Mededelingen Van Het Cyriel Buysse Genootschap 14
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 14 bron Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 14. Cyriel Buysse Genootschap, Gent 1998 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_med006199801_01/colofon.php © 2014 dbnl 5 Inleiding Deze veertiende aflevering van de Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap opent met de teksten van de lezingen die werden gehouden op het colloquium van 3 december 1997 in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent. Joris van Parys, inmiddels een bekende naam voor de lezers van de Mededelingen, hield er een boeiende uiteenzetting over Buysses relatie met de Franstalige literatuur en heeft zijn tekst voor deze publicatie rijkelijk van breed gedocumenteerde noten voorzien. Waarmee hij alweer een belangrijke bouwsteen toevoegt aan de Buysse-biografie die hij aan het voorbereiden is. Jan Luyssaert, voorzitter van de heemkundige kring ‘Het Land van Nevele’ en ook Loveling-kenner, heeft zich in het spoor van Johan Taeldeman nu ook verder verdiept in de ‘reële’ achtergronden van Buysses werk. Niet zonder resultaat: hij is er onder meer in geslaagd Reus Balduk uit Het recht van de sterkste te identificeren. Dat de Gentse dichter, prozaschrijver en columnist Prosper de Smet, alias Polke Pluym, een groot liefhebber is van Buysse zal voor de Buyssevrienden en/of trouwe lezers van onze ‘Kroniek’ wellicht geen nieuws zijn. Maar het mag wel een verrassing heten dat hij zich vorig jaar liet inspireren tot het schrijven van een gedicht over ‘Cyriel en zijn auto’. We zijn ook heel blij dat hij zijn eerder al uitgesproken liefde voor de brieven van Rosa Rooses aan haar ‘ventje’ Cyriel in een apart verhaal heeft willen verduidelijken. De volgende bijdragen in deze aflevering vallen dan weer binnen het gewone verwachtingspatroon. Ludo Stynen, auteur van een monumentale monografie over Rosalie en Virginie Loveling (waarover meer in de ‘Kroniek’ van deze aflevering), heeft bij zijn speurtocht naar leven en werk van Cyriel Buysses beroemde tantes onder meer een verzameling aangelegd van brieven van en aan Anton Bergmann. Onder de correspondenten van de auteur van Ernest Staas advocaat, was Virginie Loveling, die echter alle brieven die ze ooit van Tony kreeg vernietigde. De bewaarde briefwisseling is van belang voor de studie van Virginie Loveling, die zeer bevriend was met Mevrouw Bergmann, Elisa Van Acker. In haar uitvoerige studie over de toneelbewerking die door Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 14 6 Boudewijn vander Plaetse werd gemaakt van Buysses roman Tantes, heeft Katrien de Muynck de praktische analyse weergegeven die het hoofdbestanddeel vormde van haar licentieverhandeling (Universiteit Gent, 1995). En we laten ook een nog niet afgestudeerd Gents Germanist aan het woord: bij zijn lectuur van Het gezin Van Paemel ontdekte Pieter Goetgebuer, tweedejaarsstudent in 1997-1998, een nooit eerder opgemerkte ‘slordigheid’ waarop hij hier de aandacht mag vestigen. Uw eenkoppige redactie-kroniekschrijfster was bij één van haar zoek-tochten naar nieuwe (of oude) opvoeringen van Buysse zó enthousiast over de interpretatie van Het gezin Van Paemel door Theater de Waanzin dat ze met regisseur Luc de Bruycker is gaan praten. De neerslag van het gesprek was te omvangrijk om in de gewone ‘Kroniek’ te worden verwerkt en werd dus opgenomen als apart stukje. Over deze productie, en de herneming hiervan in maart 1999, valt overigens nog meer te vernemen in de ‘Kroniek’ zelf. De reeds meermaals in het vooruitzicht gestelde aanvullende bijdrage over de Gentse plaatsnamen in Buysses werk moet alweer worden uitgesteld. Wie geïnteresseerd is in Buysses toponymie vindt echter alvast meer over Akspoele in de bijdrage van Luc Vandaele. 1998 mag worden afgesloten met een terugblik op een geslaagde wandeling onder de leiding van Jan Luyssaert, in de omgeving van het kasteel Ooidonk op 26 september. Het was verademend zacht en droog weer na de overstromingen nauwelijks enkele weken tevoren. Na de wandeling waren de meer dan dertig aanwezige leden te gast in d'Ouwe Hoeve, aan de voet van het kerkje te Deurle. Jo Decaluwe bracht een deel van zijn programma Och Hiere God Toch. DE REDACTIE Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 14 7 ‘Toute la Flandre est en lui’ Cyriel Buysse en de Franstalige Vlaamse literatuur(*) door Joris van Parys In 1805 publiceerde de Ieperse rederijker Frans Donaat van Daele de eerste afleveringen van een grammaticaal-literair handboek waarin hij bij wijze van inleiding een ironische brief aan zichzelf opnam: ‘Maer vriend, maer Vriend, () wat gaet gy doen met uwe Leesboekskes? () wie sal daer méde synen tyd verslyten? Weet gy niet dat men niet meer leest, dan wat Fransch, en meest nog franschfransch?’