PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Vooys. Jaargang 34 bron Vooys. Jaargang 34. Stichting Tijdschrift Vooys, Utrecht 2016 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_voo013201601_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 3 [Nummer 1/2] Redactioneel Lokaal, nationaal, globaal, transnationaal, planetair. Deze termen vliegen u in deze steeds sterker geglobaliseerde wereld ongetwijfeld vaak om de oren. Maar wat betekenen ze nu eigenlijk voor de literatuur? Welke inzichten kan een transnationale benadering opleveren in ons onderzoeksveld? Dat zijn vragen die de redactie van Vooys ook bezighouden, en die wij graag beantwoord wilden zien in ons themanummer ‘Transnationalisme en Wereldliteratuur’. We hebben daarom een groot scala kenners ingevlogen. Allereerst komt literatuurwetenschapper Birgit Mara Kaiser aan het woord, die in haar introductie schrijft over belangen, uitdagingen en benaderingen van de vergelijkende literatuurwetenschap in de 21e eeuw. Zij stelt de vraag hoe we teksten uit uiteenlopende culturele, talige en historische contexten kunnen vergelijken - is dit niet onmogelijk? Als uitdagend antwoord noemt Kaiser het door Gayatri Chakravorty Spivak geponeerde planetair denken. De bevestiging van lezen als ‘wereld-maken’ vormt volgens haar de cruciale voorwaarde voor de literatuurwetenschap van deze tijd. Hierna leest u een bijzonder gesprek tussen hoogleraar wereldliteratuur Elleke Boehmer en promovendus cultureel erfgoed Wim Manuhutu. An Prudon tekende het gesprek op voor Vooys, en geheel in stijl van dit themanummer deed zij dat in het Engels. Hoogleraar Raphaël Ingelbien beschouwt in zijn artikel de grote literatoren die Ierland heeft voortgebracht. Juist door de vaak problematische relatie met hun vaderland konden zij belangrijk zijn bij de vorming van een internationaal georiënteerde literatuur. Ook bevraagt hij de rol van de Engelse taal en de omgang met het hedendaagse culturele erfgoed van Ierland hierin. Hoogleraar Michiel van Kempen werpt in zijn artikel licht op de nog altijd zeer beperkte bekendheid van Caraïbische auteurs in Nederland. Toch werd de P.C. Hooftprijs enige tijd geleden toegekend aan de Surinaamse schrijfster Astrid Roemer. Naar aanleiding hiervan schrijft Van Kempen over Caraïbische (met name vrouwelijke) auteurs, de reacties rondom de toekenning van deze prijs, en zijn visie hierop. Hierna neemt literatuurwetenschapper Madeleine Kasten u mee naar de wereld van adaptaties in haar artikel over Mark Osbornes verfilming van Antoine de Saint-Exupéry's Le Petit Prince. In de verfilming verschilt de vertelinstantie van die in het boek, en Kasten bespreekt de implicaties van deze keuze. Vervolgens komt student van de onderzoeksmaster Nederlandse letterkunde Roel Smeets aan het woord. Door Pascale Casanova's concept ‘world literary space’ en Laurens Hams these over autonomie en autoriteit van de moderne schrijver tegen elkaar af te zetten wordt duidelijk welke rol Parijs speelt in het oeuvre van drie naoorlogse Nederlandse auteurs: Remco Campert, Cees Nooteboom Vooys. Jaargang 34 4 en Willem Frederik Hermans. Ook literatuurwetenschapper Jeanette den Toonder en student Annique Garnier bespreken in hun artikel drie auteurs: de van oorsprong Iraanse Chahdortt Djavann, de Sloveense Brina Svit en de Roemeense Maria Maïlat. Deze migrantenschrijfsters verkeren in een entre-deux, een positie tussen twee culturen in, waarbij taal een belangrijk ijkpunt is. Den Toonder en Garnier betogen dat de beweging van transnationaliteit naar transculturaliteit meer ruimte kan betekenen voor de diversiteit van taal en een loskoppeling van het concept van de natie inhoudt. We grijpen terug naar adaptaties met het artikel van student van de onderzoeksmaster Nederlandse letterkunde Kim Smeenk. Met de wereldlijke verspreiding van literatuur en cultuur wordt het interessant om te kijken hoe vanuit verschillende culturele perspectieven met deze cultuurobjecten wordt omgegaan. In Smeenks artikel staan de recente King Lear-adaptaties van David Tse, Dennis Kelly en Tom Lanoye centraal. Smeenk onderzoekt hoe de adaptaties in inhoud en vorm op de veranderende culturele en economische verhoudingen in de wereld reflecteren. Je zou kunnen zeggen dat vertalingen een andere vorm van adaptatie zijn, want met de verplaatsing naar een andere cultuur kunnen ook inhoudelijke verschillen ontstaan. Een groep studenten van de cursus ‘Nederland-Duitsland: het jaar van de Duitse boekenweek en de Nederlandse Buchmesse’ reflecteert op vertalingen en de verspreiding van literaire teksten. In een overdenking, geschreven onder leiding van hoogleraar Paul Sars en student Maaike Pleging zetten de studenten hun gedachten op papier over de mogelijke verspreiding van Nederlandse auteurs in