verder uit te breiden is. Canon van Emmen Naast de resultaten uit de bijeenkomsten met bewoners en ErfgoedNetwerk hebben wij nog een derde groep erfgoed onderscheiden. Het ErfgoedNetwerk heeft oktober 2016 een Canon van Emmen uitgebracht met ruim vijftig vensters die samen het verhaal van Emmen vertellen. Plekken en gebouwen die in de canon genoemd staan, vormen een aparte laag op de erfgoedkaart. Zo laat de kaart in een oogopslag zien waar de belangrijkste plekken uit het verhaal van Drenthe zich bevinden en kan een geïnteresseerde bezoeker dit verhaal zelfs volgen aan de hand van de kaart. De identiteit van Emmen De Toppen vijf, de plekken van de canon en de lijst van alle overige elementen vormen samen een gemeentedekkend overzicht van erfgoed dat van betekenis is voor de inwoners van Emmen. Zonder schroom durven wij te stellen dat de categorie ‘immaterieel erfgoed’ het dichtst komt bij de identiteit van Emmen.

1.3 Samenvatting en conclusies

Van de afsluitende bijeenkomst met het ErfgoedNetwerk op 6 juli 2016 is een kort verslag vastgesteld met samenvatting en conclusies:

De leden van het ErfgoedNetwerk zijn verheugd dat zoveel van hun inbreng nu op de bronnenkaart vastligt. Zij zien dit als een mijlpaal in hun streven om het erfgoed van Emmen te behouden en zichtbaar te maken zodat bewoners en bezoekers zich meer bewust zijn van het verhaal van de omgeving. In hun eigen woorden: ‘fijn dat nu vastligt wat voor iedereen belangrijk is’. Omdat de kaart mede is samengesteld op basis van alle gegevens die op bewonersavonden zijn aangemeld, ziet het netwerk de kaart als een product dat gedragen wordt door de samenleving. Met name de Toppen vijf zijn volgens het netwerk bij uitstek een weergave van plekken waar de bevolking betekenis aan hecht. Zij zouden graag zien dat er meer mee gebeurt dan alleen plaatsing op de kaart. Ook stellen zij voor een zwaardere beleidsmaatregel dan ‘respecteren en rekening mee houden’ op deze lijst van Toppen vijf toe te passen. Aan de andere kant zijn er ook geluiden dat het vervelend zou zijn als eigenaren van deze locaties belemmeringen ondervinden in de omgang met hun bezit. De deelnemers kunnen zich vinden in de keuze voor de beleidsmaatregelen maar constateren wel dat de formuleringen weinig concreet zijn zodat het nog vele kanten op kan gaan. Zij vinden het in ieder geval belangrijk dat de door hen aangedragen plekken nu zichtbaar zijn, zodoende meewegen bij besluitvorming en vooral dat de kaart de mogelijkheid biedt met eventuele initiatiefnemers in gesprek te gaan. Zichtbaarheid zorgt voor bewustwording en daarmee een grotere kans op een respectvolle omgang met de cultuurhistorische waarden. Onder algemene instemming willen de deelnemers de

97 gemeente vragen een budget beschikbaar te stellen voor de categorie ‘respecteren’ zodat een eigenaar daadwerkelijk gestimuleerd wordt het erfgoed in stand te houden. De deelnemers zien de kaart als een dynamisch instrument dat continu bijgehouden en ververst moet worden. De manier waarop dient in de erfgoednota geregeld te worden waarbij het bestuur zeker een rol voor het ErfgoedNetwerk ziet weggelegd. Er is een voorstel om per dorp een erfgoedavond te organiseren met de lokale historische werkgroep om de kaart verder aan te vullen en te verbeteren. Dit zou dan door de gemeente gefaciliteerd kunnen worden, vanuit de erfgoednota. Punt van aandacht is hoe de selectie plaats vindt van nieuwe locaties; wie beoordeelt wat er verder op moet komen? Dit dient nog verder uitgewerkt te worden en ook hier ziet het ErfgoedNetwerk een rol voor zichzelf. In de bibliotheek staat een nieuwe ‘touchtable’ en dat brengt deelnemers op het idee om ook hierop de kaart te tonen zodat het een groter bereik krijgt.

