Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De Achttiende Eeuw. Jaargang 46 bron De Achttiende Eeuw. Jaargang 46. Z.n. [Uitgeverij Verloren], Hilversum 2014 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_doc003201401_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 3 [2014/1] De kunst van het liegen Waarheid versus bedrog in de achttiende eeuw Marleen de Vries Toen Giacomo Casanova in 1797 besloot zijn memoires te publiceren, wist hij dat hij een dwaasheid beging door een aantal wilde avonturen ongecensureerd op papier te zetten. Hij was tweeënzeventig. Zijn vermaarde charmes waren misschien op, zijn geheugen werkte nog prima. In de jaren ervoor had hij 3700 pagina's weten te vullen over zichzelf en zijn tijdgenoten, gedeeltelijk als remedie tegen de verveling. Als laatste schreef hij een voorwoord. Daarin vertrouwde hij zijn lezers toe dat hij de waarheid altijd had liefgehad ‘en wel zo hartstochtelijk dat ik soms mijn toevlucht tot liegen nam om haar tot hoofden te laten doordringen die er de bekoring niet van kenden. [...] Ik bedroog hen om hun ogen te openen; ik voelde mij ook niet schuldig, want mijn drijfveer was niet hebzucht’.1 Het is geen toeval dat een van de meest notoire bedriegers en charmeurs uit de achttiende eeuw in zijn voorwoord thema's als waarheid en leugen aansnijdt. Casanova was een kind van zijn tijd en wist dat de publieke druk om niet te liegen slechts groter was geworden in de eeuw waarin hij leefde. Waar de gemiddelde burger wellicht een (iets) betrouwbaarder en eerlijker mens was geworden in de loop der eeuwen, lijkt juist de professionele bedrieger, waartoe we Casanova kunnen rekenen, op te rukken in de achttiende eeuw. In het buitenland staat de eeuw daarom bekend als ‘a defining period for modern concepts of fraud’ en als ‘an age of forgery’.2 Oplichters maakten handig gebruik van het feit dat de wereld snel veranderde. Voor vervalsers vormden alle nieuwe financiële waardepapieren een regelrechte uitdaging. De herontdekking van de Middeleeuwen had pseudo-Middeleeuwse poëzie tot gevolg. En omdat de achttiende-eeuwer niet genoeg kon krijgen van reisverslagen over exotische oorden, zag de opportunist ook hier zijn kans schoon. ‘It was an age of plagiarism, and travel liars appropriated material from other travelers and, ironically, from other travel liars’.3 Hoewel er in het buitenland al langere tijd onderzoek wordt gedaan naar achttiende-eeuws bedrog is er in Nederland weinig aandacht besteed aan het onderwerp. Dat ligt zeker niet aan een gebrek aan oplichters, maar hangt samen met het gegeven dat 1 Casanova, De school van het leven, 17. 2 Baines, The House of Forgery, 2, 8. 3 Adams, Travelers and Travel Liars, 11-12. De Achttiende Eeuw. Jaargang 46 4 bedrog over het algemeen moeilijk is te reconstrueren.4 Genoeg reden voor de Werkgroep 18e Eeuw om een congres te wijden aan ‘De kunst van het liegen’, dat plaats vond op 17 en 18 januari 2014 in Amsterdam. Een korte inleiding. Achterdocht en vertrouwen Casanova zou het ongetwijfeld aan de stok hebben gekregen met leeftijdgenoot Immanuel Kant. Terwijl de katholieke, reislustige levensgenieter zijn bedrog in 1797 rechtvaardigde en legitimeerde met een beroep op de waarheid, voerde de protestantse filosoof die Pruisen zelden verliet, het debat over leugen en waarheid in datzelfde jaar tot een voorlopig hoogtepunt. Zelfs een leugentje om bestwil was zijns inziens verboden. In Über ein vermeintes Recht aus Menschensliebe zu lügen (1797) betoogde hij dat men onder alle omstandigheden de plicht had eerlijk te zijn. Zelfs al zou men daarmee een crimineel helpen.5 Strenger dan Kant zou het niet worden, hoewel ook denkers als Montaigne en Bacon de leugenaar al als lafaard beschouwden.6 En in het protestante Nederland was het heel normaal om de bevolking met een beroep op de bijbel op hun verantwoordelijkheid te wijzen. In 1735 wijdde een tijdschrift als Het weekelyks Orakel, waarachter de doopsgezinde Amsterdamse boekhandelaar Marten Schagen schuil ging, een geheel nummer aan de vraag of een ‘Leugentje, om profyts wille’ was toegestaan.7 Nee, aldus het orakel. ‘De hatelyke natuur des LEUGENS, de gezonde Reden, en Gods uitdrukkelyke Wet, verbied het [...] volslagen’. Vooral vreesde het orakel de maatschappelijke onrust die het gevolg zou zijn van list en bedrog. Laat hem daarenboven denken, dat hy een Lid der Menschelyke Maatschappye is; dat hy verpligt is, zoo veel in hem zy haar heil te bevorderen; dat hy met te Liegen het onderling vertrouwen breeken, agterdogt, schade, met andere onheilen en quade gesteltenissen verwekken, gelyk door altoos waar te spreeken de ongekreukte Eerlyheit van mond en hart handhaven zal.8 Die angst voor verstoring van de maatschappelijke orde lijkt kenmerkend voor 4 Een goede inleiding op het onderwerp is Baines, The House of Forgery. Zie verder: Bok, Lying; Derrida, Histoire du mensonge; Groom, The Forger's Shadow; Haywood, Faking it; Keevak, The Pretended Asian; Lynch, Deception and Detection; Moore, The Appearance of Truth; Shapin, A Social History of Truth; Smyth, The Habit of Lying. In Nederland: Altena, Diederiks en Faber (red.), Feit en fictie in misdaadliteratuur; De Haas (red.), Achter slot en grendel. 