ENTOMOLOGISCHE BERICHTEN, DEEL 46, I.IV. 1986 59

Cucullia lactucae (Denis & Schifferntüller, 1775), nieuw voor de Nederlandse fauna (: )

door

B. J. LEMPKE Instituut voor Taxonomische Zoölogie (Zoölogisch Museum), Amsterdam

ABSTRACT. — lactucae (Denis & Schiffermüller, 1775), new to the Netherlands fauna (Lepidoptera: Noctuidae). In 1984 a specimen of this was taken in the central part of Netherlands Limburg.

Op de wintervergadering van 23.1.1985 te Ede liet de heer C. Ottenheijm me een donkere Cucullia zien die 18.VI. 1984 door de heer G. Bol op de muur van zijn garage te Velden (ten noorden van Venlo) was aangetroffen. Er was geen twijfel aan dat de vlinder tot een soort be¬ hoorde die nog nooit eerder uit Nederland was vermeld. De heer Ottenheijm vermoedde dat het een exemplaar van Cucullia campanulae Freyer was. Deze behoort tot een groep van don¬ kere soorten die veel op elkaar lijken en waarvan vaak alleen door nauwkeurige vergelijking is uit te maken met welke men te doen heeft. Ik stelde daarom voor het exemplaar mee te nemen naar Amsterdam. Bij vergelijking met het materiaal in de collectie van het Instituut voor Taxonomische Zoölo¬ gie aldaar waren de collectiebeheerder, de heer W. Hogenes, en ik het er al gauw over eens dat het exemplaar niet een C. campanulae was. De enige soort waarmee de tekening van de voorvleugels overeenstemde was C. lactucae. De kleur van de voorvleugels van deze soort wordt beschreven als donkergrijs, bij het 9 donkerder dan bij het <3. Het in Limburg gevangen 9 is extreem donker, bijna zwart, maar de tekening is nog goed zichtbaar. Overigens maak ik de heer Ottenheijm wel mijn compliment dat hij zonder vergelijkingsmateriaal zo dicht bij de goede soortnaam gekomen was.

Cucullia lactucae, 9 , Velden, 18.VI. 1984. x IV2. Foto J. Huisenga.

Inmiddels had de heer J. Huisenga de vlinder gefotografeerd en een afdruk van de foto stuurde ik naar de heer H. Kinkier te Leverkusen (BRD), die onze determinatie bevestigde. Bovendien schreef deze, dat lactucae meermalen in Rijnland aangetroffen was (maar dan wel het laatst in 1965), doch C. campanulae nog nooit. (Ook in geen van de andere omringende gebieden is deze soort waargenomen). Uit België zijn enkele oude vangsten van lactucae bekend. Derenne (1928) meldt een vangst bij Torgny, terwijl Hackray & Sarlet (1977) schrijven dat in de twintiger jaren twee exempla¬ ren te Virton en te St. Mard gevangen zijn. In Denemarken werd het eerste exemplaar in 60 ENTOMOLOGISCHE BERICHTEN, DEEL 46, I.IV. 1986

VIL 1951 op Bornholm op licht gevangen en ook daarna is de vlinder er enkele malen aange¬ troffen en werden zelfs rupsen gevonden, terwijl in 1954 ook exemplaren in midden Jutland voorkwamen (Hoffmeyer, 1962). Ook in 1976 en 1981 werd lactucae weer op Bornholm gevan¬ gen (Kaaber, 1977, 1982). In Engeland werd in 1900 een lactucae gekweekt uit een rups of pop, die in 1899 te Oxford gevonden zou zijn, maar de juistheid van de vindplaats wordt sterk betwijfeld (zie Bretherton, Goater & Lorrimer, 1983). De vlinder kan in elk geval tot ver in het noorden doordringen. Hij is bekend uit Noorwegen, Zweden en Finland. Nordstrom (1938) vermeldt lactucae voor Zweden als tamelijk zeldzaam zonder verdere bijzonderheden. Hij geeft ook een uitvoerige beschrijving van de rups die op pl. 50, fig. 7 fraai in kleur is afge- beeld. De rupsen leven op de bloemen van verschillende Composieten. Urbahn (1939) noemt Muursla (Mycelis muralis (L.) Dum.) en Gewone melkdistel (Sonchus oleraceus L.). Ook Pre- nanthes purpurea L., maar die is slechts als adventief uit Nederland bekend. Nordstrom ver¬ meldt Schermhavikskruid (Hieracium umbellatum L.). Maar waarschijnlijk is het menu uitge- breider.

De heer C. Ottenheijm wordt bedankt voor zijn toestemming het exemplaar mee te nemen naqr Amsterdam, de heer W. De Prins (Antwerpen) voor zijn inlichtingen over het voorkomen van C. lactucae in België en de heer J. Huisenga voor de fraaie foto. Und schließlich danke ich Herrn H. Kinklër. (Leverkusen, BRD) für die Bestätigung unserer Bestimmung und für Auskünfte über das Vorkommen der Art in Rheinland.

LITERATUUR

Bretherton, R. F., B. Goater & R. I. Lorrimer, 1983. Noctuidae: to Hypeninae. In: J. Heath (ed.), The and Butterflies of Great Britain and Ireland 10: 1-459, kaarten, fign, 13 platen. Harley Books, Colchester, (p. 43). Derenne, F., 1925-1935. Addenda au “Catalogue des Lépidoptères de Belgique de J. Lambil- lion”: 1-164, 1-128. —Suppl. Revue mens. Soc. ent. namur. 25, Lambillionea 26-35. (p. 90, 1928). Hackray, J. & L. G. Sarlet, 1969-1985. Catalogue des Macrolépidoptères de Belgique. — Suppl. Lambillionea 68-85. (1: 1969-1974 (Rhopalocera, 1-256), 2: 1975-1981 (Sphingoidea-, 1-523), 3: 1981 (Noctuoidea, 1-56), 4: 1981-1984 (Geo- metroidea, 1-318), 5: 1985 (overige families, 1-43)). (part 2: 224, 1977). Hoffmeyer, S., 1962. De danske Ugler, ed. 2: 1-387, fign, 33 pin. Aarhus, Unifersitetsforlaget. (p. 148). Kaaber, S., 1977. Danske traeksommerfugle fra 1976. —Flora Fauna 83: 57-64. -, 1982. Danske traeksommerfugle fra 1981. — Flora Fauna 88: 61-67. Nordstrom, F., 1938. In: F. Nordstrom, E. Wahlgren & D. Ljungdahl, 1935-1941, Svenska Fjärilar: I-IV, 1-353, 369 fign., 50 pin. Nordisk Familjeboks Förlags Aktiebolag, Stockholm, (p. 141). Urbahn, E. & H., 1939. Die Schmetterlinge Pommerns. — Stett. ent. Z. 100: 185-826 (p. 535).

Plantage Middenlaan 64, 1018 DH Amsterdam.