1.4 Toelichting bij de kaarten

Immaterieel erfgoed De vier groepen immaterieel erfgoed zijn als aparte legenda-eenheden op zowel de bronnen- als beleidskaart opgenomen met elk een eigen symbool: - Toppen vijf; door bewoners als belangrijk erfgoed aangemerkt. - Canon van Emmen: plekken die in de canon van Emmen zijn genoemd. - Tradities: gebruiken waar de bewoners waarde aan hechten. - Inventarisatie ErfgoedNetwerk: door deelnemers Erfgoednetwerk aangedragen plekken van betekenis.

Voor het immaterieel erfgoed zijn de dezelfde thema’s gebruikt als bij Historische stedenbouw en bouwkunde, zie paragraaf 4.3 aldaar. Bij het samenstellen van de cultuurhistorische waardenkaart hebben we ervoor gekozen om het bewonersoordeel net zo zwaar te laten wegen als het expertoordeel; een aanpak waarmee Emmen waarschijnlijk voorloper is in ons land. Dat betekent dat de plekken, objecten en structuren die door bewoners als van betekenis zijn aangemerkt, allen de waardering ‘cultuurhistorisch waardevol’ hebben gekregen. Dit maakt dat zij niet alleen op de bronnenkaart maar ook op de beleidskaart vermeld staan. Samen vormen ze zo een belangrijk deel van de identiteit van Emmen waar initiatiefnemers, ontwikkelaars en beleidsmakers rekening mee dienen te houden.

98 5. Bronnenlijst

5.1 Historische geografie

Berg, H. & Schonewille, K. Herinrichting Oost Groningen en de Gronings - Drentse veenkolonien : advies landschapsbouw Emmen. (Assen, 1984)

Bosch & Slabbers tuin, en landschapsarchitecten, Veenatlas, Veenland, grensoverschrijdend veengebied tussen Hondsrug en Hümmling. (Arnhem, 2006)

Bosch & Slabbers tuin, en landschapsarchitecten, Modo udum modo sudum, Ruimtelijke waardenkaart Emmen. (Den Haag, 2008) Centrale Cultuurtechnische Commissie, Rapport betreffende ruilverkaveling van gronden in de gemeenten Dalen, Oosterhesselen, Sleen, Schoonebeek en Coevorden, genaamd "Dalen" (7300 ha). (Utrecht, 1963)

Centrale Cultuurtechnische Commissie, Rapport betreffende de ruilverkaveling van gronden in de gemeenten Emmen, Sleen, Odoorn, Zweeloo en Oosterhesselen, genaamd "Sleenerstroom" (7900 Ha ). (Utrecht, 1965)

De Onderste Steen, Architectuurgids Emmen. (Emmen, 2010) Dienst Stadsontwikkeling, afdeling ruimtelijke ordening, Bestemmingsplan ‘’landgoed Scholtenzathe’’. (Emmen, 1999)

Dienst van gemeentewerken, afdeling beplantingen, Landschapsonderzoek Emmen, 1979. (Emmen, 1979)

Gemeente Emmen, Barger-Compascuum FRO rapport. (Emmen, 2010)

Gemeente Emmen, Samenvatting van het basisrapport behorende bij de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen. (Emmen, 2013)

Gemeente Emmen, Welstandsnota, (Emmen, 2016)

Haartsen, A. & Brand, N. Ontgonnen verleden, Regiobeschrijvingen provincie Drenthe. (Ede, 2009)

Herinrichtingscommissie Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkolonien, Sectoradvies cultuurhistorie voor het deelgebied Emmen [Monograph]. [g.pl.] (1985)

Jongmans, A.G., M.W. van den Berg, M.P.W. Sonneveld, G.J.W.C. Peek, R.M. van den Berg van Saparoea. Landschappen van Nederland, Geologie, bodem en landgebruik. (Wageningen, 2013)

Kruidenier, M. Emmen: Architectuur, stedenbouw, landschap. (Emmen, 2010)

Ministerie van Landbouw en Visserij, Landinrichtingsdienst. Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse veenkoloniën : herinrichtingsplan voor het deelgebied 'Emmen' (20.800 ha). (Utrecht, 1992)

Provincie Drenthe, Cultuurhistorisch kompas, Hoofdstructuur & beleidsvisie. (Assen, 2009)

99 Provincie Drenthe, Gemeentebeschrijving Schoonebeek. (Emmen, 1990).

Raven, R. ‘Aan weerszijden van de grens: de ontwikkeling van het landschap in het Bargerveen en het aangrenzende Emsland’. In: Historisch Geografisch Tijdschrift, jaargang 29, nummer 1. (2011).

