Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 10 bron Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 10. Cyriel Buysse Genootschap, Gent 1994 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_med006199401_01/colofon.php © 2014 dbnl 5 Inleiding Alweer te laat! Het dreigt een slechte gewoonte te worden. Maar geef toe, de compensatie is niet gering. Het land van Buysse, volgens Cyriel Buysse dat u samen met deze Mededelingen ontvangt, is de licentieverhandeling waarmee Wouter Verkerken in juli 1994 aan de Universiteit Gent afstudeerde. We dachten dat ze de Buysse-lezers zou interesseren en we wilden ze dan ook, naar aanleiding van het verschijnen van de tiende aflevering van de Mededelingen, aan onze leden aanbieden. Vandaar de gecumuleerde vertraging, waarvoor wij ons tegen wil en dank alweer moeten verontschuldigen. De Mededelingen zelf lieten ook al een beetje op zich wachten (net als vorig jaar dus) doordat de afwerking van de aantekeningen bij de correspondentie Loveling-Fredericq nogal wat speurwerk heeft gevraagd. Niet alle vragen konden overigens worden opgelost en we houden ons graag aanbevolen voor aanvullingen en suggesties. Deze tiende aflevering van de Mededelingen bevat verder nog een nieuwe teksteditie die over twee nummers moest worden verdeeld. De publikatie van de jaarlijkse kroniek van de Vlaamse literatuur door Emile de Laveleye en Paul Fredericq wordt verzorgd door Marysa Demoor, verbonden als bevoegdverklaard navorser van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek aan de Universiteit Gent, Vakgroep Engels. Deze kroniek blijkt een verrassende rijkdom aan informatie te bevatten over onze negentiende-eeuwse literatuur en sluit bovendien mooi aan op de briefwisseling van Virginie Loveling en Paul Fredericq. De vertrouwde rubriek studies waarmee de Mededelingen traditioneel openen diende wat afgeslankt te worden ten gevolge van het grote aanbod teksteditie. We kunnen wel een uitgebreide versie brengen van de lezing van Yves T'Sjoen, wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Gent, vakgroep Nederlandse literatuur, in het kader van een F.K.F.O.-project Richard Minne. Wie op 8 december 1993 het colloquium bijwoonde in het statige en imposante gebouw van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent zal het boeiende verhaal over Buysse en Minne ongetwijfeld herkennen en ook de uitbreiding van het geciteerde materiaal waarderen. Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 10 6 In 1994 werd geen colloquium georganiseerd, maar werden de leden uitgenodigd voor een bijeenkomst in Nevele op 17 september. De dag werd ingezet met een zeer gesmaakte voorstelling van De Raadsheren van Nevele door Arca-directeur Jo de Caluwe. De voorziene wandeling in Buysses geboortedorp en omstreken viel letterlijk in het water doordat het onophoudend heeft geregend, maar de vele belangstellenden werden uitvoerig en bijzonder gastvrij ontvangen door notaris Duerink, de huidige eigenaar van de fabriek Buysse-Loveling en het bijhorende woonhuis, dat op een schitterende manier bewaard en gerestaureerd wordt. De afsluitende Kroniek is dit jaar vrij kort en maakt vooral melding van enkele publikaties waarin Cyriel Buysse ter sprake komt. Wel konden we daar al een verrassende nieuwe publikatie aankondigen, wellicht voor de volgende aflevering van de Mededelingen: onbekende teksten van Cyriel én van zijn zus Alice Buysse. DE REDACTIE Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 10 7 Van hoogten en laagten Over Richard Minne en Cyriel Buysse door Yves T'Sjoen (Universiteit Gent) Richard Minne en Cyriel Buysse ontmoetten elkaar voor het eerst op 24 augustus 1929(1). Maurice Roelants, die Buysse naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag voor De Telegraaf had geïnterviewd, stelde beide schrijvers aan elkaar voor. Die ontmoeting is er evenwel niet echt gekomen op aandringen van Roelants. Richard Minne had namelijk in het Vandaag-nummer van 15 september 1929, dat nagenoeg integraal aan Cyriel Buysse was gewijd, zijn wens uitgedrukt ‘onzen Vlaamschen schilder’ eens ‘tusschen vier oogen te zien’. Richard Minne had op instigatie van Roelants, die redactiesecretaris was van Vandaag, Vlaamsche half-maandelijksche kroniek, een bijdrage geschreven waarin hij zijn adoratie voor het oeuvre van Buysse op de hem typische anekdotische, eigenzinnige en sarcastische manier toelichtte. De Gentse nonconformist formuleerde zijn bewondering in de vorm van een brief, die is gedateerd ‘6 Juli 1929’, en sloot af met de volgende passage: Wie, van de Gentenaars met litteraire bevliegingen, is er [Buysses houten werkhuisje op de Molenberg] niet eens rondom geslopen, in de vage hoop zijn bewoner eens tusschen vier oogen te zien? Mij is het, helaas! nooit gelukt. Telkens tufte Cyriel mij in zijn torpedo voorbij of zijn groote, logge hond, kwam met onvriendelijke bedoelingen achter den pinnekensdraad naar mijn Zondagsche broek gesprongen.