(1) Een eeuw later, in 1903, komt Cyriel Buysse tot dezelfde bevinding: ‘Ons volk leest niet. Ons volk is onwetend en daardoor verlaagd.’(2) Ja, Hendrik Conscience (1812-1883) was ‘de man die zijn volk leerde lezen’, maar de hele waarheid is dat zijn volk alleen Conscience las. Juist omdat zijn immense populariteit geen echte leescultuur, geen blijvende algemene belangstelling voor boeken had opgeleverd, moesten de volgende generaties Vlaamse schrijvers van meet af aan beginnen. Buysse constateert in 1903 dat het West-Vlaamse dorp Avelgem Stijn Streuvels alleen kent als bakker Lateur(3) (*) Deze tekst is een bewerking van de lezing die de auteur op 3 december 1997 heeft gehouden tijdens het colloquium van het Cyriel Buysse Genootschap te Gent, in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. (1) Frans Donaat van Daele (1737-1818), Tyd-verdryf. Ondersoek op de Néder-duytsche Spraek-konst. Met de noodige Lessen op de Néder-duytsche Vers-maekerye. Kort gesegd De Schóle der Schól-meesters ende Oefenperk der Dichters, Doorsaeyd met Stukskes van allerhande slach soo ten voorbeelde voor alsnog onbedrévene Schryvers, als tot voedsel en vermaek des geests voor alle slach van menschen (uitgegeven als tijdschrift: 41 afleveringen in 1805-1806). Van Daele was arts, stadsmagistraat in Ieper en prins van de rederijkerskamer Rozieren met Melody. Zie Hermine J. Vieu-Kuik en J. Smeyers, De letterkunde in de achttiende eeuw in Noord en Zuid (deel VI van de Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden), Antwerpen 1975, p. 374-375. (2) Cyriel Buysse (1859-1932), ‘Belgische intellectuele toestanden’ in Groot-Nederland, le jg. (1903), dl. I, p. 348-362; VW 7, p. 3-17. (3) Stijn Streuvels (pseud. van Frank Lateur, 1871-1969) werkte tot 1905 in de bakkerij van zijn ouders in Avelgem. Na de publicatie van zijn eerste boek (Lenteleven, 1899) schreef hij in een (ongedateerde) brief aan August Vermeylen: ‘De Westvl. Critiek begint hare bespreking met te zeggen dat ik beter zou zien of mijn brood niet verbrandt’ (AMVC: S 935, 113852/3). Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 14 8 en dat het jaren heeft geduurd voor het tot het Oost-Vlaamse Nevele doordrong dat de oudste zoon van cichoreifabrikant Louis Buysse boeken schreef. Dat de culturele verpaupering van Vlaanderen na de Franse tijd alleen maar erger werd was het gevolg van de verfransingspolitiek van de Belgische Staat(4), de sociale misstanden van de industriële revolutie en de rond 1880 op de spits gedreven tegenstelling tussen vrijzinnig en katholiek, die desastreuze consequenties had voor het onderwijs(5). De legerstatistieken uit die jaren liegen er niet om. Uit de antwoorden op een vragenlijst die in 1882 aan 20-jarige dienstplichtigen werd voorgelegd bleek in een aantal Vlaamse militiekantons dat minder dan de helft kon lezen en schrijven. Op de vraag welke boeken ze hadden gelezen antwoordden de meesten: ‘de catechismus’. - Boeken in Vlaanderen anno 1890: ‘Nog zie ik ze voor het raam van eenige winkels liggen,’ vertelt Abraham Hans in zijn jeugdherinneringen aan Roeselare; ‘Bakelandt en zijn Bende, De verstandige Hovenier, Raadselboekje, Brievenboek voor de Verliefden, Uitleg van Droomen, Raadselboekje, Snoucks Almanak en een paar andere almanakken ...en het was alles!’(6) De ongeletterdheid van de lagere sociale klassen was niet de enige reden waarom er in Vlaanderen zo verbijsterend weinig werd gelezen. Niet minder reëel was de cultuurloosheid van de middenklasse, die beter had leren rekenen dan lezen en schrijven, en van de verfranste hogere standen het vooroordeel had overgenomen dat (4) In een recent artikel (‘Het Frans in Vlaanderen: een geschiedenis’ in Kultuurleven, juli 1998) komt Vic Nachtergaele tot de amusante conclusie dat het francofone België van de jaren 1830-1870 er ‘alle belang bij had een cultuurflamingantisch klimaat te creëren’ door zich op te werpen als erfgenaam van de Zuidelijke Nederlanden en op die manier zijn onafhankelijkheid van Frankrijk te rechtvaardigen. De vraag is of de 19de-eeuwse Frans-Belgische literatuur waarin het verleden van Vlaanderen wordt verheerlijkt opweegt tegen het nuchtere feit dat de herleving van het Vlaams als cultuurtaal systematisch werd belet (met name door de verfransing van het onderwijs in Vlaanderen: zie noot 35, 8e regel e.v.) en dat een Vlaming die weigerde de in het Frans gestelde geboorteakte van zijn zoontje te ondertekenen gerechtelijk kon worden vervolgd - zoals Domien Sleeckx in 1844 ondervond. (5) De ‘schoolstrijd’ (1879-1884) ging gepaard met de sluiting van honderden gemeenteschooltjes; politieke propaganda en intimidatie van ouders verstoorden jarenlang de werking van het onderwijs. (6) Abraham Hans (1882-1939), ‘Uit mijn leven’ in A. Hans' Romanweekblad, 25.12.1938, 2e jg., p. 192. Mededelingen van het Cyriel Buysse