Duitsland. Onderdeel van hun project is om over een praktische uitwerking van hun ideeën na te denken, die u daarom in het artikel kunt terugvinden. De stijlbreuk wordt verzorgd door Hugo de Haas van Dorsser en Julia Kaiser. Onder de naam Wordbites spelen zij met woord en beeld. Redacteur An Prudon interviewde hoogleraar Jahan Ramazani. Zij sprak onder andere met hem over de institutionele implicaties van zijn boek A Transnational Poetics, en vroeg hem naar de emancipatoire en politieke beweegredenen achter zijn visie. En dit is nog maar een kleine inkijk in wat wij als redactie een uitdagend gesprek vinden, vol kritische reflectie van zowel Ramazani als Prudon. Voor de Verstand van Zaken beziet universitair docent Frank de Glas vervolgens de kansen van Nederlandse auteurs op de buitenlandse boekenmarkt en onderzoekt hij het beleid van uitgeverijen om over de grens hun producten te slijten. Hij signaleert drie trends die het de Nederlandse auteur nog wel eens moeilijk zouden kunnen maken: de komst van de kunst als digitaal beschikbaar product, het gegeven dat Nederlandse en Vlaamse jongeren steeds meer en vroeger in het Engels lezen, en de invloed van cultural migrants die de vraag nog meer op de voorgrond doen treden wat literatuur dan Nederlands of Vlaams maakt. De Glas vraagt zich af of de boekenuitgeverij binnenkort écht internationaal zal worden. In de In de Kast bespreekt universitair docent Martine Veldhuizen een vijftiende-eeuws traktaat van Albertanus van Brescia. In Die konste om te leren spreken ende swighen alst tijt is legt Van Brescia de vroege lezer uit dat en hoe we onze woorden moeten wegen. Veldhuizen betoogt dat deze tekst ook voor een hedendaagse lezer nut heeft. Is spreken inderdaad zilver, en zwijgen goud? In de columnreeks van deze jaargang Vooys. Jaargang 34 5 reflecteren auteurs op hedendaagse vertelcultuur. Dit keer illustreert dichter Obe Alkema op creatieve wijze hoe performativiteit, orale cultuur en digitale media kunnen samenkomen aan de hand van een aantal provocerende poëtische projecten. Daar kunt u zich van alles bij voorstellen - van glitchende YouTubefilmpjes tot kunstzinnige porno. Voor de Nieuwe Buitelingen keren we terug naar ons thema. Redacteur Anne Verhoef doet verslag van haar bezoek aan het Steinzium van de Wereldliteratuur: een ruimte vol literaire schatten in de Gorinchemse boekhandel De Mandarijn van Ro van Doesburg. De termen migrantenauteurs, en migrantenliteratuur worden wel eens als problematisch aangemerkt. Universitair docent Liesbeth Minnaard recenseert de studie Contemporary Migration Literature in German and English, waarin onder andere deze kwestie aan bod komt. Promovenda Sabine Waasdorp sluit het nummer af met een recensie van het onlangs gedigitaliseerde tijdschrift Armada, tijdschrift voor wereldliteratuur. Lees mee met deze reis om de wereld in zo'n 150 bladzijden! Vooys. Jaargang 34 8 Birgit Mara Kaiser Vergelijkende literatuurwetenschap in de 21e eeuw Belangen, uitdagingen, nieuwe benaderingen Vertaald door Jeske van der Velden De manier waarop wij gewend zijn literatuur te bestuderen - binnen de afbakeningen van nationale en linguistische grenzen - komt steeds meer onder druk te staan. We richten ons als lezers en academici steeds vaker op werken die zich buiten de vertrouwde bubbel van de Europese en Noord-Amerikaanse literatuur begeven. Dit roept allerlei vragen op voor de vergelijkende literatuurwetenschap. Hoe moet de letterkundige van morgen zich verhouden tot al die verschillende te bestuderen talen en literaturen? In haar theoretische inleiding op dit themanummer wijst dr. Birgit Mara Kaiser (Universiteit Utrecht) ons via onder andere transnationale poëtica en ‘planet-thought’ in de richting van een antwoord. Wie een taal spreekt neemt een wereld, een cultuur op zich. (Frantz Fanon, Black Skin, White Masks) De planetaire omvang van literaire productie en receptie wordt steeds beter zichtbaar binnen de vergelijkende literatuurwetenschap, en literaturen die zich buiten een Europese context bevinden vormen een steeds voornamer onderwerp van studie. Voor een wetenschap die ontstond na de Tweede Wereldoorlog en zich voornamelijk richtte op een beperkt aantal Europese literaire tradities en talen levert dit allerlei uitdagingen op. Want hoe vergelijken we teksten uit uiteenlopende culturele, talige en historische contexten, die bovendien putten uit een verscheidenheid aan mythologische, esthetische, poëticale of genre-gerelateerde registers - teksten die letterlijk zo ver bij elkaar vandaan liggen? Is dit niet onmogelijk binnen het tot nu toe gangbare vergelijkingskader, dat al sinds het einde van de achttiende eeuw bepaald wordt door een vrijwel exclusief Europese traditie en het idee van verwantschap tussen naburige tradities? Vanuit dit gangbare