(2) De volgende maand kreeg Richard Minne zijn zin, en bij die ene ontmoeting zou het niet blijven. (1) Cyriel Buysse 1859-1932. Gent, 1982, Herdenkingscomité Cyriel Buysse, p. 127. (2) Richard Minne, ‘Hoe Vlamingen Cyriel Buysse bewonderen’, in Vandaag, Vlaamsche half-maandelijksche kroniek, nr. 15 (15 september 1929), p. 329. (verder Minne, ‘Cyriel Buysse’, Vandaag). Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 10 8 Dat niet alleen Richard Minne een opmerkelijke bewondering koesterde voor ‘onze Vlaamsche Zola’(3) zoals hij Buysse noemde, maar dat die sympathie voor het literaire werk ook wederzijds was, is weinig verbazingwekkend. Maurice Roelants schreef in zijn bijdrage voor De Telegraaf, Herinneringen aan Cyriel Buysse dank zij een interview, over de waardering van Buysse voor Minne: Cyriel Buysse betoont een speciale sympathie voor het werk van Richard Minne, die hij een origineel talent van Vlaanderen noemt (...)(4) Hoewel Minne tot een volgende, naoorlogse generatie schrijvers behoorde, schreef hij vanuit een vergelijkbaar sociaal voelen als Cyriel Buysse, niet even produktief maar vooral met eenzelfde intensiteit en vanuit een gelijkaardige geestesgesteldheid(5). En wat Minne het hoogste aansloeg in Buysses oeuvre, de ironie, was de wezenstrek van zijn eigen literaire persoonlijkheid. In wat volgt willen we dan ook dieper ingaan op de affiniteit tussen Richard Minnes en Cyriel Buysses oeuvre. We kozen hiervoor als uitgangspunt het literaire en kritische werk van de Gentse auteur. Minnes hele schrijverschap, van de socialistische tendensliteratuur in de aanvangsperiode tot de humoristische en sarcastische columns en prozaschetsen die hij van 1931 tot 1965 voor de krant Vooruit schreef, is doorspekt met uitspraken over het werk van Buysse. Richard Minne heeft de verschillende stadia van zijn schrijverschap steeds geprofileerd vanuit een zeker ontzag voor Buysses romans, voor de impact van diens vertelwijze, voor ‘de realistische romancier (...) [die] als 't ware vastgezogen zit aan het milieu en de streek waar zijn verhalen zich afspelen.’(6) (3) Richard Minne, ‘Voor een plechtige Cyriel Buysse-herdenking’, in ‘Pro en contra’, Het Geestesleven, Vooruit, 30 april 1959. (4) Maurice Roelants, ‘Herinneringen aan Cyriel Buysse dank zij een interview’, in Schrijvers, wat is er van den mensch?. Brussel/Rotterdam, 1943, A. Manteau/Nijgh & Van Ditmar, p. 44-55, p. 45. Het interview is afgedrukt in De Telegraaf op 5, 7 en 10 september 1929. (5) In tegenstelling tot wat Jan Schepens beweerde in De Vlaamsche Gids (cf. noot 46). (6) Richard Minne, Cyriel Buysse. Brussel, 1959, A. Manteau (Monografieën over Vlaamse Letterkunde), p. 5. (verder Minne, Buysse, monografie). Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 10 9 Richard Minne heeft zich op rijpere leeftijd altijd gedistantieerd van zijn eerste publikaties, die verschenen in enkele vrij obscure, Gentse studententijdschriften als Jonge Krachten, Vlaamsche Zonen en De Heremans-zonen. Ook zijn poëzie, prozaschetsen en kritische opstellen in de Volksalmanak en het literaire bijblad van Vooruit in de periode 1909-1917(7) zou hij later als oninteressant jeugdwerk afzweren. In die bijdragen is een sociaal bewogen schrijver aan het woord die niet enkel hymnische, conventionele natuurgedichten concipieerde - onder invloed van zijn leraar op het Atheneum, René de Clercq - maar ook naturalistisch getinte, idealistische novellen afwisselde met socialistische tendenspoëzie. De auteur slaagde er noch op het praktische, creatieve niveau noch op literair-theoretisch gebied in een eigen visie of idioom te ontwikkelen. Minnes vroegste verhalen stijgen amper uit boven de banaliteit van een moraliserende, romantische zedenschets of het nauwelijks versluierde politieke pamflet. Toch ondernam de jonge schrijver pogingen om zijn eerste literaire voortbrengselen te plaatsen in de eigentijdse stromingen. Naast de invloed van het naturalisme, dat stilaan op de achtergrond raakte ten gunste van meer impressionistische, neo-romantische en symbolistische literatuur, wees hij vooral op het belang van ‘onze nieuwere litteratuur (...) in Noord-Nederland’. Minne voelde die poëticale verschuiving aan en commentarieerde die als volgt: En nu, in onze nieuwere litteratuur, krijgen wij in Noord-Nederland, 'n gansche schaar jongeren die de kunst willen maken tot iets eerlijks, tot zuiver-reëele kunst. Hun leger is sterk: Herman Heyermans, Isidoor Quérido, Lod. Van Deyssel, P. Van der Meer, Stijnen en tal van anderen. Met dergelijke mannen moet 'n letterkunde bloeien.(8) De speurende, nog onzekere criticus vermeldde niet toevallig de namen van Heijermans en Quérido, van wie