Raven, R. ‘Bargerveen. Transformatie van een moeras’. In: Jan Kolen, Hanneke Ronnes en Rita Hermans red. Door de lens van de landschapsbiografie. Een nieuwe kijk op de geschiedenis en het erfgoed van landschappen. (Amsterdam, 2015)

Scholtens, L.M. Buitengebied Emmen. De gemeente Emmen in het perspectief van het landschap. Analyse in het kader van het bestemmingsplan buitengebied. (Bruntinge, 2012)

Spek, Th., Het Drentse esdorpenlandschap. (Utrecht, 2004).

Spek, Th. Elerie, H. Bakker, J.P. & Noordhoff, I. Landschapsbiografie van de Drentsche Aa. (Assen, 2015)

Stenvert, R., S. Broekhoven, S. van Ginkel-Meester, C. Kolman, Monumenten in Nederland, Drenthe. (Zeist, 2001)

Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland, Winschoten, Ter Apel, Nieuw- Schoonebeek (Wageningen, 1980)

Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland, West Emmen, Oost Emmen (Wageningen,1978)

Stichting Service- en Adviesbureau Industrieel Erfgoed Nederland, Het aardolielandschap in Schoonebeek. (Assen, 1997)

Vos, P.H. & Henk Weerts. Atlas van Nederland in het Holoceen. (Amersfoort, 2011).

100

5.2 Historische stedenbouw en bouwkunde

Bronnen

Bonas architectenwijzer - www.bonas.nl

RCE Wederopbouwdatabank - http://www.wederopbouwdatabank.nl

Pre-selectie Provinciale monumenten Drenthe Categorie II 1940-1968, juni 2009

BOUW

Bouwkundig Weekblad

Forum

Literatuur

Naoorlogs modernisme. BOUW (1958), 182-184

BOUW (1963) I, 202

BOUW 21 (1966) 16, 904-905

Bouwkundig Weekblad (1955), p.222

Bouwkundig Weekblad 1963, pp. 225-228

Bouwkundig Weekblad 1969, pp. 444-447

Forum 1949, p. 389-392

Forum 11 (1956) nr. 2/3

Normaalwoningbouw ['special'], Bouwkundig Weekblad 66 (1948)46, 407-446

Tijen, W. van, ‘Woningbouw 1948-1953’, in: Forum 9 (1954)8, 304-340

Galema, Wijnand & Dorine van Hoogstraten, Winkelcentra. Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965, Zeist 2005

Voet, Dorothé, Opvattingen over stedebouw 1950-1980. Emmen: een modelstad op menselijke maat, Nai Uitgevers 1992 (Architectuurwandelingen 3)

101

5.3 Immaterieel erfgoed

Ach lieve tijd, verschillende afleveringen, 1987-1988

Bulte, M., Emmenaren op drift, 2008

Canon van Drenthe, 2009

Canon van Emmen, Erfgoednetwerk 2016

Coert, G.A., Stromen en schutten, vaarten en voorden, 1991

Encyclopedie van Drenthe, 2003

Gerding, M.A.W. e.a., red., Van turfstrooisel tot actieve kool, 1997

Gerding, M.A.W. e.a., Geschiedenis van Emmen en Zuidoost-Drenthe,1989

Gerding, M.A.W., Vier eeuwen turfwinning,1995

Heringa, J. e.a. red., Geschiedenis van Drenthe, 1985

Jong, H.J. de, Schoonebeek. Olierijk in zuidoost-Drenthe, 1986

Reijers, O.S., Drenthe zien vanaf het water, 2014

Wever, E., We mogen niet klagen, 2003

102

6. Tabellen en lijsten

103