5 Bok, Lying, 37-46. 6 Shapin, A Social History of Truth, 81-82. 7 Over dit tijdschrift en zijn auteur: Hanou, ‘De geleerdentijdschriften van Marten Schagen’, I. 8 Het weekelyks orakel (28 September 1735) citaten op 41, 42 en 45. De Achttiende Eeuw. Jaargang 46 5 de achttiende eeuw. In de eeuwen ervoor kwam het onderlinge vertrouwen op basis van ongeschreven wetten ‘face-to-face’ tot stand. De wereld was relatief klein en overzichtelijk. ‘Premodern society looked truth in the face’.9 Bijna vanzelfsprekend kon men er op rekenen dat een ‘gentleman’ zich beschaafd en eerlijk gedroeg, zoals Locke beschrijft in zijn Some thougths concerning education (1693). Diens eer, stand en waardigheid verboden hem te liegen. Vertrouwen was een zaak tussen heren.10 Anders lag dat voor iemand als Antoni van Leeuwenhoek, die noch gentleman noch wetenschapper was, maar wel briljant. Hij moest vertrouwen zien af te dwingen bij de Royal Society in Londen. Zijn brieven aan het genootschap over zijn opzienbarende en voor niet-specialisten nogal ongeloofwaardige ontdekkingen, liet hij vergezeld gaan van acht getuigenverklaringen.11 Zonder dergelijke getuigschriften kwam men niet ver in de achttiende eeuw. De complexiteit van de samenleving zorgde er voor dat het ooit zo heilige geloof in de mensheid begon af te brokkelen. Voortaan moest men op abstracter niveau zien te vertrouwen.12 Een complexe wereld In de eerste decennia van de achttiende eeuw moet de maatschappij behoorlijk complex zijn geworden en daardoor moeilijker te overzien. Dankzij nieuwe wetenschappelijke inzichten en communicatiemiddelen werd de wereld groter; socialer ook door fenomenen als trekschuiten en genootschappen. Dat was aantrekkelijk, maar ook gevaarlijk: bij elke nieuwe ontdekking of inzicht, bij elk krantenartikel of verrassende ontmoeting moest men het risico incalculeren bedrogen te worden. Wie de kleinschaligheid van een dorp inruilde voor de anonimiteit van de stad moest helemaal oppassen. En degene die het zich kon permitteren om een geleerdentijdschrift als de Boekzaal van Europe bij te houden, ontdekte daarin allerlei nieuwe wetenschappelijke ‘waarheden’ en moest gaan geloven in zaken die voorheen voor onmogelijk werden gehouden.13 Ook het kwaad leek in Nederland in de eerste decennia van de eeuw steeds complexer te worden en niet alleen grotere, maar ook onzichtbaarder vormen aan te nemen. Zo vormde de paalworm in 1730 een enorme bedreiging voor de fundamenten van de Nederlandse dijken en daarmee voor het land. En dan was er het kwaad dat ‘sodomie’ heette, een kwaal die al net zo moeilijk te detecteren en even ondermijnend voor de Republiek was als de paalworm. 9 Shapin, A Social History of Truth, 410. 10 Ibidem, 73-74. 11 Ibidem, 306. 12 Ibidem, 410-412. 13 Ibidem, 198-199. De Achttiende Eeuw. Jaargang 46 6 De meeste opwinding en woede veroorzaakte echter de windhandel in 1720. Deze nationale zwendel in aandelen vormde het ultieme bewijs dat het realiteitsbesef van de Nederlander aan het afbrokkelen was. Waarheid en bedrog stonden opeens in het middelpunt van de belangstelling en begrippen als ‘waar’ en ‘vals’ domineerden het maatschappelijk debat. Want, hoe gek moest men zijn om ‘echt’ geld, in munten, om te ruilen voor onzichtbaar geld in de vorm van waardepapieren? En waar moest het heen met het land als de ware koophandel in tastbare producten werd vervangen door nephandel in speculatieve aandelen?14 Over dergelijke maatschappelijke vraagstukken en bijbehorende emoties kon men in deze periode vooral lezen in de commerciële tijdschriften en toneelstukken van een groep schrijvende pioniers: journalisten, toneel- en romanschrijvers.15 Zij experimenteerden met literaire vorm en inhoud, in de hoop op publiek en inkomsten, en creëerden daarmee, achteraf bekeken, de moderne roman en de moderne journalistiek.16 Met veel leedvermaak wezen deze opportunistische schrijvers hun lezers op de onvolkomenheden van de mens en zijn neiging tot hypocrisie en leugenachtigheid; thema's die naderhand tot het vaste repertoire van de Nederlandse literatuur en journalistiek behoorden. Jacob Campo Weyerman zag de windhandel vooral als een kans om zichzelf als journalist te profileren. Op vrijdag 13 September 1720 lanceerde hij vanuit Rotterdam zijn eerste satirische weekblad onder de naam Rotterdamsche Hermes. Daarin beschreef hij de ‘Aktionisten’ als ‘Lantpalingen, Vipers genoemt, dewelke den buik en het ingewant van hare vruchtbare Moeder doorknagen’.17 In tijdschriften als die van Weyerman en consorten vormde de waarheid een terugkerend thema. Altijd als tegengif tegen de leugen. Geen auteur twijfelde er aan of die waarheid bestond. Nergens werd het begrip geproblematiseerd. Nihilisme en de latere negentiende-eeuwse en postmoderne scepsis ten opzichte van de waarheid ontbraken geheel en al. Zij was uniform en consistent.18 Wel vroeg menig satiricus zich af of zijn lezers wel rijp waren voor de waarheid.